gepubliceerd op 31 maart 2022
Wet houdende verlaging van lasten op arbeid
28 MAART 2022. - Wet houdende verlaging van lasten op arbeid (1)
FILIP, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
De Kamer van volksvertegenwoordigers heeft aangenomen en Wij bekrachtigen, hetgeen volgt : TITEL 1. - ALGEMENE BEPALING
Artikel 1.Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 74 van de Grondwet.
TITEL 2. - FINANCIEN HOOFDSTUK 1. - Bijzondere bijdrage voor de sociale zekerheid
Art. 2.In artikel 107, enig lid, 2°, van de wet van 30 maart 1994Relevante gevonden documenten type wet prom. 30/03/1994 pub. 07/02/2012 numac 2012000056 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet houdende sociale bepalingen type wet prom. 30/03/1994 pub. 27/01/2015 numac 2015000029 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet houdende sociale bepalingen sluiten houdende sociale bepalingen, vervangen bij de wet van 22 februari 1998 en laatstelijk gewijzigd bij de wet van 30 december 2009, worden de woorden "228, § 2, 6° " vervangen door de woorden "228, § 2, 7° bis".
Art. 3.In artikel 108, § 1, van dezelfde wet, laatstelijk gewijzigd bij het koninklijk besluit van 11 december 2001Relevante gevonden documenten type wet prom. 27/06/1969 pub. 24/01/2011 numac 2010000730 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten3 worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in het eerste lid wordt de tweede zin, die begint met de woorden "Die bijdragen" en eindigt met de woorden "op 731,28 EUR." opgeheven; 2° tussen het eerste en het tweede lid, dat het vierde lid wordt, worden twee leden ingevoegd, luidende: "Die bijdrage wordt bepaald indien het gezinsinkomen: - begrepen is in de schijf van 18 592,02 euro tot 21 070,96 euro: op 5 pct.van het gedeelte van het gezinsinkomen dat meer bedraagt dan 18 592,02 euro; - begrepen is in de schijf van 21 070,97 euro tot 37 344,00 euro: op 123,95 euro verhoogd met 1,3 pct. van het gedeelte van het gezinsinkomen dat meer bedraagt dan 21 070,96 euro; - begrepen is in de schijf van 37 344,01 euro tot 40 977,26 euro: op 335,50 euro verhoogd met 4,0090 pct. van het gedeelte van het gezinsinkomen dat meer bedraagt dan 37 344,00 euro; - begrepen is in de schijf van 40 977,27 euro tot 60 181,95 euro: op 481,96 euro verhoogd met 1,2996 pct. van het gedeelte van het gezinsinkomen dat meer bedraagt dan 40 977,26 euro; - hoger is dan 60 181,95 euro: op 731,28 euro.
In afwijking van het tweede lid, wordt de bijdrage voor gezinnen ten laste van wie een gemeenschappelijke aanslag wordt gevestigd overeenkomstig de artikelen 126 en 243 tot 244bis van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, bepaald indien het gezinsinkomen: - begrepen is in de schijf van 18 592,02 euro tot 21 070,96 euro: op 5 pct. van het gedeelte van het gezinsinkomen dat meer bedraagt dan 18 592,02 euro; - begrepen is in de schijf van 21 070,97 euro tot 60 181,95 euro: op 123,95 euro verhoogd met 1,3 pct. van het gedeelte van het gezinsinkomen dat meer bedraagt dan 21 070,96 euro; - begrepen is in de schijf van 60 181,96 euro tot 74 688,00 euro: op 632,39 euro; - begrepen is in de schijf van 74 688,01 euro tot 81 944,00 euro: op 632,39 euro verhoogd met 1,3629 pct. van het gedeelte van het gezinsinkomen dat meer bedraagt dan 74 688 euro; - hoger is dan 81 944,00 euro: op 731,28 euro.".
Art. 4.In artikel 109, § 1, van dezelfde wet, laatstelijk gewijzigd bij het koninklijk besluit van 11 december 2001Relevante gevonden documenten type wet prom. 27/06/1969 pub. 24/01/2011 numac 2010000730 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten3, worden de volgende wijzigingen aangebracht: a) het tweede lid wordt vervangen als volgt: "Deze inhouding bedraagt: 1° indien het loon dat per werknemer driemaandelijks wordt aangegeven begrepen is in de schijf van 5 836,14 euro tot 6 570,54 euro: 4,22 pct.van het gedeelte van het maandloon dat meer bedraagt dan 1 945,38 euro, wanneer dit maandloon begrepen is in de schijf van 1 945,38 euro tot 2 190,18 euro; 2° indien het loon dat per werknemer driemaandelijks wordt aangegeven begrepen is in de schijf van 6 570,55 euro tot 11 211,00 euro: 10,33 euro, verhoogd met 1,1 pct.van het gedeelte van het maandloon dat meer bedraagt dan 2 190,18 euro, wanneer dit maandloon begrepen is in de schijf van 2 190,19 euro tot 3 737,00 euro; 3° indien het loon dat per werknemer driemaandelijks wordt aangegeven begrepen is in de schijf van 11 211,01 euro tot 12 300,00 euro: 27,35 euro, verhoogd met 3,38 pct.van het gedeelte van het maandloon dat meer bedraagt dan 3 737,00 euro wanneer dit maandloon begrepen is in de schijf van 3 737,01 euro tot 4 100,00 euro; 4° indien het loon dat per werknemer driemaandelijks wordt aangegeven begrepen is in de schijf van 12 300,01 euro tot 18 116,46 euro: 39,61 euro, verhoogd met 1,1 pct.van het gedeelte van het maandloon dat meer bedraagt dan 4 100,00 euro wanneer dit maandloon begrepen is in de schijf van 4 100,01 euro tot 6 038,82 euro; 5° indien het loon dat per werknemer driemaandelijks wordt aangegeven hoger is dan 18 116,46 euro: 60,94 euro."; b) tussen het tweede en het derde lid, dat het vierde lid wordt, wordt een lid ingevoegd, luidende: "In afwijking van het tweede lid, bedraagt de inhouding voor personen ten laste van wie overeenkomstig de artikelen 126 en 243 tot 244bis van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 een gemeenschappelijke aanslag wordt gevestigd in de inkomstenbelasting: 1° indien het loon dat per werknemer driemaandelijks wordt aangegeven begrepen is in de schijf van 5 836,14 euro tot 6 570,54 euro: 5,90 pct.van het gedeelte van het maandloon dat meer bedraagt dan 1 945,38 euro, wanneer dit maandloon begrepen is in de schijf van 1 945,38 euro tot 2 190,18 euro, met een minimum van 5,15 euro per maand voor personen wier echtgenoot eveneens beroepsinkomsten heeft.
Voor personen wier echtgenoot eveneens beroepsinkomsten heeft en waarvan het driemaandelijks aan te geven loon begrepen is in de schijf van 3 285,29 euro tot 5 836,14 euro wordt de inhouding forfaitair bepaald op 5,15 euro per maand; 2° indien het loon dat per werknemer driemaandelijks wordt aangegeven meer bedraagt dan 6 570,54 euro: 14,44 euro, verhoogd met 1,1 pct.van het gedeelte van het maandloon dat meer bedraagt dan 2 190,18 euro, zonder dat deze inhouding meer kan bedragen dan: a) 51,64 euro per maand voor de personen wier echtgenoot eveneens beroepsinkomsten heeft; b) 60,94 euro per maand voor de personen wier echtgenoot geen beroepsinkomsten heeft."; c) in het derde lid, dat het vierde lid is geworden, worden de woorden "het vorige lid" vervangen door de woorden "de vorige leden".
Art. 5.Artikel 3 is van toepassing op de bijzondere bijdragen die verschuldigd zijn op de inkomsten die behaald worden vanaf 1 januari 2022 en verbonden zijn aan het aanslagjaar 2023 of aan een later aanslagjaar.
Artikel 4 treedt in werking op 1 april 2022. HOOFDSTUK 2. - Vrijstelling van doorstorting van bedrijfsvoorheffing Afdeling 1. - Wijzigingen betreffende de vrijstelling van doorstorting
voor "overwerk"
Art. 6.In artikel 2751, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, laatstelijk gewijzigd door de programmawet van 12 december 2021, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in het eerste lid worden de woorden "door de werknemer gepresteerd overwerk" vervangen door de woorden "door de werknemer gepresteerd overwerk dat, overeenkomstig artikel 29 van de arbeidswet van 16 maart 1971 of artikel 7 van het koninklijk besluit nr.213 van 26 september 1983 betreffende de arbeidsduur in de ondernemingen die onder het paritair comité voor het bouwbedrijf ressorteren, recht geeft op een wettelijke overwerktoeslag"; 2° in het tiende lid, worden de woorden "overwerk hebben gepresteerd" vervangen door de woorden "overwerk hebben gepresteerd dat overeenkomstig het eerste lid recht geeft op een wettelijke overwerktoeslag". Afdeling 2. - Wijzigingen betreffende de vrijstelling van doorstorting
voor de "koopvaardij-, bagger- en sleepvaart"
Art. 7.In artikel 248, § 1, van hetzelfde Wetboek, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 21 januari 2022Relevante gevonden documenten type wet prom. 27/06/1969 pub. 24/01/2011 numac 2010000730 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten1, worden de volgende wijzigingen aangebracht: a) in het tweede lid, 1°, b) worden de woorden "een koopvaardijschip" vervangen door de woorden "een zeeschip"; b) tussen het tweede en het derde lid wordt een lid ingevoegd luidende: "Voor de toepassing van het tweede lid 1°, b), wordt onder een zeeschip een in artikel 1.1.1.3, § 1, 7°, van het Belgisch Scheepvaartwetboek bedoeld zeeschip verstaan dat is ingericht voor het vervoer van goederen, lading of personen of het verlenen van bijstand op zee.".
Art. 8.In artikel 2752, van hetzelfde Wetboek, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 11 februari 2019Relevante gevonden documenten type wet prom. 11/02/2019 pub. 22/03/2019 numac 2019040488 bron federale overheidsdienst financien Wet houdende fiscale, fraudebestrijdende, financiële alsook diverse bepalingen sluiten worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° paragraaf 2 wordt aangevuld met de woorden ", in voorkomend geval verminderd met het bedrag van de bedrijfsvoorheffing dat aanvullend bovenop de bedrijfsvoorheffing die reglementair minimaal verschuldigd is, wordt ingehouden."; 2° in paragraaf 4, tweede lid, inleidende zin, worden de woorden "zeewaardige sleepboten of aan boord van zeewaardige baggerschepen met eigen voortstuwing die ingericht zijn voor het vervoer van lading over zee" vervangen door de woorden "zeewaardige boten of schepen met eigen voorstuwing die ingericht zijn voor het vervoer van lading over zee, of voor het verlenen van bijstand op zee";3° paragraaf 4 wordt aangevuld met een lid, luidende: "Voor de berekening van de in het tweede lid bedoelde drempel van 50 pct.wordt enkel in aanmerking genomen als zeevervoer: het varen op zee tussen de haven en de baggerplaats, het varen op zee tussen de baggerplaats en de stortplaats, het varen op zee tussen de stortplaats en de haven, het varen op zee naar en tussen baggerplaatsen, het lossen op zee van het schip en het op verzoek van publieke autoriteiten bijstand verlenen op zee."
Art. 9.Deze afdeling is van toepassing op de bezoldigingen die worden betaald of toegekend vanaf 1 april 2022. Afdeling 3. - Wijzigingen betreffende de vrijstelling van doorstorting
voor "ploegen en nachtarbeid"
Art. 10.In artikel 2755 van hetzelfde Wetboek, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 2 mei 2019Relevante gevonden documenten type wet prom. 02/05/2019 pub. 24/05/2019 numac 2019012261 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet houdende wijzigingen van boek I "Definities", van boek XV "Rechtshandhaving" en vervanging van boek IV "Bescherming van de mededinging" van het Wetboek van economisch recht sluiten, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° paragraaf 1 wordt vervangen als volgt: " § 1.De ondernemingen waarin ploegenarbeid wordt verricht, die een ploegenpremie betalen of toekennen en die krachtens artikel 270, eerste lid, 1°, schuldenaar zijn van de bedrijfsvoorheffing op die premie, worden ervan vrijgesteld een bedrag aan bedrijfsvoorheffing gelijk aan 22,8 pct. van het totaal van de belastbare bezoldigingen van al de werknemers op wie deze paragraaf van toepassing is samen waarin die ploegenpremies zijn begrepen, in de Schatkist te storten, op voorwaarde dat de genoemde voorheffing volledig op die bezoldigingen en premies wordt ingehouden.
Voor de toepassing van het eerste lid wordt onder ondernemingen waar ploegenarbeid wordt verricht, de ondernemingen begrepen waar het werk wordt verricht in minstens twee ploegen van minstens twee werknemers, die hetzelfde werk doen, zowel qua inhoud als qua omvang en die elkaar in de loop van de dag opvolgen zonder dat er een onderbreking is tussen de opeenvolgende ploegen, zonder dat de overlapping meer bedraagt dan een vierde van hun dagtaak en waarbij alle werknemers die ploegenarbeid verrichten een ploegenpremie ontvangen: a) hetzij door werknemers van categorie 1 bedoeld in artikel 330 van de programmawet (I) van 24 december 2002;b) hetzij door statutaire werknemers bij de volgende autonome overheidsbedrijven: de naamloze vennootschap van publiek recht Proximus en de naamloze vennootschap van publiek recht bpost;c) hetzij door werknemers bij de naamloze vennootschap van publiek recht HR Rail met uitzondering van de door haar ter beschikking gestelde werknemers aan de naamloze vennootschap van publiek recht NMBS en de naamloze vennootschap van publiek recht Infrabel in het kader van hun activiteiten van openbare dienstverlening; Voor de toepassing van het tweede lid wordt een onderbreking tussen de opeenvolgende ploegen die 15 minuten of minder bedraagt, niet in aanmerking genomen.
De in het eerste lid bedoelde belastbare bezoldigingen, ploegenpremies inbegrepen, zijn de overeenkomstig artikel 31, tweede lid, 1° en 2°, vastgestelde belastbare bezoldigingen van de werknemers met uitsluiting van het dubbel vakantiegeld, de eindejaarspremie en de achterstallige bezoldigingen.
De in deze paragraaf bedoelde vrijstelling van doorstorting van bedrijfsvoorheffing wordt enkel toegekend voor zover het bezoldigingen betreft voor werknemers die, overeenkomstig de arbeidsregeling waarin zij tewerkgesteld zijn, over de betrokken maand waarvoor het voordeel wordt gevraagd, tenminste een derde van hun arbeidstijd in ploegenarbeid zijn tewerkgesteld. Perioden van schorsing van de uitvoering van de arbeidsovereenkomst zonder loon, worden niet in aanmerking genomen. Voor de toepassing van deze norm omvat: - de teller: het aantal effectief in ploegenarbeid gepresteerde arbeidsuren waarvoor de werknemer eveneens een ploegenpremie heeft verkregen evenals de uren waarvoor de uitvoering van de arbeidsovereenkomst werd geschorst en waarvoor het loon door de werkgever werd doorbetaald, indien kan worden aangetoond dat de betrokken werknemer, overeenkomstig zijn arbeidsregeling, zou tewerkgesteld zijn in ploegenarbeid en hiervoor eveneens een ploegenpremie zou hebben verkregen; - de noemer: het totaal aantal effectief gepresteerde arbeidsuren evenals het totale aantal uren waarvoor de uitvoering van de arbeidsovereenkomst werd geschorst maar waarvoor het loon wordt doorbetaald.
De in deze paragraaf bedoelde vrijstelling van doorstorting kan niet worden verleend indien een in paragraaf 2, 4 of 5 bedoelde vrijstelling op dezelfde bezoldiging wordt toegepast.
Voor de toepassing van deze paragraaf en paragraaf 3 wordt onder ploegenpremie, een premie verstaan die wordt toegekend naar aanleiding van de uitoefening van ploegenarbeid of nachtarbeid en die de bezoldiging die aan de werknemer wordt toegekend voor een in ploegen- of nachtarbeid gepresteerd uur ten minste 2 pct. doet toenemen. Een premie die vanaf 1 april 2024 wordt betaald of toegekend, kan bovendien voor de toepassing van deze paragraaf enkel als ploegenpremie worden aangemerkt indien deze bij cao, in het arbeidsreglement of in een arbeidsovereenkomst tussen de werkgever en de werknemer is vastgelegd.
De ondernemingen die erkend zijn voor uitzendarbeid die uitzendkrachten ter beschikking stellen van de in deze paragraaf bedoelde ondernemingen die deze uitzendkrachten tewerkstellen in een systeem van ploegenarbeid in de functie van een werknemer van categorie 1, worden, wat de vrijstelling van doorstorting van bedrijfsvoorheffing op de belastbare bezoldigingen van die uitzendkrachten waarin ploegenpremies zijn begrepen, betreft, gelijkgesteld met die ondernemingen, op voorwaarde dat zij het bewijs kunnen leveren dat zij aan al de toepassingsvoorwaarden van dit artikel voldoen. De in dit lid bedoelde gelijkstelling van de ondernemingen die erkend zijn voor uitzendarbeid wordt voor de belastbare bezoldigingen van uitzendkrachten die vanaf 1 oktober 2022 worden betaald of toegekend bovendien enkel toegestaan op voorwaarde dat zij het akkoord hebben gekregen van de onderneming waarin de uitzendkrachten zijn tewerkgesteld om de in deze paragraaf bedoelde vrijstelling toe te passen.
Om de in deze paragraaf bedoelde vrijstelling van doorstorting van bedrijfsvoorheffing te verkrijgen, moet de werkgever, ter gelegenheid van zijn aangifte in de bedrijfsvoorheffing, het bewijs leveren dat de werknemers voor wie de vrijstelling wordt gevraagd ploegenarbeid hebben verricht en voor deze prestaties ploegenpremies hebben verkregen tijdens de periode waarop die aangifte betrekking heeft. De Koning bepaalt de nadere modaliteiten voor het leveren van dit bewijs."; 2° paragraaf 2 wordt vervangen als volgt: " § 2.De ondernemingen waarin nachtarbeid wordt verricht, die een nachtpremie betalen of toekennen en die krachtens artikel 270, eerste lid, 1°, schuldenaar zijn van de bedrijfsvoorheffing op die premie, worden ervan vrijgesteld een bedrag aan bedrijfsvoorheffing gelijk aan 22,8 pct. van het totaal van de belastbare bezoldigingen van al de werknemers op wie deze paragraaf van toepassing is samen waarin die nachtpremies zijn begrepen, in de Schatkist te storten, op voorwaarde dat de genoemde voorheffing volledig op die bezoldigingen en premies wordt ingehouden.
Voor de toepassing van het eerste lid wordt onder ondernemingen waar nachtarbeid wordt verricht, de ondernemingen begrepen waar werknemers overeenkomstig de in de onderneming toepasselijke arbeidsregeling, prestaties verrichten tussen 20 uur en 6 uur, met uitsluiting van de werknemers die enkel prestaties verrichten tussen 6 uur en 24 uur en de werknemers die gewoonlijk beginnen te werken vanaf 5 uur. De hier bedoelde werknemers zijn: a) hetzij de werknemers van categorie 1 bedoeld in artikel 330 van de programmawet (I) van 24 december 2002;b) hetzij de statutaire werknemers bij de volgende autonome overheidsbedrijven: de naamloze vennootschap van publiek recht Proximus en de naamloze vennootschap van publiek recht bpost;c) hetzij de werknemers bij de naamloze vennootschap van publiek recht HR Rail met uitzondering van de door haar ter beschikking gestelde werknemers aan de naamloze vennootschap van publiek recht NMBS en de naamloze vennootschap van publiek recht Infrabel in het kader van hun activiteiten van openbare dienstverlening; De in het eerste lid bedoelde belastbare bezoldigingen, nachtpremies inbegrepen, zijn de overeenkomstig artikel 31, tweede lid, 1° en 2°, vastgestelde belastbare bezoldigingen van de werknemers met uitsluiting van het dubbel vakantiegeld, de eindejaarspremie en de achterstallige bezoldigingen.
De in deze paragraaf bedoelde vrijstelling van doorstorting van bedrijfsvoorheffing wordt enkel toegekend voor zover het bezoldigingen betreft voor werknemers die, overeenkomstig de arbeidsregeling waarin zij tewerkgesteld zijn, over de betrokken maand waarvoor het voordeel wordt gevraagd, tenminste een derde van hun arbeidstijd in nachtarbeid zijn tewerkgesteld. Perioden van schorsing van de uitvoering van de arbeidsovereenkomst zonder loon, worden niet in aanmerking genomen.
Voor de toepassing van deze norm omvat: - de teller: het aantal effectief in nachtarbeid gepresteerde arbeidsuren waarvoor de werknemer eveneens een nachtpremie heeft verkregen evenals de uren waarvoor de uitvoering van de arbeidsovereenkomst werd geschorst en waarvoor het loon door de werkgever werd doorbetaald, indien kan worden aangetoond dat de betrokken werknemer, overeenkomstig zijn arbeidsregeling, zou tewerkgesteld zijn in nachtarbeid en hiervoor eveneens een nachtpremie zou hebben verkregen; - de noemer: het totaal aantal effectief gepresteerde arbeidsuren evenals het totale aantal uren waarvoor de uitvoering van de arbeidsovereenkomst werd geschorst maar waarvoor het loon wordt doorbetaald.
De in deze paragraaf bedoelde vrijstelling van doorstorting kan niet worden verleend indien een andere in dit artikel bedoelde vrijstelling op dezelfde bezoldiging wordt toegepast.
Voor de toepassing van deze paragraaf wordt onder nachtpremie, een premie begrepen die wordt toegekend naar aanleiding van de nachtarbeid en die de bezoldiging die aan de werknemer wordt toegekend voor een in nachtarbeid gepresteerd uur ten minste 12 pct. doet toenemen. Een premie die vanaf 1 april 2024 wordt betaald of toegekend, kan bovendien voor de toepassing van deze paragraaf enkel als nachtpremie worden aangemerkt indien deze bij cao, in het arbeidsreglement of in een arbeidsovereenkomst tussen de werkgever en de werknemer is vastgelegd.
De ondernemingen die erkend zijn voor uitzendarbeid die uitzendkrachten ter beschikking stellen van de in deze paragraaf bedoelde ondernemingen die deze uitzendkrachten tewerkstellen in een systeem van nachtarbeid in de functie van een werknemer van categorie 1, worden, wat de vrijstelling van doorstorting van de bedrijfsvoorheffing op de belastbare bezoldigingen van die uitzendkrachten waarin nachtpremies zijn begrepen, betreft, gelijkgesteld met die ondernemingen, op voorwaarde dat zij het bewijs kunnen leveren dat zij aan al de toepassingsvoorwaarden van dit artikel voldoen. De in dit lid bedoelde gelijkstelling van de ondernemingen die erkend zijn voor uitzendarbeid wordt voor de belastbare bezoldigingen van uitzendkrachten die vanaf 1 oktober 2022 worden betaald of toegekend bovendien enkel toegestaan op voorwaarde dat zij het akkoord hebben gekregen van de onderneming waarin de uitzendkrachten zijn tewerkgesteld om de in deze paragraaf bedoelde vrijstelling toe te passen.
Om de in deze paragraaf bedoelde vrijstelling van doorstorting van bedrijfsvoorheffing te verkrijgen, moet de werkgever, ter gelegenheid van zijn aangifte in de bedrijfsvoorheffing, het bewijs leveren dat de werknemers voor wie de vrijstelling wordt gevraagd nachtarbeid hebben verricht en voor deze prestaties nachtpremies hebben verkregen tijdens de periode waarop die aangifte betrekking heeft. De Koning bepaalt de nadere modaliteiten voor het leveren van dit bewijs."; 3° in paragraaf 3, tweede lid, worden de woorden "en zonder dat de overlapping meer bedraagt dan een vierde van hun dagtaak" vervangen door de woorden ", zonder dat de overlapping meer bedraagt dan een vierde van hun dagtaak en waarbij alle werknemers die ploegenarbeid verrichten in een volcontinu arbeidssysteem een ploegenpremie ontvangen"; 4° paragraaf 3 wordt aangevuld met een lid, luidende: "Voor de toepassing van het tweede lid wordt een onderbreking tussen de opeenvolgende ploegen die 15 minuten of minder bedraagt, niet in aanmerking genomen."; 5° paragraaf 4, zesde lid, wordt vervangen als volgt: "De ondernemingen die erkend zijn voor uitzendarbeid die uitzendkrachten ter beschikking stellen van ondernemingen die voldoen aan de in het eerste lid bedoelde voorwaarden, worden voor wat betreft de vrijstelling van doorstorting van bedrijfsvoorheffing op de in het derde lid bedoelde belastbare bezoldigingen van deze uitzendkrachten gelijkgesteld met de in het eerste lid bedoelde ondernemingen waarvoor zij uitzendkrachten ter beschikking stellen op voorwaarde dat zij het bewijs kunnen leveren dat zij aan al de toepassingsvoorwaarden van dit artikel voldoen.De in dit lid bedoelde gelijkstelling van de ondernemingen die erkend zijn voor uitzendarbeid wordt voor de belastbare bezoldigingen van uitzendkrachten die vanaf 1 oktober 2022 worden betaald of toegekend bovendien enkel toegestaan op voorwaarde dat zij het akkoord hebben gekregen van de onderneming waarin de uitzendkrachten zijn tewerkgesteld om de in deze paragraaf bedoelde vrijstelling toe te passen."; 6° paragraaf 4 wordt aangevuld met een lid, luidende: "De in deze paragraaf bedoelde vrijstelling van doorstorting kan niet worden verleend indien een andere in dit artikel bedoelde vrijstelling op dezelfde bezoldiging wordt toegepast."; 7° paragraaf 5, eerste lid, tweede streepje wordt aangevuld met de woorden "die, indien ze onder het toepassingsgebied van artikel 30bis van de wet van 27 juni 1969Relevante gevonden documenten type wet prom. 27/06/1969 pub. 24/01/2011 numac 2010000730 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders vallen, overeenkomstig dat artikel bij de Rijksdienst van Sociale Zekerheid werden aangemeld;"; 8° paragraaf 5, zesde lid, wordt vervangen als volgt: "De ondernemingen die erkend zijn voor uitzendarbeid die uitzendkrachten ter beschikking stellen van ondernemingen bedoeld in het eerste lid, zijn voor wat betreft de vrijstelling van doorstorting van bedrijfsvoorheffing op de belastbare bezoldigingen van deze uitzendkrachten, gelijkgesteld met die ondernemingen, op voorwaarde dat zij het bewijs kunnen leveren dat zij aan al de toepassingsvoorwaarden van dit artikel voldoen.De in dit lid bedoelde gelijkstelling van de ondernemingen die erkend zijn voor uitzendarbeid wordt voor de belastbare bezoldigingen van uitzendkrachten die vanaf 1 oktober 2022 worden betaald of toegekend bovendien enkel toegestaan op voorwaarde dat zij het akkoord hebben gekregen van de onderneming waarin de uitzendkrachten zijn tewerkgesteld om de in deze paragraaf bedoelde vrijstelling toe te passen."; 9° paragraaf 5 wordt aangevuld met een lid, luidende: "De in deze paragraaf bedoelde vrijstelling van doorstorting kan niet worden verleend indien een andere in dit artikel bedoelde vrijstelling op dezelfde bezoldiging wordt toegepast.".
Art. 11.Deze afdeling is van toepassing op de bezoldigingen die worden betaald of toegekend vanaf 1 april 2022. Afdeling 4. - Wijzigingen aan de overige vrijstellingsstelsels van
doorstorting
Art. 12.Artikel 2753, § 1, van hetzelfde Wetboek, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 20 december 2020Relevante gevonden documenten type wet prom. 20/12/2020 pub. 30/12/2020 numac 2020044502 bron federale overheidsdienst financien Wet houdende dringende diverse fiscale en fraudebestrijding bepalingen type wet prom. 20/12/2020 pub. 30/12/2020 numac 2020044510 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet houdende tijdelijke ondersteuningsmaatregelen ten gevolge van de COVID-19-pandemie sluiten, wordt aangevuld met een lid, luidende: "De in dit artikel bedoelde vrijstelling van doorstorting van bedrijfsvoorheffing kan niet worden toegepast op de bedrijfsvoorheffing die aanvullend bovenop de bedrijfsvoorheffing die reglementair minimaal verschuldigd is, wordt ingehouden.".
Art. 13.Artikel 2756, van hetzelfde Wetboek, laatstelijk gewijzigd bij de programmawet van 27 december 2021Relevante gevonden documenten type wet prom. 27/06/1969 pub. 24/01/2011 numac 2010000730 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten2, wordt aangevuld met een lid, luidende: "De in dit artikel bedoelde vrijstelling van doorstorting van bedrijfsvoorheffing kan niet worden toegepast op de bedrijfsvoorheffing die aanvullend bovenop de bedrijfsvoorheffing die reglementair minimaal verschuldigd is, wordt ingehouden.".
Art. 14.Artikel 2758, van hetzelfde Wetboek, laatstelijk gewijzigd bij het koninklijk besluit van 3 oktober 2019Relevante gevonden documenten type wet prom. 27/06/1969 pub. 24/01/2011 numac 2010000730 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten4, wordt aangevuld met een paragraaf 6, luidende: " § 6. De in paragraaf 1 bedoelde vrijstelling van doorstorting van bedrijfsvoorheffing kan niet worden toegepast op de bedrijfsvoorheffing die aanvullend bovenop de bedrijfsvoorheffing die reglementair minimaal verschuldigd is, wordt ingehouden.".
Art. 15.Artikel 2759 van hetzelfde Wetboek, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 27 juni 2021Relevante gevonden documenten type wet prom. 27/06/2021 pub. 09/07/2021 numac 2021031603 bron federale overheidsdienst financien Wet houdende diverse financiële bepalingen type wet prom. 27/06/2021 pub. 09/07/2021 numac 2021042576 bron federale overheidsdienst beleid en ondersteuning Wet houdende de derde aanpassing van de Algemene uitgavenbegroting voor het begrotingsjaar 2021 type wet prom. 27/06/2021 pub. 06/07/2021 numac 2021021178 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet houdende wijziging van artikel 30 van de wet van 13 juni 2005 betreffende de elektronische communicatie sluiten, wordt aangevuld met een paragraaf 4, luidende: " § 4. De in paragraaf 1 bedoelde vrijstelling van doorstorting van bedrijfsvoorheffing kan niet worden toegepast op de bedrijfsvoorheffing die aanvullend bovenop de bedrijfsvoorheffing die reglementair minimaal verschuldigd is, wordt ingehouden.".
Art. 16.In artikel 27510 van hetzelfde Wetboek, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 27 juni 2021Relevante gevonden documenten type wet prom. 27/06/2021 pub. 09/07/2021 numac 2021031603 bron federale overheidsdienst financien Wet houdende diverse financiële bepalingen type wet prom. 27/06/2021 pub. 09/07/2021 numac 2021042576 bron federale overheidsdienst beleid en ondersteuning Wet houdende de derde aanpassing van de Algemene uitgavenbegroting voor het begrotingsjaar 2021 type wet prom. 27/06/2021 pub. 06/07/2021 numac 2021021178 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet houdende wijziging van artikel 30 van de wet van 13 juni 2005 betreffende de elektronische communicatie sluiten, wordt tussen het vijfde en het zesde lid een lid ingevoegd, luidende: "De in het eerste lid bedoelde vrijstelling van doorstorting van bedrijfsvoorheffing kan niet worden toegepast op de bedrijfsvoorheffing die aanvullend bovenop de bedrijfsvoorheffing die reglementair minimaal verschuldigd is, wordt ingehouden.".
Art. 17.Deze afdeling is van toepassing op de bezoldigingen die worden betaald of toegekend vanaf 1 april 2022. Afdeling 5. - Beperking van de mogelijkheid tot cumulatie van de
vrijstelling van doorstorting voor "wetenschappelijk onderzoek" en het belastingkrediet voor onderzoek en ontwikkeling
Art. 18.Artikel 289quater van hetzelfde Wetboek, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 25 december 2017Relevante gevonden documenten type wet prom. 25/12/2017 pub. 29/12/2017 numac 2017014381 bron federale overheidsdienst financien Wet houdende diverse fiscale bepalingen IV type wet prom. 25/12/2017 pub. 29/12/2017 numac 2017014380 bron federale overheidsdienst financien Wet houdende diverse fiscale bepalingen III type wet prom. 25/12/2017 pub. 29/12/2017 numac 2017014395 bron federale overheidsdienst volksgezondheid, veiligheid van de voedselketen en leefmilieu Wet houdende diverse bepalingen inzake landbouw en bepaalde begrotingsfondsen sluiten, wordt aangevuld met een lid, luidende: "Wanneer in de aanschaffingswaarde of beleggingswaarde van de in het eerste lid bedoelde activa, bezoldigingen van de in artikel 2753 bedoelde onderzoekers zijn begrepen, waarvan de werkgever in toepassing van artikel 2753 een deel van de bedrijfsvoorheffing niet in de Schatkist heeft gestort, mag deze niet doorgestorte bedrijfsvoorheffing niet in de berekeningsbasis van het in het eerste lid bedoelde belastingkrediet worden opgenomen.".
Art. 19.Deze afdeling is van toepassing op de belastbare tijdperken die vanaf 1 april 2022 worden afgesloten. Afdeling 6. - Wijzigingen betreffende de aangifte, sancties en
procedureregels inzake de vrijstelling van doorstorting van bedrijfsvoorheffing
Art. 20.In titel 7, hoofdstuk 2 van hetzelfde Wetboek wordt het opschrift van afdeling 2 vervangen als volgt: "Afdeling 2. Aangifte inzake roerende voorheffing, bedrijfsvoorheffing en vrijstelling van doorstorting van bedrijfsvoorheffing".
Art. 21.Artikel 312 van hetzelfde Wetboek wordt aangevuld met twee leden, luidende: "De Koning bepaalt eveneens de wijze, de periodiciteit van de aangifte die moet gedaan worden door de genieters en de voorwaarden van de terugbetaling van de vrijstelling van doorstorting van bedrijfsvoorheffing.
De Koning kan bepalen dat de in het tweede lid bedoelde aangifte, voor elk van de werknemers of sommige van deze werknemers van wie de bedrijfsvoorheffing die verschuldigd is in het belastbare tijdperk waarop de aangifte betrekking heeft niet of niet volledig aan de Schatkist wordt doorgestort, het volgende moet vermelden: a) de identificatiegegevens van elk van deze werknemers, zoals door de Koning bepaald, met inbegrip van zijn nationaal nummer;b) het bedrag of bedragen van de in het belastbare tijdperk, periodiek betaalde of toegekende bezoldigingen die als grondslag hebben gediend voor de vaststelling van de bedrijfsvoorheffing;c) het bedrag of de bedragen van de op deze bezoldigingen ingehouden bedrijfsvoorheffing;d) per vrijstelling van doorstorting van bedrijfsvoorheffing, afzonderlijk vastgesteld naar gelang de aard ervan: - de door de Koning vastgestelde code die betrekking heeft op de aard van de vrijstelling van doorstorting van bedrijfsvoorheffing; - het door de Koning omschreven bedrag of bedragen die ofwel de grondslag van de vrijstelling van doorstorting van bedrijfsvoorheffing omvatten, ofwel de betaalde of toegekende belastbare bezoldigingen omvatten waarop de bedrijfsvoorheffing werd ingehouden die geheel of gedeeltelijk niet in de Schatkist moet worden gestort; - het bedrag of bedragen van de bedrijfsvoorheffing die niet in de Schatkist moeten worden gestort.".
Art. 22.In artikel 333, tweede lid, van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij de wet van 27 juni 2021Relevante gevonden documenten type wet prom. 27/06/2021 pub. 09/07/2021 numac 2021031603 bron federale overheidsdienst financien Wet houdende diverse financiële bepalingen type wet prom. 27/06/2021 pub. 09/07/2021 numac 2021042576 bron federale overheidsdienst beleid en ondersteuning Wet houdende de derde aanpassing van de Algemene uitgavenbegroting voor het begrotingsjaar 2021 type wet prom. 27/06/2021 pub. 06/07/2021 numac 2021021178 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet houdende wijziging van artikel 30 van de wet van 13 juni 2005 betreffende de elektronische communicatie sluiten, worden de woorden "zesde lid" vervangen door de woorden "zesde en zevende lid".
Art. 23.In artikel 354 van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij de wet van 27 juni 2021Relevante gevonden documenten type wet prom. 27/06/2021 pub. 09/07/2021 numac 2021031603 bron federale overheidsdienst financien Wet houdende diverse financiële bepalingen type wet prom. 27/06/2021 pub. 09/07/2021 numac 2021042576 bron federale overheidsdienst beleid en ondersteuning Wet houdende de derde aanpassing van de Algemene uitgavenbegroting voor het begrotingsjaar 2021 type wet prom. 27/06/2021 pub. 06/07/2021 numac 2021021178 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet houdende wijziging van artikel 30 van de wet van 13 juni 2005 betreffende de elektronische communicatie sluiten, wordt een zevende lid ingevoegd luidende: "Wanneer een belastingplichtige een vordering tot teruggave van de voorheffing op basis van artikel 368/1 binnen de termijn voorzien in het eerste lid, indient, wordt deze termijn verlengd met een periode gelijk aan deze die tussen de datum van de indiening van de vordering tot teruggave en deze van de beslissing van de adviseur-generaal of van de door hem gedelegeerde ambtenaar zonder dat deze verlenging hoger mag zijn dan zes maanden.".
Art. 24.In titel 7, hoofdstuk 7, afdeling 1, van hetzelfde Wetboek wordt een artikel 368/1 ingevoegd luidende: "
Art. 368/1.In afwijking van artikel 368, verjaart de vordering tot teruggave van de voorheffing na afloop van drie jaar te rekenen van 1 januari van het jaar dat volgt op datgene waarnaar het aanslagjaar wordt genoemd wanneer de vordering wordt ingediend op basis van een in titel 6, hoofdstuk 1, afdeling 4, onderafdeling 3, bedoelde vrijstelling van doorstorting van bedrijfsvoorheffing.".
Art. 25.In artikel 444 van hetzelfde Wetboek, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 27 juni 2021Relevante gevonden documenten type wet prom. 27/06/2021 pub. 09/07/2021 numac 2021031603 bron federale overheidsdienst financien Wet houdende diverse financiële bepalingen type wet prom. 27/06/2021 pub. 09/07/2021 numac 2021042576 bron federale overheidsdienst beleid en ondersteuning Wet houdende de derde aanpassing van de Algemene uitgavenbegroting voor het begrotingsjaar 2021 type wet prom. 27/06/2021 pub. 06/07/2021 numac 2021021178 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet houdende wijziging van artikel 30 van de wet van 13 juni 2005 betreffende de elektronische communicatie sluiten, wordt tussen het eerste en het tweede lid een lid ingevoegd, luidende: "Bij een onjuiste aangifte die aanleiding geeft tot een in titel 6, hoofdstuk 1, afdeling 4, onderafdeling 3, bedoelde vrijstelling van doorstorting van bedrijfsvoorheffing, worden de verschuldigde voorheffingen vermeerderd met een verhoging die wordt bepaald naar gelang van de aard en de ernst van de overtreding, volgens een schaal waarvan de trappen door de Koning worden vastgesteld en gaande van 10 pct. tot 200 pct. van de onjuist aangegeven vrijstelling van doorstorting van bedrijfsvoorheffing.".
Art. 26.In titel 2, hoofdstuk 1, van de wet van 15 juli 2020Relevante gevonden documenten type wet prom. 15/07/2020 pub. 23/07/2020 numac 2020015194 bron federale overheidsdienst financien Wet houdende diverse dringende fiscale bepalingen ten gevolge van de COVID-19 pandemie (1) sluiten houdende diverse dringende fiscale bepalingen ten gevolge van de COVID-19 pandemie, wordt een artikel 2/1 ingevoegd, luidende: "
Art. 2/1.Voor de toepassing van titel 7 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 wordt de in dit hoofdstuk bedoelde vrijstelling van doorstorting van bedrijfsvoorheffing gelijkgesteld met een in titel 6, hoofdstuk 1, afdeling 4, onderafdeling 3, van dat Wetboek bedoelde vrijstelling van doorstorting van bedrijfsvoorheffing.".
Art. 27.Artikel 21 treedt in werking op 1 april 2022 en is van toepassing op de bezoldigingen die vanaf 1 januari 2023 worden betaald of toegekend.
De artikelen 22 tot 26 treden in werking op 1 april 2022.
Artikel 24 is van toepassing op de vorderingen van teruggave van de voorheffing die worden ingediend vanaf 1 juli 2022. HOOFDSTUK 3. - Taks op de inscheping van een luchtvaartuig
Art. 28.In boek II van het Wetboek diverse rechten en taksen, wordt titel III, opgeheven bij de wet van 26 januari 2021Relevante gevonden documenten type wet prom. 27/06/1969 pub. 24/01/2011 numac 2010000730 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten0, hersteld als volgt: "Titel III - Taks op de inscheping van een luchtvaartuig", die de artikelen 159 tot 166/3 bevat.
Art. 29.Artikel 159 van hetzelfde Wetboek, opgeheven bij de wet van 26 januari 2021Relevante gevonden documenten type wet prom. 27/06/1969 pub. 24/01/2011 numac 2010000730 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten0, wordt hersteld als volgt: "
Art. 159.Voor de toepassing van deze titel wordt verstaan onder: 1° luchthaven: een burgerlijk luchthaventerrein bedoeld in artikel 43 van het koninklijk besluit van 15 maart 1954 tot regeling der luchtvaart;2° luchthavenexploitant: rechtspersoon of natuurlijke persoon die de luchthaven als onderneming drijft, of bij gebrek daaraan, de eigenaar van de luchthaven;3° luchtvaartuig: elk gemotoriseerd toestel dat in de dampkring kan worden gehouden als gevolg van de krachten die de lucht erop uitoefent;4° luchtvaartmaatschappij: een onderneming die geheel of gedeeltelijk haar bedrijf maakt van het vervoer van personen met een luchtvaartuig, alsmede ieder ander op wiens naam een luchtvaartuig is ingeschreven in het register bedoeld in artikel 2 van het koninklijk besluit van 15 maart 1954 tot regeling der luchtvaart, dan wel is ingeschreven in een buitenlands register van luchtvaartuigen;5° passagier: natuurlijke persoon van 2 jaar of ouder die anders dan als lid van het boordpersoneel wordt vervoerd met een luchtvaartuig;6° boordpersoneel: cockpit- en cabinebemanning die door de luchtvaartmaatschappij belast is met taken inzake de besturing en de veiligheid van het vliegen, de zorg voor de passagiers en de begeleiding van de vracht, alsmede ieder die uitsluitend wordt vervoerd om aan boord van een ander luchtvaartuig tijdens een vlucht van dat andere luchtvaartuig werkzaamheden als lid van het boordpersoneel te verrichten; 7° bestemming: de plaats naar waar de luchtvaartmaatschappij de passagier moet vervoeren, in voorkomend geval, krachtens de vervoerovereenkomst.".
Art. 30.Artikel 160 van hetzelfde Wetboek, opgeheven bij de wet van 26 januari 2021Relevante gevonden documenten type wet prom. 27/06/1969 pub. 24/01/2011 numac 2010000730 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten0, wordt hersteld als volgt: "
Art. 160.§ 1. Een taks op de inscheping van een luchtvaartuig wordt geheven ter zake van het vertrek van een passagier vanaf een in België gelegen luchthaven.
Als vertrek van een passagier vanaf een in België gelegen luchthaven wordt ook aangemerkt, het vertrek van een passagier per helikopter vanaf een andere in België gelegen plaats dan een luchthaven.
Als vertrek van een passagier wordt niet aangemerkt, het vertrek vanaf een luchthaven indien: 1° dat vertrek als onderdeel van één vervoerovereenkomst plaatsvindt aansluitend op de aankomst van de passagier met een luchtvaartuig op die luchthaven;2° de aansluiting de belangrijkste reden is voor het gebruik van de luchthaven;en 3° de passagier het gebied van de luchthaven, dat een vertrekkende passagier alleen mag betreden met een geldig vervoersbewijs, tussen het moment van aankomst en het moment van vertrek niet langer dan 24 uur heeft verlaten. § 2. De taks is niet van toepassing in geval van vertrek met een luchtvaartuig: 1° ingeschreven in het Belgische militaire luchtvaartregister of een gelijkaardig buitenlands luchtvaartuig;2° gebezigd voor Staatsdiensten, als politie en douane;3° voor een lokale vlucht bedoeld in artikel 1 van het koninklijk besluit van 10 juni 2014 tot vaststelling van de bijzondere voorwaarden opgelegd voor de toelating tot het luchtverkeer van paramotoren;4° voor vluchten met vertrek van een luchthaven en terugkomst op dezelfde luchthaven, zonder tussenlanding; 5° voor het uitvoeren van een professionele activiteit in het luchtruim waarvoor het gebruik van een luchtvaartuig noodzakelijk of het meest efficiënt is.".
Art. 31.Artikel 161 van hetzelfde Wetboek, opgeheven bij de wet van 26 januari 2021Relevante gevonden documenten type wet prom. 27/06/1969 pub. 24/01/2011 numac 2010000730 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten0, wordt hersteld als volgt: "
Art. 161.De belastingschuldige is de luchtvaart-maatschappij.
De niet in België gevestigde luchtvaartmaatschappijen die hun hoofdkantoor hebben buiten de Europese Economische Ruimte, moeten door de minister van Financiën of zijn gemachtigde een in België gevestigde aansprakelijke vertegenwoordiger laten erkennen.
De niet in België gevestigde luchtvaartmaatschappijen die hun hoofdkantoor hebben binnen de Europese Economische Ruimte, kunnen door de minister van Financiën of zijn gemachtigde, een in België gevestigde aansprakelijke vertegenwoordiger laten erkennen.
De aansprakelijke vertegenwoordiger verbindt zich hoofdelijk tegenover de Belgische Staat tot de aangifte van de taks, tot betaling van de verschuldigde sommen en tot uitvoering van alle andere verplichtingen waartoe de luchtvaartmaatschappij krachtens deze titel is gehouden.
In geval van overlijden van de aansprakelijke vertegenwoordiger, van intrekking van zijn erkenning of van een gebeurtenis die tot zijn onbevoegdheid leidt, wordt dadelijk in zijn vervanging voorzien.
Luchtvaartmaatschappijen die zijn onderworpen aan de taks en die minstens twee vluchten per kalenderjaar met passagiers vanaf een in België gelegen luchthaven uitvoeren, registreren zich bij de bevoegde dienst.
Elke overtreding van deze bepalingen wordt gestraft met een boete die wordt vastgelegd naar gelang van de aard en de ernst van de overtreding, volgens een schaal waarvan de trappen door de Koning worden vastgesteld en gaande van 250 tot 250 000 euro.
De Koning bepaalt de voorwaarden en modaliteiten van erkenning van de aansprakelijke vertegenwoordiger, alsook de modaliteiten van de registratie van de luchtvaartmaatschappijen.".
Art. 32.Artikel 162 van hetzelfde Wetboek, opgeheven bij de wet van 26 januari 2021Relevante gevonden documenten type wet prom. 27/06/1969 pub. 24/01/2011 numac 2010000730 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten0, wordt hersteld als volgt: "
Art. 162.De taks bedraagt: 1° 10 euro voor een passagier met een bestemming die niet verder gelegen is dan 500 km in vogelvlucht te rekenen vanaf het ARP van de luchthaven met het hoogste jaarlijkse aantal passagiers van het land;2° 2 euro voor een passagier met een bestemming verder dan onder 1° en binnen de Europese Economische Ruimte, het Verenigd Koninkrijk of Zwitserland; 3° 4 euro voor een passagier met een bestemming verder dan onder 1° en buiten de Europese Economische ruimte, het Verenigd Koninkrijk of Zwitserland.".
Art. 33.Artikel 163 van hetzelfde Wetboek, opgeheven bij de wet van 26 januari 2021Relevante gevonden documenten type wet prom. 27/06/1969 pub. 24/01/2011 numac 2010000730 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten0, wordt hersteld als volgt: "
Art. 163.De taks wordt verschuldigd op het tijdstip waarop de passagier met een luchtvaartuig vertrekt.".
Art. 34.Artikel 164 van hetzelfde Wetboek, opgeheven bij de wet van 26 januari 2021Relevante gevonden documenten type wet prom. 27/06/1969 pub. 24/01/2011 numac 2010000730 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten0, wordt hersteld als volgt: "
Art. 164.Worden van de taks vrijgesteld: 1° de passagiers die als gevolg van technische incidenten, ongunstig weer of enig ander geval van overmacht, een onderbroken vlucht hernemen; 2° de passagiers van een luchtvaartuig dat uitsluitend voor medische of humanitaire doeleinden wordt gebruikt.".
Art. 35.Artikel 165 van hetzelfde Wetboek, opgeheven bij de wet van 26 januari 2021Relevante gevonden documenten type wet prom. 27/06/1969 pub. 24/01/2011 numac 2010000730 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten0, wordt hersteld als volgt: "
Art. 165.Uiterlijk op de laatste werkdag van de maand volgend op het kalenderkwartaal waarin de taks verschuldigd wordt, verstrekt de luchthavenexploitant aan de bevoegde dienst de door de Koning bepaalde nodige gegevens om de juiste heffing van de taks te verzekeren.
Elke overtreding van deze bepaling wordt gestraft met een boete die wordt vastgelegd naar gelang van de aard en de ernst van de overtreding, volgens een schaal waarvan de trappen door de Koning worden vastgesteld en gaande van 250 euro tot 25 000 euro.
De Koning kan voor de juiste heffing van de taks nuttige en noodzakelijke elementen bepalen, waaronder voor de identificatie van de luchtvaartmaatschappijen: hun ondernemingsnummer in geval van rechtspersonen, of hun rijksregisternummer in geval van natuurlijke personen.".
Art. 36.Artikel 166 van hetzelfde Wetboek, opgeheven bij de wet van 26 januari 2021Relevante gevonden documenten type wet prom. 27/06/1969 pub. 24/01/2011 numac 2010000730 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten0, wordt hersteld als volgt: "
Art. 166.§ 1. De taks wordt betaald uiterlijk op de laatste werkdag van de maand volgend op die waarin de taks verschuldigd wordt.
De taks wordt betaald door storting of overschrijving op de bankrekening van de bevoegde dienst.
Op de dag van de betaling wordt door de belastingschuldige bij de bevoegde dienst een aangifte ingediend die alle voor de juiste heffing van de taks noodzakelijke elementen, zoals bepaald door de Koning, bevat. § 2. Een luchtvaartmaatschappij die niet gehouden is om zich te laten registreren krachtens artikel 161, zesde lid, dient, vóór elk vertrek van een passagier vanaf een in België gelegen luchthaven, een aangifte in en betaalt de taks. § 3. Wanneer de taks niet tijdig wordt betaald, is de wettelijke interest verschuldigd te rekenen vanaf de dag volgend op de vervaldag voor betaling.
Bij niet-aangifte, laattijdige, onnauwkeurige of onvolledige aangifte, alsook bij niet-betaling of laattijdige betaling, is een boete verschuldigd. De Koning bepaalt de boete volgens een schaal van 10 pct. tot 200 pct. van de taks, naargelang de aard of de ernst van de overtreding.".
Art. 37.In boek II, titel III van hetzelfde Wetboek, hersteld bij artikel 2, wordt een artikel 166/1 ingevoegd, luidende: "
Art. 166/1.De belastingschuldige is gehouden op elk verzoek van de ambtenaren van de administratie belast met de vestiging of de inning en de invordering van de taksen bedoeld in Boek II, zonder verplaatsing inzage te verlenen van al zijn documenten die de juiste heffing van de taks kunnen aantonen.
Een boete van 250 tot 2 500 euro is verschuldigd voor elke weigering van overlegging.".
Art. 38.In boek II, titel III van hetzelfde Wetboek, hersteld bij artikel 2, wordt een artikel 166/2 ingevoegd, luidende: "
Art. 166/2.In geval van betaling van een bedrag hoger dan het verschuldigde bedrag wordt het teveel betaalde teruggegeven.".
Art. 39.In boek II, titel III van hetzelfde Wetboek, hersteld bij artikel 2, wordt een artikel 166/3 ingevoegd, luidende: "
Art. 166/3.De Koning kan het gebruik verplichten van een model van aangifte en van vraag tot teruggave.".
Art. 40.Artikel 53 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 21 januari 2022Relevante gevonden documenten type wet prom. 27/06/1969 pub. 24/01/2011 numac 2010000730 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten1, wordt aangevuld met een bepaling onder 30°, luidende: "30° de taks op de inscheping van een luchtvaartuig vermeld in artikel 160 van het Wetboek diverse rechten en taksen.".
Art. 41.In artikel 205, § 2, eerste lid, 8°, van hetzelfde Wetboek, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 27 juni 2021Relevante gevonden documenten type wet prom. 27/06/2021 pub. 09/07/2021 numac 2021031603 bron federale overheidsdienst financien Wet houdende diverse financiële bepalingen type wet prom. 27/06/2021 pub. 09/07/2021 numac 2021042576 bron federale overheidsdienst beleid en ondersteuning Wet houdende de derde aanpassing van de Algemene uitgavenbegroting voor het begrotingsjaar 2021 type wet prom. 27/06/2021 pub. 06/07/2021 numac 2021021178 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet houdende wijziging van artikel 30 van de wet van 13 juni 2005 betreffende de elektronische communicatie sluiten, worden de woorden "taksen als bedoeld in artikel 198, § 1, 4°, en 6° " vervangen door de woorden "taksen als bedoeld in de artikelen 53, 30°, en 198, § 1, 4°, en 6° ".
Art. 42.Dit hoofdstuk treedt in werking op 1 april 2022, met uitzondering van artikel 166, § 2, van het Wetboek diverse rechten en taksen, hersteld bij artikel 36, dat in werking treedt op een door de Koning te bepalen datum en ten laatste op 31 mei 2022. HOOFDSTUK 4. - Accijnzen op tabak
Art. 43.In artikel 3 van de wet van 3 april 1997Relevante gevonden documenten type wet prom. 03/04/1997 pub. 13/12/1997 numac 1997015121 bron ministerie van buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking Wet houdende instemming met het Verdrag nr. 171 betreffende nachtarbeid, aangenomen te Genève op 26 juni 1990 door de Internationale Arbeidsconferentie tijdens haar zevenenzeventigste zitting type wet prom. 03/04/1997 pub. 11/10/2012 numac 2011015137 bron federale overheidsdienst buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking Wet houdende instemming met het Verdrag nr. 168 betreffende de bevordering van de werkgelegenheid en de bescherming tegen werkloosheid, aangenomen te Genève op 21 juni 1988 door de Internationale Arbeidsconferentie tijdens haar vijfenzeventigste zitting (2) type wet prom. 03/04/1997 pub. 14/11/1997 numac 1997015109 bron ministerie van buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking Wet houdende instemming met de Partnerschaps- en Samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Gemeenschappen en hun Lid-Staten, enerzijds, en Oekraïne, anderzijds, de Bijlagen I tot V, het Protocol, de Slotakte en de Verklaringen, gedaan te Luxemburg op 14 juni 1994 type wet prom. 03/04/1997 pub. 24/04/1998 numac 1998015003 bron ministerie van buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking Wet houdende instemming met de Partnerschaps- en Samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Gemeenschappen en hun Lid-Staten, enerzijds, en de Republiek Moldavië, anderzijds, Bijlagen I, II, III, IV en V, en Protocol en de Slotakte, gedaan te Brussel op 28 november 1994 (2) sluiten betreffende het fiscaal stelsel van gefabriceerde tabak, vervangen bij de wet van 4 mei 1999 en laatstelijk gewijzigd bij de wet van 26 november 2021, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in paragraaf 1 wordt de bepaling onder 1° vervangen als volgt: "1° Sigaren: a) accijns: 5,00 percent van de kleinhandelsprijs; b) bijzondere accijns: 6,50 percent van de klein-handelsprijs;"; 2° paragraaf 2 wordt vervangen als volgt: " § 2.Naast de in § 1, 2° en 3°, bepaalde ad valorem accijns en ad valorem bijzondere accijns worden sigaretten en rooktabak van fijne snede voor het rollen van sigaretten en andere soorten rooktabak die hier te lande tot verbruik werden uitgeslagen, onderworpen aan een specifieke accijns en een specifieke bijzondere accijns, die als volgt zijn vastgesteld: a) voor sigaretten: - accijns: 6,8914 euro per 1 000 stuks; - bijzondere accijns: 83,1609 euro per 1 000 stuks; b) voor rooktabak van fijne snede voor het rollen van sigaretten en andere soorten rooktabak: - accijns: 0,0000 euro per kilogram; - bijzondere accijns: 75,1654 euro per kilogram.".
Art. 44.Dit hoofdstuk treedt in werking op 1 april 2022.
TITEL 3. - SOCIALE ZAKEN ENIG HOOFDSTUK. - Financiering van het rsz-globaal beheer ter compensatie van de verlaging van de bijzondere bijdrage voor de sociale zekerheid
Art. 45.In artikel 118 van de programmawet van 27 december 2021Relevante gevonden documenten type wet prom. 27/06/1969 pub. 24/01/2011 numac 2010000730 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten2, wordt het eerste lid vervangen als volgt: "In afwijking van artikel 6 van de wet van 18 april 2017Relevante gevonden documenten type wet prom. 18/04/2017 pub. 28/04/2017 numac 2017202167 bron federale overheidsdienst sociale zekerheid Wet houdende hervorming van de fianciering van de sociale zekerheid sluiten houdende hervorming van de financiering van de sociale zekerheid, worden de bedragen van de alternatieve financiering voor het stelsel van de werknemers voor het jaar 2022 vastgesteld op 7 102 192 duizend euro, afgenomen van het nettobedrag van de geïnde btw en 3 341 614 duizend euro afgenomen op het nettobedrag van de geïnde roerende voorheffing.".
Art. 46.Artikel 6 van de wet van 18 april 2017Relevante gevonden documenten type wet prom. 18/04/2017 pub. 28/04/2017 numac 2017202167 bron federale overheidsdienst sociale zekerheid Wet houdende hervorming van de fianciering van de sociale zekerheid sluiten houdende hervorming van de financiering van de sociale zekerheid, wordt aangevuld met een paragraaf 4, luidende: " § 4. Vanaf 2023 worden de percentages in dit artikel dermate vastgesteld dat de bedragen van de alternatieve financieringen bedoeld in artikelen 2, § 1 en 3, § 1, een bijkomend bedrag van 200 miljoen euro omvatten, zijnde het bedrag van de minderontvangsten door de wijzigingen aan de bijzondere bijdrage voor de sociale zekerheid.".
Art. 47.Dit hoofdstuk treedt in werking op 1 april 2022.
Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.
Gegeven te Brussel, 28 maart 2022.
FILIP Van Koningswege : De Minister van Financiën, V. VAN PETEGHEM De Minister van Sociale Zaken F. VANDENBROUCKE Met 's Lands zegel gezegeld : De Minister van Justitie, V. VAN QUICKENBORNE _______ Nota (1) Kamer van volksvertegenwoordigers (www.dekamer.be) Stukken : K55-2522 Integraal verslag: 24 maart 2022.