Etaamb.openjustice.be
Beschikking van 17 juli 2020
gepubliceerd op 30 juli 2020

Ordonnantie tot wijziging van de Nieuwe Gemeentewet

bron
brussels hoofdstedelijk gewest
numac
2020015240
pub.
30/07/2020
prom.
17/07/2020
ELI
eli/ordonnantie/2020/07/17/2020015240/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

17 JULI 2020. - Ordonnantie tot wijziging van de Nieuwe Gemeentewet


Het Brusselse Hoofdstedelijke Parlement heeft aangenomen en Wij, Regering, bekrachtigen, hetgeen volgt :

Artikel 1.Deze ordonnantie regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 39 van de Grondwet.

Art. 2.In de Franse tekst van artikel 2, eerste lid, van de Nieuwe Gemeentewet, vervangen bij de ordonnantie van 20 juli 2006, worden de woorden « qui suivent le » vervangen door de woorden « à partir du ».

Art. 3.In artikel 8 van dezelfde wet wordt het eerste lid vervangen als volgt : « De gemeenteraad bestaat, met inbegrip van de burgemeester en de schepenen, wordt samengesteld als volgt : 1° 25 leden in de gemeenten beneden 20.000 inwoners ; 2° 27 leden in die van 20 000 tot 24 999 inwoners ;3° 29 leden in die van 25 000 tot 29 999 inwoners ;4° 31 leden in die van 30 000 tot 34 999 inwoners ;5° 33 leden in die van 35 000 tot 39 999 inwoners ;6° 35 leden in die van 40 000 tot 49 999 inwoners ;7° 37 leden in die van 50 000 tot 59 999 inwoners ;8° 39 leden in die van 60 000 tot 69 999 inwoners ;9° 41 leden in die van 70 000 tot 79 999 inwoners ;10° 43 leden in die van 80 000 tot 89 999 inwoners ;11° 45 leden in die van 90 000 tot 99 999 inwoners ;12° 47 leden in die van 100 000 tot 149 999 inwoners ;13° 49 leden in die van 150 000 tot 199 999 inwoners ;14° 51 leden in die van 200 000 tot 249 999 inwoners ;15° 53 leden in die van 250 000 tot 299 999 inwoners ;16° 55 leden in die van 300 000 inwoners en daarboven.».

Art. 4.Artikel 10 van dezelfde wet, gewijzigd bij de ordonnantie van 17 juli 2003, wordt vervangen als volgt : «

Art. 10.§ 1. Het gemeenteraadslid dat niet meer voldoet aan één van de verkiesbaarheidsvereisten, mag zijn ambt niet meer blijven uitoefenen. Het betrokken gemeenteraadslid wordt door de gemeenteraad, nadat hij is gehoord met gesloten deuren, vervallen verklaard tenzij het gemeenteraadslid onmiddellijk ontslag neemt overeenkomstig artikel 22. Het raadslid kan verzoeken gehoord te worden in openbare vergadering. Het college van burgemeester en schepenen brengt de betrokkene, evenals het college bedoeld in artikel 83quinquies, § 2, van de bijzondere wet van 12 januari 1989 betreffende de Brusselse instellingen (hierna : het Rechtscollege), met een brief die afgegeven wordt tegen ontvangstbewijs onmiddellijk op de hoogte van feiten die het verval van mandaat met zich meebrengen. Een kopie van deze kennisgeving wordt ter informatie overgemaakt aan de eerst volgende raad.

Als de gemeenteraad niet optreedt binnen twee maanden nadat hij kennis heeft van de feiten die verval met zich kunnen meebrengen, treedt het Rechtscollege in zijn plaats op, hetzij ambtshalve, hetzij op verzoek van een gemeenteraadslid of van het openbaar ministerie. De gemeenteraad wordt geacht kennis te hebben van de feiten die verval met zich kunnen meebrengen, hetzij vanaf de ontvangst van een bezwaar van een ander gemeenteraadslid of van het openbaar ministerie, hetzij vanaf de verzending van de kennisgeving door het college van burgemeester en schepenen aan het Rechtscollege. § 2. De vervallenverklaring heeft pas gevolg vanaf de kennisgeving aan het gemeenteraadslid van de vervallenverklaring door de gemeenteraad of het Rechtscollege. De kennisgeving gebeurt door een aangetekende brief. Ze tast de geldigheid van de eerdere beslissingen van de gemeenteraad niet aan. § 3. Indien de betrokkene, zelfs bij ontstentenis van enige kennisgeving, zijn bediening blijft uitoefenen hoewel hij kennis heeft van de oorzaak van het verval, is hij strafbaar met de straffen bepaald in artikel 262 van het Strafwetboek. § 4. Het betrokken gemeenteraadslid kan tegen de vervallenverklaring door de gemeenteraad bezwaar indienen bij het Rechtscollege binnen acht dagen na de kennisgeving ervan.

De termijn loopt vanaf de derde werkdag die volgt op die waarop de brief aan de postdiensten overhandigd werd, tenzij de geadresseerde het tegendeel bewijst.

De termijnen die aflopen op een zondag of wettelijke feestdag worden verlengd tot de eerstvolgende werkdag.

Het Rechtscollege doet uitspraak over het bezwaar binnen dertig dagen na de indiening ervan. De formaliteiten bepaald in artikel 75, § 1, tweede lid, van het Brussels Gemeentelijk Kieswetboek worden door het Rechtscollege in acht genomen. § 5. Het betrokken gemeenteraadslid kan tegen de vervallenverklaring door het Rechtscollege beroep instellen bij de Raad van State binnen acht dagen na de kennisgeving ervan. ».

Art. 5.Artikel 11 van dezelfde wet, vervangen bij de wet van 21 maart 1991 en gewijzigd bij de ordonnantie van 24 maart 2016, wordt vervangen als volgt : «

Art. 11.§ 1. De gemeenteraad neemt akte van de tijdelijke verhindering van de volgende personen : 1° het gemeenteraadslid dat om medische redenen, om studieredenen of wegens verblijf in het buitenland gedurende een minimale termijn van twaalf weken niet aanwezig kan zijn op de vergaderingen van de gemeenteraad en tijdelijk vervangen wil worden.Hij richt daartoe een schriftelijk verzoek aan het college van burgemeester en schepenen.

Bij het verzoek tot een tijdelijke vervanging voor verhindering wegens medische redenen wordt een geneeskundig getuigschrift van maximaal vijftien dagen oud gevoegd, dat tevens de minimale termijn van afwezigheid om medische redenen aangeeft. Als het gemeenteraadslid dat om medische redenen afwezig blijft, niet in staat is om dat verzoek tot het college van burgemeester en schepenen te richten, wordt hij van rechtswege als verhinderd beschouwd vanaf de derde opeenvolgende vergadering waarop hij afwezig is en zolang hij afwezig blijft.

Bij het verzoek tot een tijdelijke vervanging wegens verhindering om studieredenen of verblijf in het buitenland wordt een attest gevoegd van de onderwijsinstelling of opdrachtgever ; 2° het gemeenteraadslid dat ouderschapsverlof wil nemen voor de geboorte of adoptie van een kind.Dat gemeenteraadslid wordt op zijn schriftelijke verzoek, gericht aan het college van burgemeester en schepenen, vervangen, op zijn vroegst vanaf de zesde week voor de vermoedelijke datum van de geboorte of van de adoptie, tot het einde van de negende week na de adoptie of geboorte. Op schriftelijk verzoek wordt de onderbreking van de uitoefening van het mandaat na de negende week verlengd met een duur die gelijk is aan die gedurende welke het raadslid zijn mandaat heeft uitgeoefend tijdens de periode van zes weken die aan de dag van de geboorte of de adoptie voorafgaan. In geval van de geboorte of de adoptie van een meerling, kan op verzoek van het gemeenteraadslid het verlof verlengd worden met een periode van maximaal twee weken ; 3° het gemeenteraadslid dat omwille van palliatief verlof of verlof voor bijstand of verzorging van een zwaar ziek familielid tot en met de tweede graad of van een zwaar ziek gezinslid, gedurende minimaal twaalf weken niet aanwezig wenst te zijn op de vergaderingen van de gemeenteraad en vervangen wil worden.Hij richt daartoe aan het college van burgemeester en schepenen een schriftelijk verzoek, vergezeld van een verklaring op erewoord waarin het raadslid zich bereid verklaart om bijstand of verzorging te verlenen. De naam van de patiënt wordt niet vermeld. § 2. Het gemeenteraadslid dat verhinderd is omwille van de redenen bedoeld in paragraaf 1 en om zijn vervanging verzoekt, wordt vervangen door de opvolger van zijn lijst die als eerste gerangschikt is overeenkomstig artikel 58 van het Brussels Gemeentelijk Kieswetboek, na onderzoek van diens geloofsbrieven door de gemeenteraad.

De vervanging is echter slechts toepasselijk vanaf de eerste gemeenteraadsvergadering na die waarop het gemeenteraadslid dat verhinderd is, geïnstalleerd is. ».

Art. 6.Artikel 12bis van dezelfde wet, ingevoegd door de wet van 11 juli 1994 en gewijzigd bij de ordonnanties van 17 juli 2003 en 20 juli 2006, wordt vervangen als volgt : « Art.12bis. § 1. Het gemeenteraadslid dat wegens een handicap niet zelfstandig zijn mandaat kan vervullen, kan zich voor de uitoefening van dat mandaat laten bijstaan door een vertrouwenspersoon, gekozen uit personen die de hoedanigheid heeft van kiezer in een Belgische gemeente en die geen lid is van het gemeentepersoneel, noch van het personeel van het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn van de betrokken gemeente.

De vertrouwenspersoon mag zich niet bevinden in een toestand bedoeld in artikelen 71. § 2. Voor de toepassing van paragraaf 1 wordt het gemeenteraadslid dat persoonlijke bijstand nodig heeft voor de uitoefening van zijn mandaat wegens een zintuiglijke handicap, spraakmoeilijkheden, of een motorische handicap waardoor hij grote moeilijkheden heeft om met de documenten om te gaan, beschouwd als raadslid dat wegens een handicap zijn mandaat niet zelfstandig kan uitoefenen. § 3. Het bewijs dat het gemeenteraadslid voldoet aan de criteria, vermeld in de paragraaf 2, wordt geleverd door het getuigschrift van een arts met de uitdrukkelijke verklaring dat het gemeenteraadslid zodanig getroffen is door een van de handicaps, vermeld in de paragraaf 2, dat hij zijn mandaat niet zelfstandig kan vervullen en dat hij voor de uitoefening ervan persoonlijke bijstand nodig heeft. § 4. Bij het verlenen van de bijstand krijgt de vertrouwenspersoon dezelfde middelen ter beschikking, heeft hij dezelfde verplichtingen als het gemeenteraadslid, maar hij is niet gehouden tot de eedaflegging zoals bedoeld in artikel 80. Hij heeft eveneens recht op presentiegeld onder dezelfde voorwaarden als het gemeenteraadslid. § 5. Indien de vertrouwenspersoon een specifiek opgeleid persoon is en optreedt in professionele hoedanigheid, zal de gemeenteraad de vergoeding van de vertrouwenspersoon ten laste nemen na aftrek van de eventuele tussenkomsten van andere overheden in het kader van Bijstand aan Personen met een handicap. ».

Art. 7.In artikel 13, eerste lid, van dezelfde wet, vervangen bij de ordonnantie van 20 juli 2006, worden de woorden « Brusselse Hoofdstedelijke » opgeheven.

Art. 8.In artikel 14bis, eerste lid, van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 21 maart 1991, wordt het woord « Executieve » vervangen door de woorden « gewest- of gemeenschapsregering ».

Art. 9.In artikel 17 van dezelfde wet, vervangen bij de wet van 21 maart 1991 en gewijzigd bij de wet van 27 januari 1999 en de ordonnantie van 23 juli 2012, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het eerste lid worden de woorden « in het tweede lid bedoelde » ingevoegd tussen de woorden « op de » en het woord « ranglijst » ;2° in het tweede lid worden de woorden « naar de » vervangen door de woorden « in functie van de ».

Art. 10.Artikel 18 van dezelfde wet, vervangen bij de wet van 21 maart 1991 en gewijzigd bij de wetten van 29 juni 1992 en 27 januari 1999, wordt vervangen als volgt : « Art.18. In afwijking van artikel 17 en onverminderd artikel 279, § 1, derde lid, wordt de verhinderde schepen vervangen door een raadslid dat wordt aangewezen door de gemeenteraad overeenkomstig artikel 15, § 1, in de volgende gevallen : 1° wanneer de schepen het ambt van Minister, Staatssecretaris, lid van een gewest- of gemeenschapsregering of gewestelijk staatssecretaris uitoefent, voor de periode waarin dat ambt wordt uitgeoefend ;2° wanneer de schepen om medische redenen, om studieredenen of wegens verblijf in het buitenland vervangen wil worden gedurende een minimale termijn van twaalf weken.Hij richt daartoe een schriftelijk verzoek aan het college van burgemeester en schepenen.

Bij het verzoek tot een tijdelijke vervanging wegens verhindering om medische redenen wordt een geneeskundig getuigschrift van maximaal vijftien dagen oud gevoegd, dat tevens de minimale termijn van afwezigheid om medische redenen aangeeft. Als de schepen die om medische redenen afwezig blijft, niet in staat is om dat verzoek tot het college van burgemeester en schepenen te richten, wordt hij van rechtswege als verhinderd beschouwd vanaf de derde opeenvolgende vergadering waarop hij afwezig is en zolang hij afwezig blijft.

Bij het verzoek tot een tijdelijke vervanging wegens verhindering om studieredenen of verblijf in het buitenland wordt een attest gevoegd van de onderwijsinstelling of opdrachtgever ; 3° wanneer de schepen ouderschapsverlof wil nemen voor de geboorte of adoptie van een kind.Die schepen wordt op zijn schriftelijke verzoek, gericht aan het college van burgemeester en schepenen, vervangen, op zijn vroegst vanaf de zesde week voor de vermoedelijke datum van de geboorte of van de adoptie tot het einde van de negende week na de adoptie of geboorte. Op schriftelijk verzoek wordt de onderbreking van de uitoefening van het mandaat na de negende week verlengd met een duur die gelijk is aan die gedurende welke de schepen zijn mandaat heeft uitgeoefend tijdens de periode van zes weken die aan de dag van de geboorte of de adoptie voorafgaan. In geval van de geboorte of de adoptie van een meerling kan op verzoek van de schepen het verlof verlengd worden met een periode van maximaal twee weken ; 4° wanneer de schepen krachtens artikel 14bis de als verhinderd beschouwde burgemeester vervangt en het college van burgemeester en schepenen om zijn vervanging verzoekt, wordt deze vervangen voor de periode dat die schepen de burgemeester vervangt ;5° wanneer de schepen omwille van palliatief verlof of verlof voor bijstand of verzorging van een zwaar ziek familielid tot en met de tweede graad of van een zwaar ziek gezinslid vervangen wil worden gedurende minimaal twaalf weken.Hij richt daartoe een schriftelijk verzoek aan de het college van burgemeester en schepenen, vergezeld van een verklaring op erewoord waarbij de schepen zich bereid verklaart om bijstand of verzorging te verlenen. De naam van de patiënt wordt niet vermeld. ».

Art. 11.Artikel 21 van dezelfde wet, gewijzigd bij de ordonnantie van 17 juli 2003, wordt vervangen als volgt : «

Art. 21.Er kan aan de burgemeester, de schepenen en de gemeenteraadsleden een eretitel worden toegekend onder de voorwaarden bepaald door de Regering.

De Regering bepaalt tevens de ambtskledij of de onderscheidingstekens van de burgemeesters en de schepenen. ».

Art. 12.In artikel 22 van dezelfde wet, gewijzigd bij de ordonnanties van 17 juli 2003 en 23 juli 2012, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het tweede lid worden de woorden « artikel 75, tweede lid, van de gemeentekieswet » vervangen door de woorden « artikel 75, § 1, tweede lid, van het Brussels Gemeentelijk Kieswetboek » ;2° in het vijfde en zesde lid worden de woorden « Brusselse Hoofdstedelijke » opgeheven.

Art. 13.In artikel 26bis van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 17 oktober 1990, vervangen bij de ordonnantie van 5 maart 2009 en gewijzigd bij de ordonnanties van 27 februari 2014 en 25 januari 2018, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in paragraaf 1, 5°, wordt het woord « oriëntatienota » vervangen door de woorden « verklarende nota » ;2° er wordt een paragraaf 1/1 ingevoegd, luidende : « § 1/1.Het College kan aan de secretaris de macht toevertrouwen om, via mobiliteit, de personeelsleden aan te stellen voor de meest aangewezen functies rekening houdend met hun competenties en hun bevoegdheid. Het college wordt in kennis gesteld van de beslissingen die door de secretaris in verband met deze delegatie worden genomen. ».

Art. 14.In artikel 27 van dezelfde wet wordt het tweede lid opgeheven.

Art. 15.In artikel 31 van dezelfde wet, gewijzigd bij de ordonnantie van 17 juli 2003, worden telkens de woorden « Brusselse Hoofdstedelijke » opgeheven.

Art. 16.Artikel 32 van dezelfde wet wordt opgeheven.

Art. 17.Artikel 51 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 17 oktober 1990 en de ordonnantie van 17 juli 2003, wordt vervangen als volgt : «

Art. 51.De waarnemende secretaris geniet de weddeschaal van de functiehouder die prorata temporis wordt toegepast. ».

Art. 18.In artikel 53 van dezelfde wet, vervangen bij de wet van 17 oktober 1990 en gewijzigd bij de ordonnantie van 5 maart 2009, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° de woorden « plaatselijke ontvanger » worden telkens vervangen door het woord « gemeenteontvanger » ;2° er wordt een paragraaf 1/1 ingevoegd, luidende : « § 1/1.De gemeenteraad kan een gemeenteontvanger buiten kader benoemen zes maanden vóór de verwachte datum van de vacature. De gemeenteontvanger die buiten kader wordt benoemd, bekleedt de functie van ontvanger de dag van de beëindiging van de functie van de aftredende ontvanger. Intussen staat hij deze bij in diens taken. » ; 3° paragraaf 4 wordt vervangen als volgt : « § 4.In geval van gewettigde afwezigheid kan de gemeenteontvanger, onder zijn eigen verantwoordelijkheid, binnen drie dagen voorzien in zijn vervanging en te dien einde, voor een periode van maximum dertig dagen, een door het college van burgemeester en schepenen erkende plaatsvervanger aanstellen. Die maatregel kan voor een zelfde afwezigheid driemaal worden verlengd.

In alle andere gevallen kan de gemeenteraad een waarnemende gemeenteontvanger aanstellen.

Hij is daartoe verplicht wanneer de afwezigheid een termijn van vier maanden overschrijdt.

De waarnemende gemeenteontvanger moet voldoen aan de voorwaarden vereist voor het uitoefenen van het ambt van gemeenteontvanger. De bepalingen van § 2 zijn mede op hem van toepassing.

De waarnemende gemeenteontvanger oefent alle bevoegdheden uit van de gemeenteontvanger.

Bij zijn ambtsaanvaarding en zijn ambtsneerlegging wordt een eindrekening opgemaakt en worden de kas en de boeken overgedragen, onder toezicht van het college van burgemeester en schepenen.

De waarnemende gemeenteontvanger geniet de weddeschaal van de functiehouder. ».

Art. 19.Artikel 66 van dezelfde wet wordt opgeheven.

Art. 20.In artikel 68, § 1, van dezelfde wet, vervangen bij de wet van 24 mei 1991, worden de woorden « plaatselijke ontvanger » telkens vervangen door het woord « gemeenteontvanger ».

Art. 21.Artikel 69, § 2, van dezelfde wet, vervangen bij de ordonnantie van 27 februari 2014, wordt aangevuld met een lid, luidende : « Als de gemeenteraad de mandaathouder definitief wil benoemen, zal de benoeming uitwerking hebben de dag van de indiensttreding van de secretaris of de ontvanger als mandaathouder. ».

Art. 22.In artikel 70, vervangen bij de ordonnantie van 27 februari 2014, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in paragraaf 1 wordt het eerste lid aangevuld met de woorden «, alsook, naar gelang het geval, een secretaris of een ontvanger van een gemeente van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest » ;2° in paragraaf 2 worden in het eerste lid de woorden «, naar gelang het geval, een secretaris of een ontvanger van een gemeente van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest die geen lid zijn van de evaluatiecommissie » ingevoegd tussen de woorden « meerderheid in de raad » en de woorden « en een externe evaluator ».

Art. 23.Artikel 71 van dezelfde wet, laatst gewijzigd bij de ordonnantie van 4 september 2008, wordt vervangen als volgt : «

Art. 71.Van een gemeenteraad kunnen geen deel uitmaken en tot burgemeester kunnen niet worden benoemd : 1° de vice-gouverneur van het administratief arrondissement Brussel-Hoofdstad en de hoge ambtenaar zoals bedoeld in artikel 48, derde lid, van de bijzondere wet van 12 januari 1989 met betrekking tot de Brusselse instellingen ;2° de leden van het college ingesteld bij artikel 83quinquies, § 2, van de bijzondere wet van 12 januari 1989 met betrekking tot de Brusselse Instellingen ;3° degenen die personeelslid zijn van of een toelage of wedde ontvangen van de gemeente, met uitzondering van de vrijwillige brandweerlieden ;4° de politieambtenaren en de ambtenaren van de openbare macht ;5° de beambten van het bosbeheer, wanneer hun bevoegdheid zich uitstrekt tot beboste eigendommen die aan het bosbeheer onderworpen zijn en die toebehoren aan de gemeente waarin zij hun ambt wensen uit de oefenen ;6° elke persoon die een ambt of mandaat uitoefent dat gelijkwaardig is aan dat van gemeenteraadslid, schepen of burgemeester in een lokale basisoverheid van een andere lidstaat van de Europese Unie.De Regering stelt een enuntiatieve lijst op van ambten of mandaten die als gelijkwaardig worden beschouwd.

De bepalingen van het eerste lid, 1° tot 5°, zijn eveneens van toepassing op de niet-Belgische onderdanen van de Europese Unie die in België verblijven voor de uitoefening in een andere lidstaat van de Europese Unie van ambten die gelijkwaardig zijn aan die bedoeld in deze bepalingen. ».

Art. 24.In artikel 72, 4°, van dezelfde wet, gewijzigd bij de ordonnantie van 17 juli 2003, worden de woorden « Brusselse Hoofdstedelijke » opgeheven.

Art. 25.Artikel 73 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 12 augustus 2000, wordt vervangen als volgt : «

Art. 73.Bloed- of aanverwanten tot en met de tweede graad, echtgenoten of personen die een verklaring van wettelijke samenwoning als vermeld in artikel 1476 van het Burgerlijk Wetboek, hebben afgelegd, kunnen geen lid zijn van een zelfde gemeenteraad. Worden bloed- of aanverwanten in een van die graden of twee echtgenoten of wettelijk samenwonenden gekozen bij een zelfde verkiezing, dan wordt de voorkeur bepaald door de grootte van de quotiënten op grond waarvan de door die kandidaten verkregen zetels aan hun lijst zijn toegekend.

Worden twee bloed- of aanverwanten in een verboden graad of twee echtgenoten of wettelijk samenwonenden gekozen, de een tot raadslid, de ander tot opvolger, dan geldt het verbod om zitting te nemen alleen voor de opvolger, tenzij de plaats waarvoor hij in aanmerking komt, is opengevallen vóór de verkiezing van zijn bloedverwant, aanverwant, echtgenoot of wettelijk samenwonende.

Tussen opvolgers die voor opengevallen plaatsen in aanmerking komen, wordt de voorrang allereerst bepaald naar tijdsorde van de vacatures.

De verkozene die niet geïnstalleerd kan worden door de toepassing van een onverenigbaarheid behoudt het recht om later toegelaten te worden tot de eedaflegging en wordt vervangen door de plaatsvervanger die nuttig gerangschikt is op de lijst waarop hij werd verkozen en neemt de plaats in van laatstgenoemde op de lijst van de opvolgers. Wanneer de onverenigbaarheid ophoudt, kan hij de eed afleggen en wordt de persoon die hem verving als raadslid opnieuw gerangschikt als eerste opvolger.

Aanverwantschap die later tot stand komt tussen raadsleden, brengt geen verval van hun mandaat mee. Dit geldt niet bij huwelijk tussen raadsleden.

De aanverwantschap wordt geacht op te houden door het overlijden van de persoon door wie zij tot stand is gekomen, door echtscheiding of door het ophouden van het wettelijk samenlevingscontract.

Personen die bloed- of aanverwant zijn tot en met de derde graad, kunnen geen lid zijn van eenzelfde college van burgemeester en schepenen. ».

Art. 26.Artikel 79 van dezelfde wet, gewijzigd bij de ordonnantie van 17 juli 2003, wordt vervangen als volgt : «

Art. 79.De bediening van gemeentesecretaris of van gemeenteontvanger mag niet worden uitgeoefend door beambten van Brusselse gewestelijke overheidsadministraties.

Het verbod zoals bedoeld in het eerste lid is ook van toepassing op de personeelsleden die onder leiding staan van de hoge ambtenaar of de vicegouverneur van het administratief arrondissement Brussel-Hoofdstad. ».

Art. 27.In artikel 80, derde lid, van dezelfde wet, vervangen bij de ordonnantie van 18 juli 2002, worden de woorden « Brusselse Hoofdstedelijke » opgeheven.

Art. 28.In artikel 82 van dezelfde wet wordt het woord « Koning » vervangen door het woord « Regering ».

Art. 29.In artikel 83, eerste lid, van dezelfde wet, vervangen bij de ordonnantie van 18 juli 2002, worden de woorden « van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest » opgeheven.

Art. 30.Artikel 84 van dezelfde wet, vervangen bij de ordonnantie van 27 februari 2014, wordt aangevuld met een paragraaf 3, luidende : « § 3. De gemeenteraadsleden, alsmede alle andere personen die krachtens een wettelijke bepaling de besloten vergaderingen van de gemeenteraad bijwonen, zijn tot geheimhouding verplicht. ».

Art. 31.In artikel 86, derde lid, van dezelfde wet, vervangen bij de ordonnantie van 23 juli 2012, worden de woorden « de mondelinge vragen van de raadsleden en » opgeheven.

Art. 32.In de Nederlandse tekst van artikel 87bis, derde lid, van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 11 juli 1994, worden de woorden « reglement van orde » vervangen door de woorden « huishoudelijk reglement ».

Art. 33.Artikel 87ter van dezelfde wet, ingevoegd bij de ordonnantie van 5 maart 2009 en gewijzigd bij de ordonnanties van 23 juli 2012 en 27 februari 2014, wordt vervangen als volgt : «

Art. 87ter.Wanneer de voorzitter van de raad voor maatschappelijk welzijn geen lid is van de gemeenteraad, heeft de voorzitter zitting in de laatstgenoemde met raadgevende stem. De voorzitter kan zich laten vergezellen door de secretaris van het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn of een door de secretaris aangeduid personeelslid. De voorzitter kan zich laten vergezellen door de ontvanger van het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn voor de opdrachten die deze laatste onder zijn gezag uitoefent.

In afwijking van het eerste lid, heeft de voorzitter van de raad voor maatschappelijk welzijn die geen lid is van de gemeenteraad evenwel geen zitting wanneer de burgemeester of degene die hem vervangt de gemeenteraad voorzit krachtens artikel 94 van de Nieuwe Gemeentewet de behandeling in gesloten deuren heeft bevolen.

Wanneer de rekeningen van het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn door de gemeenteraad worden onderzocht, stelt de voorzitter van de raad voor maatschappelijk welzijn, zijnde al dan niet gemeenteraadslid, deze voor en beantwoordt hij de vragen. ».

Art. 34.In artikel 89 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wetten van 19 juli 1991 en 11 juli 1994 en de ordonnanties van 5 maart 2009 en 23 juli 2012, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in de Nederlandse tekst van het eerste lid worden de woorden « reglement van orde » vervangen door de woorden « huishoudelijk reglement » ;2° in het tweede lid worden de woorden « In elk geval worden de notulen » vervangen door de woorden « De notulen worden ».

Art. 35.Artikel 91 van dezelfde wet, vervangen bij de wet van 11 juli 1994, wordt vervangen als volgt : «

Art. 91.De gemeenteraad neemt bij de aanvang van de zittingsperiode een huishoudelijk reglement aan waarin, behalve de bepalingen die er op basis van de onderhavige wet in opgenomen moeten worden aanvullende maatregelen worden opgenomen in verband met de werking van de raad en waarin minstens bepalingen worden opgenomen over : 1° de wijze van verzending van de oproeping en het ter beschikking stellen van de dossiers aan de gemeenteraadsleden, alsook de wijze waarop de gemeentesecretaris of de door hem aangewezen personeelsleden, aan de raadsleden die erom verzoeken, technische inlichtingen verstrekken over die stukken ;2° de wijze waarop de plaats, de dag, het tijdstip en de agenda van de vergaderingen van de gemeenteraad openbaar worden gemaakt ;3° de voorwaarden voor het inzagerecht en het recht van afschrift voor gemeenteraadsleden en de voorwaarden voor het bezoekrecht aan de instellingen en diensten die de gemeente opricht en beheert ;4° de voorwaarden waaronder de gemeenteraadsleden hun recht uitoefenen om aan de burgemeester en aan het college van burgemeester en schepenen mondelinge en schriftelijke vragen te stellen ;5° de wijze van notulering en de wijze waarop de notulen van de vorige vergadering ter beschikking worden gesteld van de gemeenteraadsleden ;6° de nadere regels voor de samenstelling en de werking van de commissies en de fracties ;7° de wijze van bezorgen van het meerjarenplan, de wijzigingen aan het meerjarenplan, het budget, de budgetwijzigingen en de jaarrekening aan de raadsleden ;8° de wijze waarop en de persoon door wie de stukken, vermeld in artikel 109, worden ondertekend ;9° de toepassingsmodaliteiten zoals bedoeld in artikel 112, zesde lid, indien deze niet opgenomen zijn in een apart reglement. De gemeenteraad kan het huishoudelijk reglement te allen tijde wijzigen. ».

Art. 36.In artikel 92 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wetten van 24 mei 1991 en van 11 juli 1994 en de ordonnanties van 17 juli 2003 en van 27 februari 2014, worden de volgende wijzigingen aangebracht : a) de bepaling onder 1° wordt vervangen als volgt : « 1° tegenwoordig te zijn bij een beraadslaging of besluit over zaken waarbij hij een rechtstreeks belang heeft, hetzij persoonlijk, hetzij als gelastigde, voor of na zijn verkiezing, of waarbij zijn echtgenoot, zijn bloed- of aanverwanten tot en met de vierde graad een persoonlijk en rechtstreeks belang hebben.Voor de toepassing van deze bepaling worden personen die een verklaring van wettelijke samenwoning als vermeld in artikel 1476 van het Burgerlijk Wetboek, hebben afgelegd, met echtgenoten gelijkgesteld.

Inzake voordrachten van kandidaten, benoemingen tot bedieningen, en tuchtvervolgingen geldt dit verbod slechts ten aanzien van bloed- of aanverwanten tot en met de tweede graad ; » ; b) de bepaling onder 2° wordt vervangen als volgt : « 2° rechtstreeks of onrechtstreeks deel te nemen aan overheidsopdrachten gegund met de gemeente ;» ; c) de bepaling onder 3° wordt aangevuld met de volgende zinnen : « Dit verbod geldt eveneens voor advocaten, notarissen of zakenmensen die behoren tot dezelfde groepering, dezelfde vereniging of hun kantoren op hetzelfde adres hebben als het lid van de raad of de burgemeester.».

Art. 37.In de Franse tekst van artikel 96bis van dezelfde wet, ingevoegd bij de ordonnantie van 27 februari 2014, wordt het woord « fournir » vervangen door het woord « présenter ».

Art. 38.In artikel 98, tweede lid, van dezelfde wet wordt het woord « frank » vervangen door het woord « euro ».

Art. 39.In de Nederlandse tekst van artikel 100, tweede en derde lid, van dezelfde wet worden de woorden « reglement van orde » vervangen door de woorden « huishoudelijk reglement ».

Art. 40.Artikel 104 van dezelfde wet, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 30 mei 1989, wordt aangevuld met een lid, luidende : « In geval van overmacht of in maximum 10 procent per jaar van de vergaderingen van het college van burgemeester en schepenen kunnen de vergaderingen worden gehouden op afstand door middel van teleconferentie of videoconferentie met behulp van telecommunicatietechnieken die de aan de vergadering deelnemende leden toelaten elkaar simultaan te horen en simultaan met elkaar overleg te plegen. De beslotenheid van de vergadering moet verzekerd worden. De voorwaarden en modaliteiten hiervan worden vastgelegd in een huishoudelijk reglement van het college. ».

Art. 41.Artikel 109 van dezelfde wet, gewijzigd bij de ordonnantie van 27 februari 2014, wordt vervangen als volgt : «

Art. 109.§ 1. De reglementen en verordeningen van de gemeenteraad en van het college van burgemeester en schepenen, de bekendmakingen, de akten en de briefwisseling van de gemeente worden ondertekend door de burgemeester en medeondertekend door de secretaris. § 2. De gemeenteraad kan bepalen dat bepaalde briefwisseling, waarbij één handtekening volstaat, schriftelijk wordt gedelegeerd aan de gemeentesecretaris of één of meer door hem aangewezen ambtenaren. In dit geval dient de beslissing van de raad op zeer nauwkeurige wijze de materie en de soort briefwisseling te bepalen waarvoor een delegatie van handtekening wordt gegeven, alsook door wie deze documenten mogen worden ondertekend. § 3. Niettegenstaande paragrafen 1 en 2 worden de akten en briefwisseling, die betrekking hebben op beslissingen die genomen zijn op basis van een overdracht van bevoegdheden in uitvoering van artikelen 234, §§ 4 en 5, en 236, § 6, ondertekend door de gemeentesecretaris of een in de akte bij naam aangewezen ambtenaar. § 4. Voormelde documenten mogen op elke informatiedrager geplaatst worden als de gemeente een duurzame bewaring en toegankelijkheid garandeert.

Aan de vereiste van een handtekening wordt voldaan door het gebruik van een elektronische procedure die de authenticiteit en de integriteit van de gegevens waarborgt. De Regering kan die elektronische procedure nader bepalen.

De Regering kan nadere regels bepalen voor de wijze waarop gegevens, akten en documenten van de gemeente opgemaakt, bewaard en gecommuniceerd worden. ».

Art. 42.In artikel 112, vijfde lid, van dezelfde wet, gewijzigd door de ordonnanties van 5 maart 2009 en van 27 februari 2014, worden de woorden «, het driejaarlijks plan » ingevoegd tussen de woorden « de jaarlijkse begroting » en de woorden « en de rekeningen ».

Art. 43.In artikel 114, tweede lid, van dezelfde wet, gewijzigd bij ordonnanties van 17 juli 2003 en 5 maart 2009, worden de woorden « Brusselse Hoofdstedelijke » opgeheven.

Art. 44.Artikel 115 van dezelfde wet wordt opgeheven.

Art. 45.In de Franse tekst van artikel 118 van dezelfde wet, hernummerd bij de wet van 27 mei 1989 en gewijzigd bij de ordonnantie van 17 juli 2003, wordt het woord « on » vervangen door het woord « ou ».

Art. 46.In artikel 119 van dezelfde wet, laatst gewijzigd bij de ordonnantie van 29 mei 2008, wordt het laatste lid opgeheven.

Art. 47.In de Nederlandse tekst van artikel 120, § 1, tweede lid, van dezelfde wet, gewijzigd bij de ordonnantie van 5 maart 2009, worden de woorden « reglement van orde » vervangen door de woorden « huishoudelijk reglement ».

Art. 48.In artikel 123 van dezelfde wet, hernummerd bij de wet van 27 mei 1989 en laatst gewijzigd bij de ordonnantie van 27 februari 2014, worden de volgende wijzigingen aangebracht : a) in de bepaling onder 7° worden de woorden « de ordonnantie van 29 augustus 1991 houdende organisatie van de planning en de stedenbouw » vervangen door de woorden « het Brussels Wetboek van Ruimtelijke Ordening » ;b) de bepaling onder 10° wordt vervangen als volgt : « 10° de aanwerving, het ontslag, de sanctie en de toepassing van de wetgeving betreffende de bescherming van het welzijn van de agenten onder arbeidsovereenkomst ;» ; c) er wordt een bepalingen onder 10° /1 ingevoegd, luidende : « 10° /1 de aanwerving, de bevordering en de toepassing van de wetgeving betreffende de bescherming van het welzijn van de statutaire agenten ;».

Art. 49.Artikel 124 van dezelfde wet, opgeheven bij de ordonnantie van 17 juli 2003, wordt hersteld als volgt : «

Art. 124.§ 1. De gemeenteraad kan het college van burgemeester en schepenen de bevoegdheid machtigen om een subsidie toe te kennen : 1° gemotiveerd door hoogdringendheid of door dringende en onvoorziene omstandigheden ; 2° tot 2.500 € wanneer hun begunstigde niet nominatief op de begroting worden geïdentificeerd.

Het besluit van het college van de burgemeester en schepenen dat op basis van het eerste lid, 1° is genomen, wordt gemotiveerd en wordt voor akteneming ter kennis gebracht van de gemeenteraad tijdens de volgende zitting. § 2. Elk jaar brengt het college van de burgemeester en schepenen verslag uit aan de gemeenteraad over de subsidies die in de loop van het dienstjaar werden toegekend. ».

Art. 50.In artikel 131 van dezelfde wet, hernummerd bij de wet van 27 mei 1989, vervangen bij de wet van 17 oktober 1990 en gewijzigd bij de ordonnanties van 17 juli 2003 en 27 februari 2014, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in de paragrafen 1 en 2 worden de woorden « plaatselijke ontvanger » telkens vervangen door het woord « gemeenteontvanger » ;2° in paragraaf 4, tweede lid, wordt het woord « Koning » vervangen door het woord « Regering » ;3° in paragraaf 4, vijfde lid, wordt het woord « administratie » vervangen door het woord « bestuursrechtspraak ».

Art. 51.In artikel 133, derde lid, van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 3 april 1997, wordt het woord « gouverneur » vervangen door de woorden « voorzitter van de Regering ».

Art. 52.In de Franse tekst van artikel 134bis, eerste lid, van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 12 januari 1993, wordt het woord « aide » vervangen door het woord « action ».

Art. 53.In titel II, hoofdstuk V, van dezelfde wet wordt het opschrift « Afdeling 1 - Bepalingen die voor alle ontvangers gelden » opgeheven.

Art. 54.Artikel 136, van dezelfde wet, vervangen bij de wet van 17 oktober 1990 en gewijzigd bij de ordonnanties van 5 maart 2009 en 27 februari 2014, wordt vervangen als volgt : «

Art. 136.De gemeenteontvanger vervult de functie van financieel en budgettair raadgever van de gemeente. Hij wordt alleen en onder zijn verantwoordelijkheid belast met : 1° het houden van de boekhouding van de gemeente : a) de centralisatie van de vastleggingen ;b) de aanrekening van de uitgaven ;c) het opstellen van de jaarrekeningen ;2° het innen van de ontvangsten en de opvolging van de ontvangst van de regelmatige schuldvorderingen. Met het oog op de invordering van de fiscale ontvangsten, gaat hij over tot gedwongen invordering in toepassing van de ordonnantie van 3 april 2014 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillen inzake gemeentebelastingen ; 3° de betaling van de uitgaven op basis van regelmatige bevelschriften ;4° het beheer van de gemeentelijke kasmiddelen : a) het beheer van de rekeningen geopend op naam van de gemeente waarvan hij de enige gevolmachtigde is ;b) de thesaurie beleggingen op korte termijn ;c) de aanvraag van thesaurievoorschotten op korte termijn en van de eventuele omzetting van deze in een vaste termijn krediet voor een periode van ten hoogste 1 jaar ;d) het actief schuldbeheer ;5° financiële adviezen verlenen : de ontvanger verleent een voorafgaandelijk advies voor elk project met een financiële impact ;6° onverminderd de bevoegdheid van de gemeentesecretaris met betrekking tot het intern controlesysteem, zoals bedoeld in titel VIbis, kan het college aan de gemeenteontvanger om het even welke andere opdracht toevertrouwen die verband houdt met zijn bevoegdheden, onder meer inzake financieel beheer.In het kader van deze opdrachten staat de ontvanger onder het gezag van het college.

Voor de uitoefening van zijn wettelijke taken, dient de ontvanger over de middelen te beschikken om zijn taken uit te oefenen. ».

Art. 55.In artikel 137bis van dezelfde wet, ingevoegd bij de ordonnantie van 27 februari 2014, worden de woorden « opeisbaar, definitief en zeker » vervangen door de woorden « vaststaand, zeker en opeisbaar ».

Art. 56.In artikel 138, § 1, tweede lid, van dezelfde wet, vervangen bij de wet van 17 oktober 1990, worden de woorden « plaatselijke ontvangers » vervangen door het woord « gemeenteontvangers ».

Art. 57.In artikel 138bis, § 2, eerste lid, van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 17 oktober 1990, worden de woorden « plaatselijke ontvanger » vervangen door het woord « gemeenteontvanger ».

Art. 58.In titel II, hoofdstuk V, van dezelfde wet wordt het opschrift « Afdeling 2 - Bepalingen betreffende de gewestelijke ontvanger » opgeheven.

Art. 59.In artikel 143 van dezelfde wet, laatst gewijzigd bij de ordonnantie van 17 juli 2003, worden de woorden « artikel 17 van de Grondwet » vervangen door de woorden « artikel 24 van de gecoördineerde Grondwet ».

Art. 60.Artikel 149 van dezelfde wet, gewijzigd bij de ordonnantie van 24 maart 2016, wordt vervangen als volgt : «

Art. 149.De gemeenteraad benoemt de secretaris, de adjunct-secretaris, de ontvanger en de directeur human resources en benoemt en bevordert tevens de agenten van niveau A. ».

Art. 61.In artikel 150, § 1, van dezelfde wet, laatst gewijzigd bij de wet van 24 mei 1991,worden de woorden « artikel 17 van de Grondwet » vervangen door de woorden « artikel 24 van de gecoördineerde Grondwet ».

Art. 62.In artikel 151 en 152 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 24 mei 1991, worden de woorden « artikel 17 van de Grondwet » vervangen door de woorden « artikel 24 van de Grondwet ».

Art. 63.In artikel 156, eerste lid, van dezelfde wet worden de woorden « het Ministerie van Binnenlandse Zaken » » vervangen door de woorden « de federale overheidsdienst Binnenlandse Zaken ».

Art. 64.In artikel 159 van dezelfde wet worden de woorden « het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Openbaar Ambt » vervangen door de woorden « de federale overheidsdienst Binnenlandse Zaken en federale overheidsdienst Beleid en Ondersteuning ».

Art. 65.Artikel 231 van dezelfde wet, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 30 mei 1989 en 20 juli 2000, wordt opgeheven.

Art. 66.Artikel 232 van dezelfde wet wordt aangevuld met een lid, luidende : « Hij kan zijn bevoegdheid overdragen aan het college van burgemeester en schepenen behalve : - Wanneer het jaarlijks bedrag voor de huur, de pacht of van de retributie hoger is dan 12.500 euro ; de Regering kan dit bedrag wijzigen ; - of wanneer het contract gesloten werd voor een periode langer dan 9 jaar. ».

Art. 67.Artikel 233 van dezelfde wet wordt aangevuld met een lid, luidende : « Hij kan zijn bevoegdheid overdragen aan het college van burgemeester en schepenen. ».

Art. 68.In artikel 234 van dezelfde wet, vervangen bij de ordonnantie van 27 juli 2017 en gewijzigd bij de ordonnantie van 14 juni 2018, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in paragrafen 4, eerste lid, en 5, eerste lid, worden de woorden « aan een andere bij naam aangewezen ambtenaar » telkens vervangen door de woorden « aan één of meerdere bij naam aangewezen ambtena(a)r(en) » ;2° paragrafen 4, tweede lid, en 5, tweede lid, worden telkens vervangen als volgt : « De overdracht zoals bedoeld in het eerste lid is beperkt tot de overheidsopdrachten zoals bedoeld in artikel 92 van de wet van 17 juni 2016 inzake overheidsopdrachten.».

Art. 69.In artikel 236 van dezelfde wet, gewijzigd bij de ordonnantie van 27 juli 2017, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in de Nederlandse tekst van paragraaf 2 wordt het woord « gunningsprocedure » vervangen door het woord « plaatsingsprocedure » ;2° in paragraaf 3, wordt het tweede lid vervangen als volgt : « Het kan aan de overeenkomst iedere wijziging aanbrengen die het bij de uitvoering nodig acht wanneer de regelgeving inzake overheidsopdrachten en inzake concessieovereenkomsten wijzigingen zonder nieuwe plaatsingsprocedures toelaten.» ; 3° in de paragrafen 4 en 6 worden de woorden « aan een andere bij naam aangewezen ambtenaar » telkens vervangen door de woorden « aan één of meerdere bij naam aangewezen ambtena(a)r(en).».

Art. 70.In artikel 239 van dezelfde wet, vervangen bij de wet van 27 mei 1989 en gewijzigd bij de ordonnantie van 17 juli 2003, worden de woorden « Brusselse Hoofdstedelijke » opgeheven.

Art. 71.In artikel 240, § 1, derde lid, van dezelfde wet, vervangen bij de ordonnantie van 27 februari 2014,wordt de zin « De jaarrekeningen bestaan uit de begrotingsrekening, de resultatenrekening, de balans en de bijlagen. » vervangen als volgt : « De jaarrekeningen bestaan uit de begrotingsrekening, de resultatenrekening, de balans en de bijlagen die door de Regering worden bepaald. ».

Art. 72.Artikel 241, § 1, eerste lid, van dezelfde wet, vervangen bij de ordonnantie van 27 februari 2014, wordt aangevuld met de volgende zin : « De begroting bevat op straffe van nietigheid bijlagen die door de Regering worden bepaald. ».

Art. 73.Artikel 242bis van dezelfde wet, ingevoegd bij de ordonnantie van 5 maart 2009, wordt vervangen als volgt : «

Art. 242bis.Tweemaal per zittingsperiode, bij de neerlegging van de eerste en de vierde begroting, legt het college de gemeenteraad een driejaarlijks plan voor.

Dit driejaarlijkse plan vormt een aanvulling op de jaarlijkse begroting als bedoeld in artikel 241 en bestaat uit : 1° prognoses voor elke belangrijke uitgaven- en ontvangstenpost voor de twee dienstjaren volgend op het jaar van de ingediende begroting. Deze prognoses dienen gebaseerd te zijn op realistische macro-economische en budgettaire ramingen ; 2° een verklarende nota die de hoofdbeleidskeuzen beschrijft voor de drie eerstvolgende jaren, en hun impact op de evolutie van de ontvangsten- en uitgavenposten over deze drie jaren. Dit plan dient, voor elk van de drie jaren, de begrotingsevenwichtsregels na te leven zoals bepaald in artikel 252.

Na goedkeuring door de gemeenteraad wordt dit driejaarlijks plan bekendgemaakt overeenkomstig de bepalingen van artikel 112 en op de door de gemeenteraad voorgeschreven wijze. ».

Art. 74.In dezelfde wet worden de volgende artikelen opgeheven : 1° artikelen 243, laatst gewijzigd bij de ordonnantie van 17 juli 2003 ;2° artikel 245.

Art. 75.In artikel 247 van dezelfde wet, wordt het eerste lid, vervangen bij de wet van 17 oktober 1990 en gewijzigd bij de ordonnantie van 17 juli 2003, vervangen als volgt : « Geen betaling uit de gemeentekas mag geschieden dan op grond van een op de begroting voorkomende post of op grond van een bijzonder krediet of op grond van een voorlopig krediet toegestaan onder de voorwaarden en binnen de grenzen die de Regering bepaalt. ».

Art. 76.In artikel 252 van dezelfde wet worden de woorden «, ten laatste te rekenen vanaf het begrotingsjaar 1988, » opgeheven.

Art. 77.In artikel 253 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht : a) de bepaling onder 1° wordt opgeheven ;b) in de bepaling onder 2° wordt het woord « Rijksonderwijs » vervangen door het woord « gemeenschapsonderwijs » ;c) in de bepaling onder 3° worden de woorden « nationale reglementering » vervangen door « gemeenschapsreglementering ».

Art. 78.In artikel 255 van dezelfde wet, laatst gewijzigd bij de wet van 25 april 2014, worden de volgende wijzigingen aangebracht : a) de bepaling onder 2° wordt opgeheven ;b) in de Franse tekst van de bepaling onder 16° wordt het woord « aide » vervangen door het woord « action ».

Art. 79.In artikel 256, § 1, van dezelfde wet, gewijzigd bij de ordonnantie van 17 juli 2003, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het eerste lid worden de woorden « Brusselse Hoofdstedelijke » opgeheven ;2° het tweede lid wordt opgeheven.

Art. 80.In artikel 270 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 7 december 1998, wordt het eerste lid vervangen als volgt : « Bij elke tegen de gemeente ingestelde rechtsvordering treedt het college van burgemeester en schepenen als verweerder op. Het stelt op eigen initiatief of in voorkomend geval op bevel van de gemeenteraad de vorderingen in kort geding, zoals in kortgeding, en de bezitsvorderingen in ; het verricht alle handelingen tot bewaring van recht of tot stuiting van verjaring en van verval. ».

Art. 81.In artikel 274 van dezelfde wet, gewijzigd bij de ordonnantie van 17 juli 2003, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het eerste lid worden de woorden « Brusselse Hoofdstedelijke » opgeheven ;2° in het eerste lid wordt het woord « grote » vervangen door het woord « gewestelijke » ;3° in het tweede lid wordt het woord « gewestelijke » ingevoegd tussen het woord « bestaande » en het woord « wegen ».

Art. 82.In de artikelen 275 en 276, tweede lid, van dezelfde wet, gewijzigd bij de ordonnantie van 17 juli 2003, worden de woorden « Brusselse Hoofdstedelijke » telkens opgeheven.

Art. 83.Artikel 280bis van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 28 december 1994 en gewijzigd bij de ordonnantie van 17 juli 2003, wordt opgeheven.

Art. 84.In artikel 281 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 27 december 2000, worden de woorden « artikel 17 van de Grondwet » vervangen door de woorden « artikel 24 van de Grondwet ».

Art. 85.In artikel 282, 3°, van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 13 mei 1999, wordt het getal « 70, » opgeheven.

Art. 86.In de artikelen 284, tweede lid, en 285, derde lid, van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 24 mei 1991, worden de woorden « het bestaansminimum zoals dat wordt vastgesteld krachtens de wet van 7 augustus 1974 tot instelling van het recht op een bestaansminimum » vervangen door de woorden « het leefloon zoals dat wordt vastgesteld krachtens de wet van 26 mei 2002 betreffende het recht op maatschappelijke integratie ».

Art. 87.In artikel 286, derde lid, van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 24 mei 1991 en gewijzigd bij de wet van 13 mei 1999, worden de woorden « plaatselijke ontvanger » vervangen door het woord « gemeenteontvanger » en de woorden «, de gewestelijke ontvanger, » worden geschrapt.

Art. 88.In artikel 312, § 1, van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 24 mei 1991, worden de woorden « vier maanden » telkens vervangen door de woorden « een jaar ».

Art. 89.In artikel 313, derde lid, van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 24 mei 1991, worden de woorden « het bedrag van het bestaansminimum zoals dat wordt vastgesteld krachtens de wet van 7 augustus 1974 tot instelling van het recht op een bestaansminimum » vervangen door de woorden « het leefloon zoals dat wordt vastgesteld krachtens de wet van 26 mei 2002 betreffende het recht op maatschappelijke integratie ».

Art. 90.In artikel 322, § 7, van dezelfde wet, vervangen bij de wet van 13 mei 1999, worden de woorden « 147bis van het Kieswetboek » vervangen door de woorden « 42bis van het Brussels Gemeentelijk Kieswetboek ».

Art. 91.Artikel 328 van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 10 april 1995, wordt vervangen als volgt : «

Art. 328.De Regering bepaalt de regels voor het houden van een gemeentelijke volksraadpleging, naar analogie van de procedure bedoeld in het Brussels Gemeentelijk Kieswetboek voor de verkiezing van de gemeenteraadsleden. ».

Art. 92.Artikel 329 van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 10 april 1995, wordt vervangen als volgt : «

Art. 329.De Regering bepaalt de wijze waarop de uitslag van de gemeentelijke volksraadpleging aan de bevolking bekendgemaakt wordt. ».

Art. 93.In de artikelen 329bis, tweede lid, en 332, § 4, 2°, van dezelfde wet, respectievelijk ingevoegd door de wetten van 4 mei 1999 en 19 maart 1999, wordt het woord « Koning » telkens vervangen door het woord « Regering ».

Art. 94.In artikel 348, tweede streepje, van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 19 maart 1999, worden de woorden « plaatselijke ontvanger » worden vervangen door het woord « gemeenteontvanger ».

Art. 95.Voor wat betreft het verlenen van de eretitel aan de burgemeester, de schepenen en de gemeenteraadsleden wordt de wet van 10 maart 1980 betreffende het verlenen van de eretitel van hun ambt aan de burgemeesters, aan de schepenen en aan de voorzitters van de raden van de openbare centra voor maatschappelijk welzijn of van de gewezen commissies van openbare onderstand, opgeheven.

Kondigen deze ordonnantie af, bevelen dat ze in het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Brussel, 17 juli 2020.

De Minister-President van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Territoriale Ontwikkeling en Stadsvernieuwing, Toerisme, de promotie van het Imago van Brussel en Biculturele zaken van gewestelijk belang, R. VERVOORT De Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Mobiliteit, Openbare Werken en Verkeersveiligheid, E. VAN den BRANDT De Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Klimaattransitie, Leefmilieu, Energie en Participatieve Democratie, A. MARON De Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Financiën, Begroting, Openbaar Ambt, de Promotie van Meertaligheid en van het Imago van Brussel, S. GATZ De Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Werk en Beroepsopleiding, Digitalisering en de Plaatselijke Besturen, B. CLERFAYT _______ Nota Documenten van het Parlement : Gewone zitting 2019-2020 A-145/1 Ontwerp van ordonnantie A-145/2 Verslag A-145/3 Amendementen na verslag Integraal verslag : Bespreking en aanneming : vergadering van vrijdag 3 juli 2020

^