gepubliceerd op 22 augustus 2003
Koninklijk besluit tot oprichting van personeelscomités bij de Federale Overheidsdienst Financiën
12 AUGUSTUS 2003. - Koninklijk besluit tot oprichting van personeelscomités bij de Federale Overheidsdienst Financiën
VERSLAG AAN DE KONING Sire, Het ontwerp van besluit dat U wordt voorgelegd, beoogt de oprichting mogelijk te maken van personeelscomités belast met de toepassing van de statutaire bepalingen bij de Federale Overheidsdienst Financiën.
Bij ministerieel besluit van 18 december 2002 werd immers, met uitsluiting van het personeel van de Administratie der pensioenen en de Administratie van de begroting en de controle op de uitgaven, op 1 januari 2003 het personeel van het Ministerie van Financiën overgedragen naar de voorlopige cel opgericht bij de Federale Overheidsdienst Financiën.
Hieruit volgt dat vanaf 1 januari 2003 het Directiecomité de bevoegdheden overnam van de Directieraad met betrekking tot ongeveer 30 000 personeelsleden.
Derhalve past het een deconcentratie mogelijk te maken van de bevoegdheden van het Directiecomité inzake de toepassing van de statutaire bepalingen.
Het gebrek aan een dergelijke reglementering dreigt immers de werking van het Directiecomité te verlammen. Deze verlamming zal, op korte termijn, een vertraging in de behandeling van de dossiers tot gevolg hebben en bijgevolg een weerslag, inclusief een financiële, op zowel de loopbaan van de personeelsleden (benoemingen, hogere functies...) als op de goede werking van de dienst die onvermijdelijk zal worden aangetast.
Dit besluit verschaft het Directiecomité de mogelijkheid personeelscomités op te richten in functie van de noden en de omvang van de nieuwe diensten en hen een deel van zijn bevoegdheden te delegeren.
Het Directiecomité dat de bevoegdheid heeft de personeelscomités op te richten, kan er natuurlijk ook de bevoegdheden en de samenstelling van bepalen.
Voor de vaststelling van het bevoegdheidsdomein zal het Directiecomité rekening kunnen houden met het geheel van entiteiten en/of diensten voor dewelke het een personeelscomité opricht. Aldus kunnen volgende comités worden opgericht : - het Personeelscomité van de entiteit « Belastingen en Invordering »; - het Personeelscomité van de entiteit « Patrimoniumdocumentatie »; - het Personeelscomité van de entiteit « Thesaurie ».
Bij de samenstelling van de personeelscomités zal dezelfde filosofie moeten worden gehanteerd als bij de samenstelling van het Directiecomité. Elk personeelscomité moet aldus samengesteld zijn uit de houder van de managementfunctie -1 bevoegd voor de administraties en/of diensten waarvoor het desbetreffende comité wordt opgericht, die voorzit, de houder(s) van de managementfuncties -2 bevoegd voor de administraties en/of diensten waarvoor het desbetreffende comité wordt opgericht, en een lid afgevaardigd door de houder van de staffunctie -1 belast met « Personeel en Organisatie ».
Een lid afgevaardigd door de houder van de staffunctie - 1, belast met « Personeel en Organisatie » verzekert de eenheid van rechtsspraak van de beslissingen van de personeelscomités.
Wat de bevoegdheden van de personeelscomités betreft, omvatten deze volgende materies die tot de bevoegdheid behoren van het Directiecomité en waarvoor in de huidige statutaire bepalingen geen enkele delegatie is voorzien - tuchtprocedures, ongeacht de ernst van de feiten; - bevordering door verhoging in graad, bevordering door verhoging in weddenschaal, benoeming door verandering van graad; - cumulaties van beroepsactiviteiten; - aanwijzingen tot een hoger ambt.
Het is noodzakelijk de kennisname van de toepassingsgevallen die onontbeerlijk zijn voor een harmonieuze werking van de federale overheidsdienst voor te behouden voor het Directiecomité. Vandaar dat het nodig is de bevoegdheid van het Directiecomité niet te deconcentreren ten overstaan van de personeelsleden van een rang hoger dan de huidige rang 10.
Ik heb de eer te zijn, Sire, Van Uwe Majesteit, De zeer eerbiedige en zeer getrouwe dienaar, De Minister van Financiën, D. REYNDERS
ADVIES 35.630/2 VAN DE AFDELING WETGEVING VAN DE RAAD VAN STATE De Raad van State, afdeling wetgeving, tweede kamer, op 24 juni 2003 door de Minister van Financiën verzocht hem, binnen een termijn van ten hoogste vijf werkdagen, van advies te dienen over een ontwerp van koninklijk besluit « tot oprichting van personeelscomités bij de Federale Overheidsdienst Financiën », heeft op 26 juni 2003 het volgende advies gegeven : Rekening houdend met het tijdstip waarop dit advies gegeven wordt, vestigt de Raad van State de aandacht op het feit dat, wegens het ontslag van de regering, de bevoegdheid van deze laatste beperkt is tot het afhandelen van de lopende zaken. Dit advies wordt evenwel gegeven zonder dat wordt nagegaan of dit ontwerp in die beperkte bevoegdheid kan worden ingepast, aangezien de afdeling wetgeving geen kennis heeft van het geheel van de feitelijke gegevens welke de regering in aanmerking kan nemen als zij te oordelen heeft of het vaststellen of wijzigen van een verordening noodzakelijk is.
Overeenkomstig artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State, ingevoegd bij de wet van 4 augustus 1996 en gewijzigd bij de wet van 2 april 2003, moeten in de adviesaanvraag in het bijzonder de redenen worden opgegeven tot staving van het spoedeisende karakter ervan.
In het onderhavige geval luidt de motivering in de brief aldus : « ... dringende noodzakelijkheid, gemotiveerd door de omstandigheid dat om te vermijden dat de werking van het Directiecomité van de Federale Overheidsdienst Financiën weldra wordt verlamd door een overvloed aan dossiers, die omwille van hun aard kunnen worden gedelegeerd, aan dit college ten spoedigste de mogelijkheid dient te worden geboden om een deel van zijn statutaire bevoegdheden te delegeren aan op te richten personeelscomités, ».
De Raad van State, afdeling Wetgeving, beperkt zich, overeenkomstig artikel 84, § 3, eerste lid, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State, tot het onderzoek van de rechtsgrond, van de bevoegdheid van de steller van de handeling en van de vraag of aan de voorgeschreven vormvereisten is voldaan.
Wat deze drie punten betreft, geeft het ontwerp aanleiding tot de volgende opmerkingen.
Een besluit waarbij binnen een ministerie een dienst wordt opgericht, heeft geen verordenende waarde, tenzij het bepalingen bevat die betrekking hebben op de rechtspositionele rechten van de ambtenaren of rechten of verplichtingen voor derden doet ontstaan.
Een besluit waarbij alleen wordt bepaald aan welke ambtenaren ondertekeningsvolmacht of delegatie van bevoegdheid inzake het personeel verleend wordt, heeft geen verordenende waarde. Het wijzigt niet de materiële rechtsregels die van toepassing zijn op de activiteit van de betrokken overheden, zoals het ook niet raakt aan de juridische situatie van de betrokken ambtenaren of rechtsonderhorigen.
Bijgevolg heeft een besluit dat het mogelijk maakt « personeelscomités » op te richten en aan deze comités bepaalde bevoegdheden van het Directiecomité inzake het personeel te delegeren, evenmin verordenende waarde.
Hieruit volgt dat het ontwerp geen reglementair besluit is in de zin van artikel 3 van de gecoördineerde wetten op de Raad van State.
De kamer was samengesteld uit de heren : P. Quertainmont, staatsraad, voorzitter, J. Jaumotte, staatsraad.
Mevrn. : M. Baguet, staatsraad;
A.-C. Van Geersdaele, toegvoegd griffier.
Het verslag werd uitgebracht door de H.A. Lefebvre, auditeur. De nota van het Coördinatiebureau werd opgesteld door de heer Y. Chauffoureaux, adjunct-referendaris.
De overeenstemming tussen de Franse en de Nederlandse tekst werd nagezien onder toezicht van de heer J. Jaumotte De griffier, De voorzitter, A.-C. Van Geersdaele. P. Quertainmont.
12 AUGUSTUS 2003. - Koninklijk besluit tot oprichting van personeelscomités bij de Federale Overheidsdienst Financiën ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de artikelen 37 en 107, tweede lid, van de Grondwet;
Gelet op het koninklijk besluit van 2 oktober 1937 houdende het statuut van het rijkspersoneel, inzonderheid op de artikelen 6, 79 en 116;
Gelet op het koninklijk besluit van 7 augustus 1939 betreffende de evaluatie en de loopbaan van het rijkspersoneel, inzonderheid op de artikelen 23, 26, 27 en 67;
Gelet op het koninklijk besluit nr. 46 van 10 juni 1982 betreffende de cumulaties van beroepsactiviteiten in sommige openbare diensten;
Gelet op het koninklijk besluit van 8 augustus 1983 betreffende de uitoefening van een hoger ambt in de rijksbesturen;
Gelet op het koninklijk besluit van 7 november 2000 houdende oprichting en samenstelling van de organen die gemeenschappelijk zijn aan iedere federale overheidsdienst, inzonderheid op de artikelen 4 en 5;
Gelet op het koninklijk besluit van 19 juli 2001 houdende diverse bepalingen betreffende de inwerkingstelling van de federale overheidsdiensten en de programmatorische federale overheidsdiensten, inzonderheid op artikel 9;
Overwegende dat, sedert 1 januari 2003, er geen directieraad meer is, noch colleges van dienstchefs voor de diensten overgenomen door de Federale Overheidsdienst Financiën;
Overwegende dat artikel 9 van voormeld koninklijk besluit van 19 juli 2001 namelijk bepaalt dat, voor de toepassing van de statutaire bepalingen in de federale overheidsdiensten, het Directiecomité de opdrachten van de Directieraad overneemt;
Overwegende dat het van belang is de werking van het Directiecomité niet te verlammen; dat dit risico reëel is voor wat betreft de Federale Overheidsdienst Financiën gelet op het aantal personeelsleden in dienst bij deze federale overheidsdienst; dat het derhalve past een deconcentratie te voorzien van de bevoegdheden van het Directiecomité inzake de toepassing van de statutaire bepalingen;
Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 11 februari 2003;
Gelet op het advies van het Directiecomité van de Federale Overheidsdienst Financiën;
Gelet op de akkoordbevinding van Onze Minister van Ambtenarenzaken van 31 maart 2003;
Gelet op het onderhandelingsprotocol van 5 mei 2003 van het Sectorcomité II-Financiën;
Gelet op het verzoek om spoedbehandeling gemotiveerd door de omstandigheid dat om te vermijden dat de werking van het Directiecomité van de Federale Overheidsdienst Financiën weldra wordt verlamd door een overvloed aan dossiers, die omwille van hun aard kunnen worden gedelegeerd, dient aan dit comité ten spoedigste de mogelijkheid geboden om een deel van zijn statutaire bevoegdheden te delegeren aan op te richten personeelscomités;
Gelet op advies 35.630/2 van de Raad van State, gegeven op 26 juni 2003, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Op de voordracht van Onze Minister van Financiën en op het advies van Onze in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Het Directiecomité van de Federale Overheidsdienst Financiën kan personeelscomités oprichten, waarvan het de samenstelling vaststelt, voor de administraties en/of diensten die het Directiecomité bepaalt.
Het Directiecomité kan aan elk personeelscomité de bevoegdheden delegeren die aan het directiecomité zijn toevertrouwd inzake tucht bij het koninklijk besluit van 2 oktober 1937 houdende het statuut van het rijkspersoneel, inzake bevordering door verhoging in graad, bevordering door verhoging in weddenschaal, benoeming door verandering van graad, bij het koninklijk besluit van 7 augustus 1939 betreffende de evaluatie en de loopbaan van het rijkspersoneel, inzake cumulaties bij het koninklijk besluit nr. 46 van 10 juni 1982 betreffende de cumulaties van beroepsactiviteiten in sommige openbare diensten en inzake de uitoefening van hogere functies bij het koninklijk besluit van 8 augustus 1983 betreffende de uitoefening van een hoger ambt in de rijksbesturen.
Art. 2.Dit besluit wordt heden van kracht.
Art. 3.Onze Minister van Financiën is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Nice, 12 augustus 2003.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Financiën, D. REYNDERS