Etaamb.openjustice.be
Wet van 03 juli 2005
gepubliceerd op 29 juli 2005

Wet tot wijziging van bepaalde aspecten van het statuut van de personeelsleden van de politiediensten en houdende diverse bepalingen met betrekking tot de politiediensten

bron
federale overheidsdienst justitie en federale overheidsdienst binnenlandse zaken
numac
2005000427
pub.
29/07/2005
prom.
03/07/2005
ELI
eli/wet/2005/07/03/2005000427/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

3 JULI 2005. - Wet tot wijziging van bepaalde aspecten van het statuut van de personeelsleden van de politiediensten en houdende diverse bepalingen met betrekking tot de politiediensten (1)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

De Kamer van volksvertegenwoordigers heeft aangenomen en Wij bekrachtigen, hetgeen volgt : HOOFDSTUK I. - Algemene bepaling

Artikel 1.Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet. HOOFDSTUK II. - Wijziging van de wet van 2 december 1957 op de rijkswacht

Art. 2.Artikel 11, § 2, vierde lid, van de wet van 2 december 1957 op de rijkswacht, van kracht gebleven door de wet van 7 december 1998, wordt vervangen als volgt : « In afwijking van artikel 1, § 2, derde lid, van de wet van 27 december 1973 betreffende het statuut van het personeel van het operationeel korps van de rijkswacht, behouden de politieambtenaren van de bijzondere politiediensten die overgaan naar het operationeel korps van de rijkswacht en die vóór de overplaatsing de hoedanigheid hadden van officier van bestuurlijke politie, van officier van gerechtelijke politie, of van officier van gerechtelijke politie, hulpofficier van de procureur des Konings, die hoedanigheid, ongeacht de graad waarin zij zijn ingeschaald. » HOOFDSTUK III. - Wijzigingen van de wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus

Art. 3.Artikel 53, eerste lid, van de wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus, wordt vervangen als volgt : « De hogere officieren van de lokale politie worden overeenkomstig het koninklijk besluit genomen in uitvoering van artikel 121 door de Koning benoemd, op gemotiveerde voordracht van de gemeente- of van de politieraad, onder de door een selectiecommissie geschikt bevonden kandidaten.

Wat de hogere officieren in de recherchediensten van de lokale politiekorpsen betreft, geschiedt de in het eerste lid bedoelde benoeming na gemotiveerd advies van de procureur-generaal bij het hof van beroep. De benoeming van de andere hogere officieren in de lokale politiekorpsen wordt voorafgegaan door de mededeling van de lijst van de kandidaten voor de te begeven betrekking aan de procureur-generaal bij het hof van beroep. »

Art. 4.Artikel 54 van dezelfde wet wordt vervangen als volgt : «

Art. 54.- De niet in artikel 53 bedoelde officieren van de lokale politie worden benoemd door de gemeente- of door de politieraad onder de door een selectiecommissie geschikt bevonden kandidaten.

Wat de officieren in de recherchediensten van de lokale politiekorpsen betreft, geschiedt de in het eerste lid bedoelde benoeming na gemotiveerd advies van de procureur-generaal bij het hof van beroep.

De benoeming van de andere officieren in de lokale politiekorpsen wordt voorafgegaan door de mededeling van de lijst van de kandidaten voor de te begeven betrekking aan de procureur-generaal bij het hof van beroep. »

Art. 5.In artikel 142sexies, eerste lid, van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 31 mei 2001, worden de woorden « , behoudens een vervroegde al dan niet vrijwillige beeïndiging, » ingevoegd tussen de woorden « de basisopleiding wordt » en de woorden « afgesloten met een eindexamen ».

Art. 6.Artikel 252, derde lid, van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 26 april 2002, wordt vervangen als volgt : « In afwijking van artikel 138, behouden de politieambtenaren die overgaan naar het operationeel kader van de lokale politie en die vóór de inwerkingtreding van deze wet de hoedanigheid hadden van officier van bestuurlijke politie, van officier van gerechtelijke politie of van officier van gerechtelijke politie, hulpofficier van de procureur des Konings, die hoedanigheid, ongeacht de graad waarin zij zijn ingeschaald. »

Art. 7.Artikel 253, derde lid, van dezelfde wet wordt vervangen als volgt : « In afwijking van artikel 138, behouden de politieambtenaren die overgaan naar het operationeel kader van de federale politie en die vóór de inwerkingtreding van deze wet de hoedanigheid hadden van officier van bestuurlijke politie, van officier van gerechtelijke politie of van officier van gerechtelijke politie, hulpofficier van de procureur des Konings, die hoedanigheid, ongeacht de graad waarin zij zijn ingeschaald. » HOOFDSTUK IV. - Wijzigingen van Deel XII van het koninklijk besluit van 30 maart 2001 tot regeling van de rechtspositie van het personeel van de politiediensten (« RPPol »), bekrachtigd door de programmawet van 30 december 2001 Afdeling 1. - Wijzigingen van Titel II van Deel XII RPPol

Art. 8.Artikel XII.II.20 RPPol wordt aangevuld met het volgende lid : « De actuele personeelsleden bedoeld in de punten 3.9bis, 3.9ter en 3.9quater van tabel C, derde kolom van bijlage 11 hebben de hoedanigheid van officier van bestuurlijke politie. »

Art. 9.Artikel XII.II.28 RPPol wordt aangevuld met het volgende lid : « Onverminderd het eerste lid, kunnen de personeelsleden die op de datum van de inwerkingtreding van dit besluit onder het toepassingsgebied van artikel XII.II.26 vallen en die het in het tweede lid bedoelde weddesupplement voor wachtprestaties vóór die inwerkingtreding niet genoten, ervoor opteren om hun referentiebedrag te verhogen met 32 443 BEF (804,25 euro). Op dit bedrag wordt geen vermenigvuldigingsfactor toegepast. Deze optie gebeurt volgens de regels bepaald in artikel XII.XI.17, § 2, derde lid, 5°. »

Art. 10.In de tabellen B en C van bijlage 11 RPPol worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in tabel B vervallen de punten 3.5, 3.8 en 3.9; 2° in tabel C worden in de eerste kolom de woorden « 1.1. Aangesteld aspirant hoofdinspecteur van politie » vervangen door de woorden « 1.1. Aangesteld aspirant hoofdinspecteur van politie/Aangesteld aspirant hoofdinspecteur van politie met bijzondere specialisatie/ Aangesteld aspirant hoofdinspecteur van politie met specialiteit politieassistent* »; 3° in tabel C worden in de eerste kolom de woorden « 1.2.

Hoofdinspecteur van politie » vervangen door de woorden « 1.2.

Hoofdinspecteur van politie/hoofdinspecteur van politie met bijzondere specialisatie/hoofdinspecteur van politie met specialiteit politieassistent** »; 4° in tabel C worden in de derde kolom de punten 3.9bis, 3.9ter en 3.9quater ingevoegd, luidende : « 3.9bis. - Onderluchthavenmeester bij de rijkswacht 3.9ter. - Eerste onderluchthavenmeester bij de rijkswacht 3.9quater. - Eerstaanwezend onderluchthavenmeester bij de rijkswacht »; 5° in tabel C worden in de vierde kolom ter hoogte van respectievelijk de punten 3.9bis, 3.9ter en 3.9quater, drie lijnen ingevoegd, luidende : « 20/a : 555 248 - 939 6638 21/a : 653 095 - 1 026 0308 679 190 - 1 052 1258 796 888 - 1 200 2818 »; 6° tabel C wordt aangevuld als volgt : « * de graad van « aangesteld aspirant hoofdinspecteur van politie met specialiteit politieassistent » wordt toegekend aan de personeelsleden bedoeld in punt 3.2 en de graad van « aangesteld aspirant hoofdinspecteur van politie met bijzondere specialisatie » wordt toegekend aan de personeelsleden bedoeld in de punten 3.3 tot 3.6; ** de graad van « hoofdinspecteur van politie met specialiteit politieassistent » wordt toegekend aan de personeelsleden bedoeld in de punten 3.19 en 3.20 en de graad van « hoofdinspecteur van politie met bijzondere specialisatie » wordt toegekend aan de personeelsleden bedoeld in de punten 3.21, 3.23 en 3.29. »

Art. 11.In tabel D1 van bijlage 11 RPPol worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in de eerste kolom wordt een punt 1.3. ingevoegd, luidende : « 1.3. Commissaris van politie eerste klasse »; 2° in de tweede kolom, linkerkant, worden, ter hoogte van het punt 1.3., zes lijnen ingevoegd, luidende : « O2 (960 000-1 430 000) O2ir (1 075 200-1 601 600) O3 (1 000 000-1 600 000) O3ir (1 120 000-1 792 000) O4 (1 110 000-1 773 000) O4ir (1 176 600-1 879 380) »; 3° in de tweede kolom, rechterkant, worden, ter hoogte van het punt 1.3., twee lijnen ingevoegd, luidende : « O4bis (1 240 000-1 942 000) O4bisir (1 314 400-2 058 520) »; 4° in de derde kolom wordt, ter hoogte van het punt 1.3., een punt 3.26. ingevoegd, luidende : « 3.26. Gerechtelijk afdelingscommissaris/Laboratoriumafdelingscommissaris/Afdelingscommissaris van de dienst telecommunicatie »; 5° in de vierde kolom wordt, ter hoogte van het punt 1.3., één lijn ingevoegd, luidende : « 1C : 1 226 247 - 1 753 61313 ». Afdeling 2. - Wijzigingen van Titel IV van Deel XII RPPol

Art. 12.In artikel XII.IV.2 RPPol vervalt het woord « actuele » en wordt het woord « vijf » vervangen door het woord « acht ».

Art. 13.In het RPPol wordt een artikel XII.IV.6 ingevoegd, luidende : « Art. XII.IV.6. - § 1. Zijn volledig vrijgesteld van de basisopleiding van het middenkader, met inbegrip van de daaraan gekoppelde examens en opleidingsstages, de personeelsleden van het basiskader : 1° die houder zijn van het brevet van officier van de gemeentepolitie bedoeld in het koninklijk besluit van 12 april 1965 betreffende het brevet van kandidaat-commissaris en adjunct-commissaris van politie of in artikel 1, eerste lid, van het koninklijk besluit van 25 juni 1991 houdende de algemene bepalingen betreffende de opleiding van de officieren van gemeentepolitie, de voorwaarden tot benoeming in de graad van officier van de gemeentepolitie en de voorwaarden tot aanwerving en benoeming in de graad van aspirant-officier van de gemeentepolitie of van het brevet van hoofdonderofficier bedoeld in artikel 28, § 1, van het koninklijk besluit van 1 april 1996 betreffende de bevordering tot de graad van adjudant bij de rijkswacht;2° die houder zijn van het brevet van inspecteur van politie bedoeld in het koninklijk besluit van 13 juli 1989 betreffende de opleiding en de bevordering tot de graden van inspecteur en hoofdinspecteur van politie alsmede van het brevet van officier van gerechtelijke politie, hulpofficier van de procureur des Konings, bedoeld in artikel 1 van het koninklijk besluit van 13 juli 1989 betreffende het brevet van officier van gerechtelijke politie, hulpofficier van de procureur des Konings, uitgereikt aan sommige leden van de gemeentepolitie. § 2. Zijn volledig vrijgesteld van de basisopleiding van het officierskader, met inbegrip van de daaraan gekoppelde examens en opleidingsstages : 1° de personeelsleden van het middenkader die houder zijn van het brevet van officier van de gemeentepolitie bedoeld in het koninklijk besluit van 12 april 1965 betreffende het brevet van kandidaat-commissaris en adjunct-commissaris van politie of in artikel 1, eerste lid, van het koninklijk besluit van 25 juni 1991 houdende de algemene bepalingen betreffende de opleiding van de officieren van gemeentepolitie, de voorwaarden tot benoeming in de graad van officier van de gemeentepolitie en de voorwaarden tot aanwerving en benoeming in de graad van aspirant-officier van de gemeentepolitie of van het brevet van hoofdonderofficier bedoeld in artikel 28, § 1, van het koninklijk besluit van 1 april 1996 betreffende de bevordering tot de graad van adjudant bij de rijkswacht; 2° de gewezen afdelingsinspecteurs die de loonschaal M5.2 genieten; 3° de personeelsleden die de loonschaal M6 genieten;4° de personeelsleden die de loonschaal M7 of M7bis genieten. § 3. De personeelsleden bedoeld in § 2 zijn vrijgesteld van de kaderproef bedoeld in artikel 41 van de wet van 26 april 2002 houdende de essentiële elementen van het statuut van de personeelsleden van de politiediensten en houdende diverse andere bepalingen met betrekking tot de politiediensten. § 4. De in § 2, 3°, bedoelde vrijstelling geldt vanaf 1 april 2004 en die bedoeld in § 3 vanaf 1 april 2006. »

Art. 14.In het RPPol wordt een artikel XII.IV.7 ingevoegd, luidende : « Art. XII.IV.7. - De personeelsleden van het basiskader die, op de datum van de oprichting van een korps van de lokale politie, zijn aangewezen voor een betrekking in een opsporings- en recherchedienst van de lokale politie verkrijgen, voor de duur van die aanwijzing, op hun vraag en mits het volgen van de daartoe bestemde opleiding, de hoedanigheid van officier van gerechtelijke politie, hulpofficier van de procureur des Konings. » Afdeling 3. - Wijzigingen van Titel VI van Deel XII RPPol

Art. 15.In het RPPol wordt een artikel XII.VI.6bis ingevoegd, luidende : « Art. XII.VI.6bis. - De personeelsleden bedoeld in artikel XII.IV.6, § 1, kunnen, zonder aanwezigheidsvoorwaarde in de huidige betrekking, via mobiliteit, meedingen naar betrekkingen die openstaan voor de hoofdinspecteurs van politie waardoor zij vervolgens, indien zij voor een dergelijke betrekking worden aangewezen via mobiliteit, in die graad worden benoemd.

De Koning kan de nadere regels van de in het eerste lid bedoelde mobiliteit bepalen. »

Art. 16.In artikel XII.VI.8 RPPol worden de woorden « in de loonschalen M6, » vervangen door de woorden « in de loonschalen M5.2, M6, ».

Art. 17.In het RPPol wordt een artikel XII.VI.8bis ingevoegd, luidende : « Art. XII.VI.8bis. - De personeelsleden bedoeld in artikel XII.IV.6, § 2, en de personeelsleden van het middenkader die reeds vóór 1 april 2001 de hoedanigheid van officier van gerechtelijke politie, hulpofficier van de procureur des Konings en van officier van bestuurlijke politie hadden, alsmede de personeelsleden van het basiskader die houder zijn van het brevet van officier van de gemeentepolitie bedoeld in het koninklijk besluit van 12 april 1965 betreffende het brevet van kandidaat-commissaris en adjunct-commissaris van politie of in artikel 1, eerste lid, van het koninklijk besluit van 25 juni 1991 houdende de algemene bepalingen betreffende de opleiding van de officieren van gemeentepolitie, de voorwaarden tot benoeming in de graad van officier van de gemeentepolitie en de voorwaarden tot aanwerving en benoeming in de graad van aspirant-officier van de gemeentepolitie, en hetzij ten minste twaalf jaar kaderanciënniteit hebben, hetzij houder zijn van een diploma of studiegetuigschrift dat ten minste evenwaardig is met die welke in aanmerking worden genomen voor de aanwerving in de betrekkingen van niveau 1 bij de federale Rijksbesturen, kunnen, zonder aanwezigheidsvoorwaarde in de huidige betrekking, via mobiliteit, meedingen naar betrekkingen die openstaan voor de commissarissen van politie waardoor zij vervolgens, indien zij voor een dergelijke betrekking worden aangewezen via mobiliteit, in die graad worden benoemd.

De in het eerste lid bedoelde personeelsleden verkrijgen op de datum van hun benoeming in de graad van commissaris van politie de loonschaal O2.

De Koning kan de nadere regels van de in het eerste lid bedoelde mobiliteit bepalen. »

Art. 18.In het RPPol wordt een artikel XII.VI.9bis ingevoegd, luidende : « Art. XII.VI.9bis. - De actuele personeelsleden bedoeld in tabel D1, derde kolom, punt 3.26. van bijlage 11, kunnen meedingen naar betrekkingen die openstaan voor de hoofdcommissarissen van politie. » Afdeling 4. - Wijzigingen van Titel VII van Deel XII RPPol

Art. 19.In het RPPol wordt een artikel XII.VII.11bis ingevoegd, luidende : « Art. XII.VII.11bis. - Er wordt voor de actuele personeelsleden die overeenkomstig artikel XII.II.21, derde lid, zijn ingeschaald in de loonschaal M5.2 en die houder zijn van het brevet voor de bevordering naar de loonschaal 2D, bedoeld in artikel 110 van het koninklijk besluit van 19 december 1997 houdende de administratieve rechtspositie en de bezoldigingsregeling van de personeelsleden van de gerechtelijke politie bij de parketten, of van het brevet van officier van de gemeentepolitie bedoeld in het koninklijk besluit van 12 april 1965 betreffende het brevet van kandidaat-commissaris en adjunct-commissaris van politie of in artikel 1, eerste lid, van het koninklijk besluit van 25 juni 1991 houdende de algemene bepalingen betreffende de opleiding van de officieren van gemeentepolitie, de voorwaarden tot benoeming in de graad van officier van de gemeentepolitie en de voorwaarden tot aanwerving en benoeming in de graad van aspirant-officier van de gemeentepolitie, of van het brevet van hoofdonderofficier bedoeld in artikel 28, § 1, van het koninklijk besluit van 1 april 1996 betreffende de bevordering tot de graad van adjudant bij de rijkswacht, een baremische loopbaan ingesteld voor de overgang tussen de loonschaal M5.2 en de loonschaal M7bis na achttien jaar kaderanciënniteit in het middenkader.

Deze hogere loonschaal in de baremische loopbaan wordt niet toegekend indien de geldende tweejaarlijkse functioneringsevaluatie « onvoldoende » is. »

Art. 20.Voor het vroegere artikel XII.VII.15, § 3, eerste lid, 1°, a), RPPol, dat vernietigd is bij arrest nr. 102/2003 van 22 juli 2003 van het Arbitragehof en de beschikking tot verbetering ervan van 14 juli 2004, treedt een nieuw artikel XII.VII.15, § 3, eerste lid, 1°, a), RPPol in de plaats, luidende : « a) de houders van het brevet van officier van de gemeentepolitie bedoeld in het koninklijk besluit van 12 april 1965 betreffende het brevet van kandidaat-commissaris en adjunct-commissaris van politie of in artikel 1, eerste lid, van het koninklijk besluit van 25 juni 1991 houdende de algemene bepalingen betreffende de opleiding van de officieren van gemeentepolitie, de voorwaarden tot benoeming in de graad van officier van de gemeentepolitie en de voorwaarden tot aanwerving en benoeming in de graad van aspirant-officier van de gemeentepolitie; ».

Art. 21.Artikel XII.VII.15 RPPol wordt vervangen als volgt : « Art. XII.VII.15. - Gedurende vijf jaar, te rekenen vanaf 1 april 2006 en per vergelijkend examen, wordt een quota van 5 % van de vacatures voor de bevordering door overgang naar het middenkader voorbehouden aan de leden van het basiskader, laureaten van dit vergelijkend toelatingsexamen : 1° die houder zijn van het brevet van inspecteur van politie bedoeld in het koninklijk besluit van 13 juli 1989 betreffende de opleiding en de bevordering tot de graden van inspecteur en hoofdinspecteur van politie;2° die houder zijn van het brevet van officier van gerechtelijke politie, hulpofficier van de procureur des Konings, bedoeld in artikel 1 van het koninklijk besluit van 13 juli 1989 betreffende het brevet van officier van gerechtelijke politie, hulpofficier van de procureur des Konings, uitgereikt aan sommige leden van de gemeentepolitie;3° bedoeld in artikel 1, 6°, a), van het koninklijk besluit van 25 januari 2000 betreffende de benoeming en de bevordering van personeelsleden van de zeevaartpolitie, de luchtvaartpolitie en de spoorwegpolitie die naar de rijkswacht overgeplaatst zijn en houdende diverse andere statuutbepalingen omtrent die personeelsleden, opgeheven bij het koninklijk besluit van 24 augustus 2001, en die laureaat zijn van de examens, georganiseerd in de spoorwegpolitie, tot het verkrijgen van de graad van ondertoezichtscommissaris;4° bedoeld in artikel 1, 6°, b), van het koninklijk besluit van 25 januari 2000 betreffende de benoeming en de bevordering van personeelsleden van de zeevaartpolitie, de luchtvaartpolitie en de spoorwegpolitie die naar de rijkswacht overgeplaatst zijn en houdende diverse andere statuutbepalingen omtrent die personeelsleden, opgeheven bij het koninklijk besluit van 24 augustus 2001, en die laureaat zijn van de examens, georganiseerd in de zeevaartpolitie, tot het verkrijgen van de graad van luitenant der zeevaartpolitie (20E); 5° die op grond van artikel XII.VII.26 zijn aangesteld in de graad van hoofdinspecteur van politie. »

Art. 22.In het RPPol wordt een artikel XII.VII.15bis ingevoegd, luidende : « Art. XII.VII.15bis. - In het raam van de bevordering door overgang naar het middenkader zijn de in artikel XII.VII.21 bedoelde personeelsleden van de federale politie vrijgesteld van de persoonlijkheidsproef bedoeld in artikel IV.I.15, eerste lid, 2°, en van het selectiegesprek bedoeld in artikel IV.I.15, eerste lid, 4°. »

Art. 23.In het RPPol wordt een artikel XII.VII.15ter ingevoegd, luidende : « Art. XII.VII.15ter. - In het raam van de bevordering door overgang naar het middenkader zijn de personeelsleden die bij toepassing van artikel XII.VII.26, tweede lid, zijn aangesteld in de graad van hoofdinspecteur van politie, gedurende vijf jaar te rekenen vanaf 1 april 2006, vrijgesteld van de persoonlijkheidsproef bedoeld in artikel IV.I.15, eerste lid, 2° en van het selectiegesprek bedoeld in artikel IV.I.15, eerste lid, 4° De personeelsleden, laureaten van het vergelijkende examen bedoeld in het eerste lid en geslaagd in de eventuele basisopleiding, worden, zonder mobiliteitsvereiste, benoemd in de graad van hoofdinspecteur van politie. »

Art. 24.Artikel XII.VII.16, eerste lid, RPPol wordt vervangen als volgt : « Art. XII.VII.16. - Gedurende vijf jaar te rekenen vanaf 1 april 2001 en per vergelijkend examen, wordt een quota van 25 % van de vacatures voor bevordering door overgang naar het officierskader voorbehouden aan de in artikel XII.IV.6, § 2, bedoelde personeelsleden, laureaten van dit vergelijkend toelatingsexamen. »

Art. 25.In het RPPol wordt een artikel XII.VII.16bis ingevoegd, luidende : « Art. XII.VII.16bis. - In het raam van de bevordering door overgang naar het officierskader zijn de in de artikelen XII.VII.23 en XII.VII.23bis bedoelde personeelsleden die zijn aangesteld in de graad van commissaris van politie, vrijgesteld van de kaderproef bedoeld in artikel 41 van de wet van 26 april 2002 houdende de essentiële elementen van het statuut van de personeelsleden van de politiediensten en houdende diverse andere bepalingen met betrekking tot de politiediensten, evenals van de persoonlijkheidsproef bedoeld in artikel IV.I.15, eerste lid, 2°, en van het selectiegesprek bedoeld in artikel IV.I.15, eerste lid, 4°. »

Art. 26.In het RPPol wordt een artikel XII.VII.16ter ingevoegd, luidende : « Art. XII.VII.16ter. - Gedurende vijf jaar te rekenen vanaf 1 april 2006 wordt, per vergelijkend examen, een quota van 5 % van de vacatures voor de bevordering door overgang naar het officierskader voorbehouden aan de personeelsleden bedoeld in de artikelen XII.VII.24 en XII.VII.26 die zijn aangesteld in de graad van commissaris van politie.

De personeelsleden bedoeld in het eerste lid zijn vrijgesteld van de kaderproef bedoeld in artikel 41 van de wet van 26 april 2002 houdende de essentiële elementen van het statuut van de personeelsleden van de politiediensten en houdende diverse andere bepalingen met betrekking tot de politiediensten, evenals van de persoonlijkheidsproef bedoeld in artikel IV.I.15, eerste lid, 2° en van het selectiegesprek bedoeld in artikel IV.I.15, eerste lid, 4°.

De personeelsleden, laureaten van het vergelijkende examen bedoeld in het eerste lid en geslaagd in de eventuele basisopleiding, worden, zonder mobiliteitsvereiste, benoemd in de graad van commissaris van politie met loonschaal O2. »

Art. 27.In het RPPol wordt een artikel XII.VII.16quater ingevoegd, luidende : « Art. XII.VII.16quater. - De personeelsleden die bij toepassing van artikel XII.VII.25 of XII.VII.26 zijn aangesteld in de graad van hoofdcommissaris van politie worden, zonder mobiliteitsvereiste, benoemd in de graad van hoofdcommissaris van politie, indien zij beantwoorden aan de voorwaarden bedoeld in artikel 32, 1°, 3° tot 5°, van de wet van 26 april 2002 houdende de essentiële elementen van het statuut van de personeelsleden van de politiediensten en houdende diverse andere bepalingen met betrekking tot de politiediensten. »

Art. 28.Artikel XII.VII.17, eerste en tweede lid, RPPol wordt vervangen als volgt : « In afwijking van artikel VII.II.6 en met uitzondering van het personeelslid bedoeld in artikel XII.VII.18, kan de hoofdinspecteur van politie die op de datum van de inwerkingtreding van dit artikel de loonschaal M5.2, M6, M7 of M7bis geniet, worden bevorderd tot de graad van commissaris van politie indien hij geen evaluatie « onvoldoende » geniet.

De in het eerste lid bedoelde bevorderingen gaan in, in de loop van het vijfde jaar na de datum van inwerkingtreding van dit artikel.

Daartoe worden alle in het eerste lid bedoelde personeelsleden, per korps van oorsprong en per categorie van de respectieve graden hoofdinspecteur eerste klasse, adjudant/adjudant-chef bij de rijkswacht, en gerechtelijk afdelingsinspecteur/laboratoriumafdelingsinspecteur/afdelingsinspecteur-electrotechnicus/afdelingsinspecteur voor gerechtelijke identificatie, gespreid over zeven jaren naar rata van, per jaar, één zevende van hun totaal aantal binnen hun categorie en dit in dalende volgorde van hun anciënniteit in die graad op de dag voorafgaand aan de inwerkingtreding van dit artikel, aangevuld met de graadanciënniteit die zij sinds die inwerkingtreding tot 1 april 2005 hebben opgebouwd. Om die volgorde vast te stellen geldt een voorrang van de adjudanten-chef op de adjudanten bij de voormalige rijkswacht en, wat de voormalige gerechtelijke politie bij de parketten betreft, van de afdelingsinspecteurs met de loonschaal 2D op de andere afdelingsinspecteurs. In geval van aanwijzing na 1 april 2005 voor een betrekking in de algemene directie gerechtelijke politie van de federale politie, blijft de voormelde spreiding op het betrokken personeelslid van toepassing. »

Art. 29.In artikel XII.VII.18 RPPol worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° het eerste en het tweede lid die samen met het derde lid § 1 zullen vormen, worden vervangen als volgt : « § 1.In afwijking van artikel VII.II.6, kan de hoofdinspecteur van politie, lid van de algemene directie gerechtelijke politie van de federale politie, die op de datum van de inwerkingtreding van dit artikel de loonschaal M5.2, M6, M7 of M7bis geniet, worden bevorderd tot de graad van commissaris van politie, indien hij geen evaluatie « onvoldoende » geniet en voorzover de in § 2 bedoelde proportionaliteit wordt nageleefd.

De in het eerste lid bedoelde bevorderingen gaan in, in de loop van het vijfde jaar na de datum van inwerkingtreding van dit artikel.

Daartoe worden alle in het eerste lid bedoelde personeelsleden, per korps van oorsprong en per categorie van de respectieve graden hoofdinspecteur eerste klasse, adjudant/adjudant-chef bij de rijkswacht, en gerechtelijk afdelingsinspecteur/laboratoriumafdelingsinspecteur/afdelingsinspecteur-electrotechnicus/afdelingsinspecteur voor gerechtelijke identificatie, gespreid over zeven jaren naar rata van, per jaar, één zevende van hun totaal aantal binnen hun categorie en dit in dalende volgorde van hun anciënniteit in die graad op de dag voorafgaand aan de inwerkingtreding van dit artikel, aangevuld met de graadanciënniteit die zij sinds die inwerkingtreding tot 1 april 2005 hebben opgebouwd. Om die volgorde vast te stellen geldt een voorrang van de adjudanten-chef op de adjudanten bij de voormalige rijkswacht en, wat de voormalige gerechtelijke politie bij de parketten betreft, van de afdelingsinspecteurs met de loonschaal 2D op de andere afdelingsinspecteurs. In geval van aanwijzing na 1 april 2005 voor een betrekking buiten de algemene directie gerechtelijke politie van de federale politie, blijft de voormelde spreiding op het betrokken personeelslid van toepassing. »; 2° het artikel wordt aangevuld met de volgende paragrafen : « § 2.De in § 1, eerste lid, bedoelde proportionaliteit bestaat uit de verhouding tussen het aantal in een officiersgraad benoemde en aangestelde personeelsleden die op 1 april 2001 deel uitmaken van de algemene directie gerechtelijke politie van de federale politie en afkomstig zijn uit de voormalige gerechtelijke politie bij de parketten, respectievelijk voormalige rijkswacht.

Ten belope van ten hoogste het aantal aldus vastgesteld met betrekking tot de voormalige gerechtelijke politie bij de parketten en met inachtneming van de evolutieve proportionele verhouding, kunnen personeelsleden van de voormalige gerechtelijke politie bij de parketten tot commissaris van politie worden benoemd.

Ten belope van ten hoogste het aantal aldus vastgesteld met betrekking tot de voormalige rijkswacht en met inachtneming van de evolutieve proportionele verhouding, kunnen personeelsleden van de voormalige rijkswacht tot commissaris van politie worden benoemd en kunnen, vervolgens, volgens de nadere regels bepaald door de Koning, nog actuele personeelsleden die tot het middenkader van de voormalige rijkswacht behoorden, in aanmerking komen voor de aanvulling. § 3. De personeelsleden die omwille van de in § 2 bedoelde proportionaliteitsvoorwaarde niet binnen de in § 1, tweede lid, bedoelde zeven jaren kunnen worden bevorderd, worden vanaf 2012 en uiterlijk tot 2015 in de graad van commissaris van politie benoemd volgens de nadere regels bepaald door de Koning, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad. »

Art. 30.In artikel XII.VII.19 RPPol wordt een tweede lid ingevoegd, luidende : « De personeelsleden die voor deze bevordering in aanmerking komen, zullen vooraf door de overheid naar hun intentie worden bevraagd. Hun schriftelijk antwoord tegen ontvangstbewijs, na een bedenktijd van drie maanden, is onherroepelijk. Het personeelslid dat geen antwoord verschaft binnen de gestelde termijn, wordt geacht definitief af te zien van deze bevorderingsmogelijkheid. ».

Art. 31.In het RPPol wordt een artikel XII.VII.23bis ingevoegd, luidende : « Art. XII.VII.23bis. - De personeelsleden die het aantal opvullen bedoeld in artikel XII.VII.18, § 2, derde lid, worden, zolang zij lid blijven van de algemene directie gerechtelijke politie van de federale politie, aangesteld in de graad van commissaris van politie.

Voor het overige wordt het statuut van de in het eerste lid bedoelde personeelsleden bepaald overeenkomstig hun inschaling in het middenkader. »

Art. 32.Artikel XII.VII.25, eerste lid, RPPol, wordt vervangen als volgt : « De benoemende overheid stelt de personeelsleden die overeenkomstig de artikelen XII.VI.9, XII.VI.9bis en XII.VII.27bis, zijn aangewezen voor een betrekking van hoger officier, aan in de graad van hoofdcommissaris van politie voor de duur van hun aanwijzing. ».

Art. 33.In Hoofdstuk II van Titel VII van Deel XII RPPol wordt een Afdeling 5 ingevoegd, luidende :

« AFDELING 5. - De mandaten Art. XII.VII.27bis. - De actuele personeelsleden bedoeld in tabel D1, derde kolom, punt 3.26. van bijlage 11 kunnen meedingen voor de mandaatbetrekkingen zoals bedoeld in artikel VII.III.3. ». Afdeling 5. - Wijzigingen van Titel XI van Deel XII RPPol

Art. 34.In artikel XII.XI.15, derde lid, RPPol worden de woorden « XII.VI.8bis en » ingevoegd tussen de woorden « van de artikelen » en de woorden « XII.VII.16 tot en met XII.VII.18 ».

Art. 35.Artikel XII.XI.17, § 2, derde lid, RPPol wordt aangevuld als volgt : « 5° vermeerderd met 32 443 BEF (804,25 euro), voor de personeelsleden die op de datum van inwerkingtreding van dit besluit onder het toepassingsgebied van artikel XII.II.26 vallen, die het in artikel XII.II.28, tweede lid, bedoelde weddesupplement niet genoten en die voor die inaanmerkingneming opteren. Op straffe van onontvankelijkheid wordt die optie uitgevoerd via schriftelijk verzoek tegen ontvangstbewijs aan het sociaal secretariaat GPI binnen de drie maanden die volgen op de bekendmaking van dit punt 5° in het Belgisch Staatsblad.

In geval van de inaanmerkingneming van het voornoemde bedrag kunnen de personeelsleden evenwel, te definitieven en onherroepelijken titel, tot hun eventuele overgang naar de loonschaal O5 of O5ir, geen aanspraak maken op de toelagen bedoeld in de artikelen XI.III.6 en XI.III.10. »

Art. 36.In artikel XII.XI.18, § 2, eerste lid, RPPol worden de woorden « XII.VI.8bis en » ingevoegd tussen de woorden « bij toepassing van de artikelen » en de woorden « XII.VII.16 tot en met XII.VII.18, » en vervallen de woorden « , dat ingeschaald wordt in de overgangsloonschalen van het middenkader of dat geniet van de loonschaal M4.1 of M4.2, ».

Art. 37.In artikel XII.XI.21 RPPol worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 1, eerste lid, vervallen de woorden « dat het statuut had van personeelslid van het operationeel korps van de rijkswacht of van een gemeentepolitiekorps en »; 2° in § 1, wordt tussen het tweede en het derde lid het volgende lid ingevoegd : « Voor de personeelsleden die zijn ingeschaald in de loonschaal M1.2, respectievelijk M2.2, respectievelijk M3.2, respectievelijk M4.2 of M5.2 of respectievelijk M7bis, wordt deze toelage evenwel beperkt tot het bedrag dat wordt berekend op de volgende manier : de wedde van een personeelslid met dezelfde geldelijke anciënniteit en de analoge baremische loopbaan dat respectievelijk is ingeschaald in de loonschaal M1.1, M2.1, M3.1, M4.1 of M7, vermeerderd met de toelage bedoeld in het tweede lid, 1°, verminderd met zijn eigen wedde en, in voorkomend geval, de toelage bedoeld in artikel XII.XI.51, § 1. »; 3° in § 2 vervallen de woorden « bepaald in artikel XII.VII.22 evenals zij » en worden de woorden « in hetzelfde artikel XII.VII.22 » vervangen door de woorden « door Ons »; 4° § 3 wordt aangevuld met het volgende lid : « Indien evenwel het recht op de bijkomende toelage van een personeelslid is beëindigd door zijn aanwijzing voor een betrekking bij het Under Cover Team van de Directie van de Speciale Eenheden van de federale politie, de Algemene Inspectie van de federale politie en van de lokale politie, de Gemengde Antiterroristische Groepering, de Dienst Enquêtes voor de politiediensten bij het Vast Comité van Toezicht op de politiediensten of de Dienst Enquêtes voor de inlichtingendiensten bij het Vast Comité van Toezicht op de inlichtingendiensten, wordt dit recht heropend indien het na afloop van de voornoemde aanwijzing daarop volgend opnieuw wordt aangewezen voor een dienst bedoeld in § 1.»

Art. 38.Artikel XII.XI.23, § 3, RPPol, wordt vervangen als volgt : « § 3. Indien het personeelslid de in artikel XI.III.12, eerste lid, 5°, bedoelde toelage geniet of recht heeft op een detacherings- of delegatiepremie of een andere functionele toelage wegens zijn aanwijzing voor of detachering naar de algemene inspectie van de federale politie en van de lokale politie, de gemengde antiterroristische groepering, de Dienst Enquêtes voor de politiediensten bij het Vast Comité van Toezicht op de politiediensten of de Dienst Enquêtes voor de inlichtingendiensten bij het Vast Comité van toezicht op de inlichtingendiensten, wordt enkel hetzij de voornoemde detacherings- of delegatiepremie of een andere functionele toelage, hetzij de in § 1 bedoelde compenserende toelage, welke van de twee ook het hoogste ligt, uitbetaald terwijl het recht op de andere intussen wordt geschorst. »

Art. 39.In artikel XII.XI.24 RPPol worden de volgende aanpassingen aangebracht : 1° in het eerste lid, 1°, in fine, worden de woorden « de rechercheschool van de federale politie of f), » ingevoegd tussen het woord « e), » en de woorden « of in een andere algemene directie »;2° het eerste lid, 1°, wordt aangevuld als volgt : « f) bij de Algemene Inspectie van de federale politie en van de lokale politie, de Gemengde Antiterroristische Groepering, de Dienst Enquêtes voor de politiediensten bij het Vast Comité van Toezicht op de politiediensten of de Dienst Enquêtes voor de inlichtingendiensten bij het Vast Comité van Toezicht op de inlichtingendiensten.». HOOFDSTUK V. - Wijzigingen van de wet van 26 april 2002 houdende de essentiële elementen van het statuut van de personeelsleden van de politiediensten en houdende diverse andere bepalingen met betrekking tot de politiediensten

Art. 40.De opschriften van Hoofdstuk II van Titel II, alsmede van de Afdeling 1 van dit hoofdstuk, van de wet van 26 april 2002 houdende de

essentiële elementen van het statuut van de personeelsleden van de politiediensten en houdende diverse andere bepalingen met betrekking tot de politiediensten, worden vervangen als volgt : « HOOFDSTUK II. - De graden en de titels « Afdeling 1. - De graden en de titels van het operationeel kader ».

Art. 41.Artikel 3, eerste lid, 2°, van dezelfde wet wordt vervangen als volgt : « 2° het middenkader : a) hoofdinspecteur van politie/hoofdinspecteur van politie met bijzondere specialisatie/hoofdinspecteur van politie met specialiteit politieassistent;b) aspirant-hoofdinspecteur van politie/aspirant-hoofdinspecteur van politie met bijzondere specialisatie/aspirant-hoofdinspecteur van politie met specialiteit politieassistent;».

Art. 42.In dezelfde wet wordt een artikel 5bis ingevoegd, luidende : «

Art. 5bis.- § 1. De personeelsleden van het basiskader en het middenkader hanteren voor de uitoefening van hun ambt en voor de duur van hun aanwijzing voor een betrekking in de algemene directie gerechtelijke politie van de federale politie, de functionele titel « rechercheur ».

De benoemde en aangestelde commissarissen van politie en de commissarissen van politie eerste klasse hanteren voor de uitoefening van hun ambt en voor de duur van hun aanwijzing voor een betrekking in de algemene directie gerechtelijke politie van de federale politie, de functionele titel « gerechtelijk commissaris ». § 2. Op beslissing van de gemeente- of politieraad hanteren de personeelsleden van het basiskader en het middenkader voor de uitoefening van hun ambt en voor de duur van hun aanwijzing voor een betrekking in een opsporings- en recherchedienst van de lokale politie, de functionele titel « rechercheur ». »

Art. 43.In de artikelen 12, eerste lid, en 41 van dezelfde wet worden de woorden « hoofdinspecteur van politie » vervangen door de woorden « hoofdinspecteur van politie/hoofdinspecteur van politie met bijzondere specialisatie/hoofdinspecteur van politie met specialiteit politieassistent ».

Art. 44.In dezelfde wet wordt een artikel 135bis, ingevoegd, luidende : «

Art. 135bis.- In afwijking van artikel 3 worden de in punt 1.3. van tabel D1 van bijlage 11 RPPol bedoelde commissarissen van politie eerste klasse in hiërarchische orde gerangschikt tussen de commissarissen van politie en de hoofdcommissarissen van politie. » HOOFDSTUK VI. - Diverse, opheffings- en slotbepalingen

Art. 45.De gezamenlijk door de Minister van Landsverdediging en de Minister van Binnenlandse Zaken aangewezen personeelsleden van het Ministerie van Landsverdediging, gaan over naar het administratief en logistiek kader van de federale politie. De gezamenlijke door de minister van Landsverdediging en de betrokken gemeente- of politieraad aangewezen personeelsleden van het Ministerie van Landsverdediging, gaan over naar het administratief en logistiek kader van de betrokken lokale politiezone.

De artikelen 242, eerste tot derde lid, of, naargelang van het geval, 236, eerste tot vierde lid, van de wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus, en 4, § 1, van de wet van 27 december 2000 houdende diverse bepalingen met betrekking tot de rechtspositie van het personeel van de politiediensten, zijn van overeenkomstige toepassing op de in het eerste lid bedoelde personeelsleden.

De Koning bepaalt de datum en de nadere regels van de in het eerste lid bedoelde overgang. Te dien einde, kan Hij afwijken van artikel 242, derde lid, of, naargelang van het geval, van artikel 236, vierde lid, van de wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus.

Art. 46.Vanaf 2002 wordt een inhouding van 13,07 % verricht op het bedrag van de Copernicuspremie toegekend aan bepaalde personeelsleden van de geïntegreerde politie, gestructureerd op twee niveaus, volgens de nadere regels bepaald door de Koning.

Art. 47.Worden opgeheven : 1° artikel XII.VI.8 RPPol; 2° artikel XII.VI.9 RPPol.

Art. 48.Deze wet treedt in werking de dag waarop zij in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt, met uitzondering van : 1° het artikel 2 dat uitwerking heeft met ingang van 1 maart 1999;2° de artikelen 6 tot 13, 16, 18 tot 20, 24, 28 tot 33, 35, 37 tot 39, 41, 43 en 44 die uitwerking hebben met ingang van 1 april 2001;3° het artikel 46 dat uitwerking heeft met ingang van 1 januari 2002;4° het artikel 5 dat uitwerking heeft met ingang van 1 april 2003;5° de artikelen 21, 23 en 26 die in werking treden op 1 april 2006. Kondigen deze wet af, bevelen dat ze met 's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Gegeven te Brussel, 3 juli 2005.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Binnenlandse Zaken, P. DEWAEL Met 's Lands zegel gezegeld : De Minister van Justitie, Mevr. L. ONKELINX _______ Nota's (1) Zitting 2004-2005. Kamer van volksvertegenwoordigers : Parlementaire stukken. - Wetsontwerp, nr. 51-1680/1. - Amendementen, nr. 51-1680/2 en 3. - Verslag nr. 51-1680/4. - Tekst verbeterd door de commissie, nr. 51-1680/5. - Tekst aangenomen in plenaire vergadering en overgezonden aan de Senaat nr. 51-1680/6.

Integraal verslag : 18 en 19 mei 2005.

Senaat : Parlementair stuk. - Ontwerp niet geëvoceerd door de Senaat nr. 3-1196/1.

^