gepubliceerd op 21 augustus 2001
Omzendbrief betreffende het ambt van veiligheidsschepen
MINISTERIE VAN BINNENLANDSE ZAKEN
1 AUGUSTUS 2001. - Omzendbrief betreffende het ambt van veiligheidsschepen
Aan Mevrouw en de Heren Provinciegouverneurs;
Aan Mevrouw de Gouverneur van het administratief arrondissement Brussel-Hoofdstad.
Ter informatie : Aan de Dames en Heren Bestendig afgevaardigden;
Aan de Dames en Heren Arrondissementscommissarissen;
Aan de Dames en Heren Burgemeesters en Schepenen;
Mevrouw, Mijnheer de Gouverneur, Sedert de laatste verkiezingen wordt het begrip veiligheidsschepen in een aantal Colleges van Burgemeester en Schepenen gehanteerd.
Ik meen dat het nuttig is uw aandacht te vestigen op de bevoegdheden van de gemeentebesturen ter zake en op de hieromtrent geldende wetsbepalingen.
Inleiding Ingevolge de bestuursakkoorden gesloten in enkele gemeenten na de verkiezingen van 8 oktober 2000, werd voorzien in de aanduiding van een schepen die bevoegd werd verklaard voor de veiligheid.
Onder veiligheid dient dan telkens de politionele en niet politionele veiligheid te worden verstaan zoals bedoeld in de wetgeving op de politie en op het vlak van de civiele veiligheid.
Het betreft hier een volledig federaal georganiseerde materie, waarbij op lokaal, arrondissementeel en provinciaal niveau de aansturing gebeurt door een overheid, die niet beschouwd wordt als een gemeentelijk of provinciaal orgaan, doch als een vertegenwoordiger van de federale overheid, in toepassing van de functionele splitsing. De creatie op gemeentelijk niveau van een schepenambt bevoegd voor de veiligheid is niet contra- legem maar mag geenszins voor gevolg hebben dat de federale instanties niet meer de mogelijkheid zouden hebben een coherent en krachtdadig beleid inzake veiligheid te definiëren en uit te voeren.
Tijdens de eerste zeven maanden van de nieuwe gemeentelijke legislatuur heb ik dienen vast te stellen dat de wijze waarop dit schepenambt wordt gedefinieerd en de taakverdeling burgemeester- schepen in de praktijk wordt omgezet, reeds aanleiding heeft gegeven tot verwarring, disfuncties en tot het geven van verkeerde signalen aan de burger.
Ik meen dan ook dat, ondanks de gemeentelijke autonomie inzake het afsluiten van akkoorden tot aanstelling van een veiligheidsschepen, het noodzakelijk is dat wordt ingegrepen, daar het volledig onaanvaardbaar is dat de veiligheid van de bevolking op enigerlei wijze in gevaar wordt gebracht door het bestaan van onduidelijkheid op het vlak van de bevoegdheden in het kader van de bedoelde veiligheidstaken. 1. De opdrachten van de burgemeester inzake bestuurlijke politie. De burgemeester is, zoals de Minister van Binnenlandse Zaken, de provinciegouverneur en de arrondissementscommissaris belast met een opdracht van bestuurlijke politie. Deze overheden van bestuurlijke politie hebben de bevoegdheid om de openbare orde in de meest ruime zin te handhaven. Op het niveau van de gemeente is de burgemeester echter de eerste verantwoordelijke voor de correcte uitvoering van de opdrachten inzake bestuurlijke politie, nl. het toezien op de naleving van de wetten en politieverordeningen, de handhaving van de openbare orde, de bescherming van personen en goederen en de hulpverlening aan al wie in gevaar verkeert.
De bevoegdheden inzake bestuurlijke politie, kunnen worden onderverdeeld in drie categorieën : een verordenende bevoegdheid (artikel 134 van de nieuwe gemeentewet waarbij de burgemeester zich tijdelijk in de plaatst stelt van de gemeenteraad), een uitvoeringsbevoegdheid (artikel 133, tweede lid van de nieuwe gemeentewet) en een opeisingsrecht (artikel 43 en 109 van de wet van 7 december 1998).
Uit hoofde van artikel 133, tweede lid van de nieuwe gemeentewet kan de uitvoeringsbevoegdheid van de burgemeester onder zijn verantwoordelijkheid geheel of ten dele worden gedelegeerd aan één van zijn schepenen.
Dit artikel wordt niet opgeheven door de wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus waardoor de delegatiemogelijkheid overeenkomstig artikel 133, tweede lid van de nieuwe gemeentewet blijft voortbestaan. De hierboven vermelde wet van 7 december 1998 brengt wel volgende beperking aan : het lidmaatschap van de burgemeester in het politiecollege is niet vatbaar voor delegatie (1). Enkel de plaatsvervanging overeenkomstig de bepalingen van artikel 14 van de Nieuwe Gemeentewet is mogelijk.
De delegatie van de verordenende bevoegdheid van de burgemeester is niet uitdrukkelijk door de wet voorzien en is bijgevolg niet toegelaten. Deze bevoegdheden zijn hem door de wet intuitu personae toegekend, dus in zijn functie van burgemeester, ambt waarin hij bij koninklijk besluit werd aangesteld. Deze verordenende politiebevoegdheden komen dus de burgemeester in persoon toe (zie verder onder punt 5) Slechts in geval van ontstentenis of verhindering van de burgemeester, kunnen deze politiebevoegdheden wettelijk uitgeoefend worden door de eerstgekozen schepen of de schepen aan wie de burgemeester in dit specifiek geval van verhindering, zijn bevoegdheid heeft overgedragen (artikel 14 NGW). 2. Kan een bestuursakkoord een taakverdeling voorzien inzake de veiligheidsopdrachten van de burgemeester ? Zoals hierboven werd gesteld, bezit de burgemeester op basis van de functionele splitsingstheorie, zowel bevoegdheden in het algemeen belang, als bevoegdheden in het gemeentelijk belang.Hij is m.a.w. niet enkel vertegenwoordiger van de gemeentelijke macht, doch eveneens van de federale macht.
Deze laatste hoedanigheid vindt voornamelijk zijn toepassing in artikel 133 van de NGW. In zijn hoedanigheid van vertegenwoordiger van de federale macht - hierbij abstractie makend van zijn politionele bevoegdheden - voert de burgemeester in toepassing van art. 133, al. 1 NGW, de wetten, decreten, ordonnanties en algemene, gewestelijke of gemeenschapsbesluiten uit.
Meer in het bijzonder voert de burgemeester binnen het kader van zijn bestuurlijke politietaken in uitvoering van art. 133, al. 2 NGW, de wetten, decreten, ordonnanties en politieverordeningen uit. De hoedanigheid van burgemeester is in dat geval deze van de vertegenwoordiger van de publieke overheid die het betreffende reglement uitvaardigt.
Te meer verduidelijkt art. 133, al. 3 de hoedanigheid van burgemeester inzake bestuurlijke politie op het grondgebied van de gemeente. Deze bepaling, ingevoegd bij wet van 3 april 1997, stelt inderdaad dat op dit vlak de burgemeester in regel de verantwoordelijke overheid is.
Zoals de voorbereidende werkzaamheden het laten uitschijnen, gaat de bepaling uit van het feit dat de burgemeester de sleutelfiguur van de gemeentelijke veiligheidspolitiek is.
In tegenstelling tot het gestelde in het advies van de Raad van State naar aanleiding van de invoering van dit artikel, heeft dit artikel niet tot gevolg dat de burgemeester "het enige hoofd" van dat gemeentelijk veiligheidsbeleid wordt.
Teneinde elke dubbelzinnigheid weg te werken, werd de oorspronkelijke tekst aangevuld om uitdrukkelijk de verantwoordelijkheden terzake van de gemeentelijke instellingen in herinnering te brengen. (Kamer, 1996-1997, stuk 870/1, blz. 4) Inderdaad wordt bij art. 133bis NGW aan de burgemeester een zeer uitgebreide informatieplicht opgelegd ten overstaan van de gemeenteraad. Daar waar thans politieraden zijn opgericht, wordt door deze raden het informatierecht overgenomen. Het is immers bij uitstek dit orgaan dat een centrale rol te spelen heeft in het streven naar een daadwerkelijk gemeenschapsgericht veiligheidsbeleid. Het is de burgemeester die daarbij de eerste verantwoordelijke is en de gemeenteraad/politieraad wordt nadien ingelicht.
Met betrekking tot het instellen van een schepen bevoegd voor de veiligheid dient - wat betreft het luik politie - een onderscheid gemaakt tussen de mono- en pluricommunale politiezones.
Een dergelijk onderscheid dient niet gemaakt voor de organisatie van de andere veiligheidsdiensten, meer in het bijzonder de brandweer en de centra van het eenvormig omroepstelsel (100) waar dus de regeling zoals beschreven voor de monocommunale politiezones geldig blijft. 2.1. Monocommunale politiezones In een monocommunale politiezone (art. 9, 2e alinea en art. 11 W.G.P.) wordt door de wet op de Geïntegreerde Politiedienst, gestructureerd op twee niveaus, niets gewijzigd aan de huidige politieke bevoegdheidsverdeling inzake politie.
Het creëren door middel van een bestuursakkoord binnen de gemeente van een schepen bevoegd voor de veiligheid, betekent evenwel enerzijds dat de burgemeester vanaf de conceptie van het beleid een reflectie met het college inbouwt. Dit kan gelden voor het gehele veiligheidsbeleid, zowel als voor een deel ervan, of zelfs voor in de tijd beperkte projecten. De uitgebreidheid van dit collegiaal overleg wordt bepaald door de letter en de geest van het bestuursakkoord dat het ambt van een schepen bevoegd voor de veiligheid creëert Hierbij moet men evenwel het principe indachtig blijven dat het College in beginsel geen politionele bevoegdheid bezit.
Een bestuursakkoord is hoewel geen officiële daad, wel de vertaling van de wil van en een overeenkomst tussen de personen en lijsten die een meerderheid zullen vormen binnen een rechtstreeks verkozen orgaan (art. 162 Grondwet), instantie die door het rechtstreeks karakter van haar verkiezing de emanatie is van het principe dat alle macht uitgaat van de Natie (art. 33 Grondwet). De burgemeester, voorzitter van de gemeenteraad, wordt nagenoeg steeds voorgedragen door een meerderheid van hen die op dezelfde lijst stonden als de kandidaat-burgemeester (art. 13 NGW) en die voordracht moet tevens berusten op elementen die doen geloven dat er een meerderheid binnen de gemeenteraad bestaat die expliciet of impliciet deze voordracht steunt (Circulaire van 26 juli 2000 (Belgisch Staatsblad, 31 augustus 2000) mede op basis van de Raad van State, 26 juni 1984, nr. 24.496, arrest Dewalque).
Dus zelfs de vertegenwoordigingstaak ten behoeve van het federale bestuur in de gemeente wordt gelegitimeerd door een toepassing van art. 33 Grondwet.
Het is dus duidelijk dat het bestuursakkoord naar de taakverdeling toe ook voor de burgemeester- zelfs in de uitoefening van zijn federale opdrachten - een dwingend karakter heeft, voor zover dit akkoord geen wettelijke bepalingen schendt.
De taakverdeling is niets meer dan een bestuursmaatregel van interne orde die erop gericht is de opdracht van de burgemeester inzake veiligheid te onderwerpen aan een democratisch overleg.
Zij houdt evenwel geen overdracht in, en mag ook geen overdracht inhouden, van bevoegdheden die bij de wet aan de burgemeester werden toegekend, noch verleent zij de betrokken schepen enige persoonlijke macht over de aangelegenheden die hem werden toevertrouwd.
Wanneer dus wordt besloten tot het instellen van een schepen bevoegd voor de veiligheid voor een geheel of een deel van of voor projecten in het kader van deze materie, betekent dit dat de schepen de opdracht krijgt of betrokken wordt bij de voorbereiding en het onderzoek van de desbetreffende dossiers. Te dien einde is het hem toegestaan op eigen initiatief bijkomende opzoekingen of bevragingen te doen, leemten in de dossiers aan te vullen en advies uit te brengen bij het college over de door hem onderzochte zaken. Daarbij is het hem toegestaan om in samenspraak met de burgemeester die wat betreft de politie de gezagshoedanigheid blijft behouden, een feitelijke controle uit te oefenen op de werking van de gemeentediensten die ressorteren binnen zijn verantwoordelijkheidssfeer. 2.2. Pluricommunale politiezones In deze zones is de situatie volledig anders. In toepassing van art. 9, al. 2, van de Wet van 7 december 1998 bezit de pluricommunale politiezone rechtspersoonlijkheid. In de geldende zone zijn de organen (zijnde de politieraad en het politiecollege, die de bevoegdheden uitoefenen van respectievelijk de gemeente en het College van burgemeester en schepenen inzake de organisatie van beheer voor het lokaal politiekorps) op autonome wijze samengesteld overeenkomstig de regels vastgelegd bij Wet van 7 december 1998. Het spreekt vanzelf dat een bestuursakkoord binnen één gemeente hiervan geenszins kan afwijken door een taakverdeling van de burgemeester met een daartoe bevoegd te maken schepen.
Het politiecollege sluit de functie van de veiligheidsschepen uit.
Hetzelfde geldt voor de eigen bevoegdheden van de burgemeester, wat betreft de uitoefening van de bestuurlijke politie op het grondgebied van de betrokken gemeente (art. 42, 2e alinea). Hier kan dus geen veiligheidsschepen worden belast met de taken van politionele veiligheid.
Een dergelijke schepen zou enkel als expert kunnen worden toegevoegd aan de zonale veiligheidsraad, hoewel hier vooral werd gedacht aan technische experten (bijvoorbeeld de gerechtelijke directeur-coördinator) en niet aan politieke vertegenwoordigers.
Kortom voor de pluricommunale politiezones is het volledig af te raden een schepen aan te duiden bevoegd voor de politionele veiligheid. 2.3. De brandweerdiensten en centra voor het eenvormig oproepstelsel Ongeacht het feit of de gemeente zelf een brandweerdienst organiseert, en al dan niet is toegetreden tot een hulpverleningszone, is het haar verplichting rampen en plagen, zoals brand, epidemieën en epizoötieën te voorkomen en de nodige hulp te verstrekken om ze te doen ophouden (art. 135, 5° van de NGW).
Gezien de ruime interpretatie die aan het begrip "politiebevoegdheden" gegeven wordt, kan worden aangenomen dat de opdrachten inzake brandpreventie en brandbestrijding onder de toepassing vallen van art. 138, § 2 van de NGW en ingevolge de toepassing van art 133 alinea 2 gedelegeerd kunnen worden aan een schepen.
Wat geldt voor de monocommunale politiezones geldt eveneens voor de gewestelijke groepen van de brandweer en de hulpverleningszones van de brandweer. Deze laatste bezitten thans evenmin rechtspersoonlijkheid en de organen ervan, in het bijzonder het "beheerscomité" hebben geen andere bevoegdheden dan deze die hen toegewezen worden door het koninklijk besluit van 19 april 1999, nl. het opstellen van de samenwerkingsovereenkomst van de zone, de evaluatie van de toepassing ervan en het opstellen van zijn eigen huishoudelijk reglement.
Het staat aldus elke gemeente vrij in het bestuursakkoord een luik civiele veiligheid te voorzien en bepaalde bevoegdheden toe te wijzen aan de veiligheidsschepen, met uitzondering van deze opgesomd onder punt 5 (cfr. Infra).
Voor de centra van het eenvormig oproepstelsel is de zaak duidelijk; artikel 3 van de wet van 8 juli 1964 betreffende de dringende geneeskundige hulpverlening stelt dat de gemeenten die aangeduid worden door de Koning moeten instaan voor de geregelde werking van deze centra. In art 2, § 2, van het koninklijk besluit van 2 april 1965 wordt bepaald dat het College van Burgemeester en Schepenen van die gemeenten er moeten over waken dat de aangestelden de richtlijnen uitgevaardigd door de Minister van Volksgezondheid moeten opvolgen. 3. De delegatie van bepaalde bevoegdheden aan een schepen 3.1. Wettelijk principe Artikel 133, tweede lid, NGW, bepaalt dat de burgemeester "in het bijzonder belast is met de uitvoering van de politiewetten, de politiedecreten, de politieordonnanties, de politieverordeningen en de politiebesluiten".
Het bepaalt verder dat de burgemeester "onder zijn verantwoordelijkheid zijn bevoegdheid geheel of ten dele kan overdragen aan een van de schepenen". Het gaat hier over de bevoegdheden die betrekking hebben op de uitvoering van politiewetten, politiedecreten, politieordonnanties, politieverordeningen en politiebesluiten van de Staat, de Gewesten, de Gemeenschappen, de Gemeenschapscommissies, de provincieraad, de bestendige deputatie van de provincieraad en de gemeentelijke politieverordeningen.
Onder uitvoering wordt verstaan de toepassing van een algemene regel op een specifiek geval voorzien bij deze regel. (DEMBOUR J., Les pouvoirs de police administrative générale des autorités locales, Bruxelles, Bruylant & Liege Vaillant Carmanne, 1956, p. 170, n° 133) Als politiewetten, politiedecreten, politieordonnanties, politieverordeningen en politiebesluiten worden beschouwd de wetten, decreten, ordonnanties, verordeningen en besluiten die, met het oog op het veilig stellen van de openbare veiligheid, openbare rust en openbare gezondheid - in het algemeen of in verband met een welbepaalde activiteit - de vrijheid van de burger kunnen beperken.
De burgemeester heeft voor de uitvoering van politiewetten en reglementeringen, een bijna absolute delegatiebevoegdheid met als enige beperking dat hij er steeds verantwoordelijk voor blijft.
Dit betekent dat de burgemeester steeds verantwoordelijk blijft voor de maatregelen die worden getroffen door de gemandateerde schepen.
Alle handelingen die worden gesteld door de gemandateerde schepen worden gesteld in naam en voor rekening van de burgemeester zelf.
Verder kan de burgemeester permanent de gedelegeerde bevoegdheid terug evoceren of subsidiair een andere maatregel nemen dan de schepen aan wie hij de bevoegdheid overdroeg. In dat geval handelt de burgemeester om zijn eigen verantwoordelijkheid niet in het gedrang te brengen. 3.2. De delegatie Bij wijze van voorbeeld, haal ik volgende gevallen aan waarbij de burgemeester zijn uitvoeringsbevoegdheden kan delegeren aan een schepen : a) in het kader van de politiële veiligheid : - De uitvoering van provinciale politieverordeningen inzake de provinciale domeinen of de provinciale politieverordeningen ter bestrijding van de distels. - De uitvoering van de gewestelijke decreten die de toegang e.d. regelen tot de openbare domeinen, bossen, enz. (Ook de burgemeester zelf heeft hier een duidelijke en belangrijke reglementerende bevoegdheid, bevoegdheid die hij evenwel niet kan delegeren.) - de gemeentelijke overheden zijn verplicht de veiligheid van de weggebruikers te waarborgen op alle wegen die over het grondgebied van hun gemeente lopen, zowel rijks- als provincie- als gemeentelijke wegen. Deze verplichting geldt ook ingeval er werken uitgevoerd worden op de wegen. Art. 78.1.1., 2e lid, van het koninklijk besluit van 1 december 1975 houdende algemeen reglement op de politie van het wegverkeer bepaalt dat bepaalde verkeersborden slechts aangebracht mogen worden op voorwaarde dat daartoe toelating is gegeven door de burgemeester of zijn gemachtigde zo het een openbare weg betreft die geen autosnelweg is. - de ganse materie van de Voetbalwet (wet van 21 december 1998 betreffende de veiligheid bij voetbalwedstrijden) en haar uitvoeringsbesluiten. Zo kan de burgemeester directieven geven met betrekking tot het plaatsen van camera's en de ontwikkeling van een veiligheidsvideonetwerk of deze bevoegdheid aan een schepen overlaten.
Kan hij in samenspraak met de politie de prioriteiten bepalen of deze bevoegdheid delegeren. Zich door de organisator laten voorleggen hoe hij de supporters in het stadion zal scheiden en gescheiden houden, of deze bevoegdheid aan een schepen delegeren. De bevoegdheid die de burgemeester in persoon heeft om een wedstrijd te kwalificeren als "een wedstrijd met verhoogd toezicht" kan hij niet delegeren. - de uitvoering van de wet van 28 mei 1956 betreffende de ontplofbare en voor de deflagratie vatbare stoffen en mengsels en de daarmee geladen tuigen. De burgemeester kan in bepaalde perioden, bijvoorbeeld tijdens de periode van de eindejaarsfeesten, door de gemeentepolitie gerichte controles laten uitvoeren om de naleving van bovenstaande wet te controleren en af te dwingen. (De bevoegdheid om conform art. 10 van die wet in geval van oproer, staking of ernstige bedreiging van de openbare orde, het bevel te geven dat de ontplofbare of voor deflagratie vatbare stoffen en de daarmede gelaten tuigen die in het bezit zijn van particulieren naar plaatsen die hij aanwijst worden overgebracht, kan hij in geen geval delegeren gezien de wet een delegatie niet voorzien heeft.) - uitvoering van allerlei gemeentelijke politiereglementen, zoals bijvoorbeeld betreffende het houden van manifestaties op de openbare weg, de brandveiligheid van de voor het publiek toegankelijke plaatsen, de zindelijkheid van de wegen en openbare plaatsen, het verbod op verbruik van alcoholische drank in sportstadia, de sluitingsuren van drankgelegenheden, honden van particulieren of de verkeersveiligheid. - De uitvoeringsbevoegdheid bedoeld in artikel 133, tweede lid van de nieuwe gemeentewet houdt eveneens beleidsondersteunende taken in die essentieel zijn voor de uitvoering van het veiligheidsbeleid in het algemeen. Bij wijze van voorbeeld kan gedacht worden aan : - criminaliteits- en probleemanalyses; - coördinatie van verschillende overlegstructuren; - realisatie van het preventiebeleid; - uitstippelen van preventiecampagnes; - afsluiten van preventiecontracten; - contactname met de partners in het veiligheidsbeleid, enz.; - toezicht op het budgetbeheer van de lokale politie. - Meer bepaald kan de schepen voor veiligheid een belangrijke rol spelen in het uittekenen van een lokaal, globaal en geïntegreerd preventiebeleid in overeenstemming met het lokaal veiligheidsplan. Het uitvoeren en bewaken van een dergelijk beleid zou eveneens een bevoegdheid van de schepen kunnen zijn, waarbij hij bijvoorbeeld het voorzitterschap van de preventieraad zou kunnen waarnemen. b) in het kader van de niet politiële veiligheid zou kunnen worden gedelegeerd : - De toestemming van de burgemeester om activiteiten van personeelscontrole te laten uitoefenen door zogenaamde vrijwilligers in de zin van artikel 2, § 1, 6° lid, van de wet van 10 april 1990 op de bewakingsondernemingen, de beveiligingsondernemingen en de interne bewakingsdiensten; - toestemming van de burgemeester om in het kader van activiteiten van personeelscontrole, een oppervlakkige controle van kledij en handbagage uit te voeren, in toepassing van artikel 8, § 2, van dezelfde wet; - het recht om de sluiting te bevelen van een inrichting in toepassing van artikel 11 van de wet van 30 juli 1979 betreffende de preventie van brand en ontploffing en betreffende de verplichte verzekering van de burgerrechtelijke aansprakelijkheid in dergelijke gevallen; de machtiging om, onverminderd de op de officieren van gerechtelijke politie rustende plichten, de inbreuken op voormelde wet op te sporen en bij wege van proces-verbaal dat bewijskrachtig is behoudens tegenbewijs, vast te stellen; - het recht om instructies te geven aan de chef van de brandweerdienst betreffende de organisatie en de werking van de dienst of het recht om aan de brandweerdienst te vragen om de controle te verzekeren van de toepassing van de voorgeschreven maatregelen door de reglementering inzake brandpreventie (resp. artikel 2 van de bijlagen 1, 2 en 3 van het koninklijk besluit van 6 mei 1971 tot bepaling van de gemeentelijke typereglementen betreffende de organisatie van de gemeentelijke brandweerdiensten en art. 22 van het koninklijk besluit van 8 november 1967 houdende, voor de vredestijd, organisatie van de gemeentelijke en gewestelijke brandweerdiensten en coördinatie van de hulpverlening in geval van brand); - de vertegenwoordiging van de burgemeester in het beheerscomité voor de hulpverleningszones (art. 12 en 13 van het koninklijk besluit van 11 november 1999 tot bepaling van de modaliteiten inzake het creëren en de werking van de hulpverleningszones).
Bij het invoeren van de gemeentelijke administratieve sancties zal een degelijke en gecoördineerde samenwerking van alle partijen noodzakelijk zijn; dit zou een bevoegdheid voor de schepen voor veiligheid kunnen zijn.
Het is ook van belang dat de gedelegeerde schepen moet kunnen deelnemen aan alle voorbereidingen die hem moeten toelaten de uitvoeringsbevoegdheid uit te oefenen.
Bij dit alles mag nooit uit het oog worden verloren dat deze bevoegdheden alleen in naam van de burgemeester worden uitgevoerd en onder diens eindverantwoordelijkheid. 4. Rechtsvorm en juridische gevolgen van de delegatie (2) De schepen, aangewezen overeenkomstig artikel 133, tweede lid, van de nieuwe gemeentewet, kan de delegatie, die hem door de burgemeester wordt gegeven, natuurlijk weigeren.In geval van weigering van de schepen, is de burgemeester gehouden zelf toe te zien op de uitvoering van de politiewetten en de politieverordeningen.
De gedelegeerde schepen kan, na de delegatie te hebben aanvaard, er afstand van doen. De delegatie is immers een mandaat waaraan een einde kan worden gesteld door opzegging van de mandataris.
Door de uitvoeringsbevoegdheid, die hij bezit inzake bestuurlijke politie, over te dragen aan één van de schepenen, doet de burgemeester geen afstand van zijn recht van tussenkomst. Het staat hem vrij om, elke keer als hij het geschikt acht, zijn bevoegdheden uit te oefenen.
De nieuwe gemeentewet vermeldt niet onder welke vormvoorwaarden de delegatie moet gebeuren. Men kan hieruit besluiten dat een mondelinge overdracht voldoende is. Het is evenwel wenselijk dat de delegatie voorwerp uitmaakt van een geschreven protocol waarin de praktische modaliteiten van de delegatie zo goed als mogelijk worden beschreven. 5. Verantwoordelijkheid van de burgemeester - Niet delegeerbare bevoegdheden van de burgemeester Zoals hiervoor reeds gezegd, kan de burgemeester enkel zijn bevoegdheden delegeren die de wet uitdrukkelijk voorziet, in casu de uitvoeringsbevoegdheid.Zijn verordenende bevoegdheden of de bevoegdheden die hem specifiek bij wet werden toegekend inzake bestuurlijke politie, die de wet hem intuitu personae toekent (cf. supra, pt. 1) kan hij dus niet delegeren.
Het gaat onder meer over de volgende bevoegdheden : - de verordende bevoegdheid in het kader van artikel 134, § 1, NGW dat stelt dat "in geval van oproer, kwaadwillige samenscholing, ernstige stoornis van de openbare rust of andere onvoorziene gebeurtenissen, waarbij het geringste uitstel gevaar of schade zou kunnen opleveren voor de inwoners, de burgemeester politieverordeningen kan maken, onder verplichting om daarvan onverwijld aan de gemeenteraad kennis te geven (...) "; - zijn gezag over de korpschef van de gemeentepolitie i.v.m. de leiding, de organisatie en de verdeling van de taken van het politiekorps (art. 171 bis, 1e lid, NGW en art. 42 WGP); - zijn toezichtsbevoegdheid op de leden van het gemeentelijk politiekorps (art. 171bis, 3° lid, NGW); - bevoegdheid om een vervangende korpschef aan te stellen (art. 172bis NGW en art. 46 WGP); - zijn bevoegdheid om adviezen te geven voor de kandidaten voor een benoeming van (hoofd) politiecommissaris en adjunct-politiecommissaris of om een derde kandidaat voor te dragen (art. 191, 192 en 193 NGW) of het geven van adviezen voor of voordragen van andere kandidaten dan diegenen voorgesteld door de selectiecommissie voor benoemingen in de lokale politie (art. 48, 49 en 53 NGW); - zijn bevoegdheid van opvordering van de federale politie (art. 43 WGP); - zijn gezagsbevoegdheid als zodanig over de lokale politie (art. 42 WGP) en daaruit voortvloeiend zijn bevoegdheid om algemene richtlijnen te geven aan de korpschef (bv. inzake organisatie, werking, personeel,...); - zijn bevoegdheid om tuchtmaatregelen te nemen jegens bepaalde leden van de lokale politie in een ééngemeentepolitiezone (wet van 13 mei 1999 houdende het tuchtstatuut van de personeelsleden van de politiediensten); - zijn lidmaatschap van de adviesraad voor burgemeesters (art. 8 WGP) of van de federale politieraad (art. 6 WGP); het verlenen van advies tot voorstel van indeling van de provincies in politiezones (art. 9 WGP); - zijn lidmaatschap van het politiecollege (art. 23 WGP); -beslissingen nemen in het lokaal vijfhoeksoverleg of in de toekomstige zonale veiligheidsraad (art. 35 WGP), hetgeen niet wegneemt dat de gedelegeerde schepen kan helpen bij de voorbereiding voor het zonaal veiligheidsplan of de burgemeester kan vergezellen op de vergaderingen van de veiligheidsraad; - goedkeuring van het zonaal veiligheidsplan (art. 37 WGP); - afnemen van de eed van de politieambtenaren (art. 59 WGP); - Verlenen van individuele afwijkingen op de verbodsbepalingen inzake beroepsonverenigbaarheden (art. 135 WGP); - Het opvorderingsrecht van personen en goederen in het kader van de civiele bescherming (art. 5 Wet 31.12.63); - zijn bevoegdheid tot het nemen van tuchtmaatregelen jegens bepaalde leden van de openbare brandweerdiensten, m.n. de terechtwijzing en de berisping van de officieren-vrijwilligers, voorstel aan de gemeenteraad tot schorsing en afdanking van alle vrijwilligers (art. 37 en 38 van het koninklijk besluit van 6 mei 1971).
In dit opzicht stelt artikel 133, derde lid, van de nieuwe gemeentewet, dat "de burgemeester de verantwoordelijke overheid is inzake de bestuurlijke politie op het grondgebied van de gemeente".
Er kan dus geen sprake zijn van een autonome bevoegdheid voor de schepen die belast wordt met de veiligheidsaspecten. 6. Verantwoordelijkheid van de burgemeester Als de bestuursmeerderheid beslist om de delegatie inzake de veiligheid toe te passen, in de zin van artikel 133, tweede lid van de nieuwe gemeentewet blijft de burgemeester verantwoordelijk voor de beslissingen die door de aangewezen schepen worden genomen.De burgemeester, evenals in dit geval de schepen, handelen als orgaan van de gemeente en nemen dientengevolge de verantwoordelijkheid hiervoor op.
Ik wens er derhalve de aandacht op te vestigen dat het van het allergrootste belang is dat de burgemeester die zijn uitvoeringsbevoegdheden delegeert aan één van de schepenen, overeenkomstig artikel 133, tweede lid van de nieuwe gemeentewet voorafgaandelijk duidelijke afspraken maakt met de gemandateerde schepen opdat hij te allen tijde op de hoogte zou blijven van het veiligheidsbeleid in de gemeente.
De delegatie gebeurt immers onder zijn verantwoordelijkheid en alle uitvoeringsmaatregelen gesteld door de gemandateerde zullen bijgevolg beschouwd worden als te zijn genomen door de burgemeester zelf.
Kortom, het voorzien in een schepen voor veiligheid is binnen een welomlijnd kader mogelijk. Wanneer deze beslissing het gevolg is van de bestuursmeerderheid, is de burgemeester eveneens gebonden door dit akkoord en moet er kunnen gerekend worden op zijn loyale constructieve medewerking.
Ik verzoek u, Mevrouw, Mijnheer de Gouverneur, het voorgaande te willen mededelen aan de burgemeesters van uw ambtsgebied en de datum, waarop deze omzendbrief in het Belgisch Staatsblad wordt gepubliceerd, in het bestuursmemoriaal te willen vermelden.
De Minister, A. Duquesne _______ Nota's (1) Zie hiertoe de discussie over artikel 23 van de wet van 7 december 1998 die een geïntegreerde politiedienst organiseert, gestructureerd op twee niveaus, uitleg over de motieven van de wet, Belgisch Staatsblad van 5 januari 1999.A contrario, de wil van de wetgever om de delegatiemogelijkheid behouden te zien blijkt eveneens uit artikel 133, alinea 2, van de NGW. (2) J.Dembour, Les pouvoirs de police administrative générale des autorités locales, Bruylant, Bruxelles, 1956, p. 185; J.M. Leboutte, La délégation, par le bourgmestre, des compétences qui lui sont attribuées par la loi, Le Mouvement communal, 1996, p. 150; K. Muylle et A. Serlippens, L'ordre public, Politeia, Bruxelles, 1996, p. 73; H. Stryckers en C. Maurissen, De nieuwe gemeentewet in de praktijk, Vanden Broele, Brugge, 1990, p. 188/38 e.v.