gepubliceerd op 11 juni 2004
Decreet tot wijziging van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid, tot aanvulling ervan met een titel Agentschappen en tot wijziging van diverse andere wetten en decreten
7 MEI 2004. - Decreet tot wijziging van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid, tot aanvulling ervan met een titel Agentschappen en tot wijziging van diverse andere wetten en decreten
Het Vlaams Parlement heeft aangenomen en Wij, regering, bekrachtigen hetgeen volgt : Decreet tot wijziging van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid, tot aanvulling ervan met een titel Agentschappen en tot wijziging van diverse andere wetten en decreten.
Artikel 1.Dit decreet regelt een gewestaangelegenheid. HOOFDSTUK I. - Wijzigingen aan het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid
Art. 2.Aan artikel 2.1.3, 2°, van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid worden de volgende woorden toegevoegd : "voor zover dit relevant is voor de toetsing van de resultaten van het gevoerde milieubeleid aan de in de milieuregelgeving of de milieuplanning vastgestelde beleidsdoelstellingen".
Art. 3.In artikel 2.1.4 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het eerste lid worden de woorden ", het eerste uiterlijk op 31 december 1996" geschrapt;2° het tweede lid wordt opgeheven.
Art. 4.In artikel 2.1.5 van hetzelfde decreet worden de woorden "de Vlaamse Milieumaatschappij" vervangen door de woorden "het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek".
Art. 5.Aan hetzelfde decreet wordt een titel X, bestaande uit artikel X.1.1 tot en met X.6.4, toegevoegd, dat luidt als volgt : "TITEL X. - Agentschappen HOOFDSTUK I. - Inleidende bepalingen Artikel X.1.1 Voor de toepassing van deze titel wordt verstaan onder : 1° Kaderdecreet : kaderdecreet Bestuurlijk Beleid van 18 juli 2003;2° Afvalstoffendecreet : decreet van 2 juli 1981 betreffende de voorkoming en het beheer van afvalstoffen;3° samenwerkingsakkoord verpakkingsafval : samenwerkingsakkoord van 30 mei 1996 betreffende de preventie en het beheer van verpakkingsafval;4° Bodemsaneringsdecreet : decreet van 22 februari 1995 betreffende de bodemsanering;5° Oppervlaktewaterenwet : wet van 26 maart 1971 op de bescherming van de oppervlaktewateren tegen verontreiniging;6° decreet integraal waterbeleid : het decreet van 18 juli 2003 betreffende het integraal waterbeleid;7° OVAM : Openbare Vlaamse Afvalstoffenmaatschappij;8° ANB : Agentschap voor Natuur en Bos;9° INBO : Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek HOOFDSTUK II.- De Vlaamse Milieumaatschappij voor Water en Lucht Afdeling 1. - Oprichting
Artikel X.2.1 § 1. Er wordt een intern verzelfstandigd agentschap met rechtspersoonlijkheid opgericht zoals bedoeld in artikel 10 van het Kaderdecreet. Dat agentschap heeft als naam Vlaamse Milieumaatschappij voor Water en Lucht. Het is de rechtsopvolger van de Vlaamse Milieumaatschappij, bedoeld in artikel 32bis, § 1, van de Oppervlaktewaterenwet. § 2. De Vlaamse regering bepaalt tot welk homogeen beleidsdomein het agentschap behoort. Afdeling 2. - Missie, taken en bevoegdheden
Artikel X.2.2 De Vlaamse Milieumaatschappij voor Water en Lucht heeft als missie bij te dragen tot de realisatie van de doelstellingen van het milieubeleid, bedoeld in artikel 1.2.1, § 1, door het voorkomen, beperken en ongedaan maken van schadelijke effecten voor watersystemen, verontreiniging van de atmosfeer en milieuhinder, en tot de realisatie van de doelstellingen van het integraal waterbeleid, bedoeld in artikel 5 van het decreet integraal waterbeleid.
Artikel X.2.3 § 1. De Vlaamse Milieumaatschappij voor Water en Lucht heeft als taak om bij te dragen tot het integraal waterbeleid, bedoeld in artikel 4 van het decreet integraal waterbeleid.
De Vlaamse Milieumaatschappij voor Water en Lucht vervult deze taak onder meer door : 1° het verzamelen, beoordelen en verwerken van gegevens en informatie door : a) het meten van de toestand - met name de kwantiteit, de kwaliteit en de ecologische waarde - van watersystemen;het agentschap is evenwel niet bevoegd voor het meten van de waterkwantiteit van de waterwegen; b) het inventariseren van de rechtstreekse of onrechtstreekse emissies van verontreinigingsfactoren in watersystemen en van de bronnen ervan;c) het inventariseren van andere vormen en bronnen van schadelijke effecten voor watersystemen;d) de modellering en de scenario-ontwikkeling;e) het beoordelen van de hierboven bedoelde gegevens en informatie;f) het verwerken van de hierboven bedoelde gegevens en informatie met het oog op het rapporteren en informeren hierover;2° het opstellen en continu bijstellen van water- en vuilvrachtbalansen per stroomgebied en bekken;3° de coördinatie en de organisatie van de planning van het integraal waterbeleid, in samenwerking binnen het beleidsdomein en onder coördinatie van de Vlaamse regering, door : a) het verzorgen van het secretariaat en het ondersteunen van de planningscel van de Coördinatiecommissie Integraal Waterbeleid (CIW), bedoeld in artikel 25 van het decreet integraal waterbeleid, met het oog op : b) het opmaken van de waterbeleidsnota;c) het opmaken van de stroomgebiedbeheerplannen, inclusief de maatregelenprogramma's;d) de organisatie van het openbaar onderzoek bij de stroomgebiedbeheerplannen;e) het deelnemen aan de werkzaamheden van de bekkensecretariaten, bedoeld in artikel 28 van het decreet integraal waterbeleid, onder meer door de coördinatie van het opmaken van de bekkenbeheerplannen en bekkenvoortgangsrapporten;4° het verzorgen van de inbreng van het beleidsdomein in de planning van het integraal waterbeleid, in samenwerking binnen het beleidsdomein;5° in voorkomend geval, het deelnemen aan de werking van de waterschappen, bedoeld in artikel 30 en 31 van het decreet integraal waterbeleid;6° het uitvoeren van de analyses en beoordelingen van de kenmerken van het stroomgebiedsdistrict, de effecten van de menselijke activiteiten op de toestand van het oppervlaktewater en het grondwater en van het watergebruik, bedoeld in artikel 60 van het decreet integraal waterbeleid;7° het uitbrengen van het advies bij de watertoets, bedoeld in artikel 8, § 3, van het decreet integraal waterbeleid, voor die gevallen waarin de Vlaamse Milieumaatschappij voor Water en Lucht door de Vlaamse regering is aangewezen als adviesverlenende instantie;8° het opstellen, controleren en opvolgen van de investeringsprogramma's en de subsidiëringsprogramma's voor de zuivering van het afvalwater dat geloosd wordt in de openbare riolen en collectoren;de aansturing van de uitbouw van het gemeentelijke rioleringsnet en de ecologische regulering van de uitbouw en het beheer van de zuiveringsinfrastructuur; 9° het beheren van het grondwater, met uitzondering van wat daarover is bepaald in artikel 31, § 2, derde lid, van het decreet integraal waterbeleid, en de voorstellen voor afbakening van waterwingebieden en beschermingszones;10° met betrekking tot de onbevaarbare waterlopen : a) de coördinatie van de uitvoering van de wet op de onbevaarbare waterlopen;b) het bijhouden van de Vlaamse Hydrografische Atlas;c) het beheren van onbevaarbare waterlopen van eerste categorie, met uitzondering van het beheer dat overeenkomstig artikel 31, § 2, derde lid, van het decreet integraal waterbeleid wordt overgedragen aan het waterschap;d) het beheren van de eigendommen van het Vlaamse Gewest van de niet-geklasseerde onbevaarbare waterlopen;11° het bijdragen aan de normering en de karakterisering van de waterbodems, en het beheer van de waterbodems van de waterlopen van de eerste categorie, voor zover dat beheer overeenkomstig artikel 31, § 2, derde lid, van het decreet integraal waterbeleid niet wordt overgedragen aan het waterschap;12° het controleren en opvolgen van de werking van de polders en wateringen en de technische ondersteuning en subsidiëring van hun waterbeheer;13° het beheer van het secretariaat van het schadefonds inzake grondwaterwinningen;14° het bijdragen aan de beleidsvoorbereiding en het controleren en opvolgen van de ecologische aspecten van water bestemd voor menselijke aanwending;15° het organiseren, controleren, opvolgen en ambtshalve optreden inzake de rattenbestrijding in het Vlaamse Gewest, het effectief bestrijden van ratten in of nabij oppervlaktewaterlichamen die onder de bevoegdheid vallen van het Vlaamse Gewest of in gebieden waarover een overeenkomst werd afgesloten;16° het vestigen, innen en invorderen van de heffing op de waterverontreiniging, bedoeld in de Oppervlaktewaterenwet en de heffing op de winning van grondwater, bedoeld in het decreet van 24 januari 1984 houdende maatregelen inzake het grondwaterbeheer;17° het ontwikkelen van instrumenten en het uitwerken van maatregelen om de schadelijke effecten voor de watersystemen te voorkomen, te beperken of ongedaan te maken. § 2. De taken van de Vlaamse Milieumaatschappij voor Water en Lucht met betrekking tot de verontreiniging van de atmosfeer zijn : 1° het verzamelen, beoordelen en verwerken van gegevens en informatie door : a) het meten van de verontreiniging van de atmosfeer;b) het inventariseren van de emissies van verontreinigingsfactoren in de atmosfeer en van relevante bronnen ervan;c) de modellering en de scenario-ontwikkeling;d) het beoordelen van de hierboven vermelde gegevens en informatie;e) het verwerken van de hierboven vermelde gegevens en informatie met het oog op het rapporteren en informeren hierover;2° het ontwikkelen van instrumenten en het uitwerken van maatregelen om de verontreiniging van de atmosfeer te voorkomen en te beperken;3° het bijdragen tot het klimaatbeleid door : a) het mee verzorgen van het secretariaat van de Vlaamse Task Force Klimaatbeleid;b) het mee voorbereiden van het Vlaamse klimaatsbeleidsplan en de voortgangsrapportages daarvan;c) het mee vertegenwoordigen van Vlaanderen in relevante commissies.d) het mee uitvoeren van het Vlaamse klimaatbeleid en het Vlaamse klimaatbeleidsplan met uitzondering van de aspecten die werden toegewezen aan andere agentschappen of die tot een ander beleidsdomein behoren. § 3. De taken van de Vlaamse Milieumaatschappij voor Water en Lucht met betrekking tot milieuhinder zijn 1° het verzamelen, beoordelen en verwerken van gegevens en informatie door : a) het verzamelen van gegevens over milieuhinder;b) voor zover relevant, het inventariseren van de emissies van verontreinigingsfactoren en van de bronnen die hinder veroorzaken;c) de modellering en de scenario-ontwikkeling;d) het beoordelen van de hierboven bedoelde gegevens en informatie;e) het verwerken van de hierboven bedoelde gegevens en informatie met het oog op het rapporteren en informeren hierover;2° het ontwikkelen van instrumenten en het uitwerken van maatregelen om milieuhinder te voorkomen, te beperken en in voorkomend geval ongedaan te maken. § 4. In het kader van haar missie en taken levert de Vlaamse Milieumaatschappij voor Water en Lucht een bijdrage aan het beleid inzake de ingedeelde inrichtingen en activiteiten, bedoeld in het decreet van 28 juni 1985 betreffende de milieuvergunning.
Artikel X.2.4 § 1. De Vlaamse Milieumaatschappij voor Water en Lucht kan alle activiteiten verrichten die rechtstreeks of onrechtstreeks bijdragen tot het vervullen van haar missie of taken. § 2. De Vlaamse Milieumaatschappij voor Water en Lucht kan de onroerende goederen verwerven die nuttig zijn voor de uitvoering van haar missie en taken. Ze kan die goederen tevens vervreemden als ze niet langer nuttig zijn.
De Vlaamse regering kan de Vlaamse Milieumaatschappij voor Water en Lucht machtigen tot onteigening in de gevallen waarin ze oordeelt dat het verkrijgen van de goederen in kwestie noodzakelijk is voor het algemeen belang. § 3. De Vlaamse Milieumaatschappij voor Water en Lucht kan wetenschappelijk onderzoek laten uitvoeren voor zover dat nuttig is voor de uitvoering van haar taken. § 4. De Vlaamse Milieumaatschappij voor Water en Lucht kan, voor zover dat wenselijk is, laboratoria oprichten om analyses of metingen van lucht, water of hinder uit te voeren, maar kan deze ook laten uitvoeren in door de Vlaamse regering erkende of volgens de geldende internationale normen geaccrediteerde laboratoria. De Vlaamse regering kan een referentielaboratorium aanwijzen. Afdeling 3. - Financiële middelen
Artikel X.2.5 § 1. De Vlaamse Milieumaatschappij voor Water en Lucht kan beschikken over de volgende ontvangsten : 1° dotaties;2° leningen;3° fiscale heffingen voor zover ze bij decreet toegewezen zijn aan de Vlaamse Milieumaatschappij voor Water en Lucht;4° retributies voor zover ze bij decreet toegewezen zijn aan de Vlaamse Milieumaatschappij voor Water en Lucht;5° ontvangsten uit daden van beheer of beschikking met betrekking tot eigen domeingoederen;6° prijzen, schenkingen en legaten in contanten;7° inkomsten uit eigen participaties en uit door de Vlaamse Milieumaatschappij voor Water en Lucht verstrekte leningen aan derden;8° opbrengsten uit de verkoop van eigen participaties;9° de subsidies waarvoor de Vlaamse Milieumaatschappij voor Water en Lucht als begunstigde in aanmerking komt;10° terugvorderingen van ten onrechte gedane uitgaven;11° vergoedingen voor prestaties aan derden, volgens de voorwaarden, bepaald in de beheersovereenkomst;12° opbrengsten uit intellectuele rechten;13° inkomsten uit artikel 23, § 2, eerste lid, a) tot en met d), van het decreet van 21 december 1990 houdende begrotingstechnische bepalingen alsmede de bepalingen tot begeleiding van de begroting 1991;14° inkomsten uit de bijdragen van de natuurlijke of rechtspersonen naar privaat of publiek recht, vermeld in artikel 24, § 1, van het decreet van 24 januari 1984 houdende maatregelen inzake het grondwaterbeheer. § 2. Tenzij anders is bepaald in een decreet worden de ontvangsten, bedoeld in § 1, beschouwd als ontvangsten die bestemd zijn voor de gezamenlijke uitgaven.
In afwijking van het eerste lid zijn de in § 1, 13° genoemde ontvangsten te beschouwen als toegewezen ontvangsten. Zij mogen aangewend worden in het kader van het beleid inzake waterhuishouding, voor de Polders en Wateringen, met uitzondering evenwel van de loon- en werkingskosten van de Vlaamse Milieumaatschappij voor Water en Lucht.
In afwijking van het eerste lid zijn de in § 1, 14° genoemde ontvangsten te beschouwen als toegewezen ontvangsten. Zij mogen aangewend worden voor het verlenen van voorschotten en voor het financieren van algemene maatregelen en studies, als bedoeld in artikel 20, § 2 van het decreet van 24 januari 1984 houdende maatregelen inzake het grondwaterbeheer. § 3. De Vlaamse Milieumaatschappij voor Water en Lucht kan schenkingen of legaten aanvaarden. Het hoofd van het agentschap beoordeelt vooraf de opportuniteit en de risico's van de aanvaarding. § 4. De Vlaamse Milieumaatschappij voor Water en Lucht kan de kennis die ze heeft opgedaan bij de uitvoering van haar missie en taken te gelde maken in het binnen- en buitenland. HOOFDSTUK III. - De Openbare Vlaamse Afvalstoffenmaatschappij Afdeling 1. - Oprichting
Artikel X.3.1 § 1. Er wordt een intern verzelfstandigd agentschap met rechtspersoonlijkheid opgericht als bedoeld in artikel 10 van het Kaderdecreet. Dat agentschap heeft als naam Openbare Vlaamse Afvalstoffenmaatschappij. Het is de rechtsopvolger van de Openbare Afvalstoffenmaatschappij voor het Vlaamse Gewest, bedoeld in artikel 38 van Afvalstoffendecreet. § 2. De Vlaamse regering bepaalt tot welk homogeen beleidsdomein het agentschap behoort. Afdeling 2. - Missie, taken en bevoegdheden
Artikel X.3.2 De OVAM heeft als missie bij te dragen tot de realisatie van de doelstellingen van het milieubeleid, bedoeld in artikel 1.2.1, § 1, door bij te dragen tot een duurzaam beheer van stofstromen en tot de realisatie van de doelstellingen van het afvalstoffenbeleid, bedoeld in artikel 5 van het Afvalstoffendecreet, en door de uitvoering van een bodemsaneringsbeleid, overeenkomstig het Bodemsaneringsdecreet.
Artikel X.3.3 § 1. De taken van de OVAM met betrekking tot het duurzaam beheer van stofstromen en afvalstoffen zijn : 1° het ontwikkelen van instrumenten en het uitwerken van maatregelen voor de bevordering van het zuinige gebruik van grondstoffen, onder meer door zo veel mogelijk de kringlopen van stofstromen te sluiten;2° het bevorderen van de kwaliteit van producten en productieprocessen met aandacht voor kwalitatieve en kwantitatieve preventie voor wat betreft het gebruik van grondstoffen, het verspreiden van milieugevaarlijke stoffen en het voorkomen van afval;3° het ontwikkelen van instrumenten en het uitwerken van maatregelen voor de bevordering van een duurzaam consumptiegedrag, voor wat betreft het gebruik van grondstoffen, het verspreiden van milieugevaarlijke stoffen en het voorkomen van afval;4° het ontwikkelen van instrumenten en het uitwerken van maatregelen voor een veilig beheer van milieugevaarlijke stoffen en voor het voorkomen en zo nodig beperken van lekken van milieugevaarlijke stoffen uit stoffenkringlopen;5° ter aanvulling van de vorige taken, de sturing en coördinatie van de inzameling en de veilige verwijdering van afvalstoffen alsmede de ambtshalve verwijdering ervan;6° het ontwikkelen van instrumenten en het uitwerken van maatregelen om de correcte werking van de afvalstoffenmarkt te garanderen. § 2. De OVAM vervult deze taken onder meer door : 1° het verzamelen, beoordelen en verwerken van gegevens en informatie door : a) het inventariseren van afvalstoffen en stoffenkringlopen, met een bijzondere aandacht voor milieugevaarlijke stoffen;b) het inventariseren van relevante bronnen van afvalstoffen en van processen waaruit afvalstoffen voortkomen;c) de modellering en de scenario-ontwikkeling;d) het beoordelen van de hierboven bedoelde gegevens en informatie;e) het verwerken van de hierboven bedoelde gegevens en informatie met het oog op het rapporteren en informeren hierover;2° het ontwerpen van sectorale uitvoeringsplannen, bedoeld in hoofdstuk VI van het Afvalstoffendecreet, alsook het controleren en opvolgen van de uitvoering van voormelde sectorale uitvoeringsplannen en het voorbereiden en mee uitwerken van programma's overeenkomstig de geldende internationale en Europese voorschriften, waarvan de uitvoering binnen het toepassingsgebied van het Afvalstoffendecreet valt;3° het sluiten van overeenkomsten met de gemeenten of verenigingen van gemeenten ter bevordering of begeleiding van de organisatie van de selectieve ophaling of inzameling van huishoudelijke afvalstoffen, bedoeld in artikel 16, § 3, van het Afvalstoffendecreet;4° het voorbereiden van de onderhandelingen met het oog op het sluiten van de milieubeleidsovereenkomsten, bedoeld in het Afvalstoffen-decreet;5° het behandelen van de aanvragen en het adviseren van de Vlaamse regering met betrekking tot de erkenning als bedoeld in artikel 14, § 2, van het Afvalstoffendecreet;6° het leveren van een bijdrage aan het beleid inzake de ingedeelde inrichtingen en activiteiten, bedoeld in het decreet van 28 juni 1985 betreffende de milieuvergunning;7° het uitvoeren van de taken in het kader van de aanvaardingsplicht, bedoeld in artikel 10 van het Afvalstoffendecreet en de terugnameplicht, bedoeld in het samenwerkingsakkoord verpakkingsafval;8° het vestigen, innen en invorderen van de milieuheffing op de verwijdering van afvalstoffen, bedoeld in artikel 47 en volgende van het Afvalstoffendecreet;9° de behandeling van subsidieaanvragen van lagere besturen, bedoeld in artikel 16, § 7, van het Afvalstoffendecreet;10° het opvolgen en controleren van afvalstromen. § 3. De taken van de OVAM met betrekking tot de bodemsanering zijn : 1° het ontwikkelen van instrumenten en het uitwerken van maatregelen om nieuwe bodemverontreiniging te voorkomen;2° het ontwikkelen van instrumenten en het uitwerken van maatregelen om individuele en collectieve saneringen te stimuleren;3° het saneren van de historische en nieuwe bodemverontreiniging, met inbegrip van de zorg om verlaten terreinen waar mogelijk opnieuw een nuttige functie te geven;4° het ontwikkelen van instrumenten en het uitwerken van maatregelen om de correcte werking van de bodemsaneringsmarkt te garanderen. § 4. De OVAM vervult deze taken onder meer door : 1° het verzamelen, beoordelen en verwerken van gegevens en informatie door : a) het verzamelen van gegevens met betrekking tot bodemverontreiniging;b) het verzamelen van gegevens over de factoren, inrichtingen en activiteiten die aanleiding gaven of kunnen geven tot bodemverontreiniging;c) het inventariseren van verontreinigde bodems;d) de modellering en de scenario-ontwikkeling;e) het beoordelen van de hierboven bedoelde gegevens;f) het verwerken van de hierboven bedoelde gegevens en informatie met het oog op het rapporteren en informeren hierover;2° het in ontvangst nemen van en het uitvoeren van oriënterende bodemonderzoeken, het opleggen of uitvoeren van beschrijvende bodemonderzoeken, bodemsaneringsprojecten en bodemsaneringswerken, en het opleggen van maatregelen ter bewaking en controle na de uitvoering van de bodemsanering, het aanleggen van een databank voor identificatie en inventarisatie van verontreinigde of mogelijk verontreinigde gronden, het voorstellen van gebruiksbeperkingen en het opleggen van voorzorgsmaatregelen, het bevelen van dwangmaatregelen, het verzoeken om financiële zekerheden te stellen, het uitreiken van bodemattesten, bedoeld in het Bodemsaneringsdecreet;3° mee te zorgen voor de handhaving van de regelgeving met betrekking tot bodemsanering;4° het beheren van de regeling met betrekking tot uitgegraven bodem, bedoeld in het Bodemsaneringsdecreet. Artikel X.3.4 § 1. De OVAM kan alle activiteiten verrichten die rechtstreeks of onrechtstreeks bijdragen tot het vervullen van haar missie of taken. § 2. De OVAM kan de onroerende goederen verwerven die nuttig zijn voor de uitvoering van haar missie en taken. Ze kan die goederen tevens vervreemden als ze niet langer nuttig zijn.
De Vlaamse regering kan de OVAM machtigen tot onteigening in de gevallen waarin ze oordeelt dat het verkrijgen van de goederen in kwestie noodzakelijk is voor het algemeen belang. § 3. De OVAM kan wetenschappelijk onderzoek laten uitvoeren voor zover dit nuttig is voor het vervullen van haar missie of taken. § 4. De OVAM kan, voor zover wenselijk is, laboratoria oprichten om analyses op afvalstoffen en bodemstalen uit te voeren. Ze kan die ook laten uitvoeren in door de Vlaamse regering erkende of volgens de geldende internationale normen geaccrediteerde laboratoria. De Vlaamse regering kan een referentielaboratorium aanwijzen. § 5. De OVAM kan de producten, die door terugwinning en regeneratie verkregen zijn, en de afvalstoffen die voor hergebruik geschikt zijn, op de markt brengen en verkopen. Afdeling 3. - Financiële middelen
Artikel X.3.5 § 1. De OVAM kan beschikken over de volgende ontvangsten : 1° dotaties;2° leningen;3° fiscale heffingen voor zover ze bij decreet toegewezen zijn aan de OVAM;4° retributies voor zover ze bij decreet toegewezen zijn aan de OVAM;5° ontvangsten voortvloeiend uit daden van beheer of beschikking met betrekking tot eigen domeingoederen;6° prijzen, schenkingen en legaten in contanten;7° inkomsten uit eigen participaties en uit door de OVAM verstrekte leningen aan derden;8° opbrengsten uit de verkoop van eigen participaties;9° de subsidies waarvoor de OVAM als begunstigde in aanmerking komt;10° terugvorderingen van ten onrechte gedane uitgaven;11° vergoedingen voor prestaties aan derden, volgens de voorwaarden, bepaald in de beheersovereenkomst;12° opbrengsten uit intellectuele rechten;13° inkomsten uit het op de markt brengen en verkopen van producten, die door terugwinning en regeneratie verkregen zijn, en de afvalstoffen die voor hergebruik geschikt zijn;14° teruggevorderde middelen uit ambtshalve verwijdering van afvalstoffen en ambtshalve bodemsanering. § 2. Tenzij anders is bepaald in een decreet worden de ontvangsten, bedoeld in § 1, beschouwd als ontvangsten die bestemd zijn voor de gezamenlijke uitgaven. § 3. De OVAM kan schenkingen of legaten aanvaarden. Het hoofd van het agentschap beoordeelt vooraf de opportuniteit en de risico's verbonden aan de aanvaarding. § 4. De OVAM kan de kennis die ze heeft opgedaan bij de uitoefening van haar missie en taken te gelde maken in binnen- en buitenland. HOOFDSTUK IV. - Het Agentschap voor Natuur en Bos Afdeling 1. - Oprichting
Artikel X.4.1 § 1. Er wordt een intern verzelfstandigd agentschap met rechtspersoonlijkheid opgericht als bedoeld in artikel 10 van het Kaderdecreet. Dat agentschap heeft als naam Agentschap voor Natuur en Bos. § 2. De Vlaamse regering bepaalt tot welk homogeen beleidsdomein het ANB behoort. Afdeling 2. - Missie, taken en bevoegdheden
Artikel X.4.2 Het ANB heeft als missie bij te dragen tot de realisatie van de doelstellingen van het milieubeleid, bedoeld in artikel 1.2.1, § 1, de doelstellingen van het natuurbehoud, bedoeld in artikel 6 en artikel 7 van het decreet van 21 oktober 1997 betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu, de doelstellingen van het bosbeleid, bedoeld in artikel 2 en artikel 41 van het Bosdecreet van 13 juni 1990 en de doelstellingen van het faunabeheer, onder meer bedoeld in artikel 2 van het Jachtdecreet van 24 juli 1991, de Wet op de riviervisserij van 1 juli 1954 en met inbegrip van de doelstellingen inzake vogelbescherming, telkens voor wat betreft natuurlijk milieu, bos, groen en faunabeheer.
Artikel X.4.3 Het ANB heeft tot taak : 1° het duurzame beheer van onroerende goederen die in eigen beheer zijn;2° het stimuleren van het duurzame beheer van onroerende goederen die van belang zijn voor natuurlijk milieu, bos, groen en faunabeheer, en die niet in eigen beheer zijn;3° het kwantitatief en kwalitatief versterken van natuurlijk milieu, bos en groenvoorzieningen, onder meer door het realiseren van een consistente, zichtbare netwerkstructuur van natuur en bos, door het stimuleren van groenvoorzieningen in het buitengebied en de stedelijke omgeving en door het realiseren van meer natuur buiten de bos- en natuurgebieden met inbegrip van de bevordering van de landschapsecologische samenhang;4° het bevorderen van de biologische diversiteit, ook in buitengewestelijke context;5° het bijdragen aan de realisatie van een natuurgerichte milieukwaliteit, met het oog op de instandhouding, de bescherming, de ontwikkeling en het herstel van het natuurlijk milieu;6° de uitvoering van een duurzaam en planmatig faunabeheer;7° het bijdragen aan het beleid inzake inrichting en het inrichtingsinstrumentarium. Het ANB vervult deze taken onder meer door : 1° het verzamelen, beoordelen en verwerken van gegevens en informatie door : a) het verzamelen van gegevens met betrekking tot natuurlijk milieu, bos, groen en faunabeheer;b) het verzamelen van gegevens over de relevante factoren van milieuverstoring met betrekking tot deze materies;c) het inventariseren van waardevolle gebieden voor natuur, bos, groen en faunabeheer;d) het beoordelen van de hierboven bedoelde gegevens;e) het verwerken van de hierboven bedoelde gegevens en informatie met het oog op het rapporteren en informeren hierover;2° het ontwikkelen van een doelgerichte en doelmatige beheervisie voor de natuur in de bebouwde omgeving, de natuur in het buitengebied, het bos-, groen- en het faunabeheer, alsook het consequent toepassen van deze visie op de onroerende goederen in eigen beheer en het aansporen van de andere beheerders om een beheer te voeren dat gebaseerd is op deze beheervisie;3° ervoor te zorgen dat het beheer van de bossen van de lokale overheden en van privé-eigenaars wordt opgewaardeerd en versterkt met het oog op de realisatie van duurzaam bosbeheer;4° het ontwikkelen van instrumenten en het uitwerken van maatregelen om de taken, bedoeld in het eerste lid, uit te voeren;het betreft onder meer het ontwikkelen en afsluiten van beheers- en gebruiksovereenkomsten en het verlenen van subsidies en erkenningen; 5° op een gestructureerde en zichtbare wijze een methodiek te ontwikkelen en toe te passen inzake de soortenbescherming;daarbij hoort tevens een verantwoord beheer van de genetische diversiteit; 6° binnen een geïntegreerd stedelijk beleid, dat zich mede richt op de problematiek van de leefbaarheid van de steden, te zorgen dat ook de groenbeleving aan bod komt, door bij te dragen aan het ontwikkelen van een visie over de rol van de natuur in de ruimtelijke en functionele ontwikkeling van steden en door bij te dragen aan het scheppen van een kader waarbinnen iedere actor ten volle zijn verantwoordelijkheid ter zake kan opnemen;7° het leveren van een bijdrage aan het beleid inzake de ingedeelde inrichtingen en activiteiten, bedoeld in het decreet van 28 juni 1985 betreffende de milieuvergunning;8° het uitbrengen van adviezen over plannen, programma's en acties die betekenisvolle effecten kunnen hebben op natuurlijk milieu, bos, groen en faunabeheer;9° in samenwerking binnen het beleidsdomein en gecoördineerd door de Vlaamse regering en het departement, instaan voor de handhaving van de regelgeving met betrekking tot haar missie en taken;het betreft in eerste instantie de handhaving met betrekking tot de eigen domeinen.
Artikel X.4.4 § 1. Het ANB kan alle activiteiten verrichten die rechtstreeks of onrechtstreeks bijdragen tot het vervullen van zijn missie of taken. § 2. Het ANB kan de onroerende goederen verwerven die nuttig zijn voor de uitvoering van haar missie en taken. Het kan die goederen tevens vervreemden als ze niet langer nuttig zijn.
De Vlaamse regering kan het ANB machtigen tot onteigening in de gevallen waarin ze oordeelt dat het verkrijgen van de goederen in kwestie noodzakelijk is voor het algemeen belang. § 3. Het ANB kan wetenschappelijk onderzoek laten uitvoeren voor zover dat nuttig is voor de uitvoering van zijn taken. Afdeling 3. - Financiële middelen
Artikel X.4.5 § 1. Het ANB kan beschikken over de volgende ontvangsten : 1° dotaties;2° leningen;3° fiscale heffingen voor zover ze bij decreet toegewezen zijn aan het ANB;4° retributies voor zover ze bij decreet toegewezen zijn aan het ANB;5° ontvangsten voortvloeiend uit daden van beheer of beschikking met betrekking tot eigen domeingoederen;6° prijzen, schenkingen en legaten in contanten;7° inkomsten uit eigen participaties en uit door het ANB verstrekte leningen aan derden;8° opbrengsten uit de verkoop van eigen participaties;9° de subsidies waarvoor het ANB als begunstigde in aanmerking komt;10° terugvorderingen van ten onrechte gedane uitgaven;11° vergoedingen voor prestaties aan derden, volgens de voorwaarden, bepaald in de beheersovereenkomst;12° opbrengsten uit intellectuele rechten;13° de opbrengsten van de bosbehoudsbijdrage, bedoeld in artikel 90bis, § 4, van het Bosdecreet van 13 juni 1990;14° de ontvangsten, bedoeld in artikel 112 van het Bosdecreet van 13 juni 1990, gewijzigd bij het decreet van 23 januari 1991, en bedoeld in artikel 41, § 2, en artikel 57 van het decreet van 21 oktober 1997 betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu;15° andere middelen voortvloeiend uit decretale of reglementaire bijdragen of kosten vastgesteld in het decreet van 21 oktober 1997 betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu, het Bosdecreet van 13 juni 1990, het Jachtdecreet van 24 juli 1991, de wet van 1 juli 1954 op de riviervisserij en de uitvoeringsbesluiten. § 2. Tenzij anders is bepaald in een decreet worden de ontvangsten, bedoeld in § 1, beschouwd als ontvangsten die bestemd zijn voor de gezamenlijke uitgaven.
In afwijking van het eerste lid zijn de in § 1, 5°, 6°, 9°,11° en 14°, genoemde ontvangsten te beschouwen als toegewezen ontvangsten. Zij mogen aangewend worden voor het duurzame beheer van onroerende goederen die in eigen beheer zijn van het ANB of voor de verwerving van onroerende goederen.
In afwijking van het eerste lid zijn de in § 1, 12°, genoemde ontvangsten te beschouwen als toegewezen ontvangsten. Zij mogen aangewend worden voor sensibilisering en informatieverstrekking.
In afwijking van het eerste lid zijn de in § 1, 13°, genoemde ontvangsten te beschouwen als toegewezen ontvangsten. Zij mogen aangewend worden voor het uitvoeren van compenserende bebossingen in uitvoering van artikel 90bis, § 4, van het Bosdecreet. § 3. Het ANB kan schenkingen of legaten aanvaarden. Het hoofd van het agentschap beoordeelt vooraf de opportuniteit en de risico's van de aanvaarding. § 4. Het ANB kan de kennis die het heeft opgedaan bij de uitoefening van haar missie en taken te gelde maken in binnen- en buitenland. HOOFDSTUK V. - Het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek Afdeling 1. - Oprichting
Artikel X.5.1 § 1. Er wordt een intern verzelfstandigd agentschap met rechtspersoonlijkheid opgericht zoals bedoeld in artikel 10 van het Kaderdecreet. Dat agentschap heeft als naam Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek. Het is de rechtsopvolger van het Eigen Vermogen van het Instituut voor Natuurbehoud en het Eigen Vermogen van het Instituut voor Bosbouw en Wildbeheer opgericht bij decreet van 21 december 1990 houdende de begrotingstechnische bepalingen tot begeleiding van de begroting 1991. § 2. De Vlaamse regering bepaalt tot welk homogeen beleidsdomein het INBO behoort. Afdeling 2. - Missie, taken en bevoegdheden
Artikel X.5.2 Het INBO is een Vlaamse Wetenschappelijke Instelling die als missie heeft bij te dragen tot de realisatie van de doelstellingen van het milieubeleid, bedoeld in artikel 1.2.1, § 1, door te zorgen voor beleidsgericht wetenschappelijk onderzoek en wetenschappelijke dienstverlening inzake instandhouding, ontwikkeling, beheer en duurzaam gebruik van het leefmilieu, in eerste instantie het natuurlijk milieu en de biologische diversiteit, en door de uitvoering van de milieu- en natuurrapportage.
Artikel X.5.3 Het INBO heeft tot taak : 1° het conceptualiseren en initiëren van multidisciplinair wetenschappelijk onderzoek op basis van de beleidsnoden en -vragen;2° het zelf organiseren, verrichten van en participeren in wetenschappelijk beleidsvoorbereidend en -ondersteunend onderzoek;3° het vertalen en integreren van de verworven inzichten ter ondersteuning van beleidsvoorbereiding, -uitvoering en -evaluatie; 4° het verlenen van wetenschappelijke diensten ter ondersteuning van het beleid en van de doelgroepen, o.a. door advisering, experimentele analyses, het aanreiken van producten, technieken, concepten en documentatie; 5° het opbouwen van beleidsrelevante kennis en verspreiden ervan ondermeer bij middel van wetenschappelijke publicaties, onderzoeksrapportering en voordrachten;6° het zorgen voor de monitoring van de biodiversiteit, het duurzame gebruik van de natuur en van de milieukwaliteit voor zover relevant voor de natuur en het natuurlijk milieu;7° het periodiek rapporteren over de toestand van het milieu, met inbegrip van de natuur en het natuurlijk milieu, en over de effecten van het milieubeleid en de mate waarin de vooropgestelde milieubeleidsdoelstellingen werden bereikt;het opmaken van toekomstverkenningen en het evalueren van de kennis en de monitoring terzake.
Artikel X.5.4 § 1. Het INBO kan alle activiteiten verrichten die rechtstreeks of onrechtstreeks bijdragen tot het vervullen van zijn missie of taken. § 2. Het INBO kan de onroerende goederen verwerven die nuttig zijn voor de uitvoering van zijn missie en taken. Het kan die goederen tevens vervreemden als ze niet langer nuttig zijn. § 3. Het INBO kan, voor zover dat wenselijk is, laboratoria oprichten om analyses of metingen uit te voeren, maar kan die ook laten uitvoeren in andere laboratoria. De Vlaamse regering kan een referentielaboratorium aanwijzen. Afdeling 3. - Financiële middelen
Artikel X.5.5 § 1. Het INBO kan beschikken over de volgende ontvangsten : 1° dotaties;2° leningen;3° fiscale heffingen voor zover ze bij decreet toegewezen zijn aan het INBO;4° retributies voor zover ze bij decreet toegewezen zijn aan het INBO;5° de overdracht van de middelen van het Eigen Vermogen van het Instituut voor Bosbouw en Wildbeheer en het Eigen Vermogen van het Instituut voor Natuurbehoud;6° ontvangsten uit daden van beheer of beschikking met betrekking tot eigen domeingoederen;7° beurzen, prijzen, schenkingen en legaten in contanten;8° inkomsten uit eigen participaties en uit door het INBO verstrekte leningen aan derden;9° opbrengsten uit de verkoop van eigen participaties;10° de subsidies waarvoor het INBO als begunstigde in aanmerking komt;11° terugvorderingen van ten onrechte gedane uitgaven;12° vergoedingen voor prestaties aan derden, volgens de voorwaarden, bepaald in de beheersovereenkomst;13° opbrengsten uit intellectuele rechten. § 2. Tenzij anders is bepaald in een decreet worden de ontvangsten, bedoeld in § 1, beschouwd als ontvangsten die bestemd zijn voor de gezamenlijke uitgaven.
In afwijking van het eerste lid zijn de in § 1, 5° tot en met 12°, genoemde ontvangsten te beschouwen als toegewezen ontvangsten. Zij mogen aangewend worden voor het verrichten van de nodige investeringen, de aankoop van het nodige materiaal, het aanwerven en tewerkstellen van het nodige personeel met betrekking tot de in § 1, 5° tot en met 14°, genoemde ontvangsten en de daaruit voortvloeiende noden en verplichtingen. § 3. Het INBO kan schenkingen of legaten aanvaarden. Het hoofd van het agentschap beoordeelt vooraf de opportuniteit en de risico's verbonden aan de aanvaarding. § 4. Het INBO kan de kennis die het heeft opgedaan bij de uitoefening van zijn missie en taken te gelde maken in binnen- en buitenland. HOOFDSTUK VI. - Gemeenschappelijke bepalingen Afdeling 1. - Bestuur en werking
Artikel X.6.1 De bepalingen van het Kaderdecreet zijn van toepassing op de agentschappen, bedoeld in deze titel.
De agentschappen, bedoeld in deze titel, streven hun missie na en voeren hun taken uit om een bijdrage te leveren aan de beleidsvoorbereiding, met inbegrip van de milieuplanning en de regelgeving, of om het vastgestelde beleid uit te voeren. De beleidsvoorbereiding en de beleidsuitvoering maken het voorwerp uit van de door de Vlaamse regering en het departement aangestuurde beleids- en beheerscyclus.
De Vlaamse regering kan nadere regelen vaststellen met betrekking tot het bestuur en de werking van de agentschappen, bedoeld in deze titel. Afdeling 2. - Raadgevend comité
Artikel X.6.2 De Vlaamse regering kan op voorstel van het hoofd van een in deze titel bedoeld agentschap een raadgevend comité oprichten.
De Vlaamse regering kan nadere regels vaststellen betreffende de taak, de samenstelling en de werking van het raadgevend comité en een vergoeding bepalen voor de leden ervan. Afdeling 3. - Relatie met andere bestuursniveaus, beleidsdomeinen en
actoren, inhoudelijke euro samenwerking en coördinatie Artikel X.6.3 In het kader van hun missie en taken dragen de in deze titel bedoelde agentschappen, in samenwerking binnen het beleidsdomein en gecoördineerd door de Vlaamse regering en het departement, bij tot : 1° de internationale, Europese, bovengewestelijke en intergewestelijke samenwerking en besluitvorming op milieugebied;2° het stimuleren van de realisatie van de doelstellingen van het milieubeleid door andere beleidsdomeinen en de uitbouw van vormen van samenwerking hiervoor;3° de realisatie van vormen van samenwerking met lokale overheden;4° de realisatie van vormen van samenwerking met niet-gouvernementele organisaties en belangengroepen. Artikel X.6.4 In het kader van hun missie en taken dragen de in deze titel bedoelde agentschappen, in samenwerking binnen het beleidsdomein en gecoördineerd door de Vlaamse regering en het departement, bij tot : 1° de volledige omzetting en toepassing van het internationaal en Europees milieurecht en van de samenwerkingsakkoorden met de andere gewesten;2° de communicatiestrategie en -planning van het beleidsdomein, met inbegrip van sensibilisering en informatieverstrekking;3° de realisatie van een breed maatschappelijk draagvlak voor hun missie en het bevorderen van de maatschappelijke participatie daarin;4° het gecoördineerde doelgroepenbeleid van het beleidsdomein;5° de ontwikkeling van een zo goed mogelijk geïntegreerd instrumentarium voor het milieubeleid;6° het bepalen van de informatiebehoefte, de geïntegreerde inzameling van gegevens en informatie en het geïntegreerd informatiebeheer;7° de geïntegreerde aansturing van het wetenschappelijk onderzoek.». HOOFDSTUK II. - Wijzigingen aan diverse wetten en decreten Afdeling I. - Wijzigingen aan de wet van 26 maart 1971 op de
bescherming van de oppervlaktewateren tegen verontreiniging
Art. 6.In artikel 32septies van de wet van 26 maart 1971 op de bescherming van de oppervlaktewateren tegen verontreiniging, ingevoegd bij het decreet van 12 december 1990, wordt § 1 vervangen door wat volgt : « § 1. De uitvoering van de in § 2 hierna vermelde taken wordt vanaf 1 januari 1991 voor het hele Vlaamse Gewest uitsluitend toevertrouwd aan een vennootschap die de rechtsvorm heeft van een naamloze vennootschap en opgericht is door de Gewestelijke Investeringsmaatschappij voor Vlaanderen of een dochtermaatschappij hiervan.
Het Vlaamse Gewest dient steeds direct of indirect te beschikken over ten minste de helft plus één van de aandelen in het kapitaal van de vennootschap. ».
Art. 7.In artikel 32octies, § 1, 1°, van dezelfde wet, ingevoegd bij het decreet van 12 december 1990, worden de woorden « de Maatschappij » vervangen door de woorden « de Vlaamse Milieumaatschappij voor Water en Lucht, hierna de Maatschappij te noemen ».
Art. 8.In artikel 35quinquies, § 7, van dezelfde wet, ingevoegd bij het decreet van 22 december 2000 worden de woorden « de leidend ambtenaar » vervangen door de woorden « het hoofd van het agentschap ».
Art. 9.In artikel 35octies, § 2, van dezelfde wet, ingevoegd bij het decreet van 25 juni 1992 en gewijzigd bij het decreet van 20 december 1996, worden de woorden « alsook de directeur-generaal van de administratie Milieu-, Natuur, Land- en Waterbeheer of zijn gemachtigde » geschrapt.
Art. 10.In artikel 35novies, § 4, van dezelfde wet, ingevoegd bij het decreet van 25 juni 1992, worden de woorden « de leidend ambtenaar » vervangen door de woorden « het hoofd van het agentschap ».
Art. 11.In artikel 35quinquiesdecies, § 1 en § 2, en 35novies decies, van dezelfde wet, ingevoegd bij het decreet van 22 december 2000, worden de woorden « adjunct-leidend ambtenaar » vervangen door de woorden « algemeen directeur ».
Art. 12.Artikel 32bis, 32ter, 32quater, 32quinquies, 32decies van dezelfde wet, ingevoegd bij het decreet van 12 december 1990, en artikel 32undecies, ingevoegd bij het decreet van 1 juli 1992 en gewijzigd bij het decreet van 15 december 1993, worden opgeheven. Afdeling II. - Wijzigingen aan het decreet van 2 juli 1981 betreffende
de voorkoming en het beheer van afvalstoffen
Art. 13.In het decreet van 2 juli 1981 betreffende de voorkoming en het beheer van afvalstoffen worden de volgende artikelen opgeheven : 1° artikel 38, gewijzigd bij het decreet van 7 juli 1998;2° artikel 39, gewijzigd bij de decreten van 20 april 1994 en 5 juli 2002;3° artikel 40, 41, 42, 44 en 45, vervangen bij het decreet van 20 april 1994;4° artikel 43, vervangen bij het decreet van 20 april 1994 en gewijzigd bij het decreet van 6 juli 2001. Afdeling III. - Wijzigingen in het decreet van 24 januari 1984
houdende maatregelen inzake het grondwaterbeheer
Art. 14.In artikel 28ter, § 5 en § 6, 28decies, § 5, 28undecies, § 1, en 28quater decies, § 3, van het decreet van 24 januari 1984 houdende maatregelen inzake het grondwaterbeheer, ingevoegd bij het decreet van 20 december 1996 en vervangen bij het decreet van 22 december 1999, worden de woorden « de leidend ambtenaar » telkens vervangen door de woorden « het hoofd van het agentschap ».
Art. 15.In artikel 28ter, § 2,7°, b), 28duodecies, § 1, en 28terdecies van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 20 december 1996 en 22 december 1999, worden de woorden « adjunct-leidend ambtenaar » vervangen door de woorden « algemeen directeur ».
Art. 16.In artikel 28ter, § 6, van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 20 december 1996 en vervangen bij het decreet van 22 december 1999 worden de woorden « de administratie Milieu-, Natuur, Land- en Waterbeheer » vervangen door de woorden « de Maatschappij ».
Art. 17.In artikel 28sexies van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 20 december 1996 en vervangen bij het decreet van 22 december 1999, wordt § 4 vervangen door wat volgt : « § 4. De gemeentelijke regies, intercommunales en alle andere maatschappijen die instaan voor een openbare watervoorziening en de vergunningverlenende overheden verlenen hun medewerking en verstrekken aan de Maatschappij op eenvoudig verzoek alle gegevens en inlichtingen die nodig zijn voor de vestiging en de inning van de heffing. ».
Art. 18.In artikel 28duodecies, § 2, van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 20 december 1996 en vervangen bij het decreet van 22 december 1999, worden de woorden « directeur-generaal van de administratie Milieu-, Natuur, Land- en Waterbeheer » vervangen door « algemeen directeur van de Maatschappij ». Afdeling IV. - Wijzigingen in het Bosdecreet van13 juni 1990
Art. 19.In artikel 4 van het Bosdecreet van 13 juni 1990, gewijzigd bij de decreten van 18 mei 1999 en 19 juli 2002, wordt punt 6 vervangen door wat volgt : « 6. Bosbeheer : de functionele diensten die door de Vlaamse regering worden belast met : a) het beheer van de bossen; b) de handhaving van dit decreet, inzonderheid voor wat betreft de vaststelling van bosmisdrijven en de vervolging van bosmisdrijven overeenkomstig titel XI van het Boswetboek van 19 december 1854. ».
Art. 20.In artikel 13, derde lid, en 87, derde lid, van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 23 januari 1991, worden de woorden « Fonds voor preventie en sanering inzake Leefmilieu en Natuur » vervangen door de woorden « Agentschap voor Natuur en Bos ».
Art. 21.In artikel 60 van hetzelfde decreet worden de woorden « Fonds voor preventie en sanering inzake Leefmilieu en Natuur » vervangen door de woorden « Agentschap voor Natuur en Bos ».
Art. 22.In artikel 112 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 23 januari 1991, worden de woorden « gestort in het fonds voor preventie en sanering inzake Leefmilieu en Natuur dat is ingeschreven in de begroting van het Vlaamse Gewest » vervangen door de woorden « toegewezen aan het Agentschap voor Natuur en Bos, overeenkomstig artikel X.4.5. § 2, tweede lid, van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid ». Afdeling V. - Wijzigingen aan het decreet van 23 januari 1991 tot
oprichting van het Fonds voor Preventie en Sanering inzake Leefmilieu en Natuur als Gewestdienst met afzonderlijk beheer
Art. 23.In artikel 4 van het decreet van 23 januari 1991 tot oprichting van het Fonds voor Preventie en Sanering inzake Leefmilieu en Natuur als Gewestdienst met afzonderlijk beheer, gewijzigd bij de decreten van 24 juli 1991 en 23 november 1994, wordt het tweede lid opgeheven. Afdeling VI. - Wijzigingen aan het Jachtdecreet van 24 juli 1991
Art. 24.Aan artikel 12, laatste zin van het Jachtdecreet van 24 juli 1991, worden de volgende woorden toegevoegd : « die wordt betaald door het Agentschap voor Natuur en Bos ».
Art. 25.In artikel 17 en 25, eerste lid, van het Jachtdecreet van 24 juli 1991, worden de woorden « de gewestdienst met afzonderlijk beheer Fonds voor Preventie en Sanering inzake Leefmilieu en Natuur » vervangen door de woorden « het Agentschap voor Natuur en Bos ».
Art. 26.In artikel 25, tweede lid, van hetzelfde decreet worden de woorden « voormeld Fonds » vervangen door de woorden « het Agentschap voor Natuur en Bos ». Afdeling VII. - Wijzigingen aan het decreet van 21 oktober 1997
betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu
Art. 27.In artikel 2 van het decreet van 21 oktober 1997 betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu, gewijzigd bij het decreet van 19 juli 2002, wordt 29° opgeheven.
Art. 28.Aan artikel 10, § 2, 3°, van hetzelfde decreet worden de volgende woorden toegevoegd : « voor zover dit relevant is voor de toetsing van de resultaten van het gevoerde beleid aan de in de milieuregelgeving of de milieuplanning vastgestelde beleidsdoelstellingen ».
Art. 29.In artikel 41, § 2, van hetzelfde decreet worden de woorden « gestort in het Mina-fonds » vervangen door de woorden « toegewezen aan het Agentschap voor Natuur en Bos overeenkomstig artikel X.4.5. § 2, tweede lid, van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid ».
Art. 30.In artikel 52, § 1, van hetzelfde decreet wordt het woord « Mina-fonds » vervangen door de woorden « het Agentschap voor Natuur en Bos ».
Art. 31.In artikel 52, § 2, van hetzelfde decreet worden de woorden « voormeld fonds » vervangen door de woorden « het Agentschap voor Natuur en Bos ».
Art. 32.In artikel 57 van hetzelfde decreet worden de woorden "gestort in het Mina-fonds" vervangen door de woorden "toegewezen aan het Agentschap voor Natuur en Bos overeenkomstig artikel X.4.5. § 2, tweede lid, van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid". HOOFDSTUK III. - Machtigingsbepaling
Art. 33.De Vlaamse regering wordt ermee belast de bestaande wets- en decreetbepalingen te wijzigen, aan te vullen, te vervangen of op te heffen om ze in overeenstemming te brengen met deze titel en het Kaderdecreet.
De besluiten die krachtens deze bepaling worden vastgesteld, houden op uitwerking te hebben indien ze niet bij decreet zijn bekrachtigd binnen negen maanden na de datum van hun inwerkingtreding. De bekrachtiging werkt terug tot deze laatste datum.
De in deze paragraaf aan de Vlaamse regering opgedragen bevoegdheid vervalt negen maanden na de inwerkingtreding van dit decreet. Na die datum kunnen de besluiten die krachtens deze paragraaf zijn vastgesteld en zijn bekrachtigd alleen bij een decreet worden gewijzigd, aangevuld, vervangen of opgeheven. HOOFDSTUK IV. - Overdracht van goederen
Art. 34.De onroerende goederen die eigendom zijn van het Vlaamse Gewest omwille van een doelstelling, bedoeld in de missie van het ANB en de Vlaamse Milieumaatschappij voor Water en Lucht, worden zonder schadeloosstelling in volle eigendom aan deze agentschappen overgedragen.
Ter uitvoering hiervan en ter uitvoering van artikel 90 van het Bosdecreet worden de voorwaarden en nadere regelen van die overdracht bepaald door de Vlaamse regering.
Art. 35.De middelen, roerende en onroerende goederen, evenals alle rechten en plichten die behoren tot het Eigen Vermogen van het Instituut voor Natuurbehoud en het Eigen Vermogen van het Instituut voor Bosbouw en Wildbeheer, opgericht bij het decreet van 21 december 1990 houdende de begrotingstechnische bepalingen tot begeleiding van de begroting 1991, worden overgedragen aan het INBO. HOOFDSTUK V. - Slotbepalingen
Art. 36.Voor zover in de Vlaamse openbare instellingen waarvan de bij dit decreet opgerichte entiteit de rechtsopvolger is, leidinggevende titularissen van rang A2L aanwezig zijn op datum van inwerkingtreding van dit decreet, worden bij deze entiteit een gelijk aantal functies van algemeen directeur voorzien als er voormelde titularissen zijn, tot de betrokkenen de entiteit verlaten of aangesteld worden in een andere functie.
Art. 37.Behoudens andersluidende bepalingen, worden in de agentschappen Vlaamse Milieumaatschappij voor Water en Lucht, OVAM, ANB en INBO de begroting en rekeningen opgemaakt en goedgekeurd en de controle door het Rekenhof uitgevoerd overeenkomstig de bepalingen van de wet van 16 maart 1954 betreffende de controle op de instellingen van openbaar nut van categorie A.
Art. 38.De Vlaamse regering bepaalt de datum waarop dit decreet in werking treedt.
Kondigen dit decreet af, bevelen dat het in het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.
Brussel, 7 mei 2004.
De minister-president van de Vlaamse regering, B. SOMERS. De Vlaamse minister van Leefmilieu, Landbouw en ontwikkelingssamenwerking, TAVERNIER. _______ Nota's Zitting 2003-2004 Stukken. - Ontwerp van decreet : 2122 - Nr. 1. - Verslag van het Rekenhof : 2122 - Nr. 2. - Amendementen : 2122 - Nrs. 3 en 4. - Verslag : 2122 - Nr. 5. - Amendementen : 2122 - Nr. 6. - Tekst aangenomen door de plenaire vergadering : 2122 - Nr. 7.
Handelingen. - Bespreking en aanneming : vergaderingen van 27 en 29 april 2004.