gepubliceerd op 04 februari 2009
Decreet houdende diverse bepalingen inzake energie, leefmilieu, openbare werken, landbouw en visserij
VLAAMSE OVERHEID
12 DECEMBER 2008. - Decreet houdende diverse bepalingen inzake energie, leefmilieu, openbare werken, landbouw en visserij (1)
Het Vlaams Parlement heeft aangenomen en Wij, Regering, bekrachtigen hetgeen volgt : decreet houdende diverse bepalingen inzake energie, leefmilieu, openbare werken landbouw en visserij.
HOOFDSTUK I. - Algemeen Artikel 1 Dit decreet regelt een gewestaangelegenheid.
HOOFDSTUK II. - Energie Artikel 2 Aan artikel 19, eerste lid, 1°, van het decreet van 17 juli 2000 houdende de organisatie van de elektriciteitsmarkt worden een punt k) tot n) toegevoegd, die luiden als volgt : « k) de informatieverlening en het eventueel voorafgaand overleg bij een onderbreking van de elektriciteitstoevoer voor aanleg, onderhoud en herstelling van het net; l) de karakteristieken van de geleverde elektrische spanning op het toegangspunt;m) de termijnen waarbinnen aanvragen voor nieuwe aansluitingen en aanpassingen van aansluitingen behandeld en uitgevoerd worden;n) de termijnen waarbinnen klachten en vragen van eindafnemers behandeld worden.».
Artikel 3 Aan hetzelfde decreet wordt een artikel 19ter toegevoegd, dat luidt als volgt : « Artikel 19ter De Vlaamse Regering kan, na advies van de reguleringsinstantie, de netbeheerders openbaredienstverplichtingen opleggen met betrekking tot hun dienstverlening aan de leveranciers die toegang hebben tot hun net en/of hun aangestelden.
Deze openbaredienstverplichtingen kunnen onder meer handelen over de termijnen waarbinnen meetgegevens en de aansluitingsgegevens van de klanten van de leverancier door de netbeheerder worden overgemaakt aan de leverancier en/of zijn aangestelden. ».
Artikel 4 Aan artikel 23, § 1, eerste lid, van hetzelfde decreet worden de woorden « of § 3 in voorkomend geval » toegevoegd.
Artikel 5 Artikel 23, § 3, van hetzelfde decreet wordt vervangen door wat volgt : « § 3. Indien de reguleringsinstantie vaststelt dat het quotiënt van het aantal groenestroomcertificaten toegekend in het jaar n-1 en het totaal van de afnamecijfers, uitgedrukt in MWh, van het jaar n-1 van alle afnamepunten in het Vlaamse Gewest, vermeld als Ev in § 2, groter is dan G op 31 maart van het jaar n+1, wordt deze G verhoogd tot dit quotiënt. ».
Artikel 6 In artikel 37, § 1, eerste lid, van hetzelfde decreet worden tussen de woorden « specifieke bepalingen » en de woorden « van dit decreet » de woorden « van het decreet van 30 april 2004 tot oprichting van het publiekrechtelijk vormgegeven extern verzelfstandigd agentschap Vlaamse Reguleringsinstantie voor de Elektriciteits- en Gasmarkt en » ingevoegd.
Artikel 7 Aan artikel 18, 1°, van het decreet van 6 juli 2001 houdende de organisatie van de gasmarkt worden een punt i) tot l) toegevoegd, die luiden als volgt : « i) de informatieverlening en het eventueel voorafgaand overleg bij een onderbreking van de aardgastoevoer voor aanleg, onderhoud en herstelling van het net; j) de karakteristieken van de geleverde aardgasdruk en de verzekering van de uit het vervoersnet geleverde aardgaskwaliteit;k) de termijnen waarbinnen aanvragen voor nieuwe aansluitingen en aanpassingen van aansluitingen behandeld en uitgevoerd worden;l) de termijnen waarbinnen klachten en vragen van afnemers behandeld worden.».
Artikel 8 Aan hetzelfde decreet wordt een artikel 18quinquies toegevoegd, dat luidt als volgt : « Artikel 18quinquies De Vlaamse Regering kan, na advies van de reguleringsinstantie, de aardgasnetbeheerders openbare-dienstverplichtingen opleggen met betrekking tot hun dienstverlening aan de leveranciers die toegang hebben tot hun net en/of hun aangestelden.
Deze openbaredienstverplichtingen kunnen onder meer handelen over de termijnen waarbinnen meetgegevens en de aansluitingsgegevens van de klanten van de leverancier door de aardgasnetbeheerder worden overgemaakt aan de leverancier en/of zijn aangestelden. ».
Artikel 9 In het decreet van 2 april 2004 tot vermindering van de uitstoot van broeikasgassen in het Vlaamse Gewest door het bevorderen van het rationeel energiegebruik, het gebruik van hernieuwbare energiebronnen en de toepassing van de flexibiliteitsmechanismen uit het Protocol van Kyoto, wordt een hoofdstuk VIbis, bestaande uit artikelen 23bis tot en met 23quater, ingevoegd, dat luidt als volgt : « HOOFDSTUK VIbis. - Energierapport Artikel 23bis De minister, bevoegd voor het energiebeleid, publiceert jaarlijks, op voorstel van het Vlaams Energieagentschap, een energierapport. Het energierapport omvat voor het Vlaamse Gewest : 1° een energiebalans;2° een beschrijving en analyse van de bestaande toestand inzake energieverbruik en energieproductie, per sector en per energiedrager;3° energiekengetallen per sector. Artikel 23ter De energiebalans bevat minstens volgende gegevens : 1° globaal : a) het primair energieverbruik per energiedrager;b) de hoeveelheid energie geleverd aan de internationale lucht- en scheepvaartbunkers per energiedrager;c) het bruto binnenlands energieverbruik per energiedrager;d) de netto-geïmporteerde hoeveelheid energie per energiedrager;2° met betrekking tot de transformatiesector : a) de verwerkte hoeveelheid energie per subsector en per energiedrager;b) de geproduceerde hoeveelheid energie per subsector en per energiedrager;c) de productie van elektriciteit en warmte door warmtekracht en hernieuwbare energie-installaties per subsector en per energiedrager;d) het eigen verbruik en de leidingverliezen per subsector en per energiedrager;3° met betrekking tot de eindverbruiksector : a) het energieverbruik per subsector en per energiedrager;b) de productie van elektriciteit en warmte door warmtekracht-, hernieuwbare energie- en andere zelfopwekkingsinstallaties per subsector en per energiedrager. Artikel 23quater De diensten van de homogene beleidsdomeinen van de Vlaamse overheid, de instellingen die afhangen van het Vlaamse Gewest en de Vlaamse Gemeenschap, de ondergeschikte besturen die onder het administratief toezicht staan van het Vlaamse Gewest en de publiek- en privaatrechtelijke rechtspersonen die belast zijn met taken van openbaar nut inzake energie, stellen, hetzij op eenvoudige vraag van het Vlaams Energieagentschap, hetzij uit eigen beweging, alle niet-vertrouwelijke informatie waarover zij beschikken en die van nut kan zijn voor het opstellen van het energierapport en voor de onderbouwing van het Vlaams beleid inzake rationeel energiegebruik, hernieuwbare energiebronnen evenals het sociaal energiebeleid, ter beschikking van het Vlaams Energieagentschap. ».
Artikel 10 In artikel 7, § 3, 2°, van het decreet van 30 april 2004 tot oprichting van het publiekrechtelijk vormgegeven extern verzelfstandigd agentschap Vlaamse Reguleringsinstantie voor de Elektriciteits- en Gasmarkt worden tussen de woorden « overtreding van » en de woorden « het Elektriciteitsdecreet » de woorden « dit decreet, » ingevoegd.
HOOFDSTUK III. - Water Artikel 11 In artikel 2 van het decreet van 24 mei 2002 betreffende water bestemd voor menselijke aanwending wordt het begrip « abonnee » onder punt 1° vervangen door onderstaand begrip : « abonnee : elke persoon die een recht heeft ten aanzien van een onroerend goed, dat aangesloten is op een openbaar waterdistributienetwerk en aan wie de exploitant van een openbaar waterdistributienetwerk via dit waterdistributienetwerk water levert; ».
Artikel 12 In artikel 2 van hetzelfde decreet wordt het begrip « titularis » onder punt 13° vervangen door onderstaand begrip : « titularis van een private waterwinning : de persoon die een private waterwinning voor water bestemd voor menselijke aanwending in eigendom heeft; ».
Artikel 13 In artikel 2 van hetzelfde decreet wordt het begrip « verbruiker » onder punt 15° vervangen door onderstaand begrip : « verbruiker : de persoon die over het water bestemd voor menselijke aanwending beschikt in een onroerend goed of in een publiek gebouw; ».
Artikel 14 In artikel 7 van hetzelfde decreet wordt § 2 vervangen door wat volgt : « § 2. De waterleverancier en de in § 3 bedoelde controleambtenaren hebben het recht de woning en publieke gebouwen te bezoeken tussen acht en twintig uur met het oog op de in § 1 bedoelde controles en met het oog op de inventarisatie-, controle- en onderhoudstaken bij de gebruikers van de diensten van de exploitanten met betrekking tot de opvang, het gebruik, de afvoer en de zuivering van het aan de abonnees verstrekte water bestemd voor menselijke consumptie, hemelwater, grondwater, oppervlaktewater en gerecupereerd afvalwater, inclusief de hiervoor aangewende infrastructuur.
Als toegang tot de woning of het publieke gebouw wordt geweigerd, brengt de waterleverancier de in § 3 bedoelde controleambtenaren hiervan op de hoogte. De controleambtenaren voeren in dit geval de in § 1 bedoelde controles uit. ».
Artikel 15 In artikel 16, § 1, van hetzelfde decreet wordt het eerste lid vervangen door wat volgt : « De Vlaamse Regering kan nadere regels bepalen met betrekking tot de inhoud, het vaststellen, het wijzigen en het communiceren van het algemeen en bijzonder waterverkoopreglement tussen de exploitanten van een openbaar waterdistributienetwerk en de verbruiker die gebruik maakt van zijn diensten. ».
Artikel 16 Aan artikel 2 van hetzelfde decreet wordt een punt 27° toegevoegd, dat luidt als volgt : « 27° Vlaamse Milieumaatschappij : het intern verzelfstandigd agentschap Vlaamse Milieumaatschappij opgericht bij decreet van 7 mei 2004 tot wijziging van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid, tot aanvulling ervan met een titel Agentschappen en tot wijziging van diverse andere wetten en decreten. ».
Artikel 17 Artikel 9 van hetzelfde decreet wordt vervangen door wat volgt : « Artikel 9 De reguleringsinstantie wordt opgericht als subentiteit binnen de Vlaamse Milieumaatschappij. Deze instantie brengt jaarlijks een schriftelijk verslag uit over haar activiteiten en brengt dit ter kennis van het Vlaams Parlement, de Sociaal-Economische Raad voor Vlaanderen en de Milieu- en Natuurraad van Vlaanderen. ».
Artikel 18 Artikel 10 van hetzelfde decreet wordt geschrapt.
Artikel 19 In artikel 11 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° § 1 wordt opgeheven;2° § 2 wordt opgeheven;3° in § 3 worden de woorden « de leden van het dagelijks bestuur en » geschrapt. Artikel 20 In artikel 13, § 2, van hetzelfde decreet worden aan de tweede zin de woorden « onder de vorm van een protocol » toegevoegd.
Artikel 21 Artikel 15 van hetzelfde decreet wordt geschrapt.
Artikel 22 In artikel 20 van hetzelfde decreet worden de woorden « de leden van het dagelijks bestuur en » geschrapt.
Artikel 23 In artikel 22, § 1, van hetzelfde decreet wordt 4° opgeheven.
Artikel 24 Aan hoofdstuk VIII van hetzelfde decreet wordt een artikel 22bis toegevoegd, dat luidt als volgt : « Artikel 22bis § 1. De ambtenaren van de Vlaamse Milieumaatschappij, hiertoe aangewezen door het hoofd van het agentschap, kunnen voor iedere inbreuk op de bepalingen van artikel 13, § 2, aan de waterleveranciers die de gegevens of inlichtingen die opgevraagd worden in het kader van artikel 12 niet correct of tijdig aanleveren, na twee schriftelijke aanmaningen, een administratieve geldboete opleggen. Voor een eerste inbreuk wordt de administratieve boete bepaald op maximaal 0,01 % van het integrale facturatiebedrag exclusief btw van het jaar waarvoor de gegevens worden opgevraagd. Voor elke volgende overtreding in datzelfde jaar wordt het percentage van de administratieve geldboete verdubbeld. § 2. De administratieve geldboete wordt met een ter post aangetekende brief met bericht van ontvangst ter kennis gebracht van de betrokken waterleverancier binnen een termijn van één maand na de tweede schriftelijke aanmaning om gegevens of inlichtingen te verschaffen.
Deze kennisgeving vermeldt het bedrag van de administratieve geldboete. § 3. De waterleverancier kan tegen de administratieve geldboete beroep aantekenen bij de minister van Leefmilieu. Het gemotiveerd beroep dient schriftelijk en aangetekend te worden gericht aan de minister binnen een termijn van een maand na het verzenden van de administratieve geldboete. § 4. De minister doet uitspraak in verband met het beroep binnen een termijn van 6 maanden te rekenen vanaf de verzendingsdatum van de kennisgeving van de administratieve geldboete. § 5. Indien de overtreder in gebreke blijft bij het betalen van de administratieve geldboete, wordt de geldboete bij dwangbevel ingevorderd. De Vlaamse Regering wijst de ambtenaren aan die gelast zijn dwangbevelen te geven en uitvoerbaar te verklaren. Die dwangbevelen worden betekend bij deurwaardersexploot met bevel tot betaling. § 6. De vordering tot voldoening van de administratieve geldboete verjaart na verloop van vijf jaar, te rekenen vanaf de dag waarop ze is ontstaan. De verjaring wordt gestuit op de wijze en onder de voorwaarden, bepaald in artikel 2244 en volgende van het Burgerlijk Wetboek. § 7. De Vlaamse Regering kan nadere modaliteiten vaststellen met betrekking tot het toepassen van de administratieve boete. ».
HOOFDSTUK IV. - Integraal waterbeleid Artikel 25 Aan artikel 3, § 2, van het decreet van 18 juli 2003 betreffende het integraal waterbeleid worden een punt 54° tot en met 57° toegevoegd, die luiden als volgt : « 54° de initiatiefnemer : de overheid die vermeld wordt bij het betreffende overstromingsgebied of oeverzone in de waterbeheerplannen; 55° de tot aankoop verplichte entiteit : de overheid die gehouden is de aankoop zoals bedoeld in artikel 17 te doen;56° de vergoedingsplichtige : de overheid die gehouden is tot het betalen van een vergoeding zoals bedoeld in artikel 17;57° de begunstigde : de overheid die een voorkooprecht, zoals bedoeld in artikel 12, geniet.».
Artikel 26 In artikel 12 van hetzelfde decreet wordt § 1 vervangen door wat volgt : « § 1. Onverminderd de bepalingen die andere rechtspersonen ter zake een recht tot voorkoop verlenen, heeft het Vlaamse Gewest een recht van voorkoop bij verkoop van onroerende goederen die geheel of gedeeltelijk zijn gelegen in afgebakende overstromingsgebieden en oeverzones die samenhangen met een waterweg behorende tot haar bevoegdheid. Dit recht van voorkoop is niet van toepassing op onroerende goederen van het openbaar of privaat domein van de federale overheid en van andere gemeenschappen en gewesten.
Indien de oeverzone of het overstromingsgebied samenhangt met een waterweg behorende tot de bevoegdheid van Waterwegen en Zeekanaal, is Waterwegen en Zeekanaal de initiatiefnemer en de begunstigde voor het recht van voorkoop.
Indien de oeverzone of het overstromingsgebied samenhangt met een waterweg behorende tot de bevoegdheid van De Scheepvaart, is De Scheepvaart de initiatiefnemer en de begunstigde voor het recht van voorkoop.
De Vlaamse Grondenbank heeft een recht van voorkoop bij verkoop van onroerende goederen die geheel of gedeeltelijk zijn gelegen in afgebakende overstromingsgebieden en oeverzones die niet samenhangen met waterwegen.
Het waterbeheerplan vermeldt bij de afbakening van een oeverzone of overstromingsgebied de initiatiefnemer. De initiatiefnemer is de begunstigde in het geval de begunstigde een waterwegbeheerder is. Is de initiatiefnemer een waterloopbeheerder van onbevaarbare waterlopen dan is in dit geval de Vlaamse Grondenbank de begunstigde.
De bepalingen van titel IV, hoofdstukken I, II en VI, van het decreet van 16 juni 2006 betreffende het oprichten van de Vlaamse Grondenbank en houdende wijziging van diverse bepalingen, zijn van toepassing op dit recht van voorkoop. ».
Artikel 27 Artikel 13 van hetzelfde decreet wordt vervangen door wat volgt : « Artikel 13 § 1. Bij een openbare verkoop brengt de instrumenterende ambtenaar ten minste dertig kalenderdagen vooraf de Vlaamse Grondenbank bij aangetekende brief op de hoogte van plaats, dag en uur van de verkoop.
De Vlaamse Grondenbank brengt vervolgens de begunstigden op de hoogte. § 2. Als de verkoop wordt gehouden zonder voorbehoud van eventuele uitoefening van het recht van hoger bod, is de instrumenterende ambtenaar ertoe gehouden bij het einde van de opbieding en voor de toewijzing, in het openbaar te vragen of de begunstigden of de Vlaamse Grondenbank, indien zij verzocht wordt de beslissing om het voorkooprecht uit te oefenen uit te voeren, het recht van voorkoop wensen uit te oefenen tegen de laatst geboden prijs.
Indien de begunstigde of de Vlaamse Grondenbank, indien zij gemachtigd wordt de beslissing om het voorkooprecht uit te oefenen uit te voeren, met de vraag van de instrumenterende ambtenaar instemt, komt de verkoop tot stand. In geval van weigering, afwezigheid of stilzwijgen wordt de verkoop voortgezet. § 3. Als de verkoop wordt gehouden onder voorbehoud van eventuele uitoefening van het recht van hoger bod, is de instrumenterende ambtenaar er niet toe gehouden aan de begunstigden of de Vlaamse Grondenbank, indien zij verzocht wordt de beslissing om het voorkooprecht uit te oefenen uit te voeren, te vragen of zij het recht van voorkoop wensen uit te oefenen.
Als er geen hoger bod wordt gedaan of indien de instrumenterende ambtenaar het hoger bod niet aanneemt, betekent de instrumenterende ambtenaar het laatste bod aan de Vlaamse Grondenbank, en vraagt hij of de begunstigden van het recht van voorkoop of de Vlaamse Grondenbank, indien zij verzocht wordt de beslissing om het recht van voorkoop uit te oefenen uit te voeren, het recht van voorkoop wensen uit te oefenen. In het geval de begunstigde een waterwegbeheerder is, zal de Vlaamse Grondenbank deze vraag op haar beurt meedelen aan de begunstigde waterwegbeheerder. Als de begunstigden binnen een termijn van vijftien dagen na betekening van het laatste bod aan de Vlaamse Grondenbank hun instemming niet aan de instrumenterende ambtenaar hebben betekend of deze instemming niet hebben gegeven in een akte van de instrumenterende ambtenaar, is de toewijzing definitief.
Als er wel een hoger bod is, wordt dat door de instrumenterende ambtenaar aan de Vlaamse Grondenbank en aan de koper meegedeeld. De Vlaamse Grondenbank zal deze kennisgeving op haar beurt mededelen aan de begunstigden van het recht van voorkoop. In dat geval gelden opnieuw de bepalingen van § § 1 en 2.
De vraag vermeld in § 2 wordt in het openbaar aan de begunstigden of de Vlaamse Grondenbank indien zij verzocht wordt de beslissing om het voorkooprecht uit te oefenen uit te voeren, gesteld bij de zitting van herverkoop. ».
Artikel 28 In artikel 14 van het decreet van 18 juli 2003 betreffende het integraal waterbeleid worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 1 worden na de woorden « Deze kennisgeving geldt als aanbod van verkoop » de woorden « en wordt overgemaakt aan de begunstigden » toegevoegd;2° in § 2 worden na de woorden « de kennisgeving » de woorden « aan de Vlaamse Grondenbank » toegevoegd. Artikel 29 In artikel 16 van hetzelfde decreet wordt § 1, eerste lid, vervangen door wat volgt : « In het geval van miskenning van het recht van voorkoop van de begunstigden, hebben de begunstigden het recht, ofwel in de plaats van de koper te worden gesteld, ofwel van de verkoper een schadevergoeding te eisen ten bedrage van twintig percent van de verkoopprijs. ».
Artikel 30 In artikel 17 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° § 1 wordt vervangen door wat volgt : « § 1.De eigenaar van een onroerend goed kan van de tot aankoop verplichte entiteit, de verwerving daarvan eisen indien hij aantoont dat, ten gevolge van de afbakening van een oeverzone of overstromingsgebied waarbinnen dit onroerend goed is gelegen, de waardevermindering van zijn onroerend goed ernstig is of de leefbaarheid van de bestaande bedrijfsvoering ernstig in het gedrang komt. De tot aankoop verplichte entiteit is de initiatiefnemer.
De bepalingen van titel IV, hoofdstukken I, II en VII, van het decreet van 31 mei 2006 betreffende de oprichting van de Vlaamse Grondenbank en houdende wijziging van diverse bepalingen zijn van toepassing op deze koopplicht.
De Vlaamse Regering bepaalt de nadere voorwaarden en de procedure van de aankoopplicht. De Vlaamse Regering bepaalt de wijze van berekening van het bedrag van de aankoopprijs waarop de eigenaar recht heeft.
Bij het bepalen van de aankoopprijs wordt geen rekening gehouden met de waardevermindering voortvloeiend uit de afbakening van het onroerend goed als oeverzone of overstromingsgebied.
Het bedrag dat de eigenaar van de tot aankoop verplichte entiteit ontvangt met toepassing van dit artikel, wordt in voorkomend geval verminderd met het bedrag dat de eigenaar heeft ontvangen ten gevolge van planschade voor hetzelfde onroerend goed. Wanneer de eigenaar toepassing maakt van de aankoopplicht van de tot aankoop verplichte entiteit kan hij geen aanspraak meer maken op planschade, patrimoniumverlies, schadevergoeding of andere aankoopplicht van het Vlaamse Gewest voor hetzelfde onroerend goed. »; 2° in § 2, eerste alinea, worden de woorden « het Vlaamse Gewest » vervangen door « de vergoedingsplichtige »;3° aan § 2, eerste lid, wordt de volgende zin toegevoegd : « De vergoedingsplichtige is de initiatiefnemer.»; 4° aan § 2, tweede lid, wordt de volgende zin toegevoegd : « De Vlaamse Regering kan een instantie aanduiden die gemachtigd wordt om bepaalde taken in het kader van de vergoedingsplicht uit te voeren. »; 5° in artikel 17, § 2, vijfde lid, worden de woorden « toepassing maakt van de vergoedingsplicht van het Vlaamse Gewest » vervangen door de woorden « toepassing maakt van de vergoedingsplicht van de vergoedingsplichtige ». Artikel 31 In de bijlagen van hetzelfde decreet worden volgende wijzigingen aangebracht : 1° in bijlage I - Inhoud van de stroomgebiedbeheerplannen wordt punt 7.2 vervangen door wat volgt : « 7.2. de aanduiding op kaart van de overstromingsgebieden en oeverzones voor de waterwegen, voor zover deze het belang van een bekken overstijgen, alsook de initiatiefnemer; »; 2° in bijlage III - Inhoud van de bekkenbeheerplannen worden 5.1, a) en b), vervangen door wat volgt : « a) de overstromingsgebieden alsook de initiatiefnemer binnen het desbetreffende bekken; b) de oeverzones alsook de initiatiefnemer binnen het desbetreffende bekken, voor zover deze het belang van het deelbekken overschrijden; »; 3° in bijlage IV - Inhoud van de deelbekkenbeheerplannen wordt 2.1 vervangen door wat volgt : « 2.1. de aanduiding van de oeverzones, andere dan deze welke werden aangeduid in het bekkenbeheerplan, alsook de initiatiefnemer; ».
HOOFDSTUK V. - Afvalstoffen Artikel 32 In artikel 33 van het decreet van 2 juli 1981 betreffende de voorkoming en het beheer van afvalstoffen worden § 2 en § 3, gewijzigd bij de decreten van 20 april 1994 en 21 december 1994, vervangen door wat volgt : « § 2. Zij kan alle maatregelen nemen met betrekking tot de invoer en de uitvoer van afvalstoffen die nodig zijn voor de uitvoering van de verordening (EG) nr. 1013/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 14 juni 2006 betreffende de overbrenging van afvalstoffen en van het verdrag inzake de beheersing van de grensoverschrijdende overbrenging van gevaarlijke afvalstoffen en de verwijdering ervan, gesloten te Bazel op 22 maart 1989 en goedgekeurd bij de wet van 6 augustus 1993. § 3. Zij kan hiertoe onder meer : 1° elke invoer of uitvoer van afvalstoffen binnen de werkingssfeer van voormelde verordening (EG) nr.1013/2006 onderwerpen aan het stellen van een bankgarantie, een borgsom of een gelijkwaardige financiële zekerheid ter dekking van de kosten van het vervoer en van de verwijdering of nuttige toepassing, zoals bedoeld in artikel 6 van voormelde verordening (EG) nr. 1013/2006; 2° bij invoer of uitvoer van afvalstoffen aan de kennisgever de betaling opleggen van een vergoeding tot dekking van de administratieve kosten, verbonden aan de uitvoering van de kennisgevings- en toezichtsprocedure, alsmede de betaling vorderen van de gangbare kosten van de passende analyses en inspecties, zoals bedoeld in artikel 29 van voormelde verordening (EG) nr.1013/2006. ».
Artikel 33 In artikelen 34 en 55 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 20 april 1994, worden de woorden « Verordening (EEG) nr. 259/93 » vervangen door de woorden « Verordening (EG) nr. 1013/2006 ».
Artikel 34 In artikel 54 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij de decreten van 20 april 1994 en 22 april 2005, worden de woorden « de Verordening (EEG) nr. 259/93 van de Raad van de Europese Gemeenschappen betreffende toezicht en controle op de overbrenging van afvalstoffen binnen, naar en uit de Europese Gemeenschap » vervangen door de woorden « de Verordening (EG) Nr. 1013/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 14 juni 2006 betreffende de overbrenging van afvalstoffen ».
Artikel 35 In artikel 56 van hetzelfde decreet worden de punten 3° en 4°, gewijzigd bij het decreet van 20 april 1994, vervangen door wat volgt : « 3° hij die afvalstoffen overbrengt in strijd met de bepalingen van verordening (EG) nr. 1013/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 14 juni 2006 betreffende de overbrenging van afvalstoffen; 4° hij die afvalstoffen uitvoert in strijd met de bepalingen van de verordening vastgesteld krachtens artikel 37 van voormelde verordening (EG) nr.1013/2006; ».
Artikel 36 In artikel 56 van hetzelfde decreet worden punten 5°, 6° en 7°, gewijzigd bij het decreet van 20 april 1994, opgeheven.
Artikel 37 Aan artikel 10.3.4 van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid, ingevoegd bij decreet van 7 mei 2004, wordt een § 6 toegevoegd, die luidt als volgt : « § 6. De Vlaamse Regering kan nadere regels vaststellen met betrekking tot de in artikel 10.3.3 vermelde taken. ».
HOOFDSTUK VI. - Bosdecreet Artikel 38 Artikel 12, § 4, van het Bosdecreet van 13 juni 1990 wordt vervangen door wat volgt : « § 4. De toegankelijkheid van een bos wordt geregeld door een toegankelijkheidsregeling die niet strijdig is met de inhoud van het beheersplan of met de bepalingen van dit decreet. Indien er geen verplichting is tot het opstellen van een beheersplan, vervalt eveneens de verplichting tot de opmaak van een toegankelijkheidsregeling. De Vlaamse Regering bepaalt door wie een toegankelijkheidsregeling kan worden opgesteld, evenals de inhoud en de procedure voor de goedkeuring van deze toegankelijkheidsregeling. ».
Artikel 39 In artikel 13, eerste lid, van hetzelfde decreet wordt de zin « Om de bescherming, de ontwikkeling, het herstel en het behoud van het bosareaal te garanderen, de openstelling van de bossen en de educatie van het publiek te bevorderen en de bosrecreatie te verbeteren, kan de Vlaamse Regering onder de voorwaarden die ze zelf bepaalt, subsidies verlenen aan bosbeheerders. » vervangen door de zin « Om de openstelling van de bossen en de educatie van het publiek te bevorderen en de bosrecreatie te verbeteren, kan de Vlaamse Regering onder de voorwaarden die ze zelf bepaalt, subsidies verlenen aan bosbeheerders. ».
Artikel 40 In artikel 14 van hetzelfde decreet worden de woorden « door de bosbeheerder vast te stellen » vervangen door « door een toegankelijkheidsregeling of een bosbeheerplan vastgestelde ».
Artikel 41 In artikel 47, tweede lid, van hetzelfde decreet wordt de eerste zin vervangen door wat volgt : « In afwijking van artikel 42 van het decreet betreffende de ruimtelijke ordening, gecoördineerd op 22 oktober 1996, is er voor ontbossing in natuurreservaten, waarvoor een beheerplan is goedgekeurd op grond van artikel 34, § 1, van het decreet van 21 oktober 1997 betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu, enkel een voorafgaande eenvoudige melding aan de ambtenaar vereist, op voorwaarde dat deze ontbossing voorzien is in het vermelde beheerplan en, met betrekking tot beheerplannen die goedgekeurd worden na 1 januari 2009, voor zover deze ontbossing noodzakelijk is voor het behoud, het herstel of de ontwikkeling van een of meerdere van de habitats, vermeld in bijlage I van voormeld decreet of van een of meerdere habitats van soorten, vermeld in bijlage II, III of IV van datzelfde decreet. ».
Artikel 42 Artikel 48 van hetzelfde decreet, opgeheven door artikel 44 van het decreet van 18 mei 1999, wordt opnieuw opgenomen in de volgende lezing : « Artikel 48 Om de bescherming, de ontwikkeling, het herstel, het behoud en de uitbreiding van het bosareaal te garanderen, kan de Vlaamse Regering onder de voorwaarden die ze zelf bepaalt, subsidies verlenen aan publiekrechtelijke rechtspersonen die eigenaar zijn van een openbaar bos of die een openbaar bos wensen aan te leggen.
De Vlaamse Regering bepaalt de nadere voorwaarden en de wijze van toekenning van genoemde subsidies, binnen de perken van de begrotingskredieten. Voor zover het gaat om kapitaalsubsidies gericht op de uitbreiding of ontwikkeling van het bosareaal, worden deze toegekend met het oog op bebossingen of herbebossingen op percelen die op grond van de wetgeving op de ruimtelijke ordening bestemd worden als bosgebieden.
Indien de voorwaarden, die aan de subsidies verbonden werden, niet werden nageleefd, kan de subsidie teruggevorderd worden en toegewezen aan het Fonds voor Preventie en Sanering inzake Leefmilieu en Natuur.
Wanneer de teruggevorderde subsidie afkomstig is uit het Fonds voor de compenserende bebossing zoals bedoeld in artikel 17 van het decreet van 21 december 2001 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2002, wordt zij toegewezen aan dat Fonds. ».
Artikel 43 Aan artikel 84 van hetzelfde decreet wordt een tweede lid toegevoegd, dat luidt als volgt : « Het Vlaamse Gewest kan met de eigenaar van een privébos een niet-verlengbare overeenkomst, met een maximumlooptijd van vijf jaar, afsluiten voor het beheer van het privébos door het Agentschap, voor zover dit gebeurt als een overgangsregeling, ter voorbereiding van een aankoop met het oog op omzetting tot domeinbos. In afwijking van artikel 37 worden deze bossen in dat geval volledig beheerd door het Agentschap, overeenkomstig de bepalingen geldend voor domeinbossen. In de vermelde overeenkomst wordt bepaald dat de op grond van deze overeenkomst gemaakte beheerkosten dienen te worden terugbetaald, indien de voorziene aankoop binnen de vijf jaar na het afsluiten van de overeenkomst geen doorgang gevonden heeft. ».
Artikel 44 In artikel 87 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° aan het eerste lid wordt een zin toegevoegd, die luidt als volgt : « De Vlaamse Regering kan tevens subsidies verlenen met het oog op de bescherming, de ontwikkeling, het herstel, het behoud en de uitbreiding van het bosareaal, voor zover deze activiteiten beantwoorden aan de criteria voor duurzaam bosbeheer, vastgesteld ter uitvoering van artikel 41, tweede lid.Deze subsidies kunnen evenwel geen betrekking hebben op de aankoop van percelen. »; 2° aan het tweede lid wordt een zin toegevoegd, die luidt als volgt : « Voor zover het gaat om kapitaalsubsidies gericht op andere uitbreiding of ontwikkeling van het bosareaal, worden deze toegekend met het oog op bebossingen of herbebossingen op percelen die op grond van de wetgeving op de ruimtelijke ordening bestemd worden als bosgebieden.»; 3° aan het derde lid wordt een zin toegevoegd, die luidt als volgt : « Wanneer de teruggevorderde subsidie afkomstig is uit het Fonds voor Compenserende Bebossing zoals bedoeld in artikel 17 van het decreet van 21 december 2001 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2002, wordt zij toegewezen aan dat Fonds.».
Artikel 45 In artikel 90bis van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen doorgevoerd : 1° § 1 wordt vervangen door wat volgt : « § 1.Ontbossing is verboden tenzij mits het bekomen van een stedenbouwkundige vergunning in toepassing van de wetgeving op de ruimtelijke ordening. Een stedenbouwkundige vergunning voor ontbossing of een verkavelingsvergunning voor geheel of gedeeltelijk beboste terreinen kan niet worden verleend tenzij in de hierna vermelde gevallen : 1° ontbossing met het oog op werken van algemeen belang bedoeld in artikel 103 van het decreet van 18 mei 1999 houdende de organisatie van de ruimtelijke ordening;2° ontbossing of verkaveling in zones met de bestemmingen woongebied of industriegebied in de ruime zin;3° ontbossing of verkaveling in zones die volgens de geldende plannen van aanleg of de ruimtelijke uitvoeringsplannen gelijk te stellen zijn met de bestemmingen woongebied of industriegebied in de ruime zin;4° ontbossing van de uitvoerbare delen in een niet-vervallen vergunde verkaveling;5° ontbossing in functie van vastgestelde instandhoudingsdoelstellingen, opgemaakt voor speciale beschermingszones, op grond van artikel 36ter, § 1, van het decreet van 21 oktober 1997 betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu of opgemaakt voor soorten, vermeld in bijlage II, III en IV van hetzelfde decreet. De stedenbouwkundige vergunning tot ontbossing of de verkavelingsvergunning voor geheel of gedeeltelijk beboste terreinen wordt verleend na voorafgaand advies van het Bosbeheer. Het advies wordt verleend op verzoek van de vergunningverlenende overheid. Als het advies niet wordt verleend binnen dertig dagen, wordt het geacht gunstig te zijn.
Voor andere ontbossingen of voor andere verkavelingen in geheel of gedeeltelijk beboste terreinen, dan deze genoemd in het eerste lid, kan de Vlaamse Regering, op individueel en op gemotiveerd verzoek van diegene die in aanmerking wenst te komen voor een vergunning tot ontbossen of een verkavelingsvergunning, de ontheffing toestaan van het verbod tot het verlenen van een stedenbouwkundige vergunning tot ontbossing of een verkavelingsvergunning voor geheel of gedeeltelijk beboste terreinen, met inachtneming van de wetgeving inzake de ruimtelijke ordening en na advies van het Bosbeheer. De Vlaamse Regering bepaalt nadere regelen inzake de ontheffing van dit verbod. »; 2° in § 2, 1°, worden de woorden « eerste lid, 1° tot en met 4°, of het derde lid » toegevoegd tussen de woorden « § 1 » en « bedoelde »;3° in § 5 wordt tussen het tweede en het derde lid een nieuw lid ingevoegd, dat luidt als volgt : « Het Agentschap stelt de aanvrager schriftelijk in kennis van de aanpassing, met vermelding van de redenen.Een kopie van deze kennisgeving wordt aan de vergunningverlenende overheid bezorgd. De aanvrager kan binnen de 14 dagen na ontvangst bezwaren tegen deze aanpassing of een alternatief compensatievoorstel aan het Agentschap overmaken. De adviestermijn zoals bepaald in artikel 111, § 4, van het decreet van 18 mei 1999 houdende de organisatie van de ruimtelijke ordening, wordt gedurende de periode vanaf de kennisgeving van de aanpassing voor maximaal 14 dagen opgeschort. Na ontvangst van de bezwaren of het alternatief compensatievoorstel of, indien de aanvrager niet reageert op de kennisgeving van de aanpassing, na 14 dagen vanaf deze kennisgeving, neemt het Agentschap een definitieve beslissing met betrekking tot het compensatievoorstel. ».
HOOFDSTUK VII. - Decreet van 21 december 2001 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2002 Artikel 46 In artikel 17 van het decreet van 21 december 2001 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2002 wordt § 3 vervangen door wat volgt : « § 3. De middelen van het Fonds voor Compenserende Bebossing kunnen aangewend worden voor : 1° het uitvoeren van bebossing door het Vlaamse Gewest;2° de subsidiëring van openbare besturen, natuurlijke personen en privaatrechtelijke rechtspersonen die bebossen;3° terugstorten van te veel betaalde bosbehoudsbijdragen in het kader van artikel 90bis van het Bosdecreet van 13 juni 1990. De Vlaamse Regering kan hierover nadere regels vaststellen. ».
HOOFDSTUK VIII. - Decreet betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu Artikel 47 Artikel 2, 18°, van het decreet van 21 oktober 1997 betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu wordt vervangen door wat volgt : « 18° erkende beheersgroep : een door de Vlaamse Regering erkende lokale of regionale vereniging van betrokkenen die, voor een bepaald gebied, het beheer en de bescherming van natuurelementen of het natuurlijk milieu tot doel heeft. ».
Artikel 48 In artikel 7 van hetzelfde decreet wordt tussen het eerste en het tweede lid een nieuw lid ingevoegd, dat luidt als volgt : « Met het oog op het nemen van de in het eerste lid vermelde maatregelen is de Vlaamse Regering ertoe gemachtigd om de bijlagen I, II, III en IV bij dit decreet te wijzigen op een van de volgende gronden, naargelang van toepassing : 1° hetzij als gevolg van de in artikel 15 van de Vogelrichtlijn of in artikel 19 van de Habitatrichtlijn bedoelde aanpassing aan de technische en wetenschappelijke vooruitgang;2° hetzij als gevolg van de feitelijke vaststellingen die in het in artikel 10 bedoelde Natuurrapport gedaan worden betreffende de vogelsoorten van de bijlage I van de Vogelrichtlijn, dan wel betreffende de habitats van bijlage I van de Habitat-richtlijn of de dier- en plantensoorten van bijlage II of IV van de diezelfde richtlijn; 3° hetzij als gevolg van de feitelijke vaststellingen die gedaan worden in het verslag in uitvoering van artikel 17.1 van de Habitatrichtlijn. ».
Artikel 49 In artikel 9, § 1, van hetzelfde decreet, zoals gewijzigd op 19 juli 2002, worden volgende wijzigingen aangebracht : a) het eerste lid wordt vervangen door wat volgt : « De maatregelen bedoeld in artikelen 8, 13, 36ter, §§ 1, 2 en 5, tweede lid, en hoofdstuk VI, kunnen geen beperkingen opleggen die absoluut werken of handelingen verbieden of onmogelijk maken die overeenstemmen met de plannen van aanleg of de ruimtelijke uitvoeringsplannen van kracht in de ruimtelijke ordening, noch de realisatie van die plannen en hun bestemmingsvoorschriften verhinderen, tenzij deze maatregelen, voor wat artikel 36ter, §§ 1 en 2 aangaat, vastgelegd zijn in een goedgekeurd natuurrichtplan, dan wel, voor wat hoofdstuk VI aangaat, deze maatregelen de op grond van artikel 7 van dit decreet vereiste bescherming betreffen van de soorten die vermeld zijn in de bijlagen II, III en IV bij dit decreet. »; b) aan het derde lid wordt een 4° toegevoegd, dat luidt als volgt : « 4° voor de uitvoering van de maatregelen die de op grond van artikel 7 van dit decreet vereiste bescherming betreffen van de soorten die vermeld zijn in de bijlagen II, III en IV van het decreet.».
Artikel 50 Artikel 11, § 2, 1°, wordt vervangen door wat volgt : « 1° het deelplan voor het gebiedsgericht beleid. Dit deelplan bevat : (1) een nadere uitwerking van het gebiedsgericht beleid dat wordt ingebracht in het kader van het ruimtelijk beleid;(2) een invulling van het VEN en het IVON, binnen de onderscheiden gebiedscategorieën;(3) een vooruitblik op het tempo en de situering van de op te maken natuurrichtplannen in de betrokken planperiode;(4) het deelplan kan ook voorstellen en acties bevatten voor de bevordering van kleine landschapselementen en groengebieden en bosgebieden conform de uitvoeringsplannen, van kracht in de ruimtelijke ordening, buiten het VEN en het IVON, voor de natuur in de bebouwde omgeving en voor de algemene natuurkwaliteit;».
Artikel 51 In artikel 17, § 1, tweede lid, van hetzelfde decreet, zoals gewijzigd op 19 juli 2002 en 19 mei 2006, worden de woorden « binnen de periode van 10 jaar na de inwerkingtreding van dit decreet » vervangen door de woorden « in dat verband ».
Artikel 52 In artikel 27, § 2, 1°, van hetzelfde decreet, zoals ge-wijzigd op 19 juli 2002 en 25 juni 2007 worden de woorden « en draagt zorg voor de totstandkoming van de natuurrichtplannen binnen een periode van 10 jaar na de inwerkingtreding van dit decreet » geschrapt.
Artikel 53 In artikel 29 van hetzelfde decreet, zoals gewijzigd op 19 juli 2002 en 22 april 2005, wordt in § 1 de vermelding « § 1 » geschrapt, en wordt § 2 geschrapt.
Artikel 54 § 1. Artikel 35, § 1, tweede lid, van hetzelfde decreet wordt vervangen door wat volgt : « Andere categorieën van weggebruikers dan de voetgangers kunnen tot de wegen en de paden die krachtens het eerste lid voor de voetgangers toegankelijk zijn, worden toegelaten voor zover het goedgekeurde beheersplan dit uitdrukkelijk toelaat of voor zover dit medegebruik toegelaten wordt in uitvoering van artikel 13, § 1, 6°. ». § 2. In hetzelfde artikel wordt aan § 2 een nieuw lid toegevoegd, dat luidt als volgt : « De Vlaamse Regering kan bepalen dat het Agentschap ontheffing kan verlenen van de in deze paragraaf opgesomde verbodsbepalingen, met het oog op het recreatief of educatief medegebruik en voor zover dit medegebruik inpasbaar is in de doelstellingen van het natuurreservaat. ».
Artikel 55 Artikel 36bis, § 9, eerste lid, van hetzelfde decreet wordt vervangen door wat volgt : « Nadat de Commissie een op grond van § 8 voorgelegd gebied van communautair belang heeft verklaard, wijst de Vlaamse Regering dit gebied zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen de zes jaar, bij besluit aan als speciale beschermingszone. Dit gebeurt met inachtneming van de bepalingen van § 1, tweede lid. ».
Artikel 56 In artikel 45, § 2, eerste lid, van hetzelfde decreet worden de woorden « gedurende een bepaalde termijn » vervangen door « , op projectmatige basis of gedurende een bepaalde termijn, ».
Artikel 57 In artikel 46 van hetzelfde decreet wordt de bestaande tekst hernummerd tot § 1 en wordt een § 2 toegevoegd, die luidt als volgt : « § 2. De Vlaamse Regering kan voor de toepasbaarheid van de onderscheiden types beheersovereenkomsten bepalen aan welke beheersvisies, prioriteiten, perimeters of andere voorwaarden dient beantwoord te worden.
De Vlaamse Regering bepaalt de voorwaarden waaronder beheersgroepen erkend kunnen worden met het oog op de planning, de ondersteuning en de begeleiding van het afsluiten en uitvoeren van beheersovereenkomsten in een bepaald gebied, alsook met het oog op het overleg met de andere actoren die in het gebied natuur- of bosbeleidsactiviteiten uitvoeren. ».
Artikel 58 HOOFDSTUK V, afdeling 4, onderafdeling D -« Natuurrichtplannen », dat bestaat uit de artikelen 48 tot en met 50, van hetzelfde decreet, zoals gewijzigd op 19 juli 2002, wordt vervangen door wat volgt : « Onderafdeling D. - Natuurrichtplannen Artikel 48 § 1. Voor elke speciale beschermingszone, alsook voor elk gebied dat behoort tot het VEN, wordt een natuurrichtplan vastgesteld, en dit binnen de vijf jaar na aanwijzing van de speciale beschermingszone overeenkomst artikel 36bis, § 9, of de vaststelling van het VEN-gebied overeenkomstig artikel 17, § 3. Voor elk gebied dat behoort tot het VEN, afgebakend op grond van artikel 21, § 9, voor het IVON, voor de groengebieden, parkgebieden, buffergebieden, bosgebieden of de met één van deze gebieden vergelijkbare bestemmingsgebieden aangewezen op de plannen van aanleg of op de ruimtelijke uitvoeringsplannen van kracht in de ruimtelijke ordening, kan er een natuurrichtplan worden vastgesteld. § 2. De natuurrichtplannen voor speciale beschermingszones, de gebieden van het VEN, de natuurverwevingsgebieden en de groengebieden, parkgebieden, buffergebieden, bosgebieden of de met één van deze gebieden vergelijkbare bestemmingsgebieden aangewezen op de gewestelijke plannen van aanleg of ruimtelijke uitvoeringsplannen, worden vastgesteld door de Vlaamse Regering. Zij worden gewestelijke natuurrichtplannen genoemd.
Natuurrichtplannen met betrekking tot natuurverbindingsgebieden, aangewezen op de provinciale of gemeentelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen, worden vastgesteld door de deputatie. Zij worden provinciale natuurrichtplannen genoemd. § 3. De Vlaamse Regering bepaalt de vorm van gewestelijke en provinciale natuurrichtplannen, alsook de procedure die leidt tot de vaststelling, herziening of opheffing ervan.
Elke administratieve overheid stelt, hetzij op eenvoudig verzoek of uit eigen beweging, alle nuttige informatie en kennis waarover zij beschikt ter beschikking van de dienst die wordt belast met het opstellen of herzien van de natuurrichtplannen.
Artikel 49 § 1. Voor zover een gewestelijk natuurrichtplan betrekking heeft op een speciale beschermingszone, gelden de instandhoudingsdoelstellingen van dat gebied, vastgesteld op grond van artikel 36ter, § 1, als gebiedsvisie voor het natuurrichtplan.
Indien er nog geen instandhoudingsdoelstellingen zijn opgesteld voor een in een natuurrichtplan opgenomen speciale beschermingszone of voor zover het natuurrichtplan geen betrekking heeft op een speciale beschermingszone, dient er een gebiedsvisie te worden opgemaakt die weergeeft wat er in het gebied wordt beoogd voor de natuur en het natuurlijk milieu. Deze gebiedsvisie kan, bij de vaststelling van het natuurrichtplan, geheel of gedeeltelijk bindend worden verklaard voor de administratieve overheid. De doelstellingen uit deze gebiedsvisie kunnen, in het geval het natuurrichtplan betrekking heeft op een speciale beschermingszone waarvoor er nog geen instandhoudingsdoelstellingen zijn opgemaakt, gelijkgesteld worden met instandhoudingsdoelstellingen in de zin van artikel 36ter, § 1. § 2. Een gewestelijk natuurrichtplan is er op gericht om, in functie van de instandhoudingsdoelstellingen of de gebiedsvisie, een specifieke, bindende afstemming te bekomen tussen de verschillende maatregelen en instrumenten die, in uitvoering van onder meer dit decreet, het Bosdecreet van 13 juni 1990, het Jachtdecreet van 24 juli 1991 en de wet van 1 juli 1954 op de riviervisserij en het decreet van 16 april 1996 betreffende de landschapszorg, gelden voor het bestreken gebied.
Een gewestelijk natuurrichtplan bevat aldus onder meer, binnen de desbetreffende, in dit decreet vastgestelde randvoorwaarden, bepalingen met betrekking tot : - de in het bestreken gebied aanwezige uitbreidingszones vastgesteld in uitvoering van artikel 33, derde lid; - de op het bestreken gebied betrekking hebbende beheersplannen vastgesteld in uitvoering van artikel 34; - de in het bestreken gebied aangeduide perimeters binnen welk het recht van voorkoop geldt, in uitvoering van artikel 37; - de in het bestreken gebied aangeduide perimeters die gelden voor de beheersovereenkomsten, overeenkomstig het bepaalde in artikel 46, § 2; - de ontheffingen die in verband met het bestreken gebied op grond van dit decreet kunnen worden verleend. § 3. Een gewestelijk natuurrichtplan kan bovendien nog, in functie van de instandhoudingsdoelstellingen of de gebiedsvisie en rekening houdend met artikel 9, voor het bestreken gebied volgende bepalingen bevatten : - specifieke maatregelen in uitvoering van artikel 13; - specifieke maatregelen in uitvoering van artikel 25, § 1, voor zover het natuurrichtplan betrekking heeft op een gebied dat in het VEN gelegen is; - specifieke maatregelen in uitvoering van artikel 36ter, § 1 en § 2, voor zover het natuurrichtplan betrekking heeft op een speciale beschermingszone; - specifieke maatregelen in uitvoering van de artikelen 27 en 28, voor zover het natuurrichtplan betrekking heeft op een gebied dat in IVON gelegen is; - specifieke maatregelen in uitvoering van hoofdstuk VI. § 4. Een provinciaal natuurrichtplan behelst voor het bestreken gebied maatregelen zoals vermeld in artikel 29.
Artikel 50 Ter voorbereiding van een gewestelijk natuurrichtplan en ter opvolging en begeleiding van de uitvoering ervan stelt de Vlaamse Regering telkens een overlegcommissie in. Deze commissie adviseert tevens ten behoeve van de minister bij betwistingen inzake de uitvoering van een vastgesteld gewestelijk natuurrichtplan.
Een overlegcommissie bij een natuurrichtplan is evenwichtig samengesteld uit vertegenwoordigers van de grondeigenaars, -gebruikers en -beheerders in het gebied waarvoor een natuurrichtplan wordt vastgesteld, vertegenwoordigers van de betrokken diensten van het Vlaamse Gewest alsook van de natuurverenigingen die actief zijn in het gebied.
De Vlaamse Regering bepaalt de nadere regels inzake de samenstelling en werking van deze overlegcommissies. ».
Artikel 59 In de bijlagen I, II, III en IV van hetzelfde decreet wordt telkens de zin geschrapt die aanvangt met « De Vlaamse Regering is er toe gemachtigd » en eindigt met « technische en wetenschappelijke vooruitgang ».
HOOFDSTUK IX. - Jachtdecreet Artikel 60 Artikel 12 van het Jachtdecreet van 24 juli 1991 wordt vervangen door wat volgt : « Artikel 12 De Vlaamse Regering kan grotere beheereenheden, die ontstaan als gevolg van de vrijwillige samenvoeging van afzonderlijke jachtterreinen, erkennen als wildbeheereenheden en de werking ervan subsidiëren.
De Vlaamse Regering kan de voorwaarden bepalen met betrekking tot deze erkenning en subsidiëring. Deze voorwaarden zijn gericht op een beter wildbeheer, op het natuurbehoud en op een verbeterd toezicht, en hebben onder meer betrekking op het door de wildbeheereenheid op te maken wildbeheerplan.
De Vlaamse Regering kan in functie van een gerichter wildbeheer, de instandhouding van leefgebieden en het verbeterd toezicht, de jacht op alle of bepaalde wildsoorten, het gebruik van bepaalde jachttechnieken of -tuigen, en bepaalde maatregelen beperken tot jachtterreinen van leden van een erkende wildbeheereenheid, zoals bedoeld in artikel 12. ».
Artikel 61 In artikel 24, eerste lid, van hetzelfde decreet worden de woorden « , behoudens de schade die veroorzaakt wordt door konijnen, » geschrapt.
HOOFDSTUK X. - Mestdecreet Artikel 62 Aan artikel 3 van het decreet van 22 december 2006 houdende de bescherming van water tegen de verontreiniging door nitraten uit agrarische bronnen wordt een 59° toegevoegd, dat luidt als volgt : « 59° Noordzeekustzone : de Noordzeekustzone is de zone begrensd : 1) in het noorden door de laagwaterlijn van de zee;2) in het westen door de Frans-Belgische grens vanaf de laagwaterlijn van de zee tot de weg A18;3) in het oosten door de Belgisch-Nederlandse grens vanaf de laagwaterlijn van de zee tot de weg RW 376;4) in het zuiden door : a) de weg A18 vanaf de Frans-Belgische grens tot de kruising met de Vaartstraat te Gistel;b) de Vaartstraat te Gistel, vanaf de weg A18 tot het kanaal Nieuwpoort-Plassendale;c) het kanaal Nieuwpoort-Plassendale vanaf de Vaartstraat te Gistel tot de uitmonding in het kanaal Oostende-Brugge te Plassendale;d) de N320 tot de kruising met de weg R9;e) de weg R9 tot de weg N307 tot aan het kruispunt Strooien Haan;f) de weg N307 vanaf Strooien Haan tot de N326;g) de weg N326 vanaf de weg N307 tot de weg N371 « Brugge-Blankenberge »;h) de weg N371 vanaf de weg N326 tot de Statiesteenweg te Zuienkerke tot de N31;i) de N31 vanaf de Stationsweg tot aan het Leopoldkanaal en het Schipdonkkanaal;j) de weg N376 « Brugge-Sluis » van de voornoemde kanalen tot de Belgisch-Nederlandse grens.».
Artikel 63 In artikel 4 van hetzelfde decreet wordt een § 3 ingevoegd, die luidt als volgt : « § 3. De Vlaamse Regering kan de Mestbank met bijkomende taken belasten in het kader van de doelstellingen van dit decreet. ».
Artikel 64 In artikel 8, § 2, van hetzelfde decreet wordt 1° vervangen door wat volgt : « 1° op alle zon- en feestdagen en in de Noordzeekustzone op alle zaterdagen, zon- en feestdagen. Deze verbodsbepaling geldt niet voor kunstmest. ».
Artikel 65 In artikel 14, § 3, van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het tweede lid wordt de laatste zin vervangen door wat volgt : « Ingeval de nitraatresidustaalname zal worden gedaan na 30 oktober zorgt de Mestbank ervoor dat de landbouwer ten laatste twee weken voor de staalname in kennis wordt gesteld van de dag en het perceel of de percelen waarop het staal zal worden genomen.Bij betwistingen aangaande deze inkennisstellingen kan de landbouwer de nietigheid van het resultaat van de uitgevoerde staalname niet inroepen. »; 2° in het derde lid worden de woorden « en op dezelfde dag » tot en met de woorden « als vermeld in het tweede lid » vervangen door de woorden « binnen de twee weken na de residustaalname uitgevoerd in opdracht van de Mestbank als vermeld in het tweede lid en ten laatste op 15 november »;3° in het derde lid wordt na de woorden « in aanmerking genomen » de volgende zin toegevoegd : « Het krachtens artikel 62, § 6, erkend laboratorium, dat in opdracht van de landbouwer een nitraatresidustaalname gaat uitvoeren, stelt de Mestbank uiterlijk de werkdag voor de staalname hiervan in kennis, via de door de Mestbank ter beschikking gestelde webapplicatie.».
Artikel 66 In artikel 15, § 1, van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het eerste lid wordt de laatste zin vervangen door wat volgt : « Ingeval de nitraatresidustaalname zal worden gedaan na 30 oktober zorgt de Mestbank ervoor dat de landbouwer ten laatste twee weken voor de staalname in kennis wordt gesteld van de dag en het perceel of de percelen waarop het staal zal worden genomen.Bij betwistingen aangaande deze inkennisstellingen kan de landbouwer de nietigheid van het resultaat van de uitgevoerde staalname niet inroepen. »; 2° in het tweede lid worden de woorden « en op dezelfde dag » tot en met de woorden « als vermeld in het tweede lid » vervangen door de woorden « binnen de twee weken na de residustaalname uitgevoerd in opdracht van de Mestbank als vermeld in het tweede lid en ten laatste op 15 november »;3° in het tweede lid wordt na de woorden « in aanmerking genomen » de volgende zin toegevoegd : « Het krachtens artikel 62, § 6, erkend laboratorium, dat in opdracht van de landbouwer een nitraatresidustaalname gaat uitvoeren, stelt de Mestbank uiterlijk de werkdag voor de staalname hiervan in kennis, via de door de Mestbank ter beschikking gestelde webapplicatie.».
Artikel 67 In artikel 22, § 1, 4°, van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in punt b) worden de woorden « of compost » geschrapt;2° een nieuw punt d) wordt toegevoegd, dat luidt als volgt : « d) compost ». Artikel 68 Artikel 23, § 1, 5°, van hetzelfde decreet wordt vervangen door wat volgt : « 5° elke landbouwer, van wie het bedrijf een effectieve oppervlakte groeimedium voor het telen van gewassen heeft van 50 a.
Voor de berekening in een bepaald kalenderjaar van de oppervlakte groeimedium, als vermeld in het eerste lid, wordt de effectieve oppervlakte groeimedium voor het telen van gewassen genomen. De rijpaden en de ruimtes tussen de teelten worden meegerekend. Ingeval van meerdere teeltlagen wordt de oppervlakte van elke teeltlaag opgeteld voor het bekomen van de effectieve oppervlakte. Als het maximum aantal lagen dat op enig moment in het betrokken kalenderjaar in de betreffende bedrijfsruimte of op het betreffende perceel, aanwezig was, groter is dan 1, wordt het resultaat van de optelling met 10 percent verminderd. ».
Artikel 69 In artikel 23, § 5, van hetzelfde decreet wordt 10° geschrapt.
Artikel 70 In artikel 27, § 1, tweede lid, van hetzelfde decreet worden telkens na het woord « maïs » de woorden « voederbieten, voedergranen en perspulp van suikerbieten » ingevoegd.
Artikel 71 In artikel 28, § 1, van hetzelfde decreet wordt na het tweede lid een nieuw lid ingevoegd, dat luidt als volgt : « Indien in de loop van een bepaald kalenderjaar een exploitatie of bedrijf overgelaten wordt met bijhorende gronden kunnen de overlater en overnemer overeenkomen dat voor de berekening van het mestoverschot van dat kalenderjaar een bepaald deel van de mogelijkheden tot opbrenging van dierlijke mest op de overgelaten gronden in de bedrijfsgroep van de overlater wordt in rekening gebracht en een bepaald deel in de bedrijfsgroep van de overnemer wordt in rekening gebracht. ».
Artikel 72 In artikel 29, § 2, tweede lid, van hetzelfde decreet wordt tussen de woorden « artikel 28, § 1, 2°, » en de woorden « die behoren tot de bedrijfsgroep » de woorden « of artikel 28, § 2, » ingevoegd.
Artikel 73 Aan artikel 29, § 2, tweede lid, van hetzelfde decreet wordt de volgende zin toegevoegd : « Bij de berekening van het netto stikstofoverschot wordt geen rekening gehouden met de bijkomende productie, die ingevolge artikel 35, eerste lid, 2°, volledig moet verwerkt worden. ».
Artikel 74 In artikel 30 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° § 6, tweede lid, wordt opgeheven;2° § 7 wordt vervangen door een § 7 en een § 8, die luiden als volgt : « § 7.De Mestbank kan tijdelijke nutriëntenemissierechten, uitgedrukt in TNER-D, toewijzen aan een landbouwer voor het houden van dieren voor doeleinden in het kader van natuurbeheer, wetenschappelijk onderzoek, onderwijs, en beheer van onroerende goederen in opdracht van openbare besturen. De tijdelijke nutriëntenemissierechten zijn niet overdraagbaar.
De tijdelijke nutriëntenemissierechten, uitgedrukt in TNER-D worden berekend in functie van het aantal dieren nodig voor het verwezenlijken van de doelstelling vermenigvuldigd met de waarde bepaald in de tabel van § 3.
Voor zover aan de landbouwer voor de in het eerste lid vermelde doeleinden een nutriëntenhalte of nutriëntenemissierechten werden toegekend, worden deze door de Mestbank omgezet in tijdelijke nutriëntenemissierechten, uitgedrukt in TNER-D, die niet overdraagbaar zijn.
Indien de dieren niet meer gehouden worden in functie van de aangegeven doelstelling of indien de landbouwer zijn activiteiten in het kader van de doelstelling gestaakt heeft, wordt het deel van de tijdelijke nutriëntenemissierechten toegekend in toepassing van § 7, uitgedrukt in TNER-D, door de Mestbank geannuleerd.
Indien dieren worden gehouden zonder TNER-D of waarvoor de TNER-D geannuleerd werden, wordt aan de landbouwer de geldboete opgelegd voorzien in artikel 63, § 4. § 8. De Vlaamse Regering kan nadere regels vaststellen met betrekking tot dit artikel en kan afwijkingen bepalen voor landbouwers van wie het bedrijf een productie aan dierlijke mest heeft kleiner dan 300 kg P2O5, als vermeld in artikel 23, § 1, 1°. ».
Artikel 75 In artikel 31 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 2, eerste lid, wordt de eerste zin vervangen door wat volgt : « De overdrager moet de mestproductie die op het bedrijf voor de drie gekende aan de overname voorafgaande kalenderjaren werd geproduceerd overeenkomstig de bepalingen van dit decreet hebben afgezet.»; 2° aan § 2, tweede lid, 3°, wordt de volgende zin toegevoegd : « De niet-ingevulde nutriëntenemissierechten worden bepaald op grond van de invulling van de nutriëntenemissierechten gedurende de laatste drie gekende kalenderjaren voorafgaand aan de datum waarop de overname van de nutriënten-emissierechten ingaat, ongeacht een mogelijke overdracht van de nutriëntenemissierechten tussen landbouwers tijdens deze drie kalenderjaren.Een annulatie wegens niet-ingevulde nutriëntenemissierechten op grond van een gegeven kalenderjaar, kan niet leiden tot een verdere annulatie na overdracht op grond van eenzelfde kalenderjaar. »; 3° § 3 wordt opgeheven. Artikel 76 Aan artikel 32, eerste lid, van hetzelfde decreet worden de volgende woorden toegevoegd : « en de tijdelijke nutriëntenemissierechten ».
Artikel 77 In artikel 34, § 1, van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° aan 1° wordt een tweede lid toegevoegd, dat luidt als volgt : « De overnemer kan ervoor opteren om 25 percent van de overgenomen nutriëntenemissierechten te verwerken door verwerking van mest afkomstig van het eigen bedrijf in plaats van deze te laten annuleren. De verwerking van 25 percent nutriëntenemissierechten gebeurt in voorkomend geval, bovenop de mestverwerkingsplicht, zoals bepaald in artikel 29, van de bedrijfsgroep waartoe het bedrijf behoort. »; 2° in 2° wordt a) vervangen door wat volgt : « a) ofwel indien alle nutriëntenemissierechten van een bepaald bedrijf overgenomen worden in het kader van een eerste installatie waarbij de overnemer jonger is dan 40 jaar en nog niet beschikt of beschikt heeft over een eigen bedrijf.De nutriëntenemissierechten die in het kader van een eerste installatie worden overgenomen, zijn gedurende drie kalenderjaren volgend op die overname slechts verder overdraagbaar op grond van 1° of op grond van 2°, a) of e) ; »; 3° in 2° wordt b) vervangen door wat volgt : « b) ofwel indien de nutriëntenemissierechten worden overgedragen aan een landbouwer, waarvan elke persoon die deel uitmaakt van de overnemende landbouwer : 1° hetzij zelf deel uitmaakt van de overlatende landbouwer;2° hetzij een bloed- of aanverwant in de nederdalende lijn is van een natuurlijke persoon die deel uitmaakt van de overlatende landbouwer;3° hetzij een bloed- of aanverwant is in de tweede graad in de zijlijn van een natuurlijke persoon die deel uitmaakt van de overlatende landbouwer;4° hetzij de echtgenoot of echtgenote is van een natuurlijke persoon, die deel uitmaakt van de overlatende landbouwer;5° hetzij een personenvennootschap met rechtspersoonlijkheid is onder de volgende voorwaarden : - minstens 80% van de aandelen van de personenvennootschap met rechtspersoonlijkheid moet eigendom zijn van één of meerdere personen vermeld in 1° tot en met 4°; - de zaakvoeder, beherende vennoot of bestuurder van de personenvennootschap moet een persoon zijn, vermeld in 1° tot en met 4°.
Indien de aandelen van de personenvennootschap geheel of gedeeltelijk of de personenvennootschap, die beschikt over nutriëntenemissierechten, overgedragen wordt aan een derde die niet vermeld is in 1° tot en met 4°, wordt deze overdracht beschouwd als een overdracht met annulering van de 25% nutriëntenemissierechten die toebehoren aan de personenvennootschap.
Indien de nutriëntenemissierechten door de personenvennootschap met rechtspersoonlijkheid worden overgedragen aan de landbouwer die de inbreng ervan heeft gedaan of aan één of meerdere personen als vermeld in 1° tot en met 4° gebeurt de overname eveneens zonder annulering; 6° hetzij een bloed- of aanverwant in opgaande lijn is van een natuurlijke persoon die deel uitmaakt van een overlatende landbouwer in het geval deze laatste wegens geattesteerde ziekte van lange duur of overlijden niet meer in staat is de exploitatie te voeren. Onder « deel uitmaken van een landbouwer » wordt verstaan : het als persoon of als lid van een groepering van personen uitbaten van een exploitatie van de landbouwer; »; 4° in 2° wordt punt c) opgeheven;5° in 2° wordt punt d) opgeheven;6° tussen het eerste en tweede lid wordt een nieuw lid ingevoegd, dat luidt als volgt : « De Vlaamse Regering bepaalt op welke wijze voldaan wordt aan de voorwaarde dat de overnemer jonger moet zijn dan 40 jaar, als vermeld in het eerste lid, 2°, a), wanneer de overnemer een personenvennootschap met rechtspersoonlijkheid is.».
Artikel 78 In artikel 35, eerste lid, 4°, van hetzelfde decreet wordt het woord « overkort » vervangen door « onverkort ».
Artikel 79 In artikel 48, § 1, eerste zin, van hetzelfde decreet worden de woorden « afkomstig van de in artikel 27, § 1, opgesomde diersoorten » geschrapt.
Artikel 80 In artikel 49 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° tussen de woorden « dierlijke mest » en de woorden « voor zover » worden de woorden « of spuistroom » ingevoegd;2° aan het eerste lid, 3°, worden een punt c) en een punt d) toegevoegd, die luiden als volgt : « c) het vervoer van champost geproduceerd op een uitbating gelegen in een bepaalde gemeente naar een exploitatie die gelegen is in dezelfde gemeente of in een aangrenzende gemeente;d) het vervoer van spuistroom geproduceerd op een exploitatie gelegen in een bepaalde gemeente naar een exploitatie die gelegen is in dezelfde gemeente of in een aangrenzende gemeente;»; 3° in het eerste lid, 3°, worden de woorden « In dit geval » vervangen door de woorden « In de gevallen b), c) en d) »;4° in het eerste lid, 3°, 1), worden tussen de woorden « dierlijke mest » en de woorden « heeft vooraf » de woorden « of spuistroom » ingevoegd ». Artikel 81 In artikel 63, § 4, van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het eerste lid worden tussen de woorden « toegekende nutriëntenemissierechten » en de woorden « op jaarbasis » de woorden « en tijdelijke nutriëntenemissierechten » ingevoegd;2° in het derde lid worden in de definitie van NER-D2 na de woorden « NER-D » de woorden « en TNER-D » ingevoegd;3° in het derde lid worden in de definitie NER-D1 na de woorden « NER-D » de woorden « en TNER-D » ingevoegd;4° in het derde lid worden de woorden « op basis van de artikelen 30, 32 en 36 toegekende NER-D » vervangen door de woorden « op basis van de artikelen 30, 32, 34 en 36 toegekende NER-D »;5° in het derde lid worden de woorden « overeenkomstig de artikelen 29, 31, 34, 37, 40 en 47 » vervangen door de woorden « overeenkomstig de artikelen 29, 31, 34, 37, 40 en 47 »;6° in het vierde lid wordt in de formule « NER-D » vervangen door « NER-D2 ». Artikel 82 In artikel 63 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° § 10 wordt vervangen door wat volgt : « § 10.Onverminderd de bepalingen van de artikelen 71 tot en met 72, wordt lastens elke erkende mestvoerder die met overtreding van artikel 48 het dubbel van het mestafzetdocument niet binnen de gestelde termijn heeft bezorgd aan de Mestbank of het transport niet tijdig heeft nagemeld via het door de Mestbank ter beschikking gestelde internetloket, een administratieve geldboete opgelegd.
Voor transporten die laattijdig, doch uiterlijk de 30ste dag na de dag van transport nagemeld worden, bedraagt de administratieve geldboete 10 euro per laattijdig nagemeld transport.
Voor transporten die op de 30ste dag na de dag van transport nog niet nagemeld zijn, bedraagt de administratieve geldboete 50 euro per transport dat op de 30ste dag na de dag van transport nog niet nagemeld is.
Bij herhaling van een overtreding binnen de vijf jaar na het opleggen, via het aangetekend schrijven, vermeld in artikel 64, § 1, tweede lid, van de administratieve geldboete, vermeld in deze paragraaf, wordt het bedrag van de administratieve geldboete, berekend overeenkomstig de leden twee en drie, verdubbeld. »; 2° in § 13 wordt het eerste lid vervangen door wat volgt : « Onverminderd de bepalingen van de artikelen 71 tot en met 72, wordt lastens eenieder die met overtreding van artikel 48, dierlijke mest of andere meststoffen heeft vervoerd zonder in het bezit te zijn van een juist en volledig opgemaakt mestafzetdocument, een administratieve geldboete opgelegd van 200 euro.»; 3° in § 21 worden de woorden « de 25% nutriënten-emissierechten niet doet, als vermeld in artikel 34, § 1, 2°, d), » vervangen door de woorden « de 25% nutriëntenemissierechten niet doet als vermeld in artikel 34, § 1, 1°, tweede lid, ». Artikel 83 Artikel 81 van hetzelfde decreet wordt opgeheven.
Artikel 84 Aan artikel 83 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° een § 4 wordt toegevoegd, die luidt als volgt : « § 4.Aan landbouwers, die in de loop van 2004, 2005 of 2006 een inrichting hebben overgenomen en nog geen nutriëntenhalte hadden toegekend gekregen terwijl de overlater voor die dieren beschikte over een nutriëntenhalte, wordt alsnog de nutriëntenhalte als bedoeld in artikel 33bis van het decreet van 23 januari 1991 inzake de bescherming van het leefmilieu tegen de verontreiniging door meststoffen, omgezet in nutriëntenemissierechten overgedragen op voorwaarde dat ze de overname van de milieuvergunning lieten of laten acteren door de vergunningverlenende overheid en op voorwaarde dat deze overnemers dieren hebben geproduceerd op de inrichting in 2004, 2005, 2006 of 2007 en die tijdig hebben aangegeven aan de Mestbank. De overdracht gebeurt met terugwerkende kracht tot de datum zoals overeengekomen door overlater en overnemer.
Producenten die een beroep kunnen doen op de toepassing van het eerste lid en aan wie de superheffing werd opgelegd voor het produceren van meer dierlijke mest dan de nutriëntenhalte, kunnen de betaalde superheffing terugvorderen of de kwijtschelding vragen van de opgelegde superheffing in de mate dat ze niet meer geproduceerd hebben dan de in het eerste lid bedoelde nutriëntenhalte zonder daartoe over een bijkomende nutriëntenhalte of bijkomende nutriëntenemissierechten te beschikken.
Zij dienen daartoe per aangetekend schrijven een verzoekschrift in bij de ambtenaar door de Vlaamse Regering aangewezen voor de inning en de invordering van de superheffing.
De ambtenaar neemt binnen de drie maanden na afgifte ter post van het verzoekschrift een beslissing betreffende deze terugvordering of vraag tot kwijtschelding. Bij gebreke van beslissing van de ambtenaar binnen de termijn van drie maanden wordt het verzoek geacht ingewilligd te zijn. De producent kan bij de minister bevoegd voor het leefmilieu beroep aantekenen tegen de beslissing van de ambtenaar binnen de drie maanden na afgifte ter post van de beslissing. De minister beslist binnen de 60 dagen over het beroep.
De Vlaamse Regering kan nadere regels stellen. »; 2° een § 5 wordt toegevoegd, die luidt als volgt : « § 5.Producenten, als vermeld in het decreet van 23 januari 1991 inzake de bescherming van het leefmilieu tegen de verontreiniging door meststoffen, zoals gewijzigd, die in uitvoering van artikel 40bis van het decreet van 23 januari 1991 inzake de bescherming van het leefmilieu tegen de verontreiniging door meststoffen, zoals gewijzigd, een uitstel van superheffing mestverwerking hebben gekregen, en waarbij het kalenderjaar waarin, overeenkomstig artikel 40bis van het decreet van 23 januari 1991 inzake de bescherming van het leefmilieu tegen de verontreiniging door meststoffen, zoals gewijzigd, beoordeeld dient te worden of de uitgestelde superheffing al of niet opgeheven en niet geïnd wordt, het kalenderjaar 2007 of 2008 is, dienen, om een opheffing en niet-inning van de uitgestelde superheffing te bekomen : 1° in het kalenderjaar waarin beoordeeld dient te worden of de uitgestelde superheffing al of niet opgeheven en niet geïnd wordt, te behoren tot een bedrijfsgroep die voldaan heeft aan de mestverwerkingsplicht, overeenkomstig artikel 29;2° een extra hoeveelheid mestverwerkingscertificaten te bezitten, die betrekking heeft op het kalenderjaar waarin beoordeeld dient te worden of de uitgestelde superheffing al of niet opgeheven en niet geïnd wordt. De Vlaamse Regering stelt nadere regels en bepaalt ondermeer hoeveel mestverwerkingscertificaten men extra moet bezitten om een opheffing en niet-inning van de uitgestelde superheffing te bekomen. »; 3° een § 6 wordt toegevoegd, die luidt als volgt : « § 6.Aan producenten als vermeld in het decreet van 23 januari 1991 inzake de bescherming van het leefmilieu tegen de verontreiniging door meststoffen die op 31 december 2006 beschikten over een nutriëntenhalte, maar sedert het in voege treden van onderhavig decreet geen landbouwactiviteiten meer uitoefenen en derhalve geen landbouwer zijn, worden bij wijze van overgangsmaatregel nutriëntenemissierechten toegekend volgens de regels van artikel 30, mits voldaan is aan volgende voorwaarde : er werden in de productiejaren 2004, 2005 of 2006 dieren gehouden door de producent die tijdig werden aangegeven.
Deze bij wijze van overgangsmaatregel aan de vroegere producent toegekende nutriëntenemissierechten dienen ten laatste op 31 december 2009 volgens de regels van artikel 31 te worden overgedragen aan een landbouwer. Indien deze op 31 december 2009 niet zijn overgedragen aan een landbouwer worden deze bij wijze van overgangsmaatregel toegekende nutriëntenemissierechten geannuleerd door de Mestbank. ».
HOOFDSTUK XI. - Milieuvergunningen Artikel 85 In artikel 9, § 6, van het decreet van 28 juni 1985 betreffende de milieuvergunning worden de woorden « § 1, 2 en 3 » vervangen door de woorden « § 2 en § 3 ».
Artikel 86 Aan artikel 20 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij decreten van 22 december 1993, 21 oktober 1997 en 11 mei 1999, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het vijfde lid wordt het woord « exploitatievoorwaarden » vervangen door het woord « vergunningsvoorwaarden »;2° er wordt een zesde lid toegevoegd, dat luidt als volgt : « De overheid bevoegd voor de akteneming van de melding van een inrichting derde klasse, kan met het oog op de bescherming van de mens en het leefmilieu in de directe omgeving, bijzondere milieuvoorwaarden opleggen in zoverre deze geen emissiegrenswaarden bevatten en niet afwijken van de beste beschikbare technieken zoals beschreven in de algemene en sectorale milieuvoorwaarden.De Vlaamse Regering kan nadere regels vaststellen in verband met het opleggen en het bekendmaken van deze voorwaarden. ».
Artikel 87 Aan artikel 21, § 1, van hetzelfde decreet, wordt een lid toegevoegd, dat luidt als volgt : « Als de bevoegde overheid geen beslissing heeft genomen binnen de door de Vlaamse Regering bepaalde termijn, wordt de vraag tot wijziging of aanvulling van de vergunningsvoorwaarden geacht geweigerd te zijn. ».
Artikel 88 Aan artikel 24 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 1, 3°, worden de woorden « , behalve deze bevoegd inzake ruimtelijke ordening en stedenbouw » toegevoegd;2° in § 1 wordt een punt 7° toegevoegd, dat luidt als volgt : « 7° de gewestelijk stedenbouwkundig ambtenaar, zoals bepaald in artikel 12 van het decreet van 18 mei 1999 houdende de organisatie van de ruimtelijke ordening.De Vlaamse Regering kan nader bepalen welke gewestelijke stedenbouwkundige ambtenaren bevoegd zijn. »; 3° in § 3 worden de woorden « de adviesverlenende overheidsorganen » telkens vervangen door de woorden « de adviesverlenende overheidsorganen en de gewestelijk stedenbouwkundig ambtenaar ». Artikel 89 In artikel 26 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 1 worden tussen de woorden « gewijzigd of aangevuld » en de woorden « , kan beroep » de woorden « , of al dan niet stilzwijgend, een vraag tot wijziging of aanvulling wordt geweigerd » ingevoegd;2° in § 2 worden tussen de woorden « gewijzigd of aangevuld » en de woorden « , kan beroep » de woorden « , of al dan niet stilzwijgend, een vraag tot wijziging of aanvulling wordt geweigerd » ingevoegd. Artikel 90 In artikel 26, § 3, van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° de woorden « 10 dagen » worden vervangen door de woorden « dertig dagen »;2° de woorden « of indien het beroep betrekking heeft op een stilzwijgende weigering tot wijziging of aanvulling van de opgelegde voorwaarden, na de dag van stilzwijgende weigering.» worden toegevoegd; 3° aan het tweede lid worden de woorden « tenzij de vraag tot wijziging of aanvulling al dan niet stilzwijgend werd geweigerd » toegevoegd. Artikel 91 In artikel 29, § 1, van hetzelfde decreet worden tussen de woorden « de milieuvergunning » en de woorden « volgens de regels », de woorden « en de bijzondere milieuvoorwaarden voor de inrichtingen van de derde klasse » ingevoegd.
Artikel 92 In artikel 31, § 2, van hetzelfde decreet worden de woorden « of sectoriële » vervangen door de woorden « , sectorale of bijzondere ».
Artikel 93 Aan artikel 36, § 2, van hetzelfde decreet wordt een tweede lid toegevoegd, dat luidt als volgt : « Het beroep moet worden ingediend bij aangetekend schrijven binnen een termijn van dertig dagen na de bekendmaking van de bestreden beslissing. ».
Artikel 94 In artikel 21, § 1, van hetzelfde decreet, gewijzigd bij de decreten van 22 december 1993 en 19 mei 2006, worden de woorden « door haar » geschrapt.
Artikel 95 In artikelen 9, § 2, 12, § 2, 13, § 1, 23, § 1 en § 2, 24, § 1, 4°, 26, § 1 en § 2, van hetzelfde decreet worden de woorden « bestendige deputatie » telkens vervangen door het woord « deputatie ».
HOOFDSTUK XII. - Wijzigingen aan titel IV van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake het milieubeleid Artikel 96 In artikel 4.3.3, § 1, van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid, wordt het tweede lid vervangen door wat volgt : « De Vlaamse Regering gaat in dat geval na of er geen andere vorm van beoordeling geschikt is en stelt de aldus verzamelde informatie ter beschikking van het publiek. ».
Artikel 97 Artikel 4.1.1, § 1, 13°, a), wordt vervangen door wat volgt : « a) voor wat de verplichtingen inzake de ruimtelijke uitvoeringsplannen betreft waarbij het ruimtelijk uitvoeringsplan het kader vormt voor één of meerdere projecten van slechts één privaat- of publiekrechtelijke natuurlijke of rechtspersoon en waarbij die privaat- of publiekrechtelijke natuurlijke of rechtspersoon optreedt als enige aanvrager en/of houder van de vergunningen die vereist zijn voor deze projecten, zoals gedefinieerd in 5° : de overheid die het initiatief neemt tot opmaak van een ruimtelijk uitvoeringsplan overeenkomstig artikelen 41, 44 en 48 van het decreet van 18 mei 1999 houdende de organisatie van de ruimtelijke ordening, tenzij deze privaat- of publiekrechtelijke natuurlijke of rechtspersoon een schriftelijk verzoek tot overname van deze verplichtingen indient bij de overheid die het initiatief neemt tot opmaak van een ruimtelijk uitvoeringsplan overeenkomstig artikelen 41, 44 en 48 van het decreet van 18 mei 1999 houdende de organisatie van de ruimtelijke ordening en deze overheid het verzoek inwilligt. De Vlaamse Regering stelt nadere regels vast met betrekking tot het aanvraagdossier, de procedure en de modaliteiten van het verzoek tot overname verplichtingen inzake ruimtelijke uitvoeringsplannen; voor wat de verplichtingen betreft inzake de ruimtelijke uitvoeringsplannen andere dan deze die hierboven vermeld worden : de overheid die het initiatief neemt tot opmaak van een ruimtelijk uitvoeringsplan overeenkomstig artikelen 41, 44 en 48 van het decreet van 18 mei 1999 houdende de organisatie van de ruimtelijke ordening; b) voor wat de verplichtingen inzake de overige plannen en programma's betreft : de instantie die het initiatief neemt om een plan of programma op te stellen of te wijzigen;c) voor wat de verplichtingen inzake projecten betreft : de aanvrager of houder van een vergunning voor een project;».
Artikel 98 Hoofdstuk II van titel IV van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid, zoals vervangen door het decreet van 27 april 2007, is van toepassing op bijzondere plannen van aanleg waarvan het voorontwerp- of ontwerpplan wordt toegezonden aan de adviesverlenende besturen en instellingen na 1 juni 2008.
HOOFDSTUK XIII. - Wijziging van het decreet van 27 oktober 2006 betreffende de bodemsanering en de bodembescherming Afdeling I. - Bodemsanering Artikel 99 In artikel 2 van het decreet van 27 oktober 2006 betreffende de bodemsanering en de bodembescherming wordt punt 17° vervangen door wat volgt : « 17° gebruiker : a) natuurlijke of rechtspersoon die titularis is van een zakelijk of persoonlijk recht op een grond, met uitzondering van de eigenaar;b) vereniging van mede-eigenaars in het kader van een onroerend geheel dat valt onder het stelsel van gedwongen mede-eigendom, vermeld in artikel 577-3 van het Burgerlijk Wetboek.».
Artikel 100 In artikel 2, tweede lid, 18°, van hetzelfde decreet wordt punt b) vervangen door wat volgt : « b) de rechtshandelingen en rechtsfeiten, vermeld in het eerste lid, met betrekking tot nutsleidingen, en de rechtshandelingen en rechtsfeiten, vermeld in het eerste lid, met betrekking tot aanhorigheden van nutsleidingen, voor zover in die aanhorigheden geen risico-inrichting gevestigd is of was; c) de overdracht, het vestigen of het aangaan van een recht als vermeld in het eerste lid, met betrekking tot een grond uitsluitend voor het oprichten of het gebruik van een opstal die voor de toepassing van dit decreet niet beschouwd wordt als grond in de zin van artikel 2, 9°, en het beëindigen van een recht als vermeld in het eerste lid, met betrekking tot een grond waarop in het kader van dat recht uitsluitend een opstal gevestigd is of was die voor de toepassing van dit decreet niet beschouwd wordt als grond in de zin van artikel 2, 9°.».
Artikel 101 Aan artikel 5, § 2, eerste lid, 2°, van het decreet van 27 oktober 2006 betreffende de bodemsanering en de bodembescherming wordt de volgende zin toegevoegd : « De gemeente legt de ontvangen bodemattesten ter inzage van belangstellenden. ».
Artikel 102 Aan artikel 8, § 1, tweede lid, van hetzelfde decreet wordt een zin toegevoegd, die luidt als volgt : « De Vlaamse Instelling voor Technologisch Onderzoek is van rechtswege erkend als bodemsaneringsdeskundige voor de taken die ze in opdracht van de OVAM uitvoert in het kader van dit decreet. ».
Artikel 103 Artikel 12, § 5, en artikel 23, § 5, van hetzelfde decreet worden vervangen door wat volgt : « § 5. De Vlaamse Regering stelt nadere regelen vast betreffende : 1° de behandeling van de aanvraag tot vrijstelling van de verplichting om het beschrijvend bodemonderzoek of de bodemsanering uit te voeren;2° de overdraagbaarheid en het verval van de vrijstelling van de verplichting om het beschrijvend bodemonderzoek of de bodemsanering uit te voeren. De Vlaamse Regering kan nadere regelen vaststellen betreffende : 1° de stukken die, op straffe van onontvankelijkheid van de aanvraag, bij het gemotiveerd standpunt, vermeld in § 1 of § 2, moeten worden gevoegd;2° de termijn waarbinnen de aanvraag tot vrijstelling, op straffe van onontvankelijkheid, bij de OVAM moet worden ingediend.».
Artikel 104 Aan artikel 16 van hetzelfde decreet wordt een § 3 toegevoegd, die luidt als volgt : « § 3. De aansprakelijkheid voor de kosten en verdere schade, vermeld in § 1, die de persoon die voldoet aan de voorwaarden, vermeld in artikel 12, § 1 of § 2, kan oplopen op basis van voor dit decreet van toepassing zijnde regels die aansprakelijkheid vestigen op de loutere eigendom of de loutere bewaking van de grond wordt beperkt tot het bedrag van de kosten nodig om te voorkomen dat de bodemverontreiniging zich verder verspreidt of een onmiddellijk gevaar vormt. ».
Artikel 105 In artikel 22 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het tweede lid wordt het getal « 53 » vervangen door het getal « 153 »;2° tussen het eerste en het tweede lid wordt een nieuw lid ingevoegd, dat luidt als volgt : « De OVAM kan de termijn bepalen waarbinnen het beschrijvend bodemonderzoek moet worden uitgevoerd en het verslag ervan aan haar moet worden bezorgd.».
Artikel 106 Artikel 30 van hetzelfde decreet wordt vervangen door wat volgt : « Artikel 30 In afwijking van artikel 29, 102 en 103 moet voor de overdracht van een privatief deel van een onroerend goed dat valt onder het stelsel van gedwongen mede-eigendom, vermeld in artikel 577-3 van het Burgerlijk Wetboek, enkel in de volgende gevallen een oriënterend bodemonderzoek worden uitgevoerd en de melding van overdracht gebeuren : 1° in dat privatieve deel is of was een risico-inrichting gevestigd;2° in de gemeenschappelijke delen is of was een risico-inrichting gevestigd die uitsluitend bestemd is of was voor dat privatieve deel. Het oriënterend bodemonderzoek wordt uitgevoerd op initiatief en op kosten van de overdrager of desgevallend de gemandateerde. ».
Artikel 107 In onderafdeling II van afdeling I van hoofdstuk IV van titel III van hetzelfde decreet wordt vóór de indelingen B tot en met G, die indelingen C tot en met H worden, een nieuwe indeling B, bestaande uit artikel 30bis, ingevoegd, die luidt als volgt : « B. Eenmalig oriënterend bodemonderzoek bij gedwongen mede-eigendom Artikel 30bis In de volgende gevallen moet voor een onroerend geheel dat valt onder het stelsel van gedwongen mede-eigendom, vermeld in artikel 577-3 van het Burgerlijk Wetboek, een oriënterend bodemonderzoek worden uitgevoerd op initiatief en op kosten van de vereniging van mede-eigenaars voor 31 december 2014 : 1° voor de vestiging van de gedwongen mede-eigendom was een risico-inrichting gevestigd op de grond waarop de gedwongen mede-eigendom gevestigd is;2° in de gemeenschappelijke delen was een risico-inrichting gevestigd die bestemd was ten behoeve van de gedwongen mede-eigendom. Bij afwezigheid van een vereniging van mede-eigenaars wordt het oriënterend bodemonderzoek uitgevoerd op initiatief en op kosten van de mede-eigenaars. ».
Artikel 108 Artikel 34 van hetzelfde decreet wordt vervangen door wat volgt : « Artikel 34 Als een handelaar of een vennootschap die eigenaar is van een risicogrond, failliet wordt verklaard, wordt op initiatief van de curator een oriënterend bodemonderzoek uitgevoerd op de risicogrond. ».
Artikel 109 Artikel 35 van hetzelfde decreet wordt vervangen door wat volgt : « Artikel 35 Als een vennootschap die eigenaar is van een risicogrond in vereffening wordt gesteld, wordt op initiatief van de vereffenaar een oriënterend bodemonderzoek uitgevoerd op de risicogrond. ».
Artikel 110 In artikel 56 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° tussen de woorden « in beslag nemen » en de woorden « , kan in plaats van » worden de woorden « en slechts een beperkte impact hebben op mens en milieu » ingevoegd;2° een zin wordt toegevoegd, die luidt als volgt : « De beperkte impact kan nader omschreven worden in de standaardprocedure, vermeld in artikelen 57 en 47, § 2.».
Artikel 111 In artikel 58, § 1, van hetzelfde decreet worden tussen de woorden « ontvangst van het » en de woorden « beperkt bodemsaneringsproject » de woorden « ontvankelijk en volledig » ingevoegd.
Artikel 112 In titel III, hoofdstuk V, afdeling II, van hetzelfde decreet worden in het opschrift van onderafdeling V de woorden « of stedenbouwkundige vergunning » geschrapt.
Artikel 113 In artikel 63 van hetzelfde decreet worden § 1 en § 2 vervangen door wat volgt : « § 1. Tijdens de uitvoering van de bodemsaneringswerken kan de opdrachtgever van het bodemsaneringsproject, het beperkt bodemsaneringsproject of de bodemsaneringswerken overgaan tot de uitvoering van een kleine wijziging of aanvulling van het conformverklaard bodemsaneringsproject of het conformverklaard beperkt bodemsaneringsproject overeenkomstig de standaardprocedure, vermeld in artikel 62.
De bodemsaneringsdeskundige onder wiens leiding de bodemsaneringswerken worden uitgevoerd, meldt de kleine wijziging of aanvulling aan de OVAM die er akte van neemt. Dit gebeurt conform de standaardprocedure, vermeld in artikel 62.
De Vlaamse Regering bepaalt in welke gevallen en onder welke voorwaarden een kleine wijziging of aanvulling kan worden uitgevoerd. § 2. Tijdens de uitvoering van de bodemsaneringswerken kan de opdrachtgever van het bodemsaneringsproject, het beperkt bodemsaneringsproject of de bodemsaneringswerken bij de OVAM tevens een voorstel indienen tot grote wijziging of aanvulling van het conformverklaard bodemsaneringsproject of het conformverklaard beperkt bodemsaneringsproject. Een voorstel tot grote wijziging of aanvulling wordt bij beslissing door de OVAM goedgekeurd of desgevallend afgekeurd. De grote wijziging of aanvulling wordt uitgevoerd overeenkomstig de voorwaarden, vermeld in de goedkeuringsbeslissing, en overeenkomstig de standaardprocedure, vermeld in artikel 62.
De Vlaamse Regering bepaalt in welke gevallen en onder welke voorwaarden een voorstel van grote wijziging of aanvulling kan worden opgesteld en bij de OVAM kan worden ingediend. Tevens kan de Vlaamse Regering nadere regels vaststellen betreffende de procedure tot grote wijziging of aanvulling. ».
Artikel 114 Aan artikel 84, § 2, eerste lid, van hetzelfde decreet wordt de volgende zin toegevoegd : « Alle belanghebbenden kunnen tegen die beslissing van de OVAM een beroep indienen bij de Vlaamse Regering overeenkomstig de bepalingen van artikelen 153 tot en met 155. ».
Artikel 115 In artikel 96 van hetzelfde decreet worden de woorden « de bodemverontreiniging die het gevolg is van » geschrapt.
Artikel 116 In artikel 97 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° aan § 1 wordt een tweede lid toegevoegd, dat luidt als volgt : « Een persoon die overeenkomstig de bepalingen van artikel 92 als saneringswillige wenst over te gaan tot beschrijvend bodemonderzoek of bodemsanering, kan dit engagement tot het uitvoeren van een beschrijvend bodemonderzoek of bodemsanering aan de erkende bodemsaneringsorganisatie overdragen, op voorwaarde dat hij hiervoor een overeenkomst sluit met die erkende bodemsaneringsorganisatie, volgens de voorwaarden die de Vlaamse Regering vaststelt.»; 2° in § 2 worden de woorden « de saneringen » vervangen door de woorden « de beschrijvende bodemonderzoeken en de bodemsaneringen »;3° in § 2 worden de woorden « saneringsplichtig is » vervangen door de woorden « een overeenkomst heeft gesloten ». Artikel 117 In artikel 98, eerste lid, van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in de eerste zin worden tussen de woorden « gedeeltelijke financiering van de taken » en de woorden « inzake historische bodemverontreiniging » de woorden « en de werkingskosten noodzakelijk om die taken uit te voeren » ingevoegd;2° in de tweede zin worden tussen de woorden « gedeeltelijke financiering van de taken » en de woorden « inzake het als historisch te beschouwen deel » de woorden « en de werkingskosten noodzakelijk om die taken uit te voeren » ingevoegd;3° aan het eerste lid wordt een derde zin toegevoegd, die luidt als volgt : « De subsidies kunnen ook toegekend worden voor door derden gemaakte en door de erkende bodemsaneringsorganisatie aanvaarde kosten voor beschrijvende bodemonderzoeken of bodemsaneringen inzake historische bodemverontreiniging of als historisch te beschouwen bodemverontreiniging die is veroorzaakt door de activiteit waarvoor de erkende bodemsaneringsorganisatie is opgericht, volgens de voorwaarden die de Vlaamse Regering vaststelt.».
Artikel 118 Aan artikel 103, eerste lid, van hetzelfde decreet wordt de volgende zin toegevoegd : « De melding moet, op straffe van niet-ontvankelijkheid, gedaan worden met een volledig ingevuld, gedagtekend en ondertekend meldingsformulier voor overdracht. ».
Artikel 119 In het eerste lid van artikel 104, § 1, en artikel 109, § 1, van hetzelfde decreet wordt tussen de woorden « na ontvangst van de » en de woorden « melding van overdracht » het woord « ontvankelijke » ingevoegd.
Artikel 120 Artikel 106 van hetzelfde decreet wordt vervangen door wat volgt : « Artikel 106 De Vlaamse Regering stelt nadere regelen vast betreffende de behandeling van de aanvraag tot vrijstelling van de verplichting om het beschrijvend bodemonderzoek of de bodemsanering uit te voeren. De Vlaamse Regering kan nadere regelen vaststellen betreffende de stukken die, op straffe van onontvankelijkheid van de aanvraag, bij het gemotiveerd standpunt, vermeld in artikel 105, § 1, moeten worden gevoegd. ».
In artikel 107 van hetzelfde decreet worden tussen het woord « overdraagbaarheid » en de woorden « van de vrijstelling » de woorden « en het verval » ingevoegd.
Artikel 121 In artikel 108 van hetzelfde decreet worden tussen de woorden « vermeld in artikel » en het getal « 105 » de woorden « 104 en » ingevoegd.
Artikel 122 In artikel 112 van hetzelfde decreet worden tussen de woorden « vermeld in artikel » en het getal « 110 » de woorden « 109 en » ingevoegd.
Artikel 123 In artikel 117 van hetzelfde decreet worden de woorden « dit hoofdstuk » vervangen door de woorden « afdeling II ».
Artikel 124 Aan artikel 120, § 3, eerste lid, van hetzelfde decreet wordt de volgende zin toegevoegd : « De melding moet, op straffe van niet-ontvankelijkheid, gedaan worden met een volledig ingevuld, gedagtekend en ondertekend meldingsformulier voor onteigening. ».
Artikel 125 In artikel 122 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° aan de eerste zin van § 3, eerste lid, worden de volgende woorden toegevoegd : « binnen de termijn, vermeld in § 1 »;2° aan § 3, eerste lid, wordt de volgende zin toegevoegd : « De melding moet, op straffe van niet-ontvankelijkheid, gedaan worden met een volledig ingevuld, gedagtekend en ondertekend meldingsformulier voor sluiting.»; 3° § 4 wordt vervangen door wat volgt : « § 4.Als de OVAM op basis van het oriënterend bodemonderzoek van oordeel is dat er duidelijke aanwijzingen zijn dat de risicogrond is aangetast door een nieuwe bodemverontreiniging die de bodemsaneringsnormen overschrijdt of dreigt te overschrijden, of door een ernstige nieuwe of historische bodemverontreiniging, maant ze binnen een termijn van zestig dagen na ontvangst van de ontvankelijke melding van sluiting de exploitant, vermeld in § 2, aan om een beschrijvend bodemonderzoek uit te voeren.
Als de OVAM op basis van het verslag van beschrijvend bodemonderzoek of het verslag van oriënterend en beschrijvend bodemonderzoek van oordeel is dat de nieuwe bodemverontreiniging de bodemsaneringsnormen overschrijdt of dat er sprake is van een ernstige nieuwe of historische bodemverontreiniging, maant ze de exploitant, vermeld in § 2, binnen een termijn van zestig dagen na ontvangst van het verslag van beschrijvend bodemonderzoek of het verslag van oriënterend en beschrijvend bodemonderzoek aan om over te gaan tot bodemsanering en uitvoering van de eventuele nazorg.
Op verzoek van de OVAM stelt de exploitant financiële zekerheden tot waarborg van de uitvoering van zijn verplichtingen, vermeld in het eerste en tweede lid. De Vlaamse Regering bepaalt de wijze waarop die financiële zekerheden worden gesteld. »; 4° een § 5 en § 6 worden toegevoegd, die luiden als volgt : « § 5.De exploitant, vermeld in § 2, is niet verplicht om op de aanmaning tot het uitvoeren van een beschrijvend bodemonderzoek of bodemsanering en de eventuele nazorg in te gaan, als de OVAM op basis van het dossier van de grond of het gemotiveerd standpunt van de exploitant van oordeel is dat hij cumulatief voldoet aan de volgende voorwaarden : 1° hij heeft de bodemverontreiniging niet zelf veroorzaakt;2° de bodemverontreiniging is tot stand gekomen voor het tijdstip waarop hij de grond in exploitatie heeft genomen. In afwijking van het eerste lid is de exploitant, vermeld in § 2, alsnog verplicht in te gaan op de aanmaning tot het uitvoeren van een beschrijvend bodemonderzoek of bodemsanering en de eventuele nazorg, als de OVAM aantoont dat een rechtsvoorganger de bodemverontreiniging heeft veroorzaakt of dat de bodemverontreiniging tot stand gekomen is tijdens de periode dat een rechtsvoorganger de grond in exploitatie had.
De Vlaamse Regering stelt nadere regelen vast betreffende de behandeling van de aanvraag van de vrijstelling van de verplichting om het beschrijvend bodemonderzoek of de bodemsanering en de eventuele nazorg uit te voeren. De Vlaamse Regering kan een termijn vaststellen waarbinnen de aanvraag tot vrijstelling, op straffe van onontvankelijkheid, bij de OVAM moet worden ingediend. § 6. Alle belanghebbenden kunnen tegen de beslissingen van de OVAM, vermeld in § 4 en § 5, beroep indienen bij de Vlaamse Regering overeenkomstig de bepalingen van artikelen 153 tot en met 155. ».
Artikel 126 Artikel 123 van hetzelfde decreet wordt vervangen door wat volgt : « Artikel 123 § 1. Als een handelaar of een vennootschap die eigenaar is van een risicogrond, failliet wordt verklaard, wordt op initiatief van de curator een oriënterend bodemonderzoek uitgevoerd op de risicogrond.
De curator neemt het initiatief tot het uitvoeren van het oriënterend bodemonderzoek binnen een termijn van zestig dagen na zijn vaststelling dat de gefailleerde eigenaar is van een risicogrond. § 2. Als een vennootschap die eigenaar is van een risicogrond in vereffening wordt gesteld, wordt op initiatief van de vereffenaar een oriënterend bodemonderzoek uitgevoerd op de risicogrond. De vereffenaar neemt het initiatief tot het uitvoeren van het oriënterend bodemonderzoek binnen een termijn van zestig dagen na zijn vaststelling dat de vennootschap die in vereffening wordt gesteld eigenaar is van een risicogrond. § 3. Binnen een termijn van zestig dagen na ontvangst van het verslag van oriënterend bodemonderzoek spreekt de OVAM er zich over uit en stelt ze de curator of de vereffenaar, en de eigenaar en de gebruiker van de grond hiervan in kennis. ».
Artikel 127 In artikel 128 worden tussen de woorden « 153 tot » en het getal « 155 » de woorden « en met » ingevoegd.
Artikel 128 In artikel 146 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het eerste lid worden de woorden « bij ter post aangetekende zending met ontvangstbewijs of bij afgifte tegen ontvangstbewijs » geschrapt;2° in het tweede lid, 3°, worden de woorden « of beperkt bodemsaneringsproject » vervangen door de woorden « , het beperkt bodemsaneringsproject of het risicobeheersplan ». Artikel 129 In artikel 147 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° tussen de woorden « op straffe van onontvankelijkheid, aangetekend » en de woorden « of afgegeven » worden de woorden « bij ter post aangetekende zending met ontvangstbewijs » ingevoegd;2° het getal « 51 » wordt vervangen door het getal « 50 ». Artikel 130 Aan artikel 148 van hetzelfde decreet wordt een tweede lid toegevoegd, dat luidt als volgt : « De Vlaamse Regering kan bepalen welke andere documenten op straffe van onontvankelijkheid bij het beroepschrift moeten worden gevoegd. ».
Artikel 131 In artikel 150 van hetzelfde decreet wordt § 1 vervangen door wat volgt : « § 1. Het administratief beroep, vermeld in artikel 146, beperkt zich tot een marginale toetsing waarbij de Vlaamse Regering uitspraak doet over de manifeste onredelijkheid van de bestreden beslissing van de OVAM. ».
Artikel 132 In artikel 153 van hetzelfde decreet worden de woorden « bij ter post aangetekende zending met ontvangstbewijs of bij afgifte tegen ontvangstbewijs » geschrapt.
Artikel 133 Artikel 154 van hetzelfde decreet wordt vervangen door wat volgt : « Artikel 154 § 1. Het beroep wordt, op straffe van onontvankelijkheid, aangetekend bij ter post aangetekende zending met ontvangstbewijs of afgegeven tegen ontvangstbewijs binnen een termijn van dertig dagen na ontvangst van de kennisgeving van de beslissing van de OVAM. Bij het beroepschrift wordt, op straffe van onontvankelijkheid, een afschrift van de bestreden beslissing gevoegd. De Vlaamse Regering kan bepalen welke andere documenten, op straffe van onontvankelijkheid, bij het beroepschrift moeten worden gevoegd. § 2. Binnen een termijn van veertien dagen na ontvangst van het beroep wordt de indiener van het beroep door de Vlaamse Regering of de daartoe gemachtigde ambtenaar bij aangetekende brief in kennis gesteld over de ontvankelijkheid van het beroep. ».
Artikel 134 In artikel 155 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° § 1 wordt vervangen door wat volgt : « § 1.Het administratief beroep, vermeld in artikel 153, is een vol beroep als het beroep betrekking heeft op een beslissing van de OVAM over de aanduiding van de saneringsplichtige, de vrijstelling van de saneringsplicht of de exoneratie van de verplichting om een site-onderzoek uit te voeren, met uitzondering van die onderdelen van voormelde beslissingen waarbij de OVAM als bodemsaneringsdeskundige uitspraak heeft gedaan.
In de andere gevallen beperkt het administratief beroep, vermeld in artikel 153, zich tot een marginale toetsing waarbij de Vlaamse Regering uitspraak doet over de manifeste onredelijkheid van de bestreden beslissing van de OVAM of het betreffende onderdeel ervan. »; 2° § 2 wordt vervangen door wat volgt : « § 2.Binnen een termijn van negentig dagen na de verzendingsdatum van de kennisgeving van het ontvankelijk beroep doet de Vlaamse Regering uitspraak over het beroep. De beslissing wordt binnen tien dagen na de datum ervan bij aangetekende brief ter kennis gebracht van alle personen en overheidsorganen die in kennis werden gesteld van het ontvankelijke beroep. »; 3° een § 3 wordt toegevoegd, die luidt als volgt : « § 3.De Vlaamse Regering kan nadere regelen vaststellen voor de behandeling van het beroep. ».
Artikel 135 Aan artikel 156 van hetzelfde decreet wordt een tweede lid toegevoegd, dat luidt als volgt : « Alle belanghebbenden kunnen tegen de aanmaning van de OVAM, vermeld in het eerste lid, met betrekking tot het naleven van de zelfstandige verplichting tot het uitvoeren van een beschrijvend bodemonderzoek of bodemsanering bij nieuwe bodemverontreiniging beroep indienen bij de Vlaamse Regering overeenkomstig artikelen 153 tot en met 155. ».
Artikel 136 In artikel 157 van hetzelfde decreet wordt het getal « 13 » vervangen door het getal « 12 ».
Afdeling II. - Bodembescherming Artikel 137 Het tweede lid van artikel 170 van hetzelfde decreet wordt opgeheven.
Afdeling III. - Overgangsbepaling Artikel 138 Aan artikel 177 van hetzelfde decreet wordt een § 4 toegevoegd, die luidt als volgt : « § 4. Voor de uitvoering van haar taken en de uitoefening van haar bevoegdheden kan de OVAM en de Vlaamse Regering zich baseren op technische verslagen, bodemonderzoeken, bodemsaneringsprojecten en eindevaluatieonderzoeken die voor de inwerkingtreding van dit decreet bij de OVAM werden ingediend, alsook op de bestuurshandelingen naar aanleiding van de beoordeling ervan. ».
HOOFDSTUK XIV. - Wijzigingen aan titel XVI van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid, zoals toegevoegd bij decreet van 21 december 2007 tot aanvulling van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid met een titel XVI « Toezicht, handhaving en veiligheidsmaatregelen » Artikel 139 In artikel 16.5.1, § 2, van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid, zoals toegevoegd door artikel 9 van het decreet van 21 december 2007 tot aanvulling van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid met een titel XVI « Toezicht, handhaving en veiligheidsmaatregelen », worden de woorden « artikel 16.6.5, tweede lid » vervangen door de woorden « artikel 16.6.4, tweede lid ».
Artikel 140 In artikel 16.4.27, tweede lid, van hetzelfde decreet, zoals toegevoegd door artikel 9 van het decreet van 21 december 2007 tot aanvulling van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid met een titel XVI « Toezicht, handhaving en veiligheidsmaatregelen », worden de woorden « de artikelen 16.6.2, 16.6.3 en 16.6.4 » vervangen door de woorden « de artikelen 16.6.1, 16.6.2 en 16.6.3 ».
Artikel 141 In artikel 16.1.1, eerste lid, van het hetzelfde decreet, zoals toegevoegd door artikel 9 van het decreet van 21 december 2007 tot aanvulling van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid met een titel XVI « Toezicht, handhaving en veiligheidsmaatregelen », wordt een punt 11° toegevoegd, dat luidt als volgt : « 11° het decreet van 27 oktober 2006 betreffende de bodemsanering en de bodembescherming. ».
Artikel 142 Aan artikel 16.1.1, eerste lid, 1°, van hetzelfde decreet, zoals toegevoegd door artikel 9 van het decreet van 21 december 2007 tot aanvulling van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid met een titel XVI « Toezicht, handhaving en veiligheidsmaatregelen », worden de woorden « en van titel II Besluitvorming en inspraak' »vervangen door de woorden « van titel II Besluitvorming en inspraak', van titel X Agentschappen' en van titel XI Strategische Adviesraden'. ».
Artikel 143 Afdeling VIII van hoofdstuk III van het decreet van 21 december 2007 tot aanvulling van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid met een titel XVI « Toezicht, handhaving en veiligheidsmaatregelen », bestaande uit artikelen 37 tot en met 40, wordt vervangen door wat volgt : « Afdeling VIII. - Wijzigingen aan het decreet van 27 oktober 2006 betreffende de bodemsanering en de bodembescherming Artikel 36 Artikel 156 van hetzelfde decreet wordt opgeheven.
Artikel 37 In artikel 160 van hetzelfde decreet wordt de eerste zin geschrapt.
Artikel 38 In artikel 161, § 1, van hetzelfde decreet worden de woorden « 156, » geschrapt.
Artikel 39 § 1. Artikel 172 van hetzelfde decreet wordt vervangen door wat volgt : « Artikel 172 Met betrekking tot dit decreet en zijn uitvoeringsbesluiten worden het toezicht en de bestuurlijke handhaving uitgeoefend en worden veiligheidsmaatregelen genomen volgens de regels, bepaald in de hoofdstukken III, IV en VII van titel XVI van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid. ».
Artikel 40 Artikel 173 van hetzelfde decreet wordt vervangen door wat volgt : « Artikel 173 Met betrekking tot dit decreet en zijn uitvoeringsbesluiten gebeuren het onderzoek, de vaststelling en de sanctionering van de milieu-inbreuken en milieumisdrijven volgens de regels bepaald in titel XVI van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid. ». ».
HOOFDSTUK XV. - Aslasten Artikel 144 In artikel 55bis van het decreet van 19 december 1998 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting, ingevoegd bij het decreet van 24 juni 2005, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in punt 2° wordt het getal « 62 » vervangen door het getal « 61 »;2° punt 5° wordt vervangen door wat volgt : « 5° overtreder : natuurlijke persoon of rechtspersoon die een inbreuk op artikel 56 begaat of in voorkomend geval als opdrachtgever of verlader optreedt;».
Artikel 145 In artikel 56 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij de decreten van 22 december 1999, 19 december 2003 en 24 juni 2005, worden het tweede en derde lid opgeheven.
Artikel 146 Aan artikel 57 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 24 juni 2005, wordt een § 3 toegevoegd, die luidt als volgt : « § 3. De opdrachtgever en de verlader worden, overeenkomstig de in § § 1 en 2 bedoelde strafbepalingen, gestraft indien zij instructies hebben gegeven of daden hebben gesteld die hebben geleid tot een inbreuk op artikel 56. ».
Artikel 147 In artikel 59, § 3, van hetzelfde decreet, gewijzigd bij de decreten van 22 december 1999 en 24 juni 2005, worden de woorden « Als de administratieve geldboete onmiddellijk werd geïnd, dan wordt deze terugbetaald. » geschrapt.
Artikel 148 In artikel 60 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij decreet van 24 juni 2005, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 1 worden voor het eerste lid twee nieuwe leden ingevoegd, die luiden als volgt : « Als de overtreder of in voorkomend geval, de onderneming een woonplaats of vaste verblijfplaats heeft in België, de administratieve geldboete onmiddellijk werd geïnd en het openbaar ministerie beslist geen strafvervolging in te stellen, wordt : - als de strafvordering vervallen is, de geconsigneerde administratieve geldboete teruggestort; - als de strafvordering niet vervallen is, de geconsigneerde administratieve geldboete vrijgegeven ten bate van het Vlaams Infrastructuurfonds. Deze vrijgave doet de strafvordering vervallen. »; 2° in § 2, eerste lid, worden de woorden « Deze kennisgeving » vervangen door de woorden « De kennisgeving, vermeld in § 1, derde lid ». Artikel 149 In artikel 60bis van hetzelfde decreet, ingevoegd bij decreet van 24 juni 2005, worden volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 3, derde lid, worden de woorden « bepaald door de Vlaamse Regering » vervangen door de woorden « die overeenstemt met de kostprijs »;2° in § 3, zesde lid, wordt het woord « vijfde » vervangen door het woord « zevende »;3° in § 3, zevende lid, wordt het woord « zesde » vervangen door het woord « achtste »;4° in § 4, tweede lid, wordt het woord « vijfde » vervangen door het woord « zevende ». HOOFDSTUK XVI. - Landbouw en visserij Artikel 150 Artikel 1 van de wet van 20 juni 1956 betreffende de verbetering van de rassen van voor de landbouw nuttige huisdieren, wordt vervangen door wat volgt : « Artikel 1 § 1. De Vlaamse Regering kan een dierlijke productie aanmoedigen door de fokkerij te organiseren en steun te verlenen aan verenigingen en organisaties voor de uitvoering van projecten die passen in het beleid voor een dierlijke productie. § 2. Voor de toepassing van deze wet wordt verstaan onder : 1° stamboek : elke informatiedrager, bijgehouden door een vereniging of organisatie van fokkers die officieel erkend is in de lidstaat waarin ze is opgericht in overeenstemming met beschikking 84/247/EEG, 89/501/EEG, 90/254/EEG, 92/353/EEG of richtlijn 91/174/EEG of die erkend is in een derde land in overeenstemming met richtlijn 94/28, en waarin de fokdieren van een bepaald ras worden ingeschreven of geregistreerd met vermelding van hun voorgeslacht;2° een register : elke informatiedrager waarin hybride fokdieren met hun zoötechnische gegevens worden opgenomen, bijgehouden door een vereniging of organisatie van fokkers dan wel een private onderneming die erkend is in overeenstemming met beschikking 89/504/EEG of die erkend is in een derde land in overeenstemming met richtlijn 94/28;3° een fokdier : elk dier, opgenomen in een stamboek of een register, dat bestemd is voor de fokkerij;4° prestatieonderzoek : onderzoek op door fokdieren voortgebrachte prestaties die meetbaar, erfelijk en economisch, ecologisch of maatschappelijk relevant zijn om de fokwaarde van die fokdieren te schatten;5° wedstrijd : elke wedstrijd voor paardachtigen, in overeenstemming met richtlijn 90/428/EEG. § 3. De Vlaamse Regering kan de fokkerij organiseren door : 1° het erkennen van verenigingen en organisaties van fokkers voor : a) de instelling van stamboeken en registers en het bijhouden ervan;b) de opname van fokdieren in een stamboek of een register;c) de toelating van fokdieren tot de voortplanting;d) de uitvoering van prestatieonderzoeken en de beoordeling van de fokwaarde;e) de opmaak en de aflevering van certificaten;f) het behoud van de genetische diversiteit;2° het erkennen van verkopers van sperma, eicellen en embryo's voor de opmaak en aflevering van certificaten die bij het verkochte sperma en de verkochte eicellen en embryo's gevoegd worden;3° het erkennen van houders van mannelijke fokdieren voor de opmaak en aflevering van certificaten die de natuurlijke dekking van een vrouwelijk fokdier bevestigen;4° het vaststellen van de voorwaarden voor : a) de erkenning van verenigingen en organisaties van fokkers;b) de erkenning van verkopers van sperma, eicellen en embryo's;c) de erkenning van houders van mannelijke fokdieren voor de natuurlijke dekking;d) de opname van fokdieren in een stamboek of een register;e) de uitvoering van prestatieonderzoeken;f) de berekening en beoordeling van de fokwaarde;g) de toelating van fokdieren tot de voortplanting;h) de opmaak en aflevering van de certificaten, vermeld in punt 1°, e), 2° en 3°;5° het erkennen van verenigingen en organisaties voor de coördinatie van de fokkerij;6° het toewijzen van opdrachten aan verenigingen en organisaties;7° het verlenen van steun voor het in deze wet gestelde doel en binnen de grenzen van haar begrotingskredieten.Ze werkt de nodige voorwaarden uit waaraan de verenigingen en organisaties van fokkers moeten voldoen om de steun te kunnen verkrijgen. Ter ondersteuning van haar beleid kan de Vlaamse Regering gebouwen en gronden verwerven en ter beschikking stellen van de verenigingen en organisaties van fokkers voor de uitvoering van de activiteiten waarvoor ze zijn erkend. Ze kan binnen de grenzen van haar begrotingskredieten opdracht geven tot herinrichting van de betreffende gebouwen en gronden. § 4. Onder de voorwaarden en modaliteiten bepaald door de Vlaamse Regering, kan de Vlaamse Regering de erkenning bedoeld in § 3, 1°, 2° en 3°, afhankelijk stellen van het betalen van eenmalige of jaarlijkse retributies, rechten en vergoedingen door de fokkerij. § 5. De erkenningen, vermeld in § 3, kunnen worden opgeheven als niet aan de voorwaarden wordt voldaan. De Vlaamse Regering bepaalt de nadere regels voor de opheffing en kan tevens nog andere gevallen bepalen die leiden tot de opheffing van de erkenning.
Bij de opheffing van haar erkenning moet de vereniging of organisatie haar volledige foktechnische databank overdragen. De Vlaamse Regering bepaalt de nadere regels van die gegevensoverdracht. § 6. De Vlaamse Regering wordt ertoe gemachtigd alle andere maatregelen te nemen om de fokkerij in brede zin en de productie van raszuivere en hybride fokdieren in het bijzonder te bevorderen. ».
Artikel 151 Artikel 1bis van dezelfde wet, opgeheven door het decreet van 23 maart 1998, wordt opnieuw opgenomen in de volgende lezing : « Artikel 1bis De Vlaamse Regering kan, voor de rassen van voor de landbouw nuttige huisdieren : 1° voorschrijven dat de voortplanting alleen gedaan mag worden door dieren die geschikt zijn om tot de rasverbetering bij te dragen als de houder van het vrouwelijke dier een andere natuurlijke of rechtspersoon is dan de houder van het mannelijke dier;2° de kunstmatige inseminatie reglementeren, aan een vergunning onderwerpen en de voorwaarden bepalen waaronder die verleend zal worden, onder meer voorschrijven dat de inseminatie alleen toegepast zal mogen worden door middel van mannelijke dieren die geschikt zijn om bij te dragen tot de rasverbetering of tot de verhoging van het economische rendement van de veestapel;3° de voorwaarden bepalen waaraan de dieren moeten voldoen om toegelaten te worden tot de voortplanting, vermeld in 1°;4° organisaties en verenigingen erkennen om bij te dragen tot de rasverbetering en hun werking aan voorwaarden onderwerpen;5° de houders van de voor de openbare dekdienst goedgekeurde mannelijke dieren verplichten een lijst bij te houden van alle gedekte vrouwelijke dieren en aan de houders van die dieren een dekgetuigschrift af te geven;6° voorwaarden vaststellen voor deelname aan wedstrijden.».
Artikel 152 Artikelen 2 en 6 van dezelfde wet worden opgeheven.
HOOFDSTUK XVII. - Wijzigingen aan het decreet van 30 april 2004 tot aanvulling van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid met een titel « Strategische adviesraad »en tot wijziging van diverse andere decreten Artikel 153 In artikel 2 van het decreet van 30 april 2004 tot aanvulling van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid met een titel « Strategische adviesraad » en tot wijziging van diverse andere decreten wordt in de toegevoegde titel XI het woord « MiNa-Raad » telkens vervangen door het woord « Minaraad ».
Artikel 154 In artikel 8 van hetzelfde decreet worden in het tweede lid de woorden « De besluiten die krachtens artikel 7 zijn vastgesteld » vervangen door de woorden « De besluiten die krachtens artikel 7, tweede lid, de wijziging, vervanging of opheffing van decretale bepalingen inhouden. ».
HOOFDSTUK XVIII. - Wijzigingen aan titel XV van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid Artikel 155 In artikel 15.1.1 van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid, ingevoegd bij het decreet van 21 december 2007, worden in 13° tussen de woorden « of de chemische en kwantitatieve toestand van » en de woorden « decreet Integraal Waterbeleid » de woorden « het grondwater als vermeld in het » ingevoegd.
Artikel 156 In artikel 15.8.15 van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 21 december 2007, worden de woorden « artikel 15.8.2 » vervangen door de woorden « artikel 15.8.12 ».
HOOFDSTUK XIX. - Inwerkingtreding Artikel 157 De artikelen 70 tot en met 74, 80 en 84 treden in werking op 1 januari 2007.
Artikel 158 De artikelen 4, 5, 67 en 69 treden in werking op 1 januari 2008.
Artikel 159 De wijzigingen aan artikelen 31 en 34 van het decreet van 22 december 2006 houdende de bescherming van water tegen de verontreiniging door nitraten uit agrarische bronnen hebben enkel uitwerking op dossiers betreffende de overdracht van nutriëntenemissierechten die vanaf de inwerkingtreding van dit decreet bij de Mestbank werden ingediend.
Artikel 160 Artikel 88 treedt in werking op de datum die wordt bepaald door de Vlaamse Regering.
Artikel 161 Artikel 98 treedt in werking op 1 mei 2007.
Artikel 162 Artikel 126 treedt in werking op 1 juni 2008.
Artikel 163 Artikel 138 treedt in werking op 1 juni 2008.
Kondigen dit decreet af, bevelen dat het in het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.
Brussel, 12 december 2008.
De minister-president van de Vlaamse Regering, K. PEETERS De Vlaamse minister van Openbare Werken, Energie, Leefmilieu en Natuur, Mevr. H. CREVITS _______ Nota's (1) Zitting 2007-2008 Stukken.- Ontwerp van decreet : 1816 - Nr. 1 Zitting 2008-2009 Stukken. - Amendementen : 1816 - Nrs. 2 en 3 - Verslag namens de Commissie voor Openbare Werken, Mobiliteit en Energie : 1816 - Nr. 4 - Verslag namens de Subcommissie voor Landbouw, Visserij en Plattelandsbeleid : 1816 - Nr. 5 - Amendementen : 1816 - Nrs. 6 en 7 - Verslag namens de Commissie voor Leefmilieu en Natuur, Landbouw, Visserij en Plattelandsbeleid en Ruimtelijke Ordening en Onroerend Erfgoed : 1816 - Nr. 8 - Tekst aangenomen door de Commissies : 1816 - Nr. 9 - Tekst aangenomen door de plenaire vergadering : 1816 - Nr. 10 Handelingen. - Bespreking en aanneming : Vergadering van 3 december 2008.