gepubliceerd op 27 juli 2005
Koninklijk besluit tot vaststelling van de minimumreferentieprijs voor sigaretten
15 JULI 2005. - Koninklijk besluit tot vaststelling van de minimumreferentieprijs voor sigaretten
VERSLAG AAN DE KONING Sire, Bij de programmawet van 11 juli 2005 werd een nieuw artikel 3, § 5ter ingevoegd in de wet van 3 april 1997 betreffende het fiscaal stelsel van gefabriceerde tabak, waarbij werd voorzien in het invoegen van een minimumreferentieprijs voor sigaretten die in België in verbruik worden gesteld.
Deze maatregel kadert in het geheel van maatregelen door de regering genomen in de strijd tegen het tabaksgebruik en heeft voornamelijk tot doel het bestaan van lage prijsklassen te beperken. Met het oog op een efficiënte bestrijding van het bestaan van deze lage prijsklassen dient de minimumreferentieprijs te worden vastgesteld op 90 % van de kleinhandelsprijs die geldt als meest gevraagde prijsklasse.
Deze maatregel draagt tevens bij tot een verhoging van de ontvangsten inzake tabaksfabrikaten, die worden geschat op 84,5 miljoen EUR voor wat betreft het ganse pakket van maatregelen.
Onderhavig ontwerp van koninklijk besluit dat wij de eer hebben aan Uwe Majesteit voor te leggen, strekt ertoe de uitvoering te verzekeren van de bovenvermelde maatregelen.
Ik heb de eer te zijn, Sire, van Uwe Majesteit, de zeer eerbiedige en zeer trouwe dienaar, De Vice-Eerste Minister en Minister van Financiën, D. REYNDERS
ADVIES 38.690/2 VAN DE AFDELING WETGEVING VAN DE RAAD VAN STATE De Raad van State, afdeling wetgeving, tweede kamer, op 1 juli 2005 door de Vice-Eerste Minister en Minister van Financiën verzocht hem, binnen een termijn van vijf werkdagen van advies te dienen over een ontwerp van koninklijk besluit "tot vaststelling van de minimumreferentieprijs voor sigaretten", heeft op 6 juli 2005 het volgende advies gegeven : Volgens artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State, ingevoegd bij de wet van 4 augustus 1996 en vervangen bij de wet van 2 april 2003, moeten in de adviesaanvraag in het bijzonder de redenen worden aangegeven tot staving van het spoedeisende karakter ervan.
In het onderhavige geval luidt de motivering in de brief met de adviesaanvraag als volgt : « Compte tenu du fait que ce projet de loi a été adopté en Commission de la Chambre le 21 juin 2005 et en séance plénière de la Chambre le 23 juin 2005 et qu'il est inscrit en Commission du Sénat le 29 juin et en séance plénière le 30 juin 2005, je vous saurais donc gré de réserver un accueil favorable à la présente demande qui concerne une mesure d'application devant entrer en vigueur le même jour que la loi qu'il sous-tend. » Aangezien de adviesaanvraag ingediend is op basis van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State, zoals het is vervangen bij de wet van 2 april 2003, beperkt de afdeling wetgeving overeenkomstig artikel 84, § 3, van de voornoemde gecoördineerde wetten haar onderzoek tot de rechtsgrond van het ontwerp, de bevoegdheid van de steller van de handeling en de te vervullen voorafgaande vormvereisten.
Wat deze drie punten betreft, geeft het ontwerp aanleiding tot de volgende opmerkingen.
Algemene opmerkingen Het onderzochte ontwerp ontleent zijn rechtsgrond aan artikel 3, § 5ter, van de wet van 3 april 1997 betreffende het fiscaal stelsel van gefabriceerde tabak, in die wet ingevoegd bij artikel 35, 5°, van de programmawet van... (1).
Artikel 3, § 5ter, van de voornoemde wet van 3 april 1997 bepaalt: "De kleinhandelsprijs van de sigaretten die in België in verbruik worden gesteld mag in geen geval minder bedragen dan de referentieprijs, vastgesteld door de Koning, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad". (2) Het onderzochte besluit geeft aan ertoe te strekken de referentieprijs bedoeld in de voornoemde bepaling vast te stellen.
Het ontworpen besluit voert, in zoverre het een referentieprijs vaststelt waaronder sigaretten die in België "in verbruik worden gesteld" (lees : tot verbruik worden uitgeslagen) niet in de kleinhandel verkocht mogen worden, krachtens de wet een beperking in van het beginsel van de vrijheid van handel en nijverheid, een beginsel dat onder meer de vrije uitoefening van beroepsactiviteiten waarborgt, dat wil zeggen de mogelijkheid om de exploitatie van een onderneming met de middelen en volgens een werkwijze naar eigen keuze te garanderen.
Het beginsel van de vrijheid van handel en nijverheid is evenwel niet absoluut, maar kan het voorwerp zijn van beperkingen die nodig zijn voor en in verhouding staan tot een doel van algemeen belang, zodat de steller van het ontwerp moet aantonen dat de door hem getroffen maatregel nodig is voor het verwezenlijken van de doelstelling van bescherming van de volksgezondheid die de wetgever beoogt door de Koning te machtigen een minimale verkoopprijs vast te stellen die genoegzaam in verhouding staat tot de beperking van de vrijheid van handel en nijverheid die de toepassing van die maatregel tot gevolg kan hebben.
Bijzondere opmerkingen Aanhef 1. In het eerste lid moet worden verwezen naar artikel 3, § 5ter, van de voornoemde wet van 3 april 1997. 2. In het vijfde lid moet worden verwezen naar advies 38.690/2.
Dispositief Artikel 1 1. Volgens de rechtvaardiging opgegeven in het dossier van voordracht van het ontworpen besluit met het oog op de vergadering d.d. 22 juni 2005 van de Douaneraad van de Belgisch-Luxemburgse Economische Unie, wordt de referentieprijs, die is vastgesteld op 90 % van de prijs van het meest verkochte pakje, als volgt toegelicht : "Pour être clair, le prix actuel le plus vendu étant de 4,45 EUR/25 cigarettes, les prix de référence seront donc les suivants : Pour 19 cigarettes : 3,0438 EUR arrondi à 3,05 EUR;
Pour 20 cigarettes : 3,2040 EUR arrondi à 3,25 EUR;
Pour 25 cigarettes : 4,0050 EUR arrondi à 4,05 EUR;
Pour 30 cigarettes : 4,8060 EUR arrondi à 4,85 EUR;
Pour 50 cigarettes : 8,0100 EUR arrondi à 8,05 EUR." Op te merken valt dat de redactie van de ontworpen tekst niet overeenstemt met het doel dat de steller ervan voor ogen had : het ontwerp bepaalt immers dat de minimale referentieprijs 90 % bedraagt van de meest gevraagde prijsklasse, een formulering die eraan in de weg staat dat de prijs wordt aangepast naargelang van de verschillende soorten verpakkingen; bovendien schrijft geen enkele bepaling van het ontwerp voor dat het bedrag van de minimale referentieprijs voor verkoop in de kleinhandel dat is verkregen met toepassing van de bij het ontworpen besluit bepaalde wijze van vaststelling van de referentieprijs, kan worden afgerond.
Teneinde de adressaten van het ontworpen besluit rechtszekerheid te bieden en nauwer aan te sluiten bij de bedoeling van de steller van het ontwerp, moet het besluit derhalve de wijze van vaststelling van de minimale referentieprijs voor de verkoop in de kleinhandel van sigaretten die in België tot verbruik worden uitgeslagen aldus bepalen dat een referentieprijs kan worden vastgesteld voor de verschillende verpakkingen die in België op de markt worden gebracht, en moet het tevens voor iedere soort van verpakking de minimale referentieprijs voor verkoop in de kleinhandel vaststellen waartoe die berekeningswijze kan leiden. 2. Indien de steller van het ontwerp het nuttig acht in het dispositief te verwijzen naar de bepaling waaraan het ontwerp uitvoering beoogt te geven, moet worden verwezen naar artikel 3, § 5ter, van de voornoemde wet van 3 april 1997, doch niet naar artikel 5ter ervan. Artikel 2 In tegenstelling tot wat in de aanhef wordt gesteld, hoeft het ontworpen besluit niet terug te werken als gevolg van de inwerkingtreding, op 1 juli 2005, van de bepaling die de rechtsgrond ervan vormt : artikel 3, § 5ter, van de voornoemde wet van 3 april 1997 machtigt de Koning vanaf 1 juli 2005 om het ontworpen besluit aan te nemen, maar daarom machtigt dat artikel Hem niet om met terugwerking een minimale referentieprijs voor verkoop in de kleinhandel vast te stellen. De ontworpen regeling leent zich materieel gezien trouwens niet tot terugwerking, daar de Raad van State niet inziet hoe in de praktijk retroactief kan worden voorgeschreven dat voor sigaretten die sedert 1 juli 2005 in België verkocht zijn de minimumprijs vastgesteld bij het ontworpen besluit moet zijn betaald.
Bijgevolg moet artikel 2 worden herzien, daar het ontwerp uit het oogpunt van de rechtszekerheid en van het beginsel van niet-terugwerking in strafzaken (3) pas in werking kan treden nadat het is bekendgemaakt.
De kamer was samengesteld uit : de heren : Y. Kreins, kamervoorzitter.
J. Jaumotte, staatsraden.
Mevr. M. Baguet; de heer H. Bosly, assessor van de afdeling wetgeving.
Mevr. B. Vigneron, griffier.
Het verslag werd uitgebracht door de heer P. Ronvaux, adjunct-auditeur.
De overeenstemming tussen de Franse en de Nederlandse tekst werd nagezien onder toezicht van de heer J. Jaumotte.
De Griffier, B. Vigneron.
De Voorzitter, Y. Kreins. _______ Nota's (1) Op het tijdstip waarop dit advies wordt verstrekt, is de betrokken programmawet aangenomen door de Kamer (zie Gedr.Stuk Kamer, zitting 2004-2005, Doc 51, 1820/018) en de Senaat, maar moet ze nog worden bekrachtigd, afgekondigd en bekendgemaakt. (2) In verband met de opmerkingen gemaakt omtrent de bepaling die de rechtsgrond van het onderzochte ontwerp vormt, zie advies 38.432/2, dat de afdeling Wetgeving op 23 mei 2005 heeft verstrekt over artikel 36 van een voorontwerp van programmawet (Gedr. Stuk Kamer, zitting 2004-2005, Doc 51, 1820/001, blz. 84 tot 86). (3) De artikelen 13 en 14 van de voornoemde wet van 3 april 1997, die niet-naleving van de bepalingen van die wet strafbaar stellen, vinden immers toepassing indien de minimale referentieprijs vastgesteld krachtens artikel 3, § 5ter, van de voornoemde wet van 3 april 1997 niet in acht wordt genomen. 15 JULI 2005. - Koninklijk besluit tot vaststelling van de minimumreferentieprijs voor sigaretten ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 3 april 1997 betreffende het fiscaal stelsel van gefabriceerde tabak (1), inzonderheid artikel 3, §5ter, ingevoegd bij de programmawet van 11 juli 2005 (2);
Gelet op het advies van de Douaneraad van de Belgisch-Luxemburgse Economische Unie, gegeven op 22 juni 2005;
Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 26 mei 2005;
Gelet op de akkoordbevinding van Onze Minister van Begroting, gegeven op 3 juni 2005;
Gelet op het advies nr. 38.690/2 van de Raad van State, gegeven op 6 juli 2005, bij toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2° van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Gelet op de dringende noodzakelijkheid, gemotiveerd door het feit dat dit besluit tot doel heeft uitvoering te verlenen aan de maatregel inzake het vaststellen van een minimumreferentieprijs voor sigaretten die in België in verbruik worden gesteld, ingevoegd bij de programmawet van 11 juli 2005; dat deze maatregel dient te worden gezien in de strijd tegen het tabaksgebruik; dat deze maatregel tevens het beperken van het bestaan van lage prijsklassen beoogt; dat deze maatregel bijdraagt tot een bijkomende ontvangst inzake tabaksfabrikaten; dat dit besluit dan ook zonder uitstel dient te worden genomen;
Op de voordracht van Onze Vice-Eerste Minister en Minister van Financiën en op het advies van Onze in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.§ 1. Bij toepassing van artikel 3, §5ter van de wet van 3 april 1997 betreffende het fiscaal stelsel van gefabriceerde tabak, ingevoegd bij de programmawet van 11 juli 2005, mag de referentieprijs voor sigaretten die in België in verbruik worden gesteld, in geen geval minder bedragen dan 90 % van de kleinhandelsprijs die geldt als meest gevraagde prijsklasse. § 2. Voor elke verpakkingseenheid wordt een minimumprijs vastgesteld, gelijk aan het product van de minimumreferentieprijs bekomen bij toepassing van § 1 en een breuk, bestaande uit de teller die het aantal sigaretten van de betrokken verpakkingseenheid vertegenwoordigt en de noemer die het aantal sigaretten van de verpakkingseenheid vertegenwoordigt die geldt als meest gevraagde prijsklasse. § 3. De bedragen bekomen bij toepassing van § 2 worden afgerond tot op het naasthogere veelvoud van vijf cent nauwkeurig.
Art. 2.Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.
Art. 3.Onze Vice-Eerste Minister en Minister van Financiën is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 15 juli 2005.
ALBERT Van Koningswege : De Vice-Eerste Minister en Minister van Financiën, D.. REYNDERS _______ Nota's (1) Belgisch Staatsblad van 16 mei 1997. (2) Belgisch Staatsblad van 12 juli 2005.