gepubliceerd op 23 juni 2004
Decreet tot vermindering van de uitstoot van broeikasgassen in het Vlaamse Gewest door het bevorderen van het rationeel energiegebruik, het gebruik van hernieuwbare energiebronnen en de toepassing van flexibiliteitsmechanismen uit het Protocol van Kyoto
2 APRIL 2004. - Decreet tot vermindering van de uitstoot van broeikasgassen in het Vlaamse Gewest door het bevorderen van het rationeel energiegebruik, het gebruik van hernieuwbare energiebronnen en de toepassing van flexibiliteitsmechanismen uit het Protocol van Kyoto (1)
Het Vlaams Parlement heeft aangenomen en Wij, Regering, bekrachtigen hetgeen volgt : Decreet tot vermindering van de uitstoot van broeikasgassen in het Vlaamse Gewest door het bevorderen van het rationeel energiegebruik, het gebruik van hernieuwbare energiebronnen en de toepassing van flexibiliteitsmechanismen uit het Protocol van Kyoto. HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen
Artikel 1.Dit decreet regelt een gewestaangelegenheid.
Art. 2.In dit decreet wordt verstaan onder : 1°rationeel energiegebruik : het zo efficiënt mogelijke gebruik van energie; 2° rationeel energiebeheer : het geheel van handelingen die ondernomen worden om het energiegebruik te meten, te analyseren, te ver minderen en te volgen met het oog op het verkrijgen van een rationeel energiegebruik, met inbegrip van het volgen van vormingsactiviteiten rond rationeel energiegebruik en het ondernemen van haalbaarheidsstudies voor de installatie van een energiezuinig product, systeem of een energiezuinige techniek;3° Energiefonds : het fonds, bedoeld in artikel 20 van het Elektriciteitsdecreet;4° Elektriciteitsdecreet : het decreet van 17 juli 2000 houdende de organisatie van de elektriciteitsmarkt;5° hernieuwbare energiebronnen : alle andere energiebronnen dan fossiele brandstoffen of kernsplijting die op een duurzame wijze ingezet kunnen worden;6° Fonds Hernieuwbare Energiebronnen : het fonds, bedoeld in artikel 26 van het Elektriciteitsdecreet;7° hernieuwbare energietechnologieën : technologieën die gebruikmaken van hernieuwbare energiebronnen;8° ondernemingen : natuurlijke personen die koopman zijn of een zelfstandig beroep uitoefenen, de vennootschappen die de rechtsvorm van een handelsvennootschap hebben aangenomen, de Europese economische samenwerkingsverbanden en de economische samenwerkingsverbanden die beschikken over een exploitatiezetel in het Vlaamse Gewest of die zich ertoe verbinden in het Vlaamse Gewest een exploitatiezetel te vestigen;9° haalbaarheidsstudie : studie die de economische, sociale of juridische haalbaarheid van een concreet project onderzoekt;10° referentieproject : project voor het installeren en monitoren bij een eerste gebruiker, die niet de ontwikkelaar, fabrikant of distributeur is, van voor het Vlaamse Gewest nieuwe energiezuinige producten, technieken, systemen of hernieuwbare energietechnologieën of van voor het Vlaamse Gewest nieuwe toepassingen van energiezuinige producten, technieken, systemen of hernieuwbare energietechnologieën door de ontwikkelaar, fabrikant of distributeur ervan;11° niet-commerciële instellingen : scholen, universiteiten, verzorgingsinstellingen en andere gemeenschapsdiensten, verenigingen zonder winstoogmerk en feitelijke verenigingen die een filantropisch, wetenschappelijk, technisch of pedagogisch doel nastreven op het gebied van energie, milieubescherming of bestrijding van sociale uitsluiting;12° marktintroductieproject : project voor het installeren en monitoren van het gebruik van energiezuinige producten, technieken, systemen of hernieuwbare energietechnologieën die nog niet ruim verspreid zijn in het Vlaamse Gewest, door een particulier, een niet-commerciële instelling, een publiekrechtelijke persoon of een onderneming, die niet de ontwikkelaar, fabrikant of distributeur ervan is;13° Protocol van Kyoto : Protocol van Kyoto bij het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering opgemaakt te Kyoto op 11 december 1997 en goedgekeurd bij het decreet van 22 februari 2002;14° emissierecht : een overdraagbaar recht om gedurende een bepaalde periode één ton C02-equivalent aan broeikasgassen uit te stoten;15° subsidieovereenkomst : een overeenkomst waarin de rechten en de verplichtingen van de Vlaamse regering en van de begunstigde van de subsidie worden geregeld;16° kleine onderneming : ondernemingen die aan de volgende voorwaarden cumulatief voldoen : a) minder dan 50 werknemers tewerkstellen;b) een jaaromzet hebben van maximaal 10 miljoen euro of een jaarlijks balanstotaal van maximaal 10 miljoen euro;c) beantwoorden aan het zelfstandigheidscriterium;17° middelgrote onderneming : ondernemingen die aan de volgende voorwaarden cumulatief voldoen : a) minder dan 250 werknemers tewerkstellen;b) een jaaromzet hebben van maximaal 50 miljoen euro of een jaarlijks balanstotaal van maximaal 43 miljoen euro;c) beantwoorden aan het zelfstandigheidscriterium;18° grote onderneming : ondernemingen die niet ressorteren onder de categorie kleine of middelgrote onderneming;19° gestrande kosten : de kosten die ondernemingen moeten dragen ten gevolge van verplichtingen die ze in het verleden zijn aangegaan, maar die ze niet langer kunnen nakomen door de liberalisering van de betrokken sector;20° beschermde klant : huishoudelijke afnemer met een aansluiting, waarbij op het adres van de aansluiting op het distributienet minstens een persoon gedomicilieerd is die behoort tot één van de volgende categorieën : a) de personen die een verhoogde tegemoetkoming van het ziekenfonds genieten zoals bepaald in het koninklijk besluit van 8 augustus 1997 ter bepaling van de inkomensvoorwaarden en de voorwaarden in verband met de ingang, het behoud en de intrekking van het recht op de verhoogde verzekeringstegemoetkoming, die bedoeld zijn in artikel 37, § 1, van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994;b) de personen die een minnelijke of gerechtelijke aanzuiveringsregeling hebben verkregen in het kader van de wet van 5 juli 1998 betreffende de collectieve schuldenregeling en de mogelijkheid van verkoop uit de hand van de in beslag genomen onroerende goederen;c) de personen die budgetbegeleiding genieten op basis van de wet van 4 september 2002 houdende toewijzing van een op dracht aan de openbare centra voor maatschappelijk welzijn inzake de begeleiding en de financiële maatschappelijke steunverlening aan de meest hulpbehoevenden inzake energielevering;d) de personen ten aanzien van wie een beslissing is genomen tot toekenning van : 1) een leefloon, toegekend door het OCMW van de gemeente, krachtens de wet van 26 mei 2002 tot instelling van het recht op maatschappelijke integratie;2) een gewaarborgd inkomen voor bejaarden, krachtens de wet van 1 april 1969 tot instelling van een gewaarborgd inkomen voor bejaarden;3) een inkomensgarantie voor ouderen, krachtens de wet van 22 maart 2001 tot instelling van een inkomensgarantie voor ouderen;4) een inkomensvervangende tegemoetkoming, krachtens de wet van 27 februari 1987 betreffende de tegemoetkomingen aan personen met een handicap;5) een integratietegemoetkoming, krachtens de voornoemde wet van 27 februari 1987, als die gehandicapte behoort tot de categorieën II, III of IV, bepaald bij het ministerieel besluit van 30 juli 1987 tot vaststelling van de categorieën en van de handleiding voor de evaluatie van de graad van zelfredzaamheid met het oog op het onderzoek naar het recht op de integratietegemoetkoming;6) een tegemoetkoming voor hulp aan bejaarden, krachtens artikelen 127 en volgende van de wet van 22 december 1989;7) een tegemoetkoming als gehandicapte persoon ten gevolge van een blijvende arbeidsongeschiktheid of een invaliditeit van ten minste 65 %, krachtens de wet van 27 juni 1969 betreffende het toekennen van tegemoetkomingen voor mindervaliden, binnen de perken, bepaald bij artikel 28 van de voornoemde wet van 27 februari 1987;8) een tegemoetkoming voor de hulp van een derde persoon, krachtens de wet van 27 juni 1969 betreffende het toekennen van tegemoetkomingen voor mindervaliden, binnen de perken, bepaald bij artikel 28 van de voornoemde wet van 27 februari 1987;e) de personen die een voorschot genieten, toegekend door het OCMW, op de tegemoetkomingen, bedoeld in d);f) de personen die een steun verkrijgen die gedeeltelijk of volledig ten laste genomen wordt door de federale staat, op basis van artikel 4 en 5 van de wet van 2 april 1965 betreffende het ten laste nemen van de steun, verleend door de openbare centra voor maatschappelijk welzijn;21° huishoudelijke afnemer : elke natuurlijke persoon die elektriciteit afneemt om te voorzien in zijn behoeften of die van de personen die samen met hem in de woning in kwestie gedomicilieerd zijn;22° distributienet : het net bedoeld in artikel 2, 2°, van het Elektriciteitsdecreet;23° energiebeleidsovereenkomst : iedere overeenkomst tussen het Vlaamse Gewest, vertegenwoordigd door de Vlaamse regering, en een andere partij, waarbij die andere partij zich engageert om binnen een afgesproken termijn een vooropgestelde verbetering inzake energie-efficiëntie te behalen of te stimuleren, tot de wereldtop inzake energie-efficiëntie in haar sector te behoren of een bepaald percentage van het energieverbruik te dekken met behulp van hernieuwbare energietechnologieën of hiervoor stimulansen te verstrekken;24° energieboekhouding : het regelmatig meten, registreren, analyseren en rapporteren van het energiegebruik;25° rendabele investeringen : investeringen met een interne rentevoet van minstens 15 % na belastingen;26° energieplan : een systematische, gedocumenteerde en objectieve evaluatie van het beheer, de organisatie en de uitrusting van de betrokken onderneming, niet-commerciële instelling of publiekrechtelijke rechtspersoon op het gebied van energie-efficiëntie, waarbij de mogelijke maatregelen inzake de verbetering van de energie-efficiëntie worden in kaart gebracht;27° energiestudie : studie die aantoont dat een nieuwe of een gewijzigde installatie aan bepaalde criteria van energie-efficiëntie zal voldoen;28° energiedeskundige : de natuurlijke persoon onderworpen aan het sociaal statuut van de zelfstandige of de bezoldigde medewerker van een rechtspersoon, die energieadvies verstrekt;29° brandstofleveranciers : de leveranciers van aardgas, stookolie, steenkool, butaan en propaan;30° broeikasgassen : koolstofdioxide (CO2), methaan (CH4), distikstofoxide (N20), onvolledig gefluoreerde koolwaterstoffen (HFK's), perfluorkoolstoffen (PFK's) of zwavelhexafluoride (SF6);31° richtlijn : Richtlijn 2003/83/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 oktober 2003 tot vaststelling van een regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten binnen de Gemeenschap en tot wijziging van Richtlijn 96/61/EG van de Raad;32° ton CO2-equivalent : een metrische ton koolstofdioxide (CO2) of een hoeveelheid van een ander broeikasgas met een gelijkwaardig aardopwarmingspotentieel.33° transmissienet : net, bedoeld in artikel 2 van het decreet van 17 juli 2000 houdende de organisatie van de elektriciteitsmarkt;34° aardgasdistributienet en vervoernet : netten, bedoeld in artikel 2 van het decreet van 6 juli 2001 houdende de organisatie van de gasmarkt.» . HOOFDSTUK II. - Tegemoetkomingen ter bevordering van het rationeel energiegebruik, het gebruik van hernieuwbare energiebronnen en de toepassing van flexibiliteitsmechanismen Afdeling I. - Kredieten
Art. 3.§ 1. De tegemoetkomingen, die op basis van de steunprogramma's, bedoeld in dit hoofdstuk, kunnen worden toegekend ter bevordering van het rationeel energiegebruik en het rationeel energiebeheer, worden toegekend binnen de perken van de beschikbare kredieten van het Energiefonds of de algemene uitgavenbegroting.
De tegemoetkomingen die op basis van de steunprogramma's, bedoeld in dit hoofdstuk, kunnen worden toegekend ter bevordering van het gebruik van hernieuwbare energietechnologieën, worden toegekend binnen de perken van de beschikbare kredieten van het Fonds Hernieuwbare Energiebronnen.
De tegemoetkomingen, die op basis van de steunprogramma's, bedoeld in dit hoofdstuk, kunnen worden toegekend ter bevordering van de toepassing van flexibiliteitsmechanismen, worden toegekend binnen de perken van de beschikbare kredieten van de algemene uitgavenbegroting. § 2. Als een tegemoetkoming, op basis van een steunprogramma, opgenomen in dit hoofdstuk, wordt toegekend, zowel ter bevordering van het rationeel energiegebruik of het rationeel energiebeheer als ter bevordering van het gebruik van hernieuwbare energietechnologieën, wordt deze toegekend binnen de perken van de beschikbare kredieten van het Energiefonds als de nadruk ligt op de bevordering van het rationeel energiegebruik, en van het Fonds Hernieuwbare Energiebronnen als de nadruk ligt op het gebruik van hernieuwbare energietechnologieën.
Art. 4.Bij de verdeling van de kredieten van het Energiefonds en van het Fonds Hernieuwbare Energiebronnen over de verschillende steunprogramma's die op basis van dit hoofdstuk kunnen worden opgesteld, houdt de Vlaamse regering rekening met de mate waarin deze programma's op een kostenefficiënte manier bijdragen aan de doelstellingen van het Vlaamse Gewest inzake de terugdringing van de broeikasgasemissies. Afdeling II. - Steunprogramma's voor natuurlijke personen
Art. 5.De Vlaamse regering kan een steunprogramma opstellen met tegemoetkomingen ten voordele van natuurlijke personen die niet in aanmerking komen voor een tegemoetkoming als onderneming met toepassing van de artikelen 6 tot 8, voor : 1° de toepassing van energiezuinige producten, technieken en systemen;2° een rationeel energiebeheer;3° de toepassing van hernieuwbare energietechnologieën. Afdeling III. - Steunprogramma's voor ondernemingen
Onderafdeling I. - De onderneming als gebruiker van energiezuinige producten, technieken, systemen of hernieuwbare energietechnologieën
Art. 6.De Vlaamse regering kan een steunprogramma opstellen met tegemoetkomingen ten voordele van ondernemingen voor : 1° de toepassing van energiezuinige producten, technieken en systemen;2° een rationeel energiebeheer;3° de toepassing van hernieuwbare energietechnologieën;4° het ondernemen van haalbaarheidsstudies voor de toepassing van energiezuinige producten, technieken en systemen of voor de toepassing van hernieuwbare energietechnologieën. Onderafdeling II. - De onderneming als ontwikkelaar, producent of distributeur van energiezuinige producten, technieken of systemen of van hernieuwbare energietechnologieën
Art. 7.§ 1. De Vlaamse regering kan een steunprogramma opstellen met tegemoetkomingen ten voordele van ondernemingen die ontwikkelaar, fabrikant of distributeur zijn van energiezuinige producten, technieken, systemen of hernieuwbare energietechnologieën, voor het uitvoeren van referentieprojecten. § 2. De onderneming, bedoeld in § 1, sluit met de eerste gebruiker een overeenkomst waarin het deel van de tegemoetkoming dat gegeven wordt om de investerings- en installatiekosten te dekken, wordt overgedragen aan de eerste gebruiker en waarin de gebruiker de onderneming toestaat om de resultaten van het project te gebruiken bij commercialisering.
Onderafdeling III. - De onderneming als promotor van rationeel energiegebruik en het gebruik van hernieuwbare energiebronnen
Art. 8.De Vlaamse regering kan een steunprogramma opstellen met tegemoetkomingen ten voordele van ondernemingen voor : 1° het voeren van sensibiliserings- en communicatieacties rond rationeel energiegebruik, rationeel energiebeheer of hernieuwbare energietechnologieën;2° de informatieverzameling en -verstrekking inzake rationeel energiegebruik, rationeel energiebeheer of hernieuwbare energietechnologieën;3° het organiseren van vormingsprojecten rond rationeel energiegebruik, rationeel energiebeheer en hernieuwbare energietechnologieën. Afdeling IV. - Steunprogramma's voor niet-commerciële instellingen en
publiekrechtelijke rechtspersonen
Art. 9.De Vlaamse regering kan een steunprogramma opstellen met tegemoetkomingen ten voordele van niet-commerciële instellingen en publiekrechtelijke rechtspersonen voor : 1° de toepassing van energiezuinige producten, technieken en systemen;2° een rationeel energiebeheer;3° de toepassing van hernieuwbare energietechnologieën;4° het ondernemen van haalbaarheidsstudies voor de toepassing van energiezuinige producten, technieken en systemen of voor de toepassing van hernieuwbare energietechnologieën;5° het voeren van sensibiliserings- en communicatieacties rond rationeel energiegebruik, rationeel energiebeheer of hernieuwbare energietechnologieën;6° de informatieverzameling en -verstrekking inzake rationeel energiegebruik, rationeel energiebeheer of hernieuwbare energietechnologieën;7° het organiseren van vormingsprojecten rond rationeel energiegebruik, rationeel energiebeheer of hernieuwbare energietechnologieën;8° de kosten, verbonden aan de voorbereiding, ondertekening, uitvoering en voortgangscontrole van een energiebeleidsovereenkomst. Afdeling V. - Marktintroductieprogramma
Art. 10.§ 1. De Vlaamse regering kan op geregelde tijdstippen een steunprogramma opstellen om marktintroductieprojecten te ondersteunen.
Dat steunprogramma geeft een beschrijving van de energiezuinige producten, technieken en systemen of van de hernieuwbare energietechnologieën, waarvoor de Vlaamse regering een hogere marktintroductie wil verkrijgen, evenals het totale budget dat ze daartoe wil aanwenden en de maximale hoogte van de tegemoetkomingen die in het kader van dit marktintroductieprogramma kunnen worden toegestaan.
Het steunprogramma geeft aan welke van de volgende doelgroepen kunnen inschrijven op het marktintroductieprogramma : natuurlijke personen, ondernemingen, niet-commerciële instellingen of publiekrechtelijke rechtspersonen.
De Vlaamse regering lanceert vervolgens een oproep, waarop belangstellenden uit de aangewezen doelgroepen kunnen intekenen, die deze energiezuinige producten, technieken of systemen of hernieuwbare energietechnologieën willen installeren en die bereid zijn mee te werken aan de monitoring en kennisoverdracht aan de gebruikerssector. § 2. De Vlaamse regering bepaalt de nadere regels van de oproep, evenals de nadere regels betreffende de monitoring en de bekendmaking van de resultaten van de marktintroductieprojecten. Afdeling VI. - Steunprogramma's voor de toepassing van
flexibiliteitsmechanismen
Art. 11.De Vlaamse regering kan tegemoetkomingen verstrekken voor de administratieve kosten die gepaard gaan met het voorbereiden van en deelnemen aan de flexibiliteitsmechanismen Gezamenlijke Uitvoering en het Mechanisme voor Schone Ontwikkeling onder het Protocol van Kyoto.
De Vlaamse regering kan ook tegemoetkomingen verstrekken voor de uitvoering van projecten in het kader van de flexibiliteitsmechanismen, bedoeld in het eerste lid, met het oog op de verwerving van emissierechten door de Vlaamse overheid. Afdeling VII. - Hoogte van de tegemoetkomingen
Art. 12.De Vlaamse regering stelt de hoogte van de tegemoetkomingen en de in aanmerking komende kosten, bedoeld in dit decreet, vast alsmede de nadere regels betreffende de aanvraag, de beoordeling van de aanvragen en het toekennen van de tegemoetkomingen.
De tegemoetkomingen, bedoeld in het vorige lid, kunnen de vorm aannemen van een subsidie, een lening tegen een verlaagde rentevoet, een voorschot of een ander geldelijk voordeel.
Art. 13.§ 1. De tegemoetkomingen die ter uitvoering van dit decreet worden toegekend aan natuurlijke personen, niet-commerciële instellingen en publiekrechtelijke rechtspersonen, kunnen maximaal 100 % van de in aanmerking komende kosten bedragen.
Voor tegemoetkomingen die meer dan 50 % van de in aanmerking komende kosten bedragen of die hoger liggen dan 150.000 euro, sluit de Vlaamse regering met de begunstigde een subsidieovereenkomst, waarin een resultaatsverbintenis wordt opgenomen. § 2. De tegemoetkomingen die ter uitvoering van dit decreet worden toegekend aan kleine of middelgrote ondernemingen, kunnen maximaal 50 van de in aanmerking komende kosten bedragen. Als de onderneming een grote onderneming is, kunnen deze tegemoetkomingen maximaal 40 % van de in aanmerking komende kosten bedragen.
De Vlaamse regering past deze maximumpercentages aan overeenkomstig de percentages, opgenomen in de Europese kaderregeling inzake staatssteun ten behoeve van het milieu.
Enkel de extra investeringen die noodzakelijk zijn voor het verwezenlijken van de milieudoeleinden worden in aanmerking genomen, exclusief de voordelen van een eventuele capaciteitsverhoging, de kostenbesparingen gedurende de eerste vijf jaar van de gebruiksduur van de investeringen en de extra bijproducten gedurende diezelfde periode. Gestrande kosten komen niet in aanmerking.
Art. 14.Beschermde klanten hebben recht op een tegemoetkoming die minstens 20 % hoger is dan de tegemoetkoming voor dezelfde aankoop of in aanmerking komende kosten, die gegeven wordt aan natuurlijke personen die geen beschermde klant zijn.
Onder voorbehoud van de toepassing van het eerste lid kunnen de tegemoetkomingen aan beschermde klanten maximaal 100 % van de in aanmerking komende kosten bedragen.
Art. 15.De Vlaamse regering beperkt de tegemoetkomingen in elk individueel geval dusdanig dat de cumulatie van de tegemoetkomingen, gegeven ter uitvoering van dit decreet, met de overheidssteun die op grond van andere regelgevingen wordt toegekend, de maximale tegemoetkomingspercentages, bepaald in artikel 13, niet overschrijdt. HOOFDSTUK III. - Energiebeleidsovereenkomsten en verplichtingen met betrekking tot rationeel energiegebruik en het gebruik van hernieuwbare energiebronnen voor ondernemingen, niet-commerciële instellingen en publiekrechtelijke rechtspersonen
Art. 16.§ 1. De Vlaamse regering kan energiebeleidsovereenkomsten sluiten met 1° één of meer organisaties van ondernemingen, niet-commerciële instellingen of publiekrechtelijke rechtspersonen;2° één of meer ondernemingen of niet-commerciële instellingen;3° één of meer publiekrechtelijke rechtspersonen. § 2. De Vlaamse regering legt het ontwerp van energiebeleidsovereenkomst met een doelgroep ter bespreking voor aan het Vlaams Parlement. Energiebeleidsovereenkomsten met individuele ondernemingen, niet-commerciële instellingen en publiekrechtelijke rechtspersonen worden niet meegedeeld aan het Vlaams Parlement. § 3. Jaarlijks rapporteert de Vlaamse regering aan het Vlaams Parlement over de gesloten energiebeleidsovereenkomsten.
Art. 17.§ 1.De Vlaamse regering kan aan ondernemingen, niet-commerciële instellingen en publiekrechtelijke rechtspersonen verplichtingen opleggen om hun aan te zetten hun energiegebruik te rationaliseren en gebruik te maken van hernieuwbare energietechnologieën. § 2. De verplichtingen, bedoeld in § 1, omvatten : 1° het opzetten van een energieboekhouding;2° het uitvoeren van rendabele investeringen, die al dan niet ter kennis worden gebracht door een energieplan of een energiestudie;3° het periodiek dan wel eenmalig laten opmaken van een energieplan enlof een energiestudie door een energiedeskundige. De Vlaamse regering kan voor een of meerdere van voorgaande verplichtingen vrijstelling verlenen en/of de periodiciteit bepalen. § 3. De Vlaamse regering bepaalt de nadere regelen met betrekking tot de rendabele investeringen. Vanaf 2008 zal de Vlaamse regering om de vier jaar de definitie van rendabele investeringen, zoals bepaald in artikel 2, 25°, evalueren. De Vlaamse regering wordt gemachtigd om na evaluatie een nieuwe interne rentevoet na belastingen vast te leggen. § 4. De Vlaamse regering kan een instantie aanduiden die de energieplannen en de energiestudies conform moet verklaren. § 5. De energiedeskundige stelt de energieplannen en de energiestudies ter beschikking van de bedrijfsleiding en, in voorkomend geval, ten behoeve van de ondernemingsraad en het comité voor veiligheid, gezondheid en verfraaiing van de werkplaatsen of bij ontstentenis van deze organen, de vakbondsafvaardiging. § 6. De Vlaamse regering bepaalt de concrete opmaak, de inhoud en, in voorkomend geval, de conformverklaring van de energieplannen en energiestudies. § 7. Ondernemingen, niet-commerciële instellingen en publiekrechtelijke rechtspersonen die een energiebeleidsovereenkomst met de Vlaamse regering sluiten moeten minstens voldoen aan de verplichtingen, bedoeld in § 1, die gelden op het moment van het sluiten van de energiebeleidsovereenkomst.
Als de Vlaamse regering op basisvan § 1 verplichtingen oplegt, zijn die verplichtingen voor ondernemingen, niet commerciële instellingen en publiekrechtelijke rechtspersonen, die een energiebeleidsovereenkomst hebben gesloten, niet strenger dan de overeenkomstige bepalingen, opgenomen in de energiebeleidsovereenkomst en van die aard dat zij niet voor bijkomende lasten zorgen ten opzichte van de overeenkomstige bepalingen, opgenomen in de energiebeleidsovereenkomst, behalve om te voldoen aan internationale of Europese verplichtingen, steeds rekening houdend met het engagement van het Vlaamse Gewest in de energiebeleidsovereenkomsten. In die gevallen pleegt de Vlaamse regering vooraf overleg met de andere partijen van de energiebeleidsovereenkomst.
De Vlaamse regering bepaalt de nadere regelen aangaande de te volgen overlegprocedure. § 8. In afwijking van de vorige paragraaf kan de Vlaamse regering verplichtingen, zoals bepaald in § 1, opleggen aan ondernemingen, niet-commerciële instellingen en publiekrechtelijke rechtspersonen die de bepalingen van de gesloten energiebeleidsovereenkomst niet naleven. § 9. De Vlaamse regering kan de tegemoetkomingen, bepaald in hoofdstuk 11 van dit decreet beperken tot de ondernemingen, niet-commerciële instellingen en publiekrechtelijke rechtspersonen die een energiebeleidsovereenkomst hebben gesloten. HOOFDSTUK IV. - Verplichtingen met betrekking tot het rationeel energiegebruik en het gebruik van hernieuwbare energiebronnen voor de brandstofleveranciers
Art. 18.De Vlaamse regering kan aan brandstofleveranciers verplichtingen opleggen inzake : 1° het geven van informatie aan en het sensibiliseren van hun klanten over rationeel energiegebruik en het gebruik van hernieuwbare energietechnologieën;2° het geven van informatie aan hun klanten over hun energieverbruik en over hun energiekosten.
Art. 19.§ 1. De Vlaamse regering start een overleg op met de brandstofleveranciers over het aanbieden van programma's ter bevordering van het rationeel energiegebruik en het gebruik van hernieuwbare energietechnologieën bij hun klanten.
De overeengekomen programma's worden vastgelegd in een energiebeleidsovereenkomst. § 2. Vanaf 1 januari 2005 kan de Vlaamse regering aan de brandstofleveranciers die geen partij zijn in een energiebeleidsovereenkomst, of die de energiebeleidsovereenkomst niet naleven, een jaarlijkse actie- en middelenverbintenis opleggen inzake de bevordering bij hun klanten van : 1° een rationeel energiebeheer;2° een rationeel energiegebruik;3° het gebruik van hernieuwbare energietechnologieën. De actie- en middelenverbintenis worden vastgelegd in een ontwerp van actieplan dat door de betrokken brandstofleverancier wordt voorbereid en bij de Vlaamse regering wordt ingediend.
Dat ontwerp van actieplan bevat de acties die een brandstofleverancier aanbiedt aan zijn klanten ter bevordering van rationeel energiebeheer, het rationeel energiegebruik en het gebruik van hernieuwbare energietechnologieën : Het ontwerp van actieplan dat door de betrokken brandstofleverancier wordt ingediend, bevat voor elke actie de volgende gegevens : 1° een beschrijving van de actie die twee essentiële onderdelen bevat : a) een sensibiliserend en informerend onderdeel, waarbij de aandacht op de actie wordt gevestigd en de doelgroep de nodige informatie krijgt over de besparingsmogelijkheden;b) een stimulerend onderdeel waarbij de doelgroep financieel ondersteund wordt voor de uitvoering van de actie;2° de doelgroep;3° het budget;4° de gegevens die zullen worden bijgehouden voor de rapportering. Verplichtingen die aan de brandstofleveranciers worden opgelegd in toepassing van artikel 18 maken geen deel uit van het ontwerp van actieplan.
De Vlaamse regering stelt de nadere regels vast met betrekking tot de samenstelling, de wijze van indiening, de beoordeling, de goedkeuring en de controle van de uitvoering van de actieplannen. § 3. De brandstofleveranciers kunnen voor de opmaak van het ontwerp van actieplan en voor de uitvoering van de jaarlijkse actie- en middelenverbintenis, bedoeld in dit artikel, op hun kosten een beroep doen op derden, onder de voorwaarden die bepaald zijn door de Vlaamse regering. HOOFDSTUK V. - Flexibiliteitsmechanismen
Art. 20.§ 1. De Vlaamse regering legt aan installaties die broeikasgassen uitstoten en die onder het toepassingsgebied van de richtlijn vallen als exploitatievoorwaarde op dat deze installaties over een broeikasgasvergunning moeten beschikken. Op basis van die broeikasgasvergunning moet jaarlijks een bepaald aantal emissierechten bij de Vlaamse regering ingeleverd worden in overeenstemming met de hoeveelheid broeikasgassen die in die periode werd uitgestoten. § 2. De Vlaamse regering bepaalt de voorwaarden voor de broeikasgasvergunning en de regels voor het meten en de rapportering van de emissies en voor de verificatie van deze rapporten. § 3. In overeenstemming met de criteria van de richtlijn bepaalt de Vlaamse regering : 1° de totale hoeveelheid emissierechten die per handelsperiode aan installaties in het Vlaamse Gewest worden toegekend;2° de wijze waarop die emissierechten aan de installaties in kwestie worden toegewezen;3° de nadere regels voor de uitgifte, inlevering, schrapping, transfers en geldigheidsduur van de emissierechten;4° de regels voor het opstellen en het controleren van een register in de vorm van een elektronische databank door middel waarvan de emissie rechten worden uitgegeven, gehouden, overgedragen en geschrapt. § 4. De Vlaamse regering bepaalt de verdere toepassingsregels en procedures voor de implementering van de richtlijn in het Vlaamse Gewest in overeenstemming met de bepalingen van de richtlijn.
Art. 21.De Vlaamse regering bepaalt de nadere uitvoeringsvoorwaarden en regels voor het inzetten van de flexibiliteitsmechanismen Gezamenlijke Uitvoering en het Mechanisme voor Schone Ontwikkeling onder het Protocol van Kyoto.
De Vlaamse regering bepaalt de kwantitatieve doelstellingen, de strategie en de financieringswijze inzake het verwerven van emissierechten door de flexibiliteitsmechanismen te gebruiken in het kader van het Protocol van Kyoto. HOOFDSTUK VI. - Erkenning van energiedeskundigen en inzameling van gegeven
Art. 22.In het kader van beleidsmaatregelen inzake rationeel energiebeheer, rationeel energiegebruik, hernieuwbare energiebronnen en flexibiliteitsmechanismen kan de Vlaamse regering voorwaarden vastleggen waaraan energiedeskundigen moeten voldoen. Deze voorwaarden hebben in ieder geval betrekking op : 1° diploma's en opleiding;2° beroepskennis en -ervaring;3° onafhankelijkheid van de energiedeskundige ten aanzien van opdrachtgevers en commerciële belangen. De Vlaamse regering legt de procedure voor de erkenningsregeling vast.
De Vlaamse regering kan eisen opleggen inzake de kwaliteit en de betrouwbaarheid van de werkzaamheden van de energiedeskundige. De Vlaamse regering wijst de instantie aan die belast is met de erkenning van de energiedeskundigen en met de controle op hun werkzaamheden.
Art. 23.De Vlaamse regering kan verplichtingen opleggen aan elke beheerder van een distributienet, transmissienet, aardgasdistributienet en vervoernet, elke energieleverancier en elke exploitant van een energie-opwekkingsinstallatie, om haar accurate, volledig en consistente mededeling te doen van noodzakelijke gegevens voor het opmaken van energiebalansen en voor de onderbouwing van het Vlaamse beleid inzake rationeel energiegebruik, hernieuwbare energiebronnen en klimaatverandering. De Vlaamse regering legt de eisen vast inzake accuraatheid, volledigheid en consistentie. De te verstrekken gegevens hebben betrekking op : 1° de afname en het verbruik van energie door objectief omschreven categorieën van afnemers en het verbruiksprofiel van deze afnemers;2° de kenmerken van energie-opwekkingsinstallaties en de hoeveelheid opgewekte energie in deze installaties. De Vlaamse regering bepaalt de categorie-indeling, de rapporteringstermijn en -wijze van de gegevens. Elk gebruik van de in het eerste lid bedoelde gegevens voor andere dan de omschreven doeleinden is verboden. De Vlaamse regering waakt over de vertrouwelijkheid van individuele gegevens verkregen in het kader van de bepalingen van het eerste lid. Ingeval afbreuk wordt gedaan aan die vertrouwelijkheid, wordt toepassing gemaakt van de in artikel 458 van het Strafwetboek bepaalde straffen. HOOFDSTUK VII. - Toezicht
Art. 24.De Vlaamse regering duidt de ambtenaren aan die bevoegd zijn voor de controle op de naleving van de verplichtingen opgelegd op basis van dit decreet en de uitvoeringsbesluiten ervan en voor het opleggen van de administratieve geldboetes. De aangewezen ambtenaren kunnen daartoe aan de betrokkenen alle gegevens en inlichtingen vragen die nodig zijn voor de uitoefening van hun taken. De betrokkene aan wie een vraag is gericht om gegevens en inlichtingen te verstrekken, moet binnen de door de bevoegde ambtenaren bepaalde redelijke termijn alle medewerking verlenen. HOOFDSTUK VIII. - Sancties
Art. 25.Een administratieve geldboete wordt opgelegd aan de brandstofleverancier die een verplichting, vastgelegd in artikelen 18 en 19, § 2, niet naleeft, op voorwaarde dat de betrokkene naar behoren werd gehoord of naar behoren werd opgeroepen. Die administratieve geldboete mag voor het niet naleven van artikel 18 niet lager zijn dan 250 euro noch hoger zijn dan 100.000 euro en voor wat de niet naleving van artikel 19, § 2, betreft niet lager zijn dan anderhalve keer de financiële impact van de actie, zoals goedgekeurd in het actieplan bedoeld in artikel 19, § 2, noch hoger zijn dan drie keer de financiële impact van de actie, zoals goedgekeurd in het actieplan bedoeld in artikel 19, § 2.
Art. 26.Aan de exploitant van de installatie wordt een administratieve geldboete opgelegd voor elke ton CO2-equivalent die door de installatie uitgestoten wordt en waarvoor op basis van artikel 20, § 1, geen emissierechten werden ingeleverd. Per ton uitgestoten CO2-equivalent bedraagt de administratieve geldboete 40 euro voor de periode 20052007 en 100 euro vanaf 2008. De betaling van de boete wegens emissieoverschrijding ontslaat de exploitant niet van de verplichting, bij de inlevering van emissierechten in verband met het volgende kalenderjaar, een hoeveelheid emissierechten in te leveren die gelijk is aan de emissieoverschrijding.
De Vlaamse regering neemt maatregelen om de publicatie te verzekeren van de namen van de exploitanten die onvoldoende emissierechten inleveren om te voldoen aan de verplichtingen, opgelegd krachtens artikel 20, § 1.
Art. 27.1. Overtredingen van de door de Vlaamse regering in toepassing van artikel 23, eerste lid, opgelegde eisen inzake de consistentie, volledigheid en accuraatheid van de te rapporteren gegevens, worden bestraft met een administratieve geldboete die niet lager is dan 50 euro, noch hoger dan 20.000 euro. § 2. Overtredingen van de door Vlaamse regering in toepassing van artikel 23, tweede lid, opgelegde rapporteringstermijn worden bestraft met een administratieve geldboete van 250 euro per kalenderdag.
Art. 28.§ 1. De betrokkene wordt van de beslissing tot het opleggen van de administratieve geldboete in kennis gesteld met een aangetekende brief met bericht van ontvangst.
De met reden omklede kennisgeving vermeldt het bedrag van de administratieve geldboete.
De Vlaamse regering stelt hieromtrent de nadere regels vast. § 2. De ambtenaren, daartoe aangewezen door de Vlaamse regering, beslissen over de gemotiveerde verzoeken om kwijtschelding, vermindering of uitstel van betaling van de administratieve geldboeten, bedoeld in artikel 25 en artikel 27, § 1, die de betrokkene met een aangetekende brief tot hen richt. Het verzoek schorst de bestreden beslissing.
De in het eerste lid bedoelde verzoeken worden binnen vijftien dagen, te rekenen vanaf de datum van de afgifte op de post van de in § 1, eerste lid, bedoelde aangetekende brief, gericht aan de daartoe door de Vlaamse regering aangewezen ambtenaren.
De beslissing van de daartoe door de Vlaamse regering aangewezen ambtenaren wordt binnen dertig dagen, te rekenen vanaf de datum van de afgifte op de post van het in het eerste lid bedoelde verzoek met een aangetekende brief met bericht van ontvangst ter kennis gebracht van de indiener van het verzoekschrift.
Bij een met redenen omklede aangetekende brief, gericht aan de indiener van het verzoek, kan de bevoegde ambtenaar de voormelde termijn eenmalig verlengen met dertig dagen.
Als de beslissing niet is verzonden binnen de gestelde termijn, wordt het verzoek geacht te zijn ingewilligd. § 3. Het beroep tegen de beslissing tot het opleggen van een administratieve geldboete op grond van artikel 25 en artikel. 27, § 1 bij de rechtbank van eerste aanleg werkt schorsend. § 4. Indien de betrokkene het oneens is met de administratieve geldboete, opgelegd volgens artikel 26 en artikel 27, § 1, kan hij, binnen de tien dagen na de kennisgeving, bedoeld in § 1, de ambtenaren, daartoe aangewezen door de Vlaamse regering, in kennis stellen door middel van een aangetekende brief. Na het verstrijken van deze termijn is de beslissing definitief.
De bevoegde ambtenaren kunnen hun beslissing echter herroepen of het bedrag van de administratieve geldboete aanpassen indien deze tegenargumenten gegrond blijken te zijn. In dat geval zal een nieuwe kennisgeving plaatsvinden. § 5. De administratieve geldboete moet worden betaald binnen zestig dagen na de kennisgeving van de definitieve beslissing.
De ambtenaren, daartoe aangewezen door de Vlaamse regering, kunnen uitstel van betaling verlenen voor een door hun bepaalde termijn. § 6. De vordering tot betaling van de administratieve geldboete verjaart na verloop van vijf jaar, te rekenen vanaf de dag waarop ze is ontstaan.
De verjaring wordt gestuit op de wijze en onder de voorwaarden, bepaald bij artikel 2244 en volgende van het Burgerlijk Wetboek. § 7. De opbrengst van de administratieve geldboeten wordt gestort in het Energiefonds.
Art. 29.§ 1. Bij gebrek aan voldoening van de administratieve geldboete en toebehoren wordt een dwangbevel uitgevaardigd door de ambtenaar die belast is met de invordering.
Dat dwangbevel wordt geviseerd en uitvoerbaar verklaard door de ambtenaar die daartoe is aangewezen door de Vlaamse regering. § 2. De betekening van het dwangbevel gebeurt bij gerechtsdeurwaardersexploot of met een aangetekende brief. § 3. Op het dwangbevel zijn de bepalingen van toepassing van deel V van het Gerechtelijk Wetboek houdende bewarend beslag en middelen tot tenuitvoerlegging. HOOFDSTUK IX. - Oprichting van Autonome Commissies Energiebeleid Vlaanderen
Art. 30.Autonome Commissies Energiebeleid Vlaanderen worden opgericht binnen de Milieu- en Natuurraad van Vlaanderen en de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen.
Art. 31.§ 1. De Autonome Commissies Energiebeleid Vlaanderen zijn samengesteld uit één voorzitter, één ondervoorzitter en een aantal leden en ledendeskundigen, allen benoemd door de Vlaamse regering.
De leden worden door de Vlaamse regering benoemd uit dubbele lijsten voorgedragen door de respectieve organisaties, verenigingen, instellingen en raden, zoals bedoeld in § 3.
De Vlaamse regering benoemt voor alle leden een plaatsvervanger.
De voorzitter, de ondervoorzitter en de leden zijn stemgerechtigd.
De plaatsvervangers nemen deel aan de beraadslagingen met raadgevende stem. Zij zijn echter stemgerechtigd wanneer zij deelnemen aan de werkzaamheden bij afwezigheid van een effectief lid. § 2. De voorzitter en de ondervoorzitter worden voorgedragen door de Vlaamse minister bevoegd voor het energiebeleid. § 3. De leden worden aangewezen als volgt : 1° voor de Autonome Commissie Energiebeleid Vlaanderen binnen de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen : a) maximaal vijf vertegenwoordigers van de werkgeversorganisaties, op voordracht van de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen;b) maximaal vijf vertegenwoordigers van de werknemersorganisaties, op voordracht van de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen;c) maximaal vijf vertegenwoordigers uit de energiesector, waarbij er wordt voor gezorgd dat de verschillende operatoren op de energiemarkt vertegenwoordigd zijn;d) maximaal vijf vertegenwoordigers van de verbruikersorganisaties, op voordracht van de Raad voor het Verbruik;2° voor de Autonome Commissie Energiebeleid Vlaanderen binnen de Milieu- en Natuurraad van Vlaanderen : a) maximaal tien vertegenwoordigers op voordracht van verenigingen opgericht op particulier initiatief in de vorm van een vereniging zonder winstoogmerk of een instelling van openbaar nut, met zetel in het Vlaamse Gewest of in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, met als hoofddoelstelling het leefmilieu, die ledenverenigingen of afdelingen tellen en die actief zijn in het gehele Vlaamse Gewest, na advies van hun koepelorganisatie. Het in eerste lid bedoelde advies vervalt voor vertegenwoordigers die rechtstreeks door de koepelorganisatie worden voorgedragen. Onder koepelorganisatie wordt verstaan, een organisatie met rechtspersoonlijkheid die een aantal verenigingen eventueel bestaande uit verschillende afdelingen en al dan niet met rechtspersoonlijkheid, als aangesloten leden telt, die via een coördinatiestructuur tot gezamenlijke standpunten en acties komen waarbij de koepelorganisatie als spreekbuis dient. b) maximaal vijf vertegenwoordigers uit de energiesector, waarbij er wordt voor gezorgd dat de verschillende operatoren op de energiemarkt vertegenwoordigd zijn;c) maximaal vijf vertegenwoordigers van de verbruikersorganisaties, op voordracht van de Raad voor het Verbruik. § 4. De leden-deskundigen worden als volgt aangewezen : 1° op voordracht van de Vereniging van Vlaamse Provincies;2° op voordracht van de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten;3° op voordracht van universitaire en wetenschappelijke instellingen en de hogescholen. § 5. De Vlaamse regering bepaalt het aantal leden en het aantal ledendeskundigen, rekening houdend met de verdeling tussen de verschillende organisaties, zoals bedoeld in § 3 en § 4, waarbij het aantal leden niet meer dan twintig mag bedragen en het aantal ledendeskundigen niet meer dan acht mag bedragen. § 6. De duur van het mandaat van de voorzitter, de ondervoorzitter, de leden en de ledendeskundigen bedraagt vier jaar en is hernieuwbaar.
Het lid dat voortijdig ophoudt zijn mandaat uit te oefenen, wordt vervangen door zijn plaatsvervanger totdat in de vervanging van het effectieve lid voorzien is met naleving van de bepalingen in § l.
Het lidmaatschap van de leden eindigt evenwel op de datum, waarop de organisatie, de vereniging, de instelling of de raad die de voordracht deed, aan de Vlaamse regering meldt dat het betrokken lid niet langer haar vertegenwoordiger is, waarbij tezelfdertijd een nieuw lid wordt voorgedragen.
Art. 32.§ 1. De Autonome Commissies Energiebeleid Vlaanderen zijn bevoegd om inzake aangelegenheden die betrekking hebben op het energiebeleid binnen het Vlaamse Gewest, op eigen initiatief of op vraag van het Vlaams Parlement, de Vlaamse regering of de Vlaamse minister bevoegd voor het energiebeleid studies te verrichten, aanbevelingen te formuleren en adviezen te verstrekken. § 2. De Vlaamse regering wint het advies van de Autonome Commissies Energiebeleid Vlaanderen in over voorontwerpen van decreet en ontwerpen van reglementair besluit die betrekking hebben op het energiebeleid met uitzondering van het begrotingsdecreet. § 3. De adviezen, bedoeld in § 1, op vraag van het Vlaams Parlement, de Vlaamse regering en de Vlaamse minister bevoegd voor het energiebeleid, worden gegeven binnen de termijn vermeld in de adviesaanvraag, zonder dat deze minder dan tien werkdagen mag bedragen.
De adviezen, bedoeld in § 2, worden verstrekt binnen een termijn van één maand te rekenen vanaf de dag volgend op de dag van de aanvraag.
In geval van spoed, die met reden omkleed wordt, kan de Vlaamse regering de termijn inkorten, zonder dat de termijn minder dan vijf werkdagen mag bedragen.
Als het advies niet is gegeven binnen de termijn bedoeld in de vorige leden, mag aan de adviesverplichting worden voorbijgegaan. § 4. De adviezen, aanbevelingen en studies zijn openbaar nadat ze zijn meegedeeld aan het Vlaams Parlement, aan de Vlaamse regering of aan de Vlaamse minister bevoegd voor het energiebeleid. § 5. De Autonome Commissies Energiebeleid Vlaanderen leggen jaarlijks aan de Vlaamse regering en aan het Vlaams Parlement een verslag over hun werkzaamheden voor.
Art. 33.§ 1 De Autonome Commissies Energiebeleid Vlaanderen stellen hun dagelijks bestuur samen en kunnen tijdelijke of permanente subcommissies oprichten onder de voorwaarden bepaald in het huishoudelijk reglement. § 2. De Autonome Commissies Energiebeleid Vlaanderen kunnen voor het onderzoek van bijzondere vraagstukken, een beroep doen op derden, onder de voorwaarden bepaald in het huishoudelijk reglement. § 3. De Autonome Commissies Energiebeleid Vlaanderen stellen hun huishoudelijk reglement op, dat minstens het volgende regelt : 1° de bevoegdheden van de voorzitter en de ondervoorzitter;2° de bevoegdheden en werkwijze van het dagelijks bestuur;3° de wijze van bijeenroeping en beraadslaging;4° de frequentie van de vergaderingen;5° de bekendmaking van de handelingen;6° de voorwaarden waaronder een beroep kan worden gedaan op derden of op permanente of tijdelijke subcommissies. Het huishoudelijk reglement is onderworpen aan de goedkeuring van de Vlaamse regering.
Art. 34.De Vlaamse regering stelt aan de Autonome Commissies Energiebeleid Vlaanderen een secretariaat ter beschikking, waarvoor ze een dotatie ten laste van de begroting van de Vlaamse Gemeenschap vastlegt.
De in artikel 31, § 3, 2°, bedoelde milieuverenigingen ontvangen een aanvullende subsidie bestemd voor hun adviesverlenende opdracht inzake het energiebeleid. HOOFDSTUK X. - Slotbepalingen
Art. 35.Elk ontwerp van uitvoeringsbesluit van dit decreet wordt door de Vlaamse regering voor advies voorgelegd aan de Autonome Commissies Energiebeleid Vlaanderen.
Art. 36.Dit decreet wordt aangehaald als het REG-decreet.
Art. 37.In artikel 20, § 1, van het Elektriciteitsdecreet vervallen de woorden "onder beheer van de reguleringsinstantie".
Art. 38.Er kan op basis van een steunregeling van dit decreet pas staatssteun in de zin van artikel 87, eerste lid, van het EG-Verdrag worden toegekend na de inwerkingtreding van de desbetreffende uitvoeringsbesluiten.
Art. 39.Artikelen 1, 2 en 16 tot en met 38 van dit decreet treden in werking op de datum van de bekendmaking van dit decreet in het Belgisch Staatsblad.
De Vlaamse regering bepaalt de datum waarop artikelen 3 tot en met 15 van dit decreet in werking treden.
Kondigen dit decreet af, bevelen dat het in het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.
Brussel, 2 april 2004.
De minister-president van de Vlaamse regering, B. SOMERS De Vlaamse minister van Mobiliteit, Openbare Werken en Energie, G. BOSSUYT _______ Nota (1) Zitting 2003-2004. Stukken. - Ontwerp van decreet : 2113 - Nr. 1. - Amendementen : 2113 - Nr. 2. - Verslag : 2113 - Nr. 3. - Tekst aangenomen door de plenaire vergadering : 2113 - Nr. 4.
Handelingen. - Bespreking en aanneming. Middagvergadering van 31 maart 2004 en vergadering van 1 april 2004.