Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 03 maart 2005
gepubliceerd op 08 maart 2005

Koninklijk besluit houdende de bijzondere bepalingen met betrekking tot de bezoldigingsregeling van het personeel van de Federale Overheidsdienst Financiën en het Ministerie van Financiën

bron
federale overheidsdienst financien
numac
2005003046
pub.
08/03/2005
prom.
03/03/2005
ELI
eli/besluit/2005/03/03/2005003046/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

3 MAART 2005. - Koninklijk besluit houdende de bijzondere bepalingen met betrekking tot de bezoldigingsregeling van het personeel van de Federale Overheidsdienst Financiën en het Ministerie van Financiën


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de artikelen 37 en 107, tweede lid van de Grondwet;

Gelet op het koninklijk besluit van 11 maart 1993 betreffende het brevet van expert bij een fiscaal bestuur, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 10 juli 1996 en 6 juli 1997;

Gelet op het koninklijk besluit van 6 juli 1997 tot vaststelling van de bezoldigingsregeling van het personeel van de Federale Overheidsdienst Financiën, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 25 maart 1999, 17 juni 1999, 8 juli 1999, 9 mei 2001, 4 december 2001, 17 december 2002, 12 februari 2003, 11 juli 2003 en 2 februari 2004;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 7 oktober 2004;

Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Ambtenarenzaken van 26 oktober 2004;

Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Begroting, van 27 oktober 2004;

Gelet op het onderhandelingsprotocol van 17 december 2004 van het sectorcomité II - Financiën;

Gelet op het advies 37.964/2 van de Raad van State, gegeven op 13 januari 2005;

Op de voordracht van Onze Minister van Financiën en van Onze Minister van Pensioenen, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFDSTUK I. - Specifieke weddenschalen van de Federale Overheidsdienst Financiën en het Ministerie van Financiën - Administratie der pensioenen

Artikel 1.De specifieke weddenschalen verbonden aan sommige graden van niveau 1 zijn : 1° weddenschaal 16S1 47.411,21 - 62.739,27 11/2 x 1.393,46 (Kl. 24j. - N.1 - G.B.) 2° weddenschaal 15S1 42.748,10 - 60.138,59 13/2 x 1.337,73 (Kl. 24j. - N.1 - G.B.) 3° weddenschaal 13S1 31.660,35 - 46.375,38 11/2 x 1.337,73 (Kl. 24j. - N.1. - G.B.) 4° weddenschaal 13S2 32.967,98 - 50.532,15 13/2 x 1.351,09 (Kl. 24j. - N.1. - G.B.) 5° weddenschaal 13S3 34.424,88 - 50.477,64 12/2 x 1.337,73 (Kl. 24j. - N.1. - G.B.) 6° weddenschaal 13S4 36.059,78 - 53.450,27 13/2 x 1.337,73 (Kl. 24j. - N.1. - G.B.) 7° weddenschaal 10S1 22.833,63 - 35.500,70 3/1 x 636,76 11/2 x 977,89 (Kl. 24j. - N.1. - G.B.) 8° weddenschaal 10S2 23.561,76 - 38.070,02 3/1 x 858,72 10/2 x 1.193,21 (Kl. 24j. - N.1. - G.B.) 9° weddenschaal 10S3 24.636,31 - 39.723,42 3/1 x 900,67 10/2 x 1.238,51 (Kl. 24j. - N.1. - G.B.)

Art. 2.De specifieke weddenschalen verbonden aan sommige graden van niveau B zijn : 1° weddenschaal BF4 23.403,00 - 35.624,00 3/1 x 620,00 7/2 x 793,00 3/2 x 918,00 4/2 x 514,00 (Kl. 23j. - N.B - G.A.) 2° weddenschaal BI4 27.031,00 - 37.696,00 3/1 x 372,00 2/2 x 293,00 3/2 x 673,00 1/2 x 992,00 8/2 x 744,00 (Kl. 23j. - N.B - G.A.) 3° weddenschaal 28A 17.732,19 - 26.904,17 3/1 x 252,18 2/2 x 390,04 3/2 x 672,31 9/2 x 624,27 (Kl. 23j. - N.B - G.A.) 4° weddenschaal 28S2 20.259,25 - 29.357,56 3/1 x 292,59 2/2 x 292,59 3/2 x 672,31 9/2 x 624,27 (Kl. 23j. - N.B - G.A.) 5° weddenschaal 28S7 24.916,10 - 34.014,41 3/1 x 292,59 2/2 x 292,59 3/2 x 672,31 9/2 x 624,27 (Kl. 23j. - N.B - G.A.) 6° weddenschaal 28S8 26.386,79 - 35.485,10 3/1 x 292,59 2/2 x 292,59 3/2 x 672,31 9/2 x 624,27 (Kl. 23j. - N.B - G.A.) 7° weddenschaal 26E 15.476,56 - 23.878,78 3/1 x 252,18 1/2 x 292,59 1/2 x 390,04 2/2 x 672,31 9/2 x 624,27 (Kl. 23j. - N.B - G.A.) 8° weddenschaal 26S3 14.397,03 - 22.896,70 3/1 x 252,18 2/2 x 390,04 2/2 x 672,31 9/2 x 624,27 (Kl. 23j. - N.B - G.A.) 9° weddenschaal 26S4 16.744,77 - 25.244,44 3/1 x 252,18 2/2 x 390,04 2/2 x 672,31 9/2 x 624,27 (Kl. 23j. - N.B - G.A.) 10° weddenschaal 26S5 19.752,49 - 28.154,71 3/1 x 252,18 1/2 x 292,59 1/2 x 390,04 2/2 x 672,31 9/2 x 624,27 (Kl. 23j. - N.B - G.A.) 11° weddenschaal 26S6 22.004,05 - 31.078,58 3/1 x 252,18 1/2 x 292,59 1/2 x 390,04 3/2 x 672,31 9/2 x 624,27 (Kl. 23j. - N.B - G.A.)

Art. 3.De specifieke weddenschalen verbonden aan sommige graden van niveau C zijn : 1° weddenschaal CF1 15.124,97 - 23.499,29 3/1 x 267,31 2/2 x 356,34 11/2 x 623,61 (Kl. 20j. - N.C - G.A.) 2° weddenschaal CF2 16.756,27 - 25.308,65 3/1 x 267,31 2/2 x 356,34 2/2 x 712,64 9/2 x 623,61 (Kl. 20j. - N.C - G.A.) 3° weddenschaal CF3 18.841,72 - 28.017,71 3/1 x 267,31 2/2 x 356,34 2/2 x 712,64 10/2 x 623,61 (Kl. 20j. - N.C - G.A.) 4° weddenschaal 20S2 17.246,99 - 25.621,31 3/1 x 267,31 2/2 x 356,34 11/2 x 623,61 (Kl. 20j. - N.C - G.A.) 5° weddenschaal 20S3 17.672,62 - 26.046,94 3/1 x 267,31 2/2 x 356,34 11/2 x 623,61 (Kl. 20j. - N.C - G.A.)

Art. 4.De specifieke weddenschalen verbonden aan sommige graden van niveau D zijn : 1° weddenschaal DF1 14.286,04 - 19.499,68 3/1 x 218,66 4/2 x 266,79 10/2 x 349,05 (Kl. 18j. - N.D - G.A.) 2° weddenschaal DF2 14.586,49 - 19.800,13 3/1 x 218,66 4/2 x 266,79 10/2 x 349,05 (Kl. 18j. - N.D - G.A.) 3° weddenschaal 32S1 17.132,78 - 22.386,22 3/1 x 218,66 4/2 x 266,79 10/2 x 353,03 (Kl. 18j. - N.D - G.A.) 4° weddenschaal 32S2 19.114,52 - 24.367,96 3/1 x 218,66 4/2 x 266,79 10/2 x 353,03 (Kl. 18j. - N.D - G.A.) 5° weddenschaal 32S3 20.014,91 - 25.268,35 3/1 x 218,66 4/2 x 266,79 10/2 x 353,03 (Kl. 18j. - N.D - G.A.) 6° weddenschaal 30S1 13.820,47 - 18.427,89 3/1 x 140,09 5/2 x 278,95 8/2 x 349,05 (Kl. 18j. - N.D - G.A.) 7° weddenschaal 30S2 15.563,81 - 20.817,25 3/1 x 218,66 4/2 x 266,79 10/2 x 353,03 (Kl. 18j. - N.D - G.A.) 8° weddenschaal 30S3 16.464,21 - 21.717,65 3/1 x 218,66 4/2 x 266,79 10/2 x 353,03 (Kl. 18j. - N.D - G.A.) 9° weddenschaal 30S4 16.754,88 - 21.362,30 3/1 x 140,09 5/2 x 278,95 8/2 x 349,05 (Kl. 18j. - N.D - G.A.) HOOFDSTUK II. - Weddenschalen van de bijzondere graden en toekenningsvoorwaarden

Art. 5.Aan elk van de graden van het Ministerie van Financiën of van de Federale Overheidsdienst Financiën hierna vermeld in kolom 3 wordt de overeenstemmende weddenschaal in kolom 2 verbonden mits aan de in kolom 3 vermelde voorwaarden is voldaan : A. Graden behorend tot niveau 1 Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld B. Graden behorend tot niveau B Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld C. Graden behorend tot niveau C Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld D. Graden behorend tot niveau D Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld HOOFDSTUK III. - Competentiemetingen en -toelage verbonden aan sommige bijzondere graden Afdeling I. - Fiscaal deskundige

Art. 6.De competentiemetingen hebben een geldigheidsduur van vijf jaar voor de graad van fiscaal deskundige.

Art. 7.De laureaat van een vergelijkende selectie voor overgang naar de graad van fiscaal deskundige, heeft volgens de algemene regels gedurende de periode van vijf jaar volgend op zijn benoeming in deze graad recht op een jaarlijkse competentietoelage van 2.000 EUR. Vanaf het vierde jaar volgend op zijn benoeming kan hij zich inschrijven om deel te nemen aan competentiemeting 1 verbonden aan de graad van fiscaal deskundige.

Art. 8.§ 1. De fiscaal deskundige die slaagt in competentiemeting 1 ontvangt een jaarlijkse competentietoelage van 2.000 EUR gedurende de geldigheidsduur van deze competentiemeting.

Hij kan zich ten vroegste inschrijven voor de competentiemeting 1 bij het verstrijken van een termijn van vier jaar volgend op zijn benoeming in de graad van fiscaal deskundige. § 2. De fiscaal deskundige die niet slaagt in de competentiemeting 1 verliest het recht op de competentietoelage.

In afwijking van het voorgaande lid behoudt hij gedurende een periode van twaalf maanden volgend op de datum van zijn inschrijving voor deze competentiemeting en ten vroegste bij het verstrijken van een termijn van vijf jaar volgend op de benoeming in zijn graad, de helft van de competentietoelage van 2.000 EUR. § 3. De fiscaal deskundige bezoldigd in de weddenschaal BF3, die slaagt in de competentiemeting 2 ontvangt een jaarlijkse competentietoelage van 2.500 EUR gedurende de geldigheidsduur van deze competentiemeting. § 4. De fiscaal deskundige die niet slaagt in de competentiemeting 2 verliest het recht op de competentietoelage.

In afwijking van het voorgaande lid behoudt hij gedurende een periode van twaalf maanden volgend op de datum van zijn inschrijving voor deze competentiemeting en ten vroegste bij het verstrijken van de geldigheidsduur van de voorgaande competentiemeting, de helft van de competentietoelage van 2.000 EUR. § 5. De fiscaal deskundige die slaagt in de competentiemeting 3 ontvangt een jaarlijkse competentietoelage van 2.500 EUR gedurende de geldigheidsduur van deze competentiemeting. § 6. De fiscaal deskundige die niet slaagt in de competentiemeting 3 verliest het recht op de competentietoelage.

In afwijking van het voorgaande lid behoudt hij gedurende een periode van twaalf maanden volgend op de datum van zijn inschrijving voor deze competentiemeting en ten vroegste bij het verstrijken van, hetzij de geldigheidsduur van de voorgaande competentiemeting, hetzij de periode van vijf jaar volgend op de benoeming in zijn graad, de helft van de competentietoelage bedoeld in § 3. § 7. De fiscaal deskundige die slaagt in de competentiemeting 4 ontvangt een jaarlijkse competentietoelage van 2.500 EUR gedurende vijf jaar. § 8. De fiscaal deskundige die niet slaagt in de competentiemeting 4 verliest het recht op de competentietoelage.

In afwijking van het voorgaande lid behoudt hij gedurende een periode van twaalf maanden volgend op de datum van zijn inschrijving voor deze competentiemeting en ten vroegste bij het verstrijken van de geldigheidsduur van de voorgaande competentiemeting, de helft van de competentietoelage bedoeld in § 5.

Art. 9.§ 1. De financieel deskundige of de adjunct-fiscaal deskundige (afgeschafte graad) bezoldigd : - in de weddenschaal BF1 of - in de weddenschaal BF2 zonder laureaat te zijn van de competentiemeting 3, die wordt benoemd in de graad van fiscaal deskundige, verkrijgt de weddenschaal BF2.

Hij heeft volgens de algemene regels recht op een jaarlijkse competentietoelage van 2.000 EUR gedurende de periode van vijf jaar volgend op zijn benoeming in deze graad.

Vanaf het vierde jaar volgend op zijn benoeming kan hij zich inschrijven om deel te nemen aan competentiemeting 1 verbonden aan de graad van fiscaal deskundige. § 2. De financieel deskundige of de adjunct-fiscaal deskundige (afgeschafte graad) bezoldigd : - in de weddenschaal BF2 en geslaagd voor de competentiemeting 3, 4 of 5, of - in de weddenschaal BF3, die wordt benoemd in de graad van fiscaal deskundige verkrijgt de weddenschaal BF3 en wordt vrijgesteld van de competentiemeting 2 verbonden aan deze graad.

Hij heeft volgens de algemene regels recht op een jaarlijkse competentietoelage van 2.500 EUR gedurende de periode van vijf jaar volgend op zijn benoeming in deze graad.

Vanaf het vierde jaar mag de ambtenaar zich inschrijven om deel te nemen aan competentiemeting 3 verbonden aan de graad van fiscaal deskundige.

Indien hij niet slaagt in deze competentiemeting, verliest hij het voordeel van de competentietoelage.

In afwijking van het voorgaande lid ontvangt de ambtenaar gedurende de twaalf maanden volgend op zijn inschrijving voor de competentiemeting, en ten vroegste bij het verstrijken van de periode van vijf jaar bedoeld in het tweede lid, de helft van de competentietoelage bedoeld in § 2, tweede lid. § 3. De ambtenaren bedoeld in de §§ 1 en 2 dienen geslaagd te zijn voor de proef over de beroepsbekwaamheid die toegang verleent tot de graad van fiscaal deskundige.

Art. 10.§ 1. De financieel en administratief deskundige (afgeschafte graad) bezoldigd in de weddenschaal BF3, behoudt deze weddenschaal bij zijn benoeming tot fiscaal deskundige en mag onmiddellijk deelnemen aan de competentiemeting 3 of 4 verbonden aan zijn nieuwe graad.

Om zich onmiddellijk te kunnen inschrijven voor competentiemeting 4 dient hij 9 jaar graadanciënniteit of 15 jaar niveauanciënniteit te tellen op de datum van inwerkingtreding van dit besluit. § 2. De in § 1 bedoelde ambtenaar die geslaagd is voor de competentiemeting 1 verbonden aan de afgeschafte graad van financieel en administratief deskundige behoudt het voordeel hiervan en wordt geacht geslaagd te zijn voor de competentiemeting 3 verbonden aan de graad van fiscaal deskundige.

De in § 1 bedoelde ambtenaar die geslaagd is voor de competentiemeting 2 verbonden aan de afgeschafte graad van financieel en administratief deskundige behoudt het voordeel hiervan en wordt geacht geslaagd te zijn voor de competentiemeting 4 verbonden aan de graad van fiscaal deskundige.

Art. 11.De financieel en administratief deskundige (afgeschafte graad) bezoldigd in de weddenschaal BF4, blijft hierop gerechtigd bij zijn benoeming tot fiscaal deskundige. Afdeling II. - Financieel en administratief deskundige (afgeschafte

graad)

Art. 12.De competentiemetingen hebben een geldigheidsduur van vijf jaar voor de graad van financieel en administratief deskundige.

Art. 13.§ 1. De financieel en administratief deskundige die slaagt in competentiemeting 1 ontvangt een jaarlijkse competentietoelage van 2.500 EUR gedurende de geldigheidsduur van deze competentiemeting. § 2. De financieel en administratief deskundige die slaagt in de competentiemeting 2 ontvangt een jaarlijkse competentietoelage van 2.500 EUR gedurende de geldigheidsduur van deze competentiemeting. § 3. De financieel en administratief deskundige die niet in de competentiemeting 2 slaagt, verliest het recht op de competentietoelage.

In afwijking van het voorgaande lid behoudt hij gedurende een periode van twaalf maanden volgend op de datum van zijn inschrijving voor deze competentiemeting en ten vroegste bij het verstrijken van de geldigheidsduur van de voorgaande competentiemeting, de helft van de competentietoelage bedoeld in § 1. Afdeling III. - Financieel en ICT-deskundige (afgeschafte graad)

Art. 14.De competentiemetingen hebben een geldigheidsduur van drie jaar voor de graad van financieel en ICT-deskundige.

Art. 15.§ 1. De financieel en ICT-deskundige die slaagt in competentiemeting 1 ontvangt een jaarlijkse competentietoelage van 2.500 EUR gedurende de geldigheidsduur van deze competentiemeting. § 2. De financieel en ICT-deskundige die slaagt in de competentiemeting 2 ontvangt een jaarlijkse competentietoelage van 2.500 EUR gedurende de geldigheidsduur van deze competentiemeting. § 3. De financieel en ICT-deskundige die niet in de competentiemeting 2 slaagt, verliest het recht op de competentietoelage.

In afwijking van het voorgaande lid behoudt hij gedurende een periode van twaalf maanden volgend op de datum van zijn inschrijving voor deze competentiemeting en ten vroegste bij het verstrijken van de geldigheidsduur van de voorgaande competentiemeting, de helft van de competentietoelage bedoeld in § 1. § 4. De financieel en ICT-deskundige die slaagt in de competentiemeting 3 ontvangt een jaarlijkse competentietoelage van 2.500 EUR gedurende de geldigheidsduur van deze competentiemeting. § 5. De financieel en ICT-deskundige die niet in de competentiemeting 3 slaagt, verliest het recht op de competentietoelage.

In afwijking van het voorgaande lid behoudt hij gedurende een periode van twaalf maanden volgend op de datum van zijn inschrijving voor deze competentiemeting en ten vroegste bij het verstrijken van de geldigheidsduur van de voorgaande competentiemeting, de helft van de competentietoelage bedoeld in § 2. Afdeling IV. - Adjunct-fiscaal deskundige (afgeschafte graad)

Art. 16.De competentiemetingen hebben een geldigheidsduur van vijf jaar voor de graad van adjunct-fiscaal deskundige.

Art. 17.§ 1. De adjunct-fiscaal deskundige die slaagt in competentiemeting 1 ontvangt een jaarlijkse competentietoelage van 2.000 EUR gedurende de geldigheidsduur van deze competentiemeting. § 2. De adjunct-fiscaal deskundige die slaagt in competentiemeting 2 ontvangt een jaarlijkse competentietoelage van 2.000 EUR gedurende de geldigheidsduur van deze competentiemeting. § 3. De adjunct-fiscaal deskundige die niet slaagt in competentiemeting 2 verliest het voordeel van de competentietoelage.

In afwijking van het voorgaande lid behoudt hij gedurende een periode van twaalf maanden volgend op de datum van zijn inschrijving voor deze competentiemeting en ten vroegste bij het verstrijken van de geldigheidsduur van de voorgaande competentiemeting, de helft van de competentietoelage bedoeld in § 1. § 4. De adjunct-fiscaal deskundige, bezoldigd in de weddenschaal BF2, die slaagt in competentiemeting 3 ontvangt een jaarlijkse competentietoelage van 2.000 EUR gedurende de geldigheidsduur van deze competentiemeting. § 5. De adjunct-fiscaal deskundige die niet slaagt in competentiemeting 3 verliest het voordeel van de competentietoelage.

In afwijking van het voorgaande lid behoudt hij gedurende een periode van twaalf maanden volgend op de datum van zijn inschrijving voor deze competentiemeting en ten vroegste bij het verstrijken van de geldigheidsduur van de voorgaande competentiemeting, de helft van de competentietoelage bedoeld in § 2. § 6. De adjunct-fiscaal deskundige die slaagt in competentiemeting 4 ontvangt een jaarlijkse competentietoelage van 2.000 EUR gedurende de geldigheidsduur van deze competentiemeting. § 7. De adjunct-fiscaal deskundige die niet slaagt in competentiemeting 4 verliest het voordeel van de competentietoelage.

In afwijking van het voorgaande lid behoudt hij gedurende een periode van twaalf maanden volgend op de datum van zijn inschrijving voor deze competentiemeting en ten vroegste bij het verstrijken van de geldigheidsduur van de voorgaande competentiemeting, de helft van de competentietoelage bedoeld in § 4. § 8. De adjunct-fiscaal deskundige die slaagt in competentiemeting 5 ontvangt een jaarlijkse competentietoelage van 2.000 EUR gedurende de geldigheidsduur van deze competentiemeting. § 9. De adjunct-fiscaal deskundige die niet slaagt in competentiemeting 5 verliest het voordeel van de competentietoelage.

In afwijking van het voorgaande lid behoudt hij gedurende een periode van twaalf maanden volgend op de datum van zijn inschrijving voor deze competentiemeting en ten vroegste bij het verstrijken van de geldigheidsduur van de voorgaande competentiemeting, de helft van de competentietoelage bedoeld in § 6. Afdeling V. - Financieel assistent

Art. 18.De competentiemetingen hebben een geldigheidsduur van zes jaar voor de graad van financieel assistent.

Art. 19.§ 1. De financieel assistent die slaagt in competentiemeting 1 ontvangt een jaarlijkse competentietoelage van 1.700 EUR gedurende de geldigheidsduur van deze competentiemeting. § 2. De financieel assistent die slaagt in de competentiemeting 2 en die bezoldigd wordt in de weddenschaal CF2 ontvangt een jaarlijkse competentietoelage van 1.700 EUR gedurende zes jaar. § 3. De financieel assistent die niet slaagt in competentiemeting 2 verliest het voordeel van de competentietoelage.

In afwijking van het voorgaande lid behoudt hij gedurende een periode van twaalf maanden volgend op de datum van zijn inschrijving voor deze competentiemeting en ten vroegste bij het verstrijken van de geldigheidsduur van de voorgaande competentiemeting, de helft van de competentietoelage bedoeld in § 1. § 4. De financieel assistent die slaagt in de competentiemeting 3 ontvangt een jaarlijkse competentietoelage van 1.700 EUR gedurende zes jaar. § 5. De financieel assistent die niet slaagt in competentiemeting 3 verliest het voordeel van de competentietoelage.

In afwijking van het voorgaande lid behoudt hij gedurende een periode van twaalf maanden volgend op de datum van zijn inschrijving voor deze competentiemeting en ten vroegste bij het verstrijken van de geldigheidsduur van de voorgaande competentiemeting, de helft van de competentietoelage bedoeld in § 2. § 6. De financieel assistent die niet slaagt in competentiemeting 4 verliest het voordeel van de competentietoelage.

In afwijking van het voorgaande lid behoudt hij gedurende een periode van twaalf maanden volgend op de datum van zijn inschrijving voor deze competentiemeting en ten vroegste bij het verstrijken van de geldigheidsduur van de voorgaande competentiemeting, de helft van de competentietoelage bedoeld in § 4. Afdeling VI. - Adjunct-financieel assistent (afgeschafte graad)

Art. 20.De competentiemetingen hebben een geldigheidsduur van zes jaar voor de graad van adjunct-financieel assistent.

Art. 21.§ 1. De adjunct-financieel assistent die slaagt in de competentiemeting 1 ontvangt een jaarlijkse competentietoelage van 1.700 EUR gedurende zes jaar. § 2. De adjunct-financieel assistent die slaagt in de competentiemeting 3 ontvangt een jaarlijkse competentietoelage van 1.700 EUR gedurende zes jaar. § 3. De adjunct-financieel assistent die niet slaagt in competentiemeting 3 verliest het voordeel van de competentietoelage.

In afwijking van het voorgaande lid behoudt hij gedurende een periode van twaalf maanden volgend op de datum van zijn inschrijving voor deze competentiemeting en ten vroegste bij het verstrijken van de geldigheidsduur van de voorgaande competentiemeting, de helft van de competentietoelage van 1.700 EUR. § 4. De adjunct-financieel assistent die niet slaagt in de competentiemeting 4 verliest het voordeel van de competentietoelage.

In afwijking van het voorgaande lid behoudt hij gedurende een periode van twaalf maanden volgend op de datum van zijn inschrijving voor deze competentiemeting en ten vroegste bij het verstrijken van de geldigheidsduur van de voorgaande competentiemeting, de helft van de competentietoelage bedoeld in § 2. Afdeling VII. - Technisch assistent

Art. 22.De technisch assistent die bezoldigd wordt in de weddenschaal 20S2 of 20S3 en geslaagd is in de competentiemeting 4 verbonden aan deze graad behoudt het recht op de competentietoelage. De weddenschaal CT3 wordt aan deze personeelsleden niet toegekend. Afdeling VIII. - Algemene bepaling

Art. 23.De bepalingen die door Ons werden vastgesteld voor het geheel van het Federaal Openbaar Ambt met betrekking tot de competentiemetingen en de competentietoelagen zijn van toepassing op de competentiemetingen en competentietoelagen bedoeld in dit hoofdstuk, behoudens de door Ons voorziene afwijkingen. HOOFDSTUK IV. - Vaststelling van sommige diensten

Art. 24.In afwijking van artikel 25, § 2, van het koninklijk besluit van 29 juni 1973 houdende bezoldigingsregeling van het personeel van de federale overheidsdiensten worden de diensten gepresteerd als fiscaal deskundige, financieel en administratief deskundige (afgeschafte graad) en ICT- en financieel deskundige (afgeschafte graad), door de ambtenaren van niveau 1 beschouwd als behorende tot groep B.

Art. 25.De periode gedurende welke de ambtenaar van een fiscale of financiële administratie van het Ministerie van Financiën bij dit departement in functie geweest is als aangenomen klerk, particulier klerk, particulier medewerker, dwangbeveldrager, of stagiair, vormt aanneembare dienst, onverminderd de leeftijdsvoorwaarden bepaald bij artikel 35 van het koninklijk besluit van 29 juni 1973 houdende bezoldigingsregeling van het personeel van de federale overheidsdiensten. Bedoelde aanneembare diensten worden in groep A gerangschikt. HOOFDSTUK V. - Weddencomplementen en toelage Afdeling I. - Weddencomplementen

Art. 26.Aan de weddenschalen verbonden aan de graden vermeld in kolom 3 van onderstaande tabel, wordt een complement toegevoegd waarvan het jaarlijks bedrag voorkomt in kolom 2 : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Afdeling II. - Weddencomplement toegekend aan sommige titularissen van

het brevet van expert bij een fiscaal bestuur

Art. 27.§ 1. Aan de hierna vermelde ambtenaren, houder van het brevet van expert bij een fiscaal bestuur wordt een jaarlijks weddencomplement toegekend van 1.502,25 EUR : 1° inspecteur bij een fiscaal bestuur of attaché van financiën;2° de titularissen van een graad behorend tot niveau C, die de dag voor hun ambtshalve benoeming in dit niveau titularis waren van de geschrapte graad van bestuursassistent en niet bezoldigd werden in de weddenschaal 20E;3° de titularissen van een graad behorend tot niveau B, die geen titularis zijn geweest van de geschrapte graad van verificateur-accountant. § 2. De titularissen van de graad van financieel en administratief deskundige (afgeschafte graad) of fiscaal deskundige die titularis zijn geweest van de geschrapte graad van verificateur-accountant, worden met ingang van 1 januari 2005 geacht van rechtswege houder te zijn van het brevet van expert bij een fiscaal bestuur en zijn vanaf die datum gerechtigd op het weddencomplement vastgesteld in § 1. § 3. de ambtenaren bedoeld in de §§ 1 en 2 blijven gerechtigd op het weddencomplement tot zij titularis worden van een weddenschaal gelijk aan of hoger dan de weddenschaal 10S1. § 4. Het weddencomplement wordt gelijk met en in dezelfde mate als de wedde vereffend. Afdeling III. - Toelage

Art. 28.§ 1. Aan de ambtenaar die de dag voor zijn ambtshalve benoeming in het niveau D of C, titularis was van de graad van assistent bij financiën, bezoldigd in de weddenschaal 30S2 of 30S3, en de functie van chef bij de dienst der inkohieringen uitoefende, wordt een jaarlijkse toelage van 1.251,87 EUR toegekend.

De toelage blijft ten persoonlijke titel toegekend aan de ambtenaar voor de duur dat hij de functie van chef bij de dienst der inkohieringen uitoefent en sluit de toekenning uit van de premie voor leidinggevenden, zoals bepaald in de artikelen 32 en 33 van het koninklijk besluit van 10 april 1995 tot vaststelling van de weddenschalen der aan verscheidene federale overheidsdiensten gemene graden. HOOFDSTUK VI. - Geldelijke assimilatie

Art. 29.§ 1. De wedde van de vastbenoemde en stagedoende ambtenaren bedoeld in de artikelen 17 tot 22 van het koninklijk besluit van 29 oktober 1971 tot vaststelling van het organiek reglement van de Federale Overheidsdienst Financiën en van de bijzondere bepalingen die er voorzien in de uitvoering van het statuut van het Rijkspersoneel, mag gedurende de periode waarin ze hun functie uitoefenen in een centrale dienst, worden vastgesteld in de meest voordelige weddenschaal van een ambtenaar van de buitendiensten van hun administratie van oorsprong die na hun zou worden gerangschikt voor de toekenning van deze weddenschaal, indien allen in deze diensten gebleven waren. § 2. De weddenschaal van de ambtenaar die belast is met de leiding van de Interne Dienst voor Preventie en Bescherming op het Werk en die met vrucht een erkende cursus van aanvullende vorming van het eerste niveau heeft beëindigd, mag gelijkgesteld worden met de meest voordelige weddenschaal behorende tot de loopbaan van industrieel ingenieur of scheikundig adviseur en toegekend aan een ambtenaar die, nadat de ambtenaar belast werd met voormelde functie en voormelde cursus met vrucht heeft beëindigd, bij de Federale Overheidsdienst Financiën werd benoemd in de graad van industrieel ingenieur of scheikundig adviseur.

Art. 30.De wedde van de ambtenaren die kunnen genieten van artikel 25ter, § 5, van het voornoemd koninklijk besluit van 29 oktober 1971, mag worden vastgesteld in de meest voordelige weddenschaal van een ambtenaar van de buitendiensten van hun administratie van oorsprong die na hun zou worden gerangschikt voor de toekenning van deze weddenschaal, indien allen in deze diensten gebleven waren.

Art. 31.De beslissing om overeenkomstig de artikelen 29 en 30 een hogere weddenschaal toe te kennen behoort aan de Voorzitter van het Directiecomité of zijn gemachtigde, op voorstel van de houder van een staffunctie of managementfunctie N-1 of N-2 die in de hiërarchische lijn het dichtst bij de ambtenaar staat.

Indien nog geen aanstelling plaats had in deze managements- of staffunctie, wordt het voorstel gedaan door de ambtenaar belast met de algemene leiding van de administratie.

Art. 32.§ 1. Ingeval aan de betrekking welke de in artikel 29 bedoelde ambtenaren in de buitendiensten zouden kunnen bekleden, sommige bijkomstige bezoldigingen verbonden zijn die niet als dekking van werkelijke kosten bedoeld zijn, wordt er, gedurende de periode tijdens dewelke zij hun functies uitoefenen in een centrale dienst, aan hun wedde al dan niet toegekend in uitvoering van artikel 29, een supplement toegevoegd, dat vastgesteld is overeenkomstig de kolommen 2 en 3 : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld § 2. De bepalingen van § 1 zijn niet van toepassing op de rijksambtenaren die bezoldigd zijn in de weddenschaal 13S2 of titularis zijn van een graad behorend tot rang 15 of hoger.

Art. 33.De ambtenaren bedoeld in artikel 29 van dit besluit genieten de in artikel 26 vermelde weddencomplementen. De complementen zijn deze die verbonden zijn aan de graden van de buitendiensten in functie waarvan hun wedde zou worden vastgesteld. HOOFDSTUK VII. - Algemene bepalingen

Art. 34.§ 1. De administratief assistent of adjunct-financieel assistent bezoldigd in de tweede weddenschaal van zijn graad, die bij wege van verandering van graad wordt benoemd tot financieel assistent bekomt de tweede weddenschaal verbonden aan deze graad. § 2. De administratief assistent of adjunct-financieel assistent bezoldigd in de derde weddenschaal van zijn graad, die bij wege van verandering van graad benoemd wordt tot financieel assistent bekomt de derde weddenschaal verbonden aan deze graad.

Art. 35.De administratief assistent of adjunct-financieel assistent die geslaagd is voor één of meerdere competentiemetingen verbonden aan zijn graad, behoudt hiervan het voordeel wanneer hij bij wege van verandering van graad benoemd wordt tot financieel assistent.

De geldigheidsduur van de competentiemeting wordt, voor de administratief assistent bedoeld in het eerste lid, herleid tot zes jaar.

Art. 36.Voor de toepassing van artikel 27 van het koninklijk besluit van 29 juni 1973 houdende bezoldigingsregeling van het personeel van de federale overheidsdiensten, dient onder « wedde » te worden verstaan, de wedde berekend op basis van de weddenschaal die van toepassing is op de ambtenaar, verhoogd met het supplement bedoeld in artikel 32, het complement bedoeld in artikel 26 en het weddencomplement bedoeld in artikel 27 van dit besluit.

Art. 37.Het weddencomplement, het supplement en de competentietoelage bedoeld in dit besluit worden in aanmerking genomen voor de berekening van het vakantiegeld en de eindejaarstoelage.

Art. 38.Voor de toepassing van artikel 13 van het koninklijk besluit van 8 augustus 1983 betreffende de uitoefening van een hoger ambt in de rijksbesturen, dient onder « bezoldiging » te worden verstaan, de wedde berekend op basis van de weddenschaal die van toepassing is op de ambtenaar, verhoogd met het complement, het weddencomplement en het supplement bedoeld in respectievelijk de artikelen 26, 27 en 32 van dit besluit. HOOFDSTUK VIII. - Overgangsbepalingen

Art. 39.In afwijking van artikel 5 van dit besluit en de artikelen 221, 223 en 225 van het koninklijk besluit van 5 september 2002 houdende hervorming van de loopbaan van sommige ambtenaren in de Rijksbesturen, wordt aan de personeelsleden die op 31 december 1993 titularis waren van de geschrapte graad vermeld in kolom 1 van de hiernavolgende tabel, de in kolom 2 vermelde weddenschaal toegekend en, in voorkomend geval, het in kolom 3 vermelde weddencomplement, voor zover deze weddenschalen hoger zijn dan deze verbonden aan hun nieuwe graad vermeld in kolom 1 : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld

Art. 40.De ambtenaren die op 31 december 1993 titularis waren van de geschrapte graad vermeld in kolom 1 en niet de opleiding hebben gevolgd overeenkomstig artikel 216 van voornoemd koninklijk besluit van 5 september 2002 behouden de in kolom 2 vermelde weddenschaal : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld

Art. 41.De ambtenaren die de dag voor hun ambtshalve benoeming in de nieuwe graad vermeld in kolom 1 titularis waren van de geschrapte graad vermeld in dezelfde kolom van de hiernavolgende tabel, behouden de in kolom 2 vermelde weddenschaal wanneer deze voordeliger is dan deze verbonden aan hun nieuwe graad : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld

Art. 42.In afwijking van artikel 5 van dit besluit, wordt de wedde van een ontvanger C - hoofd van dienst, voorheen bekleed met de graad van verificateur bij een fiscaal bestuur (rang 24) en respectievelijk benoemd tot eerstaanwezend verificateur (rang 28) en eerstaanwezend verificateur, afgeschafte graad in niveau B, bezoldigd met de weddenschaal 28S2, verhoogd met 426,09 EUR wanneer de betrokkene een geldelijke anciënniteit van drieëndertig jaar telt.

Art. 43.In afwijking van artikel 5 wordt aan de ambtenaren van de Administratie der directe belastingen die, als titularis van de graad van sectiechef bij financiën op 1 juli 1997, ambtshalve werden benoemd tot assistent bij financiën, de in kolom 1 vermelde weddenschaal met het in kolom 2 vermelde weddencomplement toegekend, wanneer dit hun wedde overtreft in de graad van financieel assistent of indien zij werden benoemd in de afgeschafte graad van assistent bij financiën : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld

Art. 44.Voor de personeelsleden van niveau B die ambtshalve werden benoemd in dit niveau, worden, in afwijking van de artikelen 7 en 35 van het koninklijk besluit van 29 juni 1973 houdende bezoldigingsregeling van het personeel van de federale overheidsdiensten, de diensten bedoeld in artikel 14 van hetzelfde besluit, voor de personeelsleden in dienst op 31 december 1993 en voor de diensten gepresteerd vóór 1 januari 1994, in aanmerking genomen vanaf de leeftijd van twintig jaar voor het personeelslid dat uiterlijk met ingang van 1 december 1996 titularis is geworden van een weddenschaal van niveau 2+.

Art. 45.In afwijking van de artikelen 7 en 35, van het koninklijk besluit van 29 juni 1973 houdende bezoldigingsregeling van het personeel van de federale overheidsdiensten komen de diensten bedoeld in artikel 14 van hetzelfde besluit, voor de personeelsleden in dienst op 31 december 1993 en voor de diensten gepresteerd vóór 1 januari 1994, in aanmerking vanaf de leeftijd van achttien jaar voor het personeelslid bezoldigd in een weddenschaal van niveau C, dat titularis was van een schaal van niveau 3 en klasse achttien jaar, de dag voor zijn ambtshalve benoeming in niveau C. HOOFDSTUK IX. - Gemeenschappelijke bepaling

Art. 46.De mobiliteitsregeling die geldt voor de wedden van het personeel van de federale overheidsdiensten is van toepassing op alle wedden, complementen, supplementen en toelagen voorkomend in dit besluit.

Zij worden aan de spilindex 138,01 gekoppeld. HOOFDSTUK X. - Opheffingsbepalingen

Art. 47.Worden opgeheven : 1° het koninklijk besluit van 11 maart 1993 betreffende het brevet van expert bij een fiscaal bestuur, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 10 juli 1996 en 6 juli 1997;2° het koninklijk besluit van 6 juli 1997 tot vaststelling van de bezoldigingsregeling van het personeel van het Ministerie van Financiën, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 25 maart 1999, 17 juni 1999, 8 juli 1999, 9 mei 2001, 4 december 2001, 17 december 2002, 12 februari 2003, 11 juli 2003 en 2 februari 2004.

Art. 48.Dit besluit heeft uitwerking als volgt : 1° de bepalingen met betrekking tot niveau D met ingang van 1 januari 2002;2° de bepalingen met betrekking tot niveau C met ingang van 1 juni 2002;3° de bepalingen met betrekking tot niveau B met ingang van 1 oktober 2002.4° de bepalingen met betrekking tot de geschrapte graden van assistent informatica bij financiën (niveau C), hoofdoperateur-mechanograaf bij financiën (niveau D) en operateur-mechanograaf bij financiën (niveau D), met ingang van 1 september 2004;5° de bepalingen met betrekking tot niveau 1 met ingang van 1 december 2004.

Art. 49.Onze Minister van Financiën en Onze Minister van Pensioenen zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 3 maart 2005.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Financiën, D. REYNDERS De Minister van Pensioenen, B. TOBBACK De Minister van Begroting, J. VANDE LANOTTE

^