Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 19 juli 2013
gepubliceerd op 02 augustus 2013

Koninklijk besluit tot vaststelling van het organiek reglement van de Federale Overheidsdienst Financiën en van de bijzondere bepalingen die van toepassing zijn op het statutair personeel

bron
federale overheidsdienst financien
numac
2013003216
pub.
02/08/2013
prom.
19/07/2013
ELI
eli/besluit/2013/07/19/2013003216/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

19 JULI 2013. - Koninklijk besluit tot vaststelling van het organiek reglement van de Federale Overheidsdienst Financiën en van de bijzondere bepalingen die van toepassing zijn op het statutair personeel


VERSLAG AAN DE KONING Sire, Het ontwerp van koninklijk besluit dat wij de eer hebben aan Uwe Majesteit ter ondertekening voor te leggen vormt een volgende stap naar de definitieve organisatie van de Federale Overheidsdienst Financiën en de modernisering van het departement.

A. Inleiding Op 1 januari 2003 werden de administraties en de diensten van het Ministerie van Financiën met hun personeel overgedragen naar de voorlopige cel opgericht bij de Federale Overheidsdienst Financiën, met uitzondering van : de Administratie van de begroting en de controle op de uitgaven en de Administratie der pensioenen, met hun personeel.

Bij koninklijke besluiten van 3 december 2009 worden bij de Federale Overheidsdienst Financiën de operationele diensten en de diensten andere dan operationele opgericht, die de nieuwe organisatiestructuur zullen vormen. Hierbij dient wel opgemerkt dat deze nieuwe organisatiestructuur, vervat in de koninklijke besluiten van 3 december 2009, slechts in werking treedt op een datum te bepalen door uw dienaar, de Minister van Financiën. De datum van inwerkingtreding van de nieuwe organisatiestructuur moet immers dezelfde zijn als deze waarop : -de personeelsleden worden geïntegreerd in de nieuwe structuur; - de operationele diensten die bestonden binnen de voorlopige cel worden geïntegreerd in de nieuwe structuur.

De organisatiestructuur wordt vervolledigd met, onder meer, de oprichting van horizontale diensten op het niveau van de administrateurs-generaal en de oprichting van de administraties die deel uitmaken van de algemene administraties.

De horizontale diensten zijn geen stafdiensten, er mag immers worden vanuit gegaan dat de leiding van deze diensten niet noodzakelijk dient te worden toevertrouwd aan de houder van een staffunctie. Wat betreft de Algemene Administratie van de Inning en de Invordering en de Algemene Administratie van de Bijzondere Belastinginspectie is het heden nog niet noodzakelijk om binnen deze entiteiten administraties op te richten.

Artikel 62 van het ontwerp preciseert dat uw dienaar, de Minister van Financiën voor elk van de administraties de datum bepaalt waarop ze worden opgericht, vermits de operationalisering ervan afhankelijk is van de realisatie van moderniseringsprojecten die lopen binnen de betrokken algemene administraties.

De materiële bevoegdheden van de operationele diensten werden op het niveau van de algemene administraties bepaald in het koninklijk besluit van 3 december 2009 houdende regeling van de operationele diensten van de Federale Overheidsdienst Financiën. Deze materiële bevoegdheden zullen in de toekomst geheel of gedeeltelijk worden gedelegeerd aan de administraties waaruit de algemene administraties zullen zijn samengesteld, waarbij de residuaire bevoegdheden blijven op het niveau van de Administrateur-generaal met zijn horizontale diensten.

Het koninklijk besluit van 3 december 2009 houdende regeling van de diensten andere dan operationele van de Federale Overheidsdienst Financiën wordt opgeheven (artikel 61). Het bovenvermeld besluit wordt inhoudelijk volledig hernomen in het ontwerp van koninklijk besluit, met uitzondering van wat betreft de stafdienst voor Strategische Coördinatie en Communicatie die niet zal worden gecreëerd.

Het is dan ook wenselijk om, op niet exhaustieve wijze, hierna de bevoegdheden op te sommen van de diensten andere dan operationele, die zich bevinden op het niveau van de Voorzitter van het directiecomité.

B. Bevoegdheden van de andere dan operationele diensten B.1. De Stafdienst voor Beleidsexpertise en -ondersteuning is inzonderheid belast met : - het opstellen, de coördinatie, de implementatie en de opvolging van de wetgeving in de materies die tot de bevoegdheid behoren van de Federale Overheidsdienst Financiën; - de realisatie van studies inzake de impact van beleidsopties en de analyse van de resultaten van het gevoerde beleid; - de realisatie van een integraal risicobeleid en een gecoördineerde doelgroepenstrategie; - het beheer en ter beschikking stellen van de relevante informatie en van de informatiebronnen.

B.2. De Stafdienst Personeel en Organisatie is inzonderheid belast met : - het uitwerken van een modern personeelsbeleid en de uitvoering er van; - een adequaat beheer van de dossiers inzake het personeel; - de personeelsplanning en de persoonlijke ontwikkeling; - het opstellen en interpreteren van regelgeving inzake personeelszaken en de organisatie van het sociaal overleg; - het competentiemanagement en het kennisbeheer; - het beheer van de arbeidsvoorwaarden, het welzijn op het werk en de diversiteit; - de communicatie inzake personeelszaken.

B.3. De Stafdienst Begroting en Beheerscontrole is inzonderheid belast met : - het opstellen van de begroting en het budgettair meerjarenplan; - de uitvoering van de begroting en de beheerscontrole; - het ontwikkelen en ter beschikking stellen van beheersinstrumenten; - het opzetten van een intern controlesysteem; - de organisatie van het overleg binnen de Federale Overheidsdienst Financiën en de vertegenwoordiging van de Federale Overheidsdienst Financiën bij de verschillende federale actoren inzake Begroting en Beheerscontrole.

B.4. De Stafdienst Informatie- en Communicatietechnologie is inzonderheid belast met : - het definiëren en het bewaken van de ICT-strategie, architectuurprincipes, fundamenten en standaarden; - de realisatie, al dan niet in samenwerking met externe partners, van ICT-projecten ter invulling van de functionele behoeften van de verschillende entiteiten; - het beheer en de exploitatie van de informaticaomgeving, in de ruimste zin van het woord, van de Federale Overheidsdienst Financiën en het verzekeren van de bedrijfszekerheid en de beschikbaarheid er van; - het ondersteunen van de interne en externe gebruikers.

B.5. De Stafdienst Logistiek is inzonderheid belast met : - het beheer van de gebouwen die de Federale Overheidsdienst Financiën in gebruik heeft, met inbegrip van het verzekeren van de aangepastheid en de veiligheid er van; - de levering van de benodigde logistieke infrastructuur en werkmiddelen (inzonderheid het meubilair, de bureaubenodigdheden en het wagenpark) in functie van de behoeften van de entiteiten en stafdiensten; - het uitwerken en coördineren van een gecentraliseerde aankooppolitiek; - het beheer van de enige drukkerij van de Federale Overheidsdienst Financiën; - het beheer van de « Corporate scanningcentra »; - het beheer van de restaurants, die niet worden beheerd door FEDOREST; - de organisatie van een centrale, gecertificeerde en gespecialiseerde vertaaldienst voor alle entiteiten en stafdiensten.

C. Organiek reglement C.1. Context De meerderheid van het statutair personeel van de Federale Overheidsdienst Financiën zal op basis van een postulatie geïntegreerd worden in de operationele diensten en in de diensten andere dan operationele. De contractuele personeelsleden zullen ambtshalve geïntegreerd worden in de nieuwe entiteiten rekening houdend met de behoeften van de dienst.

Zoals bepaald in het koninklijk besluit van 19 juli 2001 houdende diverse bepalingen betreffende de inwerkingstelling van de federale overheidsdiensten en de programmatorische federale overheidsdiensten houdt de integratie geen nieuwe benoeming in. Het verslag aan de Koning dat aan Uwe Majesteit werd voorgelegd bij de ondertekening van bovenvermeld koninklijk besluit van 19 juli 2001 preciseert dat na integratie in hun nieuwe dienst de personeelsleden hun administratief en geldelijk statuut behouden tot op het ogenblik waarop nieuwe bepalingen van kracht worden.

Het ontwerp van koninklijk besluit dat wij de eer hebben aan Uwe Majesteit voor te leggen heeft tot doel om te voorzien in een nieuw organiek reglement voor de Federale Overheidsdienst Financiën, dat werd opgesteld rekening houdend met de nieuwe organisatiestructuur en haar specifieke behoeften.

C.2. Titel 2 van het ontwerp bevat de algemene organisatie van de Federale Overheidsdienst Financiën Een belangrijke nieuwigheid is het wegvallen van de afsluitingen tussen de verschillende entiteiten van de Federale Overheidsdienst Financiën, met uitzondering van wat betreft de Sector Hypotheken van de Algemene Administratie van de Patrimoniumdocumentatie. Dit moet de interne mobiliteit, op vrijwillige basis, binnen het departement verhogen.

De uitzondering met betrekking tot de Sector Hypotheken is gerechtvaardigd, omdat de hypotheekbewaarder uitsluitend en persoonlijk aansprakelijk is voor de uitvoering van de hypothecaire publiciteit, de wetgever is om die reden de personeelsleden van een hypotheekbewaring blijven beschouwen als de bedienden van de hypotheekbewaarder.

Het is dan ook noodzakelijk om met het oog op de uitvoering van de wet van 11 december 2006 betreffende het statuut van de bedienden der hypotheekbewaarders, een afzonderlijke sector op te richten waartoe alleen de bedienden van de hypotheekbewaarders zullen behoren die als rijksambtenaar in de Federale Overheidsdienst Financiën zullen zijn geïntegreerd. Tot aan de datum van de verambtelijking van de bedienden van de hypotheekbewaarders, zal de Sector Hypotheken dus geen personeelsleden bevatten.

In afwachting van de hervorming van de hypotheekbewaringen en het statuut van de hypotheekbewaarders, in het bijzonder wat betreft de persoonlijke verantwoordelijkheid, kunnen de betrekkingen van de Sector Hypotheken niet worden toegekend bij wege van werving, mobiliteit of mutatie.

In dezelfde gedachtegang, zullen ambtenaren die niet werden benoemd in de sector hypotheken geen toegang krijgen tot de betrekkingen in deze sector (artikel 39 van het ontwerp). De ambtenaren van de Sector Hypotheken zullen wel kunnen deelnemen aan de loopbaanexamens georganiseerd ten behoeve van de andere entiteiten van de Federale Overheidsdienst Financiën en, indien zij slagen, worden benoemd in deze diensten. Het verschil in behandeling is gerechtvaardigd, gelet op wat voorafgaat en het feit dat de Sector Hypotheken geen betrekkingen bevat in het niveau A. Het lijkt dan ook billijk om deze personeelsleden onder meer te laten deelnemen aan de loopbaanexamens georganiseerd voor de behoeften van andere entiteiten.

In elk van de algemene administraties en van de stafdiensten wordt een beheerscomité opgericht. Het Directiecomité kan een deel van zijn bevoegdheden op het gebied van personeel delegeren aan het beheerscomité, alsook bevoegdheden in andere materies (artikel 17 van het ontwerp).

Vermits het aantal leden van de beheerscomités beperkt moet blijven, om deze optimaal te laten functioneren, zal gelet op de specifieke samenstelling van deze comités het onmogelijk zijn om steeds te waarborgen dat ten hoogste twee derden van de leden zullen behoren tot hetzelfde geslacht. De overheid zal er zich toe inzetten om een evenwichtige verdeling te bevorderen van het aantal leden tussen de beide geslachten.

Om praktische redenen wordt echter voorgesteld om de beheerscomités uit te sluiten van het toepassingsgebied van de wet van 20 juli 1990 ter bevordering van de evenwichtige aanwezigheid van mannen en vrouwen in organen met een adviserende bevoegdheid. Hierbij dient opgemerkt dat de beheerscomités onder meer de bevoegdheden zullen overnemen van de vroegere colleges van diensthoofden en de personeelscomités, die eveneens werden uitgesloten van het toepassingsgebied van bovenvermelde wet.

Wat betreft de werking van de beheerscomités wordt opgemerkt dat, volgens de jurisprudentie van de Raad van State, vermits het organiek reglement niet uitdrukkelijk anders bepaalt, de helft plus één van de leden tegenwoordig dient te zijn om geldig te beraadslagen en te beslissen. Vermits het organiek reglement evenmin de taalverhouding vastlegt van de taalgroepen met betrekking tot de samenstelling van de beheerscomités, dient wanneer een ambtenaar gehoord wordt er ten minste één lid aanwezig te zijn dat tot zijn taalgroep behoort, alsook ten minste één tweetalig lid om zo nodig de leden van de andere taalgroep bij te staan met de nodige toelichtingen. De vereiste tweetaligheid is deze opgelegd door artikel 43, § 3, derde lid van de gecoördineerde wetten op het taalgebruik en dit tot de inwerkingtreding van artikel 43ter, § 7, vijfde lid.

C.3. Titel 3 van het ontwerp bevat de bepalingen met betrekking tot het personeel Het wegvallen van de afsluitingen tussen de verschillende entiteiten heeft tot gevolg : - dat de ambtenaren mogen deelnemen aan de loopbaanexamens of basiscursussen ongeacht ten behoeve van welke entiteit ze worden georganiseerd, mits ze de deelnemingsvoorwaarden vervullen (artikelen 24 en 27 van het ontwerp); - dat de overheid die een betrekking vacant verklaart bevoegd is om te beslissen ten behoeve van welke entiteit of administratie het vereiste loopbaanexamen dient te zijn geslaagd (artikel 19 van het ontwerp).

Zo zal de overheid die, bijvoorbeeld, een betrekking van fiscaal deskundige vacant verklaart in de Algemene Administratie van de Patrimoniumdocumentatie, rekening houdend met de behoeften van de organisatie, kunnen beslissen om de loopbaanexamens in aanmerking te nemen die specifiek werden georganiseerd voor de Sector Registratie en Domeinen of voor de Administratie van het kadaster of beiden. Zo kan ook de overheid die een betrekking vacant verklaart van financieel assistent in de stafdienst Logistiek beslissen dat alle loopbaanexamens, die werden georganiseerd voor de behoeften van de verschillende entiteiten, in aanmerking komen.

Artikel 20 bepaalt dat voor bevorderingen binnen het niveau A de technische en/of generieke competenties van de kandidaten kunnen worden getest, teneinde de verdiensten van de kandidaten voor een bevordering te kunnen evalueren en hun vervolgens te rangschikken.

In afwijking van artikel 20, zal het testen van de competenties van de kandidaten voor een bevordering in een expertenfunctie van de klasse A3 in een fiscale materie, die werd opengesteld in een algemene fiscale administratie, verplicht zijn.

Deze expertenfuncties worden steeds bij voorrang toegekend aan de kandidaten die geslaagd zijn voor de in het vacaturebericht vermelde vergelijkende selectie voor overgang naar de klasse A2 of de hiermee overeenstemmende proef over de beroepsbekwaamheid of een loopbaanexamen dat toegang verleende tot de betrekkingen van eerstaanwezend inspecteur bij een fiscaal bestuur en die hebben deelgenomen aan de test of testen die de generieke competenties evalueren.

De kandidaten worden onderling gerangschikt op basis van de behaalde punten voor de test of testen die de generieke competenties evalueren.

Indien het vacaturebericht bepaalt dat het Directiecomité of het bevoegde beheerscomité een aanvullend mondeling onderhoud zullen hebben met de kandidaten die hebben deelgenomen aan de test of testen, kan dit comité bij gemotiveerde beslissing afwijken van de hierboven vermelde rangschikking. Deze gemotiveerde beslissing dient vanzelfsprekend te worden meegedeeld aan de kandidaten waarvan de rangschikking werd gewijzigd.

Met betrekking tot de testen die de generieke competenties evalueren wordt opgemerkt dat zij niet leiden tot een attest van slagen of een verslag van niet-slagen.

Indien na toepassing van wat voorafgaat, er nog vacante expertenfuncties van de klasse A3 in een fiscale materie overblijven, kunnen de kandidaten die niet geslaagd zijn voor de in het vacaturebericht vermelde vergelijkende selectie voor overgang naar de klasse A2 of de hiermee overeenstemmende proef over de beroepsbekwaamheid of een loopbaanexamen dat toegang verleende tot de betrekkingen van eerstaanwezend inspecteur bij een fiscaal bestuur hiervoor in aanmerking komen nadat hun technische en generieke competenties werden geëvalueerd. Alleen de kandidaten die geslaagd zijn voor de testen die de technische competenties evalueren, mogen deelnemen aan de testen die de generieke competenties evalueren.

De kandidaten die geslaagd zijn voor de testen die de technische competenties evalueren en deelgenomen hebben aan de testen die de generieke competenties evalueren worden onderling gerangschikt op grond van de behaalde punten voor deze laatste testen.

Indien het vacaturebericht bepaalt dat het Directiecomité of het bevoegde beheerscomité een aanvullend mondeling onderhoud zullen hebben met de kandidaten die hebben deelgenomen aan de test of testen die de generieke competenties evalueren, kan dit comité bij gemotiveerde beslissing afwijken van de hierboven vermelde rangschikking. Deze gemotiveerde beslissing dient vanzelfsprekend te worden meegedeeld aan de kandidaten waarvan de rangschikking werd gewijzigd.

De evaluatie van de technische competenties wordt afgesloten met een attest van slagen of een verslag van niet-slagen.

In afwijking van artikel 20, zal het testen van de competenties van de kandidaten voor een bevordering in een leidinggevende functie A3 in een fiscale dienst van een algemene fiscale administratie eveneens verplicht zijn.

De kandidaten dienen te slagen voor testen die de technische en generieke competenties evalueren om door het Directiecomité of bevoegde beheerscomité als geschikt te worden beschouwd voor bevordering in de opengestelde functie van leidinggevende behorend tot de klasse A3 in een fiscale dienst van een algemene fiscale administratie.

Alleen de kandidaten die geslaagd zijn voor de testen die de technische competenties evalueren of hiervan vrijgesteld zijn worden toegelaten tot de testen die de generieke competenties evalueren.

De evaluatie van de technische competenties en van de generieke competenties wordt afgesloten met een attest van slagen of een verslag van niet-slagen.

Van de testen met betrekking tot de technische competenties worden de kandidaten vrijgesteld die, geslaagd zijn voor een in het vacaturebericht vermelde vergelijkende selectie voor overgang naar een functie van de klasse A2 of een hiermee overeenstemmende proef over de beroepsbekwaamheid of een loopbaanexamen dat toegang verleende tot de betrekkingen van eerstaanwezend inspecteur bij een fiscaal bestuur.

De kandidaten die geslaagd zijn voor de test of testen die de generieke competenties evalueren worden onderling gerangschikt op basis van de punten behaald voor die testen.

Indien het vacaturebericht bepaalt dat het Directiecomité of het bevoegde beheerscomité een aanvullend mondeling onderhoud zullen hebben met de geslaagden voor de test of testen die de generieke competenties evalueren, kan dit comité bij gemotiveerde beslissing afwijken van de hierboven vermelde rangschikking. Deze gemotiveerde beslissing dient vanzelfsprekend te worden meegedeeld aan de kandidaten waarvan de rangschikking werd gewijzigd.

De artikelen 24 en 27 bepalen dat een ambtenaar slechts eenmaal in een periode van vijf jaar zich kan inschrijven voor een basiscursus of een loopbaanexamen die niet worden georganiseerd voor de behoeften van de entiteit waarin hij geaffecteerd is. De Voorzitter van het directiecomité of zijn gemachtigde kan hierop afwijkingen toestaan. De beperking per periode van vijf jaar geldt dus voor het geheel van de basiscursussen en loopbaanexamens die worden georganiseerd door de andere entiteiten, dan deze waarin het personeelslid is geaffecteerd.

De beperking geldt dus niet, bijvoorbeeld, per entiteit of basiscursus.

Het slagen van een basiscursus blijft onbeperkt geldig in de tijd.

Artikel 27, § 2, vierde lid, geeft de mogelijkheid aan de Voorzitter van het directiecomité om af te wijken van de bepaling, die inhoudt dat ambtenaren in een periode van vijf jaar zich slechts eenmaal kunnen inschrijven voor een opleiding die voorbereidt op een loopbaanexamen dat wordt georganiseerd ten behoeve van een entiteit waarin zij niet geaffecteerd zijn. Het betreft in het bijzonder loopbaanexamens die niet worden georganiseerd in de entiteit waarin de ambtenaar is geaffecteerd, bijvoorbeeld het loopbaanexamen dat toegang verleent tot de graad van fiscaal deskundige, dat onder meer niet wordt georganiseerd ten behoeve van de Algemene Administratie van de Thesaurie.

Hoofdstuk 2 heeft betrekking op de vergelijkende selectie voor overgang naar een functie A2 van de cartografie en de hiermee overeenstemmende proef over de beroepsbekwaamheid, die zullen worden georganiseerd ten behoeve van de algemene fiscale administraties.

Voortaan wordt de administratieve standplaats van de ambtenaren steeds bepaald door de Voorzitter van het directiecomité of zijn gemachtigde (artikel 49 van het ontwerp). Indien in het vacaturebericht de mogelijkheid werd geboden om een orde van voorkeur uit te brengen onder de vacante betrekkingen, zal vanzelfsprekend bij een bevordering of mutatie de standplaats worden bepaald op grond van de rangschikking van het personeelslid voor de door hem gepostuleerde betrekkingen en de eraan verbonden administratieve standplaats.

Artikel 49 van het Statuut van het Rijkspersoneel bepaalt dat de Voorzitter van het directiecomité de rijksambtenaren aanwijst voor een dienst binnen de standplaats en de mutatie toekent, om te vermijden dat dit tot conflicten zou leiden met besluiten behorend tot een hogere rechtsnorm (koninklijk of ministerieel besluit) wordt voortaan noch de entiteit, noch de dienst, noch de standplaats vermeld in een benoemings- of bevorderingsbesluit.

De Voorzitter van het directiecomité kan ambtenaren ambtshalve muteren naar een dienst gevestigd in een andere administratieve standplaats en dit in de gevallen bepaald in artikel 50 van het ontwerp. Een ambtshalve mutatie is een bestuurshandeling en zal dus worden gemotiveerd zoals bepaald in de wet van 29 juli 1991 betreffende de uitdrukkelijke motivering van de bestuurshandelingen.

In het belang van de dienst kan de uitvoering van de beslissing tot mutatie van een ambtenaar voor een periode van maximaal zes maanden worden opgeschort (artikel 26 van het ontwerp). De opschorting van de beslissing tot mutatie kan tweemaal worden verlengd met een periode van maximaal zes maanden. Tijdens de schorsing van de uitvoering wordt de te verlenen betrekking tijdelijk niet waargenomen in de zin van het koninklijk besluit van 8 augustus 1983 betreffende de uitoefening van een hoger ambt.

Er dient opgemerkt dat door de integratie van de personeelsleden van het niveau A in de gemene loopbaan, voortaan de mutaties en bevorderingen binnen het niveau A niet meer een identieke toekenningsprocedure volgen. In tegenstelling tot voorheen in de bijzondere loopbaan, is het advies van het Directiecomité niet langer meer een reglementaire vormvereiste, bijvoorbeeld, in het raam van een mutatieprocedure in de klasse A3.

Door het wegvallen van de afsluitingen tussen de verschillende diensten van de Federale Overheidsdienst Financiën, kan voor bevorderingen binnen het niveau A het aantal kandidaten zeer groot zijn. Het is dan ook wenselijk dat wanneer voor een bevordering de kandidaten dienen te worden gerangschikt op grond van verdiensten, dat deze bij gelijke verdiensten onderling respectievelijk worden gerangschikt volgens hun : klasseanciënniteit, dienstanciënniteit of leeftijd (artikel 20 van het ontwerp).

Om die redenen wordt ook voorgesteld dat wanneer ambtenaren van de klasse A1 (bij overgangsmaatregel) en A2 samen kandidaat zijn voor een bevordering in de klasse A3, de ambtenaren die werden bevorderd in de klasse A2 zich ook kunnen beroepen op de klasseanciënniteit die ze telden als ambtenaar behorend tot de klasse A1.

C.4. Titel 4 van het ontwerp bevat de overgangsbepalingen De overgangsbepalingen houden, onder meer, in : 1° dat het statutair personeel wordt benoemd in de operationele dienst of de dienst andere dan een operationele dienst, waarin het voorafgaandelijk werd geïntegreerd;2° dat de lopende procedures houdende bevorderingen, veranderingen van graad, mutaties en wervingen in de voorlopige cel worden voortgezet en dat de personeelsleden vervolgens worden geïntegreerd en benoemd in de overeenstemmende operationele dienst of dienst andere dan operationele. C.5. Bijlage van het ontwerp In tegenstelling tot het niveau A blijven in de niveaus B, C en D de bijzondere loopbanen behouden. De bijlage bepaalt de voorwaarden om benoemd te worden in de graden van de bijzondere loopbanen.

D. Het advies van de Raad van State Er werd rekening gehouden met het advies van de Raad van State en de nodige tekstaanpassingen werden aangebracht.

Wat betreft de opmerking, met betrekking tot de artikelen 20 tot 22, dat in onderhavig verslag moet worden toegelicht waarom aan het Directiecomité of het bevoegde beheerscomité de mogelijkheid wordt geboden om een mondeling onderhoud te hebben met de kandidaten, merk ik op dat dit deel uitmaakt van de prerogatieven die deze comités hebben om in het raam van hun discretionaire bevoegdheid de kandidaten te rangschikken overeenkomstig de artikelen 26 en 26bis van het koninklijk besluit van 7 augustus 1939 betreffende de evaluatie en de loopbaan van het rijkspersoneel.

Wat betreft artikel 43 dient opgemerkt dat de functievereisten voor de functies van het niveau A onder meer terug te vinden zijn in de federale functiecartografie.

We hebben de eer te zijn, Sire, Van Uwe Majesteit, de zeer eerbiedige en zeer getrouwe dienaars, De Eerste Minister, E. DI RUPO De Minister van Financiën, K. GEENS De Staatssecretaris voor de Bestrijding van de sociale en de fiscale fraude, J. CROMBEZ

RAAD VAN STATE afdeling wetgeving ADVIES 53.452/2 VAN 17 JUNI 2013 OVER EEN ONTWERP VAN KONINKLIJK BESLUIT TOT VASTSTELLING VAN HET ORGANIEK REGLEMENT VAN DE FEDERALE OVERHEIDSDIENST FINANCIEN EN VAN DE BIJZONDERE BEPALINGEN DIE VAN TOEPASSING ZIJN OP HET STATUTAIR PERSONEEL Op 30 mei 2013 is de Raad van State, afdeling Wetgeving, door de Minister van Financiën verzocht binnen een termijn van dertig dagen een advies te verstrekken over een koninklijk besluit 'tot vaststelling van het organiek reglement van de Federale Overheidsdienst Financiën en van de bijzondere bepalingen die van toepassing zijn op het statutair personeel'.

Het ontwerp is door de tweede kamer onderzocht op 17 juni 2013. De kamer was samengesteld uit Yves Kreins, kamervoorzitter, Pierre Vandernoot en Martine Baguet, staatsraden, Sébastien Van Drooghenbroeck en Jacques Englebert, assessoren, en Anne-Catherine Van Geersdaele, griffier.

Het verslag is uitgebracht door Alain Lefebvre, eerste auditeur.

De overeenstemming tussen de Franse en de Nederlandse tekst van het advies is nagezien onder toezicht van Martine Baguet.

Het advies, waarvan de tekst hierna volgt, is gegeven op 17 juni 2013.

Aangezien de adviesaanvraag ingediend is op basis van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State, zoals het is vervangen bij de wet van 2 april 2003, beperkt de afdeling Wetgeving overeenkomstig artikel 84, § 3, van de voornoemde gecoördineerde wetten haar onderzoek tot de rechtsgrond van het ontwerp, de bevoegdheid van de steller van de handeling en de te vervullen voorafgaande vormvereisten.

Wat deze drie punten betreft, geeft het ontwerp aanleiding tot de volgende opmerkingen.

Onderzoek van het ontwerp Aanhef 1. De wet van 20 juli 1990 moet vóór het koninklijk besluit van 2 oktober 1937 worden vermeld.2. Het koninklijk besluit van 8 augustus 1983 'betreffende de uitoefening van een hoger ambt in de rijksbesturen', dat het ontwerp geen rechtsgrond verleent en er evenmin door wordt gewijzigd, moet niet worden vermeld.3. Het vijfde lid vermeldt het koninklijk besluit van 3 december 2009 houdende regeling van de operationele diensten van de Federale Overheidsdienst Financiën'.Deze vermelding is slechts gerechtvaardigd indien het ontwerp dit besluit wijzigt. Alhoewel het ontwerp daarin niet voorziet, zou dit besluit inderdaad moeten worden gewijzigd als volgt : 1° artikel 1, dat een overbodige herhaling is van artikel 3 van het ontwerp, opheffen;2° artikel 5 wijzigen teneinde de woorden « De Algemene administratie van de strijd tegen de fiscale fraude » te vervangen door de woorden « de Algemene Administratie van de Bijzondere Belastinginspectie », gebruikt in artikel 3, 4°, van het ontwerp.4. De teksten die door het ontwerp worden opgeheven moeten naar chronologische volgorde worden vermeld. Dispositief Artikel 2 De bepaling onder 6° verwijst naar de artikelen 2 tot 6 van het koninklijk besluit van 3 december 2009 houdende regeling van de operationele diensten van de Federale Overheidsdienst Financiën'.

Artikel 12 van dat besluit bepaalt echter dat het besluit « in werking [treedt] de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt, met uitzondering van de artikelen 1 tot 7 van dit besluit die in werking treden op de datum vastgesteld door de Minister bevoegd voor Financiën ».

Er moet dus worden op toegezien dat het voorliggende ontwerpbesluit niet in werking treedt voordat de artikelen 2 tot 6 van het voornoemde koninklijk besluit van 3 december 2009 in werking treden.

Dezelfde opmerking geldt voor de artikelen 30, § 3, vierde lid, en 35, § 1, tweede lid, die eveneens naar de artikelen 2 tot 6 van het voornoemde koninklijk besluit van 3 december 2009 verwijzen.

Titel 2, hoofdstuk 1 Titel 2, hoofdstuk 1, met als opschrift « Organisatiestructuur van de Federale Overheidsdienst Financiën », omvat de artikelen 3 tot 13.

Bepalingen die de organisatie van een ministerieel departement regelen, bezitten niet het reglementaire karakter dat ze krachtens artikel 3, § 1, eerste lid, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State moeten hebben om onder de adviesbevoegdheid van de afdeling Wetgeving te kunnen vallen. Ze worden dus niet onderzocht.

Titel 3 1. In de bepalingen van titel 3 wordt veelvuldig verwezen naar artikelen van het koninklijk besluit van 7 augustus 1939 'betreffende de evaluatie en de loopbaan van het rijkspersoneel' die nog niet bestaan maar waarin is voorzien in een ontwerp van koninklijk besluit 'tot wijziging van sommige bepalingen betreffende de overgang naar het niveau A' waarover de afdeling Wetgeving op 27 december 2012 advies 52.494/2 heeft uitgebracht.

Er moet dus worden op toegezien dat het voorliggende ontwerpbesluit niet in werking treedt voordat het besluit 'tot wijziging van sommige bepalingen betreffende de overgang naar het niveau A' in werking treedt. 2. De steller van het ontwerp wordt erop gewezen dat de afwijkingen van het administratief statuut van het rijkspersoneel ten opzichte van het gemene recht moeten kunnen worden gerechtvaardigd ten aanzien van de artikelen 10 en 11 van de Grondwet. 3.1. Luidens artikel 19, § 1, eerste lid, van het ontwerp, vooronderstelt een bevordering, een verandering van graad of een mutatie dat de kandidaat geslaagd is voor het loopbaanexamen vermeld in het vacaturebericht.

Dusdoende beoogt het voorliggende ontwerp vorm te geven aan een van de nieuwigheden van de hervorming waarvan het deel uitmaakt, te weten, zoals in het verslag aan de Koning is aangegeven, « het wegvallen van de afsluitingen tussen de verschillende entiteiten van de Federale Overheidsdienst Financiën (...) [die] de interne mobiliteit, op vrijwillige basis, binnen het departement [moet] verhogen ».

Voorts luidt het verslag aan de Koning als volgt : « Het wegvallen van de afsluitingen tussen de verschillende entiteiten heeft tot gevolg : - dat de ambtenaren mogen deelnemen aan de loopbaanexamens of basiscursussen ongeacht ten behoeve van welke entiteit ze worden georganiseerd, mits ze de deelnemingsvoorwaarden vervullen (artikelen 24 en 27 van het ontwerp); - dat de overheid die een betrekking vacant verklaart bevoegd is om te beslissen ten behoeve van welke entiteit of administratie het vereiste loopbaanexamen dient te zijn geslaagd (artikel 19 van het ontwerp) ».

Met andere woorden : de overheid die een vacante betrekking bekendmaakt (directiecomité of beheerscomité van het betreffende departement), beslist voor welk soort examen (een examen voor een welbepaalde entiteit dan wel voor alle entiteiten van de FOD Financiën) de kandidaat geslaagd moet zijn om te kunnen solliciteren naar de betrekking die vacant is verklaard (artikel 19, § 1, tweede lid, van het ontwerp).

In artikel 20, § 1, eerste lid, van het ontwerp wordt echter bepaald dat het directiecomité of het beheerscomité kan beslissen om voor de bevorderingen binnen niveau A de technische en/of generieke competenties van de kandidaten te testen (die daarenboven reeds voor een loopbaanexamen geslaagd zijn). Indien het directie- of beheerscomité beslist de kandidaten te rangschikken op basis van de punten die op deze test(s) zijn behaald, worden de kandidaten hiervan voorafgaandelijk in kennis gesteld (artikel 20, § 1, tweede lid, van het ontwerp).

Vervolgens kan het directiecomité of het beheerscomité ook beslissen een onderhoud te hebben met alle kandidaten die voor deze tests zijn geslaagd en ze na dat onderhoud opnemen in een rangschikking die afwijkt van de rangschikking die is opgemaakt op basis van de test(s). 3.2. Los van de vraag of het grotere aantal vereisten dat wordt gesteld met betrekking tot de opbouw van de loopbaan een positieve bijdrage zal leveren aan de mobiliteit binnen de FOD Financiën, moet in herinnering worden gebracht dat zodra de procedures om te voorzien in een vacature worden opgestart, deze procedures met het oog op een gelijke toegang tot de overheidsbetrekkingen voldoende duidelijk moeten zijn opdat eenieder die eraan deelneemt op de hoogte is van het verloop en het doel ervan.

Het vacaturebericht moet bijgevolg niet alleen het loopbaanexamen vermelden waarvoor de kandidaat geslaagd moet zijn, maar moet ook vermelden waaruit het examen bestaat dat hij moet afleggen (een of meerdere tests, een onderhoud, de respectieve aard en onderdelen ervan, en de gevolgen wanneer hij niet voor deze examenonderdelen is geslaagd).

De artikelen 19 en 20 moeten dus worden herzien zodat ze beter op elkaar afgestemd zijn, rekening houdend met de voorgaande opmerkingen. 3.3. Na deze opmerkingen rijst de vraag in welk opzicht een bijkomende, bijzonder eigenaardige fase, te weten een onderhoud, te rechtvaardigen valt. In het verslag aan de Koning zou moeten worden toegelicht waarom het beheerscomité of het directiecomité de keuze van een onderhoud wordt geboden bovenop de keuze om tests te gebruiken die duidelijk objectiever zijn. 4. Een soortgelijke opmerking geldt voor de artikelen 21, §§ 2 en 3, van het ontwerp, betreffende de expertenfunctie in een fiscale aangelegenheid, en 22, § 2, van het ontwerp, betreffende de bevorderingen tot een leidinggevende functie van klasse A3 in een fiscale dienst van een algemene fiscale administratie. Artikel 19 1. Paragraaf 1, derde lid, luidt als volgt : « Indien er objectieve redenen zijn die in verband staan met de uitoefening van de te begeven functie kunnen bijkomende functievereisten dan deze in het eerste lid, worden opgenomen in het vacaturebericht of het functieprofiel ». Deze bepaling is onvoldoende duidelijk daar in het eerste lid geen melding wordt gemaakt van, noch verwezen wordt naar de « basis »functievereisten, bovenop welke vereisten de « bijkomende » functievereisten van paragraaf 1, derde lid, zouden komen. 2. In paragraaf 2 wordt onder meer bepaald dat paragraaf 1 geen afbreuk doet aan het statuut van het rijkspersoneel en aan de uitvoeringsbesluiten ervan. De betekenis van deze precisering is de Raad van State niet duidelijk, daar het eerste lid, naar het zich laat aanzien, strengere voorwaarden oplegt om in aanmerking te komen voor bevordering, verandering van graad en mutatie, dan het statuut van het rijkspersoneel.

Artikel 20 In paragraaf 1, eerste lid, wordt verwezen naar de artikelen 26 en 26bis van het voornoemde koninklijk besluit van 7 augustus 1939. In het vierde lid wordt enkel nog naar artikel 26 van het voornoemde koninklijk besluit van 7 augustus 1939 verwezen, evenals in paragraaf 2, eerste lid. De verwijzingen naar dit artikel of deze artikelen moeten op elkaar worden afgestemd.

Artikel 21 Paragraaf 2 bepaalt dat voorrang wordt gegeven aan de kandidaten die reeds voor bepaalde tests geslaagd zijn. Dat geldt ook zelfs ten aanzien van kandidaten die geslaagd zijn voor de technische tests waarin in paragraaf 3 wordt voorzien. Indien dat de bedoeling is, moet het duidelijker worden aangegeven.

Artikel 29 Op het einde van het eerste lid van de Franse versie schrijve men « ... sont exclusivement réservées aux agents de l'Etat de niveau B ».

Artikel 35 In de Franse versie moet « § 1 » vermeld worden vóór de woorden « L'épreuve de qualification ».

Artikel 38 1. In het tweede lid wordt bepaald dat het voorstel tot bevordering wordt gedaan door de voorzitter van het directiecomité.De voorzitter moet de kandidaten echter voordragen in de volgorde waarin ze gerangschikt zijn, overeenkomstig de artikelen 31, § 1, en 35, § 3, eerste lid. 2. In het vierde lid is er sprake van « tien werkdagen ». Aangezien dit begrip in juridisch opzicht nergens duidelijk omschreven wordt en het besluit bestemd is om te worden toegepast in contexten waarin het begrip werkdag kan verschillen, zou het moeten worden gedefinieerd, ofwel zou, bij voorkeur, moeten worden voorzien in een termijn berekend in « dagen ».

Artikel 43 Er moet worden bepaald wie de vereisten van de functie voor de niveaus A vaststelt.

Artikelen 61 en 62 In artikel 61 worden de artikelen 1 tot 3 van het koninklijk besluit van 3 december 2009 'houdende regeling van de diensten andere dan operationele diensten van de Federale Overheidsdienst Financiën' ingetrokken. Artikel 62 heft datzelfde koninklijk besluit op.

Daar de artikelen 1 tot 3 van het voornoemde koninklijk besluit van 3 december 2009 nog niet in werking zijn getreden, ziet de Raad van State niet in waarom ze moeten worden ingetrokken. Een ingetrokken handeling vervalt immers met terugwerking, zodat ze geacht wordt nooit te hebben bestaan en nooit gevolgen te hebben gehad. Maar de voornoemde artikelen hebben nooit gevolgen gehad omdat ze niet in werking zijn getreden.

Artikel 61 moet derhalve worden weggelaten.

Artikel 63 Krachtens artikel 63 treedt het voorontwerp in werking de eerste dag van de maand na die waarin het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt, met uitzondering van de artikelen 5 tot 8.

Zulk een regeling van inwerkingtreding voor de andere bepalingen dan de artikelen 5 tot 8 heeft evenwel het nadeel dat, indien de regeling op het einde van de maand bekend wordt gemaakt, de adressaten ervan niet over de normale termijn van tien dagen zullen beschikken om zich aan de regeling aan te passen, welke termijn in principe geldt krachtens artikel 6, eerste lid, van de wet van 31 mei 1961 betreffende het gebruik der talen in wetgevingszaken, het opmaken, bekendmaken en inwerkingtreden van wetten en verordeningen'.

Vraag is dan ook of artikel 63 niet beter wordt vervangen door een andere bepaling tot vaststelling van de inwerkingtreding.

De griffier, A.-C. VAN GEERSDAELE De voorzitter, Y. KREINS

19 JULI 2013. - Koninklijk besluit tot vaststelling van het organiek reglement van de Federale Overheidsdienst Financiën en van de bijzondere bepalingen die van toepassing zijn op het statutair personeel ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de Grondwet, artikelen 37 en 107, tweede lid;

Gelet op de wet van 20 juli 1990 ter bevordering van de evenwichtige aanwezigheid van mannen en vrouwen in organen met adviserende bevoegdheid, artikel 3;

Gelet op het koninklijk besluit van 2 oktober 1937 houdende het statuut van het Rijkspersoneel, artikel 6;

Gelet op het koninklijk besluit van 29 oktober 1971 tot vaststelling van het organiek reglement van de Federale Overheidsdienst Financiën en van de bijzondere bepalingen die er voorzien in de uitvoering van het statuut van het rijkspersoneel;

Gelet op het koninklijk besluit van 12 augustus 2003 tot oprichting van personeelscomités bij de Federale Overheidsdienst Financiën;

Gelet op het koninklijk besluit van 4 maart 2008 houdende oprichting van de diensten voor risicobeheer bij de Federale Overheidsdienst Financiën;

Gelet op het koninklijk besluit van 3 december 2009 houdende regeling van de diensten andere dan operationele van de Federale Overheidsdienst Financiën;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 1 februari 2012;

Gelet op het advies van het Directiecomité van de Federale Overheidsdienst Financiën, gegeven op 2 maart 2012;

Gelet op de akkoordbevinding van de Staatssecretaris voor Ambtenarenzaken, d.d. 16 mei 2012;

Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Begroting, d.d. 22 mei 2012;

Gelet op het protocol van onderhandelingen nr. D.I. 337/D/80/2 van het sectorcomité II - Financiën, gesloten op 22 april 2013;

Gelet op het advies 53.452/2 van de Raad van State, gegeven op 17 juni 2013, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Op de voordracht van de Eerste Minister, de Minister van Financiën, de Staatssecretaris voor de Bestrijding van de sociale en de fiscale fraude en op het advies van de in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : TITEL 1. - Inleidende bepaling en definities

Artikel 1.De bepalingen van dit besluit zijn van toepassing op de erin vermelde diensten en hun personeelsleden.

Art. 2.Voor de toepassing van dit besluit dient te worden verstaan onder : 1° loopbaanexamens : de proeven voor overgang naar het niveau A, de vergelijkende selecties voor overgang naar het hogere niveau, de selecties voor verhoging in graad, de proeven over de beroepsbekwaamheid en de hieraan voorafgaande proeven, de vergelijkende selectie voor overgang naar een functie A2 van de cartografie en de hieraan voorafgaande proeven, de selecties voor verhoging in weddeschaal en de proeven tot toekenning van brevetten;2° entiteit : elke algemene administratie, elke stafdienst en de diensten bedoeld in artikel 12, 3° tot 10° ;3° geaffecteerd : hetzij benoemd, hetzij aangewezen voor een dienst of gemuteerd in de zin van artikel 49 van het koninklijk besluit van 2 oktober 1937 houdende het statuut van het Rijkspersoneel;4° mutatie : de mutatie en de dienstaanwijzing in de zin van artikel 49 van het koninklijk besluit van 2 oktober 1937 houdende het statuut van het Rijkspersoneel;5° algemene fiscale administraties : de algemene administraties bedoeld in artikel 3, 1° tot 5° ;6° fiscale materie : de materies vermeld in de artikelen 2 tot 6 van het koninklijk besluit van 3 december 2009 houdende regeling van de operationele diensten van de Federale Overheidsdienst Financiën. TITEL 2. - Algemene organisatie van de Federale Overheidsdienst Financiën HOOFDSTUK 1. - Organisatiestructuur van de Federale Overheidsdienst Financiën Afdeling 1. - De operationele diensten

Onderafdeling 1. - De algemene administraties en hun leiding

Art. 3.De Federale overheidsdienst Financiën bevat de volgende algemene administraties : 1° de Algemene Administratie van de Fiscaliteit;2° de Algemene Administratie van de Douane en Accijnzen;3° de Algemene Administratie van de Inning en de Invordering;4° de Algemene Administratie van de Bijzondere Belastinginspectie;5° de Algemene Administratie van de Patrimoniumdocumentatie;6° de Algemene Administratie van de Thesaurie. Elk van deze algemene administraties wordt onder de verantwoordelijkheid geplaatst van een houder van een managementfunctie -1, die de titel draagt van administrateur-generaal.

Onderafdeling 2. - De horizontale diensten op het niveau van de administrateurs-generaal

Art. 4.De algemene administraties bevatten, op het niveau van de administrateurs-generaal, de volgende diensten : 1° de Dienst voor Operationele Expertise en Ondersteuning;2° de Dienst voor Operationele Coördinatie en Communicatie;3° de Dienst van de Administrateur-generaal. Onderafdeling 3. - De administraties van de Algemene Administratie van de Fiscaliteit en hun leiding

Art. 5.De Algemene Administratie van de Fiscaliteit bevat de volgende administraties : 1° de Administratie Particulieren;2° de Administratie Kleine en Middelgrote Ondernemingen;3° de Administratie Grote Ondernemingen. Elk van deze administraties wordt onder de verantwoordelijkheid geplaatst van een houder van een managementfunctie -2, die de titel draagt van administrateur.

Onderafdeling 4. - De administraties van de Algemene Administratie van de Douane en Accijnzen en hun leiding

Art. 6.De Algemene Administratie van de Douane en Accijnzen bevat de volgende administraties : 1° de Administratie Klantenmanagement en Marketing;2° de Administratie Toezicht, Controle en Vaststelling;3° de Administratie Enig Kantoor - Geïntegreerde verwerking;4° de Administratie Onderzoek en Opsporing;5° de Administratie Geschillen. Elk van deze administraties wordt onder de verantwoordelijkheid geplaatst van een houder van een managementfunctie -2, die de titel draagt van administrateur.

Onderafdeling 5. - De administraties van de Algemene Administratie van de Patrimoniumdocumentatie en hun leiding

Art. 7.De Algemene Administratie van de Patrimoniumdocumentatie bevat de volgende administraties : 1° de Administratie van de Patrimoniumdiensten;2° de Administratie Opmetingen en Waarderingen;3° de Administratie Informatieverzameling en -uitwisseling;4° de Administratie Rechtszekerheid;5° de Administratie Niet-Fiscale Invordering. Elk van deze administraties wordt onder de verantwoordelijkheid geplaatst van een houder van een managementfunctie -2, die de titel draagt van administrateur.

Onderafdeling 6. - De administraties van de Algemene Administratie van de Thesaurie en hun leiding

Art. 8.De Algemene Administratie van de Thesaurie bevat de volgende administraties : 1° de Administratie Internationale en Europese Financiële Aangelegenheden;2° de Administratie Financiering van de Staat en de Financiële Markten;3° de Administratie Betalingen. Elk van deze administraties wordt onder de verantwoordelijkheid geplaatst van een houder van een managementfunctie -2, die de titel draagt van administrateur.

Onderafdeling 7. - Bijzondere bepaling met betrekking tot de Algemene Administratie van de Patrimoniumdocumentatie

Art. 9.De Algemene Administratie van de Patrimoniumdocumentatie bevat een Sector Hypotheken. Afdeling 2. - De diensten andere dan operationele

Onderafdeling 1. - De stafdiensten op het niveau van de Voorzitter van het directiecomité en hun leiding

Art. 10.De Federale Overheidsdienst Financiën bevat, op het niveau van de Voorzitter van het directiecomité, de volgende stafdiensten : 1° de stafdienst voor Beleidsexpertise en -ondersteuning;2° de stafdienst Personeel en Organisatie;3° de stafdienst Begroting en Beheerscontrole;4° de stafdienst Informatie- en Communicatietechnologie;5° de stafdienst Logistiek. Elk van deze stafdiensten wordt onder de verantwoordelijkheid geplaatst van een houder van een staffunctie -1, die de titel draagt van directeur.

Onderafdeling 2. - De horizontale diensten op het niveau van de directeurs van de stafdiensten

Art. 11.De stafdiensten bevatten op het niveau van de directeurs van deze diensten, de volgende diensten : 1° de Dienst voor Operationele Coördinatie en Communicatie;2° de Dienst van de Directeur van de stafdienst. Onderafdeling 3. - Andere diensten op het niveau van de Voorzitter van het directiecomité

Art. 12.De volgende diensten bevinden zich op het niveau van de Voorzitter van het directiecomité : 1° de Cel « Fiscaliteit van de buitenlandse investeringen »;2° de Waarnemingspost voor de gewestelijke fiscaliteit;3° de Interne Auditdienst in de zin van artikel 7 van het koninklijk besluit van 17 augustus 2007 betreffende de interne auditactiviteiten binnen sommige diensten van de federale uitvoerende macht;4° de Centrale Rechtskundige Dienst;5° de Dienst van de Voorzitter van het directiecomité;6° de Dienst « Multikanaal dienstverlening »;7° de Dienst voor Duurzame Ontwikkeling;8° de Dienst voor Informatieveiligheid en Bescherming van de Persoonlijke Levenssfeer;9° de Dienst voor het Toezicht;10° de Interne Dienst voor Preventie en Bescherming op het Werk. Onderafdeling 4. - De autonome diensten

Art. 13.De Federale Overheidsdienst Financiën bevat de volgende autonome diensten : 1° de Dienst van de voorafgaande beslissingen in fiscale zaken;2° de Fiscale bemiddelingsdienst. HOOFDSTUK 2. - De samenstelling van het Directiecomité

Art. 14.Voor de toepassing van artikel 4 van het koninklijk besluit van 7 november 2000 houdende oprichting en samenstelling van de organen die gemeenschappelijk zijn aan iedere federale overheidsdienst, zijn de administrateurs-generaal van de algemene administraties, bedoeld in artikel 3, de hoofden van de operationele diensten bij de Federale Overheidsdienst Financiën. HOOFDSTUK 3. - De beheerscomités

Art. 15.In elk van de algemene administraties en van de stafdiensten wordt een beheerscomité opgericht.

Art. 16.§ 1. De beheerscomités zijn samengesteld uit de volgende leden : - de administrateur-generaal of de directeur van de stafdienst die de leiding heeft over de algemene administratie of de stafdienst waartoe het beheerscomité behoort, Voorzitter; - de houders van een managementfunctie -2 of een staffunctie -2 binnen de algemene administratie of de stafdienst waartoe het beheerscomité behoort; - de verantwoordelijke voor de Dienst Operationele Coördinatie en Communicatie voor de algemene administratie of de stafdienst; - de verantwoordelijke voor de Dienst voor Operationele Expertise en Ondersteuning voor de algemene administratie; - de verantwoordelijken voor de algemene administratie of de stafdienst belast met de volgende materies : Personeel en Organisatie, Begroting en Beheerscontrole.

De verantwoordelijken van de algemene administratie of de stafdienst, belast met de Logistiek en de Informatie- en Communicatie-technologie nemen deel aan de vergaderingen van de beheerscomités voor de materies die hun aanbelangen.

Het Directiecomité kan de samenstelling van een beheerscomité uitbreiden met ambtenaren van het niveau A, die behoren tot de algemene administratie of de stafdienst waarvoor het beheerscomité bevoegd is. § 2. De voorzitter van het beheerscomité kan deskundigen uitnodigen van wie hij de aanwezigheid noodzakelijk acht, deze zijn echter niet stemgerechtigd. § 3. De voorzitter van het beheerscomité zal op vraag van de in paragraaf 1 bedoelde verantwoordelijke belast met de materie Personeel, die om redenen die verband houden met de eenheid van rechtspraak zich niet kan verzoenen met een voorstel, de stemprocedure schorsen.

Zo na de bespreking die volgt op de schorsing van de stemprocedure er nog steeds geen akkoord is, zal de voorzitter van het beheerscomité het geschil betreffende de eenheid van rechtspraak ter beslissing voorleggen aan het Directiecomité. Het beheerscomité zal zich schikken naar de uitspraak van het Directiecomité. § 4. De voorzitter van het beheerscomité duidt de leden van het secretariaat aan. § 5. De beheerscomités zijn uitgesloten van het toepassingsgebied van de wet van 20 juli 1990 ter bevordering van de evenwichtige aanwezigheid van mannen en vrouwen in organen met een adviserende bevoegdheid.

Art. 17.Het Directiecomité kan aan elk beheerscomité de bevoegdheden delegeren die aan het directiecomité zijn toevertrouwd inzake : - tucht bij het koninklijk besluit van 2 oktober 1937 houdende het statuut van het Rijkspersoneel; - de benoeming door verandering van graad bij hetzelfde koninklijk besluit van 2 oktober 1937; - de bevordering door dit besluit en het koninklijk besluit van 7 augustus 1939 betreffende de evaluatie en de loopbaan van het Rijkspersoneel - mutatie door dit besluit; - de uitoefening van een hogere functie bij het koninklijk besluit van 8 augustus 1983 betreffende de uitoefening van een hoger ambt in de rijksbesturen.

Art. 18.Elk beheerscomité stelt zijn huishoudelijk reglement op. Dit reglement wordt meegedeeld aan alle personeelsleden van de algemene administratie of de stafdienst waarin het beheerscomité werd opgericht.

TITEL 3. - Bepalingen betreffende het personeel HOOFDSTUK 1. - Bevorderingen, veranderingen van graad en mutaties

Art. 19.§ 1. Onverminderd artikel 28 vermeldt het vacaturebericht of het functieprofiel, in voorkomend geval, het loopbaanexamen waarvoor de kandidaten voor bevordering, verandering van graad of mutatie dienen geslaagd te zijn.

Het vacaturebericht of het functieprofiel kan bepalen ten behoeve van welke entiteit of, in voorkomend geval, welke administratie het eventueel vereiste loopbaanexamen diende te zijn georganiseerd.

Indien er objectieve redenen zijn die in verband staan met de uitoefening van de te begeven functie, kunnen functievereisten worden opgenomen in het vacaturebericht of het functieprofiel. § 2. Paragraaf 1 doet geen afbreuk aan de bepalingen vermeld in de bijlage, in het Statuut van het Rijkspersoneel en zijn uitvoeringsbesluiten of de vereisten van de functie bepaald overeenkomstig artikel 43.

Art. 20.§ 1. Onverminderd de artikelen 21 en 22, kan voor bevorderingen binnen het niveau A, het vacaturebericht bepalen dat de technische en/of generieke competenties van de kandidaten zullen worden getest, met het oog op het evalueren van de verdiensten en het rangschikken van de kandidaten, zoals bedoeld in de artikelen 26 en 26bis van het koninklijk besluit van 7 augustus 1939 betreffende de evaluatie en de loopbaan van het rijkspersoneel. Het niet slagen van de testen met betrekking tot de technische competenties kan, mits dit vermeld werd in het vacaturebericht, de kandidaat uitsluiten van deelname aan de testen met betrekking tot de generieke competenties of omgekeerd.

Indien dit werd bepaald in het vacaturebericht worden de kandidaten die geslaagd zijn voor de in dit bericht vermelde testen, door het Directiecomité of het bevoegde beheerscomité gerangschikt op grond van de behaalde punten voor één of meerdere testen.

Indien dit werd bepaald in het vacaturebericht heeft het Directiecomité of het bevoegde beheerscomité een mondeling onderhoud met alle geslaagden voor de testen.

Op basis van dit mondeling onderhoud, kan het Directiecomité of het bevoegde beheerscomité, bij gemotiveerde beslissing, afwijken van de in het tweede lid bedoelde rangschikking bij het uitbrengen van zijn voorstel overeenkomstig de artikelen 26 en 26bis van het koninklijk besluit van 7 augustus 1939 betreffende de evaluatie en de loopbaan van het rijkspersoneel. § 2. Indien na toepassing van paragraaf 1, de kandidaten voor een bevordering tot de klasse A3, A4 of A5 over gelijkwaardige verdiensten beschikken, wordt met het oog op de toepassing van artikel 26, eerste lid, van het koninklijk besluit van 7 augustus 1939 betreffende de evaluatie en de loopbaan van het rijkspersoneel, de voorrang als volgt bepaald : 1° de ambtenaar met de grootste klasseanciënniteit;2° bij gelijke klasseanciënniteit, de ambtenaar met de grootste dienstanciënniteit;3° bij gelijke dienstanciënniteit, de oudste ambtenaar. De toepassing van het eerste lid doet geen afbreuk aan de artikelen 53 en 54 van het koninklijk besluit van 2 oktober 1937 houdende het statuut van het Rijkspersoneel.

Wanneer overeenkomstig artikel 226 van het koninklijk besluit van 4 augustus 2004 betreffende de loopbaan van niveau A van het Rijkspersoneel, ambtenaren van de klasse A1 en de klasse A2 kandidaat zijn voor een bevordering tot de klasse A3 wordt de klasseanciënniteit van de ambtenaren van de klasse A2 die niet ambtshalve werden benoemd in deze klasse, noch werden aangeworven in deze klasse, voor de toepassing van het eerste lid, verhoogd met de klasseanciënniteit verworven in de klasse A1. § 3. De paragrafen 1 en 2 zijn eveneens van toepassing op de bevorderingen tot de klasse A2, wanneer de kandidaten niet dienen geslaagd te zijn voor een vergelijkende selectie voor overgang naar een functie A2 van de cartografie of een hiermee overeenstemmende proef over de beroepsbekwaamheid. § 4. In het vacaturebericht wordt de geldigheidsduur bepaald van de resultaten behaald voor de testen die de technische en generieke competenties evalueren, alsook de termijn gedurende dewelke de kandidaten die niet geslaagd zijn of die hun resultaat wensen te verbeteren niet opnieuw kunnen deelnemen aan deze testen.

Art. 21.§ 1. In afwijking van artikel 20, worden voor de bevorderingen in de klasse A3 waaraan een expertenfunctie in een fiscale materie is verbonden in een algemene fiscale administratie, met het oog op het evalueren van de verdiensten van de kandidaten, zoals bedoeld in de artikelen 26 en 26bis van het koninklijk besluit van 7 augustus 1939 betreffende de evaluatie en de loopbaan van het rijkspersoneel, de kandidaten gerangschikt en onderworpen aan een procedure volgens de bepalingen van de paragrafen 2 tot 4. § 2. Voor de expertenfunctie in een fiscale materie wordt voorrang geven aan de kandidaten, die geslaagd zijn voor een in het vacaturebericht vermelde vergelijkende selectie voor overgang naar een functie A2 of de hiermee overeenstemmende proef over de beroepsbekwaamheid bedoeld in artikel 28 of een loopbaanexamen dat toegang verleende tot de betrekkingen van eerstaanwezend inspecteur bij een fiscaal bestuur. De kandidaten worden onderling gerangschikt op basis van de behaalde punten voor één of meerdere testen die de generieke competenties evalueren.

Indien dit werd bepaald in het vacaturebericht worden alle kandidaten die hebben deelgenomen aan de test of de meerdere testen die de generieke competenties evalueren, door het Directiecomité of het bevoegde beheerscomité uitgenodigd voor een mondeling onderhoud.

Op basis van dit mondeling onderhoud, kan het Directiecomité of het bevoegde beheerscomité, bij gemotiveerde beslissing, afwijken van de in het eerste lid bedoelde rangschikking bij het uitbrengen van zijn voorstel overeenkomstig de artikelen 26 en 26bis van het koninklijk besluit van 7 augustus 1939 betreffende de evaluatie en de loopbaan van het rijkspersoneel.

De kandidaten die niet hebben deelgenomen aan de test of testen die de generieke competenties evalueren, worden door het Directiecomité of het bevoegde beheerscomité als niet geschikt beschouwd voor een bevordering in een expertenfunctie in een fiscale materie, behorend tot de klasse A3 van de cartografie.

Indien na toepassing van deze paragraaf de kandidaten over gelijke verdiensten beschikken, worden zij gerangschikt overeenkomstig paragraaf 4.

De in deze paragraaf bedoelde kandidaten die hebben deelgenomen aan de test of de meerdere testen die de generieke competenties evalueren hebben voorrang op de kandidaten bedoeld in paragraaf 3. § 3. De kandidaten die niet geslaagd zijn voor een in het vacaturebericht vermelde vergelijkende selectie voor overgang naar een functie A2 of de hiermee overeenstemmende proef over de beroepsbekwaamheid bedoeld in artikel 28 of een loopbaanexamen dat toegang verleende tot de betrekkingen van eerstaanwezend inspecteur bij een fiscaal bestuur worden onderworpen aan testen die de technische en generieke competenties evalueren. De kandidaten die geslaagd zijn voor de test of testen die de technische competenties evalueren worden vervolgens toegelaten tot de test of de testen die de generieke competenties evalueren.

De in het eerste lid bedoelde kandidaten die geslaagd zijn voor de test of testen die de technische competenties evalueren worden onderling gerangschikt, op basis van de punten behaald voor de testen die de generieke competenties evalueren.

Indien dit werd bepaald in het vacaturebericht worden alle kandidaten die hebben deelgenomen aan de test of de meerdere testen die de generieke competenties evalueren, door het Directiecomité of het bevoegde beheerscomité uitgenodigd voor een mondeling onderhoud.

Op basis van dit mondeling onderhoud, kan het Directiecomité of het bevoegde beheerscomité, bij gemotiveerde beslissing, afwijken van de in het tweede lid bedoelde rangschikking bij het uitbrengen van zijn voorstel overeenkomstig artikel 26 van het koninklijk besluit van 7 augustus 1939 betreffende de evaluatie en de loopbaan van het rijkspersoneel.

De kandidaten die niet geslaagd zijn voor de test of testen die de technische competenties evalueren of die niet hebben deelgenomen aan de test of testen die de generieke competenties evalueren, worden door het Directiecomité of het bevoegde beheerscomité als niet geschikt beschouwd voor een bevordering in een expertenfunctie in een fiscale materie, behorend tot de klasse A3 van de cartografie.

Indien na toepassing van deze paragraaf, de kandidaten over gelijke verdiensten beschikken, worden zij gerangschikt overeenkomstig paragraaf 4. § 4. Bij gelijke punten, wordt de voorrang als volgt bepaald : 1° de ambtenaar met de grootste klasseanciënniteit;2° bij gelijke klasseanciënniteit, de ambtenaar met de grootste dienstanciënniteit;3° bij gelijke dienstanciënniteit, de oudste ambtenaar. Wanneer overeenkomstig artikel 226 van het koninklijk besluit van 4 augustus 2004 betreffende de loopbaan van niveau A van het Rijkspersoneel, ambtenaren van de klasse A1 en de klasse A2 kandidaat zijn voor een bevordering tot de klasse A3 wordt de klasseanciënniteit van de ambtenaren van de klasse A2 die niet ambtshalve werden benoemd in deze klasse, noch werden aangeworven in deze klasse, voor de toepassing van het eerste lid, verhoogd met de klasseanciënniteit verworven in de klasse A1.

De toepassing van het eerste lid doet geen afbreuk aan de artikelen 53 en 54 van het koninklijk besluit van 2 oktober 1937 houdende het statuut van het rijkspersoneel. § 5. In het vacaturebericht wordt de geldigheidsduur bepaald van de resultaten behaald voor de testen die de technische en generieke competenties evalueren, alsook de termijn gedurende dewelke de kandidaten die niet geslaagd zijn of die hun resultaat wensen te verbeteren niet opnieuw kunnen deelnemen aan deze testen.

Art. 22.§ 1. In afwijking van artikel 20, worden voor de bevorderingen in de klasse A3 waaraan een leidinggevende functie in een fiscale dienst van een algemene fiscale administratie is verbonden, met het oog op het evalueren van de verdiensten van de kandidaten, zoals bedoeld in de artikelen 26 en 26bis van het koninklijk besluit van 7 augustus 1939 betreffende de evaluatie en de loopbaan van het rijkspersoneel, de kandidaten gerangschikt en onderworpen aan een procedure volgens de bepalingen van paragraaf twee. § 2. Onverminderd het derde lid, dienen de kandidaten te slagen voor testen die de technische en generieke competenties evalueren, om door het Directiecomité of bevoegde beheerscomité als geschikt te worden beschouwd voor een bevordering in een leidinggevende functie in een fiscale dienst van een algemene fiscale administratie, behorend tot de klasse A3 van de cartografie.

Alleen de kandidaten die geslaagd zijn voor de test of testen die de technische competenties evalueren of hiervan overeenkomstig het derde lid zijn vrijgesteld, worden toegelaten tot de test of testen die de generieke competenties evalueren.

De kandidaten die geslaagd zijn voor een in het vacaturebericht vermelde vergelijkende selectie voor overgang naar een functie A2 of de hiermee overeenstemmende proef over de beroepsbekwaamheid bedoeld in artikel 28 of een loopbaanexamen dat toegang verleende tot de betrekkingen van eerstaanwezend inspecteur bij een fiscaal bestuur, zijn vrijgesteld van de test of testen die de technische competenties evalueren.

De kandidaten die geslaagd zijn voor de test of testen die de generieke competenties evalueren worden onderling gerangschikt op basis van de punten behaald voor die test of testen.

Indien dit werd bepaald in het vacaturebericht worden alle kandidaten die geslaagd zijn voor de test of testen die de generieke competenties evalueren, door het Directiecomité of het bevoegde beheerscomité uitgenodigd voor een mondeling onderhoud.

Op basis van dit mondeling onderhoud, kan het Directiecomité of het bevoegde beheerscomité, bij gemotiveerde beslissing, afwijken van de in het vierde lid bedoelde rangschikking bij het uitbrengen van zijn voorstel overeenkomstig de artikelen 26 en 26bis van het koninklijk besluit van 7 augustus 1939 betreffende de evaluatie en de loopbaan van het rijkspersoneel.

Indien na toepassing van deze paragraaf, de kandidaten over gelijke verdiensten beschikken, worden zij gerangschikt overeenkomstig artikel 21, § 4. § 3. In het vacaturebericht wordt de geldigheidsduur bepaald van de resultaten behaald voor de testen die de technische en generieke competenties evalueren, alsook de termijn gedurende dewelke de kandidaten die niet geslaagd zijn of die hun resultaat wensen te verbeteren niet opnieuw kunnen deelnemen aan deze testen.

Art. 23.De vacante betrekkingen in de niveaus D, C en B en de klassen A1 en A2 worden bij voorrang toegekend bij wege van mutatie. De bevoegde overheid kan van deze bepaling slechts afwijken bij een gemotiveerde beslissing.

Art. 24.De bepalingen van dit artikel zijn van toepassing op de mutaties in de betrekkingen, die : 1° verbonden zijn aan een graad of klasse, die eveneens bij wege van werving kan worden verleend;2° verbonden zijn aan een van de volgende afgeschafte graden : - adjunct-financieel assistent; - bestuurschef; - adjunct-fiscaal deskundige.

Om te kunnen worden gemuteerd naar een andere entiteit of administratie in een betrekking bedoeld in het eerste lid, dienen de ambtenaren van het niveau B, C of D met vrucht de basiscursus te hebben gevolgd die, in voorkomend geval, wordt vermeld in de functievereisten bepaald overeenkomstig artikel 43.

De ambtenaren die wensen te muteren naar een in het eerste lid bedoelde betrekking in een andere entiteit of administratie mogen deelnemen aan de basiscursussen die ten behoeve van deze entiteit worden georganiseerd.

De ambtenaren dienen aan de stafdienst Personeel en Organisatie mee te delen dat zij zich wensen in te schrijven voor een basiscursus georganiseerd ten behoeve van een andere entiteit.

De ambtenaren kunnen in een periode van vijf jaar, zich slechts eenmaal inschrijven voor een basiscursus verbonden aan hun graad of klasse en die wordt georganiseerd ten behoeve van de andere entiteiten dan deze waarin ze zijn geaffecteerd.

De Voorzitter van het directiecomité of zijn gemachtigde kan afwijkingen op het vijfde lid toestaan.

Art. 25.De Voorzitter van het directiecomité of zijn gemachtigde kan beslissen om, voor een door hem te bepalen termijn van maximaal vier jaar, de mutatieaanvragen niet in te willigen van de ambtenaren die bij hun werving, bevordering, verandering van graad of mutatie zich kandidaat hebben gesteld voor een betrekking in een dienst of een administratieve standplaats waarvoor hun voorafgaandelijk werd meegedeeld dat in geval van toekenning van de betrekking, zij gedurende een periode van maximaal vier jaar hun recht op mutatie niet zullen kunnen uitoefenen.

Art. 26.§ 1. In het belang van de dienst kan de uitvoering van een beslissing tot mutatie van een ambtenaar naar een dienst, worden opgeschort voor een periode van maximaal zes maanden.

De gemotiveerde beslissing van de Voorzitter van het directiecomité of zijn gemachtigde wordt betekend aan de ambtenaar. § 2. Op advies van het Directiecomité kan de Voorzitter van het directiecomité of zijn gemachtigde de in paragraaf 1 bedoelde opschorting tweemaal verlengen met een periode van maximaal zes maanden.

Art. 27.§ 1. De ambtenaren mogen deelnemen aan de loopbaanexamens die worden georganiseerd ten behoeve van een andere entiteit of administratie.

De in het eerste lid bedoelde ambtenaren, die wensen deel te nemen aan loopbaanexamens die worden georganiseerd ten behoeve van een andere entiteit of administratie, dienen met het oog op hun inschrijving voor deze loopbaanexamens, dit mee te delen aan de stafdienst Personeel en Organisatie. § 2. De in paragraaf 1 bedoelde ambtenaren, die wensen deel te nemen aan de loopbaanexamens die worden georganiseerd ten behoeve van een andere entiteit of administratie, mogen de opleidingen volgen die worden georganiseerd ter voorbereiding van deze loopbaanexamens.

Met het oog op hun inschrijving voor de opleidingen dienen de ambtenaren, bedoeld in het eerste lid, mee te delen aan de stafdienst Personeel en Organisatie, dat zij wensen te worden geïnformeerd betreffende de opleidingen die zullen worden georganiseerd ter voorbereiding van het loopbaanexamen waaraan zij wensen deel te nemen.

De ambtenaren kunnen in een periode van vijf jaar zich slechts eenmaal inschrijven voor een opleiding die wordt georganiseerd ten behoeve van de andere entiteiten, dan deze waarin ze geaffecteerd zijn.

De Voorzitter van het directiecomité of zijn gemachtigde kan afwijkingen op het derde lid toestaan, in het bijzonder wat de opleidingen betreft die voorafgaan aan een loopbaanexamen dat toegang verleent tot een graad of klasse en dat niet wordt georganiseerd ten behoeve van de entiteit waarin de ambtenaar geaffecteerd is. HOOFDSTUK 2. - Vergelijkende selectie voor overgang naar een functie A2 van de cartografie en de hiermee overeenstemmende proef over de beroepsbekwaamheid Afdeling 1. - Algemene bepalingen

Art. 28.In de algemene fiscale administraties kan een vergelijkende selectie voor overgang naar een functie van de cartografie behorend tot de klasse A2 worden georganiseerd, alsook een hiermee overeenstemmende proef over de beroepsbekwaamheid. Afdeling 2. - De vergelijkende selectie voor overgang naar

een functie A2 van de cartografie in de algemene fiscale administraties

Art. 29.In afwijking van artikel 30 van het koninklijk besluit van 7 augustus 1939 betreffende de evaluatie en de loopbaan van het rijkspersoneel, zijn de vergelijkende selectie voor overgang naar een functie A2 in de algemene fiscale administraties en de hieraan voorafgaande proeven uitsluitend voorbehouden aan de rijksambtenaren van het niveau B. Om aan de vergelijkende selectie voor overgang en de hieraan voorafgaande proeven deel te nemen moet de rijksambtenaar zich in een administratieve stand bevinden waarin hij zijn aanspraken op bevordering kan laten gelden, en bij zijn laatste evaluatie de vermelding « uitstekend » of « voldoet aan de verwachtingen » hebben gekregen en behouden.

Art. 30.§ 1. De vergelijkende selectie voor overgang wordt voorafgegaan door proeven die in twee reeksen zijn ingedeeld. § 2. Op de eerste reeks zijn van toepassing de bepalingen van artikel 31, § 3, van het koninklijk besluit van 7 augustus 1939 betreffende de evaluatie en de loopbaan van het rijkspersoneel. § 3. De tweede reeks omvat vier proeven die een evaluatie van de verwerving van kennis beogen en bestaan in het volgen en slagen voor cursussen georganiseerd door de Federale Overheidsdienst Financiën. De bepalingen van artikel 31, § 4, vierde lid, van het koninklijk besluit van 7 augustus 1939 betreffende de evaluatie en de loopbaan van het rijkspersoneel, zijn van toepassing op deze proeven.

In afwijking van artikel 31, § 4, derde lid, van bovenvermeld koninklijk besluit van 7 augustus 1939, wordt de inhoud van de proeven vastgesteld door de directeur van de Stafdienst Personeel en Organisatie of zijn gemachtigde.

Twee van de proeven behoren tot het vakgebied economie, recht of overheidsfinanciën.

De andere twee proeven hebben betrekking, hetzij op de in het derde lid genoemde vakgebieden, hetzij andere vakgebieden, die verband houden met de opdrachten van de algemene fiscale administraties, zoals bepaald in de artikelen 2 tot 6 van het koninklijk besluit van 3 december 2009 houdende regeling van de operationele diensten van de Federale Overheidsdienst Financiën.

Voor elke proef van deze reeks is het slagen onbeperkt in de tijd geldig.

In afwijking van artikel 31, § 4, vijfde lid, van bovenvermeld koninklijk besluit van 7 augustus 1939, worden de kandidaten die houder zijn van een master of van een ander diploma dat toegang verleent tot het niveau A, die is uitgereikt door een universiteit of hogeschool niet beschouwd als geslaagden van de proeven van de tweede reeks. § 4. De vergelijkende selectie voor een functie A2 van de cartografie in de algemene fiscale administraties wordt georganiseerd overeenkomstig artikel 31, § 5, van bovenvermeld koninklijk besluit van 7 augustus 1939.

Art. 31.De geslaagden, onder voorbehoud dat ze de vermelding « uitstekend » of « voldoet aan de verwachtingen » hebben behouden of teruggekregen, worden in de dienst geroepen in de openstaande betrekkingen, volgens de volgorde van hun rangschikking.

In afwijking van artikel 31bis, tweede lid, van het koninklijk besluit van 7 augustus 1939 betreffende de evaluatie en de loopbaan van het rijkspersoneel, kunnen de laureaten van een vergelijkende selectie voor overgang naar een functie A2 in een algemene fiscale administratie bedoeld in artikel 28, op basis van het slagen van deze selectie niet ingaan op een aanbod van een andere dienst bedoeld in artikel 1 van de wet van 22 juli 1993 houdende bepaalde maatregelen inzake ambtenarenzaken.

Art. 32.De in dienst geroepen geslaagden volgen een aanpassingsperiode overeenkomstig de artikelen 31ter tot 31quinquies van het koninklijk besluit van 7 augustus 1939 betreffende de evaluatie en de loopbaan van het rijkspersoneel. Afdeling 3. - De proef over de beroepsbekwaamheid die in de algemene

fiscale administraties toegang geeft tot een functie A2 van de cartografie

Art. 33.In afwijking van het artikel 26 van het koninklijk besluit van 7 augustus 1939 betreffende de evaluatie en de loopbaan van het rijkspersoneel, kunnen in de algemene fiscale administraties ambtenaren van het niveau A bevorderd worden in de klasse A2 op grond van het slagen voor een proef over de beroepsbekwaamheid die toegang geeft tot een functie A2 van de cartografie.

De proef over de beroepsbekwaamheid staat open voor de rijksambtenaren van het niveau A.

Art. 34.Om aan de proef over de beroepsbekwaamheid en de hieraan voorafgaande twee proeven deel te nemen moet de rijksambtenaar zich in een administratieve stand bevinden waarin hij zijn aanspraken op bevordering kan laten gelden, en bij zijn laatste evaluatie de vermelding « uitstekend » of « voldoet aan de verwachtingen » hebben gekregen en behouden.

Art. 35.§ 1. De proef over de beroepsbekwaamheid wordt voorafgegaan door twee proeven.

De twee proeven hebben betrekking op vakgebieden die verband houden met de opdrachten van de algemene fiscale administraties, zoals bepaald in de artikelen 2 tot 6 van het koninklijk besluit van 3 december 2009 houdende regeling van de operationele diensten van de Federale Overheidsdienst Financiën. Deze proeven zijn identiek aan de proeven bedoeld in artikel 30, § 3, 4e lid.

Voor elk van deze proeven is het slagen onbeperkt in de tijd geldig. § 2. De proef over de beroepsbekwaamheid die in de algemene fiscale administraties toegang geeft tot een functie A2 van de cartografie wordt georganiseerd door SELOR. SELOR kan ze geheel of gedeeltelijk toevertrouwen aan de Federale Overheidsdienst Financiën. Ze is alleen toegankelijk voor de geslaagden van de twee proeven, bedoeld in paragraaf 1, tweede lid.

De proef over de beroepsbekwaamheid kan meerdere proeven omvatten, waarvan de eerste een uitsluitingsproef kan zijn.

De proef over de beroepsbekwaamheid wordt afgesloten met een rangschikking van kandidaten die geschikt zijn bevonden om de functie uit te oefenen.

De resultaten van de proef over de beroepsbekwaamheid zijn twee jaar geldig. Die termijn kan een keer worden verlengd met maximum twee jaar, door de Voorzitter van het directiecomité of de directeur van de stafdienst Personeel en Organisatie. § 3. De geslaagden, onder voorbehoud dat ze de vermelding « uitstekend » of « voldoet aan de verwachtingen » hebben behouden of teruggekregen, worden bevorderd in de openstaande betrekkingen, volgens de volgorde van hun rangschikking.

De geslaagden van de proef over de beroepsbekwaamheid dienen geen aanpassingsperiode te volgen. Afdeling 4. - Gemeenschappelijke bepalingen betreffende de

vergelijkende selectie voor overgang naar een functie A2 van de cartografie in de algemene fiscale administraties en de hiermee overeenstemmende proef over de beroepsbekwaamheid

Art. 36.In afwijking van artikel 31, § 5, derde lid, van het koninklijk besluit van 7 augustus 1939 betreffende de evaluatie en de loopbaan van het rijkspersoneel, maken de vergelijkende selectie voor overgang naar een functie A2 van de cartografie in de algemene fiscale administraties en de hiermee overeenstemmende proef over de beroepsbekwaamheid het voorwerp uit van één en dezelfde organisatie.

In afwijking van artikel 31, § 5, derde lid, van het bovenvermeld koninklijk besluit van 7 augustus 1939, wanneer de geslaagden van de vergelijkende selectie voor overgang en/of de proef over de beroepsbekwaamheid ex aequo werden gerangschikt worden zij, met het oog op hun bevordering, subsidiair als volgt gerangschikt : 1° de ambtenaar met de grootste gecumuleerde anciënniteit in de klasse A1 en/of in de graden die toegang verlenen tot de vergelijkende selectie voor overgang naar een functie A2 in de algemene fiscale administraties;2° bij gelijke rangschikking overeenkomstig 1°, de ambtenaar met de grootste dienstanciënniteit;3° bij gelijk rangschikking overeenkomstig 2°, de oudste ambtenaar.

Art. 37.Een vrijstelling van één of meerdere proeven van de tweede reeks van proeven die de vergelijkende selectie voor overgang naar een functie A2 van de cartografie in de algemene fiscale administraties voorafgaan, alsook een vrijstelling van één of twee proeven die de overeenstemmende proef over de beroepsbekwaamheid voorafgaan, wordt ambtshalve verleend aan de rijksambtenaren die geslaagd zijn voor de technische proeven bedoeld in artikel 16quater van het koninklijk besluit van 29 oktober 1971 tot vaststelling van het organiek reglement van de Federale Overheidsdienst Financiën, en van de bijzondere bepalingen die er voorzien in de uitvoering van het statuut van het Rijkspersoneel, zoals dit artikel van toepassing was voor zijn opheffing.

De vrijstelling wordt bepaald door de afgevaardigd bestuurder van SELOR, na advies van de Voorzitter van het directiecomité of de directeur van de stafdienst Personeel en Organisatie.

De technische proeven zoals bedoeld in hetzelfde artikel 16quater behelzen ook de vakken die hiermee gelijkwaardig werden verklaard bij ministerieel besluit van 10 december 1997 tot vaststelling van de gelijkwaardigheid tussen enerzijds de vakken van de verschillende gedeelten van loopbaanexamens die toegang gaven tot een graad van rang 11 georganiseerd in de periode van 1 januari 1985 tot 1 juli 1997 en anderzijds de vakken van de technische proeven van de laatste tijdens de voormelde periode georganiseerde loopbaanexamens die toegang gaven tot een graad van rang 11. Afdeling 5. - Gemeenschappelijke bepalingen betreffende de

vergelijkende selectie voor overgang naar het niveau A en de proef over de beroepsbekwaamheid die in de algemene fiscale administraties toegang geeft tot een functie A2 van de cartografie

Art. 38.In afwijking van artikel 23 van het koninklijk besluit van 7 augustus 1939 betreffende de evaluatie en de loopbaan van het rijkspersoneel, is het met redenen omkleed advies van het Directiecomité niet vereist voor de bevordering tot de klasse A1 of de klasse A2 wanneer deze plaats heeft op grond van een vergelijkende selectie voor overgang of een proef over de beroepsbekwaamheid, die in de algemene fiscale administraties toegang geeft tot een functie A2 van de cartografie.

Het voorstel tot bevordering wordt gedaan door de Voorzitter van het directiecomité of zijn gemachtigde.

Het in het tweede lid bedoelde voorstel wordt schriftelijk betekend aan alle kandidaten die hun kandidatuur geldig hebben ingediend.

De ambtenaar die zich benadeeld acht kan binnen de tien werkdagen na de betekening een klacht indienen bij de overheid die het voorstel uitbracht. De ambtenaar dient zijn klacht in bij een ter post aangetekend schrijven. Onder werkdag dient te worden verstaan alle dagen met uitzondering van zaterdagen, zondagen en feestdagen.

Indien, ingevolge het onderzoek van de klacht door de overheid die het voorstel uitbracht, het voorstel niet wordt gewijzigd wordt deze beslissing enkel meegedeeld aan de kandidaat die de klacht heeft ingediend.

Indien integendeel een nieuw voorstel wordt uitgebracht, wordt dit volgens de in het derde lid bedoelde procedure, betekend aan alle kandidaten die geldig hun kandidatuur hebben ingediend.

Indien een ambtenaar zich opnieuw benadeeld acht, kan hij een schriftelijke klacht indienen volgens de in het vierde lid bedoelde procedure. HOOFDSTUK 3. - Bijzondere bepalingen betreffende de loopbaan in de Sector Hypotheken van de Algemene Administratie van de Patrimoniumdocumentatie

Art. 39.Tot een door de Administrateur-generaal van de Patrimoniumdocumentatie te bepalen datum, kunnen de statutaire betrekkingen behorend tot de Sector Hypotheken niet worden toegekend : - bij wege van werving; - in uitvoering van het koninklijk besluit van 15 januari 2007 betreffende de mobiliteit van de statutaire ambtenaren in het federaal administratief openbaar ambt; - bij wege van mutatie.

Art. 40.Alleen de ambtenaren die benoemd zijn in de Sector Hypotheken, kunnen deelnemen aan de loopbaanexamens die voor de behoeften van deze sector worden georganiseerd. HOOFDSTUK 4. - Bijzondere bepalingen met betrekking tot de Algemene Administratie van de Thesaurie

Art. 41.De Algemene Administratie van de Thesaurie kan personeel ter beschikking stellen van de Koninklijke Munt van België zoals bepaald in artikel 27bis van het koninklijk besluit van 5 augustus 1992 houdende organiek reglement van de Koninklijke Munt van België.

Deze personeelsleden behouden hun rechten op bevordering en verandering van graad en, bij hun terugkeer in de Algemene Administratie van de Thesaurie, het recht op een betrekking die overeenstemt met hun graad of hun klasse en titel. HOOFDSTUK 5. - Rangschikking van de kandidaten voor bevordering of mutatie in een bijzondere graad

Art. 42.De wijzen waarop de betrekkingen die verbonden zijn aan een bijzondere graad kunnen worden toegekend, de vereiste toekenningsvoorwaarden, de rangschikking van de kandidaten, de loopbaanexamens en de deelnemingsvoorwaarden hiervoor worden vastgesteld door dit besluit en zijn bijlage.

Art. 43.De vereisten van de functie, in de zin van artikel 49, § 2, 1e lid, van het Statuut van het rijkspersoneel, worden voor de functies behorend tot de niveaus B, C en D bepaald door de Voorzitter van het directiecomité.

Art. 44.Met uitzondering van wat betreft de mutaties, worden de kandidaten voor een betrekking waaraan een bijzondere graad is verbonden, gerangschikt in de volgende orde van voorrang : 1° de ambtenaar die behoort tot de groep van kandidaten met het kleinste volgnummer dat voorkomt in kolom 1 van de bijlage;2° bij gelijke of bij gebrek aan rangschikking overeenkomstig 1°, de best gerangschikte ambtenaar overeenkomstig de andere bepalingen opgenomen in de kolommen 1 en 2 van de bijlage. HOOFDSTUK 6. - Bijzondere bepalingen betreffende de benoemingen

Art. 45.§ 1. De Minister of zijn gemachtigde verklaart de betrekkingen van niveau A vacant.

De betrekkingen behorend tot het niveau B, C of D worden vacant verklaard door de Voorzitter van het directiecomité of zijn gemachtigde. § 2. De in paragraaf 1 bedoelde overheid stelt de datum of data vast waarop de benoemingsvoorwaarden voor de vacant verklaarde betrekkingen moeten vervuld zijn.

Art. 46.Wanneer het bestuur van de Medische Expertise vaststelt dat een ambtenaar niet meer in staat is zijn functie volledig, geregeld en onafgebroken uit te oefenen en ze later terug te hervatten, kan de in artikel 45, § 1, bedoelde overheid zijn betrekking vacant verklaren.

Art. 47.De procedures van incompetitiestelling kunnen met het oog op bevorderingen, veranderingen van graad en mutaties tot nog niet vacante betrekkingen worden uitgebreid, de benoemingen en de mutaties in die betrekkingen mogen geen uitwerking hebben vooraleer zij werkelijk vacant zijn. HOOFDSTUK 7. - Hogere functies

Art. 48.In afwijking van artikel 3, § 2, vierde lid, van het koninklijk besluit van 8 augustus 1983 betreffende de uitoefening van een hoger ambt in de rijksbesturen kunnen ambtenaren van de klasse A1 worden aangewezen voor de uitoefening van een hoger ambt in de klasse A3, mits het akkoord van de Inspecteur van Financiën, bij gebrek aan kandidaten die de statutaire voorwaarden vervullen om te worden benoemd in deze klasse. HOOFDSTUK 8. - Diverse bepalingen

Art. 49.De administratieve standplaats van de ambtenaren wordt bepaald door de Voorzitter van het directiecomité of zijn gemachtigde.

Art. 50.In afwijking van artikel 49 van het koninklijk besluit van 2 oktober 1937 houdende het statuut van het Rijkspersoneel, kan de Voorzitter van het directiecomité een ambtenaar ambtshalve muteren naar een dienst gevestigd in een andere administratieve standplaats in de volgende gevallen : 1° wanneer de dienst waarvoor de ambtenaar werd aangewezen verhuist naar een andere administratieve standplaats;2° wanneer de dienst waarvoor de ambtenaar werd aangewezen wordt afgeschaft en een of meerdere diensten gevestigd in een andere administratieve standplaats de materiële en territoriale bevoegdheden geheel of gedeeltelijk overneemt;3° wanneer een of meerdere diensten gevestigd in een andere administratieve standplaats gedeeltelijk de materiële en/of territoriale bevoegdheden overnemen van de dienst waarvoor de ambtenaar werd aangewezen;4° wanneer de werklast van de dienst vermindert in verhouding tot het aantal personeelsleden.

Art. 51.Onverminderd artikel 70bis van het koninklijk besluit van 2 oktober 1937 houdende het statuut van het Rijkspersoneel en artikel 35, § 2, van onderhavig besluit, kan de afgevaardigde bestuurder van SELOR - Selectiebureau van de Federale Overheid, onder zijn toezicht, geheel of gedeeltelijk de organisatie van de proeven over de beroepsbekwaamheid opdragen aan de Federale Overheidsdienst Financiën.

Art. 52.§ 1. De Minister kan, onder de voorwaarden en binnen de perken die hij bepaalt, aan de houders van een managementfunctie of een staffunctie en de ambtenaren belast met de algemene leiding van een dienst bedoeld in artikel 12 of 13, een gedeelte van de hem verleende bevoegdheden delegeren. § 2. De houders van een managementfunctie of een staffunctie en de ambtenaren belast met de algemene leiding van een dienst bedoeld in artikel 12 of 13 kunnen een gedeelte van de hun verleende bevoegdheden delegeren of subdelegeren.

TITEL 4. - Overgangsbepalingen

Art. 53.De rijksambtenaren en de stagiairs die worden geïntegreerd in een van de hierna vermelde operationele diensten of diensten andere dan operationele, worden er op datum van hun integratie in dezelfde statutaire hoedanigheid ambtshalve benoemd : 1° de Algemene Administratie van de Fiscaliteit;2° de Algemene Administratie van de Douane en Accijnzen;3° de Algemene Administratie van de Inning en de Invordering;4° de Algemene Administratie van de Bijzondere Belastinginspectie;5° de Algemene Administratie van de Patrimoniumdocumentatie;6° de Algemene Administratie van de Thesaurie;7° de Stafdienst voor Beleidsexpertise en -ondersteuning;8° de Stafdienst Personeel en Organisatie;9° de Stafdienst Begroting en Beheerscontrole;10° de Stafdienst Informatie- en Communicatietechnologie;11° de Stafdienst Logistiek;12° de « Dienst van de Voorzitter van het directiecomité »;13° de Centrale rechtskundige dienst;14° de Dienst « Multikanaal dienstverlening »;15° de Dienst voor duurzame ontwikkeling;16° de Dienst voor Informatieveiligheid en Bescherming van de Persoonlijke Levenssfeer;17° de Dienst voor het Toezicht;18° de Interne Dienst voor Preventie en Bescherming op het Werk. De ambtshalve benoemingen, bedoeld in het eerste lid hebben geen weerslag op de wedde van de ambtenaren, zoals deze wordt gedefinieerd in artikel 36 van het koninklijk besluit van 3 maart 2005 houdende de bijzondere bepalingen met betrekking tot de bezoldigingsregeling van het personeel van de Federale Overheidsdienst Financiën en van de Pensioendienst voor de overheidssector.

Art. 54.De procedures houdende bevordering, verandering van graad, mutatie en werving die, op de datum van inwerkingtreding van dit artikel, lopende zijn in een dienst die niet vanuit de voorlopige cel werd overgedragen naar een entiteit, worden voortgezet in de voorlopige cel en verder geregeld door de bepalingen zoals die van kracht waren voor die datum.

De ambtenaren worden op grond van hun nieuwe betrekking en rekening houdende met de dienst waarvoor de in het eerste lid bedoelde procedures werden opgestart, geïntegreerd in de operationele diensten of in de andere diensten dan operationele, overeenkomstig een van de volgende besluiten : 1° het koninklijk besluit van 19 juli 2013 betreffende de tewerkstelling van personeelsleden en de integratie in de Federale Overheidsdienst Financiën van : - de buitendiensten van de fiscale administraties van het Ministerie van Financiën; - de diensten van de Administratie der thesaurie van het Ministerie van Financiën; 2° het koninklijk besluit van 19 juli 2013 betreffende de tewerkstelling van de personeelsleden in de diensten andere dan operationele diensten van de Federale Overheidsdienst Financiën. De in het tweede lid bedoelde ambtenaren worden overeenkomstig artikel 53 ambtshalve benoemd.

De ambtshalve benoemingen hebben geen weerslag op de wedde van de ambtenaren, zoals deze wordt gedefinieerd in artikel 36 van het koninklijk besluit van 3 maart 2005 houdende de bijzondere bepalingen met betrekking tot de bezoldigingsregeling van het personeel van de Federale Overheidsdienst Financiën en van de Pensioendienst voor de overheidssector.

Art. 55.De procedures houdende bevordering, verandering van graad, mutatie en werving die, op de datum van inwerkingtreding van dit artikel, lopende zijn in een dienst die werd overgedragen naar een entiteit, worden voortgezet in die dienst en verder geregeld door de bepalingen zoals die van kracht waren voor die datum.

Art. 56.De organisatie van de loopbaanexamens die werd aangekondigd voor de opheffing van het koninklijk besluit van 29 oktober 1971 tot vaststelling van het organiek reglement van de Federale Overheidsdienst Financiën, en van de bijzondere bepalingen die er voorzien in de uitvoering van het statuut van het Rijkspersoneel, wordt voortgezet en verder geregeld door de bepalingen zoals die van kracht waren voor deze opheffing.

Art. 57.De loopbaanexamens die overeenkomstig artikel 56 worden georganiseerd ten behoeve van een administratie of sector, bedoeld in artikel 1 van het koninklijk besluit van 29 oktober 1971 tot vaststelling van het organiek reglement van de Federale Overheidsdienst Financiën, en van de bijzondere bepalingen die er voorzien in de uitvoering van het statuut van het Rijkspersoneel, zoals dit artikel van toepassing was voor zijn opheffing, worden geacht te zijn georganiseerd ten behoeve van de operationele dienst of operationele diensten waaraan de materiële bevoegdheden werden overgedragen van de administratie of sector waarvoor de loopbaanexamens worden georganiseerd.

De loopbaanexamens die overeenkomstig artikel 56 worden georganiseerd ten behoeve van de Algemene Diensten van het Algemeen Secretariaat bedoeld in het koninklijk besluit van 29 oktober 1971 tot vaststelling van het organiek reglement van de Federale Overheidsdienst Financiën, en van de bijzondere bepalingen die er voorzien in de uitvoering van het statuut van het Rijkspersoneel, zoals dit besluit van toepassing was voor zijn opheffing, worden geacht te zijn georganiseerd voor elk van de stafdiensten bedoeld in artikel 10, 2° tot 5°.

TITEL 5. - Opheffings- en slotbepalingen

Art. 58.Het koninklijk besluit van 29 oktober 1971 tot vaststelling van het organiek reglement van de Federale Overheidsdienst Financiën, en van de bijzondere bepalingen die er voorzien in de uitvoering van het statuut van het Rijkspersoneel wordt opgeheven.

Art. 59.Het koninklijk besluit van 12 augustus 2003 tot oprichting van personeelscomités bij de Federale Overheidsdienst Financiën wordt opgeheven.

Art. 60.Het koninklijk besluit van 4 maart 2008 houdende oprichting van de diensten voor risicobeheer bij de Federale Overheidsdienst Financiën wordt opgeheven.

Art. 61.Het koninklijk besluit van 3 december 2009 houdende regeling van de diensten andere dan operationele diensten van de Federale Overheidsdienst Financiën wordt opgeheven.

Art. 62.Dit besluit treedt in werking op de eerste dag van de maand na die waarin het is bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad, met uitzondering van de artikelen 5 tot 8 die in werking treden voor elk van de administraties op de datum bepaald door de minister bevoegd voor de Financiën.

Art. 63.De Eerste Minister en de minister bevoegd voor de Financiën zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 19 juli 2013.

ALBERT Van Koningswege : De Eerste Minister, E. DI RUPO De Minister van Financiën, K. GEENS De Staatssecretaris voor de Bestrijding van de sociale en de fiscale fraude, J. CROMBEZ

Bijlage bij het koninklijk besluit van 19 juli 2013 tot vaststelling van het organiek reglement van de Federale Overheidsdienst Financiën en van de bijzondere bepalingen die van toepassing zijn op het statutair personeel

Bijzondere graden

Kolom 1 (zie artikel 53)

Kolom 2 (zie artikel 53)

Wijzen en orde van benoemingen Voorwaarden inzake graad, anciënniteit, selecties en proeven over de beroepsbekwaamheid

Bijzondere bepalingen

Niveau B


Fiscaal deskundige 1. Verandering van graad : financieel en administratief deskundige (afgeschafte graad), laureaat van een selectie voor verhoging tot de graad van landmeter-expert van financiën of eerstaanwezend verificateur georganiseerd voor de behoeften van een algemene administratie bedoeld in artikel 3, 1° tot 5°. 2.a) Verandering van graad : financieel deskundige of adjunct-fiscaal deskundige (afgeschafte graad), laureaat van een proef over de beroepsbekwaamheid of selectie voor overgang die toegang verleent tot de graad van fiscaal deskundige.

Bij de Algemene Administratie van de Douane en Accijnzen is de deelname aan de proef voorbehouden aan de kandidaten die de verificatiecursussen hebben gevolgd, die te hunner intentie worden ingericht door de algemene administratie. 2.b) Overgang naar het hogere niveau : financieel assistent, adjunct-financieel assistent (afgeschafte graad) of bestuurschef (afgeschafte graad), laureaat van de selectie voor overgang naar de graad van fiscaal deskundige.

Bij de Algemene Administratie van de Douane en Accijnzen is de deelname aan de selectie voorbehouden aan de kandidaten die de verificatiecursussen hebben gevolgd, die te hunner intentie worden ingericht door de algemene administratie. 3. Mobiliteit : overeenkomstig het koninklijk besluit van 15 januari 2007 betreffende de mobiliteit van de statutaire ambtenaren in het federaal administratief openbaar ambt. Om te kunnen worden benoemd, dient de kandidaat voor een mobiliteit geslaagd te zijn voor de proef over de beroepsbekwaamheid georganiseerd ten behoeve van de entiteit waar de betrekking te begeven is.

A. Op de in kolom 1, sub 1, bedoelde verandering van graad zijn de bepalingen betreffende de mutaties van toepassing.

B. De proef over de beroepsbekwaamheid stemt overeen met het bijzondere gedeelte of de meerdere bijzondere gedeelten van de vergelijkende selectie voor overgang naar de graad van fiscaal deskundige.

C. Om te slagen moeten de kandidaten ten minste 60 % van de punten behalen voor het bijzondere gedeelte en zo dit uit meerdere delen bestaat, dient bijkomend op elk deel 50 % van de punten te worden behaald.

D. Het bijzondere gedeelte of de meerdere bijzondere gedeelten van de vergelijkende selectie voor overgang naar de graad van fiscaal deskundige en de proef over de beroepsbekwaamheid maken het voorwerp uit van één en dezelfde organisatie.

E. De rangschikking van de kandidaten bedoeld in kolom 1, sub 2, a en b, gebeurt als volgt : 1° de laureaat van een selectie of proef over de beroepsbekwaamheid, waarvan het proces-verbaal op de verst afgelegen datum werd afgesloten;2° onder laureaten van een selectie of proef over de beroepsbekwaamheid die werd afgesloten op dezelfde datum, de laureaat die de meeste punten behaalde voor het bijzondere gedeelte of de bijzondere gedeelten;3° onder laureaten die hetzelfde aantal punten behaalden : a) de ambtenaar met de grootste gecumuleerde anciënniteit in de niveaus B, 2+, C en 2;b) bij gelijkheid tussen de ambtenaren bedoeld in a), de kandidaat met de grootste dienstanciënniteit;c) bij gelijke dienstanciënniteit, de oudste ambtenaar. F. Bij de Algemene Administratie van de Douane en Accijnzen mag de proef over de beroepsbekwaamheid of de selectie voor overgang onder meer een proef over natuurkunde en scheikunde omvatten.

G. De laureaten van de proef over de beroepsbekwaamheid of de vergelijkende selectie voor overgang die toegang verleent tot de graad van fiscaal deskundige behouden onbeperkt het voordeel van hun uitslag.

Niveau C


Financieel assistent 1.a) Verandering van graad : administratief assistent of adjunct-financieel assistent (afgeschafte graad), laureaat van de proef over de beroepsbekwaamheid die toegang verleent tot de graad van financieel assistent. 1.b) Overgang naar het hogere niveau : financieel medewerker laureaat van de vergelijkende selectie voor overgang naar de graad van financieel assistent. 2. Mobiliteit : overeenkomstig het koninklijk besluit van 15 januari 2007 betreffende de mobiliteit van de statutaire ambtenaren in het federaal administratief openbaar ambt. Om te kunnen worden benoemd, dient de kandidaat voor een mobiliteit geslaagd te zijn voor de proef over de beroepsbekwaamheid georganiseerd ten behoeve van de entiteit waar de betrekking te begeven is.

A. De vergelijkende selectie voor overgang naar de graad van financieel assistent bestaat slechts uit één proef, bestaande uit één of meer delen met betrekking tot de specifieke competenties vereist voor de functie.

B. De proef over de beroepsbekwaamheid toetst de specifieke competenties vereist voor de functie.

C. De vergelijkende selectie voor overgang naar de graad van financieel assistent en de proef over de beroepsbekwaamheid maken het voorwerp uit van één en dezelfde organisatie.

Om te slagen moeten de kandidaten ten minste 60 % van de punten behalen voor de volledige vergelijkende selectie of de proef over de beroepsbekwaamheid en zo zij uit meerdere gedeelten bestaat, dient bijkomend op elk deel minstens 50 % van de punten te worden behaald.

D. De rangschikking van de kandidaten bedoeld in kolom 1, sub 1, a en 1, b, gebeurt als volgt : 1° de laureaat van de vergelijkende selectie voor overgang die toegang verleent tot de graad van financieel assistent of de proef over de beroepsbekwaamheid, waarvan het proces-verbaal op de verst afgelegen datum werd afgesloten;2° onder laureaten van een vergelijkende selectie of proef over de beroepsbekwaamheid die werd afgesloten op dezelfde datum, de laureaat die de meeste punten behaalde voor het geheel van de verschillende delen; 3° onder laureaten die hetzelfde aantal punten behaalden : a) de ambtenaar met de grootste gecumuleerde niveauanciënniteit in de niveaus C, 2, D en 3;b) bij gelijkheid tussen de ambtenaren bedoeld in a), de ambtenaar met de grootste dienstanciënniteit;c) bij gelijke dienstanciënniteit, de oudste ambtenaar. E. Bij wege van overgangsbepaling wordt de administratief assistent of adjunct-financieel assistent (afgeschafte graad) laureaat van een examen voor bevordering tot een graad van rang 34 of examen voor verhoging tot de weddeschaal 30S2 of voor verhoging tot de graad van sectiechef bij financiën geacht geslaagd te zijn voor de proef over de beroepsbekwaamheid die toegang verleent tot de graad van financieel assistent.

Voor de toepassing van het vorige lid wordt geen rekening gehouden met de examens voor verhoging in de graden van hoofdoperateur-mechanorgraaf 1e klasse of hoofdoperateur-mechanograaf 2e klasse.

Om te kunnen worden benoemd tot financieel assistent dient hij een vacante betrekking te solliciteren, hij kan zijn rechten op verandering van graad ten vroegst doen gelden bij de benoemingsprocedure waaraan de laureaten deelnemen van de eerste selectie voor overgang naar de graad van financieel assistent of de eerste proef over de beroepsbekwaamheid die toegang verleent tot deze graad en georganiseerd werd voor de behoeften van de entiteit waar de betrekking te begeven is.

Voor hun rangschikking overeenkomstig sub D worden de datum en de punten in aanmerking genomen van het examen waarop zij zich kunnen beroepen.

F. De laureaten van de proef over de beroepsbekwaamheid of de vergelijkende selectie voor overgang die toegang verleent tot de graad van financieel assistent behouden onbeperkt het voordeel van hun uitslag.

Niveau D

Financieel medewerker 1. Verandering van graad : administratief medewerker laureaat van de proef over de beroepsbekwaamheid die toegang verleent tot de graad van financieel medewerker.2. Mobiliteit : overeenkomstig het koninklijk besluit van 15 januari 2007 betreffende de mobiliteit van de statutaire ambtenaren in het federaal administratief openbaar ambt. Om te kunnen worden benoemd, dient de kandidaat voor een mobiliteit geslaagd te zijn voor de proef over de beroepsbekwaamheid georganiseerd ten behoeve van de entiteit waar de betrekking te begeven is.

A. De proef over de beroepsbekwaamheid toetst de specifieke competenties vereist voor de functie.

B. Om te slagen moeten de kandidaten ten minste 60 % van de punten behalen.

C. De rangschikking van de kandidaten bedoeld in kolom 1, sub 1, gebeurt als volgt : 1° de laureaat van de proef over de beroepsbekwaamheid die toegang verleent tot de graad van financieel medewerker waarvan het proces-verbaal op de verst afgelegen datum werd afgesloten; 2° onder laureaten van een proef over de beroepsbekwaamheid die werd afgesloten op dezelfde datum, de laureaat die de meeste punten behaalde;3° onder laureaten die hetzelfde aantal punten behaalden, de ambtenaar met de grootste graadanciënniteit;4° bij gelijke graadanciënniteit, de ambtenaar met de grootste dienstanciënniteit; 5° bij gelijke dienstanciënniteit, de oudste ambtenaar. D. De laureaten van de proef over de beroepsbekwaamheid die toegang verleent tot de graad van financieel medewerker behouden onbeperkt het voordeel van hun uitslag.

Gezien om te worden gevoegd bij Ons besluit van 19 juli 2013 tot vaststelling van het organiek reglement van de Federale Overheidsdienst Financiën en van de bijzondere bepalingen die van toepassing zijn op het statutair personeel.

ALBERT Van Koningswege : De Eerste Minister, E. DI RUPO De Minister van Financiën, K. GEENS De Staatssecretaris voor de Bestrijding van de sociale en de fiscale fraude, J. CROMBEZ

^