gepubliceerd op 10 juli 2007
Koninklijk besluit houdende hervorming van de loopbaan van de bedienden der hypotheekbewaarders
19 JUNI 2007. - Koninklijk besluit houdende hervorming van de loopbaan van de bedienden der hypotheekbewaarders
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 10 juni 1922 betreffende de lonen van de hypotheekbewaarders;
Gelet op het besluit van de Regent van 1 juli 1949 houdende het statuut van de bedienden der hypotheekbewaarders, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 19 september 1962, 27 november 1964, 25 april 1966, 27 mei 1969, 27 maart 1972, 9 juli 1976 en 9 oktober 2001;
Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 13 januari 2006;
Gelet op de akkoordbevinding van Onze Minister van Begroting, van 3 januari 2007;
Gelet op het advies van de syndicale raad van advies van de bedienden der hypotheekbewaarders van 7 februari 2007;
Gelet op het advies nr. 42.842/2 van de Raad van State, gegeven op 7 mei 2007, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten van de Raad van State;
Op de voordracht van Onze Minister van Financiën, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFDSTUK I. - Wijziging van het besluit van de Regent van 1 juli 1949 houdende het statuut van de bedienden der hypotheekbewaarders
Artikel 1.Artikel 2 van het besluit van de Regent van 1 juli 1949 houdende het statuut van de bedienden der hypotheekbewaarders, opgeheven bij het koninklijk besluit van 9 oktober 2001 wordt hersteld in de volgende lezing : «
Art. 2.Voor de toepassing van dit besluit dient te worden verstaan onder : 1° graadanciënniteit : de in aanmerking komende diensten verricht als stagedoend en definitief aangenomen bediende in een graad die door de toe te passen bepalingen in aanmerking worden genomen;2° niveauanciënniteit : de in aanmerking komende diensten verricht als stagedoend en definitief aangenomen bediende in een graad van het betreffende niveau.».
Art. 2.Artikel 4 van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 27 mei 1969 en gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 9 juli 1976 en 9 oktober 2001, wordt vervangen door de volgende bepaling : «
Art. 4.De graden van de bedienden worden ingedeeld in de niveaus D, C en B. De graden van de bedienden zijn : 1° in niveau D : - administratief medewerker; - financieel medewerker; - klerk, afgeschafte graad; 2° in niveau C : - administratief assistent; - adjunct-financieel assistent, afgeschafte graad; - financieel assistent; 3° in niveau B : - revisor, afgeschafte graad; - financieel deskundige; - eerste revisor, afgeschafte graad; - bureauchef, afgeschafte graad; - fiscaal deskundige.
Er zijn drie, vijf, acht of tien betrekkingen van fiscaal deskundige in de kantoren waarvan het kader respectievelijk minder dan negen bedienden, van negen tot zeventien bedienden, van achttien tot zesentwintig bedienden en meer dan zesentwintig bedienden omvat. ».
Art. 3.Artikel 7 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 19 september 1962, 25 april 1966, 9 juli 1976 en 9 oktober 2001, wordt vervangen als volgt : «
Art. 7.Om te kunnen worden aangenomen moet de kandidaat bewijzen dat hij de volgende voorwaarden vervult : 1° Belg zijn of burger van een andere Staat die deel uitmaakt van de Europese Economische Ruimte of van de Zwitserse Bondsstaat;2° een gedrag hebben dat in overeenstemming is met de eisen van de beoogde betrekking;3° de burgerlijke en politieke rechten genieten;4° aan de dienstplichtwetten voldaan hebben.».
Art. 4.Artikel 10bis van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 9 oktober 2001, wordt vervangen als volgt : « Art. 10bis - De vergelijkende selecties voor overgang naar het hogere niveau, de proeven over de beroepsbekwaamheid, de selecties-A en de selecties-B worden georganiseerd in overleg met en onder toezicht van de afgevaardigd bestuurder van het Selectiebureau van de Federale Overheid.
Deze laatste kan het geheel of een gedeelte van de vergelijkende selecties voor overgang naar het hogere niveau, van de proeven over de beroepsbekwaamheid, van de selecties-A of van de selecties-B toevertrouwen aan de administrateur-generaal van de Patrimoniumdocumentatie ».
Art. 5.In hetzelfde besluit wordt een artikel 10ter ingevoegd, luidende : «
Art. 10ter.§ 1. - Onverminderd artikel 10bis organiseert de administrateur-generaal van de Patrimoniumdocumentatie minstens jaarlijks de selectie-A en de selectie-B. Hij stelt een commissie in belast met de opstelling van het selectieprogramma en de beoordeling van de werken van de recipiendi.
De selecties mogen in geen geval peilen naar kennis inzake wetgeving.
De selecties bestaan uit twee delen.
De selectie-A en de selectie-B beoordelen of de recipiendi zouden kunnen worden aangeworven als Rijksambtenaar, respectievelijk in niveau C en in niveau D. § 2. - Het aantal aan elk van de twee delen van de selectie toegekende punten, is vastgesteld op 50. De recipiendi slagen zo zij minstens 60 punten behalen, alsmede minstens 25 punten per deel. Een bediende kan niet meer dan drie keer inschrijven voor de in dit artikel bedoelde selecties. Voor de vaststelling van het aantal inschrijvingen worden de inschrijvingen voor het vroegere A-examen en B-examen eveneens in aanmerking genomen. § 3. - Iedere bediende die de proeftijd voorzien in artikel 10 heeft volbracht mag deelnemen aan de selectie-B. Voor deelname aan de selectie-A is bovendien vereist dat de bediende bewijst houder te zijn van een regelmatig uitgereikt diploma of getuigschrift, dat in aanmerking komt voor de toelating tot niveau C van het Rijkspersoneel. »
Art. 6.Artikel 11, § 1 van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 9 oktober 2001, wordt vervangen als volgt : « § 1. Binnen de perken van het kader voorzien in artikel 3bis kan de bediende die voor de in artikel 10ter bedoelde selectie-A of selectie-B is geslaagd worden toegelaten tot de stage als volgt : a) hij die in de selectie-A is geslaagd wordt stagedoend administratief assistent;b) hij die in de selectie-B is geslaagd wordt stagedoend administratief medewerker.».
Art. 7.Artikel 12, eerste lid, van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 9 oktober 2001, wordt vervangen als volgt : « Indien de bewaarder de wettelijke vooropzeg niet heeft betekend tijdens de stage, worden de in dienst behouden stagedoende administratief medewerkers benoemd tot de graad van definitief aangenomen administratief medewerker en worden de in dienst behouden stagedoende administratief assistenten benoemd tot de graad van definitief aangenomen administratief assistent. ».
Art. 8.In artikel 13, eerste lid, van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 19 september 1962, worden de woorden « behoudt hij de verworven anciënniteit » vervangen door de woorden « behoudt hij de verworven anciënniteiten ».
Art. 9.Artikel 18 van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 9 oktober 2001, wordt vervangen als volgt : «
Art. 18.Behoudens andersluidende bepalingen van dit besluit, voor de vaststelling van hun geldelijke toestand worden de bedienden van de hypotheekbewaarders gelijkgesteld met het personeel van het Federaal Openbaar Ambt dat titularis is van een gemene graad of met het personeel van de Federale Overheidsdienst Financiën dat titularis is van een bijzondere graad, zoals hierna is aangeduid : 1° de stagedoende bedienden, genoemd in artikel 11, en de definitief aangenomen bedienden, genoemd in artikel 12, worden gelijkgesteld met statutaire Rijksambtenaren;2° de bedienden op proef, genoemd in artikel 10, en de tijdelijke bedienden, genoemd in artikel 5, worden gelijkgesteld met het bij arbeidsovereenkomst in dienst genomen personeel in de federale overheidsdiensten.».
Art. 10.In hetzelfde besluit wordt een artikel 18bis ingevoegd, luidende : «
Art. 18bis.De bijzondere weddeschalen verbonden aan sommige graden van niveau B zijn : 1° weddeschaal 28F : 20.424,04 - 29.298,21 1/1 x 312,09 2/1 x 535,13 14/2 x 535,13 (Kl. 23j. - N.B. - G.A.) 2° weddeschaal 28L : 22.393,07 - 32.067,71 3/1 x 252,18 2/2 x 390,04 2/2 x 672,31 10/2 x 679,34 (Kl. 23j. - N.B. - G.A.) 3° weddeschaal 26C : 15.323,33 - 23.725,55 3/1 x 252,18 1/2 x 292,59 1/2 x 390,04 2/2 x 672,31 9/2 x 624,27 (Kl. 23j. - N.B. - G.A.) 4° weddeschaal 26G : 16.456,84 - 24.859,06 3/1 x 252,18 1/2 x 292,59 1/2x 390,04 2/2 x 672,31 9/2 x 624,27 (Kl. 23j. - N.B. - G.A.) De bijzondere weddeschalen verbonden aan sommige graden van niveau D zijn : 1° weddeschaal 30C : 12.823,83 - 16.810,33 3/1 x 140,09 5/2 x 194,67 8/2 x 324,11 (Kl. 18j. - N.D. - G.A.) 2° weddeschaal 30H : 14.286,04 - 19.499,68 3/1 x 218,66 4/2 x 266,79 10/2 x 349,05 (Kl. 18j. - N.D. - G.A.) ».
Art. 11.In hetzelfde besluit wordt een artikel 18ter ingevoegd, luidende : «
Art. 18ter.§ 1. Aan elk van de graden hierna vermeld in kolom 3 wordt de overeenstemmende weddeschaal in kolom 2 verbonden mits aan de in kolom 3 vermelde voorwaarden is voldaan : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld § 2. Voor de toepassing van § 1, 2° en 3°, wordt de niveauanciënniteit berekend vanaf de datum van de bevordering tot de graad van revisor.
Evenwel, voor de bedienden die werden bevorderd tot de graad van revisor, van eerste revisor of van bureauchef voor 1 juli 1995, wordt de niveauanciënniteit berekend vanaf de datum van de bevordering tot de graad van eerste klerk. § 3. Aan de weddeschaal van de vast aangenomen bedienden, die de voorwaarden vervullen vermeld in de kolom 3, wordt een weddecomplement toegevoegd, waarvan het overeenstemmend jaarlijks bedrag wordt vermeld in kolom 2 : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld De weddecomplementen zijn verschuldigd zoals de weddecomplementen bedoeld in artikel 26 van het koninklijk besluit van 3 maart 2005 houdende de bijzondere bepalingen met betrekking tot de bezoldigingsregeling van het personeel van de Federale Overheidsdienst Financiën en het Ministerie van Financiën. § 4. De vast aangenomen bediende die werd benoemd in een nieuwe graad, heeft in zijn nieuwe graad nooit een lagere wedde dan hij in zijn vorige graad zou hebben genoten.
Voor de toepassing van het vorig lid wordt onder wedde verstaan, de wedde berekend op basis van de weddeschaal die hij zou hebben gehad bij toepassing van § 1, verhoogd met het complement dat hij bij toepassing van § 3 zou hebben gehad. ».
Art. 12.In hetzelfde besluit wordt een artikel 18quater ingevoegd, luidende : «
Art. 18quater.§ 1. De competentiemetingen in de graad van financieel deskundige hebben een geldigheidsduur van vijf jaar. § 2. De financieel deskundige die slaagt in de competentiemeting 1 ontvangt een jaarlijkse competentietoelage van 2.000 euro gedurende de geldigheidsduur van deze competentiemeting. § 3. De financieel deskundige die slaagt in de competentiemeting 2 ontvangt een jaarlijkse competentietoelage van 2.000 euro gedurende de geldigheidsduur van deze competentiemeting. § 4. De financieel deskundige die niet slaagt in de competentiemeting 2 verliest het recht op de competentietoelage.
In afwijking van het voorgaande lid ontvangt deze gedurende twaalf maand volgend op de datum van zijn inschrijving voor deze competentiemeting en ten vroegste bij het verstrijken van de geldigheidsduur van de voorgaande competentiemeting, de helft van de competentietoelage bedoeld in § 2. § 5. De financieel deskundige die slaagt in de competentiemeting 3 ontvangt een jaarlijkse competentietoelage van 2.000 euro gedurende de geldigheidsduur van deze competentiemeting. § 6. De financieel deskundige die niet slaagt in de competentiemeting 3 verliest het recht op de competentietoelage.
In afwijking van het voorgaande lid ontvangt deze gedurende twaalf maand volgend op de datum van zijn inschrijving voor deze competentiemeting en ten vroegste bij het verstrijken van de geldigheidsduur van de voorgaande competentiemeting, de helft van de competentietoelage bedoeld in § 3. § 7. De financieel deskundige die slaagt in de competentiemeting 4 ontvangt een jaarlijkse competentietoelage van 2.000 euro gedurende de geldigheidsduur van deze competentiemeting. § 8. De financieel deskundige die niet slaagt in de competentiemeting 4 verliest het recht op de competentietoelage.
In afwijking van het voorgaande lid ontvangt deze gedurende twaalf maand volgend op de datum van zijn inschrijving voor deze competentiemeting en ten vroegste bij het verstrijken van de geldigheidsduur van de voorgaande competentiemeting, de helft van de competentietoelage bedoeld in § 5. § 9. De financieel deskundige die slaagt in de competentiemeting 5 ontvangt een jaarlijkse competentietoelage van 2.000 euro gedurende de geldigheidsduur van deze competentiemeting. § 10. De financieel deskundige die niet slaagt in de competentiemeting 5 verliest het recht op de competentietoelage.
In afwijking van het voorgaande lid ontvangt deze gedurende twaalf maand volgend op de datum van zijn inschrijving voor deze competentiemeting en ten vroegste bij het verstrijken van de geldigheidsduur van de voorgaande competentiemeting, de helft van de competentietoelage bedoeld in § 7. ».
Art. 13.In hetzelfde besluit wordt een artikel 18quinquies ingevoegd, luidende : «
Art. 18quinquies.§ 1. De competentiemetingen in de graad van fiscaal deskundige hebben een geldigheidsduur van vijf jaar. § 2. De laureaat van de in artikel 39, tweede lid, vermelde vergelijkende selectie heeft volgens de algemene regels gedurende de periode van vijf jaar volgend op zijn benoeming in deze graad recht op een jaarlijkse competentietoelage van 2.000 euro.
Vanaf het vierde jaar volgend op zijn benoeming kan hij zich inschrijven om deel te nemen aan competentiemeting 1 verbonden aan de graad van fiscaal deskundige. § 3. 1° De fiscaal deskundige die slaagt in competentiemeting 1 ontvangt een jaarlijkse competentietoelage van 2.000 euro gedurende de geldigheidsduur van deze competentiemeting.
Hij kan zich ten vroegste inschrijven voor de competentiemeting 1 bij het verstrijken van een termijn van vier jaar volgend op zijn benoeming in de graad van fiscaal deskundige. 2° De fiscaal deskundige die niet slaagt in de competentiemeting 1, verliest het recht op de competentietoelage. In afwijking van het voorgaande lid behoudt hij gedurende een periode van twaalf maanden volgend op de datum van zijn inschrijving voor deze competentiemeting en ten vroegste bij het verstrijken van een termijn van vijf jaar volgend op de benoeming in zijn graad, de helft van de competentietoelage van 2.000 euro. 3° De fiscaal deskundige bezoldigd in de weddeschaal BF3, die slaagt in de competentiemeting 2, ontvangt een jaarlijkse competentietoelage van 2.500 euro gedurende de geldigheidsduur van deze competentiemeting. 4° De fiscaal deskundige die niet slaagt in de competentiemeting 2, verliest het recht op de competentietoelage. In afwijking van het voorgaande lid behoudt hij gedurende een periode van twaalf maanden volgend op de datum van zijn inschrijving voor deze competentiemeting en ten vroegste bij het verstrijken van de geldigheidsduur van de voorgaande competentiemeting, de helft van de competentietoelage van 2.000 euro. 5° De fiscaal deskundige die slaagt in de competentiemeting 3, ontvangt een jaarlijkse competentietoelage van 2.500 euro gedurende de geldigheidsduur van deze competentiemeting. 6° De fiscaal deskundige die niet slaagt in de competentiemeting 3, verliest het recht op de competentietoelage. In afwijking van het voorgaande lid behoudt hij gedurende een periode van twaalf maanden volgend op de datum van zijn inschrijving voor deze competentiemeting en ten vroegste bij het verstrijken van, hetzij de geldigheidsduur van de voorgaande competentiemeting, hetzij de periode van vijf jaar volgend op de benoeming in zijn graad, de helft van de competentietoelage bedoeld in 3°. 7° De fiscaal deskundige die slaagt in de competentiemeting 4, ontvangt een jaarlijkse competentietoelage van 2.500 euro gedurende de geldigheidsduur van deze competentiemeting. 8° De fiscaal deskundige die niet slaagt in de competentiemeting 4, verliest het recht op de competentietoelage. In afwijking van het voorgaande lid behoudt hij gedurende een periode van twaalf maanden volgend op de datum van zijn inschrijving voor deze competentiemeting en ten vroegste bij het verstrijken van de geldigheidsduur van de voorgaande competentiemeting, de helft van de competentietoelage bedoeld in 5°. § 4. 1° De financieel deskundige bezoldigd in de weddeschaal BF1 of in de weddeschaal BF2 zonder laureaat te zijn van de competentiemeting 3, die wordt benoemd in de graad van fiscaal deskundige, verkrijgt de weddeschaal BF2.
Hij heeft volgens de algemene regels recht op een jaarlijkse competentietoelage van 2.000 euro gedurende de periode van vijf jaar volgend op zijn benoeming in deze graad.
Vanaf het vierde jaar volgend op zijn benoeming kan hij zich inschrijven om deel te nemen aan competentiemeting 1 verbonden aan de graad van fiscaal deskundige. 2° De financieel deskundige bezoldigd in de weddeschaal BF2 en geslaagd voor de competentiemeting 3, 4 of 5, of bezoldigd in de weddeschaal BF3, die wordt benoemd in de graad van fiscaal deskundige verkrijgt de weddeschaal BF3 en wordt vrijgesteld van de competentiemeting 2 verbonden aan deze graad. Hij heeft volgens de algemene regels recht op een jaarlijkse competentietoelage van 2.500 euro gedurende de periode van vijf jaar volgend op zijn benoeming in deze graad.
Vanaf het vierde jaar mag de bediende, bedoeld in het vorige lid, zich inschrijven om deel te nemen aan competentiemeting 3 verbonden aan de graad van fiscaal deskundige.
Indien hij niet slaagt in deze competentiemeting, verliest hij het voordeel van de competentietoelage.
In afwijking van het voorgaande lid ontvangt de bediende gedurende de twaalf maanden volgend op zijn inschrijving voor de competentiemeting, en ten vroegste bij het verstrijken van de periode van vijf jaar bedoeld in het tweede lid, de helft van de competentietoelage bepaald in hetzelfde lid. 3° De bedienden bedoeld in 1° en 2° dienen geslaagd te zijn voor de in artikel 39, eerste lid, 2°, bedoelde proef over de beroepsbekwaamheid. ».
Art. 14.In artikel 22 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 19 september 1962 en 27 mei 1969, worden de woorden « van bureauchef » vervangen door de woorden « van fiscaal deskundige ».
Art. 15.Artikel 23 van hetzelfde besluit, opgeheven bij het koninklijk besluit van 19 september 1962 wordt hersteld in de volgende lezing : «
Art. 23.Het aantal betrekkingen, verbonden aan de graden in kolom 1, dat mag worden bezoldigd in de weddeschaal vermeld in kolom 2, wordt, voor elke bewaring, vastgesteld overeenkomstig de bepalingen van kolom 3 : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld De betrekkingen bedoeld in het eerste lid worden toegekend overeenkomstig de bepalingen geldend voor de rijksambtenaren benoemd bij de Federale Overheidsdienst Financiën.
De kandidaten voor de in het eerste lid bedoelde betrekkingen worden gerangschikt in de volgende orde van voorrang : a) de ambtenaar met de grootste graadanciënniteit;b) bij gelijke graadanciënniteit, de ambtenaar met de grootste niveauanciënniteit;c) bij gelijke niveauanciënniteit, de bediende met de grootste dienstanciënniteit in de zin van artikel 16bis ;d) bij gelijke dienstanciënniteit in de zin van artikel 16bis, de oudste bediende.».
Art. 16.Het opschrift van hoofdstuk V van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : « HOOFDSTUK V. - BEVORDERINGEN EN VERANDERINGEN VAN GRAAD ».
Art. 17.In artikel 31 van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 27 mei 1969, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° het eerste lid wordt vervangen als volgt : « De bevorderingen en de veranderingen van graad worden door de bewaarder, volgens de in dit hoofdstuk voorgeschreven regelen, aan de bedienden die de vereiste voorwaarden vervullen, toegekend.»;. 2° de Franse tekst van het tweede lid wordt vervangen als volgt : « Ils sont notifiés dans la huitaine au directeur régional.».
Art. 18.In Hoofdstuk V van hetzelfde besluit wordt een afdeling Ibis ingevoegd, die de artikelen 31bis tot 31ter omvat, luidende : « Afdeling Ibis. - Financieel medewerkers.
Art. 31bis.Tot de graad van financieel medewerker worden benoemd, bij wege van verandering van graad, de administratief medewerkers die de volgende voorwaarden vervullen : 1° minstens het signalement « goed » bekomen hebben;2° geslaagd zijn voor de proef over de beroepsbekwaamheid die toegang verleent tot de graad van financieel medewerker. De benoeming tot de graad van financieel medewerker wordt door de bewaarder toegekend op de datum vastgesteld door de administrateur-generaal van de Patrimoniumdocumentatie. Deze datum kan de eerste dag van de maand die volgt op deze tijdens welke de voormelde voorwaarden vervuld zijn niet voorafgaan.
Art. 31ter.§ 1. Alleen de definitief aangenomen administratief medewerkers mogen aan de proef over de beroepsbekwaamheid die toegang verleent tot de graad van financieel medewerker deelnemen. § 2. De proef over de beroepsbekwaamheid die toegang verleent tot de graad van financieel medewerker toetst de competenties vereist voor de functie.
Voor de bedienden der scheepshypotheken staat het programma van de proef over de beroepsbekwaamheid die toegang verleent tot de graad van financieel medewerker in verband met de dienst van deze bewaring. § 3. Om te slagen moeten de kandidaten ten minste 60% van de punten behalen voor de volledige proef over de beroepsbekwaamheid die toegang verleent tot de graad van financieel medewerker en zo zij uit meerdere gedeelten bestaat, dient bijkomend op elk deel minstens 50% van de punten te worden behaald. Zij behouden onbeperkt het voordeel van hun uitslag. ».
Art. 19.Het opschrift van Afdeling II van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : « Afdeling II. - Administratief assistenten ».
Art. 20.Artikel 32 van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 27 mei 1969, wordt vervangen als volgt : «
Art. 32.Tot de graad van administratief assistent worden bevorderd de definitief aangenomen bedienden behorend tot het niveau D die de volgende voorwaarden vervullen : 1° minstens het signalement "goed" bekomen hebben;2° voor een vergelijkende selectie voor overgang naar de graad van administratief assistent geslaagd zijn of geslaagd zijn voor de in artikel 10ter, § 1, bedoelde selectie-A. De bevordering tot de graad van administratief assistent wordt door de bewaarder toegekend op de datum vastgesteld door de administrateur-generaal van de Patrimoniumdocumentatie. Deze datum kan de eerste dag van de maand die volgt op deze tijdens welke de voormelde voorwaarden vervuld zijn niet voorafgaan. ».
Art. 21.Artikel 33 van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 27 mei 1969, wordt vervangen als volgt : «
Art. 33.§ 1. Alleen de definitief aangenomen bedienden behorend tot het niveau D mogen aan de vergelijkende selectie voor overgang naar de graad van administratief assistent deelnemen. § 2. De vergelijkende selectie voor overgang naar de graad van administratief assistent bestaat slechts uit één proef, bestaande uit één of meer delen met betrekking tot de competenties vereist voor de functie.
Voor de bedienden der scheepshypotheken staat het programma van de vergelijkende selectie voor overgang naar de graad van administratief assistent in verband met de dienst van deze bewaring. § 3. Om te slagen moeten de kandidaten ten minste 60% van de punten behalen voor de volledige vergelijkende selectie voor overgang naar de graad van administratief assistent en zo zij uit meerdere gedeelten bestaat, dient bijkomend op elk deel minstens 50% van de punten te worden behaald. Zij behouden onbeperkt het voordeel van hun uitslag. ».
Art. 22.Artikel 34 van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 27 mei 1969, wordt opgeheven.
Art. 23.Artikel 35 van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 27 mei 1969, wordt opgeheven.
Art. 24.In Hoofdstuk V van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 27 mei 1969, 27 maart 1972 en 9 oktober 2001, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° tussen de Afdelingen II en III wordt een afdeling IIbis ingevoegd, luidende : »Afdeling IIbis.- Financieel assistenten »; 2° in Afdeling IIbis wordt een artikel 35bis ingevoegd, luidende : « Art.35bis. Tot financieel assistent worden benoemd, bij wege van verandering van graad, de definitief aangenomen administratief assistenten of de adjunct-financieel assistenten, afgeschafte graad, die de volgende voorwaarden vervullen : a) minstens het signalement « goed » ontvangen hebben;b) geslaagd zijn voor de proef over de beroepsbekwaamheid die toegang verleent tot de graad van financieel assistent. Tot financieel assistent worden bevorderd, de financieel medewerkers die de volgende voorwaarden vervullen : a) minstens het signalement « goed » ontvangen hebben;b) geslaagd zijn voor de vergelijkende selectie voor overgang naar de graad van financieel assistent. De benoeming of de bevordering tot financieel assistent wordt door de bewaarder toegekend op de datum vastgesteld door de administrateur-generaal van de Patrimoniumdocumentatie. Die datum kan niet voorafgaan aan de eerste dag van de maand na die waarin de in het eerste of tweede lid vermelde voorwaarden vervuld zijn. ». 3° in Afdeling IIbis wordt een artikel 35ter ingevoegd, luidende : « Art.35ter. Alleen de definitief aangenomen administratief assistenten en de adjunct-financieel assistenten, afgeschafte graad, mogen deelnemen aan de proef over de beroepsbekwaamheid die toegang verleent tot de graad van financieel assistent.
Alleen de financieel medewerkers mogen deelnemen aan de vergelijkende selectie voor overgang naar de graad van financieel assistent.
De proef over de beroepsbekwaamheid die toegang verleent tot de graad van financieel assistent toetst de competenties vereist voor de functie.
De vergelijkende selectie voor overgang naar de graad van financieel assistent bestaat slechts uit één proef, bestaande uit één of meer delen met betrekking tot de competenties vereist voor de functie.
Voor de bedienden der scheepshypotheken staat het programma van de proef over de beroepsbekwaamheid die toegang verleent tot de graad van financieel assistent en van de vergelijkende selecte voor overgang naar de graad van financieel assistent in verband met de dienst van deze bewaring.
De vergelijkende selectie voor overgang naar de graad van financieel assistent en de proef over de beroepsbekwaamheid die toegang verleent tot de graad van financieel assistent maken het voorwerp uit van één en dezelfde organisatie. Om te slagen moeten de kandidaten ten minste 60% van de punten behalen voor de volledige vergelijkende selectie voor overgang naar de graad van financieel assistent of voor de volledige proef over de beroepsbekwaamheid die toegang verleent tot de graad van financieel assistent en zo zij uit meerdere gedeelten bestaan, dient bijkomend op elk deel minstens 50% van de punten te worden behaald. Zij behouden onbeperkt het voordeel van hun uitslag. ».
Art. 25.Het opschrift van Afdeling III van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : « Afdeling III. - Financieel deskundigen ».
Art. 26.Artikel 36 van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 27 mei 1969, wordt vervangen als volgt : «
Art. 36.Tot de graad van financieel deskundige worden bevorderd de definitief aangenomen bedienden behorend tot het niveau C, die de volgende voorwaarden vervullen : 1° minstens het signalement "goed" bekomen hebben;2° voor een vergelijkende selectie voor overgang naar de graad van financieel deskundige geslaagd zijn. De bevordering tot de graad van financieel deskundige wordt door de bewaarder toegekend op de datum vastgesteld door de administrateur-generaal van de Patrimoniumdocumentatie. Deze datum kan de eerste dag van de maand die volgt op deze tijdens welke de voormelde voorwaarden vervuld zijn niet voorafgaan. ».
Art. 27.Artikel 37 van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 27 mei 1969, wordt vervangen als volgt : «
Art. 37.§ 1. Alleen de definitief aangenomen bedienden behorend tot het niveau C mogen aan de vergelijkende selectie voor overgang naar de graad van financieel deskundige deelnemen. § 2. De vergelijkende selectie voor overgang naar de graad van financieel deskundige bestaat slechts uit één proef, bestaande uit één of meer delen met betrekking tot de competenties vereist voor de functie.
Voor de bedienden der scheepshypotheken staat het programma van de vergelijkende selectie voor overgang naar de graad van financieel deskundige in verband met de dienst van deze bewaring. § 3. Om te slagen moeten de kandidaten ten minste 60% van de punten behalen voor de volledige vergelijkende selectie voor overgang naar de graad van financieel deskundige en zo zij uit meerdere gedeelten bestaat, dient bijkomend op elk deel minstens 50% van de punten te worden behaald. Zij behouden onbeperkt het voordeel van hun uitslag. ».
Art. 28.Artikel 38 van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 27 mei 1969, wordt opgeheven.
Art. 29.Het opschrift van Afdeling IV van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : « Afdeling IV. - Fiscaal deskundigen ».
Art. 30.Artikel 39 van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 27 mei 1969, wordt vervangen als volgt : «
Art. 39.Tot de graad van fiscaal deskundige worden benoemd, indien deze betrekking in het kader van het kantoor voorzien en onbezet is, bij wege van verandering van graad, de financieel deskundigen, die de volgende voorwaarden vervullen : 1° minstens het signalement « goed » bekomen hebben;2° geslaagd zijn voor de proef over de beroepsbekwaamheid die toegang verleent tot de graad van fiscaal deskundige. Tot de graad van fiscaal deskundige worden bevorderd, indien deze betrekking in het kader van het kantoor voorzien en onbezet is, de financieel assistenten en de adjunct-financieel assistenten, afgeschafte graad, die de volgende voorwaarden vervullen : 1° minstens het signalement « goed » bekomen hebben;2° geslaagd zijn voor de vergelijkende selectie voor overgang naar de graad van fiscaal deskundige. De benoeming of de bevordering tot de graad van fiscaal deskundige wordt door de bewaarder toegekend op de datum vastgesteld door de administrateur-generaal van de Patrimoniumdocumentatie. Deze datum kan de eerste dag van de maand die volgt op deze tijdens welke de in het eerste of het tweede lid vermelde voorwaarden vervuld zijn niet voorafgaan. ».
Art. 31.Artikel 40 van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 27 mei 1969, wordt opgeheven.
Art. 32.Artikel 41 van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 27 mei 1969, wordt vervangen als volgt : «
Art. 41.Alleen de financieel deskundigen mogen deelnemen aan de proef over de beroepsbekwaamheid die toegang verleent tot de graad van fiscaal deskundige.
Alleen de financieel assistenten en de adjunct-financieel assistenten, afgeschafte graad, mogen deelnemen aan de vergelijkende selectie voor overgang naar de graad van fiscaal deskundige.
De proef over de beroepsbekwaamheid die toegang verleent tot de graad van fiscaal deskundige toetst de competenties vereist voor de functie.
De vergelijkende selectie voor overgang naar de graad van fiscaal deskundige bestaat slechts uit één proef, bestaande uit één of meer delen met betrekking tot de competenties vereist voor de functie.
Voor de bedienden der scheepshypotheken staat het programma van de proef over de beroepsbekwaamheid die toegang verleent tot de graad van fiscaal deskundige en van de vergelijkende selecte voor overgang naar de graad van fiscaal deskundige in verband met de dienst van deze bewaring.
De vergelijkende selectie voor overgang naar de graad van fiscaal deskundige en de proef over de beroepsbekwaamheid die toegang verleent tot de graad van fiscaal deskundige maken het voorwerp uit van één en dezelfde organisatie. Om te slagen moeten de kandidaten ten minste 60% van de punten behalen voor de volledige vergelijkende selectie voor overgang naar de graad van fiscaal deskundige of voor de volledige proef over de beroepsbekwaamheid die toegang verleent tot de graad van fiscaal deskundige en zo zij uit meerdere gedeelten bestaan, dient bijkomend op elk deel minstens 50% van de punten te worden behaald.
Zij behouden onbeperkt het voordeel van hun uitslag. ».
Art. 33.Artikel 42 van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 27 mei 1969, wordt vervangen als volgt : «
Art. 42.De rangschikking van de recipiendi gebeurt als volgt : 1° de bedienden die met de vermelding « zeer goed » gesignaleerd zijn;2° bij gelijk signalement, de laureaat van de vergelijkende selectie voor overgang die toegang verleent tot de graad van fiscaal deskundige of de proef over de beroepsbekwaamheid waarvan het proces-verbaal op de verst afgelegen datum werd afgesloten;3° onder laureaten van een vergelijkende selectie of proef over de beroepsbekwaamheid die werd afgesloten op dezelfde datum, de laureaat die de meeste punten behaalde voor het bijzondere gedeelte of de bijzondere gedeelten;4° onder laureaten die hetzelfde aantal punten behaalden : a) de bediende met de grootste gecumuleerde niveauanciënniteit in de niveaus B en C;b) bij gelijkheid onder de bedienden bedoeld in a), de bediende met de grootste dienstanciënniteit in de zin van artikel 16bis ;c) bij gelijke dienstanciënniteit in de zin van artikel 16bis, de oudste bediende.».
Art. 34.Artikel 43 van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 27 mei 1969, wordt opgeheven.
Art. 35.Artikel 44 van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 27 mei 1969, wordt vervangen als volgt : «
Art. 44.Indien geen bediende de vereiste voorwaarden vervult, kan de bewaarder het interim van de betrekking van fiscaal deskundige toevertrouwen aan een financieel deskundige, die minstens het signalement « goed » bekomen heeft.
De financieel deskundigen die het signalement « zeer goed » hebben bekomen, gaan vóór deze welke met de vermelding « goed » gesignaleerd zijn.
Bij gelijk signalement, heeft de financieel deskundige met de grootste graadanciënniteit de voorrang.
Bij gelijke anciënniteit heeft de best gerangschikte op de vergelijkende selectie voor overgang naar de graad van financieel deskundige de voorrang.
Hij die een interim heeft waargenomen of waarneemt, bekomt daardoor geen enkele voorrang voor de definitieve toekenning van de betrekking. ».
Art. 36.In het artikel 47bis, § 3, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 19 september 1962 en vervangen bij het koninklijk besluit van 25 april 1966, worden de woorden « of verandering van graad » ingevoegd tussen de woorden « bevordering in graad » en de woorden « ,wordt hem ».
Art. 37.In artikel 52 van hetzelfde besluit worden de woorden « of een verandering van graad » ingevoegd tussen de woorden « hogere graad » en de woorden « ,wordt deze ».
Art. 38.Artikel 55 van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 19 september 1962 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 25 april 1966, wordt vervangen als volgt : « De met vermelding « onvoldoende » gesignaleerde bedienden verliezen elke mogelijkheid tot bevordering in graad of verandering van graad; bovendien, blijven zij, vanaf de eerste weddeverhoging welke op de datum van de toekenning van deze vermelding volgt, gedurende zes maanden verstoken van de uitwerking van deze weddeverhoging.
De met vermelding « slecht » gesignaleerde bedienden verliezen elke mogelijkheid tot bevordering in graad of verandering van graad; bovendien blijven zij, vanaf de eerste weddeverhoging welke op de datum van de toekenning van deze vermelding volgt, gedurende een jaar verstoken van de uitwerking van deze weddeverhoging. Het behouden van het signalement « slecht » over twee achtereenvolgende jaren sedert de toekenning ervan, heeft afdanking met de wettelijke opzegging tot gevolg. ».
Art. 39.In artikel 65 van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 19 september 1962 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 27 maart 1972, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het eerste lid vervallen in de bepaling onder 1° de woorden « inspecteur-generaal »;2° in het tweede lid worden de woorden « de directeur-generaal van de belasting over de toegevoegde waarde, registratie en domeinen » vervangen door de woorden « de administrateur-generaal van de Patrimoniumdocumentatie ».
Art. 40.In artikel 71 van hetzelfde besluit worden de woorden « departementale Kamer van beroep van het Ministerie van Financiën » vervangen door de woorden « departementale Raad van beroep van de Federale Overheidsdienst Financiën ».
Art. 41.Artikel 73, eerste lid, van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : « De reiskosten en de dagelijkse vergoedingen wegens reis- en verblijfkosten worden door de bewaarder onder wie de bediende ressorteert, aan de bijzitters en aan de verdediger betaald overeenkomstig het tarief dat in de Federale Overheidsdienst Financiën van toepassing is inzake beroep vóór de departementale Raad van beroep. ».
Art. 42.In artikel 75 van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 19 september 1962 en gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 25 april 1966 en 9 juli 1976, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° het eerste lid wordt vervangen als volgt : « Aan de leden van zijn personeel staat de bewaarder dienstvrijstellingen, officieel verlof, jaarlijks vakantieverlof, omstandigheidsverlof, verlof voor sociale promotie, bevallingsverlof, verlof wegens borstvoeding en uitzonderlijk verlof wegens overmacht ingevolge ziekte of ongeval, toe onder de voorwaarden en volgens de regelen bepaald voor het Rijkspersoneel.De toegestane voordelen mogen niet minder gunstig zijn dan die welke verleend worden bij de bindende wettelijke bepalingen die op de bedienden van toepassing zijn. »; 2° het tweede lid wordt vervangen als volgt : « Voor de toepassing van het eerste lid worden de stagedoende bedienden en de definitief aangenomen bedienden gelijkgesteld met statutaire Rijksambtenaren;de bedienden op proef en de tijdelijke bedienden worden gelijkgesteld met het bij arbeidsovereenkomst in dienst genomen personeel in de federale overheidsdiensten. ».
Art. 43.In artikel 76 van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 25 april 1966 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 9 juli 1976, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° het tweede lid wordt vervangen als volgt : « Hij kan eveneens zijn definitief aangenomen of stagedoende bedienden toestaan hun loopbaan te onderbreken, onder de voorwaarden en volgens de regelen bepaald voor het Rijkspersoneel.»; 2° het derde lid wordt opgeheven.
Art. 44.In artikel 77 van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 19 september 1962, worden de woorden « van de administratieve gezondheidsdienst » vervangen door de woorden « van het Bestuur van de Medische Expertise (MEDEX) ».
Art. 45.In artikel 80 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 19 september 1962 en gewijzigd het koninklijk besluit van 27 maart 1972, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° de bepaling onder § 1, 1° wordt vervangen als volgt : « 1° een door de administrateur-generaal van de Patrimoniumdocumentatie aangewezen voorzitter;»; 2° de bepaling onder § 1, 2°, wordt vervangen als volgt : « 2° een effectief lid per vakorganisatie die representatief is om zitting te hebben in sectorcomité II - Financiën;»; 3° de bepaling onder § 1, 3°, wordt vervangen als volgt : « 3° vier gewone leden aangewezen door de administrateur-generaal van de Patrimoniumdocumentatie, waarvan twee onder de hypotheekbewaarders en twee onder de ambtenaren van het hoofdbestuur.»; 4° § 3 wordt opgeheven.
Art. 46.Artikel 81 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 19 september 1962, wordt opgeheven.
Art. 47.In artikel 82 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 19 september 1962, worden de woorden « syndicale raad van advies van het Ministerie van Financiën » vervangen door de woorden « departementale raad van beroep van de Federale Overheidsdienst Financiën ».
Art. 48.Hoofdstuk XI van hetzelfde besluit bestaande uit de artikelen 86 en 87, wordt opgeheven.
Art. 49.Artikel 89 van hetzelfde besluit wordt opgeheven.
Art. 50.Artikel 90 van hetzelfde besluit wordt opgeheven.
Art. 51.Artikel 93 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 19 september 1962 en 27 november 1964, wordt opgeheven.
Art. 52.Artikel 94 van hetzelfde besluit wordt opgeheven.
Art. 53.In de artikelen 3bis en 5 van hetzelfde besluit worden de woorden « directeur-generaal van de belasting over de toegevoegde waarde, registratie en domeinen » vervangen door de woorden « administrateur-generaal van de Patrimoniumdocumentatie ».
Art. 54.In de artikelen 49, 50, 51, 53, 58, 59, 60, 62, 64, 69, 70, 72 en 85 van hetzelfde besluit worden de woorden « directeur-generaal » vervangen door de woorden « administrateur-generaal van de Patrimoniumdocumentatie ». HOOFDSTUK II. - Integratie van de bedienden der hypotheekbewaarders in de nieuwe loopbanen. Afdeling I. - Definities
Art. 55.Voor de toepassing van dit hoofdstuk dient te worden verstaan onder : 1° weddecomplement : de complementen bepaald in artikel 18, § 4, van het besluit van de Regent van 1 juli 1949 houdende het statuut van de bedienden der hypotheekbewaarders, zoals die bepaling van kracht was voor de opheffing ervan bij artikel 9 van dit besluit;2° bezoldiging : de jaarwedde verhoogd, in voorkomend geval, met het weddecomplement;3° koninklijk besluit van 5 september 2002 : het koninklijk besluit van 5 september 2002 houdende hervorming van de loopbaan van sommige ambtenaren in de Rijksbesturen met zijn wijzigingen;4° bediende : stagedoende bediende en definitief aangenomen bediende. Afdeling II. - Integratie van de klerken in het niveau D
Onderafdeling I. - Uitvoeringsbepalingen met betrekking tot de integratie van de klerken die niet gerechtigd zijn op een weddecomplement
Art. 56.§ 1. De bedienden die op 1 januari 2002 titularis zijn van de in artikel 76 geschrapte graad van klerk en in deze graad niet gerechtigd zijn op een weddecomplement, worden op die datum benoemd in de graad van administratief medewerker.
De bedienden die na 1 januari 2002 tot de stage werden toegelaten of definitief werden aangenomen in de graad van klerk, worden op datum van hun toelating tot de stage of hun definitieve aanneming in dezelfde hoedanigheid benoemd in de graad van administratief medewerker.
De anciënniteit verworven in de graad van klerk wordt geacht verworven te zijn in de graad van administratief medewerker en in het niveau D. § 2. De in § 1 bedoelde bedienden worden ingeschaald in de weddeschaal verbonden aan hun nieuwe graad overeenkomstig de bijlage van dit besluit.
De verworven geldelijke anciënniteit wordt geacht verkregen te zijn in de nieuwe weddeschaal.
Onderafdeling II. - Uitvoeringsbepalingen met betrekking tot de integratie van de klerken die gerechtigd zijn op een weddecomplement
Art. 57.§ 1. De bedienden die op 1 januari 2002 titularis zijn van de in artikel 76 geschrapte graad van klerk en in deze graad gerechtigd zijn op een weddecomplement, worden op die datum benoemd in de graad van administratief medewerker, op voorwaarde dat ze uiterlijk binnen de drie maanden volgend op de datum van de publicatie van dit besluit in het Belgisch Staatsblad een met dit doel georganiseerde opleidingsactiviteit hebben gevolgd. § 2. De klerken die na 1 januari 2002 gerechtigd werden op een weddecomplement worden, op de datum van de toekenning van het complement, benoemd in de graad van administratief medewerker, op voorwaarde dat ze uiterlijk binnen de drie maanden volgend op de datum van de publicatie van dit besluit in het Belgisch Staatsblad een met dit doel georganiseerde opleidingsactiviteit hebben gevolgd. § 3. De anciënniteit verworven in de graad van klerk wordt geacht verworven te zijn in de graad van administratief medewerker en in het niveau D. § 4. De in dit artikel bedoelde bedienden worden ingeschaald in de weddeschaal verbonden aan hun nieuwe graad overeenkomstig de bijlage bij dit besluit.
De verworven geldelijke anciënniteit wordt geacht verkregen te zijn in de nieuwe weddeschaal.
Art. 58.De in artikel 57 bedoelde bedienden die niet deelnemen aan de opleidingsactiviteit binnen de drie maanden volgend op de datum van de publicatie van dit besluit in het Belgisch Staatsblad worden ambtshalve benoemd in de afgeschafte graad van klerk (niveau D) op datum van 1 januari 2002 of, indien deze later is, op de datum van de toekenning van het weddencomplement.
Deze bedienden behouden hun graadanciënniteit en niveauanciënniteit.
Zij verkrijgen de weddeschaal en het weddecomplement verbonden aan de afgeschafte graad. Afdeling III. - Integratie van de eerste klerken in het niveau C.
Onderafdeling I. - Uitvoeringsbepalingen met betrekking tot de integratie van sommige eerste klerken in de graad van administratief assistent
Art. 59.§ 1. De bedienden die op 1 juni 2002 titularis zijn van de in artikel 76 geschrapte graad van eerste klerk en bezoldigd zijn in de weddeschaal 20A, worden op die datum benoemd in de graad van administratief assistent.
De bedienden die na 1 juni 2002 tot de stage werden toegelaten in de graad van eerste klerk of na deze datum definitief werden aangenomen of bevorderd in de graad van eerste klerk worden, op datum van hun toelating tot de stage, definitieve aanneming of bevordering in dezelfde hoedanigheid, benoemd in de graad van administratief assistent. § 2. De anciënniteit verworven in de graad van eerste klerk wordt geacht verworven te zijn in de graad van administratief assistent en in het niveau C. § 3. De in § 1 bedoelde bedienden worden ingeschaald in de weddeschaal verbonden aan hun nieuwe graad overeenkomstig de bijlage bij dit besluit.
De verworven geldelijke anciënniteit wordt geacht verkregen te zijn in de nieuwe weddeschaal.
Art. 60.De bedienden bedoeld in artikel 59 kunnen deelnemen aan competentiemeting 1.
Onderafdeling II. - Uitvoeringsbepalingen met betrekking tot de integratie van sommige eerste klerken in de afgeschafte graad van adjunct-financieel assistent
Art. 61.§ 1. De bedienden, niet bedoeld in artikel 63, die op 1 juni 2002 titularis zijn van de in artikel 76 geschrapte graad van eerste klerk en bezoldigd zijn in de weddeschaal 20B, worden op die datum benoemd in de afgeschafte graad van adjunct-financieel assistent, op voorwaarde dat ze uiterlijk binnen de drie maanden volgend op de datum van de publicatie van dit besluit in het Belgisch Staatsblad een met dit doel georganiseerde opleidingsactiviteit hebben gevolgd. § 2. De bedienden die de in de § 1 vermelde voorwaarden vervullen na 1 juni 2002, worden op de datum dat de voorwaarden zijn vervuld, benoemd tot adjunct-financieel assistent, afgeschafte graad, op voorwaarde dat ze uiterlijk binnen de drie maanden volgend op de datum van de publicatie van dit besluit in het Belgisch Staatsblad een met dit doel georganiseerde opleidingsactiviteit hebben gevolgd. § 3. De anciënniteit verworven in de graad van eerste klerk wordt geacht verworven te zijn in de afgeschafte graad van adjunct-financieel assistent en in het niveau C. § 4. De in dit artikel bedoelde bedienden worden ingeschaald in de weddeschaal verbonden aan hun nieuwe graad overeenkomstig de bijlage bij dit besluit.
De verworven geldelijke anciënniteit wordt geacht verkregen te zijn in de nieuwe weddeschaal. § 5. De in dit artikel bedoelde bedienden kunnen deelnemen aan de competentiemeting 1.
Na afloop van een periode van zes jaar gedurende dewelke ze gerechtigd waren op de jaarlijkse competentietoelage verbonden aan de competentiemeting 1, bekomen de ambtenaren de weddeschaal CA2. Ze kunnen onmiddellijk deelnemen aan competentiemeting 3.
Art. 62.§ 1. De in artikel 61 bedoelde bedienden die niet deelnemen aan de opleidingsactiviteit binnen de drie maanden volgend op de datum van de publicatie van dit besluit in het Belgisch Staatsblad worden op 1 juni 2002 of op de datum waarop zij tot de stage werden toegelaten in de graad van eerste klerk of de datum van hun definitieve aanneming of bevordering in de graad van eerste klerk, indien deze later plaats had in dezelfde hoedanigheid benoemd in de graad van administratief assistent.
Zij verkrijgen de weddenschalen verbonden aan de graad van administratief assistent, overeenkomstig het koninklijk besluit van 5 september 2002. § 2. De in § 1 bedoelde bedienden kunnen deelnemen aan de competentiemeting 1.
Na afloop van een periode van acht jaar gedurende dewelke ze gerechtigd waren op de jaarlijkse competentietoelage verbonden aan de competentiemeting 1, bekomen de ambtenaren de weddeschaal CA2. Ze kunnen onmiddellijk deelnemen aan competentiemeting 3.
Onderafdeling III. - Uitvoeringsbepalingen met betrekking tot de integratie van sommige eerste klerken in de graad van financieel assistent
Art. 63.§ 1. De bedienden die op 1 juni 2002 titularis zijn van de in artikel 76 geschrapte graad van eerste klerk en in deze graad gerechtigd zijn op een weddencomplement, worden op die datum benoemd in de graad van financieel assistent, op voorwaarde dat ze uiterlijk binnen de drie maanden volgend op de datum van de publicatie van dit besluit in het Belgisch Staatsblad een met dit doel georganiseerde opleidingsactiviteit hebben gevolgd. § 2. De anciënniteit verworven in de graad van eerste klerk wordt geacht verworven te zijn in de graad van financieel assistent en in het niveau C. § 3. De in dit artikel bedoelde bedienden worden ingeschaald in de weddeschaal verbonden aan hun nieuwe graad overeenkomstig de bijlage bij dit besluit.
De verworven geldelijke anciënniteit wordt geacht verkregen te zijn in de nieuwe weddeschaal.
Art. 64.De in artikel 63 bedoelde bedienden die niet deelnemen aan de opleidingsactiviteit binnen de drie maanden volgend op de datum van de publicatie van dit besluit in het Belgisch Staatsblad worden op 1 juni 2002 benoemd in de graad van administratief assistent.
Zij verkrijgen de weddeschalen verbonden aan de graad van administratief assistent, overeenkomstig het koninklijk besluit van 5 september 2002. Afdeling IV. - Integratie van sommige bedienden in het niveau B
Art. 65.De bedienden die op 1 oktober 2002 titularis zijn van één van de in artikel 76 geschrapte graden, hierna vermeld in kolom 1, worden op die datum benoemd in de overeenstemmende graad van het niveau B die voorkomt in de kolom 2, op voorwaarde dat ze, uiterlijk binnen de drie maanden volgend op de datum van de publicatie van dit besluit in het Belgisch Staatsblad, een met dit doel georganiseerde opleidingsactiviteit hebben gevolgd : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld De bedienden die na 1 oktober 2002 werden benoemd in een graad van kolom 1, van het vorige lid, worden, op de datum van die benoeming, benoemd in de overeenstemmende graad die voorkomt in de kolom 2 op voorwaarde dat ze, uiterlijk binnen de drie maanden volgend op de datum van de publicatie van dit besluit in het Belgisch Staatsblad, een met dit doel georganiseerde opleidingsactiviteit hebben gevolgd.
Art. 66.Voor de berekening van de graadanciënniteit van de bedienden benoemd krachtens artikel 65 worden de diensten gepresteerd in de geschrapte graad of, in voorkomend geval, in de twee geschrapte graden vermeld tegenover de graad van niveau B, in aanmerking genomen.
De anciënniteit verkregen in de graden van revisor, eerste revisor en bureauchef wordt geacht verkregen te zijn in het niveau B.
Art. 67.De in artikel 65 bedoelde bedienden worden, op de datum van hun benoeming in het niveau B ingeschaald in de weddeschaal verbonden aan hun nieuwe graad overeenkomstig de bijlage bij dit besluit.
Art. 68.§ 1. De bedienden die, overeenkomstig de bijlage bij dit besluit, worden ingeschaald op basis van de bezoldiging, verkrijgen in de weddeschaal verbonden aan hun nieuwe graad de wedde gelijk aan of onmiddellijk hoger dan hun bezoldiging verbonden aan hun oude graad.
De nuttige anciënniteit van deze bedienden wordt vastgesteld op basis van het resultaat van hun inschaling.
In afwijking van de artikelen 14, 15, 17 en 18 van het koninklijk besluit van 29 juni 1973 houdende bezoldigingsregeling van het personeel van de federale overheidsdiensten, wordt deze nuttige anciënniteit de fictieve geldelijke anciënniteit in de weddeschalen verbonden aan de graden van niveau B. Het verschil tussen de geldelijke anciënniteit en de nuttige anciënniteit verworven in de oude weddeschaal wordt meegenomen in de nieuwe weddeschaal en is beperkt tot elf maanden.
De bedienden die in hun oude weddeschaal aan de maximumwedde van deze schaal worden bezoldigd, worden geïntegreerd op de eerste trap van de intermediaire loonopslag die uit de integratie volgt. § 2. De bedienden bedoeld in artikel 65 hervinden, met uitwerking op dag vóór hun opruststelling of hun overlijden, de werkelijke geldelijke anciënniteit die zij hadden bij hun integratie in niveau B, vermeerderd met de duur van de in dat niveau gepresteerde diensten.
Art. 69.§ 1. De bedienden bedoeld in artikel 67 van dit besluit die op datum van hun benoeming in het niveau B worden ingeschaald in de weddeschaal BF2 en die slagen voor competentiemeting 3 verbonden aan de graad van financieel deskundige kunnen, op hun schriftelijk verzoek, geïntegreerd worden in de weddeschaal 26G, met ingang van de eerste dag van de maand volgend op hun inschrijving voor de geslaagde competentiemeting. Het verzoek is onherroepelijk en de integratie in de weddeschaal 26G gebeurt op basis van de reële geldelijke anciënniteit.
In afwijking van artikel 72 worden de bedienden geacht geslaagd te zijn voor de competentiemeting 2 verbonden aan hun graad. § 2. De bedienden die een verzoek hebben ingediend overeenkomstig § 1 en sinds hun integratie in de weddeschaal 26G nog niet geslaagd zijn voor de competentiemeting 3, worden bij hun benoeming tot fiscaal deskundige op grond van het slagen van een proef over de beroepsbekwaamheid, voor de vaststelling van hun wedde in deze graad geacht geen toepassing te hebben gevraagd van de vorige paragraaf.
Art. 70.De in kolom 1 bedoelde bedienden, die niet aan de opleidingsactiviteit deelnemen binnen de drie maanden volgend op de datum van de publicatie van dit besluit in het Belgisch Staatsblad, worden benoemd in het niveau B in de graad vermeld in kolom 2, op datum van 1 oktober 2002 of de datum van hun bevordering in een graad van kolom 1, wanneer deze later plaats had.
Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld De bedienden behouden hun graad- en niveauanciënniteit.
Zij verkrijgen de weddeschaal en het weddecomplement verbonden aan de afgeschafte graad.
Art. 71.§ 1. De bedienden die op de datum van de publicatie van dit besluit in het Belgisch Staatsblad titularis zijn van een graad bedoeld in artikel 65, kolom 1, en bezoldigd zijn in een weddeschaal opgenomen in kolom 1 van de onderstaande tabel bekomen mits het vervullen van de anciënniteitsvereisten in kolom 2, uit hoofde van hun reële geldelijke anciënniteit de wedde verbonden aan de in kolom 3 vermelde weddeschaal, alsook het hieraan verbonden weddecomplement.
Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld (1) voor de bedienden die werden bevorderd tot de graad van revisor, eerste revisor of bureauchef vóór 1 juli 1995, wordt de niveauanciënniteit berekend vanaf de datum van de bevordering tot de graad van eerste klerk;(2) voor de berekening van de graadanciënniteit komt de anciënniteit verworven in de graad van eerste revisor in aanmerking. § 2. De bedienden bedoeld in artikel 65 van dit besluit, die de weddeschaal 28C verkrijgen, worden overeenkomstig artikel 68 van dit besluit op bezoldiging ingeschaald in de schaal BF3. § 3. De bedienden bedoeld in dit artikel, die geslaagd zijn voor een competentiemeting verkrijgen de competentietoelage volgens de geldende regelgeving.
De toepassing van de §§ 1 en 2 doet geen afbreuk aan de bevorderingen in weddeschaal die de bedienden in het niveau B zouden hebben verworven.
Art. 72.De titularissen van een geschrapte graad opgenomen in kolom 1 van onderstaande tabel mogen deelnemen aan de competentiemeting hiertegenover vermeld in kolom 2 die verbonden is aan hun nieuwe graad. De voorwaarden vermeld in kolom 1 dienen vervuld te zijn op de datum van de publicatie van dit besluit in het Belgisch Staatsblad.
Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld
Art. 73.§ 1. Voor de fiscaal deskundige die bij wege van overgangsmaatregel wordt bevorderd in de weddeschaal 28L en geslaagd is of slaagt voor competentiemeting 4, wordt het bedrag van de competentietoelage beperkt tot het verschil tussen de wedde die hij zou verkrijgen in de weddeschaal BF4 op basis van zijn reële geldelijke anciënniteit en de bezoldiging waarop hij gerechtigd is.
Bij het verstrijken van de geldigheidsduur van de in het vorige lid bedoelde competentiemeting, wordt de bediende op basis van zijn reële geldelijke anciënniteit bevorderd in de weddeschaal BF4. § 2. De fiscaal deskundige die wordt bezoldigd in de weddeschaal BF4 en die nadien bij wege van overgangsbepaling gerechtigd wordt op de weddeschaal 28L, wordt vanaf de datum van het ontstaan van het recht op de weddeschaal 28L, bezoldigd in de weddeschaal BF4 uit hoofde van zijn reële geldelijke anciënniteit, indien deze groter is dan hun fictieve geldelijke anciënniteit. § 3. De fiscaal deskundige die op de datum van de publicatie van dit besluit in het Belgisch Staatsblad, gerechtigd is op de weddeschaal 28L en slaagt voor de competentiemeting 4 wordt vanaf de eerste dag van de maand die volgt op de datum van zijn inschrijving voor de geslaagde competentiemeting, bevorderd in de weddeschaal BF4 op basis van zijn reële geldelijke anciënniteit.
De in het vorige lid bedoelde bediende ontvangt geen competentietoelage. Afdeling V. - Gemeenschappelijke bepalingen met betrekking tot de
competentiemetingen
Art. 74.De competentiemeting bestaat uit een gecertificeerde opleiding.
De gecertificeerde opleiding wordt afgesloten door een gunstige of een ongunstige beslissing.
Art. 75.De door Ons vastgestelde gemene bepalingen voor het geheel van het Federaal Openbaar Ambt en de bijzondere bepalingen voor de Federale Overheidsdienst Financiën, met betrekking tot de competentiemetingen en competentietoelagen zijn van toepassing op de competentiemetingen en competentietoelagen bedoeld in dit besluit, behoudens de door Ons voorziene afwijkingen. HOOFDSTUK III. - Geschrapte graden
Art. 76.De volgende graden worden geschrapt : - klerk (niveau 3); - eerste klerk (niveau 2); - revisor (niveau 2+); - eerste revisor (niveau 2+); - bureauchef (niveau 2+). HOOFDSTUK IV. - Overgangs- en slotbepalingen
Art. 77.De laureaten van het A-examen en het B-examen bedoeld in artikel 10bis van het besluit van de Regent van 1 juli 1949 houdende het statuut van de bedienden der hypotheekbewaarders, zoals die bepaling van kracht was voor de vervanging ervan bij artikel 4 van dit besluit, worden geacht geslaagd te zijn voor onderscheidenlijk de A-selectie en de B-selectie bedoeld in artikel 10ter, dat in datzelfde besluit wordt ingevoegd bij artikel 5 van dit besluit.
Art. 78.De op datum van publicatie van dit besluit in het Belgisch Staatsblad stagedoende en definitief aangenomen klerken, die nog geen vier jaar graadanciënniteit tellen maar geslaagd zijn voor het B-examen, bedoeld in artikel 10bis van het besluit van de Regent van 1 juli 1949 houdende het statuut van de bedienden der hypotheekbewaarders, worden zodra zij vier jaar graadanciënniteit tellen bezoldigd in de weddeschaal 30C en verkrijgen het hieraan verbonden weddecomplement voor zover ze op dat ogenblik geen gunstiger regeling genieten.
De bepalingen in het eerste lid zijn slechts van toepassing indien de bedienden minstens het signalement « goed » hebben bekomen en de opleidingsactiviteit hebben gevolgd bedoeld in artikel 57.
Art. 79.De B-examens die werden aangekondigd voor de datum van inwerkingtreding van dit besluit, worden voortgezet volgens de bepalingen die vóór die datum van toepassing waren.
De definitief aangenomen administratief medewerker bezoldigd in de weddeschaal DA1 of DA2 die slaagt voor een B-selectie of een examen-B waarvoor hij ingeschreven is op de datum van de publicatie van dit besluit in het Belgisch Staatsblad wordt zodra hij minimaal vier jaar graadanciënniteit telt bezoldigd in de weddeschaal 30C en verkrijgt een weddecomplement van 776,16 euro, indien hij niet op een hogere wedde gerechtigd is.
De definitief aangenomen administratief medewerker die overeenkomstig de bijlage bij dit besluit werd ingeschaald in de weddeschaal DA3 en die slaagt voor een B-selectie of een examen-B waarvoor hij ingeschreven is op de datum van de publicatie van dit besluit in het Belgisch Staatsblad wordt bezoldigd in de weddeschaal 30H en verkrijgt een weddencomplement van 1.051.58 euro, indien hij niet op een hogere wedde gerechtigd is.
De bepalingen van het tweede en derde lid zijn slechts van toepassing indien de bedienden minstens het signalement « goed » hebben bekomen.
Art. 80.De A-examens die werden aangekondigd voor de datum van inwerkingtreding van dit besluit, worden voortgezet volgens de bepalingen die vóór die datum van toepassing waren.
Art. 81.De examens van eerste klerk die werden aangekondigd voor de datum van inwerkingtreding van dit besluit, worden voortgezet volgens de bepalingen die vóór die datum van toepassing waren.
De laureaten van het examen van eerste klerk, bedoeld in het eerste lid, kunnen worden benoemd tot administratief assistent overeenkomstig artikel 32 van het Besluit van de Regent van 1 juli 1949 houdende het statuut van de bedienden der hypotheekbewaarders.
Art. 82.De examens van revisor die werden aangekondigd voor de datum van inwerkingtreding van dit besluit, worden voortgezet volgens de bepalingen die vóór die datum van toepassing waren.
De laureaten van het examen van revisor, bedoeld in het eerste lid die de opleidingsactiviteit hebben gevolgd bedoeld in artikel 65, kunnen worden benoemd tot financieel deskundige overeenkomstig artikel 36 van het Besluit van de Regent van 1 juli 1949 houdende het statuut van de bedienden der hypotheekbewaarders.
Art. 83.De examens voor bevordering tot de graad van bureauchef die werden aangekondigd voor de datum van inwerkingtreding van dit besluit, worden voortgezet volgens de bepalingen die vóór die datum van toepassing waren.
De laureaten van het examen van bureauchef, bedoeld in het eerste lid, die de opleidingsactiviteit hebben gevolgd bedoeld in artikel 65 kunnen worden benoemd tot fiscaal deskundige overeenkomstig de artikelen 39 en 42 van het Besluit van de Regent van 1 juli 1949 houdende het statuut van de bedienden der hypotheekbewaarders.
Op datum van hun benoeming krijgen zij op grond van hun reële geldelijke anciënniteit de bezoldiging verbonden aan de afgeschafte graad van eerste revisor en worden overeenkomstig de bijlage bij dit besluit ingeschaald in de weddeschaal BF3. Zij mogen onmiddellijk deelnemen aan competentiemeting 3.
De artikelen 68 en 71 zijn van toepassing.
Art. 84.De bevorderingsprocedures die lopende zijn op de datum van inwerkingtreding van dit besluit, worden verder geregeld door de bepalingen zoals die van kracht waren voor die datum.
De benoemingen gebeuren in de overeenstemmende graad opgericht in de niveaus C en B.
Art. 85.De bedienden die op datum van hun benoeming in hun nieuwe graad vermeld in kolom 1 titularis waren van de geschrapte graad vermeld in dezelfde kolom van de hiernavolgende tabel, behouden de in kolom 2 vermelde weddeschaal en weddecomplement, wanneer deze voordeliger zijn dan de weddeschaal verbonden aan hun nieuwe graad : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld
Art. 86.De bedienden die zich inschrijven voor de eerste competentiemeting die hun wordt aangeboden worden beschouwd ingeschreven te zijn op 31 augustus 2005 mits zij op die datum de reglementaire vereisten vervullen. Indien zij de reglementaire vereisten vervullen na 31 augustus 2005 en voor de inwerkingtreding van dit besluit, worden zij geacht ingeschreven te zijn op de datum waarop zij de voorwaarden vervullen.
Art. 87.De mobiliteitsregeling die geldt voor de wedden van het personeel van de federale overheidsdiensten is van toepassing op alle wedden en complementen voorkomend in dit besluit.
Zij worden aan de spilindex 138,01 gekoppeld.
Art. 88.Het weddecomplement en de competentietoelage bedoeld in dit besluit worden in aanmerking genomen voor de berekening van het vakantiegeld en de eindejaarstoelage.
Art. 89.Indien bij de inwerkingtreding van dit besluit het aantal titularissen van de graad van fiscaal deskundige het aantal betrekkingen overschrijdt dat werd vastgesteld overeenkomstig artikel 4, derde lid, van het besluit van de Regent van 1 juli 1949 houdende het statuut van de bedienden der hypotheekbewaarders, behouden de overtallige titularissen hun graad ten persoonlijke titel tot zij terug in het quotum verbonden aan deze graad kunnen worden opgenomen.
Art. 90.Indien in uitvoering van de artikelen 56 en 57 van dit besluit het aantal titularissen van de weddeschalen DA2, DA3 en DA4 het aantal betrekkingen overschrijdt zoals vastgesteld in artikel 23, eerste lid, van het besluit van de Regent van 1 juli 1949 houdende het statuut van de bedienden der hypotheekbewaarders, behouden de overtallige titularissen hun weddeschaal ten persoonlijke titel tot zij terug in het quotum verbonden aan deze schaal kunnen worden opgenomen.
Art. 91.De bedienden der hypotheekbewaarders die gerechtigd zijn op een overlevingspensioen hebben het recht om geheel of gedeeltelijk af te zien van de achterstallen met betrekking tot de bezoldiging die hun verschuldigd is naar aanleiding van hun ambtshalve benoeming in hun nieuwe graad.
Art. 92.De aanstellingen van de eerste revisors in een hoger ambt van bureauchef waaraan nog geen einde werd gesteld, worden ambtshalve beëindigd op de dag waarop dit besluit in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.
De in het eerste lid bedoelde bedienden waarvan het hoger ambt ambtshalve werd stopgezet, behouden de plaatsvervangings- en/of waarnemingstoelage die hen werd toegekend.
Art. 93.Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt met uitzondering van : 1° de bepalingen met betrekking tot niveau D, die uitwerking hebben met ingang van 1 januari 2002;2° de bepalingen met betrekking tot niveau C, die uitwerking hebben met ingang van 1 juni 2002;3° de bepalingen met betrekking tot niveau B, die uitwerking hebben met ingang van 1 oktober 2002.
Art. 94.Onze Minister van Financiën is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 19 juni 2007.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Financiën, D. REYNDERS
Bijlage bij het koninklijk besluit van 19 juni 2007 houdende hervorming van de loopbaan van de bedienden der hypotheekbewaarders Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld (*) Uitgebreide structurele aanpassingsfaciliteit. (*) Zie artikel 55, 2° Gezien om te worden gevoegd bij Ons besluit van 19 juni 2007 houdende hervorming van de loopbaan van de bedienden der hypotheekbewaarders.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Financiën, D. REYNDERS