gepubliceerd op 23 september 2024
Koninklijk besluit tot vastlegging van de wijze waarop de ondernemingen die erkend zijn voor uitzendarbeid het akkoord moeten aantonen voor de toepassing van de in artikel 2755 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 bedoelde vrijstelling van doorstorting van bedrijfsvoorheffing en tot correctie van artikel 952 van het KB/WIB 92
16 SEPTEMBER 2024. - Koninklijk besluit tot vastlegging van de wijze waarop de ondernemingen die erkend zijn voor uitzendarbeid het akkoord moeten aantonen voor de toepassing van de in artikel 2755 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 bedoelde vrijstelling van doorstorting van bedrijfsvoorheffing en tot correctie van artikel 952 van het KB/WIB 92
VERSLAG AAN DE KONING Sire,
Artikel 10 van de wet van 28 maart 2022Relevante gevonden documenten type wet prom. 28/03/2022 pub. 31/03/2022 numac 2022031434 bron federale overheidsdienst financien Wet houdende verlaging van lasten op arbeid sluiten houdende verlaging van lasten op arbeid, heeft onder meer voorzien in een aanpassing van de voorwaarden voor de ondernemingen die erkend zijn voor uitzendarbeid (hierna uitzendbureaus genoemd) om in toepassing van artikel 2755, § 1, achtste lid, WIB 92, artikel 2755, § 2, zevende lid, WIB 92, artikel 2755, § 4, zesde lid, WIB 92, of artikel 2755, § 5, zesde lid, WIB 92, te worden gelijk gesteld met de onderneming die haar uitzendkrachten tewerkstelt (hierna de klant-gebruiker genoemd), teneinde op gelijkaardige wijze als die onderneming van de in artikel 2755 WIB 92 bedoelde vrijstelling van doorstorting van bedrijfsvoorheffing te kunnen genieten.
Om de vrijstelling van doorstorting van bedrijfsvoorheffing toe te passen op de bezoldigingen die deze uitzendbureaus aan haar uitzendkrachten vanaf 1 oktober 2022 betalen of toekennen, is voortaan vereist dat zij hiervoor het akkoord hebben gekregen van de klant-gebruiker.
Uit het overleg tussen de sector van de uitzendarbeid en mijn administratie is gebleken dat het wenselijk is om op reglementaire wijze te verduidelijken aan welke voorwaarden dit akkoord moet voldoen. Teneinde meer armslag te geven aan U om dit akkoord reglementair te verduidelijken, werd ook artikel 2755 WIB 92 aangepast door de wet van 21 december 2022Relevante gevonden documenten type wet prom. 21/12/2022 pub. 29/12/2022 numac 2022043130 bron federale overheidsdienst financien Wet houdende diverse fiscale bepalingen sluiten houdende diverse bepalingen, door additioneel een expliciete bevoegdheidsdelegatie aan U toe te voegen.
De memorie van toelichting bij de voormelde wet van 21 december 2022Relevante gevonden documenten type wet prom. 21/12/2022 pub. 29/12/2022 numac 2022043130 bron federale overheidsdienst financien Wet houdende diverse fiscale bepalingen sluiten verduidelijkte deze verruimde armslag als volgt: "Om de rechtszekerheid en uniformiteit in de toepassing te garanderen wordt dan, ook door dit ontwerp in artikel 2755, § 1, achtste lid, WIB 92, artikel 2755, § 2, zevende lid, WIB 92, artikel 2755, § 4, zesde lid, WIB 92 en artikel 2755, § 5, zesde lid, WIB 92, een delegatie aan de Koning toegevoegd, waardoor enerzijds de rechtsgrond wordt versterkt van de recent door de Koning uitgewerkte verduidelijkingen van de kenmerken waaraan dit akkoord moet voldoen en anderzijds het ook mogelijk wordt om in de toekomst de door de uitzendsector en fiscale administratie overeengekomen afspraken op te nemen die bepalen op welke wijze de onderneming waarin de uitzendkrachten zijn tewerkgesteld, de onderneming die erkend is voor uitzendarbeid moet bijstaan, wanneer deze het bewijs moet leveren dat aan alle toepassingsvoorwaarden van artikel 2755 WIB 92 is voldaan.
Zo zou het bijvoorbeeld tot de mogelijkheden behoren dat in de toekomst de Koning zou verplichten om in dit akkoord een clausule op te nemen die voorziet in een bijstandsplicht van de onderneming waarin de uitzendkracht wordt tewerkgesteld om de onderneming die erkend is voor uitzendarbeid bij te staan bij het leveren van het bewijs dat aan alle toepassingsvoorwaarden van één van de paragrafen van artikel 2755 WIB 92 is voldaan, in het geval van een fiscale controle op de toepassing van dat artikel.
Daarnaast zou het eveneens denkbaar zijn om een verplichte schadevergoedingsbepaling te voorzien, in het geval de toestemming werd gegeven door de onderneming waarin de uitzendkracht wordt tewerkgesteld om de vrijstelling voor ploegenarbeid toe te passen en bij een controle werd vastgesteld dat deze onderneming, helemaal niet aan de toepassingsvoorwaarden voor ploegenarbeid voldoet, waardoor de vrijstelling zal worden teruggevorderd in hoofde van de onderneming die erkend is voor uitzendarbeid, ook al heeft deze de vrijstelling te goeder trouw toegepast. [...] De verplichting om een dergelijke clausule te voorzien zou evenwel kunnen zorgen voor een level playing field, waardoor op dit vlak de concurrentie niet hoeft te worden aangegaan. De regering heeft evenwel niet de ambitie om tegen de wil van deze sector dergelijke clausules verplichtend te maken. Hierdoor zullen deze enkel worden voorzien indien de sector hierover met de fiscale administratie tot een overeenkomst kan komen." Dit ontwerp maakt gebruik van deze verruimde armslag die toelaat om een brede invulling te geven aan het akkoord tussen het uitzendbureau en de klant-gebruiker dat aanwezig moet zijn om de in artikel 2755 WIB 92 bedoelde vrijstelling te mogen toepassen. Deze brede invulling heeft tot gevolg dat de implicaties van een dergelijk akkoord tussen uitzendkantoor en klant-gebruiker en het samenspel tussen beiden dat daaruit voortvloeit, vanaf 1 januari 2025 ook in het reglementaire kader worden geëxpliciteerd. Hiermee wordt beoogd om het gelijke speelveld te garanderen tussen enerzijds de klant-gebruiker en het uitzendbureau, maar anderzijds ook tussen de verschillende uitzendbureaus onderling.
Met dit ontwerp wordt dan ook getracht om het gelijke speelveld beter te waarborgen bij de toepassing van elk van de vrijstellingen bedoeld in artikel 2755 WIB 92. Wanneer deze vrijstellingen onterecht worden toegepast, mag immers het risico op een controle en een rechtzetting niet anders zijn in het geval de klant-gebruiker de vrijstelling toepast op de bezoldigingen van haar eigen werknemers, dan wanneer de vrijstelling wordt toegepast op de bezoldigingen van de uitzendkrachten die aan deze klant-gebruiker ter beschikking worden gesteld.
Het is immers zo dat wanneer een werkgever voor zijn eigen werknemers via de (tweede) aangifte van de bedrijfsvoorheffing de toepassing vraagt van één van de vrijstellingen bedoeld in artikel 2755 WIB 92, hij verondersteld wordt deze enkel te vragen indien hij zich voorafgaandelijk heeft verzekerd dat aan alle toepassingsvoorwaarden is voldaan.
Dit principe gaat natuurlijk eveneens op in het geval de vrijstelling wordt gevraagd door het uitzendbureau voor prestaties die werden geleverd bij de klant-gebruiker.
Met dit ontwerp wordt beoogd om te garanderen dat het uitzendbureau zich op ondubbelzinnige wijze heeft vergewist dat aan alle toepassingsvoorwaarden, met inbegrip van de toepassingsvoorwaarden waarover het uitzendbureau geen rechtstreekse controle heeft, is voldaan, alvorens deze via de aangifte de toepassing van één van de vrijstellingen bedoeld in artikel 2755 WIB 92 vraagt.
De toepassing door het uitzendbureau van de in artikel 2755 WIB 92 bedoelde vrijstelling van doorstorting van bedrijfsvoorheffing voor prestaties die werden geleverd bij de klant-gebruiker, veronderstelt dan ook een nauwe afstemming en samenwerking tussen deze twee ondernemingen. Hoewel niets verhindert voor het uitzendbureau en de klant-gebruiker om zichzelf in regel te stellen en zelf deze afstemming te organiseren, blijkt in de praktijk evenwel bij controle dat in veel gevallen van een dergelijke afstemming en samenwerking geen sprake is, waardoor in deze gevallen het uitzendbureau niet in staat blijkt te zijn om het bewijs te leveren dat aan alle toepassingsvoorwaarden is voldaan. Door een gebrek aan samenwerking wordt het in feite in deze gevallen onmogelijk gemaakt om een correcte controle op de toepassing van deze vrijstelling te verrichten.
Zonder een goed uitgewerkt contractueel kader tussen het uitzendbureau en de klant-gebruiker kan het uitzendbureau niet garanderen dat daadwerkelijk aan alle toepassingsvoorwaarden van de vrijstelling is voldaan. Zonder dit kader vertrouwt het uitzendkantoor dan ook blind op een vrijblijvende verklaring van de klant-gebruiker die de uitzendkracht tewerkstelt, die in de praktijk tot op heden, zoals uit diverse controles blijkt, vaak op een informele en op een niet-transparante wijze werd gegeven.
Voor deze klant-gebruiker heeft een dergelijke verklaring aan het uitzendbureau momenteel niet hetzelfde juridisch gewicht als het invullen van een (tweede) aangifte van de bedrijfsvoorheffing, waardoor deze niet altijd de inspanningen zal leveren om na te kijken of daadwerkelijk is voldaan aan de toepassingsvoorwaarden die onder zijn controle vallen. Om aan dit probleem tegemoet te komen, moet een goed uitgewerkt contractueel kader garanderen dat de verklaring van de klant-gebruiker aan het uitzendbureau voortaan soortgelijke gevolgen heeft als het invullen van een (tweede) aangifte van de bedrijfsvoorheffing. De klant-gebruiker moet dus contractueel aansprakelijk kunnen worden gesteld door het uitzendbureau wanneer hij verkeerdelijk aan het uitzendbureau heeft verklaard dat aan de toepassingsvoorwaarden voor één van deze vrijstellingen is voldaan, net zoals dat het geval zou zijn wanneer hij ten onrechte gebruik zou hebben gemaakt van een vrijstelling via een (tweede) aangifte in de bedrijfsvoorheffing.
Ook voor de fiscale administratie is het belangrijk dat er een goed uitgewerkt samenwerkingskader is tussen de beide ondernemingen met het oog op een efficiënte aanlevering van de stukken die door de administratie in het kader van een controle worden opgevraagd. Door de veelheid aan toepassingsgevallen waarvoor door het uitzendbureau de vrijstelling wordt gevraagd en de relatief beperkte controlecapaciteit bij de fiscale administratie, is het gebruikelijk dat de controle bij deze uitzendbureaus op basis van een steekproef wordt uitgevoerd.
Teneinde de controle efficiënt te laten verlopen, is het dus van belang dat het uitzendbureau in staat is om op een efficiënte wijze het bewijs bij de diverse klant-gebruikers te verzamelen.
Tot slot is een goed uitgewerkt afsprakenkader tussen de beide ondernemingen ook van belang voor de rechtvaardiging van de mogelijkheid voor de uitzendsector om deze vrijstelling voor haar klant-gebruikers te mogen toepassen. Een degelijk kader moet bovendien beogen te vermijden dat de vrijstelling niet te goeder trouw wordt toegepast, dat controleacties langer dan nodig zouden aanslepen, of dat uitzendbureaus kunnen speculeren op de beperkte controlecapaciteit van de fiscale administratie.
Dit ontwerp verplicht dus expliciet aan de uitzendbureaus en hun klant-gebruikers om voortaan contractueel een afsprakenkader vast te leggen.
Het spreekt voor zich dat in de toekomst zal worden gemonitord in welke mate de in dit ontwerp uitgewerkte bepalingen de hierboven omschreven doelstellingen bereikt. Indien dit in de toekomst nodig zou blijken, zal het in dit ontwerp uitgewerkte kader verder worden bijgestuurd.
Dit ontwerp legt bijgevolg bijzondere toepassingsvoorwaarden op voor de uitzendbureaus. Hierbij wordt tussen hen een gelijk speelveld voorzien. Tegelijk wordt de wijze waarop deze voorwaarden in de praktijk moeten worden uitgevoerd niet geüniformeerd, teneinde de uitzendbureaus de mogelijkheid te geven om te zoeken hoe deze doelstellingen het meest efficiënt in hun bestaande processen kunnen worden geïntegreerd.
Zo verplicht dit ontwerp de aanwezigheid van een overeenkomst tussen het uitzendbureau en de klant-gebruikers, maar wordt er bewust niet bepaald dat dit een afzonderlijke overeenkomst moet zijn, waardoor het ook mogelijk is om de bepalingen waarnaar in dit ontwerp wordt verwezen te integreren in de algemene voorwaarden van de commerciële overeenkomst die beide partijen met elkaar sluiten.
Ook de wijze waarop het bewijs moet worden geleverd waaruit blijkt dat de klant-gebruiker van mening is dat de specifieke prestatie beantwoordt aan de voorwaarden van ploegenarbeid, nachtarbeid, volcontinu ploegenarbeid, systeemvaart of ploegenarbeid voor werken in onroerende staat op locatie, wordt vrij gelaten. Het behoort hierdoor bijvoorbeeld tot de mogelijkheden om overeen te komen dat prestaties die beantwoorden aan de voorwaarden van ploegenarbeid afzonderlijk op de (onbetwiste) factuur worden geïdentificeerd. Het behoort uiteraard ook tot de mogelijkheden om deze prestaties op een door de klant-gebruiker verzonden prestatieblad op te nemen.
Het is dus mogelijk dat deze verklaring van de klant-gebruiker impliciet volgt uit het in de overeenkomst afgesproken proces. In dat geval dient wel steeds duidelijk te worden aangegeven binnen welke termijn en op welke wijze de klant-gebruiker deze impliciete verklaring kan betwisten en moet eveneens worden vermeld dat de impliciete aanvaarding tot gevolg heeft dat de klant-gebruiker het bewijs moet kunnen leveren dat aan de toepassingsvoorwaarden van de vrijstelling wordt voldaan.
Het proces moet uiteraard in alle gevallen wel resulteren in een schriftelijk stuk waarop ook de datum kan worden vastgesteld waarop de klant-gebruiker na de uitvoering van de prestaties heeft verklaard dat aan de toepassingsvoorwaarden is voldaan. Deze datum is immers van belang omdat deze verklaring moet bestaan alvorens deze als basis kan dienen voor de aanvraag van de vrijstelling in de tweede aangifte in de bedrijfsvoorheffing.
Om te vermijden dat er onduidelijkheid kan ontstaan voor welke gelijkschakeling het akkoord wordt gegeven, moet uit de verklaring ook het type arbeid blijken dat de uitzendkracht heeft verricht bij de klant-gebruiker (ploegenarbeid of nachtarbeid, volcontinu ploegenarbeid, tewerkstelling in systeemvaart of in ploegenarbeid werken in onroerende staat verrichten op locatie).
Het vormvrij laten van het proces dat door het uitzendbureau en de klant-gebruiker werd uitgewerkt, heeft als nadeel dat er geen garantie is dat bij controle zo maar zal worden aangenomen dat het vormgegeven proces voldoet aan de voorwaarden van dit besluit en dat aan alle doelstellingen ervan wordt voldaan. Mijn administratie zal dus geval per geval nagaan of dit proces wel degelijk aan de voorwaarden en doelstellingen van dit besluit voldoet.
De in artikel 2755 WIB 92 voorziene gelijkstelling van het uitzendkantoor met de klant-gebruiker, heeft tot gevolg dat het uitzendkantoor dezelfde vrijstelling mag toepassen op de bezoldigingen van de uitzendkrachten die ploegenarbeid hebben verricht bij de klant-gebruiker, als deze die de klant-gebruiker mag toepassen op de bezoldigingen van zijn eigen werknemers die eveneens ploegenarbeid hebben verricht.
In het geval het bedrag van de vrijstelling beperkt moet worden door een verschil in omvang van het werk van de opeenvolgende ploegen bij de klant-gebruiker, dan moet die beperking ook worden toegepast door het uitzendkantoor, die het bedrag van de vrijstelling eveneens moet verminderen met het percentage bedoeld in artikel 2755, § 1/1, vierde lid, 3), WIB 92.
Dit heeft tot gevolg dat het uitzendkantoor niet enkel per uitzendkracht zal moeten nagaan of al dan niet aan de 1/3de norm is voldaan, maar in voorkomend geval ook moet nagaan welke beperking al dan niet moet worden toegepast.
Teneinde te garanderen dat het uitzendkantoor met deze vermindering rekening houdt, zal dus bij toepassing van de vrijstelling bedoeld in artikel 2755, § 1/1, WIB 92 of artikel 2755, § 3/1, WIB 92, de verklaring ook het percentage moeten bevatten van de afwijking op de omvang van het werk dat voor de klant-gebruiker van toepassing is voor de maand waarin de prestaties door de uitzendkracht werden geleverd.
Dit ontwerp beoogt geenszins het principe te ondergraven dat de werkgever die een vrijstelling via de (tweede) aangifte van de bedrijfsvoorheffing aanvraagt ertoe gehouden is om het bewijs te leveren dat aan de toepassingsvoorwaarden is voldaan. Het uitzendbureau blijft dan ook ten aanzien van de fiscale administratie exclusief verantwoordelijk voor het leveren van het bewijs dat aan alle toepassingsvoorwaarden van de vrijstelling van doorstorting van bedrijfsvoorheffing is voldaan. Teneinde het uitzendbureau te beschermen tegen de gevolgen van dit principe, voorziet dit ontwerp in een verplichte opname van een medewerkingsplicht en aansprakelijkheidsclausule in de met de klant-gebruiker gesloten overeenkomst.
Om het uitzendbureau daadwerkelijk in staat te stellen dit bewijs te kunnen leveren, voorziet dit ontwerp dus in een medewerkingsplicht zodat de gebruiker zich er contractueel toe verbonden heeft al het noodzakelijke te doen om het uitzendbureau te helpen om het bewijs ervan daadwerkelijk te leveren.
Tot slot moet ook de aansprakelijkheid worden vastgelegd van de klant-gebruiker ten aanzien van het uitzendbureau voor de schade die wordt geleden door het uitzendbureau in het geval de klant-gebruiker ten onrechte heeft verklaard dat de uitzendkracht werd tewerkgesteld in ploegenarbeid of nachtarbeid, volcontinu ploegenarbeid, tewerkstelling in systeemvaart of in ploegenarbeid werken in onroerende staat verrichten op locatie, maar vervolgens niet het bewijs ervan kan leveren.
Naast de bepalingen die specifiek betrekking hebben op uitzendwerk wordt in dit ontwerp een mismatch tussen de Nederlandstalige en de Franstalige versie van het koninklijk besluit van 19 mei 2022Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 19/05/2022 pub. 30/05/2022 numac 2022020919 bron federale overheidsdienst financien Koninklijk besluit tot wijziging van de bepalingen inzake de vrijstelling van doorstorting van bedrijfsvoorheffing in het KB/WIB 92 sluiten tot wijziging van de bepalingen inzake de vrijstelling van doorstorting van bedrijfsvoorheffing in het KB/WIB 92 gecorrigeerd en wordt verduidelijkt dat de woorden "met uitsluiting van het vakantiegeld" vervangen zijn door de woorden "met uitsluiting van het dubbel vakantiegeld".
Voor de toepassing van de vrijstelling wordt met andere woorden immers geen rekening gehouden met uitbetalingen die zich slechts éénmaal per jaar voordoen, zoals vakantiegeld of eindejaarspremies, noch met achterstallige bezoldigingen. Op die uitbetalingen zijn immers andere regels inzake de berekening van de bedrijfsvoorheffing van toepassing.
Voor de toepassing van de vrijstelling van doorstorting van bedrijfsvoorheffing voor ploegenarbeid voor werken in onroerende staat op locatie wordt eveneens ook een discrepantie met artikel 2755, § 5, vijfde lid, WIB 92, weggewerkt.
Dit ontwerp werd aangepast ingevolge het advies van de Raad van State.
De in het advies voorgestelde wijzigingen werden integraal gevolgd.
Dit is, Sire, de draagwijdte van het besluit dat U wordt voorgelegd.
Ik heb de eer te zijn, Sire, Van Uwe Majesteit, de zeer eerbiedige en zeer getrouwe dienaar, De Minister van Financiën, V. VAN PETEGHEM
Advies 76.991/1/v van 23 augustus 2024 Ontwerp van koninklijk besluit `tot vastlegging van de wijze waarop de ondernemingen die erkend zijn voor uitzendarbeid het akkoord moeten aantonen voor de toepassing van de in artikel 2755 van het wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 bedoelde vrijstelling van doorstorting van bedrijfsvoorheffing en tot correctie van het
koninklijk besluit van 19 mei 2022Relevante gevonden documenten
type
koninklijk besluit
prom.
19/05/2022
pub.
30/05/2022
numac
2022020919
bron
federale overheidsdienst financien
Koninklijk besluit tot wijziging van de bepalingen inzake de vrijstelling van doorstorting van bedrijfsvoorheffing in het KB/WIB 92
sluiten tot wijziging van de bepalingen inzake de vrijstelling van doorstorting van bedrijfsvoorheffing in het kb/wib 92' Op 22 juli 2024 is de Raad van State, afdeling Wetgeving, door de Minister van Financiën verzocht binnen een termijn van dertig dagen, van rechtswege (*) verlengd tot 5 september 2024, een advies te verstrekken over een ontwerp van koninklijk besluit `tot vastlegging van de wijze waarop de ondernemingen die erkend zijn voor uitzendarbeid het akkoord moeten aantonen voor de toepassing van de in artikel 2755 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 bedoelde vrijstelling van doorstorting van bedrijfsvoorheffing en tot correctie van het
koninklijk besluit van 19 mei 2022Relevante gevonden documenten
type
koninklijk besluit
prom.
19/05/2022
pub.
30/05/2022
numac
2022020919
bron
federale overheidsdienst financien
Koninklijk besluit tot wijziging van de bepalingen inzake de vrijstelling van doorstorting van bedrijfsvoorheffing in het KB/WIB 92
sluiten tot wijziging van de bepalingen inzake de vrijstelling van doorstorting van bedrijfsvoorheffing in het KB/WIB 92'.
Het ontwerp is door de eerste vakantiekamer onderzocht op 20 augustus 2024. De kamer was samengesteld uit Koen Muylle, staatsraad, voorzitter, Tim Corthaut en Frédéric Vanneste, staatsraden, Jan Velaers, assessor, en Greet Verberckmoes, griffier. Het verslag is uitgebracht door Ronald Van Crombrugge, adjunct-auditeur.
De overeenstemming tussen de Franse en de Nederlandse tekst van het advies is nagezien onder toezicht van Koen Muylle, staatsraad.
Het advies, waarvan de tekst hierna volgt, is gegeven op 23 augustus 2024. 1. Met toepassing van artikel 84, § 3, eerste lid, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, heeft de afdeling Wetgeving zich toegespitst op het onderzoek van de bevoegdheid van de steller van de handeling, van de rechtsgrond, alsmede van de vraag of aan de te vervullen vormvereisten is voldaan. Voorafgaande opmerkingen 2. Rekening houdend met het ogenblik waarop dit advies wordt gegeven, vestigt de Raad van State de aandacht van de adviesaanvrager erop dat de ontbinding van de Wetgevende Kamers tot gevolg heeft dat de regering sedert die datum en totdat, na de verkiezing van de Kamer van volksvertegenwoordigers, een nieuwe regering is benoemd door de Koning, niet meer over de volheid van haar bevoegdheid beschikt.Dit advies wordt evenwel gegeven zonder dat wordt nagegaan of dit ontwerp in die beperkte bevoegdheid kan worden ingepast, aangezien de afdeling Wetgeving geen kennis heeft van het geheel van de feitelijke gegevens die de regering in aanmerking kan nemen als ze te oordelen heeft of het vaststellen of het wijzigen van verordeningen noodzakelijk is. 3. De Raad van State, afdeling Wetgeving, heeft op 17 oktober 2022 advies 72.217/3 gegeven over een eerdere versie van het thans voor advies voorgelegde ontwerp. (1) De Raad verleent, behoudens in geval van wijziging van de juridische context, in de regel geen nieuw advies over bepalingen die al eerder zijn onderzocht of die zijn gewijzigd ten gevolge van in eerdere adviezen gemaakte opmerkingen.
Zoals vermeld in de adviesaanvraag werd "de wettelijke grondslag voor dit ontwerp ingevolge uitvoerig overleg met de sector grondig (...) gewijzigd". Bij artikel 30 van de wet van 21 december 2022Relevante gevonden documenten type wet prom. 21/12/2022 pub. 29/12/2022 numac 2022043130 bron federale overheidsdienst financien Wet houdende diverse fiscale bepalingen sluiten `houdende diverse fiscale bepalingen' werd immers artikel 2755 van het Wetboek van de Inkomstenbelastingen 1992 (hierna: WIB 92), dat mede rechtsgrond bood aan het ontwerp waarover de Raad van State het voormelde advies 72.217/3 heeft gegeven, gewijzigd. Die wijzigingen zijn van die aard dat er in dit geval gewag kan worden gemaakt van een gewijzigde juridische context. Bovendien is artikel 3 van het ontwerp nieuw ten opzichte van het ontwerp waarover de Raad van State het voormelde advies heeft gegeven. "Bijgevolg kan de Raad een nieuw advies verlenen over het voorliggende ontwerp.
Strekking van het ontwerp 4. Het voor advies voorgelegde ontwerp van koninklijk besluit strekt ertoe de wijze te bepalen waarop ondernemingen die erkend zijn voor uitzendarbeid het akkoord kunnen aantonen voor de toepassing van artikel 2755 van het WIB 92.Artikel 2755, § 1, achtste lid, § 1/1, negende lid, § 2, zevende lid, § 4, zesde lid, en § 5, zevende lid, van het WIB 92 bepaalt dat ondernemingen die erkend zijn voor uitzendarbeid die uitzendkrachten ter beschikking stellen van ondernemingen waarin ploegenarbeid of nachtarbeid werd verricht, met die ondernemingen kunnen worden gelijkgesteld wat betreft de vrijstelling van doorstorting van de bedrijfsvoorheffing op voorwaarde dat zij op de door de Koning bepaalde wijze het akkoord hebben gekregen van de onderneming waarin de uitzendkrachten zijn tewerkgesteld om de bedoelde vrijstelling toe te passen. Hiertoe wordt in hoofdstuk 2, afdeling 2bis, van het KB/WIB 92 (2) een nieuw artikel 954/2 ingevoegd (artikel 2 van het ontwerp).
In het licht van deze wijziging, wordt ook bijlage IIIter bij het KB/WIB 92 gewijzigd, waarbij de ondernemingen die erkend zijn voor uitzendarbeid verplicht worden om de overeenkomst waaruit dat akkoord blijkt, ter beschikking te houden van de administratie (artikel 3).
Daarnaast wordt van de gelegenheid gebruik gemaakt om verschillen tussen de Nederlandstalige en de Franstalige tekst van artikel 952 van het KB/WIB 92 te corrigeren (artikel 1).
Ten slotte wordt de uitwerking in de tijd geregeld van de te nemen bepalingen (artikel 4).
Rechtsgrond 5. Het ontwerp vindt rechtsgrond in de in de aanhef vermelde bepalingen van het WIB 92, met dien verstande dat moet worden verwezen naar artikel 2755, § 5, zevende lid (in plaats van "zesde lid"). Artikel 50, 4°, van de wet van 20 november 2022Relevante gevonden documenten type wet prom. 20/11/2022 pub. 30/11/2022 numac 2022034191 bron federale overheidsdienst financien Wet houdende diverse fiscale en financiële bepalingen sluiten `houdende diverse fiscale en financiële bepalingen' heeft immers tussen het vijfde en zesde lid van dat artikel een nieuw lid ingevoegd, waardoor het zesde lid het zevende lid is geworden.
Onderzoek van de tekst Opschrift 6. Zoals de Raad van State, afdeling Wetgeving, reeds heeft opgemerkt in het voormelde advies 72.217/3 moet in het opschrift van het ontwerp worden verwezen naar artikel 952 van het KB/WIB 92 in plaats van naar het koninklijk besluit van 19 mei 2022Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 19/05/2022 pub. 30/05/2022 numac 2022020919 bron federale overheidsdienst financien Koninklijk besluit tot wijziging van de bepalingen inzake de vrijstelling van doorstorting van bedrijfsvoorheffing in het KB/WIB 92 sluiten `tot wijziging van de bepalingen inzake de vrijstelling van doorstorting van bedrijfsvoorheffing in het KB/WIB 92' dat dit artikel heeft gewijzigd.
Aanhef 7. Om de in opmerking 5 uiteengezette redenen, moet in de aanhef worden verwezen naar artikel 2755, § 5, zevende lid, van het WIB 92. Artikel 1 8. Er moet ook in de Nederlandse tekst van artikel 1, a) tot d), van het ontwerp worden bepaald dat de ontworpen wijzigingen enkel betrekking hebben op de Nederlandse tekst van artikel 952 van het KB/WIB 92, zoals reeds het geval is in de Franse tekst van het ontwerp.(3) De griffier De voorzitter G. Verberckmoes K. Muylle _______ Nota's (*) Deze verlenging vloeit voort uit artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, in fine, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, waarin wordt bepaald dat deze termijn van rechtswege verlengd wordt met vijftien dagen wanneer hij begint te lopen tussen 15 juni en 15 augustus. (1) Adv.RvS 72.217/3 van 17 oktober 2022 over een ontwerp van koninklijk besluit `tot vastlegging van de wijze waarop de ondernemingen die erkend zijn voor uitzendarbeid het akkoord kunnen aantonen voor de toepassing van de in artikel 2755 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 bedoelde vrijstelling van doorstorting van bedrijfsvoorheffing en tot correctie van het koninklijk besluit van 19 mei 2022Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 19/05/2022 pub. 30/05/2022 numac 2022020919 bron federale overheidsdienst financien Koninklijk besluit tot wijziging van de bepalingen inzake de vrijstelling van doorstorting van bedrijfsvoorheffing in het KB/WIB 92 sluiten tot wijziging van de bepalingen inzake de vrijstelling van doorstorting van bedrijfsvoorheffing in het KB/WIB 92'. (2) Koninklijk besluit van 27 augustus 1993Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 27/08/1993 pub. 27/07/2015 numac 2015000371 bron federale overheidsdienst financien Koninklijk besluit tot uitvoering van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992. - Officieuze coördinatie in het Duits - Deel I type koninklijk besluit prom. 27/08/1993 pub. 19/11/2015 numac 2015000628 bron federale overheidsdienst financien Koninklijk besluit tot uitvoering van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992. - Officieuze coördinatie in het Duits - Deel II type koninklijk besluit prom. 27/08/1993 pub. 04/03/2016 numac 2016000121 bron federale overheidsdienst financien Koninklijk besluit tot uitvoering van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992. - Officieuze coördinatie in het Duits - Deel III sluiten `tot uitvoering van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992'.(3) Zie J.Van Nieuwenhove, "Wijzigingen in specifieke taalversies", TvW 2023, 141-142.
16 SEPTEMBER 2024. - Koninklijk besluit tot vastlegging van de wijze waarop de ondernemingen die erkend zijn voor uitzendarbeid het akkoord moeten aantonen voor de toepassing van de in artikel 2755 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 bedoelde vrijstelling van doorstorting van bedrijfsvoorheffing en tot correctie van artikel 952 van het KB/WIB 92 FILIP, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992: - artikel 2755, § 1, achtste lid, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 21 december 2022Relevante gevonden documenten type wet prom. 21/12/2022 pub. 29/12/2022 numac 2022043130 bron federale overheidsdienst financien Wet houdende diverse fiscale bepalingen sluiten; - artikel 2755, § 2, zevende lid, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 21 december 2022Relevante gevonden documenten type wet prom. 21/12/2022 pub. 29/12/2022 numac 2022043130 bron federale overheidsdienst financien Wet houdende diverse fiscale bepalingen sluiten; - artikel 2755, § 4, zesde lid, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 21 december 2022Relevante gevonden documenten type wet prom. 21/12/2022 pub. 29/12/2022 numac 2022043130 bron federale overheidsdienst financien Wet houdende diverse fiscale bepalingen sluiten; - artikel 2755, § 5, zevende lid, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 21 december 2022Relevante gevonden documenten type wet prom. 21/12/2022 pub. 29/12/2022 numac 2022043130 bron federale overheidsdienst financien Wet houdende diverse fiscale bepalingen sluiten; - artikel 300, § 1; - artikel 312;
Gelet op het KB/WIB 92;
Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 5 maart 2024;
Overwegende dat uit dit advies van de Inspecteur van Financiën blijkt dat dit besluit geen budgettaire impact heeft;
Gelet op advies 76.991/1/V van de Raad van State, gegeven op 23 augustus 2024, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;
Op voordracht van de minister van Financiën,
Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.In artikel 952 van het KB/WIB 92, laatstelijk gewijzigd bij het koninklijk besluit van 9 april 2024Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 09/04/2024 pub. 17/04/2024 numac 2024003334 bron federale overheidsdienst financien Koninklijk besluit tot wijziging van het KB/WIB 92 met betrekking tot de vrijstelling van doorstorting van bedrijfsvoorheffing voor gelegenheidsarbeiders in de fruit- en groenteteelt als bedoeld in artikel 27513 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 type koninklijk besluit prom. 09/04/2024 pub. 15/04/2024 numac 2024003289 bron federale overheidsdienst financien Koninklijk besluit houdende uitvoering van de artikelen 38, § 1, zesde lid, en 66bis, vierde lid, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 type koninklijk besluit prom. 09/04/2024 pub. 26/04/2024 numac 2024002257 bron federale overheidsdienst beleid en ondersteuning Koninklijk besluit tot wijziging van diverse bepalingen betreffende arbeidsongevallen in de overheidssector sluiten, worden de volgende wijzigingen aangebracht: a) in paragraaf 3, eerste lid, c, 7°, eerste streepje, worden in de Nederlandstalige tekst de woorden "met uitsluiting van het vakantiegeld" vervangen door de woorden "met uitsluiting van het dubbel vakantiegeld";b) in paragraaf 3, eerste lid, c, 7° /1, eerste streepje worden in de Nederlandstalige tekst de woorden "met uitsluiting van het vakantiegeld" vervangen door de woorden "met uitsluiting van het dubbel vakantiegeld";c) in paragraaf 3, eerste lid, c, 7° /2, eerste streepje, worden in de Nederlandstalige tekst de woorden "met uitsluiting van het vakantiegeld" vervangen door de woorden "met uitsluiting van het dubbel vakantiegeld";d) in paragraaf 3, eerste lid, c, 7° /3, eerste streepje, worden in de Nederlandstalige tekst de woorden "met uitsluiting van het vakantiegeld" vervangen door de woorden "met uitsluiting van het dubbel vakantiegeld";e) in paragraaf 3, eerste lid, c, 7° /4, eerste streepje, worden de woorden "met uitsluiting van het vakantiegeld, de eindejaarspremie en de achterstallige bezoldigingen" vervangen door de woorden "met uitsluiting van de premies, het dubbel vakantiegeld, de eindejaarspremie en de achterstallige bezoldigingen".
Art. 2.In hoofdstuk 2, afdeling 2bis van het KB/WIB 92, wordt een artikel 954/2 ingevoegd, luidende: "
Art. 954/2.Een onderneming die erkend is voor uitzendarbeid, die één of meerdere uitzendkrachten ter beschikking stelt van een in artikel 2755, § 1, of een in artikel 2755, § 1/1, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, bedoelde onderneming die deze uitzendkrachten tewerkstelt in een systeem van ploegenarbeid of in een volcontinu arbeidssysteem, van een in artikel 2755, § 2, van hetzelfde Wetboek, bedoelde onderneming die deze uitzendkrachten tewerkstelt in een systeem van nachtarbeid, van een in artikel 2755, § 4, van hetzelfde Wetboek, bedoelde onderneming die deze uitzendkrachten tewerkstelt onder het regime van systeemvaart, of van een in artikel 2755, § 5, van hetzelfde Wetboek, bedoelde onderneming die deze uitzendkrachten in ploegverband werken in onroerende staat laat verrichten op locatie, toont voor de prestatie, die door deze uitzendkrachten wordt geleverd, aan dat zij het akkoord hebben verkregen van deze onderneming die de uitzendkrachten tewerkstelt om de in artikel 2755 van hetzelfde Wetboek bedoelde vrijstelling van doorstorting van bedrijfsvoorheffing toe te passen wanneer aan de in dit artikel bedoelde voorwaarden wordt voldaan.
De in het eerste lid bedoelde onderneming die erkend is voor uitzendarbeid en de in het eerste lid bedoelde onderneming die de uitzendkracht tewerkstelt sluiten op schriftelijke wijze een overeenkomst, of nemen bepalingen op in de commerciële overeenkomst die beide partijen met elkaar sluiten, waarin het procedureel kader wordt vastgelegd dat voorziet op welke wijze de in het eerste lid bedoelde vrijstelling van doorstorting van bedrijfsvoorheffing wordt toegepast en op welke wijze het bewijs wordt geleverd dat aan alle toepassingsvoorwaarden van deze vrijstelling wordt voldaan. Deze overeenkomst omvat ten minste de volgende bepalingen: - er wordt overeengekomen dat de in het eerste lid bedoelde onderneming die erkend is voor uitzendarbeid de in het eerste lid bedoelde vrijstelling van doorstorting van bedrijfsvoorheffing enkel kan toepassen voor zover het prestaties betreft waarvoor de in het eerste lid bedoelde onderneming die de uitzendkracht tewerkstelt, na de uitvoering van de prestatie, een verklaring heeft opgemaakt waaruit ondubbelzinnig de vaststelling van deze onderneming blijkt dat de uitzendkracht voor die prestaties daadwerkelijk respectievelijk werd tewerkgesteld ofwel in een systeem van ploegenarbeid, ofwel in een systeem van volcontinu ploegenarbeid, ofwel in een systeem van nachtarbeid, ofwel onder het regime van systeemvaart ofwel in ploegverband werken in onroerende staat heeft verricht op locatie, zoals bedoeld in het eerste lid, en waarin wordt bevestigd dat deze onderneming in de mogelijkheid is om het bewijs te leveren dat aan de toepassingsvoorwaarden daarvan is voldaan; - er wordt overeengekomen dat wanneer de uitzendkracht werd tewerkgesteld in een systeem van ploegenarbeid bedoeld in artikel 2755, § 1/1, van hetzelfde Wetboek of in een systeem van volcontinu ploegenarbeid bedoeld in artikel 2755, § 3/1 van hetzelfde Wetboek, de in het eerste lid bedoelde onderneming die erkend is voor uitzendarbeid de in het eerste lid bedoelde vrijstelling van doorstorting van bedrijfsvoorheffing enkel kan toepassen voor zover in de in het eerste streepje bedoelde verklaring ook het percentage is opgenomen van de in de artikel 2755, § 1/1, vierde lid, 3), van hetzelfde Wetboek bedoelde afwijking op de omvang van het werk dat voor de onderneming die de uitzendkracht tewerkstelt van toepassing is voor de maand waarin de prestaties door de uitzendkracht werden geleverd; - de wijze wordt vastgelegd waarop de in het eerste lid bedoelde onderneming die erkend is voor uitzendarbeid schriftelijk en ondubbelzinnig aan de fiscale administratie het bestaan en het tijdstip kan aantonen van de in het eerste streepje bedoelde verklaring; - er wordt overeengekomen dat de medewerking wordt gegarandeerd door de in het eerste lid bedoelde onderneming die de uitzendkracht tewerkstelt aan de in het eerste lid bedoelde onderneming die erkend is voor uitzendarbeid voor het leveren van het bewijs, in het bijzonder in het geval dat de fiscale administratie aan de in het eerste lid bedoelde onderneming die erkend is voor uitzendarbeid vraagt het bewijs te leveren dat de uitzendkracht daadwerkelijk werd tewerkgesteld zoals bedoeld in het eerste streepje; - de aansprakelijkheid wordt vastgelegd van de in het eerste lid bedoelde onderneming die de uitzendkracht tewerkstelt ten aanzien van de in het eerste lid bedoelde onderneming die erkend is voor uitzendarbeid voor de schade die wordt geleden door deze laatstgenoemde onderneming in het geval de eerstgenoemde onderneming heeft verklaard dat de uitzendkracht werd tewerkgesteld zoals bedoeld in het eerste streepje, maar het bewijs ervan niet levert.
Indien de administratie vaststelt dat de bepalingen van het in het tweede lid bedoelde procedurele kader die in de tweede lid bedoelde overeenkomst zijn opgenomen, niet daadwerkelijk worden toegepast, wordt het in het eerste lid bedoelde akkoord geacht niet te zijn verkregen.".
Art. 3.In bijlage IIIter, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 22 augustus 2006Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 22/08/2006 pub. 28/08/2006 numac 2006003400 bron federale overheidsdienst financien Koninklijk besluit tot wijziging van het KB/WIB 92 op het stuk van de aangifte in de bedrijfsvoorheffing sluiten en laatstelijk gewijzigd bij het koninklijk besluit van 9 april 2024Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 09/04/2024 pub. 17/04/2024 numac 2024003334 bron federale overheidsdienst financien Koninklijk besluit tot wijziging van het KB/WIB 92 met betrekking tot de vrijstelling van doorstorting van bedrijfsvoorheffing voor gelegenheidsarbeiders in de fruit- en groenteteelt als bedoeld in artikel 27513 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 type koninklijk besluit prom. 09/04/2024 pub. 15/04/2024 numac 2024003289 bron federale overheidsdienst financien Koninklijk besluit houdende uitvoering van de artikelen 38, § 1, zesde lid, en 66bis, vierde lid, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 type koninklijk besluit prom. 09/04/2024 pub. 26/04/2024 numac 2024002257 bron federale overheidsdienst beleid en ondersteuning Koninklijk besluit tot wijziging van diverse bepalingen betreffende arbeidsongevallen in de overheidssector sluiten, worden de volgende wijzigingen aangebracht: a) het punt V wordt aangevuld met een lid, luidende: "Indien de schuldenaar een onderneming is die erkend is voor uitzendarbeid, houdt deze de in artikel 954/2, tweede lid, bedoelde overeenkomst evenals de in artikel 954/2, tweede lid, eerste streepje, bedoelde verklaringen ter beschikking van de administratie."; b) het punt V/1 wordt aangevuld met een lid, luidende: "Indien de schuldenaar een onderneming is die erkend is voor uitzendarbeid, houdt deze de in artikel 954/2, tweede lid, bedoelde overeenkomst evenals de in artikel 954/2, tweede lid, eerste streepje bedoelde verklaringen ter beschikking van de administratie."; c) het punt V/2 wordt aangevuld met een lid, luidende: "Indien de schuldenaar een onderneming is die erkend is voor uitzendarbeid, houdt deze de in artikel 954/2, tweede lid, bedoelde overeenkomst evenals de in artikel 954/2, tweede lid, eerste streepje bedoelde verklaringen ter beschikking van de administratie."; d) het punt V/3 wordt aangevuld met een lid, luidende: "Indien de schuldenaar een onderneming is die erkend is voor uitzendarbeid, houdt deze de in artikel 954/2, tweede lid, bedoelde overeenkomst evenals de in artikel 954/2, tweede lid, eerste streepje bedoelde verklaringen ter beschikking van de administratie.".
Art. 4.Artikel 1 is van toepassing op de vanaf 1 april 2022 betaalde of toegekende bezoldigingen.
De overige artikelen van dit koninklijk besluit zijn van toepassing op de vanaf 1 januari 2025 betaalde of toegekende bezoldigingen.
Art. 5.De minister die bevoegd is voor Financiën is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 16 september 2024.
FILIP Van Koningswege : De Minister van Financiën, V. VAN PETEGHEM