Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Vlaamse Regering van 23 mei 2014
gepubliceerd op 12 september 2014

Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 6 februari 1991 houdende vaststelling van het Vlaams reglement betreffende de milieuvergunning, het besluit van de Vlaamse Regering van 1 juni 1995 houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne, het besluit van de Vlaamse Regering van 14 december 2007 houdende vaststelling van het Vlaams reglement betreffende de bodemsanering en de bodembescherming, het besluit van de Vlaamse Regering van 12 december 2008 tot uitvoering van titel XVI van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid en het besluit van de Vlaamse Regering van 17 februari 2012 tot vaststelling van het Vlaams reglement betreffende het duurzaam beheer van materiaalkringlopen en afvalstoffen

bron
vlaamse overheid
numac
2014036575
pub.
12/09/2014
prom.
23/05/2014
ELI
eli/besluit/2014/05/23/2014036575/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

23 MEI 2014. - Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 6 februari 1991 houdende vaststelling van het Vlaams reglement betreffende de milieuvergunning, het besluit van de Vlaamse Regering van 1 juni 1995 houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne, het besluit van de Vlaamse Regering van 14 december 2007 houdende vaststelling van het Vlaams reglement betreffende de bodemsanering en de bodembescherming, het besluit van de Vlaamse Regering van 12 december 2008 tot uitvoering van titel XVI van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid en het besluit van de Vlaamse Regering van 17 februari 2012 tot vaststelling van het Vlaams reglement betreffende het duurzaam beheer van materiaalkringlopen en afvalstoffen


De Vlaamse Regering, Gelet op het decreet van 28 juni 1985 betreffende de milieuvergunning, artikel 3, tweede lid, vervangen bij het decreet van 23 december 2010, en artikel 20, vervangen bij het decreet van 22 december 1993, en gewijzigd bij de decreten van 21 oktober 1997, 11 mei 1999, 6 februari 2004, 12 december 2008, 23 december 2010 en 25 mei 2012;

Gelet op het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid, artikel 16.1.2, ingevoegd bij het decreet van 21 december 2007 en gewijzigd bij de decreten van 30 april 2009 en 22 november 2013, artikel 16.4.27, derde lid, ingevoegd bij het decreet van 21 december 2007, en artikel 10.3.4, § 6, gewijzigd bij het decreet van 12 december 2008;

Gelet op het decreet van 27 oktober 2006 betreffende de bodemsanering en de bodembescherming, artikel 138, § 1;

Gelet op het decreet van 23 december 2011 betreffende het duurzaam beheer van materiaalkringlopen en afvalstoffen, artikel 5, 6, § 2, artikel 9, § 1, artikel 13, § 1 en § 2, artikel 13/1, ingevoegd bij het decreet van 28 februari 2014, artikel 20, 21, 22, 26, tweede lid, artikel 32, 39 en 40;

Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 6 februari 1991 houdende vaststelling van het Vlaams reglement betreffende de milieuvergunning;

Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 1 juni 1995 houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne;

Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 14 december 2007 houdende vaststelling van het Vlaams reglement betreffende de bodemsanering en de bodembescherming;

Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 12 december 2008 tot uitvoering van titel XVI van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid;

Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 17 februari 2012 tot vaststelling van het Vlaams reglement betreffende het duurzaam beheer van materiaalkringlopen en afvalstoffen;

Gelet op de notificatieprocedure ingediend overeenkomstig Richtlijn 98/34/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 juni 1998 betreffende een informatieprocedure op het gebied van normen en technische voorschriften en regels betreffende de diensten van de informatiemaatschappij;

Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 25 november 2013;

Gelet op het advies van de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen, gegeven op 24 januari 2014;

Gelet op het advies van de Milieu- en Natuurraad van Vlaanderen, gegeven op 20 februari 2014;

Gelet op advies 55.940/1 van de Raad van State, gegeven op 12 mei 2014, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Op voorstel van de Vlaamse minister van Leefmilieu, Natuur en Cultuur;

Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK 1. - Algemene bepalingen

Artikel 1.Dit besluit voorziet in de omzetting van de volgende richtlijnen: 1° richtlijn 2012/19/EU van het Europees Parlement en de Raad van 4 juli 2012 betreffende afgedankte elektrische en elektronische apparatuur (AEEA);2° richtlijn 2013/56/EU van het Europees Parlement en de Raad van 20 november 2013 tot wijziging van Richtlijn 2006/66/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende batterijen en accu's, alsook afgedankte batterijen en accu's, wat het op de markt brengen van cadmiumhoudende draagbare batterijen en accu's voor gebruik in draadloos elektrisch gereedschap en van knoopcellen met een laag kwikgehalte betreft, en houdende intrekking van Beschikking 2009/603/EG van de Commissie. HOOFDSTUK 2. - Wijzigingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 6 februari 1991 houdende vaststelling van het Vlaams reglement betreffende de milieuvergunning

Art. 2.In bijlage 1, rubriek 2, bij het besluit van de Vlaamse Regering van 6 februari 1991 houdende vaststelling van het Vlaams reglement betreffende de milieuvergunning, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 19 september 2008 en het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 16 november 2012, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° de zin "Kringloopcentra, e.d., met name inrichtingen waar tweedehands huishoudelijke goederen en hiermee vergelijkbare bedrijfsgoederen die in aanmerking komen voor producthergebruik (zoals kleding, boeken, meubelen, huisraad, speelgoed, elektrische en elektronische apparatuur) worden opgeslagen, gesorteerd, gereinigd en/of hersteld, zijn geen inrichtingen voor de verwerking van afvalstoffen." wordt vervangen door de zin "Hergebruikcentra voor EEA waar uitsluitend afgedankte EEA die een visuele voorselectie op herbruikbaarheid hebben ondergaan, worden opgeslagen, gesorteerd, getest en, als dat nodig is, worden gereinigd en/of hersteld, zijn geen inrichtingen voor de verwerking van afvalstoffen."; 2° in het laatste tekstblok wordt de zinsnede "artikel 1.2.1, § 2, 94° " vervangen door de zinsnede "artikel 1.2.1, § 3/1, 6° "; 3° in het laatste tekstblok wordt punt 3° vervangen door wat volgt: "3° de inzamelactie werd goedgekeurd door de OVAM of georganiseerd door het beheersorganisme ter uitvoering van een milieubeleidsovereenkomst of van een producent die beschikt over een goedgekeurd individueel afvalpreventie- en afvalbeheerplan als vermeld in artikel 5.2.5.5 van het besluit van de Vlaamse Regering van 17 februari 2012 tot vaststelling van het Vlaams reglement betreffende het duurzaam beheer van materiaalkringlopen en afvalstoffen;". HOOFDSTUK 3. - Wijzigingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 1 juni 1995 houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne

Art. 3.In artikel 5.2.2.5.2 van het besluit van de Vlaamse Regering van 1 juni 1995 houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 19 januari 1999, 5 december 2003, 14 juli 2004 en 13 februari 2009, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in paragraaf 8 wordt punt 2° vervangen door wat volgt: "2° a) uit gescheiden ingezamelde AEEA moeten ten minstens de volgende stoffen, mengsels en onderdelen worden afgezonderd: 1) condensatoren: aa) PCB/PCT-houdende condensatoren en andere PCB-bevattende componenten; ab) elektrolytische condensatoren die tot bezorgdheid aanleiding gevende stoffen bevatten (hoogte > 25 mm, diameter > 25 mm, of met een naar verhouding vergelijkbaar volume); 2) onderdelen die kwik bevatten;3) alle batterijen en accumulatoren;4) printplaten: aa) printplaten van mobiele telefoons; ab) printplaten van andere apparaten als de oppervlakte van de printplaat meer dan 10 cm² bedraagt; 5) alle tonercassettes en inkthoudende recipiënten (al of niet leeg, droge, pasteuze of vloeibare inkt) en inktlinten;6) kunststoffen die gebromeerde brandvertragers bevatten;7) asbesthoudende onderdelen;8) beeldschermen: aa) beeldbuizen: kathodestraalbuizen; ab) lcd-schermen (in voorkomend geval met toebehoren) met een oppervlak van meer dan 100 cm² en schermen met een achtergrondverlichting met behulp van gasontladingslampen; 9) chloorfluorkoolwaterstoffen (CFK's en HCFK's) of fluorkoolwaterstoffen (HFK's), koolwaterstoffen (HC's);10) gasontladingslampen;11) uitwendige elektrische kabels;12) onderdelen die vuurvaste keramische vezels bevatten;13) alle onderdelen die radioactieve stoffen bevatten;14) alle vloeistoffen;b) de volgende onderdelen worden als volgt behandeld: 1) beeldbuizen: de fluorescerende laag wordt verwijderd;2) gasontladingslampen: het kwik wordt verwijderd;3) fotovoltaïsche zonnepanelen: selectief ingezamelde, afgedankte fotovoltaïsche zonnepanelen worden ontmanteld op een milieuverantwoorde wijze die ervoor zorgt dat minstens de volgende onderdelen en materialen selectief worden gedemonteerd: aa) het (aluminium)-kader, voor zover dat van toepassing is; ab) het glas; ac) de kunststof; ad) de non-ferro metalen, inclusief het verdeelkastje."; 2° paragraaf 9 wordt vervangen door wat volgt: " § 9.De gassen uit apparatuur die de ozonlaag aantasten of een aardopwarmingspotentieel hebben van meer dan 15 GWP, zoals in isolatieschuim en koelcircuits, worden adequaat verwijderd en behandeld. Gassen die de ozonlaag aantasten, worden behandeld overeenkomstig verordening (EG) nr. 1005/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 16 september 2009 betreffende de ozonlaag afbrekende stoffen.

Het isolatiemateriaal dat ozonafbrekende stoffen of gefluoreerde broeikasgassen bevat, wordt met een gesloten ontgassingssysteem ontdaan van die stoffen in een daarvoor vergunde inrichting."; 3° er wordt een paragraaf 9bis ingevoegd, die luidt als volgt: " § 9bis.De selectieve behandeling, vermeld in paragraaf 8 en 9, van materialen en onderdelen van afgedankte EEA wordt, rekening houdend met milieuoverwegingen en de wenselijkheid van voorbereiding voor hergebruik en recyclage, zo toegepast dat het op milieuverantwoorde wijze voorbereiden voor hergebruik en recycleren van onderdelen van complete apparaten niet bemoeilijkt wordt.".

Art. 4.In artikel 5.2.4.1.8, § 5, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 12 mei 2006, wordt punt 2° opgeheven.

Art. 5.In artikel 5.2.4.1.9, § 3, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 12 mei 2006, wordt punt 2° opgeheven.

Art. 6.In artikel 5.2.4.1.10, § 4, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 12 mei 2006, wordt punt 2° vervangen door wat volgt: "2° In afwijking van punt 1° kunnen in de milieuvergunning specifieke grenswaarden voor de uitloging van monolitisch afval worden vastgesteld. Die grenswaarden worden bepaald met behulp van de diffusietest.". HOOFDSTUK 4. - Wijzigingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 14 december 2007 houdende vaststelling van het Vlaams reglement betreffende de bodemsanering en de bodembescherming

Art. 7.Artikel 162 van het besluit van de Vlaamse Regering van 14 december 2007 houdende vaststelling van het Vlaams reglement betreffende de bodemsanering en de bodembescherming wordt vervangen door wat volgt: "

Art. 162.Met behoud van de toepassing van de voorwaarden van artikel 161 kan uitgegraven bodem alleen als bodem worden gebruikt onder de drie volgende voorwaarden: 1° het gehalte aan stenen die niet van nature aanwezig zijn, bedraagt maximaal vijf massaprocent;2° de afmeting van de stenen die niet van nature aanwezig zijn, is niet groter dan vijftig millimeter.Voor de opvulling van een groeve, graverij, uitgraving of andere put, vergund volgens rubriek 60 van bijlage 1 van Vlarem I, kunnen, behalve voor de bovenste laag van 150 cm, de stenen die niet van nature aanwezig zijn, een afmeting van maximaal tweehonderd millimeter hebben, op voorwaarde dat het gehalte aan die grotere stenen maximaal één massaprocent bedraagt; 3° het gehalte aan andere bodemvreemde materialen bedraagt maximaal één massa- en volumeprocent.".

Art. 8.Artikel 168 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 13 februari 2009, 17 februari 2012 en 4 mei 2012, wordt vervangen door wat volgt: "

Art. 168.§ 1. Uitgegraven bodem die concentraties van stoffen bevat die lager zijn dan of gelijk zijn aan de waarden, vermeld in bijlage V, kan vrij worden gebruikt voor bouwkundig bodemgebruik of in een vormvast product. § 2. Uitgegraven bodem die concentraties van stoffen bevat die hoger zijn dan de waarden, vermeld in bijlage V, kan worden gebruikt voor bouwkundig bodemgebruik of in een vormvast product, op voorwaarde dat de concentraties van stoffen in de uitgegraven bodem lager zijn dan of gelijk zijn aan de waarden, vermeld in bijlage VI. Als de uitgegraven bodem concentraties van stoffen bevat die hoger zijn dan de waarden, vermeld in bijlage VI, wordt de uitgegraven bodem gereinigd door gebruik te maken van de beste beschikbare technieken die geen overmatig hoge kosten meebrengen. Als de uitgegraven bodem niet reinigbaar is door gebruik te maken van de beste beschikbare technieken die geen overmatig hoge kosten meebrengen, wordt de uitgegraven bodem verwerkt overeenkomstig de bepalingen van het decreet van 23 december 2011 betreffende het duurzaam beheer van materiaalkringlopen en afvalstoffen.

Als de uitgegraven bodem concentraties van een zwaar metaal of een metalloïde bevat die hoger zijn dan de waarde, vermeld in bijlage V, kan de uitgegraven bodem alleen worden gebruikt voor bouwkundig bodemgebruik of in een vormvast product onder de aanvullende voorwaarde dat de uitloogbaarheidswaarde van dat zware metaal of dat metalloïde in de uitgegraven bodem lager is dan of gelijk is aan de uitloogbaarheidswaarde, vermeld in bijlage VII. § 3. Uitgegraven bodem waarvan men weet of redelijkerwijs kan aannemen dat die verontreinigende stoffen bevat die niet vermeld zijn in bijlage V, kan worden gebruikt voor bouwkundig bodemgebruik of in een vormvast product onder de volgende twee voorwaarden: 1° het gebruik van de uitgegraven bodem kan geen bijkomende verontreiniging van het grondwater veroorzaken;2° de mogelijke blootstelling aan de verontreinigende stoffen levert geen bijkomend risico op. Als de uitgegraven bodem voor bouwkundig bodemgebruik of in een vormvast product niet voldoet aan de voorwaarden, vermeld in het eerste lid, wordt de uitgegraven bodem gereinigd door gebruik te maken van de beste beschikbare technieken die geen overmatig hoge kosten meebrengen. Als de uitgegraven bodem niet reinigbaar is door gebruik te maken van de beste beschikbare technieken die geen overmatig hoge kosten meebrengen, wordt de uitgegraven bodem verwerkt overeenkomstig de bepalingen van het decreet van 23 december 2011 betreffende het duurzaam beheer van materiaalkringlopen en afvalstoffen. § 4. Aan de hand van een conform verklaard technisch verslag wordt nagegaan of aan de voorwaarden, vermeld in paragraaf 1 tot en met paragraaf 3, is voldaan.". HOOFDSTUK 5. - Wijzigingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 17 februari 2012 tot vaststelling van het Vlaams reglement betreffende het duurzaam beheer van materiaalkringlopen en afvalstoffen

Art. 9.In artikel 1.1.1 van het besluit van de Vlaamse Regering van 17 februari 2012 tot vaststelling van het Vlaams reglement betreffende het duurzaam beheer van materiaalkringlopen en afvalstoffen wordt punt 7° vervangen door wat volgt: "7° richtlijn 2012/19/EU van het Europees Parlement en de Raad van 4 juli 2012 betreffende afgedankte elektrische en elektronische apparatuur, (AEEA);".

Art. 10.In artikel 1.2.1 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 16 november 2012, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in paragraaf 2 wordt een punt 6° /1 ingevoegd, dat luidt als volgt: "6° /1 bedrijfsrestafval: de fractie van bedrijfsafvalstoffen die niet selectief wordt aangeboden of ingezameld;"; 2° in paragraaf 2 wordt punt 23° vervangen door wat volgt: "23° elektrische en elektronische apparatuur, afgekort EEA: apparaten die om naar behoren te werken, afhankelijk zijn van elektrische stromen of elektromagnetische velden en apparaten voor het opwekken, overbrengen en meten van die stromen en velden, die bedoeld zijn voor gebruik met een spanning van maximaal 1000 volt bij wisselstroom en 1500 volt bij gelijkstroom en die onderworpen zijn aan de aanvaardingsplicht, vermeld in artikel 3.4.4.1;"; 3° in paragraaf 2 wordt punt 25° vervangen door wat volgt: "25° financieringsovereenkomst: een lenings-, lease-, huur- of afbetalingsovereenkomst of een regeling met betrekking tot enig product, ongeacht of volgens die overeenkomst of regeling, dan wel volgens een aanvullende overeenkomst of regeling, eigendomsoverdracht van het product zal of kan plaatsvinden;"; 4° in paragraaf 2 wordt punt 68° vervangen door wat volgt: "68° producent: elke natuurlijke persoon of rechtspersoon die ongeacht de gebruikte verkooptechniek, met inbegrip van verkoop op afstand overeenkomstig de wet van 6 april 2010 betreffende marktpraktijken en consumentenbescherming: a) is gevestigd op het grondgebied en een product vervaardigt onder zijn eigen naam of merk, of laat een product ontwerpen of vervaardigen dat hij onder zijn naam of merk op het grondgebied verhandelt of bestemt voor eigen gebruik;b) is gevestigd op het grondgebied en een product op het grondgebied wederverkoopt of bestemt voor eigen gebruik dat door andere leveranciers is geproduceerd onder zijn eigen naam of merk .Daarbij wordt de wederverkoper niet als producent van het product aangemerkt als het merkteken van de producent, vermeld in punt a), op het product zichtbaar is; c) is gevestigd op het grondgebied en brengt beroepsmatig voor het eerst op het grondgebied een product op de markt, al dan niet voor eigen gebruik;d) is gevestigd buiten het grondgebied en een product via verkoop op afstand rechtstreeks aan particuliere huishoudens op het grondgebied verkoopt. Diegene die uitsluitend voorziet in financiering op grond van of in het kader van een financieringsovereenkomst, en die de voor- en nadelen verbonden aan de eigendom niet draagt, wordt niet als producent van het product aangemerkt, tenzij hij ook optreedt als producent als vermeld in punt a) tot en met d);" 5° in paragraaf 2 wordt een punt 77° /1 ingevoegd, dat luidt als volgt: "77° /1 sorteerinrichting voor bouw- en sloopafval: een vergunde inrichting voor het uitsorteren van bouw- en sloopafval via een aparte installatie.De sortering is een aparte activiteit en vindt plaats voor het eventuele breekproces;"; 6° in paragraaf 2 wordt punt 79° vervangen door wat volgt: "79° sorteerzeefzand: het zand dat ontstaat bij het zeven van puin bij een vergunde sorteerinrichting voor bouw- en sloopafval;"; 7° in paragraaf 2 wordt een punt 79° /1 ingevoegd, dat luidt als volgt: "79° /1 thuisverzorging: de geneeskundige of diergeneeskundige behandelingen in het huis van de belanghebbende, verstrekt door de beoefenaar van een geneeskundig beroep, al dan niet in georganiseerd verband;"; 8° aan paragraaf 2 wordt een punt 95° toegevoegd, dat luidt als volgt: "95° bouw- en sloopmateriaal: materiaal afkomstig van bouw-, infrastructuur-, sloop-, ontmantelings- of renovatiewerken."; 9° er wordt een paragraaf 3/1 ingevoegd, die luidt als volgt: " § 3/1.Voor de toepassing van onderafdeling 3.4.4 van hoofdstuk 3 en onderafdeling 5.2.5 van hoofdstuk 5 wordt verstaan onder: 1° actief implanteerbaar medisch hulpmiddel: een actief implanteerbaar medisch hulpmiddel als vermeld in het koninklijk besluit van 15 juli 1997 betreffende de actieve implanteerbare medische hulpmiddelen, dat EEA is;2° afzondering: de manuele, mechanische, chemische of metallurgische behandeling die ervoor zorgt dat gevaarlijke stoffen, mengsels en onderdelen tijdens het verwerkingsproces in een identificeerbare stroom of als identificeerbaar deel van een stroom zijn afgescheiden. Stoffen, mengsels of onderdelen zijn identificeerbaar als zij kunnen worden gemonitord om te verifiëren dat zij worden verwerkt op een wijze die veilig is voor het milieu; 3° distributeur van EEA: elke natuurlijke persoon of rechtspersoon die deel uitmaakt van de toeleveringsketen en EEA op de markt brengt.Een distributeur van EEA kan tezelfdertijd een producent van EEA als vermeld in 16° zijn; 4° gebruikte EEA: EEA dat al is gebruikt, maar dat niet noodzakelijk een afvalstof is;5° grote, niet-verplaatsbare industriële werktuigen: een groot geheel van machines, apparatuur en/of onderdelen die samenwerken voor een bepaalde toepassing, op een vaste plaats door vakmensen worden geïnstalleerd of afgebroken, en door vakmensen worden gebruikt en onderhouden in een industriële productieomgeving of een centrum voor onderzoek en ontwikkeling;6° grote, vaste installatie: een grootschalig samenstel van diverse typen apparaten en eventueel andere hulpmiddelen die cumulatief voldoen aan de volgende voorwaarden: a) ze wordt door vakmensen gemonteerd, geïnstalleerd en afgebroken;b) ze is bestemd voor permanent gebruik als onderdeel van een gebouw of een structuur op een vooraf bepaalde en speciaal daarvoor bestemde plaats;c) ze kan uitsluitend door dezelfde speciaal ontworpen apparatuur vervangen worden;7° heel kleine afgedankte EEA: afgedankte EEA met buitenafmetingen van ten hoogste 25 cm;8° hergebruikcentrum voor EEA: een rechtspersoon of natuurlijke persoon die beroepsmatig afgedankte EEA opslaat, sorteert en scheidt in potentieel herbruikbare afgedankte EEA en niet-herbruikbare afgedankte EEA, en die potentieel herbruikbare afgedankte EEA voorbereidt voor hergebruik;9° huishoudelijke afgedankte EEA: afgedankte EEA die afkomstig is van particuliere huishoudens en afgedankte EEA die afkomstig is van commerciële, industriële, institutionele en andere bronnen en die volgens de aard en hoeveelheid met die van particuliere huishoudens vergelijkbaar is.Afval van EEA die waarschijnlijk zowel door particuliere huishoudens als door andere gebruikers dan particuliere huishoudens wordt gebruikt, wordt in elk geval als huishoudelijk afgedankte EEA beschouwd; 10° in de handel brengen van EEA: het voor het eerst beroepsmatig op de markt brengen van een product op het grondgebied;11° medisch hulpmiddel: een medisch hulpmiddel of hulpstuk als vermeld in het koninklijk besluit van 18 maart 1999 betreffende medische hulpmiddelen, dat EEA is;12° medisch hulpmiddel voor in-vitrodiagnostiek: een hulpmiddel of hulpstuk voor in-vitrodiagnostiek als vermeld in het koninklijk besluit van 14 november 2001 betreffende medische hulpmiddelen voor in-vitrodiagnostiek, dat EEA is;13° niet voor de weg bestemde mobiele machine: een machine met een interne krachtbron, waarvan de werking ofwel mobiliteit vereist, ofwel permanente of semipermanente beweging tussen een reeks vaste werklocaties tijdens het werk;14° op de markt brengen van EEA: het in het kader van een commerciële activiteit, al dan niet tegen betaling, verstrekken van een product met het oog op distributie, consumptie of gebruik; 15° percentage van nuttige toepassing en voorbereiding voor hergebruik en recyclage: dat cijfer wordt berekend voor elke categorie overeenkomstig artikel 3.4.4.2 door het gewicht van de afgedankte EEA dat de inrichting voor nuttige toepassing of voorbereiding voor hergebruik en recyclage binnenkomt, na passende verwerking overeenkomstig artikel 5.2.5.3, te delen door het gewicht van alle gescheiden ingezamelde AEEA voor elke categorie, uitgedrukt als percentage; 16° producent van EEA: elke natuurlijke persoon of rechtspersoon die ongeacht de gebruikte verkooptechniek, met inbegrip van verkoop op afstand overeenkomstig de wet van 6 april 2010 betreffende marktpraktijken en consumentenbescherming: a) is gevestigd op het grondgebied en een product vervaardigt onder zijn eigen naam of merk, of laat een product ontwerpen of vervaardigen dat hij onder zijn naam of merk op het grondgebied verhandelt;b) is gevestigd op het grondgebied en een product wederverkoopt dat door andere leveranciers is geproduceerd onder zijn eigen naam of merk.Daarbij wordt de wederverkoper niet als producent van het product aangemerkt als het merkteken van de producent, vermeld in punt a), op het product zichtbaar is; c) is gevestigd op het grondgebied en brengt beroepsmatig een product op de markt;d) is gevestigd buiten het grondgebied en een product via verkoop op afstand rechtstreeks aan particuliere huishoudens of aan andere gebruikers dan particuliere huishoudens op het grondgebied verkoopt. Diegene die uitsluitend voorziet in financiering op grond van of in het kader van een financieringsovereenkomst, en die de voor- en nadelen verbonden aan de eigendom niet draagt, wordt niet als producent van het product aangemerkt, tenzij hij ook optreedt als producent als vermeld in punt a) tot en met d); 17° professionele afgedankte EEA: alle afgedankte EEA die niet als huishoudelijk afgedankte EEA aangemerkt kunnen worden.".

Art. 11.In artikel 2.2.2 van hetzelfde besluit wordt tussen het eerste en het tweede lid een lid ingevoegd, dat luidt als volgt: "Als een materiaal niet voldoet aan de specifieke criteria vastgesteld in afdeling 2.3 kan ze slechts toegelaten worden, mits er vanuit milieuoogpunt valabele argumenten zijn en hiervoor een grondstofverklaring wordt bekomen.".

Art. 12.In artikel 2.2.3 van hetzelfde besluit wordt het derde lid opgeheven.

Art. 13.In artikel 2.2.6 van hetzelfde besluit wordt voor het eerste lid een lid ingevoegd, dat luidt als volgt: "Een grondstofverklaring wordt alleen afgeleverd voor een specifiek materiaal dat wordt geproduceerd door een specifieke producent of dat voortkomt uit een specifiek productieproces, en waarvoor een specifieke toepassing wordt beoogd.".

Art. 14.In artikel 2.2.8, § 2, eerste lid, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 1 maart 2013, wordt de zinsnede "en onderafdeling 2.3" opgeheven.

Art. 15.In artikel 2.3.1.1 van hetzelfde besluit wordt het derde lid opgeheven.

Art. 16.Artikel 2.3.1.3 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt: "Art. 2.3.1.3. § 1. Gft-compost, groencompost en het eindmateriaal van de biologische behandeling van organisch-biologische afvalstoffen moeten geproduceerd worden in een vergunde inrichting voor de biologische verwerking van organisch-biologische afvalstoffen die beschikt over een keuringsattest. § 2. De biologische verwerking van organisch-biologische afvalstoffen is onderworpen aan het kwaliteitsgarantiesysteem Meststoffen-Bodemverbeterende Middelen. Het kwaliteitsgarantiesysteem heeft tot doel te garanderen dat afvalstoffen worden omgezet in kwalitatief hoogwaardige eindmaterialen voor nuttige toepassing. Het kwaliteitsgarantiesysteem wordt beheerd door de OVAM. Het kwaliteitsgarantiesysteem wordt goedgekeurd bij ministerieel besluit en wordt bij uittreksel bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad. § 3. De inrichtingen voor de biologische verwerking van organisch-biologische afvalstoffen met het oog op de productie van bodemverbeterende middelen en/of meststoffen vergoeden de OVAM voor de ontwikkeling en het beheer van het kwaliteitsgarantiesysteem. De minister kan bindende voorschriften vaststellen voor de berekening van de vergoeding. Ze worden opgesteld in overleg met de betrokken partners. § 4. Het keuringsattest, vermeld in paragraaf 1, wordt afgeleverd door een certificeringsinstelling overeenkomstig het kwaliteitsgarantiesysteem Meststoffen-Bodemverbeterende Middelen. Een certificeringsinstelling wordt erkend door de minister, na advies van de OVAM. De procedure is opgenomen in het Algemeen Reglement van de Certificering. § 5. De certificeringsinstellingen voeren de certificeringsactiviteiten op het terrein uit zoals beschreven in het kwaliteitsgarantiesysteem Meststoffen-Bodemverbeterende Middelen. Hun taken zijn: 1° de uitvoering en opvolging van monsternemingen, analyses en audits conform het Algemeen Reglement van de Certificering;2° de aflevering, schorsing of intrekking van keuringsattesten conform het Algemeen Reglement van de Certificering;3° de rapportering aan de OVAM, onder meer door: a) een maandelijks overzicht van de afgeleverde, geschorste of ingetrokken keuringsattesten;b) verslagen van audits en actieplannen die opgelegd zijn naar aanleiding van non-conformiteiten bij vergunde inrichtingen voor het verwerken van organisch-biologische afvalstoffen, om hun keuringsattest te verkrijgen of te behouden;c) jaarlijkse rapportering over de certificeringsactiviteiten. § 6. Het Algemeen Reglement van de Certificering wordt goedgekeurd bij ministerieel besluit en wordt bij uittreksel bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad. Het bestaat uit een organisatorisch deel waarin voorwaarden voor de certificeringsinstellingen zijn opgenomen en uit een uitvoerend deel met voorwaarden voor de inrichtingen voor de biologische verwerking van organisch-biologische afvalstoffen. § 7. De OVAM houdt als onafhankelijk toezichtsorgaan toezicht op het kwaliteitsgarantiesysteem Meststoffen-Bodemverbeterende Middelen.

De OVAM zal onder meer de volgende taken uitvoeren: 1° toezicht houden op het Algemeen Reglement van de Certificering en op het kwaliteitsgarantiesysteem; 2° behandelen van de beroepen tegen beslissingen over de verlening, schorsing of intrekking van de keuringsattesten.".

Art. 17.In artikel 2.3.2.1 van hetzelfde besluit wordt paragraaf 2 vervangen door wat volgt: " § 2. In afwijking van paragraaf 1 hoeven de materialen, vermeld in bijlage 2.2, afdeling 2, meer bepaald asfaltgranulaat, gerecycleerde bitumineuze granulaten, brekerzeefzand van asfalt en brekerzand van asfalt, niet te voldoen aan de parameter minerale olie.

Onder pak-houdend brekerzeefzand van asfalt en pak-houdend brekerzand van asfalt wordt verstaan dat de norm voor een van de polycyclische aromatische koolwaterstoffen, vermeld in bijlage 2.3.2.A, wordt overschreden.

Voor de bepaling van het pak-gehalte in asfaltgranulaat is alleen de pak-spray-test van toepassing. Als bij gebruik van de pak-spraytest een gele verkleuring wordt verkregen, is het asfaltgranulaat pak-houdend. In afwijking van paragraaf 1 hoeft de voormelde pak-houdende grondstof niet te voldoen aan de parameters pak bij gebruik overeenkomstig artikel 5.3.3.4. Als bij gebruik van de pak-spraytest geen gele verkleuring wordt verkregen, is het asfaltgranulaat niet pak-houdend.".

Art. 18.In artikel 2.3.2.2 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° aan het tweede lid wordt de volgende zin toegevoegd: "Het eenheidsreglement voor gerecycleerde granulaten wordt bij uittreksel bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad."; 2° tussen het tweede en het derde lid wordt een lid ingevoegd, dat luidt als volgt: "Het puin, dat aangeleverd wordt met een sloopattest, kan door de producent van gerecycleerde granulaten verwerkt worden zonder te voldoen aan de uitgebreide procedure voor de keuring van gerecycleerde granulaten, opgenomen in de bepalingen van de bijlage bij het ministerieel besluit van 25 juli 2011 houdende de goedkeuring van het eenheidsreglement gerecycleerde granulaten.

Art. 19.In artikel 2.3.2.3 van hetzelfde besluit wordt paragraaf 1 opgeheven.

Art. 20.In artikel 2.4.2.4, derde lid, van hetzelfde besluit wordt de zinsnede ", vermeld in artikel 2.4.2.3, § 2" opgeheven.

Art. 21.In artikel 3.1.1, eerste lid, van hetzelfde besluit wordt punt 9° opgeheven.

Art. 22.In artikel 3.2.1.1 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° paragraaf 3 wordt vervangen door wat volgt: " § 3.Tenzij anders is vermeld in de afdelingen 3.3 en 3.4, worden de huishoudelijke afvalstoffen ingezameld in samenwerking met de gemeenten.

De producenten dragen in het geval, vermeld in het eerste lid, de nettokosten ten laste voor de inzameling en scheiding van de afvalstoffen die onderworpen zijn aan de aanvaardingsplicht en die werden ingezameld via de gemeentelijke inzamelkanalen. De vergoeding van de nettokosten wordt onderling afgesproken. Als geen akkoord wordt bereikt, kan de minister, na advies van de OVAM, bindende voorschriften vaststellen voor de aanrekening van die kosten. Die voorschriften bevatten onder meer een lijst van te vergoeden kosten.

Ze worden opgesteld in overleg met de betrokken partners.

Om recht te hebben op de vergoeding, vermeld in het tweede lid, moet de inzameling gratis zijn voor de consument."; 2° er wordt een paragraaf 4/1 ingevoegd, die luidt als volgt: " § 4/1.De producent waarvoor de aanvaardingsplicht geldt, kan bijkomende inzamelkanalen opzetten voor de afvalstoffen waarop de aanvaardingsplicht van toepassing is. De producenten kunnen daarbij een beroep doen op derden om bepaalde taken uit te voeren.

De inzamelkanalen, vermeld in het eerste lid, moeten voldoen aan de volgende voorwaarden: 1° de afvalstoffen worden opgeslagen zonder schade of verontreiniging van mens, milieu of directe omgeving;2° bij de opslag wordt gezorgd voor een georganiseerde regelmatige afvoer van de afvalstoffen;3° de afvalstoffen worden ingezameld conform de wettelijke bepalingen;4° het inzamelsysteem draagt bij tot een duurzaam materialenbeheer;5° een zekere continuïteit van de inzameling wordt gegarandeerd. De inzamelkanalen, vermeld in het eerste lid, worden goedgekeurd door de OVAM. Een schriftelijke beschrijving van het inzamelsysteem, de inzamelpunten, de deelnemende actoren en hun verantwoordelijkheden wordt aan de OVAM voorgelegd. De OVAM heeft 30 dagen de tijd om dergelijke inzamelkanalen al dan niet goed te keuren. Als de OVAM om aanvullende informatie verzoekt, kan de termijn maximaal met één maand worden verlengd. Die termijn gaat in vanaf de datum van de ontvangst van alle opgevraagde informatie.

De producent informeert de gemeenten en intercommunales: 1° over elke goedkeuring van een inzamelkanaal dat actief is op hun grondgebied; 2° jaarlijks over de hoeveelheid afvalstoffen die de inzamelkanalen hebben ingezameld en de wijze van verwerking."; 3° paragraaf 5 wordt vervangen door wat volgt: " § 5.Iedere natuurlijke persoon of rechtspersoon is verantwoordelijk voor de financiering van de verplichtingen die de aanvaardingsplicht voor hem meebrengt. De financiering kan worden georganiseerd via een collectieve of individuele regeling.".

Art. 23.In artikel 3.2.1.2 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in paragraaf 1, 2° wordt de zinsnede "in het decreet van 15 juni 1994 betreffende de milieubeleidsovereenkomsten" vervangen door de zinsnede "in titel VI van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid"; 2° in paragraaf 2, eerste lid wordt punt 5° vervangen door wat volgt: "5° maatregelen voor de vergoeding van de gemeentelijke inzamelkanalen;".

Art. 24.In artikel 3.2.1.3, § 1, tweede lid, 2°, van hetzelfde besluit wordt tussen de woorden "of -makelaars" en de woorden "en verwerkers" de zinsnede ", hergebruikcentra" ingevoegd.

Art. 25.In hetzelfde besluit, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 4 mei 2012, 16 november 2012, 1 maart 2013, 21 juni 2013 en 29 november 2013, wordt een artikel 3.2.1.5 ingevoegd, dat luidt als volgt: "Art. 3.2.1.5. Elke natuurlijke persoon of rechtspersoon die gevestigd is buiten het grondgebied en die, via verkoop op afstand, rechtstreeks verkoopt aan particuliere huishoudens op het grondgebied, wijst een op het grondgebied gevestigde natuurlijke persoon of rechtspersoon aan als gevolmachtigde die verantwoordelijk is voor het nakomen van de verplichtingen van de producent die uit dit besluit voortvloeien.

Elke natuurlijke persoon of rechtspersoon die gevestigd is buiten het grondgebied en die, ongeacht de verkooptechniek, verkoopt aan andere personen dan particuliere huishoudens of andere gebruikers dan particuliere op het grondgebied, kan een op het grondgebied gevestigde natuurlijke persoon of rechtspersoon aanduiden als gevolmachtigde die verantwoordelijk is voor het nakomen van de verplichtingen van de producent die uit dit besluit voortvloeien.

De op het grondgebied gevestigde gevolmachtigde is onderworpen aan dezelfde verplichtingen als de producent.

Een gevolmachtigde wordt aangewezen via een schriftelijke volmacht vooraleer er producten op de markt worden gebracht. Bij de aanduiding van een gevolmachtigde en bij beëindiging van die volmacht wordt de OVAM onmiddellijk door beide partijen schriftelijk op de hoogte gebracht en wordt er een nieuwe gevolmachtigde aangewezen.".

Art. 26.In artikel 3.2.2.1, eerste lid, van hetzelfde besluit wordt punt 1° vervangen door wat volgt: "1° de milieubeleidsovereenkomst wordt gesloten overeenkomstig titel VI van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid. Elke betrokken overkoepelende representatieve organisatie van ondernemingen tekent daarbij voor de engagementen die voortvloeien uit de wettelijke verplichtingen van haar leden;".

Art. 27.In artikel 3.2.3.1, eerste lid, 1°, a), van hetzelfde besluit wordt het woord "btw-nummer" vervangen door het woord "ondernemingsnummer".

Art. 28.In artikel 3.2.3.4, 1°, van hetzelfde besluit wordt het woord "btw-nummer" vervangen door het woord "ondernemingsnummer".

Art. 29.In hetzelfde besluit, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 4 mei 2012, 16 november 2012, 1 maart 2013, 21 juni 2013 en 29 november 2013, wordt een artikel 3.3.6 ingevoegd, dat luidt als volgt: "Artikel 3.3.6. Iedere natuurlijke persoon of rechtspersoon, die via een collectief plan onderworpen is aan de uitgebreide producentenverantwoordelijkheid, kan andere inzamelkanalen naast de gemeentelijke inzamelkanalen opzetten voor huishoudelijke afvalstoffen waarop het collectief plan van toepassing is. De natuurlijke personen en rechtspersonen kunnen daarbij een beroep doen op derden om bepaalde taken uit te voeren.

De inzamelkanalen, vermeld in het eerste lid, moeten voldoen aan de volgende voorwaarden: 1° het inzamelsysteem kan alleen opgezet worden bij de eindverkopers van de huishoudelijke producten waarvan de afvalstoffen het toepassingsgebied vormen van het collectief plan;2° de afvalstoffen worden opgeslagen zonder schade of verontreiniging van mens, milieu of directe omgeving;3° bij de opslag wordt gezorgd voor een georganiseerde regelmatige afvoer van de afvalstoffen;4° de afvalstoffen worden ingezameld conform de wettelijke bepalingen;5° het inzamelsysteem draagt bij tot een duurzaam materialenbeheer;6° een zekere continuïteit van de inzameling wordt gegarandeerd. De inzamelkanalen, vermeld in het eerste lid, worden goedgekeurd door de OVAM. Een schriftelijke beschrijving van het inzamelsysteem, de inzamelpunten, de deelnemende actoren en hun verantwoordelijken wordt aan de OVAM voorgelegd. De OVAM heeft 30 dagen de tijd om dergelijke inzamelkanalen al dan niet goed te keuren. Als de OVAM om aanvullende informatie verzoekt, kan de termijn maximaal met een maand worden verlengd. Die termijn gaat in vanaf de datum van de ontvangst van alle opgevraagde informatie.

De natuurlijke persoon of rechtspersoon die een inzamelkanaal als vermeld in het eerste lid heeft opgezet, rapporteert jaarlijks voor 1 april aan de OVAM: 1° over de aard en hoeveelheid ingezamelde afvalstoffen;2° over de wijze van verwerking van de ingezamelde afvalstoffen. De OVAM informeert de gemeenten en de intercommunales: 1° over elke goedkeuring van een inzamelkanaal dat actief is op hun grondgebied; 2° jaarlijks over de door die inzamelkanalen ingezamelde hoeveelheid afvalstoffen en de wijze van verwerking.".

Art. 30.Artikel 3.4.1.1 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt: "Art. 3.4.1.1. Stickers die de OVAM heeft geaccepteerd en die worden gebruikt om aan te geven dat in een brievenbus al dan niet reclamedrukwerk of gratis regionale pers mag worden gestoken, worden gerespecteerd.".

Art. 31.Artikel 3.4.1.2 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt: "Art. 3.4.1.2. De sector van de uitgevers van gratis regionale pers: 1° stelt gratis stickers ter beschikking van de mensen die dat willen ter beperking van de verspreiding van ongewenst reclamedrukwerk en gratis regionale pers;2° rapporteert aan de OVAM over het aantal verdeelde stickers en het gebruik van de stickers. Er wordt een overeenkomst, die de modaliteiten van deze bepalingen vastlegt, gesloten tussen de OVAM en de sector van de uitgevers van gratis regionale pers indien een van de partijen hiertoe verzoekt.".

Art. 32.Artikel 3.4.1.3 tot en met 3.4.1.6 van hetzelfde besluit worden opgeheven.

Art. 33.In artikel 3.4.3.2 van hetzelfde besluit wordt punt 3° vervangen door wat volgt: "3° het totale percentage hergebruik, loopvlakvernieuwing en recyclage van de ingezamelde banden minstens 55 % bedraagt;".

Art. 34.In hetzelfde besluit, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 4 mei 2012, 16 november 2012, 1 maart 2013 en 29 november 2013, wordt onderafdeling 3.4.4, die bestaat uit artikel 3.4.4.1 tot en met 3.4.4.8, vervangen door wat volgt: "Onderafdeling 3.4.4. Afgedankte elektrische en elektronische apparatuur Art. 3.4.4.1. § 1. Voor afgedankte EEA wordt de uitgebreide producentenverantwoordelijkheid ingevuld door middel van de aanvaardingsplicht, vermeld in afdeling 3.2. Met behoud van de uitzonderingen, vermeld in paragraaf 2 en 3, is de aanvaardingsplicht van toepassing op: 1° de grote huishoudelijke apparaten (categorie 1) vanaf 1 juli 1999;2° de kleine huishoudelijke apparaten (categorie 2) vanaf 1 juli 1999;3° de IT- en telecommunicatieapparatuur (categorie 3) vanaf 1 juli 1999;4° de consumentenapparatuur (categorie 4) vanaf 1 juli 1999;5° de afgedankte fotovoltaïsche zonnepanelen (categorie 4) vanaf 1 januari 2013;6° de afgedankte huishoudelijke en niet-huishoudelijke verlichtingsapparatuur (categorie 5) vanaf 1 januari 2004;7° de gasontladingslampen (categorie 5) vanaf 1 juli 2005;8° het elektrisch en elektronisch tuingereedschap, met uitzondering van grote, niet-verplaatsbare industriële installaties (categorie 6) vanaf 1 juli 1999;9° ander elektrisch en elektronisch gereedschap, met uitzondering van grote, niet-verplaatsbare industriële installaties (categorie 6) vanaf 1 januari 2004;10° het speelgoed en de apparatuur voor sport en ontspanning (categorie 7) vanaf 1 januari 2004;11° de medische hulpmiddelen, met uitzondering van alle geïmplanteerde en geïnfecteerde producten (categorie 8) vanaf 13 augustus 2005;12° de meet- en controle-instrumenten (categorie 9) vanaf 1 januari 2004;13° de automaten (categorie 10) vanaf 13 augustus 2005;14° de professionele afgedankte EEA (van categorie 1 tot en met 10) vanaf 13 augustus 2005;15° alle afgedankte EEA die niet zijn opgenomen in de categorieën, vermeld in punt 1° tot en met 14°, vanaf 15 augustus 2018. § 2. De aanvaardingsplicht is niet van toepassing op de volgende apparatuur: 1° de apparatuur die noodzakelijk is voor de bescherming van de wezenlijke belangen van de veiligheid van lidstaten, met inbegrip van wapens, munitie en oorlogsmateriaal voor specifiek militaire doeleinden;2° de apparatuur die specifiek is ontworpen en geïnstalleerd om deel uit te maken van andere apparatuur die is uitgesloten van de aanvaardingsplicht of niet onder het toepassingsgebied van de aanvaardingplicht valt, en die haar functie alleen kan vervullen als ze deel uitmaakt van die laatst vermelde apparatuur;3° de gloeilampen. § 3. Vanaf 15 augustus 2018 is de aanvaardingsplicht bovendien niet van toepassing op: 1° de apparatuur die is ontworpen om de ruimte ingestuurd te worden;2° de grote, niet-verplaatsbare industriële werktuigen;3° de grote, vaste installaties, met uitzondering van apparatuur die zich in zulke installaties bevindt, maar die niet specifiek is ontworpen en geïnstalleerd als onderdeel van zulke installaties;4° de vervoermiddelen voor personen of goederen, uitgezonderd elektrische voertuigen op twee wielen waarvoor geen type goedkeuring is verleend;5° de niet voor de weg bestemde mobiele machines die uitsluitend voor beroepsmatig gebruik ter beschikking zijn gesteld;6° de apparatuur die speciaal is ontworpen en uitsluitend dient voor doeleinden van onderzoek en ontwikkeling en die alleen door een bedrijf aan een ander bedrijf ter beschikking wordt gesteld;7° de medische hulpmiddelen en medische hulpmiddelen voor in-vitrodiagnostiek, als die hulpmiddelen naar verwachting vóór het einde van hun levensduur infectieus zijn en niet gedesinfecteerd kunnen worden, en actieve implanteerbare medische hulpmiddelen. § 4. Distributeurs van EEA die beschikken over een verkoopoppervlak voor EEA van ten minste 400 m2, zorgen in de onmiddellijke nabijheid voor de inzameling, die gratis is voor de laatste houder van heel kleine afgedankte EEA, zonder de verplichting EEA van een vergelijkbaar type te kopen. De producenten van EEA stellen daarvoor gratis een aangepast inzamelrecipiënt ter beschikking. De distributeur van EEA plaatst dat inzamelrecipiënt op een duidelijk zichtbare plaats in zijn verkoopruimte. Deze verplichting vervalt als een onderzoek, voorgelegd aan en goedgekeurd door de OVAM, uitwijst dat alternatieve bestaande of nieuwe inzamelingsregelingen waarschijnlijk minstens even doeltreffend zijn. § 5. In aanvulling op de voorwaarde, vermeld in artikel 3.2.1.1, § 4, is de aanvaarding van huishoudelijke afgedankte EEA, vermeld in artikel 3.2.1.1, § 1, § 2 en § 3, gratis, onder de volgende cumulatieve voorwaarden: 1° de apparatuur alle onderdelen bevat die noodzakelijk zijn voor het functioneren van het apparaat;2° de apparatuur geen afvalstoffen bevat die vreemd zijn aan het afgedankte EEA;3° de apparatuur geen verontreinigingen bevat die een risico voor de gezondheid en de veiligheid van het personeel bij de inleveringspunten opleveren, gelet op de geldende veiligheids- en gezondheidsvoorschriften. Als aan de voorwaarde, vermeld in het eerste lid, 1°, niet is voldaan, kunnen kosten worden bedongen in verhouding tot het gebrek.

Zolang niet aan de voorwaarden, vermeld in het eerste lid, 2° of 3°, is voldaan, kan de aanvaarding geweigerd worden. § 6. In afwijking van artikel 3.2.1.1, § 3, is de samenwerking met de gemeenten voor de inzameling van afgedankte professionele EEA en afgedankte fotovoltaïsche zonnepanelen niet verplicht.

Art. 3.4.4.2. Elektrische en elektronische apparatuur wordt ingedeeld in de volgende tien categorieën: 1° categorie 1: de grote huishoudelijke apparaten;2° categorie 2: de kleine huishoudelijke apparaten;3° categorie 3: de IT- en telecommunicatieapparatuur;4° categorie 4: de consumentenapparatuur en fotovoltaïsche zonnepanelen;5° categorie 5: de verlichtingsapparatuur;6° categorie 6: het elektrisch en elektronisch gereedschap, met uitzondering van grote, niet-verplaatsbare industriële installaties;7° categorie 7: het speelgoed en de ontspannings- en sportapparatuur;8° categorie 8: de medische hulpmiddelen, met uitzondering van alle geïmplanteerde en geïnfecteerde producten;9° categorie 9: de meet- en controle-instrumenten;10° categorie 10: de automaten. Vanaf 15 augustus 2018 wordt elektrische en elektronische apparatuur ingedeeld in de volgende zes categorieën: 1° categorie 1: de warmte of koude -uitwisselende apparatuur;2° categorie 2: de schermen-, monitors en apparatuur met schermen die een oppervlakte hebben van meer dan 100 cm2;3° categorie 3: de lampen, inclusief led lampen;4° categorie 4: de grote apparatuur met een buitenafmeting van meer dan 50 cm;5° categorie 5: de kleine apparatuur met een buitenafmeting van ten hoogste 50 cm;6° categorie 6: de kleine IT- en telecommunicatieapparatuur met een buitenafmeting van ten hoogste 50 cm. De minister kan een lijst vaststellen van de apparatuur die onder de categorieën, vermeld in het eerste en tweede lid, vallen.

Art. 3.4.4.3. Aanvullend op de voorwaarden, vermeld in artikel 3.2.1.3, § 1, tweede lid, 1°, 2° en 3°, geldt dat de onafhankelijke keuringsinstelling geaccrediteerd moet zijn overeenkomstig ISO 17020.

De kosten van de validatie van de cijfergegevens van producenten van EEA, inzamelaars, afvalstoffenhandelaars of -makelaars, hergebruikcentra en verwerkers die in het kader van de aanvaardingsplicht een contract hebben met een beheersorganisme of de producent van EEA, worden gedragen door het beheersorganisme of de producent van EEA. Als echter een zware fout of nalatigheid wordt vastgesteld, zijn de kosten ten laste van de contractant.

Art. 3.4.4.4. Voor de financiering van de aanvaardingplicht geldt: 1° voor huishoudelijke afgedankte EEA: a) wat producten betreft die na de startdatum van de aanvaardingsplicht op de markt gebracht werden, is elke producent verantwoordelijk voor de financiering van de aanvaardingsplicht.De producent kan kiezen tussen een collectieve regeling en een individuele regeling; b) de verantwoordelijkheid voor de financiering van de kosten van het beheer van afgedankte EEA die voor de startdatum van de aanvaardingsplicht op de markt zijn gebracht, berust bij een of meer systemen waaraan alle producenten die op de markt aanwezig zijn op het tijdstip waarop die kosten ontstaan, naar evenredigheid bijdragen, bijvoorbeeld naar evenredigheid van hun marktaandeel voor de apparatuur in kwestie;c) de producenten stellen een financiële zekerheid waaruit blijkt dat het beheer van de afgedankte EEA zal worden gefinancierd als ze een product op de markt brengen.De financiële zekerheid heeft betrekking op de financiering van de inzameling en de milieuhygiënisch verantwoorde verwerking van dat product. Ze kan de vorm hebben van een recyclageverzekering, een geblokkeerde bankrekening of een deelneming van de producent aan passende financiële regelingen voor de financiering van het beheer van afgedankte EEA; d) de producenten zorgen voor een passende regeling of vergoedingsprocedure voor de terugbetaling van de bijdragen aan de distributeur van EEA als er EEA worden uitgevoerd;2° voor professionele afgedankte EEA: a) voor producten die vanaf 13 augustus 2005 op de markt gebracht worden, is elke producent verantwoordelijk voor de financiering van de inzameling en de milieuhygiënisch verantwoorde verwerking van de afgedankte EEA die afkomstig zijn van andere dan particuliere huishoudens;b) voor de historische voorraad van producten die voor 13 augustus 2005 op de markt werden gebracht en die worden vervangen door nieuwe, gelijkwaardige producten met dezelfde functie, worden de kosten gedragen door de producenten van die nieuwe producten op het moment dat ze worden geleverd.Voor de andere historische voorraad worden de kosten gedragen door de andere gebruikers dan particuliere huishoudens; c) producenten en andere gebruikers dan particuliere huishoudens kunnen met behoud van de toepassing van de bepalingen van dit artikel andere financieringsregelingen overeenkomen.Die voorwaarden worden duidelijk opgenomen in de verkoopsovereenkomst of de offerte van het nieuwe product.

Art. 3.4.4.5. De afgedankte EEA die met toepassing van de aanvaardingsplicht, vermeld in artikel 3.2.1.1, in ontvangst worden genomen, alsook de afgedankte EEA die door of in opdracht van de gemeenten worden ingezameld, worden met het oog op het hergebruik in de eerste plaats gescheiden in potentieel herbruikbare afgedankte EEA enerzijds, en niet-herbruikbare afgedankte EEA anderzijds, op basis van een visuele voorselectie op herbruikbaarheid ervan voor hetzelfde doel.

De eindverkopers, tussenhandelaars, producenten van EEA, alsook de gemeenten, kunnen voor de scheiding, vermeld in het eerste lid, een beroep doen op kringloopcentra en hergebruikcentra voor EEA. De visuele voorselectie op herbruikbaarheid, alsook de verdere voorbereiding op hergebruik, gebeurt overeenkomstig artikel 5.2.5.8 en 5.2.5.10.

Art. 3.4.4.6. De minimale inzameldoelstelling van afgedankte EEA met toepassing van de aanvaardingsplicht bedraagt 11 kg per inwoner per jaar. Het totale gewicht van het ingezamelde afgedankte EEA neemt geleidelijk aan toe, tenzij het inzamelingspercentage, vermeld in het tweede lid, al werd bereikt.

Vanaf januari 2016 bedraagt het inzamelpercentage 45 %, berekend op basis van het totale gewicht van de afgedankte EEA die in de loop van een gegeven jaar is ingezameld, uitgedrukt als percentage van de jaarlijkse gemiddelde gewichtshoeveelheid EEA die de voorgaande drie jaren in de handel werd gebracht.

Vanaf 1 januari 2019 bedraagt het jaarlijks te halen inzamelingspercentage 65 % ten opzichte van het gemiddelde van de gewichtshoeveelheid EEA die de voorgaande drie jaren in de handel werd gebracht, of anders 85 % ten opzichte van de hoeveelheid beschikbaar AEEA in gewicht.

De berekening van de hoeveelheid beschikbaar AEEA in gewicht, vermeld in het derde lid, kan worden vastgesteld door de minister.

Art. 3.4.4.7. Voor nuttige toepassing, voorbereiding voor hergebruik en recyclage van materialen, onderdelen en stoffen zijn de volgende doelstellingen van toepassing: 1° minimale doelstellingen, van toepassing op de categorieën, vermeld in artikel 3.4.4.2, eerste lid: a) voor afgedankte EEA die onder categorie 1 of 10 als vermeld in artikel 3.4.4.2, eerste lid, vallen, gelden de volgende twee doelstellingen: 1) 85 % wordt nuttig toegepast;2) 80 % wordt voorbereid voor hergebruik en gerecycleerd; b) voor afgedankte EEA die onder categorie 3 of 4 als vermeld in artikel 3.4.4.2, eerste lid, vallen, gelden de volgende twee doelstellingen: 1) 80 % wordt nuttig toegepast;2) 70 % wordt voorbereid voor hergebruik en gerecycleerd; c) voor afgedankte EEA die onder categorie 2, 5, 6, 7, 8 of 9 als vermeld in artikel 3.4.4.2, eerste lid, vallen, gelden de volgende twee doelstellingen: 1) 75 % wordt nuttig toegepast;2) 70 % wordt voorbereid voor hergebruik en gerecycleerd;d) van gasontladingslampen wordt 80 % gerecycleerd;2° de verwerking leidt ertoe dat de volgende percentages van voorbereiding voor hergebruik en recyclage van materialen worden behaald: a) voor het ferrometaal: 95 %;b) voor het non-ferrometaal: 95 %;c) voor de kunststoffen: 50 %;3° de kunststoffen worden voor 80 % nuttig toegepast; 4° de afgedankte batterijen en accu's worden verwerkt overeenkomstig artikel 3.4.5.2.

Vanaf 15 augustus 2018 zijn voor nuttige toepassing, voorbereiding voor hergebruik en recyclage van materialen, onderdelen en stoffen de volgende doelstellingen van toepassing: 1° minimale doelstellingen van toepassing op de categorieën vermeld in artikel 3.4.4.2, tweede lid: a) voor afgedankte EEA die onder categorie 1 of 4 als vermeld in artikel 3.4.4.2, tweede lid, vallen, gelden de volgende twee doelstellingen: 1) 85 % wordt nuttig toegepast;2) 80 % wordt voorbereid voor hergebruik en gerecycleerd; b) voor afgedankte EEA die onder categorie 2 als vermeld in artikel 3.4.4.2, tweede lid, vallen, gelden de volgende twee doelstellingen: 1) 80 % wordt nuttig toegepast;2) 70 % wordt voorbereid voor hergebruik en gerecycleerd; c) voor afgedankte EEA die onder categorie 5 of 6 als vermeld in artikel 3.4.4.2, tweede lid, vallen, gelden de volgende twee doelstellingen: 1) 75 % wordt nuttig toegepast;2) 70 % wordt voorbereid voor hergebruik en gerecycleerd; d) voor afgedankte EEA die onder categorie 3 als vermeld in artikel 3.4.4.2, tweede lid, vallen, wordt 80 % gerecycleerd; 2° de verwerking leidt ertoe dat de volgende percentages van voorbereiding voor hergebruik en recyclage van materialen worden behaald: a) voor het ferrometaal: 95 %;b) voor het non-ferrometaal: 95 %;c) voor de kunststoffen: 50 %;3° de kunststoffen worden voor 80 % nuttig toegepast; 4° de afgedankte batterijen en accu's worden verwerkt overeenkomstig artikel 3.4.5.2.

De doelstellingen, vermeld in het eerste en het tweede lid, gelden voor elk van de categorieën, vermeld in artikel 3.4.4.2, en worden jaarlijks gerapporteerd aan de OVAM voor 1 juli overeenkomstig artikel 3.4.4.12 en 5.2.5.4.

De percentages, vermeld in het eerste en het tweede lid, worden op de twee volgende wijzen berekend: 1° de hoeveelheid van materialen die nuttig worden toegepast, worden voorbereid voor hergebruik en worden gerecycleerd;2° alleen de werkelijke hoeveelheid van materialen die nuttig werden toegepast en werden voorbereid voor hergebruik en werden gerecycleerd mogen in rekening worden genomen. Art. 3.4.4.8. Aanvullend op de verplichtingen, vermeld in artikel 3.2.1.1, § 1, zijn de eindverkopers van EEA die een elektrisch of elektronisch apparaat bij de consument aan huis leveren, verplicht om bij de levering het overeenstemmende afgedankte apparaat ter plaatse bij de consument in ontvangst te nemen.

Art. 3.4.4.9. De producenten van EEA zorgen ervoor, in het bijzonder met voorlichtingscampagnes, dat de eindgebruikers volledig worden geïnformeerd over: 1° de verplichting om afgedankte EEA selectief aan te bieden;2° de voor hen beschikbare inzamelings- en recyclagesystemen;3° hun rol bij de bevordering van hergebruik, recyclage en andere nuttige toepassing van afgedankte EEA;4° de mogelijke gevolgen voor het milieu en de volksgezondheid van de aanwezigheid van gevaarlijke bestanddelen in EEA;5° de betekenis van het symbool van de doorgestreepte vuilnisbak op wieltjes. Art. 3.4.4.10. De producenten van EEA, of de organisatie die ze daarvoor hebben aangewezen, registreren zich. Daarvoor stellen ze de volgende gegevens ter beschikking van de OVAM of van de organisatie die ze daarvoor hebben aangewezen: 1° de naam van de producent of gevolmachtigde, het postnummer en de plaats, de straatnaam en het nummer, het land, het telefoon- en faxnummer, het e-mailadres en de voor- en achternaam van een contactpersoon.In geval van een gevolmachtigde als vermeld in artikel 3.2.3.6, ook de contactgegevens van de producent die wordt vertegenwoordigd; 2° de nationale identificatiecode van de producent van EEA, met inbegrip van het ondernemingsnummer van de producent; 3° de categorie waartoe het EEA behoort, vermeld in artikel 3.4.4.2; 4° de soort EEA, huishoudelijke of professionele apparatuur;5° de merknaam van de EEA;6° de informatie over de wijze waarop de producent zijn verantwoordelijkheden nakomt, individueel of via een collectieve regeling, met inbegrip van informatie over de financiële zekerheid;7° de gebruikte verkooptechniek, bijvoorbeeld verkoop op afstand;8° de verklaring dat de verstrekte informatie in overeenstemming is met de waarheid. Art. 3.4.4.11. De producenten van EEA bepalen in overleg met de distributeur van EEA, de inzamelaar, de afvalstoffenhandelaar of -makelaar, de verwerker, het hergebruikcentrum en de kennisgever, vermeld in verordening (EG) 1013/2006 van 14 juni 2006 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de overbrenging van afvalstoffen, de modaliteiten voor het verstrekken van de informatie, vermeld in artikel 3.4.4.12. en 5.2.5.4.

De modaliteiten houden rekening met de confidentialiteit van de informatie en omvatten ook de mogelijkheid van toegang tot het systeem voor de toezichthouders en de onafhankelijke keuringsinstelling, geaccrediteerd overeenkomstig ISO 17020 in het kader van de validatie van die gegevens.

Art. 3.4.4.12. § 1. De distributeur van EEA of de organisatie die daarvoor is aangewezen, stelt voor 1 juli van elk jaar de volgende gegevens over het voorgaande kalenderjaar ter beschikking van de OVAM of van de organisatie die daarvoor is aangewezen: 1° de naam van de distributeur van EEA, het ondernemingsnummer, het postnummer en de plaats, de straatnaam en het nummer, het land, het telefoon- en faxnummer, het e-mailadres en de voor- en achternaam van een contactpersoon;2° de rapportageperiode; 3° de hoeveelheid afgedankte EEA, uitgedrukt in kilogram en aantallen EEA, huishoudelijke of professionele apparatuur en per categorie als vermeld in artikel 3.4.4.2, die op het grondgebied, dan wel binnen of buiten de Unie is overgebracht die: a) in het kader van de uitoefening van de aanvaardingsplicht werd ingezameld;b) werden aangeboden aan een inzamelaar, afvalstoffenhandelaar of -makelaar;c) werden aangeboden aan een producent van EEA;d) werden voorbereid voor hergebruik, alsook het aandeel daarvan dat uiteindelijk in hergebruik werd gebracht;e) werden aangeboden aan een vergunde verwerker van afgedankte EEA; 4° de hoeveelheden afvalstoffen die voortkomen uit de verwerking van afgedankte EEA, uitgedrukt in kilogram en opgesplitst per materiaal als vermeld in artikel 3.4.4.7, en per categorie als vermeld in artikel 3.4.4.2, die: a) werden gerecycleerd;b) op een andere wijze nuttig werden toegepast;c) werden verwijderd in installaties voor de verbranding van afvalstoffen;d) werden verwijderd door storten. De gegevens van de distributeur van EEA die aan de OVAM of aan de organisatie die daarvoor is aangewezen, worden verstrekt, worden op vraag van de OVAM gevalideerd door een onafhankelijke keuringsinstelling, geaccrediteerd overeenkomstig ISO 17020.

Als voor één of meer van de voormelde activiteiten een beroep werd gedaan op een derde, worden de volgende contactgegevens van die derde telkens vermeld: de firmanaam, het ondernemingsnummer, het adres, het telefoon- en faxnummer, het e-mailadres en de voor- en achternaam van een contactpersoon. § 2. De producent van EEA of de organisatie die daarvoor is aangewezen, stelt voor 1 juli van elk jaar de volgende gegevens over het voorgaande kalenderjaar ter beschikking van de OVAM of de organisatie die daarvoor is aangewezen: 1° de nationale identificatiecode van de producent;2° de rapportageperiode; 3° de categorie waartoe de EEA behoort, vermeld in artikel 3.4.4.2, met de aparte vermelding van de hoeveelheden, uitgedrukt in kilogram en per stuk, die op het grondgebied op de markt werden gebracht; 4° de hoeveelheid afgedankte EEA, uitgedrukt in kilogram en aantallen EEA, huishoudelijke of professionele apparatuur en per categorie als vermeld in artikel 3.4.4.2, die op het grondgebied, dan wel binnen of buiten de Unie is overgebracht die: a) in het kader van de uitoefening van de aanvaardingsplicht werden ingezameld;b) werden aangeboden aan een inzamelaar, afvalstoffenhandelaar of -makelaar;c) werden aangeboden aan een andere producent van EEA;d) werden voorbereid voor hergebruik, alsook het aandeel daarvan dat uiteindelijk in hergebruik werd gebracht;e) werden aangeboden aan een vergunde verwerker van afgedankte EEA; 5° de hoeveelheden afvalstoffen die voortkomen uit de verwerking van afgedankte EEA, uitgedrukt in kilogram en opgesplitst per materiaal als vermeld in artikel 3.4.4.7, en per categorie als vermeld in artikel 3.4.4.2, die: a) werden gerecycleerd;b) op een andere wijze nuttig werden toegepast;c) werden verwijderd in installaties voor de verbranding van afvalstoffen;d) werden verwijderd door storten. Als voor een of meer van de voormelde activiteiten een beroep werd gedaan op een derde, worden de volgende contactgegevens van die derde telkens vermeld: de firmanaam, het ondernemingsnummer, het adres, het telefoon- en faxnummer, het e-mailadres en de voor- en achternaam van een contactpersoon.

Art. 3.4.4.13. De producenten van EEA verstrekken informatie om de correcte en milieuhygiënisch verantwoorde verwerking van afgedankte EEA, inbegrepen onderhoud, voorbereiding voor hergebruik, verbetering en ombouw, te vergemakkelijken. De producenten van afgedankte EEA geven informatie voor elk in de handel gebracht nieuw type EEA over de voorbereiding voor hergebruik en de verwerking. Ze doen dat binnen het jaar nadat ze die voor de eerste keer in de handel hebben gebracht.

Voor zover de centra die de voorbereiding voor hergebruik verrichten, de verwerkings- en recyclageinrichtingen en de bevoegde overheden dat nodig hebben, bevat de informatie aanwijzingen over de verschillende onderdelen en materialen van de apparatuur, over de energielabels, alsook over de plaatsen in de apparatuur waar zich gevaarlijke stoffen en mengsels bevinden. De producenten van EEA verstrekken die informatie gratis aan de centra die de voorbereiding voor hergebruik verrichten, de verwerkings- en recyclageinrichtingen en de bevoegde overheden in de vorm van handboeken of via elektronische media.

Art. 3.4.4.14. De producenten van EEA of de organisatie die ze daarvoor hebben aangewezen, organiseren minimaal tweemaal per jaar een overleg met de verwerkers en hergebruikcentra met het oog op hergebruik en een betere recycleerbaarheid van de EEA. Art. 3.4.4.15. Elke natuurlijke persoon of rechtspersoon die gevestigd is op het grondgebied en die, via verkoop op afstand, rechtstreeks EEA verkoopt aan particuliere huishoudens of aan andere gebruikers dan particuliere huishoudens buiten het grondgebied, wijst binnen dat grondgebied een natuurlijke persoon of rechtspersoon aan als de gevolmachtigde die verantwoordelijk is voor het nakomen van de verplichtingen als producent van EEA, die uit de wetgeving van dat land met betrekking tot de uitgebreide producentenverantwoordelijkheid voortvloeien.

Elke natuurlijke persoon of rechtspersoon die gevestigd is buiten het grondgebied en die, via verkoop op afstand, rechtstreeks EEA verkoopt aan particuliere huishoudens of aan andere gebruikers dan particuliere huishoudens op het grondgebied, wijst een op het grondgebied gevestigde natuurlijke persoon of rechtspersoon aan als gevolmachtigde die verantwoordelijk is voor het nakomen van de verplichtingen van de producent van EEA die uit dit besluit voortvloeien.

Elke natuurlijke persoon of rechtspersoon die gevestigd is buiten het grondgebied en die, ongeacht de verkooptechniek, EEA verkoopt op het grondgebied, kan een op het grondgebied gevestigde natuurlijke persoon of rechtspersoon aanduiden als gevolmachtigde die verantwoordelijk is voor het nakomen van de verplichtingen van de producent van EEA die uit dit besluit voortvloeien.

De op het grondgebied gevestigde gevolmachtigde is onderworpen aan dezelfde verplichtingen als de producent van EEA. Een gevolmachtigde wordt aangewezen via een schriftelijke volmacht vooraleer er producten op de markt worden gebracht. Bij beëindiging van die volmacht wordt de OVAM onmiddellijk door beide partijen schriftelijk op de hoogte gebracht en wordt er een nieuwe gevolmachtigde aangewezen.".

Art. 35.In hetzelfde besluit, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 4 mei 2012, 16 november 2012, 1 maart 2013, 21 juni 2013 en 29 november 2013, wordt een artikel 3.4.5.5/1 ingevoegd, dat luidt als volgt: "Art. 3.4.5.5/1. De producenten van batterijen en accu's worden eenmalig geregistreerd en krijgen bij registratie een registratienummer toegekend. Voor de registratie stellen de producenten de volgende gegevens ter beschikking van de OVAM of van de organisatie die ze daarvoor hebben aangewezen: 1° de naam van de producent en, in voorkomend geval, de commerciële benamingen waaronder hij zijn activiteiten ontplooit;2° de adres(sen) van de producent: postcode en plaats, straatnaam en huisnummer, land, URL en telefoonnummer, alsook, in voorkomend geval, de contactpersoon, het fax en het e-mailadres van de producent;3° de vermelding van het type batterijen of accu's dat door de producent op de markt wordt gebracht: draagbare batterijen en accu's, industriële batterijen en accu's of autobatterijen en -accu's;4° de informatie over de wijze waarop de producent zijn verantwoordelijkheden nakomt: met een individuele of een collectieve regeling;5° de datum van de registratieaanvraag;6° de nationale identificatiecode van de producent, inclusief Europees belastingnummer of nationaal belastingnummer van de producent (facultatief);7° de verklaring dat de verstrekte informatie waarheidsgetrouw is. Bij wijziging van de geregistreerde gegevens moeten de producenten van batterijen en accu's de OVAM of de organisatie die is aangewezen voor de uitvoering van de registratie, daarvan uiterlijk een maand na de wijziging op de hoogte brengen. Als producenten niet langer actief zijn, moeten ze zich uitschrijven uit het register met een kennisgeving aan de OVAM of aan de organisatie die is aangewezen om van de registratie uit te voeren.

Als de organisatie die is aangewezen om de registratie uit te voeren, een registratievergoeding wil opleggen, moet die kostengerelateerd en evenredig zijn. De OVAM wordt dan op de hoogte gebracht van de kostenberekeningsmethodiek die toegepast is om de vergoeding vast te stellen.".

Art. 36.In artikel 3.4.5.6 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 29 november 2013, worden de woorden "worden geregistreerd en de producenten" opgeheven.

Art. 37.Artikel 3.4.7.1 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt: "Art. 3.4.7.1. Voor oude en vervallen geneesmiddelen wordt de uitgebreide producentenverantwoordelijkheid ingevuld door middel van een collectief plan als vermeld in afdeling 3.3, dat de betrokken farmaceutische bedrijven, groothandelaars-verdelers en apothekers opstellen tegen 1 juli 2014.".

Art. 38.In hetzelfde besluit, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 4 mei 2012, 16 november 2012, 1 maart 2013, 21 juni 2013 en 29 november 2013, worden een artikel 3.4.7.2 tot en met 3.4.7.5 ingevoegd, die luiden als volgt: "Art. 3.4.7.2. In het collectief plan wordt een selectieve inzameling en verwerking van oude en vervallen geneesmiddelen opgezet waarbij: 1° de apothekers verplicht zijn de oude en vervallen geneesmiddelen in ontvangst te nemen die hen door de burgers worden aangeboden;2° de groothandelaars-verdelers verantwoordelijk zijn voor de ophaling van de oude en vervallen geneesmiddelen bij de apothekers en voor de afvoer naar de verwerkingsinstallaties;3° de farmaceutische bedrijven belast zijn met de verwerking van de oude en vervallen geneesmiddelen. Art. 3.4.7.3. De actoren, vermeld in artikel 3.4.7.1, leveren de nodige sensibiliseringsinspanningen voor het welslagen van de selectieve inzameling. De ontwerpen van de sensibiliseringsacties worden minstens één maand voor de aanvang van de actie ter goedkeuring voorgelegd aan de OVAM. Art. 3.4.7.4. Er wordt een begeleidingscommissie opgericht door de actoren, vermeld in artikel 3.4.7.1. De begeleidingscommissie coördineert de uitvoering van het collectief plan en is belast met de opmaak van de jaarlijkse rapportage en actieplannen. De begeleidingscommissie komt minstens één maal per jaar samen. De OVAM wordt uitgenodigd op de vergaderingen van de begeleidingscommissie.

Art. 3.4.7.5. De begeleidingscommissie rapporteert jaarlijks voor 1 april aan de OVAM over: 1° de modaliteiten van de inzameling, de ophaling en de verwerking van de oude en vervallen geneesmiddelen;2° de hoeveelheid ingezamelde oude en vervallen geneesmiddelen en de wijze van verwerking; 3° de acties en initiatieven die werden genomen om de selectieve inzameling via de apothekers te stimuleren.".

Art. 39.In hetzelfde besluit, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 4 mei 2012, 16 november 2012, 1 maart 2013, 21 juni 2013 en 29 november 2013, wordt onderafdeling 3.4.9 opgeheven.

Art. 40.In artikel 4.3.2 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 4 mei 2012 en 16 november 2012, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° er wordt tussen het eerste en het tweede lid een lid ingevoegd, dat luidt als volgt: "De afvalstoffenproducent die bedrijfsrestafval heeft, is verplicht om met de inzamelaar, afvalstoffenhandelaar of -makelaar van het bedrijfsrestafval een contract te sluiten waarin de afvalfracties, vermeld in het eerste lid, en hun vooropgestelde inzamelwijze duidelijk vermeld worden."; 2° het tweede lid wordt vervangen door wat volgt: "In afwijking van het eerste lid mag de afvalstoffenproducent verschillende afvalfracties die in aanmerking komen voor hoogwaardige materiaalrecyclage, alsook houtafval, samenvoegen in hetzelfde recipiënt, onder de volgende cumulatieve voorwaarden: 1° het zijn droge, niet-gevaarlijke afvalfracties waarbij de samenvoeging van de fracties het uitsorteren en de hoogwaardige verwerking van de afzonderlijke afvalfracties niet verhindert;2° het recipiënt wordt overgebracht naar een vergunde sorteerinrichting waar de fracties volledig worden uitgesorteerd; 3° de afvalstoffenproducent daarover een contract heeft gesloten met een inzamelaar, afvalstoffenhandelaar of -makelaar, waarin de samengevoegde fracties worden gespecificeerd."; 3° er wordt een vierde lid toegevoegd, dat luidt als volgt: "In afwijking van het tweede lid geldt dat het sluiten van een contract voor het bedrijfsrestafval niet verplicht is als voldaan is aan de volgende cumulatieve voorwaarden: 1° het bedrijfsrestafval van de afvalstoffenproducent is vergelijkbaar naar aard, samenstelling en hoeveelheid met huishoudelijke afvalstoffen;2° het bedrijfsrestafval van de afvalstoffenproducent wordt ingezameld in één ronde met huishoudelijk afval; 3° voor de inzameling va het bedrijfsrestafval wordt de volledige en reële kost doorgerekend aan de afvalstoffenproducent.".

Art. 41.In artikel 4.3.4 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 16 november 2012, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° de zinsnede "In voorkomend geval moeten ten minste de volgende afvalstoffen die afkomstig zijn van de zeevaart, gescheiden worden aangeboden en verder afzonderlijk" wordt vervangen door de zinsnede "Als de volgende afvalstoffen die afkomstig zijn van de zeevaart, gescheiden worden aangeboden, moeten die afzonderlijk";2° er wordt een tweede lid toegevoegd, dat luidt als volgt: "In afwijking van het eerste lid mag de afvalstoffenproducent verschillende afvalfracties die in aanmerking komen voor hoogwaardige materiaalrecyclage, alsook houtafval, samenvoegen in hetzelfde recipiënt, onder de volgende cumulatieve voorwaarden: 1° het zijn droge, niet-gevaarlijke afvalfracties waarbij de samenvoeging van de fracties het uitsorteren en de hoogwaardige verwerking van de afzonderlijke afvalfracties niet verhindert;2° het recipiënt wordt overgebracht naar een vergunde sorteerinrichting waar de fracties volledig worden uitgesorteerd; 3° de afvalstoffenproducent, zijn agent of zijn vertegenwoordiger in de haven, daarover een contract heeft afgesloten met een inzamelaar, afvalstoffenhandelaar of -makelaar, waarin de samengevoegde fracties worden gespecifieerd.".

Art. 42.In hetzelfde besluit, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 4 mei 2012, 16 november 2012, 1 maart 2013, 21 juni 2013 en 29 november 2013, wordt een artikel 4.3.5 ingevoegd, dat luidt als volgt: "Art. 4.3.5. § 1. Voor bouw- en sloopmateriaal dat afzonderlijk is ingezameld, kan een sloopattest worden afgeleverd. Dat sloopattest attesteert de afzonderlijke inzameling van het bouw- en sloopmateriaal en de traceerbaarheid van de herkomst tot aan de gecontroleerde verwerking van de bouw- en sloopmaterialen, en wordt afgeleverd door een erkende sloopbeheerorganisatie. § 2. Het sloopattest wordt afgeleverd per soort bouw- en sloopmateriaal.

Per materiaal worden minstens de volgende gegevens opgenomen: 1° de herkomst van het materiaal;2° de aard van het materiaal;3° de kwaliteit van het materiaal, waarvoor ten minste de volgende gegevens worden opgenomen: a) een verklaring over de aanwezigheid van gevaarlijke afvalstoffen in het materiaal;b) een verklaring over de aanwezigheid van afvalstoffen die de recyclage van het materiaal kunnen bemoeilijken;4° de kwantiteit van het materiaal. De minister kan de vorm van het sloopattest vaststellen en de inhoud verder regelen. § 3. Het sloopattest wordt afgeleverd nadat een traceerbaarheidssysteem van een erkende sloopbeheersorganisatie is doorlopen. Dat traceerbaarheidssysteem garandeert de gescheiden inzameling van bouw- en sloopmaterialen en traceert de bouw- en sloopmaterialen vanaf het ontstaan tot aan de gecontroleerde verwerking.

De voorwaarden waaraan een traceerbaarheidssysteem moet voldoen, worden opgenomen in een standaardprocedure die wordt vastgesteld door de minister, op voorstel van OVAM. De standaardprocedure voorziet minstens in: 1° de opmaak van een sloopopvolgingsplan door een deskundige op basis van de sloopinventaris.Een sloopopvolgingsplan wordt opgemaakt via een standaardprocedure die door de minister wordt vastgesteld, op voorstel van OVAM; 2° het behalen van een conformiteitsverklaring selectieve sloop door een sloopbeheersorganisatie binnen dertig dagen na de ontvangst van het sloopopvolgingsplan.Die conformiteitsverklaring kan een advies bevatten over de hergebruiks- en verwerkingsmogelijkheden van de bouw- en sloopmaterialen; 3° de opmaak van een controleverslag door of onder toezicht van een deskundige.Dat controleverslag voorziet minstens in: a) per materiaal een verklaring over de aanwezigheid van gevaarlijke afvalstoffen in het materiaal;b) per materiaal een verklaring over de aanwezigheid van afvalstoffen die de recyclage van het materiaal kunnen bemoeilijken;c) een geactualiseerd sloopopvolgingsplan waarin de herkomst en de aard van de bouw- en sloopmaterialen die als afzonderlijke stroom worden afgevoerd, worden vermeld;4° het behalen van een verwerkingstoelating voor de afvoer en verwerking van bouw- en sloopmateriaal door de uitvoerder van bouw-, infrastructuur-, sloop-, ontmantelings- en renovatiewerken voorafgaand aan de afvoer en verwerking van het bouw- en sloopmateriaal bij de bestemmeling;5° de verplichte vermelding van het aanwezig zijn van een verwerkingstoelating in het transportdocument bij het transport van bouw- en sloopmateriaal en in het acceptatieregister;6° het opsturen van een ontvangstbevestiging van de geleverde hoeveelheid bouw- en sloopmateriaal door de bestemmeling van het materiaal naar de sloopbeheersorganisatie;7° de uitspraak door de sloopbeheerorganisatie over de verlening van een sloopattest binnen een termijn van dertig dagen na de ontvangst van de aanvraag. De minister kan nadere regels vaststellen voor de procedure tot aanvraag van een sloopattest.".

Art. 43.In hetzelfde besluit, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 4 mei 2012, 16 november 2012, 1 maart 2013, 21 juni 2013 en 29 november 2013, wordt een artikel 4.3.6 ingevoegd, dat luidt als volgt: "Art. 4.3.6. § 1. Om als sloopbeheerorganisatie erkend te worden en erkend te blijven, moet de organisatie aan de volgende voorwaarden voldoen: 1° opgericht zijn als een vereniging zonder winstoogmerk conform de wet van 27 juni 1921 betreffende de verenigingen zonder winstoogmerk, de internationale verenigingen zonder winstoogmerk en de stichtingen, en als leden alleen organisaties hebben zonder winstgevend doel;2° voldoende representatief zijn voor de verschillende sectoren die betrokken zijn bij de uitvoering van bouw- en sloopwerken.Een sloopbeheerorganisatie is representatief als in de raad van bestuur twee of meer beroepsorganisaties zitten die voldoende representatief zijn voor de sectoren die actief zijn in de uitvoering van bouw- en sloopwerken; 3° de leden van de raad van bestuur kunnen aantonen dat ze voldoende onafhankelijk zijn van individuele bedrijven;4° als statutair doel `het afleveren van sloopattesten, het leveren van studiewerk over selectieve sloop, het slopen en verwerken van afvalstoffen afkomstig van bouw- en sloopwerken en het verstrekken van informatie en advies over bouw- en sloopmaterialen' hebben;5° een of meer natuurlijke personen in dienst hebben die samen een grondige kennis hebben van milieu en traceerbaarheidssystemen;6° voldoen aan een intern systeem dat de organisatie in staat stelt de taken die opgelegd zijn krachtens dit besluit, correct en kwaliteitsvol uit te voeren, met inbegrip van de uitvoering van steekproefsgewijze werfcontroles en het bijhouden van de volgende registers, die ter inzage van de toezichthoudende overheid op de exploitatiezetel liggen: a) een klachtenregister;b) een register van de sloopopvolgingsplannen, met inbegrip van de opmerkingen van de slooporganisatie op die verslagen.De sloopopvolgingsplannen inclusief de opmerkingen van de slooporganisatie worden gedurende een termijn van vijf jaar bewaard; c) een register van conformverklaringen van selectieve sloop.Die conformverklaringen worden gedurende een termijn van vijf jaar bewaard; d) een register van de sloopattesten.De sloopattesten worden gedurende een termijn van vijf jaar bewaard; 7° beschikken over een traceerbaarheidssysteem dat minstens voldoet aan de voorwaarden, vermeld in artikel 4.3.5, § 3; 8° beschikken over een verzekering die haar beroepsaansprakelijkheid dekt;9° wat betreft de bestuurders en de personen die de rechtspersoon kunnen verbinden: beschikken over burgerlijke en politieke rechten en de laatste vijf jaar geen strafrechtelijke veroordeling opgelopen hebben voor overtredingen van de milieuwetgeving in een lidstaat van de Europese Unie;9° op verzoek van de OVAM de gegevens verstrekken over specifieke transporten;10° op verzoek van de OVAM de gegevens verstrekken over de aard, de herkomst, de kwaliteit en de kwantiteit van de materiaalstromen, zoals opgenomen in het sloopattest. In de gevallen, vermeld in het eerste lid, 9° en 10°, worden alle documenten in een leesbare en verstaanbare vorm aan de OVAM bezorgd. § 2. De grondige kennis, vermeld in paragraaf 1, eerste lid, 5°, wordt aangetoond aan de hand van een curriculum vitae of een interview, afgenomen door en op verzoek van de OVAM, of academische diploma's, diploma's van het hoger onderwijs van het lange type in een wetenschappelijke richting, of met daarmee gelijkgestelde diploma's, uitgereikt in een lidstaat van de Europese Unie.".

Art. 44.In hetzelfde besluit, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 4 mei 2012, 16 november 2012, 1 maart 2013, 21 juni 2013 en 29 november 2013, wordt een artikel 4.3.7 ingevoegd, dat luidt als volgt: "Art. 4.3.7. De aanvraag om erkend te worden als sloopbeheerorganisatie wordt met een aangetekende brief gericht aan de minister, op het adres van de OVAM. Om ontvankelijk te zijn, bevat de aanvraag tot erkenning minstens de volgende gegevens: 1° de statuten van de rechtspersoon;2° de namen van de natuurlijke personen die door de rechtspersoon aangesteld zijn als verantwoordelijk persoon; 3° het bewijs van de grondige kennis van milieu en traceerbaarheidssystemen, vermeld in artikel 4.3.6, § 1, eerste lid, 5° ; 4° een onvoorwaardelijke verbintenis waarin de aanvrager verklaart dat hij de gegevens waarover hij zal beschikken, toegankelijk zal beheren; 5° een onvoorwaardelijke verbintenis waarin de aanvrager verklaart dat hij binnen dertig dagen na de erkenning een verzekering voor beroepsaansprakelijkheid zal afsluiten als vermeld in artikel 4.3.6, § 1, eerste lid, 8°, en de OVAM van de afgesloten polis op de hoogte zal brengen; 6° een verklaring dat de bestuurders en de personen die de rechtspersoon kunnen verbinden, de laatste vijf jaar geen strafrechtelijke veroordeling opgelopen hebben voor overtredingen van milieuwetgeving in een lidstaat van de Europese Unie; 7° een recent attest waaruit blijkt dat de aanvrager aan zijn sociale en fiscale verplichtingen voldaan heeft.".

Art. 45.In hetzelfde besluit, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 4 mei 2012, 16 november 2012, 1 maart 2013, 21 juni 2013 en 29 november 2013, wordt een artikel 4.3.8 ingevoegd, dat luidt als volgt: "Art. 4.3.8. De aanvragen tot erkenning als sloopbeheerorganisatie worden behandeld volgens de volgende procedure: 1° de OVAM stuurt binnen een termijn van dertig dagen na de datum van ontvangst van de aanvraag een ontvangstbewijs naar de aanvrager, waarbij ze zich ook uitspreekt over de ontvankelijkheid van de aanvraag;2° de OVAM verklaart de aanvraag ontvankelijk of verzoekt om de nodige aanvullingen. Als de OVAM niet binnen de termijn, vermeld in punt 1°, om aanvullingen heeft verzocht, wordt de aanvraag geacht ontvankelijk te zijn.

Als de OVAM binnen de termijn, vermeld in punt 1°, om aanvullingen verzoekt, wordt de aangevulde aanvraag opnieuw met een aangetekende brief naar de OVAM gestuurd.

De OVAM stuurt binnen een termijn van dertig dagen na de datum van ontvangst van de aangevulde aanvraag het ontvangstbewijs naar de aanvrager, waarbij de OVAM zich ook uitspreekt over de ontvankelijkheid van de aangevulde aanvraag; 3° de OVAM onderzoekt de ontvankelijke aanvraag en stuurt die samen met haar advies binnen een termijn van negentig dagen na de datum van het ontvangstbewijs van de ontvankelijke aanvraag naar de minister;4° de minister neemt binnen een termijn van honderdtwintig dagen na de datum van het ontvangstbewijs van de ontvankelijke aanvraag een beslissing over de erkenning;5° binnen een termijn van honderdvijftig dagen na de datum van het ontvangstbewijs van de ontvankelijke aanvraag wordt de beslissing over de erkenning door de OVAM met een aangetekende brief aan de aanvrager betekend.De erkenningsbeslissing wordt bij uittreksel in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt.".

Art. 46.In hetzelfde besluit, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 4 mei 2012, 16 november 2012, 1 maart 2013, 21 juni 2013 en 29 november 2013, wordt een artikel 4.3.9 ingevoegd, dat luidt als volgt: "Art. 4.3.9. De minister kan de erkenning op elk moment schorsen voor een termijn van maximaal zes maanden in de volgende gevallen: 1° de houder van de erkenning voert de taken waarmee hij met toepassing van dit besluit is belast, niet reglementair of niet objectief uit; 2° de houder van de erkenning voldoet niet meer aan de erkenningsvoorwaarden, vermeld in artikel 4.3.6; 3° de houder van de erkenning begaat onregelmatigheden bij het uitreiken van conformverklaringen selectieve sloop, verwerkingstoelatingen en/of sloopattesten;4° de houder van de erkenning is bij een vonnis of arrest dat in kracht van gewijsde is gegaan, veroordeeld voor een misdrijf dat door de aard ervan de beroepsmoraal van de betrokken rechtspersoon aantast;5° de houder van de erkenning heeft zich niet onafhankelijk getoond ten opzichte van betrokkenen. De minister brengt de houder van de erkenning met een aangetekende brief op de hoogte van de voorgenomen beslissing tot schorsing, met vermelding van de redenen. Binnen een termijn van dertig dagen na de datum van ontvangst van die brief kan de houder van de erkenning alle nodige formaliteiten vervullen om de schorsing te voorkomen of kan hij zijn verweermiddelen aan de minister kenbaar maken.

De beslissing tot schorsing wordt door de OVAM met een aangetekende brief aan de houder van de erkenning betekend en wordt bij uittreksel in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt.

De schorsing gaat in op de dertigste dag na de datum van de betekening van de beslissing aan de betrokkene.".

Art. 47.In hetzelfde besluit, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 4 mei 2012, 16 november 2012, 1 maart 2013, 21 juni 2013 en 29 november 2013, wordt een artikel 4.3.10 ingevoegd, dat luidt als volgt: "Art. 4.3.10. De minister kan de erkenning, vermeld in artikel 4.3.6, op elk moment opheffen in de volgende gevallen: 1° als de houder van de erkenning de taken waarmee hij is belast krachtens dit besluit herhaaldelijk niet reglementair of niet objectief uitvoert; 2° als de houder van de erkenning bij het verstrijken van de schorsingsperiode nog altijd niet voldoet aan de erkenningsvoorwaarden waarvoor hij met toepassing van artikel 4.3.9, eerste lid, 2°, geschorst is; 3° als de houder van de erkenning ernstige onregelmatigheden of bij herhaling onregelmatigheden begaat bij het uitreiken van conformverklaringen selectieve sloop, verwerkingstoelatingen en/of sloopattesten;4° als de houder van de erkenning bij een vonnis of arrest dat in kracht van gewijsde is gegaan, veroordeeld is voor een misdrijf dat door de aard ervan de beroepsmoraal van de betrokken rechtspersoon in ernstige mate aantast;5° als de houder van de erkenning zich niet onafhankelijk heeft getoond ten opzichte van betrokkenen. De minister brengt de houder van de erkenning met een aangetekende brief op de hoogte van de voorgenomen beslissing tot opheffing, met vermelding van de redenen. Binnen een termijn van dertig dagen na de datum van ontvangst van die brief kan de houder van de erkenning alle nodige formaliteiten vervullen om de opheffing te voorkomen of kan hij zijn verweermiddelen aan de minister kenbaar maken.

De beslissing tot opheffing wordt door de OVAM met een aangetekende brief aan de houder van de erkenning betekend en wordt bij uittreksel in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt.

De opheffing gaat in op de dertigste dag na de datum van de betekening van de beslissing aan de betrokkene.".

Art. 48.In hetzelfde besluit, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 4 mei 2012, 16 november 2012, 1 maart 2013, 21 juni 2013 en 29 november 2013, wordt een artikel 4.3.11 ingevoegd, dat luidt als volgt: "Art. 4.3.11. Erkenningen zijn niet overdraagbaar.".

Art. 49.In hetzelfde besluit, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 4 mei 2012, 16 november 2012, 1 maart 2013, 21 juni 2013 en 29 november 2013, wordt een artikel 4.3.12 ingevoegd, dat luidt als volgt: "Art. 4.3.12. De OVAM kan in geval van schorsing of opheffing van de erkenning van een sloopbeheerorganisatie de volgende taken overnemen: 1° de uitreiking van de conformverklaringen selectieve sloop;2° de aflevering van de verwerkingstoelating; 3° de uitreiking van de sloopattesten.".

Art. 50.In artikel 4.5.2, eerste lid, van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° punt 2° wordt vervangen door wat volgt: "2° bedrijfsafvalstoffen, andere dan vermeld in 1°, die niet overeenkomstig artikel 4.3.2 zijn ingezameld;"; 2° er wordt een punt 3° toegevoegd, dat luidt als volgt: "3° onbehandeld grofvuil.".

Art. 51.Aan artikel 5.1.4 van hetzelfde besluit wordt een tweede lid toegevoegd, dat luidt als volgt: "De minima en maxima, vermeld in bijlage 5.1.4, worden jaarlijks op 1 januari aangepast op basis van de evolutie van de gezondheidsindex en wel als volgt: elk bedrag wordt vermenigvuldigd met een factor met in de teller de gezondheidsindex die van toepassing was op 1 november van het jaar dat voorafgaat aan het jaar waarin het bedrag wordt gewijzigd, en met in de noemer de gezondheidsindex die van toepassing was op 1 november van het jaar dat voorafgaat aan de vaststelling van het vigerende bedrag.

Het zo verkregen getal wordt afgerond tot het gehele getal."

Art. 52.In hetzelfde besluit, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 4 mei 2012, 16 november 2012, 1 maart 2013, 21 juni 2013 en 29 november 2013, wordt een artikel 5.1.7 ingevoegd, dat luidt als volgt: "Art. 5.1.7. De gemeente stimuleert hergebruik door minstens een overeenkomst te sluiten met een door de OVAM erkend kringloopcentrum.

Die overeenkomst omvat minstens bepalingen over de sensibilisering, de onderlinge doorverwijsfunctie, de inzamelwijzen, het restafval en de vergoeding voor herbruikbare goederen.".

Art. 53.In hetzelfde besluit, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 4 mei 2012, 16 november 2012, 1 maart 2013, 21 juni 2013 en 29 november 2013, wordt onderafdeling 5.2.5, die bestaat uit artikel 5.2.5.1 tot en met 5.2.5.4, vervangen door wat volgt: "Onderafdeling 5.2.5. Afgedankte elektrische en elektronische apparatuur Art. 5.2.5.1. Gescheiden ingezamelde afgedankte EEA worden ingezameld en getransporteerd op zo'n wijze dat optimaal hergebruik en recyclage van onderdelen en volledige apparaten die voor recyclage in aanmerking komen, mogelijk zijn.

Art. 5.2.5.2. De ingezamelde afgedankte EEA worden op een milieuverantwoorde wijze opgeslagen, rekening houdend met de volgende technische voorschriften: 1° op een ondoorlatende ondergrond van geschikte terreinen met opvangvoorzieningen voor lekolie en, indien nodig, olie- en vuilafscheiders;2° voorzien van weerbestendige afdekking van geschikte terreinen;3° voor koel- en vriestoestellen: droog en zo geplaatst dat het koelcircuit niet beschadigd kan worden;4° voor beeldschermen: in intacte toestand;5° gescheiden van gedemonteerde reserveonderdelen of herbruikbare toestellen. Art. 5.2.5.3. Afgedankte EEA worden gedepollueerd voor ze, geheel of gedeeltelijk, worden gerecycleerd. De apparatuur wordt gedepollueerd, dit omvat ten minste de afzondering van alle vloeistoffen en een selectieve behandeling overeenkomstig artikel 5.2.2.5.2, § 8 en § 9, van titel II van het VLAREM. In de milieuvergunning van de inrichting voor de verwerking van afgedankte EEA kan van die bepaling worden afgeweken.

Art. 5.2.5.4. § 1. De inzamelaar, de afvalstoffenhandelaar of -makelaar of de kennisgever, vermeld in verordening (EG) 1013/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 14 juni 2006 betreffende de overbrenging van afvalstoffen, die afgedankte EEA inzamelt, opslaat, verwerkt of met het oog op verwerking aanbiedt aan een derde, moet de doelstellingen voor de voorbereiding voor hergebruik en nuttige toepassing, vermeld in artikel 3.4.4.7, behalen. § 2. De inzamelaar, de afvalstoffenhandelaar of -makelaar, de verwerker, het hergebruikcentrum en de kennisgever, vermeld in verordening (EG) 1013/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 14 juni 2006 betreffende de overbrenging van afvalstoffen, die afgedankte EEA inzamelt, opslaat of verwerkt of met het oog op verwerking aanbiedt aan een derde, of de organisatie die daarvoor is aangewezen, stelt voor 1 juli van elk jaar de volgende gegevens over het voorgaande kalenderjaar ter beschikking van de OVAM of van de organisatie die daarvoor is aangewezen: 1° de naam van de inzamelaar, de afvalstoffenhandelaar of -makelaar, de verwerker, het hergebruikcentrum en de kennisgever, vermeld in verordening (EG) 1013/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 14 juni 2006 betreffende de overbrenging van afvalstoffen, die afgedankte EEA inzamelt, opslaat, verwerkt of met het oog op verwerking aanbiedt aan een derde, het ondernemingsnummer, het postnummer en de plaats, de straatnaam en het nummer, het land, het telefoon- en faxnummer, het e-mailadres en de voor- en achternaam van een contactpersoon;2° de naam, het adres en de NACEBEL-code van alle afvalstoffenproducenten van afgedankte EEA die tot het bedrijfsafval behoren;3° de rapportageperiode; 4° de hoeveelheid afgedankte EEA, uitgedrukt in kilogram en aantallen, huishoudelijke of professionele apparatuur en per categorie als vermeld in artikel 3.4.4.2, die op het grondgebied, dan wel binnen of buiten de Europese Unie zijn overgebracht die: a) in het kader van de uitoefening van de aanvaardingsplicht werden ingezameld voor rekening van een producent van EEA of een derde die handelt in naam van de producent van EEA;b) niet in het kader van de uitoefening van de aanvaardingsplicht werden ingezameld voor rekening van een producent van EEA of een derde die handelt in naam van de producent van EEA;c) werden aangeboden aan een inzamelaar, afvalstoffenhandelaar of -makelaar;d) werden voorbereid voor hergebruik, alsook het aandeel daarvan dat uiteindelijk in hergebruik werd gebracht;e) werden aangeboden aan een vergunde verwerker van afgedankte EEA; 5° de hoeveelheden afvalstoffen die voortkomen uit de verwerking van afgedankte EEA, uitgedrukt in kilogram en opgesplitst per materiaal als vermeld in artikel 3.4.4.7, en per categorie als vermeld in artikel 3.4.4.2, die: a) werden gerecycleerd;b) op een andere wijze nuttig werden toegepast;c) werden verwijderd in installaties voor de verbranding van afvalstoffen;d) werden verwijderd door storten. De gegevens, vermeld in het eerste lid, die aan de OVAM of aan de organisatie die daarvoor is aangewezen, worden verstrekt, worden gevalideerd door een onafhankelijke keuringsinstelling, geaccrediteerd overeenkomstig ISO 17020.

Als voor een of meer van de voormelde activiteiten een beroep werd gedaan op een derde, worden de volgende contactgegevens van die derde telkens vermeld: de firmanaam, het ondernemingsnummer, het adres, het telefoon- en faxnummer, het e-mailadres en de voor- en achternaam van een contactpersoon.

Art. 5.2.5.5. Voor de aanvang van een inzamelactie voor afgedankte EEA van huishoudelijke oorsprong beschikt de inzamelaar, afvalstoffenhandelaar of -makelaar over een goedkeuring van het beheersorganisme ter uitvoering van een milieubeleidsovereenkomst of van een producent die beschikt over een goedgekeurd individueel afvalpreventie- en afvalbeheerplan. Het beheersorganisme of de producent die beschikt over een goedgekeurd individueel afvalpreventie- en afvalbeheerplan mag een inzamelactie alleen afkeuren op basis van non-conformiteit met het Materialendecreet en dit besluit. Overeenkomstig artikel 5.2.5.4 wordt er per inzamelpunt gerapporteerd aan het beheersorganisme of aan de producent die beschikt over een goedgekeurd individueel afvalpreventie- en afvalbeheerplan.

Art. 5.2.5.6. De houder die EEA niet langer voor eigen gebruik wil aanwenden, moet zich ontdoen van die EEA als de EEA niet voldoen aan de hergebruikscriteria, vermeld in artikel 5.2.5.10.

Art. 5.2.5.7. Gebruikte EEA die niet voldoen aan de hergebruikscriteria, vermeld in artikel 5.2.5.10, worden als een afvalstof ingezameld, verhandeld, gemakeld, en/of vervoerd.

Art. 5.2.5.8. Het hergebruikcentrum voor EEA moet voldoen aan de volgende voorwaarden: 1° het hergebruikcentrum voor EEA ondergaat binnen het jaar een keuring door een ISO17020-geaccrediteerde keuringsinstelling die de naleving van dit artikel evalueert.Nadien wordt er om de vier jaar een nieuwe keuring uitgevoerd. De keuringsinstelling stelt het verslag van elke keuring binnen twee maanden na de keuring ter beschikking van de OVAM; 2° de voorbereiding voor hergebruik van afgedankte EEA gebeurt door gekwalificeerd personeel, met minimaal een diploma elektriciteit van het technisch secundair onderwijs of gelijkwaardig door aantoonbare ervaring;3° bij de voorbereiding voor hergebruik van afgedankte EEA worden de regels, vastgesteld door de minister, nageleefd.Die regels hebben betrekking op de minimale handelingen die moeten worden uitgevoerd met het oog op een kwaliteitsvolle voorbereiding voor hergebruik van afgedankte EEA. Art. 5.2.5.9. Het hergebruikcentrum voor EEA dat met het oog op de voorbereiding voor hergebruik toegang wil verkrijgen tot afgedankte EEA die zijn ingezameld in opdracht van de producenten sluit daarvoor een samenwerkingsovereenkomst met de producenten of met een door de producenten aangewezen organisatie, waarin de onderlinge samenwerkingsmodaliteiten worden geregeld.

Art. 5.2.5.10. Gebruikte EEA kunnen alleen opnieuw in hergebruik gebracht worden als tweedehandse EEA als voldaan is aan de hergebruikscriteria.

De hergebruikscriteria, vermeld in het eerste lid, worden door de minister vastgesteld en houden minstens rekening met de algemene staat van het apparaat, de functionaliteit, het energieverbruik, de aanwezigheid van gevaarlijke stoffen, het bestaan van een reguliere markt voor het apparaat en een voldoende mate van bescherming tijdens het transport.

Art. 5.2.5.11. Met inachtneming van de uitzonderingen, vermeld in artikel 5.2.5.12, kunnen gebruikte EEA alleen grensoverschrijdend overgebracht worden als tweedehands EEA als voldaan is aan de volgende cumulatieve voorwaarden: 1° de gebruikte EEA zijn voorbereid voor hergebruik in een hergebruikcentrum voor EEA overeenkomstig de voorwaarden, vermeld in artikel 5.2.5.8, en voldoen aan de hergebruikscriteria, vermeld in artikel 5.2.5.10; 2° de houder, verantwoordelijk voor het transport, beschikt over de volgende documenten, die bij de lading aanwezig zijn: a) een kopie van de factuur en het contract met betrekking tot de verkoop en/of de eigendomsoverdracht van de EEA, waarin wordt verklaard dat de apparatuur bestemd is voor onmiddellijk hergebruik en volledig functioneel is;b) een bewijs van beoordeling of test voor alle EEA die deel uitmaken van de zending;c) gespecificeerde etiketinformatie;d) een verklaring van de houder die het vervoer van de EEA organiseert, dat de zending geen materiaal of apparatuur omvat die een afvalstof is;3° tijdens het vervoer en het in- en uitladen is de EEA voorzien van passende bescherming tegen beschadiging, meer bepaald door voldoende verpakking en passende stapeling van de lading. De minister kan de voorwaarden, vermeld in het eerste lid, 2°, b) en c), nader uitwerken.

Als de grensoverschrijdende overbrenging plaatsvindt zonder te voldoen aan de voorwaarden, vermeld in het eerste lid, 1° tot en met 3°, worden de apparaten beschouwd als een afvalstof.

Art. 5.2.5.12. Artikel 5.2.5.11, eerste lid, 1° en 2°, a), b), c), is niet van toepassing als door afdoende bewijs wordt gedocumenteerd dat de overbrenging plaatsvindt in het kader van een overdrachtovereenkomst tussen ondernemingen en minstens voldaan is aan een van de volgende voorwaarden: 1° de EEA worden, door of in opdracht van de producent van EEA, de tussenhandelaar of de eindverkoper, naar de producent van het EEA of naar een derde die in diens naam handelt, teruggestuurd als defect voor reparatie onder garantie met het oog op hergebruik;2° de gebruikte professionele EEA worden verzonden naar de producent van de EEA, naar een derde die in diens naam handelt of naar faciliteiten van een derde in landen waar Besluit C(2001)107/def.van de OESO-Raad inzake de herziening van Besluit C(92)39/def. betreffende het toezicht op de grensoverschrijdende overbrenging van afvalstoffen bestemd voor handelingen ter nuttige toepassing van toepassing is, met als doel om te worden opgeknapt of gerepareerd, krachtens een geldig contract, met het oog op hergebruik; 3° de defecte gebruikte professionele EEA, zoals medische hulpmiddelen of onderdelen daarvan, worden naar de producent van de EEA of naar een derde die in diens naam handelt, verzonden voor analyse van de onderliggende oorzaak, krachtens een geldig contract, als een dergelijke analyse alleen kan worden uitgevoerd door de producent van het EEA of door derden die in zijn naam handelen. Art. 5.2.5.13. De kosten van de passende analyses en inspecties door toezichthouders, waaronder de opslagkosten, van gebruikte EEA waarvan vermoed wordt dat het afgedankt EEA is, kunnen in rekening worden gebracht aan de producenten, aan derden die in hun naam handelen, of aan andere personen die het vervoer organiseren van gebruikte EEA waarvan vermoed wordt dat het afgedankt EEA is.".

Art. 54.In artikel 5.3.2.4, eerste lid, 1°, van hetzelfde besluit wordt de zinsnede "punt 3 en 4" vervangen door de zinsnede "punt 4 en 5".

Art. 55.Artikel 5.3.3.1 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt: "Art. 5.3.3.1. De voorwaarden voor gebruik van grondstoffen als bouwstoffen zijn, voor zover dat van toepassing is, vermeld in bijlage 2.2, afdeling 2.".

Art. 56.Artikel 5.3.3.4 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt: "Art. 5.3.3.4. Pak-houdend asfaltgranulaat, pak-houdend brekerzeefzand van asfalt en pak-houdend brekerzand van asfalt kunnen alleen onder de volgende voorwaarden in een specifieke toepassing worden gebruikt: 1° de hoeveelheid bedraagt minstens 1500 kubieke meter;2° de toepassing wordt geïnventariseerd door de OVAM, waarbij minstens de gemeente en het kadastraal perceel worden vermeld.De gebruiker meldt iedere toepassing aan de OVAM; 3° in een fundering die bestaat uit asfaltcement, wordt het op koude wijze gebruikt.".

Art. 57.Aan hoofdstuk 5, afdeling 5.3, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 16 november 2012, wordt een onderafdeling 5.3.8, die bestaat uit artikel 5.3.8.1 tot en met 5.3.8.3, toegevoegd, die luidt als volgt: "Onderafdeling 5.3.8. Voorwaarden voor het beheer van kabels en leidingen Art. 5.3.8.1. Deze onderafdeling is van toepassing op alle infrastructuur die bestemd is voor de transit, het transport, de transmissie of de distributie van vaste, vloeibare of gasvormige stoffen, energie of informatie, hierna genoemd kabels en leidingen, die zich bevinden onder, op of boven het openbaar domein. Ze geldt evenwel niet als de kabels of leidingen, met toepassing van het decreet van 28 juni 1985 betreffende de milieuvergunning, een ingedeelde inrichting zijn of deel uitmaken van een milieutechnische eenheid. Ze geldt eveneens niet voor vervoersinstallaties die vallen onder de wet van 12 april 1965 betreffende het vervoer van gasachtige producten en andere, door middel van leidingen.

Art. 5.3.8.2. Met behoud van de toepassing van andere wettelijke bepalingen neemt de kabel- en leidingbeheerder die een kabel of leiding definitief buiten dienst stelt volgens afnemende prioriteit, de volgende initiatieven voor het beheer van die kabel of leiding: 1° ze hergebruikt de kabel of leiding of delen ervan voor het oorspronkelijke doel of voor een ander doel, eventueel op een andere locatie;2° ze hergebruikt de onderscheiden stoffen of materialen waaruit die kabel of leiding bestaat;3° ze neemt de kabel of leiding weg die zichtbaar is in de opgebroken sleuf en beheert ze vervolgens volgens de regels die gelden voor het beheer van afvalstoffen;4° ze laat de kabel of leiding ter plaatse nadat ze alle nodige maatregelen heeft genomen om schade en verontreiniging ten gevolge van de kabel of leiding of de aanwezigheid ervan te voorkomen;5° ze neemt de kabels en leidingen weg wanneer geen van de vorige initiatieven aangewezen is. Het bepalen van de te nemen maatregelen en de uitvoering ervan gebeurt met toepassing van de best beschikbare technieken. Daarbij houdt men in het bijzonder rekening met de gevaarseigenschappen van de kabels en leidingen of van de stoffen of materialen waaruit ze bestaan, zowel in eigen beheer als in de onmiddellijke nabijheid.

De kabel- en leidingbeheerder informeert de beheerder van het openbaar domein over de initiatieven en maatregelen die overeenkomstig het eerste lid worden genomen en over de termijn waarbinnen die worden uitgevoerd. De termijn mag, als de kabels en leidingen overeenkomstig het eerste lid, 3° en 5° weggenomen worden, niet meer dan 36 maanden bedragen na het definitief buiten dienst stellen van de kabel of leiding, tenzij de openbaar domeinbeheerder verzoekt de termijn te verlengen.

Art. 5.3.8.3. Kabels en leidingen die met toepassing van artikel 5.3.8.2, eerste lid, 4°, ter plaatse worden gelaten, worden geïnventariseerd overeenkomstig het KLIP-decreet van 14 maart 2008.

De kabel- en leidingbeheerder blijft verantwoordelijk voor het beheer van die kabels en leidingen.".

Art. 58.In artikel 6.1.1.2 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in paragraaf 1, eerste lid, wordt punt 7° vervangen door wat volgt: "7° het kringloopcentrum of het hergebruikcentrum voor EEA dat de ingezamelde afgedankte EEA, die een visuele voorselectie op herbruikbaarheid hebben ondergaan, vervoert naar een hergebruikcentrum voor EEA, met het oog op de voorbereiding voor hergebruik;"; 2° aan paragraaf 1, eerste lid, wordt een punt 9° toegevoegd, dat luidt als volgt: "9° de inzamelaar, afvalstoffenhandelaar of -makelaar die niet-gevaarlijke afvalstoffen van een containerpark naar een inzamelpunt van afvalstoffen of naar een verwerkingsinrichting brengt."; 3° in paragraaf 2, derde lid, wordt de zinsnede "een kopie van het identificatieformulier, met vermelding van de hoeveelheid, aan de afvalstoffenproducent bezorgd worden" vervangen door de woorden "die hoeveelheid aan de producent bezorgd worden"; 4° aan paragraaf 2, derde lid, wordt de volgende zin toegevoegd: "De afvalstoffenproducent bewaart die aanvulling samen met het oorspronkelijke identificatieformulier.".

Art. 59.In artikel 6.1.1.4 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 4 mei 2012, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in het eerste lid wordt punt 1° vervangen door wat volgt: "1° informatie verstrekken aan de afvalstoffenproducenten over de afvalstoffen die verplicht gescheiden moeten worden aangeboden, als vermeld in artikel 4.3.2 en 4.3.4 en die afzonderlijk moeten worden gehouden bij de inzameling. De inzamelaar, afvalstoffenhandelaar of -makelaar die bedrijfsrestval inzamelt, is verplicht om met de afvalstoffenproducent een contract af te sluiten, met daarin duidelijke vermelding van de fracties, vermeld in artikel 4.3.2, en hun vooropgestelde inzamelwijze. Als de afvalstoffenproducent de vooropgestelde inzamelwijze uitvoert als vermeld in het contract, mag de inzamelaar, afvalstoffenhandelaar of -makelaar ervan uitgaan dat de selectieve inzameling aan de bron door de afvalstoffenproducent correct gebeurd is. De inzamelaar, afvalstoffenhandelaar of -makelaar die verschillende droge, niet-gevaarlijke afvalfracties in één recipiënt inzamelt, als vermeld in artikel 4.3.2, derde lid, is verplicht om met de afvalstoffenproducent een contract af te sluiten waarin de samengevoegde fracties worden gespecifieerd;"; 2° er wordt tussen het eerste en het tweede lid een lid ingevoegd, dat luidt als volgt: "In afwijking van het eerste lid, 1°, geldt dat het sluiten van een contract voor het bedrijfsrestafval niet verplicht is als voldaan is aan de volgende cumulatieve voorwaarden: 1° het bedrijfsrestafval van de afvalstoffenproducent is vergelijkbaar naar aard, samenstelling en hoeveelheid met huishoudelijke afvalstoffen; 2° het bedrijfsrestafval van de afvalstoffenproducent wordt ingezameld in één ronde samen met huishoudelijk afval.".

Art. 60.In artikel 6.1.1.6, § 2, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 16 november 2012, en 29 november 2013, wordt het vierde lid vervangen door wat volgt: "Om de vier jaar wordt een nieuwe keuring van de inzamelaar, afvalstoffenhandelaar of -makelaar uitgevoerd. De keuringsinstelling stelt het verslag van elke keuring binnen twee maanden na de keuring elektronisch ter beschikking van de OVAM. De keuringsinstellingen gebruiken daarvoor het loket keuringsinstellingen in de registratietoepassing van de OVAM. Die registratietoepassing wordt ter beschikking gesteld via de website van de OVAM.".

Art. 61.In artikel 6.1.2.2 van hetzelfde besluit wordt het tweede lid opgeheven.

Art. 62.In artikel 6.1.2.3 van hetzelfde besluit wordt het eerste lid vervangen door wat volgt: "De vervoerder van afvalstoffen dient zijn aanvraag elektronisch in bij de OVAM. Daarvoor maakt hij gebruik van het bedrijfsloket in de registratietoepassing van de OVAM. Die registratietoepassing wordt ter beschikking gesteld via de website van de OVAM.".

Art. 63.In artikel 6.1.2.4 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° het eerste lid wordt vervangen door wat volgt: "Elke wijziging in de geregistreerde gegevens wordt elektronisch aan de OVAM meegedeeld.Daarvoor maakt de geregistreerde vervoerder gebruik van het bedrijfsloket in de registratietoepassing van de OVAM. Die registratietoepassing wordt ter beschikking gesteld via de website van de OVAM. De OVAM past de gewijzigde gegevens in het register van geregistreerde vervoerders aan."; 2° het derde lid wordt vervangen door wat volgt: "Bij stopzetting van de activiteiten kan de geregistreerde vervoerder van afvalstoffen op zijn verzoek de registratie opheffen.De vervoerder wordt dan verwijderd uit het register van geregistreerde vervoerders. De geregistreerde vervoerder meldt de stopzetting van de activiteiten elektronisch aan de OVAM. Daarvoor maakt hij gebruik van het bedrijfsloket in de registratietoepassing van de OVAM. Die registratietoepassing wordt ter beschikking gesteld via de website van de OVAM.".

Art. 64.In artikel 6.1.3.2 van hetzelfde besluit wordt het tweede lid opgeheven.

Art. 65.In artikel 6.1.3.3 van hetzelfde besluit wordt het eerste lid vervangen door wat volgt: "De inzamelaar, afvalstoffenhandelaar of -makelaar dient zijn aanvraag elektronisch in bij de OVAM. Daarvoor maakt hij gebruik van het bedrijfsloket in de registratietoepassing van de OVAM. Die registratietoepassing wordt ter beschikking gesteld via de website van de OVAM.".

Art. 66.In artikel 6.1.3.4 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° het eerste lid wordt vervangen door wat volgt: "Elke wijziging in de geregistreerde gegevens wordt elektronisch aan de OVAM meegedeeld.Daarvoor maakt de geregistreerde inzamelaar, afvalstoffenhandelaar of -makelaar gebruik van het bedrijfsloket in de registratietoepassing van de OVAM. Die registratietoepassing wordt ter beschikking gesteld via de website van de OVAM. De gewijzigde gegevens worden in het register van geregistreerde inzamelaars, afvalstoffenhandelaars of -makelaars aangepast."; 2° het derde lid wordt vervangen door wat volgt: "Bij stopzetting van de activiteiten kan de geregistreerde inzamelaar, afvalstoffenhandelaar of -makelaar op zijn verzoek de registratie opheffen.De inzamelaar, afvalstoffenhandelaar of -makelaar wordt dan verwijderd uit het register van geregistreerde inzamelaars, afvalstoffenhandelaars of -makelaars. De geregistreerde inzamelaar, afvalstoffenhandelaar of -makelaar meldt de stopzetting van de activiteiten elektronisch aan de OVAM. Daarvoor maakt hij gebruik van het bedrijfsloket in de registratietoepassing van de OVAM. Die registratietoepassing wordt ter beschikking gesteld via de website van de OVAM.".

Art. 67.Aan artikel 6.1.4.1 van hetzelfde besluit wordt de volgende zinsnede toegevoegd: "op voorwaarde dat ze beschikken over een ondernemingsnummer als het Belgische bedrijven betreft, of over een btw-nummer als het buitenlandse bedrijven zijn".

Art. 68.In bijlage 2.2 bij hetzelfde besluit, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 4 mei 2012 en 16 november 2012, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° aan de tabel in afdeling 1 wordt een rij toegevoegd, die luidt als volgt:

Spuistroom

afkomstig van biologische luchtwasser voor met ammoniak beladen lucht

artikel 2.3.1.1


2° afdeling 2 wordt vervangen door wat volgt: Afdeling 2.- Gebruik als bouwstof


BEOOGDE GRONDSTOF

HERKOMST EN OMSCHRIJVING

VOORWAARDEN

Gebroken en/of gekalibreerde en/of uitgesorteerde of voorbehandelde slakken, assen of andere steenachtige afvalstoffen

afkomstig van de ferro-industrie, van de non-ferro-industrie, van de vervaardiging van niet-metaalhoudende minerale producten

artikel 2.3.2.1 grondstofverklaring verplicht

Gebroken en/of gekalibreerde en/of uitgesorteerde of voorbehandelde slakken of assen

afkomstig van de verbrandingsprocessen van afvalstoffen

artikel 2.3.2.1 grondstofverklaring verplicht

Vliegas en bodemas

afkomstig van verbrandingsprocessen

artikel 2.3.2.1 grondstofverklaring verplicht

Betongranulaat

verkregen bij sloop- en breekactiviteiten van wegen

artikel 2.3.2.1 en artikel 2.3.2.2 materiaal, onderworpen aan het eenheidsreglement betreffende gerecycleerde granulaten

Gerecycleerde brokken

afkomstig van een vergunde recuperatie-inrichting van bouw- en sloopafval

artikel 2.3.2.1 en artikel 2.3.2.2 alleen in waterbouwkundige werken voor schanskorven en bestortingen materiaal, onderworpen aan het eenheidsreglement gerecycleerde granulaten

Betongranulaat, metselwerkgranulaat, menggranulaat en asfaltgranulaat

afkomstig van een vergunde recuperatie-inrichting van bouw- en sloopafval

artikel 2.3.2.1 en artikel 2.3.2.2 materiaal, onderworpen aan het eenheidsreglement betreffende gerecycleerde granulaten

Brekerzand van asfalt, brekerzeefzand en sorteerzeefzand

afkomstig van een vergunde recuperatie-inrichting van bouw- en sloopafval

artikel 2.3.2.1 en artikel 2.3.2.2 materiaal, onderworpen aan het eenheidsreglement betreffende gerecycleerde granulaten

Sorteerzeefgranulaat

afkomstig van een vergunde vaste recuperatie-inrichting van bouw- en sloopafval

artikel 2.3.2.1 materiaal, onderworpen aan het eenheidsreglement betreffende gerecycleerde granulaten

Gewassen uitgesorteerd beton- of gewassen metselwerkgranulaat

afkomstig van installaties die vergund zijn voor het reinigen van verontreinigde bodemmaterialen

artikel 2.3.2.1 en artikel 2.3.2.2 grondstofverklaring verplicht

Ruimingsspecie

afkomstig van het verdiepen en/of verbreden en/of onderhouden van oppervlaktewateren, zoals gedefinieerd in het decreet van 18 juli 2003 betreffende het integraal waterbeleid, en dat niet onder de definitie baggerspecie valt

artikel 2.3.2.1 en artikel 2.3.2.2 grondstofverklaring verplicht

Baggerspecie

afkomstig van het onderhouden, verdiepen en/of verbreden van bevaarbare waterlopen die behoren tot het openbaar hydrografisch net en/of de aanleg van nieuwe waterinfrastructuur

artikel 2.3.2.1 en artikel 2.3.2.2 grondstofverklaring verplicht

Behandeld zand van rioolkolken, zandvangers en veegvuil

afkomstig van vergunde inrichtingen voor de reiniging van verontreinigde anorganische afvalstoffen

artikel 2.3.2.1 en artikel 2.3.2.2 grondstofverklaring verplicht

Gerecycleerde bitumineuze granulaten

afkomstig van een vergunde recuperatie-inrichting; verkregen bij het vermalen van bitumineuze dakmaterialen

artikel 2.3.2.1 grondstofverklaring verplicht

Slib van natuursteen-bewerking

verkregen bij het verzagen, slijpen of polijsten van natuursteen

artikel 2.3.2.1


". HOOFDSTUK 6. - Wijzigingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 12 december 2008 tot uitvoering van titel XVI van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid

Art. 69.In artikel 61, paragraaf 1, van het besluit van de Vlaamse Regering van 12 december 2008 tot uitvoering van titel XVI van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid, vervangen door het besluit van 7 juni 2013 en 25 april 2014, worden de woorden "bij besluit houdende bestuurlijke maatregelen, vermeld in artikel 16.4.10 van het decreet van 5 april 1995," vervangen door "onder de vorm van aanmaningen, vermeld in artikel 16.3.27 van het decreet van 5 april 1995,".

Art. 70.Bijlage VIII bij hetzelfde besluit wordt vervangen door bijlage 1, die bij dit besluit is gevoegd. HOOFDSTUK 7. - Slotbepalingen

Art. 71.Artikel 8 heeft uitwerking met ingang van 1 juni 2012.

Artikel 16 treedt in werking op 1 januari 2015.

Artikel 35 treedt in werking op 1 juli 2015.

Art. 72.Artikel 76, 80 en 100 van het decreet van 9 mei 2014 tot wijziging van de regelgeving inzake natuur en bos treden in werking de tiende dag na de publicatie van dit besluit in het Belgisch Staatsblad.

Art. 73.De Vlaamse minister, bevoegd voor het leefmilieu en het waterbeleid, is belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 23 mei 2014.

De minister-president van de Vlaamse Regering, K. PEETERS De Vlaamse minister van Leefmilieu, Natuur en Cultuur, J. SCHAUVLIEGE Bijlage 1 bij het besluit van de Vlaamse Regering van 23 mei 2014 tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 6 februari 1991 houdende vaststelling van het Vlaams reglement betreffende de milieuvergunning, het besluit van de Vlaamse Regering van 1 juni 1995 houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne, het besluit van de Vlaamse Regering van 14 december 2007 houdende vaststelling van het Vlaams reglement betreffende de bodemsanering en de bodembescherming, het besluit van de Vlaamse Regering van 12 december 2008 tot uitvoering van titel XVI van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid en het besluit van de Vlaamse Regering van 17 februari 2012 tot vaststelling van het Vlaams reglement betreffende het duurzaam beheer van materiaalkringlopen en afvalstoffen Bijlage VIII bij het besluit van de Vlaamse Regering van 12 december 2008 tot uitvoering van titel XVI van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid BIJLAGE VIII. Lijst van milieuinbreuken, in uitvoering van de artikelen 16.1.2, 1°, f) en 16.4.27, derde lid, van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid Enig artikel. Het niet voldoen aan of het geen gevolg geven aan de onderstaande wettelijke verplichtingen, vermeld in het besluit van de Vlaamse Regering van 17 februari 2012 tot vaststelling van het Vlaams reglement betreffende het duurzaam beheer van materiaalkringlopen en afvalstoffen, wordt beschouwd als een milieu-inbreuk:

Artikel

Wettelijke verplichting

3.2.1.1, § 6

Het gedeelte van de kostprijs van een product dat wordt doorgerekend om de kosten te dekken die verbonden zijn aan de uitvoering van de aanvaardingsplicht, moet zichtbaar worden vermeld op de factuur, tenzij het anders is bepaald in dit besluit, in de milieubeleidsovereenkomst of in het individuele afvalpreventie- en afvalbeheerplan.

3.2.1.1, § 7

De eindverkoper van producten waarvoor de aanvaardingsplicht geldt, moet op een duidelijk zichtbare plaats in elk van zijn verkooppunten een bericht aanbrengen waarop onder de titel "AANVAARDINGSPLICHT" is aangegeven op welke wijze hij voldoet aan de bepalingen van dit besluit en op welke wijze de koper zich kan ontdoen van zijn afgedankte product. Ook bij verkoop buiten een verkoopsruimte moet de consument daarover geïnformeerd worden.

3.2.1.2, § 1

De wijze waarop aan de aanvaardingsplicht wordt voldaan, wordt vastgelegd in een van de volgende documenten: 1° een individueel afvalpreventie- en afvalbeheerplan dat door de producenten ter goedkeuring aan de OVAM wordt voorgelegd volgens de voorwaarden, vermeld in paragraaf 2 en onderafdeling 3.2.3; 2° een milieubeleidsovereenkomst als vermeld in titel VI van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid volgens de voorwaarden, vermeld in paragraaf 2 en onderafdeling 3.2.2.

3.2.1.2, § 2, eerste lid

Het individuele afvalpreventie- en afvalbeheerplan of de milieubeleidsovereenkomst bevat in elk geval: 1° maatregelen voor de kwalitatieve en kwantitatieve preventie en het hergebruik; 2° maatregelen voor de selectieve inzameling van de afvalstoffen; 3° maatregelen voor de optimale verwerking van de afvalstoffen; 4° maatregelen voor een goede registratie van de afvalstoffenstromen en onderbouwing van het behalen van de doelstellingen; 5° maatregelen voor de vergoeding van de gemeentelijke inzamelkanalen 6° maatregelen voor de sensibilisering van de diverse doelgroepen; 7° maatregelen voor eigen controlesystemen op de maatregelen, vermeld in 1° tot en met 6° ; 8° bepalingen over de rapportering aan de OVAM met betrekking tot alle maatregelen, vermeld in 1° tot en met 7° ; 9° maatregelen voor de financiering van de inzameling en de verwerking.

3.2.1.2, § 2, derde lid

Voor huishoudelijke afvalstoffen bevat het individuele afvalpreventie- en afvalbeheerplan of de milieubeleidsovereenkomst bovendien een financiële zekerheid die overeenstemt met de geschatte kosten voor het overnemen door het Vlaamse Gewest van de aanvaardingsplicht gedurende zes maanden. In een milieubeleidsovereenkomst kunnen andere zekerheden overeengekomen worden om de voortgang van de verbintenissen uit de overeenkomst te garanderen.

3.2.1.3, § 1

De producent waarvoor de aanvaardingsplicht geldt, moet jaarlijks rapporteren aan de OVAM over de wijze waarop hij uitvoering geeft aan de aanvaardingsplicht. De producent kan een organisatie aanduiden om de rapportage uit te voeren. Voor de rapportering geldt dat: 1° de cijfergegevens die in het kader van de aanvaardingsplicht aan de OVAM worden verstrekt, worden gevalideerd door een onafhankelijke keuringsinstelling; 2° de cijfergegevens van inzamelaars, afvalstoffenhandelaars of -makelaars, hergebruikcentra en verwerkers die in het kader van de aanvaardingsplicht aan het beheersorganisme of de producent worden geleverd, worden gevalideerd door een onafhankelijke keuringsinstelling;3° de cijfergegevens die in het kader van de aanvaardingsplicht door de producenten aan het beheersorganisme worden verstrekt, worden gevalideerd door een onafhankelijke keuringsinstelling.Het beheersorganisme of een door dat organisme aangestelde derde kan die taak overnemen, op voorwaarde dat alle leden minstens eenmaal om de drie jaar gecontroleerd worden en het beheersorganisme over die actie en de resultaten jaarlijks aan de OVAM rapporteert; 4° van verplichtingen, vermeld in punt 1°, 2° en 3°, kan worden afgeweken in een milieubeleidsovereenkomst of in een individueel afvalpreventie- en afvalbeheerplan als de kwaliteit van de cijfergegevens op een andere manier gegarandeerd kan worden. 3.2.1.3, § 2

De producenten, eindverkopers, tussenhandelaars en beheersorganismen verstrekken aan de OVAM alle informatie die de OVAM nuttig acht voor de evaluatie van de doelstellingen en voor de controle van de uitgebreide producentenverantwoordelijkheid, vermeld in hoofdstuk 3 en 5 en in artikel 21 van het Materialendecreet. Als de partijen dat nodig achten, wordt een systeem uitgewerkt dat confidentialiteit garandeert.

3.2.1.5, vierde lid, laatste zin

Bij de aanduiding van een gevolmachtigde en bij beëindiging van die volmacht wordt de OVAM onmiddellijk door beide partijen schriftelijk op de hoogte gebracht en wordt er een nieuwe gevolmachtigde aangewezen.

3.2.2.1

Een milieubeleidsovereenkomst kan onder de volgende voorwaarden gesloten worden: 1° de milieubeleidsovereenkomst wordt gesloten overeenkomstig titel VI van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid.Elke betrokken overkoepelende representatieve organisatie van ondernemingen tekent daarbij voor de engagementen die voortvloeien uit de wettelijke verplichtingen van haar leden; 2° er wordt een beheersorganisme opgericht dat de taken uitoefent in naam van de representatieve organisaties.Van de verplichting tot de oprichting van een beheersorganisme kan alleen afgeweken worden als de overkoepelende representatieve organisaties van alle actoren, vermeld in punt 1°, aantonen dat ze via een ander gezamenlijk orgaan dezelfde resultaten kunnen behalen. Dat orgaan moet voldoen aan dezelfde verplichtingen als een beheersorganisme; 3° het beheersorganisme legt uiterlijk zes maanden na de publicatie van de milieubeleidsovereenkomst een beheerplan voor de looptijd van de milieubeleidsovereenkomst ter goedkeuring voor aan de OVAM, waarin het aangeeft hoe het de bepalingen van de overeenkomst zal uitvoeren. Het beheerplan bevat minimaal de uitvoeringsvoorwaarden van de bepalingen in de milieubeleidsovereenkomst overeenkomstig artikel 3.2.1.2, § 2. Het beheersorganisme legt jaarlijks voor 1 oktober een actualisatie voor het volgende kalenderjaar ter goedkeuring voor; 4° het beheersorganisme legt uiterlijk zes maanden na de publicatie van de milieubeleidsovereenkomst een financieel plan, inclusief de berekening van eventuele bijdragen voor de looptijd van de milieubeleidsovereenkomst, voor advies voor aan de OVAM.Het beheersorganisme legt jaarlijks voor 1 oktober een actualisatie voor het volgende kalenderjaar ter advies voor; 5° als het beheersorganisme de inzameling en verwerking organiseert moet het de lastenboeken voor inzameling en verwerking door de OVAM laten goedkeuren.Elke wijziging in de lastenboeken moet vooraf goedgekeurd worden; 6° de OVAM zal namens het gewest de rol van waarnemer vervullen in de raad van bestuur en de algemene vergadering van het beheersorganisme. De OVAM ontvangt de uitnodigingen daarvoor en verslagen daarvan op tijd; 7° het beheersorganisme mag de toetreding van geen enkele onderneming weigeren waarop de aanvaardingsplicht, vermeld in de milieubeleidsovereenkomst, van toepassing zou kunnen zijn. Het beheersorganisme kan van die verplichting afwijken als er ernstige redenen zijn en na de goedkeuring van de OVAM; 8° op verzoek van de OVAM organiseert het beheersorganisme overleg met de representatieve organisaties van alle actoren die bij de uitvoering van de aanvaardingsplicht betrokken zijn.

In het eerste lid, 3°, 4° en 5°, wordt een onderscheid gemaakt tussen huishoudelijke, met huishoudelijke afvalstoffen vergelijkbare bedrijfsafvalstoffen en bedrijfsafvalstoffen. Daarvan kan worden afgeweken met toestemming van de OVAM.

3.2.2.2, § 1

Alle documenten die in het kader van de uitvoering van een milieubeleidsovereenkomst moeten worden opgesteld en die van strategisch belang zijn, worden ter goedkeuring voorgelegd aan de OVAM. Dat zijn ten minste het beheersplan, de lastenboeken en het communicatieplan. De OVAM heeft één maand de tijd om die documenten al dan niet goed te keuren. Als de OVAM geen beslissing neemt binnen die periode, worden de documenten geacht goedgekeurd te zijn. Als de OVAM om aanvullende informatie verzoekt, kan de termijn maximaal met één maand worden verlengd. Die termijn gaat in vanaf de datum van de ontvangst van alle opgevraagde informatie. Als de OVAM de documenten afkeurt, moet een aangepast voorstel opnieuw voorgelegd worden voor goedkeuring. Een voorstel kan niet worden uitgevoerd zonder de goedkeuring van de OVAM.

3.2.2.2, § 2, eerste lid

In afwijking van paragraaf 1 worden het financieel plan en de toetredingsovereenkomst voor advies voorgelegd.

3.2.3.4

De houder van de goedkeuring, vermeld in artikel 3.2.3.2, 3°, is verplicht om, wijzigingen van de volgende gegevens in zijn dossier onmiddellijk mee te delen aan de OVAM met een aangetekende brief: 1° naam, rechtsvorm, zetel en nummer van het handelsregister of een overeenstemmend registratie- en ondernemingsnummer;2° zijn woonplaats, adres of fax- en telefoonnummer en, in voorkomend geval, adres, fax- en telefoonnummer van de maatschappelijke zetels, de administratieve zetels en de exploitatiezetels of van de standplaats binnen het Vlaamse Gewest;3° het voorwerp van het goedgekeurde individuele afvalpreventie- en afvalbeheerplan;4° de verbintenissen in het goedgekeurde individuele afvalpreventie- en afvalbeheerplan. 3.3.1, eerste lid, tweede zin

Elke individuele producent die gevat wordt door deze uitgebreide producentenverantwoordelijkheid moet toetreden tot een collectief plan.

3.3.2

Ter uitvoering van het collectieve plan stellen de producenten jaarlijks een actieplan op. Het actieplan wordt jaarlijks ingediend voor 1 oktober van het jaar voorafgaand aan het jaar waarop het actieplan betrekking heeft. Het actieplan bevat een opsomming van de geplande acties met een duidelijke timing, vooropgestelde resultaten en een taakverdeling.

3.3.3, eerste lid

Het collectieve plan en het jaarlijks actieplan moeten ter goedkeuring worden voorgelegd aan de OVAM.

3.3.5

Jaarlijks wordt voor 1 april gerapporteerd over de uitvoering van het collectieve plan gedurende het voorgaande kalenderjaar.

3.3.6, vierde lid

De natuurlijke persoon of rechtspersoon die een inzamelkanaal als vermeld in het eerste lid heeft opgezet, rapporteert jaarlijks voor 1 april aan de OVAM: 1° over de aard en hoeveelheid ingezamelde afvalstoffen; 2° over de wijze van verwerking van de ingezamelde afvalstoffen.

3.4.2.3

Het individuele afvalpreventie- en afvalbeheerplan en de milieubeleidsovereenkomst, vermeld in artikel 3.2.1.2, § 1, regelen in het bijzonder, in voorkomend geval: 1° de verplichting van de eindverkopers van voertuigen om elk afgedankt voertuig dat de consument aanbiedt op een punt van inontvangstname te aanvaarden;2° de verplichting van de voertuigproducenten om alle aanvaarde afgedankte voertuigen bij de punten van inontvangstname die geen erkend centrum voor het depollueren, ontmantelen en vernietigen van afgedankte voertuigen zijn, op regelmatige basis in te zamelen en op eigen kosten te laten verwerken in een daartoe erkend centrum voor het depollueren, ontmantelen en vernietigen van afgedankte voertuigen. 3.4.2.4, eerste lid

De voertuigproducent of de organisatie die hij hiervoor heeft aangeduid, stelt voor 1 juli van elk jaar de volgende gegevens over het voorgaande kalenderjaar ter beschikking van de OVAM: 1° de totale hoeveelheid voertuigen die op de markt werden gebracht in het Vlaamse Gewest, uitgedrukt in kilogram en aantallen; 2° de totale hoeveelheid afgedankte voertuigen, uitgedrukt in kilogram, categorie M1 of N1, en aantallen, die in het Vlaamse Gewest werden aanvaard door de erkende centra voor het depollueren, ontmantelen en vernietigen van afgedankte voertuigen; 3° gewicht van de onderdelen, materialen en afvalstoffen die afkomstig zijn van afgedankte voertuigen, uitgedrukt in kilogram, die gedurende het voorafgaande kalenderjaar werden: a) hergebruikt en gerecycleerd;b) verwerkt in vergunde installaties met terugwinning van energie;c) verwijderd in vergunde installaties voor de verbranding van afvalstoffen;d) verwijderd in of op stortplaatsen;4° locatie van de verschillende erkende centra voor het depollueren, ontmantelen en vernietigen van afgedankte voertuigen of vergunde verwerkingsinstallaties voor afgedankte voertuigen en de wijze waarop de aanvaarde afgedankte voertuigen in het Vlaamse Gewest werden verwerkt.

3.4.2.4, tweede lid

In aanvulling op artikel 3.2.1.4. vermelden de eindverkoper, tussenhandelaar en producent van voertuigen ook het chassisnummer van afgedankte voertuigen in het afvalstoffenregister. Ze verschaffen aan de OVAM alle informatie die de OVAM nuttig acht om de te bereiken doelstellingen, vermeld in artikel 3.4.2.2, te beoordelen.

3.4.2.5, eerste lid

De voertuigproducenten verschaffen aan de erkende centra voor het depollueren, ontmantelen en vernietigen van afgedankte voertuigen binnen zes maanden nadat een nieuw voertuigtype in de handel is gebracht, alle demontage-informatie. In die informatie worden de verschillende voertuigonderdelen en -materialen en de plaats van alle gevaarlijke stoffen in de voertuigen aangegeven.

3.4.2.5, tweede lid

De producenten van voertuigonderdelen verschaffen op verzoek van de erkende centra voor het depollueren, ontmantelen en vernietigen van afgedankte voertuigen, rekening houdend met de vertrouwelijkheid van commerciële en industriële gegevens, ook demontage-informatie, informatie over de opslag en informatie over het testen van onderdelen die opnieuw kunnen worden gebruikt.

3.4.3.3

Het individuele afvalpreventie- en afvalbeheerplan en de milieubeleidsovereenkomst, vermeld in artikel 3.2.1.2, § 1, regelen in het bijzonder, in voorkomend geval: 1° de verplichting van de eindverkopers van banden om, overeenkomstig artikel 3.2.1.1, § 2, elke afvalband in ontvangst te nemen die door de consument wordt aangeboden; 2° de verplichting van de tussenhandelaars van banden om alle met toepassing van dit besluit in ontvangst genomen afvalbanden op regelmatige basis ter plaatse bij de eindverkopers in te zamelen en aan de producent van banden aan te bieden;3° de verplichting van de producenten van banden om alle aanvaarde afvalbanden bij de tussenhandelaar of, bij gebrek daaraan, bij de eindverkoper op regelmatige basis in te zamelen en op eigen kosten te laten verwerken in een daartoe vergunde inrichting. 3.4.3.4, eerste lid

De eindverkoper van banden of de organisatie die hiervoor is aangeduid, bezorgt de OVAM voor 1 juli van elk jaar een overzicht van de totale hoeveelheid afvalbanden uitgedrukt in kilogram en soorten, die in het kader van de uitoefening van de aanvaardingsplicht in ontvangst werd genomen gedurende het voorgaande kalenderjaar.

3.4.3.4, tweede lid

De tussenhandelaar in banden of de organisatie die hiervoor is aangeduid, bezorgt de OVAM voor 1 juli van elk jaar een overzicht van de totale hoeveelheid afvalbanden, inclusief die welke in aanmerking komen voor hergebruik, uitgedrukt in kilogram en soorten die in het kader van de uitoefening van de aanvaardingsplicht in ontvangst werd genomen gedurende het voorgaande kalenderjaar.

3.4.3.4, derde lid

De producent van banden of de organisatie die hiervoor is aangeduid, stelt voor 1 juli van elk jaar de volgende gegevens over het voorgaande kalenderjaar ter beschikking van de OVAM: 1° de totale hoeveelheid banden, uitgedrukt in kilogram, soorten en aantallen, die in het Vlaamse Gewest in omloop werd gebracht;2° de totale hoeveelheid afvalbanden, inclusief die welke in aanmerking komen voor hergebruik, uitgedrukt in kilogram en soorten, die in het kader van de uitoefening van de aanvaardingsplicht werd ingezameld;3° de inrichtingen waar en de wijze waarop de ingezamelde afvalbanden werden verwerkt;4° de totale hoeveelheid afvalbanden, uitgedrukt in kilogram, die: a) werd uitgesorteerd voor hergebruik;b) een nieuw loopvlak kreeg;c) werd gebruikt voor materiaalrecyclage;d) energetisch werd gevaloriseerd. 3.4.4.6, eerste lid

De minimale inzameldoelstelling van afgedankte EEA met toepassing van de aanvaardingsplicht bedraagt 11 kg per inwoner per jaar. Het totale gewicht van het ingezamelde afgedankte EEA neemt geleidelijk aan toe, tenzij het inzamelingspercentage, vermeld in het tweede lid, al werd bereikt.

3.4.4.6, tweede lid

Vanaf januari 2016 bedraagt het inzamelpercentage 45 %, berekend op basis van het totale gewicht van de afgedankte EEA die in de loop van een gegeven jaar is ingezameld, uitgedrukt als percentage van de jaarlijkse gemiddelde gewichtshoeveelheid EEA die de voorgaande drie jaren in de handel werd gebracht.

3.4.4.6, derde lid

Vanaf 1 januari 2019 bedraagt het jaarlijks te halen inzamelingspercentage 65 % ten opzichte van het gemiddelde van de gewichtshoeveelheid EEA die de voorgaande drie jaren in de handel werd gebracht, of anders 85 % ten opzichte van de hoeveelheid beschikbaar AEEA in gewicht.

3.4.4.7, eerste lid

Voor nuttige toepassing, voorbereiding voor hergebruik en recyclage van materialen, onderdelen en stoffen zijn de volgende doelstellingen van toepassing: 1° minimale doelstellingen, van toepassing op de categorieën, vermeld in artikel 3.4.4.2, eerste lid: a) voor afgedankte EEA die onder categorie 1 of 10 als vermeld in artikel 3.4.4.2, eerste lid, vallen, gelden de volgende twee doelstellingen: 1) 85 % wordt nuttig toegepast;2) 80 % wordt voorbereid voor hergebruik en gerecycleerd; b) voor afgedankte EEA die onder categorie 3 of 4 als vermeld in artikel 3.4.4.2, eerste lid, vallen, gelden de volgende twee doelstellingen: 1) 80 % wordt nuttig toegepast;2) 70 % wordt voorbereid voor hergebruik en gerecycleerd; c) voor afgedankte EEA die onder categorie 2, 5, 6, 7, 8 of 9 als vermeld in artikel 3.4.4.2, eerste lid, vallen, gelden de volgende twee doelstellingen: 1) 75 % wordt nuttig toegepast;2) 70 % wordt voorbereid voor hergebruik en gerecycleerd;d) van gasontladingslampen wordt 80 % gerecycleerd; 2° de verwerking leidt ertoe dat de volgende percentages van voorbereiding voor hergebruik en recyclage van materialen worden behaald: a) voor het ferrometaal: 95 %;b) voor het non-ferrometaal: 95 %;c) voor de kunststoffen: 50 %;3° de kunststoffen worden voor 80 % nuttig toegepast; 4° de afgedankte batterijen en accu's worden verwerkt overeenkomstig artikel 3.4.5.2.

3.4.4.7, tweede lid

Vanaf 15 augustus 2018 zijn voor nuttige toepassing, voorbereiding voor hergebruik en recyclage van materialen, onderdelen en stoffen de volgende doelstellingen van toepassing: 1° minimale doelstellingen van toepassing op de categorieën vermeld in artikel 3.4.4.2, tweede lid: a) voor afgedankte EEA die onder categorie 1 of 4 als vermeld in artikel 3.4.4.2, tweede lid, vallen, gelden de volgende twee doelstellingen: 1) 85 % wordt nuttig toegepast;2) 80 % wordt voorbereid voor hergebruik en gerecycleerd;b) voor afgedankte EEA die onder categorie 2 als vermeld in artikel 3.4.4.2, tweede lid, vallen, gelden de volgende twee doelstellingen: 1) 80 % wordt nuttig toegepast;2) 70 % wordt voorbereid voor hergebruik en gerecycleerd; c) voor afgedankte EEA die onder categorie 5 of 6 als vermeld in artikel 3.4.4.2, tweede lid, vallen, gelden de volgende twee doelstellingen: 1) 75 % wordt nuttig toegepast;2) 70 % wordt voorbereid voor hergebruik en gerecycleerd; d) voor afgedankte EEA die onder categorie 3 als vermeld in artikel 3.4.4.2, tweede lid, vallen, wordt 80 % gerecycleerd; 2° de verwerking leidt ertoe dat de volgende percentages van voorbereiding voor hergebruik en recyclage van materialen worden behaald: a) voor het ferrometaal: 95 %;b) voor het non-ferrometaal: 95 %;c) voor de kunststoffen: 50 %;3° de kunststoffen worden voor 80 % nuttig toegepast; 4° de afgedankte batterijen en accu's worden verwerkt overeenkomstig artikel 3.4.5.2.

3.4.4.7, derde lid

De doelstellingen, vermeld in het eerste en het tweede lid, gelden voor elk van de categorieën, vermeld in artikel 3.4.4.2, en worden jaarlijks gerapporteerd aan de OVAM voor 1 juli overeenkomstig artikel 3.4.4.12 en 5.2.5.4.

3.4.4.10

De producenten van EEA, of de organisatie die ze daarvoor hebben aangewezen, registreren zich. Daarvoor stellen ze de volgende gegevens ter beschikking van de OVAM of van de organisatie die ze daarvoor hebben aangewezen: 1° de naam van de producent of gevolmachtigde, het postnummer en de plaats, de straatnaam en het nummer, het land, het telefoon- en faxnummer, het e-mailadres en de voor- en achternaam van een contactpersoon.In geval van een gevolmachtigde als vermeld in artikel 3.2.3.6, ook de contactgegevens van de producent die wordt vertegenwoordigd; 2° de nationale identificatiecode van de producent van EEA, met inbegrip van het ondernemingsnummer van de producent; 3° de categorie waartoe het EEA behoort, vermeld in artikel 3.4.4.2; 4° de soort EEA, huishoudelijke of professionele apparatuur;5° de merknaam van de EEA;6° de informatie over de wijze waarop de producent zijn verantwoordelijkheden nakomt, individueel of via een collectieve regeling, met inbegrip van informatie over de financiële zekerheid;7° de gebruikte verkooptechniek, bijvoorbeeld verkoop op afstand;8° de verklaring dat de verstrekte informatie in overeenstemming is met de waarheid. 3.4.4.12, § 1, eerste lid

De distributeur van EEA of de organisatie die daarvoor is aangewezen, stelt voor 1 juli van elk jaar de volgende gegevens over het voorgaande kalenderjaar ter beschikking van de OVAM of van de organisatie die daarvoor is aangewezen: 1° de naam van de distributeur van EEA, het ondernemingsnummer, het postnummer en de plaats, de straatnaam en het nummer, het land, het telefoon- en faxnummer, het e-mailadres en de voor- en achternaam van een contactpersoon;2° de rapportageperiode; 3° de hoeveelheid afgedankte EEA, uitgedrukt in kilogram en aantallen EEA, huishoudelijke of professionele apparatuur en per categorie als vermeld in artikel 3.4.4.2, die op het grondgebied, dan wel binnen of buiten de Unie is overgebracht die: a) in het kader van de uitoefening van de aanvaardingsplicht werd ingezameld;b) werden aangeboden aan een inzamelaar, afvalstoffenhandelaar of -makelaar;c) werden aangeboden aan een producent van EEA;d) werden voorbereid voor hergebruik, alsook het aandeel daarvan dat uiteindelijk in hergebruik werd gebracht;e) werden aangeboden aan een vergunde verwerker van afgedankte EEA;4° de hoeveelheden afvalstoffen die voortkomen uit de verwerking van afgedankte EEA, uitgedrukt in kilogram en opgesplitst per materiaal als vermeld in artikel 3.4.4.7, en per categorie als vermeld in artikel 3.4.4.2, die: a) werden gerecycleerd; b) op een andere wijze nuttig werden toegepast;c) werden verwijderd in installaties voor de verbranding van afvalstoffen;d) werden verwijderd door storten. 3.4.4.12, § 1, derde lid

Als voor één of meer van de voormelde activiteiten een beroep werd gedaan op een derde, worden de volgende contactgegevens van die derde telkens vermeld: de firmanaam, het ondernemingsnummer, het adres, het telefoon- en faxnummer, het e-mailadres en de voor- en achternaam van een contactpersoon.

3.4.4.12, § 2, eerste en tweede lid

De producent van EEA of de organisatie die daarvoor is aangewezen, stelt voor 1 juli van elk jaar de volgende gegevens over het voorgaande kalenderjaar ter beschikking van de OVAM of de organisatie die daarvoor is aangewezen: 1° de nationale identificatiecode van de producent;2° de rapportageperiode; 3° de categorie waartoe de EEA behoort, vermeld in artikel 3.4.4.2, met de aparte vermelding van de hoeveelheden, uitgedrukt in kilogram en per stuk, die op het grondgebied op de markt werden gebracht; 4° de hoeveelheid afgedankte EEA, uitgedrukt in kilogram en aantallen EEA, huishoudelijke of professionele apparatuur en per categorie als vermeld in artikel 3.4.4.2, die op het grondgebied, dan wel binnen of buiten de Unie is overgebracht die: a) in het kader van de uitoefening van de aanvaardingsplicht werden ingezameld;b) werden aangeboden aan een inzamelaar, afvalstoffenhandelaar of -makelaar;c) werden aangeboden aan een andere producent van EEA;d) werden voorbereid voor hergebruik, alsook het aandeel daarvan dat uiteindelijk in hergebruik werd gebracht;e) werden aangeboden aan een vergunde verwerker van afgedankte EEA;5° de hoeveelheden afvalstoffen die voortkomen uit de verwerking van afgedankte EEA, uitgedrukt in kilogram en opgesplitst per materiaal als vermeld in artikel 3.4.4.7, en per categorie als vermeld in artikel 3.4.4.2, die: a) werden gerecycleerd; b) op een andere wijze nuttig werden toegepast;c) werden verwijderd in installaties voor de verbranding van afvalstoffen;d) werden verwijderd door storten. Als voor een of meer van de voormelde activiteiten een beroep werd gedaan op een derde, worden de volgende contactgegevens van die derde telkens vermeld: de firmanaam, het ondernemingsnummer, het adres, het telefoon- en faxnummer, het e-mailadres en de voor- en achternaam van een contactpersoon.

3.4.4.13

De producenten van EEA verstrekken informatie om de correcte en milieuhygiënisch verantwoorde verwerking van afgedankte EEA, inbegrepen onderhoud, voorbereiding voor hergebruik, verbetering en ombouw, te vergemakkelijken. De producenten van afgedankte EEA geven informatie voor elk in de handel gebracht nieuw type EEA over de voorbereiding voor hergebruik en de verwerking. Ze doen dat binnen het jaar nadat ze die voor de eerste keer in de handel hebben gebracht.

Voor zover de centra die de voorbereiding voor hergebruik verrichten, de verwerkings- en recyclageinrichtingen en de bevoegde overheden dat nodig hebben, bevat de informatie aanwijzingen over de verschillende onderdelen en materialen van de apparatuur, over de energielabels, alsook over de plaatsen in de apparatuur waar zich gevaarlijke stoffen en mengsels bevinden. De producenten van EEA verstrekken die informatie gratis aan de centra die de voorbereiding voor hergebruik verrichten, de verwerkings- en recyclageinrichtingen en de bevoegde overheden in de vorm van handboeken of via elektronische media.

3.4.4.15, vijfde lid, laatste zin

Bij beëindiging van die volmacht wordt de OVAM onmiddellijk door beide partijen schriftelijk op de hoogte gebracht en wordt er een nieuwe gevolmachtigde aangewezen

3.4.5.4

Het individuele afvalpreventie- en afvalbeheerplan en de milieubeleidsovereenkomst, vermeld in artikel 3.2.1.2, § 1, regelen: 1° de verplichting van de eindverkopers van batterijen en accu's om, overeenkomstig artikel 3.2.1.1, § 2, elke afgedankte batterij en accu in ontvangst te nemen die door de consument wordt aangeboden; 2° de verplichting van de tussenhandelaars in batterijen en accu's om alle afgedankte batterijen en accu's die met toepassing van dit besluit in ontvangst genomen zijn, op regelmatige basis ter plaatse bij de eindverkopers in te zamelen en aan de producent van batterijen en accu's aan te bieden; 3° de verplichting van de producenten van batterijen en accu's om alle aanvaarde afgedankte batterijen en accu's bij de tussenhandelaar van batterijen en accu's, of, bij gebrek daaraan, bij de eindverkoper van batterijen en accu's, op regelmatige basis in te zamelen en op eigen kosten te laten verwerken in een daarvoor vergunde inrichting; 4° de manier waarop het gepaste gebruik van batterijen en accu's wordt aangemoedigd.

3.4.5.5/1, eerste lid

De producenten van batterijen en accu's worden eenmalig geregistreerd en krijgen bij registratie een registratienummer toegekend. Voor de registratie stellen de producenten de volgende gegevens ter beschikking van de OVAM of van de organisatie die ze daarvoor hebben aangewezen: 1° de naam van de producent en, in voorkomend geval, de commerciële benamingen waaronder hij zijn activiteiten ontplooit;2° de adres(sen) van de producent: postcode en plaats, straatnaam en huisnummer, land, URL en telefoonnummer, alsook, in voorkomend geval, de contactpersoon, het fax en het e-mailadres van de producent;3° de vermelding van het type batterijen of accu's dat door de producent op de markt wordt gebracht: draagbare batterijen en accu's, industriële batterijen en accu's of autobatterijen en -accu's;4° de informatie over de wijze waarop de producent zijn verantwoordelijkheden nakomt: met een individuele of een collectieve regeling;5° de datum van de registratieaanvraag;6° de nationale identificatiecode van de producent, inclusief Europees belastingnummer of nationaal belastingnummer van de producent (facultatief);7° de verklaring dat de verstrekte informatie waarheidsgetrouw is. 3.4.5.5/1, tweede lid

Bij wijziging van de geregistreerde gegevens moeten de producenten van batterijen en accu's de OVAM of de organisatie die is aangewezen voor de uitvoering van de registratie, daarvan uiterlijk een maand na de wijziging op de hoogte brengen. Als producenten niet langer actief zijn, moeten ze zich uitschrijven uit het register met een kennisgeving aan de OVAM of aan de organisatie die is aangewezen om van de registratie uit te voeren.

3.4.5.6

De producenten van batterijen en accu's of de organisatie die zij hiervoor hebben aangeduid, stellen voor 1 april van elk jaar de volgende gegevens over het voorgaande kalenderjaar ter beschikking van de OVAM: 1° de totale hoeveelheid batterijen en accu's, uitgedrukt in kilogram, die in het Vlaamse Gewest op de markt werd gebracht, opgesplitst in de categorieën draagbare, industriële en autobatterijen en -accu's en de volgende soorten: a) zink-bruinsteenbatterijen en -accu's;b) alkali-mangaanbatterijen en -accu's; c) kwikoxidebatterijen en -accu's; d) zilveroxidebatterijen en -accu's; e) zink-luchtbatterijen en -accu's; e)/1 primaire lithiumbatterijen en -accu's; f) nikkel-cadmiumbatterijen en -accu's; g) loodhoudende batterijen en -accu's; h) nikkelmetaalhydride batterijen en -accu's; i) herlaadbare lithiumbatterijen en -accu's; j) overige batterijen en -accu's; 2° de totale hoeveelheid afgedankte batterijen en accu's, uitgedrukt in kilogram, die in het kader van de uitoefening van de aanvaardingsplicht werd ingezameld, opgesplitst in de soorten, vermeld in 1° ;2° /1 het inzamelpercentage voor draagbare batterijen en accu's, met vermelding van de berekeningswijze en de wijze waarop de benodigde gegevens voor de berekening van het inzamelpercentage zijn verkregen;3° de inrichtingen waar en de wijze waarop de ingezamelde afgedankte batterijen en accu's werden verwerkt;3° /1 het gehaalde recyclageniveau voor loodzuurbatterijen en accu's, nikkel-cadmiumbatterijen en -accu's, en andere afgedankte batterijen en accu's: hoeveelheid ingezamelde batterijen waarop recycling is toegepast;4° het recyclagepercentage voor loodzuurbatterijen en -accu's, nikkel-cadmiumbatterijen en -accu's, en andere afgedankte batterijen en accu's, berekend overeenkomstig Verordening (EG) 493/2012 van 11 juni 2012 houdende nadere bepalingen voor de berekening van de recyclingrendementen van de recyclingprocessen van afgedankte batterijen en accu's overeenkomstig Richtlijn 2006/66/EG van het Europees Parlement en de Raad;5° een overzicht van de preventieve acties. 3.4.6.3

Het individuele afvalpreventie- en afvalbeheerplan en de milieubeleidsovereenkomst, vermeld in artikel 3.2.1.2, § 1, regelen in het bijzonder de wijze van inontvangstneming zodat de afgewerkte olie die vrijkomt in het kader van de aanvaardingsplicht maximaal kan worden ingezameld en verwerkt. De inzameling en verwerking van die afgewerkte olie moeten georganiseerd worden door de eindverkopers, tussenhandelaars en producenten en zijn gratis voor de particuliere verbruikers. Voor de organisatie van de inzameling en de verwerking van afgewerkte olie die afkomstig is van professionele verbruikers, kunnen in de milieubeleidsovereenkomst stimulerende maatregelen opgenomen worden.

3.4.6.4, eerste lid

De eindverkoper en de tussenhandelaar van olie of de organisatie die hiervoor is aangeduid, bezorgen de OVAM voor 1 juli van elk jaar een overzicht van de totale hoeveelheid afgewerkte olie, uitgedrukt in liter, die in het kader van de uitoefening van de aanvaardingsplicht in ontvangst werd genomen gedurende het voorgaande kalenderjaar.

3.4.6.4, tweede lid

De producent van olie of de organisatie die hij hiervoor heeft aangeduid, stelt voor 1 juli van elk jaar de volgende gegevens over het voorgaande kalenderjaar ter beschikking van de OVAM: 1° de totale hoeveelheid olie, uitgedrukt in liter, die in het Vlaamse Gewest op de markt is gebracht;2° de totale hoeveelheid afgewerkte olie, uitgedrukt in liter, die in het kader van de uitoefening van de aanvaardingsplicht werd ingezameld.Hij geeft daarbij opeen gemotiveerde wijze aan wat de verliezen zijn die ontstaan door de consumptie; 3° de inrichtingen waar en de wijze waarop de ingezamelde afgewerkte olie werd verwerkt;4° de totale hoeveelheden aan stoffen die voortkomen uit de verwerking van afgewerkte olie, uitgedrukt in liter, die: a) opnieuw werden gebruikt als olie;b) opnieuw geraffineerd werden;c) op een andere wijze nuttig werden toegepast;d) werden verwijderd.5° de totale hoeveelheid biodegradeerbare olie, uitgedrukt in liter, die in het Vlaams Gewest op de markt is gebracht. 3.4.7.1

Voor oude en vervallen geneesmiddelen wordt de uitgebreide producentenverantwoordelijkheid ingevuld door middel van een collectief plan als vermeld in afdeling 3.3, dat de betrokken farmaceutische bedrijven, groothandelaars-verdelers en apothekers opstellen tegen 1 juli 2014..

3.4.7.5

De begeleidingscommissie rapporteert jaarlijks voor 1 april aan de OVAM over: 1° de modaliteiten van de inzameling, de ophaling en de verwerking van de oude en vervallen geneesmiddelen; 2° de hoeveelheid ingezamelde oude en vervallen geneesmiddelen en de wijze van verwerking; 3° de acties en initiatieven die werden genomen om de selectieve inzameling via de apothekers te stimuleren.

3.4.10.1

Voor landbouwfolies wordt de uitgebreide producentenverantwoordelijkheid ingevuld door middel van een collectief plan als vermeld in afdeling 3.3, dat de betrokken producenten en gebruikers moeten opstellen tegen 1 januari 2013.

3.4.10.3

Het collectieve plan moet minstens de volgende elementen bevatten: 1° de vermelding van de vertegenwoordigers van de producenten en van de gebruikers;2° een analyse van de productketen: a) een beschrijving van de soorten en hoeveelheden landbouwfolies die op de markt worden gebracht en die vrijkomen als afvalstof;b) een beschrijving van de producenten en gebruikers van landbouwfolies;c) een beschrijving van de huidige situatie op het vlak van inzameling en verwerking;d) een opsomming van de ontbrekende informatie in de analyse;3° de concrete engagementen, enerzijds van de producenten en invoerders, anderzijds van de vertegenwoordigers van de land- en tuinbouwers, op het vlak van: a) de vervollediging van de analyse;b) hun bijdragen aan de doelstellingen. 3.4.11.1, eerste lid

Voor verpakte verbruiksgoederen die door de minister worden aangeduid als goederen die vaak terug te vinden zijn in het zwerfvuil, wordt de uitgebreide producentenverantwoordelijkheid ingevuld door de verplichting voor de betrokken producenten om te beschikken over een collectief plan als vermeld in afdeling 3.3, dat de betrokken producenten moeten opstellen tegen 1 januari 2013.

3.4.12.1, eerste lid

Voor de gebruikte injectienaalden, vermeld in artikel 5.2.2.1, 11°, wordt de uitgebreide producentenverantwoordelijkheid ingevuld door middel van een collectief plan als vermeld in afdeling 3.3, dat de betrokken producenten moeten opstellen tegen 1 januari 2013.

3.4.13.1, eerste lid

Voor gebruikte wegwerpluiers wordt de uitgebreide producentenverantwoordelijkheid ingevuld door middel van een collectief plan als vermeld in afdeling 3.3, dat de betrokken producenten moeten opstellen tegen 1 januari 2013.

5.2.4.3, § 6, eerste zin

Het erkende centrum voor het depollueren, ontmantelen en vernietigen van afgedankte voertuigen verleent alle informatie die in het kader van de aanvaardingsplicht, vermeld in onderafdeling 3.4.2, moet worden bijgehouden of verstrekt, aan de voertuigproducenten of aan degenen die door hen zijn aangesteld.

5.2.4.3, § 6, laatste zin

Het chassisnummer van een afgedankt voertuig dat het erkende centrum voor het depollueren, ontmantelen en vernietigen van afgedankte voertuigen verlaat, wordt voorafgaandelijk meegedeeld aan het beheersorganisme.

5.2.4.3, § 8

Het erkende centrum voor het depollueren, ontmantelen en vernietigen van afgedankte voertuigen verleent op uitdrukkelijk verzoek van de OVAM de volgende gegevens in verband met de materialenstroom, waarbij het gewicht wordt uitgedrukt in kilogram: 1° een overzicht van de aangevoerde afgedankte voertuigen met vermelding van het aantal, het totaalgewicht per categorie M1 of N1, en lijsten van de chassisnummers;2° een overzicht van de afgevoerde afgedankte voertuigen, met vermelding van het aantal, het totaalgewicht per categorie M1 of N1, en de lijsten van de chassisnummers;3° een overzicht van de afgevoerde materialen volgens hun gewicht en totaal per bestemming. 5.2.4.7, § 2, eerste lid, 1°

Onverwijld wijzigingen van de gegevens, vermeld in artikel 5.2.4.5, aan de OVAM te melden;

5.2.8.3.

Bedrijven die pcb's verwerken, delen de hoeveelheid, de oorsprong en de aard van de aan hen geleverde pcb's, mee aan de OVAM. Ze houden die gegevens ook ter inzage van de lokale overheid en de bevolking.

5.2.8.4, § 1, 1° tot en met 3°

De houder van apparaten die pcb's bevatten, moet: 1° als dat nog niet eerder gebeurd is met toepassing van het koninklijk besluit van 9 juli 1986 tot reglementering van de stoffen en preparaten die polychloorbifenylen en polychloorterfenylen bevatten, of van het besluit van de Vlaamse Regering van 17 maart 2000 houdende vaststelling van het verwijderingsplan voor pcb-houdende apparaten en de daarin aanwezige pcb's, zo snel mogelijk ten minste de volgende gegevens bezorgen aan de OVAM: a) zijn naam en adres;b) plaats en omschrijving van de apparaten die pcb's bevatten en die hij in zijn bezit heeft, alsook de hoeveelheden pcb's in die apparaten;c) de hoeveelheden pcb's die hij in zijn bezit heeft;d) de hoeveelheden gebruikte pcb's die hij in zijn bezit heeft;e) data en soorten behandeling of vervanging die worden uitgevoerd of overwogen. Als die kennisgeving eerder is gedaan met toepassing van het besluit van 9 juli 1986 of van 17 maart 2000, worden daarbij de eventuele wijzigingen vermeld ten aanzien van de vroegere kennisgeving; 2° de OVAM op de hoogte brengen van elke wijziging in de situatie, vermeld in 1° ;3° ervoor zorgen dat elk apparaat dat meer dan 1 liter pcb's bevat, wordt voorzien van een etiket. Een soortgelijk etiket moet ook worden aangebracht op de deuren van lokalen waar dat apparaat zich bevindt. Voor sterkstroomcondensatoren geldt de drempel van 1 liter voor het totaal van de afzonderlijke onderdelen van een gecombineerd toestel. Apparaten waarvan redelijkerwijze mag worden aangenomen dat de vloeistoffen daarin tussen 0,05 en 0,005 gewichtsprocenten pcb's bevatten, mogen worden voorzien van een etiket met de vermelding "verontreinigd met pcb's < 0,05 %".

5.2.8.4. § 2

Elke wijziging van de informatie, verstrekt overeenkomstig paragraaf 1, 1° en 2°, moet binnen drie maanden schriftelijk aan de OVAM worden meegedeeld.

5.2.10.3, § 1, eerste zin

De beheerder van een haven stelt een passend plan op voor de ontvangst en verwerking van scheepsafval.

5.2.10.3, § 5

De beheerders van de zeehavens, het Zeekanaal, het Albertkanaal en van de vissershavens moeten elke drie jaar door een onafhankelijke bedrijfsrevisor een audit laten uitvoeren, waarbij wordt toegezien op de correcte uitvoering van het kostendekkingssysteem, zoals uitgewerkt in het plan voor de ontvangst en verwerking van scheepsafval. De resultaten van de audit moeten onmiddellijk bezorgd worden aan de OVAM. De beheerders van de jachthavens die zeegaande vaartuigen ontvangen, moeten een overzicht geven van de inkomsten en uitgaven die betrekking hebben op het kostendekkingssysteem, zoals uitgewerkt in het plan voor ontvangst en verwerking van scheepsafval. Het overzicht moet bezorgd worden aan de OVAM samen met het nieuwe ontwerp van plan voor de ontvangst en verwerking van scheepsafval en loopt over de drie voorafgaande boekjaren.

5.2.10.4, § 3, eerste zin

In geval van significante veranderingen in de werking van de haven, moet de beheerder van de haven dat onmiddellijk melden aan de OVAM met een aangetekende brief.

5.2.10.5

De beheerder van de haven zorgt ervoor dat aan elke havengebruiker de volgende informatie wordt verstrekt: 1° een korte verwijzing naar het fundamentele belang van een behoorlijke afgifte van scheepsafval en ladingresiduen;2° de locatie van de vaste havenontvangstvoorzieningen, met tekening/kaart;3° een lijst van gewoonlijk verwerkte soorten scheepsafval en ladingresiduen;4° een lijst van contactadressen, exploitanten en geboden diensten;5° een beschrijving van de aanmeldingsprocedure;6° een beschrijving van de afgifteprocedures;7° een beschrijving van het tariefsysteem;8° een beschrijving van de procedures voor het melden van vermeende tekortkomingen van havenontvangstvoorzieningen;9° een beschrijving van de procedure voor het aanvragen van een vrijstelling van de afgifteplicht, de aanmelding en de financiële bijdrage. 5.2.10.6, § 4

De aanmeldingsformulieren die de aangewezen instanties in het kader van deze procedure ontvangen, moeten gedurende een termijn van drie jaar bijgehouden worden.

5.2.11.4, § 1, eerste zin

De havenbeheerders die binnenschepen ontvangen en de waterwegbeheerders stellen een passend plan op voor de ontvangst en verwerking van scheepsafval, restlading, overslagresten, ladingsrestanten en waswater.

5.2.11.5, derde lid, eerste zin

Bij significante veranderingen in de werking van het netwerk van ontvangstinrichtingen moeten de havenbeheerders die binnenschepen ontvangen, en de waterwegbeheerders dat onmiddellijk meedelen aan de OVAM met een aangetekende brief.

5.2.11.6

De havenbeheerders die binnenschepen ontvangen, en de waterwegbeheerders zorgen ervoor dat voor de binnenschepen de volgende informatie beschikbaar is: 1° een korte verwijzing naar het fundamentele belang van een behoorlijke afgifte van scheepsafval;2° de locatie van de vaste ontvangstvoorzieningen, met een tekening of kaart;3° een lijst van de afvalstromen die worden aanvaard;4° een lijst van contactadressen, exploitanten en geboden diensten;5° een beschrijving van de afgifteprocedures en van het tariefsysteem;6° een beschrijving van de procedures voor het melden van vermeende tekortkomingen van havenontvangstvoorzieningen. 6.1.1.6, § 2, vierde lid, tweede en derde zin

De keuringsinstelling stelt het verslag van elke keuring binnen twee maanden na de keuring elektronisch ter beschikking van de OVAM. De keuringsinstellingen gebruiken daarvoor het loket keuringsinstellingen in de registratietoepassing van de OVAM.

6.1.2.4, eerste lid, eerste en tweede zin

Elke wijziging in de geregistreerde gegevens wordt elektronisch aan de OVAM meegedeeld. Daarvoor maakt de geregistreerde vervoerder gebruik van het bedrijfsloket in de registratietoepassing van de OVAM.

6.1.2.4, derde lid, derde en vierde zin

De geregistreerde vervoerder meldt de stopzetting van de activiteiten elektronisch aan de OVAM. Daarvoor maakt hij gebruik van het bedrijfsloket in de registratietoepassing van de OVAM.

6.1.3.4, eerste lid, eerste en tweede zin

Elke wijziging in de geregistreerde gegevens wordt elektronisch aan de OVAM meegedeeld. Daarvoor maakt de geregistreerde inzamelaar, afvalstoffenhandelaar of -makelaar gebruik van het bedrijfsloket in de registratietoepassing van de OVAM.

6.1.3.4, derde lid, derde en vierde zin

De geregistreerde inzamelaar, afvalstoffenhandelaar of -makelaar meldt de stopzetting van de activiteiten elektronisch aan de OVAM. Daarvoor maakt hij gebruik van het bedrijfsloket in de registratietoepassing van de OVAM.

6.2.3

Voor kennisgevingen die betrekking hebben op de uitvoer van afvalstoffen, moet de kennisgever de originele kennisgeving, met minstens één afschrift, ervan naar de OVAM sturen. Als er doorvoerlanden zijn, moet er voor elk doorvoerland een exemplaar worden toegevoegd.

7.3.1.2, § 1

De afvalstoffenproducenten en grondstoffenproducenten die zijn opgenomen in de selectie, vermeld in artikel 7.3.1.1, eerste lid, alsook de afvalstoffenproducenten van bedrijfsafvalstoffen, vermeld in de lijst van hinderlijke inrichtingen, opgenomen als bijlage I bij titel I van het VLAREM, met de letter R in de zevende kolom, brengen verslag uit over de in het vorige kalenderjaar geproduceerde afvalstoffen en grondstoffen.

7.3.1.2, § 2

De verslaggeving heeft betrekking op alle bedrijfsafvalstoffen, met uitzondering van de met huishoudelijke afvalstoffen vergelijkbare bedrijfsafvalstoffen die door of in opdracht van de gemeente zijn ingezameld of opgehaald.

De verslaggeving bevat jaartotalen uit het register van geproduceerde afvalstoffen, vermeld in artikel 7.2.1.1. Voor bedrijfsafvalstoffen die in aard, samenstelling, verwerkingswijze, afvalstoffeninzamelaar, afvalstoffen-handelaar of -,-makelaar of afvalstoffen-verwerker verschillen, moeten per exploitatiezetel afzonderlijke totalen worden ingevuld.

7.3.1.2, § 3

De verslaggeving heeft betrekking op alle geproduceerde grondstoffen.

De verslaggeving bevat de jaartotalen uit het uitgaande materialenregister, vermeld in artikel 7.2.2.2. Voor materialen die in aard, samenstelling, toepassingswijze of bestemming verschillen, moeten afzonderlijke totalen worden ingevuld.

7.3.1.3, eerste lid

De verslaggeving over de productie van bedrijfsafvalstoffen verloopt overeenkomstig artikel 2 en 3 van het besluit van de Vlaamse Regering van 2 april 2004 tot invoering van het integrale milieujaarverslag, voor de datum die daarin wordt bepaald, en door middel van het deelformulier "Identificatiegegevens" en, het deelformulier "Afvalstoffenmelding voor producenten" van het integrale milieujaarverslag, waarvan het model als bijlage I bij het het besluit van de Vlaamse Regering van 2 april 2004 tot invoering van het integrale milieujaarverslag is gevoegd.

7.3.2.1, eerste lid

De gemeentelijke overheden bezorgen jaarlijks voor 1 april aan de OVAM een jaarrapport over de in het vorige kalenderjaar door hen of in hun opdracht ingezamelde afvalstoffen.

7.3.2.1, tweede lid

Het jaarrapport heeft betrekking op huishoudelijke afvalstoffen en met huishoudelijke afvalstoffen vergelijkbare bedrijfsafvalstoffen die door of in opdracht van de gemeente zijn ingezameld of opgehaald.

7.3.2.2, eerste lid

Het jaarrapport, vermeld in artikel 7.3.2.1, wordt schriftelijk of elektronisch bezorgd en bevat jaartotalen uit het register van de door de gemeente of in opdracht van de gemeente ingezamelde afvalstoffen, vermeld in artikel 7.2.1.3.

7.3.2.2, tweede lid

De OVAM bepaalt de inhoud van het jaarrapport en de vorm waarin het wordt opgemaakt en bezorgd, met inbegrip van de technische specificaties voor het elektronisch indienen van het rapport.

7.4.2, § 2

De verslaggeving heeft betrekking op alle verwerkte afvalstoffen die zijn opgenomen in de selectie, vermeld in artikel 7.4.1, eerste lid.

De verslaggeving bevat jaartotalen uit het register van verwerkte afvalstoffen, vermeld in artikel 7.2.1.1. Voor afvalstoffen die in aard, samenstelling, verwerkingswijze of plaats van herkomst (binnen België het gewest, buiten België het land) verschillen, moeten per exploitatiezetel afzonderlijke totalen worden ingevuld.

7.4.2, § 3

De verslaggeving heeft betrekking op alle gebruikte grondstoffen die zijn opgenomen in de selectie, vermeld in artikel 7.4.1, eerste lid.

De verslaggeving bevat de jaartotalen uit het inkomende materialenregister, vermeld in artikel 7.2.2.3. Voor grondstoffen die in aard, samenstelling, toepassingswijze of plaats van herkomst (binnen België het gewest, buiten België het land) verschillen, moeten afzonderlijke totalen worden ingevuld.

7.4.3

De verwerker van afvalstoffen die opgenomen is in de selectie, vermeld in artikel 7.4.1, eerste lid, brengt verslag uit over de in het vorige kalenderjaar door hem verwerkte afvalstoffen waarvoor rapportering wordt gevraagd. Voor zover het in Vlaanderen ingevoerde afvalstoffen betreft, verloopt de verslaggeving overeenkomstig artikel 2 en 3 van het besluit van de Vlaamse Regering van 2 april 2004 tot invoering van het integrale milieujaarverslag, voor de datum die daarin wordt bepaald en door middel van het deelformulier "Ingevoerde afvalstoffen door verwerkers" van het integrale milieujaarverslag, waarvan het model als bijlage I bij het besluit van de Vlaamse Regering van 2 april 2004 tot invoering van het integrale milieujaarverslag is gevoegd.

Gezien om gevoegd te worden bij het besluit van de Vlaamse Regering van 23 mei 2014 tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 6 februari 1991 houdende vaststelling van het Vlaams reglement betreffende de milieuvergunning, het besluit van de Vlaamse Regering van 1 juni 1995 houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne, het besluit van de Vlaamse Regering van 14 december 2007 houdende vaststelling van het Vlaams reglement betreffende de bodemsanering en de bodembescherming, het besluit van de Vlaamse Regering van 12 december 2008 tot uitvoering van titel XVI van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid en het besluit van de Vlaamse Regering van 17 februari 2012 tot vaststelling van het Vlaams reglement betreffende het duurzaam beheer van materiaalkringlopen en afvalstoffen.

Brussel, 23 mei 2014.

De minister-president van de Vlaamse Regering, K. PEETERS De Vlaamse minister van Leefmilieu, Natuur en Cultuur, J. SCHAUVLIEGE

^