gepubliceerd op 16 juli 2004
Besluit van de Vlaamse regering inzake energieplanning voor ingedeelde energie-intensieve inrichtingen en tot wijziging van het besluit van de Vlaamse regering van 6 februari 1991 houdende vaststelling van het Vlaams reglement betreffende de milieuvergunning en het besluit van de Vlaamse regering van 1 juni 1995 houdende de algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne
14 MEI 2004. - Besluit van de Vlaamse regering inzake energieplanning voor ingedeelde energie-intensieve inrichtingen en tot wijziging van het besluit van de Vlaamse regering van 6 februari 1991 houdende vaststelling van het Vlaams reglement betreffende de milieuvergunning en het besluit van de Vlaamse regering van 1 juni 1995 houdende de algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne
De Vlaamse regering, Gelet op het decreet van 28 juni 1985 betreffende de milieuvergunning, inzonderheid op artikel 12, § 1, op artikel 14, § 1, gewijzigd bij het decreet van 12 december 1992 en op artikel 20, vervangen bij het decreet van 22 december 1993 en gewijzigd bij de decreten van 11 mei 1999 en 21 oktober 1997;
Gelet op het decreet van 2 april 2004 tot vermindering van de CO2-uitstoot in het Vlaams Gewest door het bevorderen van het rationeel energiegebruik, het gebruik van hernieuwbare energiebronnen en de flexibiliteitsmechanismen uit het Protocol van Kyoto, inzonderheid op de artikelen 17 en 22;
Gelet op het besluit van de Vlaamse regering van 6 februari 1991 houdende vaststelling van het Vlaams reglement betreffende de milieuvergunning, laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse regering van 6 februari 2004;
Gelet op het besluit van de Vlaamse regering van 1 juni 1995 houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne, laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse regering van 6 februari 2004;
Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister bevoegd voor begroting, gegeven op 4 maart 2004;
Gelet op het advies van de Milieu- en Natuurraad van Vlaanderen, gegeven op 11 september 2003;
Gelet op het verdeeld advies van de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen, gegeven op 8 oktober 2003;
Gelet op het advies 36.867/3 van de Raad van State, gegeven op 22 april 2004 met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Op voorstel van de Vlaamse minister van Mobiliteit, Openbare Werken en Energie en de Vlaamse minister van Leefmilieu, Landbouw en Ontwikkelingssamenwerking;
Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK I. - Definities
Artikel 1.In dit besluit wordt verstaan onder : 1° energie-administratie : de afdeling Natuurlijke Rijkdommen en Energie van de administratie Economie van het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap;2° energiegebruik : het primair elektriciteitsgebruik en primair energetisch gebruik van energiedragers en niet het non-energetisch gebruik van energiedragers in de vorm van als grondstof ingezette energiedragers;3° specifiek energiegebruik : het energiegebruik per eenheid van product van een bepaalde kwaliteit;4° energie-intensieve inrichting : inrichting met een jaarlijks energiegebruik van tenminste 0,1 PJ. HOOFDSTUK II. - Energieplanning voor ingedeelde energie-intensieve inrichtingen Afdeling 1. - opmaak en inhoud van de energieplannen en energiestudies
Art. 2.Het energieplan en de energiestudie worden opgesteld door aanvaarde energiedeskundige(n), op initiatief en onder de verantwoordelijkheid van de exploitant. De exploitant stelt de energiedeskundige(n) alle nodige informatie ter beschikking en verleent de nodige medewerking.
Art. 3.§ 1. Het energieplan bevat ten minste volgende elementen : 1° een technische beschrijving van de inrichting;2° het gemeten jaarlijks energiegebruik;3° de naam en het adres van de energiedeskundige(n) betrokken bij het opstellen van het energieplan;4° de resultaten van een analyse van het specifiek energiegebruik van de inrichting en de identificatie van mogelijke maatregelen om dit specifiek energiegebruik te verminderen;5° een oplijsting van de maatregelen zoals gesteld onder 4°;6° volgende elementen voor elk van de onder 4° en 5° bedoelde maatregelen : a) een technische beschrijving;b) de investeringskost;c) de jaarlijkse exploitatiekost;d) de verwachte energiebesparing;e) de jaarlijkse financiële opbrengst door deze energiebesparing;f) de terugverdientijd;g) de interne rentevoet na belastingen.7° een lijst van alle maatregelen, die overeenkomstig de gegevens onder 6°, een interne rentevoet van minstens 15 % na belastingen hebben; 8° een chronologisch stappenplan met timing tot implementatie van alle onder 7° opgesomde maatregelen volgens de in artikel 4.9.2 van hoofdstuk 4.9 van titel II van het VLAREM gestelde tijdslimieten; 9° indien het een energieplan betreft dat in het kader van een aanvraag tot hervergunning wordt opgesteld zal het chronologisch stappenplan zodanig worden opgesteld dat alle maatregelen opgesomd onder 7° uitgevoerd worden binnen een termijn van 3 jaar. § 2. De energiestudie bevat minstens volgende elementen : 1° het verwachte jaarlijks energiegebruik;2° de naam en het adres van de energiedeskundige(n) betrokken bij het opstellen van de energiestudie;3° een situering van de energie-efficiëntie van de inrichting of onderdeel ervan op basis van een vergelijking met gelijkaardige inrichtingen of onderdelen van inrichtingen die op de markt beschikbaar zijn;4° op basis van 3° een motivering dat de in bedrijf te stellen inrichting de meest energie-efficiënte inrichting is die economisch haalbaar is.De exploitant moet aantonen dat energie-efficiëntere installaties die beschikbaar zijn op de markt of dat maatregelen die extra kunnen genomen worden om de energie-efficiëntie van de inrichting te verhogen een interne rentevoet hebben van minder dan 15 % na belastingen. De exploitant neemt hiervoor in de energiestudie een vergelijkende tabel op waarvoor voor elke van de beschikbare energie-efficiëntere installaties en mogelijke extra investeringen ter verbetering van de energie-efficiëntie volgende gegevens zijn opgenomen : a) een beknopte technische beschrijving;b) de investeringskost;c) de voorziene jaarlijkse exploitatiekost;d) de verwachte energiebesparing ten opzichte van de vooropgestelde installatie;e) de jaarlijkse financiële opbrengst door deze energiebesparing;f) de terugverdientijd;g) de interne rentevoet na belastingen. Afdeling 2. - Conformverklaring van energieplannen
Art. 4.§ 1. Een energieplan wordt bij aangetekend schrijven voor conformverklaring ingediend bij de energie-administratie. Deze neemt een beslissing over de conformiteit van het energieplan. De energie-administratie kan zich bij deze taak laten bijstaan door externe experten. § 2. Een energieplan is conform als het aan volgende vereisten voldoet : 1° het energieplan is ondertekend en gedateerd door de exploitant en een door de energie-administratie aanvaarde energiedeskundige(n);2° het energieplan is opgesteld volgens de in artikel 3 voorgeschreven structuur;3° het energieplan voldoet inhoudelijk aan de bepalingen gesteld in artikel 3; § 3. De energie-administratie kan bij onvolledigheid van het dossier en binnen 20 dagen na de dag van de ontvangst van het dossier de exploitant bij aangetekend schrijven vragen om het aan te vullen. De exploitant is verplicht om deze informatie zo snel mogelijk en uiterlijk binnen 20 dagen na ontvangst van het aangetekend schrijven aan de energie-administratie te bezorgen. § 4. De energie-administratie bezorgt, bij aangetekend schrijven, haar gemotiveerde beslissing over de conformiteit van het volledig energieplan binnen 40 dagen, na de dag van ontvangst van het volledig energieplan, aan de exploitant. De energie-administratie kan de termijn voor de beslissing over de conformiteit, bij wijze van een gemotiveerde beslissing, éénmaal verlengen met maximaal 30 dagen. Zij brengt de exploitant, bij aangetekend schrijven,, in kennis van de verlenging van de behandelingstermijn. § 5. Als de energie-administratie binnen de termijn uit § 4 geen beslissing heeft genomen, wordt het ingediende energieplan als conform beschouwd. § 6. De exploitant kan binnen 20 dagen na de dag van de ontvangst van de beslissing van de energie-administratie via een aangetekend schrijven, bij de Vlaamse minister bevoegd van leefmilieu, een gemotiveerd beroep indienen tegen de in § 5 vermelde beslissing. § 7. De Vlaamse minister van leefmilieu vraagt over het beroep advies aan de in artikel 26 uit hoofdstuk VII van Titel I van het VLAREM bedoelde gewestelijke milieuvergunningscommissie. Het advies van de gewestelijke milieuvergunningscommissie volgt de in hoofdstuk VII van titel I van het VLAREM gestelde procedure.
Bij de beoordeling van het beroep binnen de gewestelijke milieuvergunningscommissie hebben volgende organen en deskundigen stemrecht : 1° de afdeling Milieuvergunningen van de administratie Milieu-, Natuur-, Land- en Waterbeheer van het departement Leefmilieu en infrastructuur;2° de afdeling Natuurlijke Rijkdommen en Energie;3° de Vlaamse Milieumaatschappij;4° twee externe deskundigen die op grond van hun bijzondere wetenschappelijke of technische bekwaamheid zijn aangewezen door de Vlaamse minister van leefmilieu. § 8. De Vlaamse minister van leefmilieu doet binnen 3 maanden na de dag van de ontvangst van het beroep een uitspraak en bezorgt deze aan de energie-administratie en bezorgt deze bij aangetekend schrijven, aan de exploitant. § 9. Als de Vlaamse minister van leefmilieu binnen een termijn van 3 maanden na de dag van de ontvangst van het beroep geen uitspraak heeft gedaan dan wordt het betreffende energieplan als conform beschouwd. Afdeling 3. - Aanvaarding energiedeskundigen
Art. 5.§ 1. De energie-administratie is bevoegd voor het aanvaarden van energiedeskundigen. § 2. De energiedeskundigen voldoen minstens aan volgende vereisten : 1° zij mogen geen deel uitmaken van het bedrijfspersoneel van de inrichting waarvoor zij een energieplan of energiestudie opstellen;2° zij bezitten een grondige technische en bedrijfseconomische kennis van de te onderzoeken inrichting. § 3. De Vlaamse minister van Energie kan de verdere procedure voor de aanvaarding van de energiedeskundigen vastleggen. Afdeling 4. - Actualisering energieplan
Art. 6.§ 1. De conformiteit van het energieplan geldt voor een periode van 4 jaar te rekenen vanaf de datum waarop de energie-administratie het conform heeft verklaard. § 2. De exploitant bezorgt minstens 3 maanden voor het vervallen van de conformiteit van het lopende energieplan, aan de energie-administratie een aanvraag tot conformverklaring van een geactualiseerd energieplan. § 3. Het geactualiseerde energieplan voldoet aan de vereisten van artikel 3, § 1 van dit besluit en wordt aangevuld met volgende onderdelen : a) een overzicht van de uitvoering van de maatregelen uit het vorige energieplan met de vermelding van hun effecten op vlak van het energiegebruik en CO2-emissies;b) een lijst met eventuele wijzigingen aan het vorige energieplan; Gegevens die reeds werden opgenomen in het vorige conform verklaarde energieplan en in tussentijd niet gewijzigd zijn, moeten niet herhaald worden in het geactualiseerd energieplan. Een verwijzing in het geactualiseerd energieplan naar deze gegevens volstaat. § 4. De energie-administratie neemt een beslissing over de conformiteit van dit energieplan volgens de bepalingen uit artikels 2, 3 en 4 van dit besluit. Vanaf de datum van de conformverklaring vervangt het geactualiseerde energieplan het vorige energieplan. Afdeling 5. - Overzichtrapport van de overheid
Art. 7.§ 1. De energie-administratie maakt jaarlijks een overzichtsrapport over de uitvoering van dit besluit. § 2. Het overzichtsrapport bevat volgende elementen : a) het totaal aantal beoordeelde energieplannen en energiestudies tijdens het vorige kalenderjaar;b) een overzicht van het aantal conform verklaarde energieplannen en energiestudies;c) de verwachte totale energiebesparing als gevolg van de energiestudies;d) op basis van de geactualiseerde energieplannen een overzicht van de reeds uitgevoerde maatregelen uit de vorige energieplannen met de vermelding van hun effecten op vlak van het energiegebruik en CO2-emissies;e) een algemene evaluatie van de uitvoering van dit besluit. HOOFDSTUK III. - Wijzigingen aan titel I van het VLAREM
Art. 8.Aan artikel 1 van titel I van het VLAREM worden een 30° en 31° toegevoegd, die luiden als volgt : « 30° « energiestudie » : een energiestudie overeenkomstig de bepalingen uit artikel 3 van het besluit inzake energieplanning voor ingedeelde energie-intensieve inrichtingen; 31° « energieplan » : een energieplan overeenkomstig de bepalingen uit artikel 3 van het besluit inzake energieplanning voor ingedeelde energie-intensieve inrichtingen;32° « energiegebruik » : het primair elektriciteitsgebruik en primair energetisch gebruik van energiedragers en niet het non-energetisch gebruik van energiedragers in de vorm van als grondstof ingezette energiedragers.»
Art. 9.Aan artikel 5 van Titel I van het VLAREM, gewijzigd bij besluiten van de Vlaamse regering van 28 oktober 1992, 27 april 1994, 12 januari 1999, 15 juni 1999, 13 juli 2001, 19 september 2001, 5 oktober 2001 en 31 mei 2002, wordt volgende paragraaf toegevoegd, die luidt als volgt : « § 8. Bij de vergunningsaanvraag voor een nieuwe inrichting met een totaal jaarlijks energiegebruik van tenminste 0,1 PetaJoule of een vergunningsaanvraag tot verandering van een inrichting met een totaal jaarlijks energiegebruik van tenminste 0,1 PetaJoule voor zover deze de voor het energiegebruik relevante onderdelen van de inrichting betreft en waarvoor op grond van artikel 6bis een vergunning overeenkomstig de artikelen 5 en 6 dient te worden aangevraagd, wordt een energiestudie gevoegd, zoals bedoeld in hoofdstuk I en II van het besluit inzake energieplanning voor ingedeelde energie-intensieve inrichtingen. Bij de vergunningsaanvraag voor de hernieuwing van een vergunning van een inrichting met een totaal jaarlijks energiegebruik van tenminste 0,1 PetaJoule wordt een energieplan gevoegd, zoals bedoeld in hoofdstuk I en II van het besluit inzake energieplanning voor ingedeelde energie-intensieve inrichtingen. De maatregelen uit dit energieplan met een interne rentevoet van minstens 15 % na belastingen moeten ten laatste 3 jaar na de toekenning van de milieuvergunning uitgevoerd zijn. »
Art. 10.In artikel 20, § 1 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij besluit van de Vlaamse regering van 12 januari 1999, wordt in het voorlaatste lid « 8° » vervangen door « 9° ».
Art. 11.Aan artikel 20, § 2 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij besluiten van de Vlaamse regering van 28 oktober 1992 en 12 januari 1999, wordt een 9° toegevoegd, dat luidt als volgt : « 9° Wanneer het gaat om een inrichting, met een jaarlijks energiegebruik van tenminste 0,1 PetaJoule : de in § 1 4° bedoelde afdeling. »
Art. 12.Aan artikel 21, § 4 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij besluiten van de Vlaamse regering van 28 oktober 1992 en 12 januari 1999, worden 4° en 5° toegevoegd, die luiden als volgt : « 4° Wanneer het een nieuwe inrichting met een totaal jaarlijks energiegebruik van tenminste 0,1 PetaJoule of een verandering van een inrichting met een totaal jaarlijks energiegebruik van tenminste 0,1 PetaJoule betreft, een gemotiveerde beoordeling van de energiestudie, zoals bedoeld in hoofdstuk I en II van het besluit inzake energieplanning voor ingedeelde energie-intensieve inrichtingen. 5° Wanneer het een vergunningsaanvraag voor de hernieuwing van een vergunning van een inrichting met een totaal jaarlijks energiegebruik van tenminste 0,1 PetaJoule betreft, een gemotiveerde beoordeling van het energieplan, zoals bedoeld in hoofdstuk I en II van het besluit inzake energieplanning voor ingedeelde energie-intensieve inrichtingen.» HOOFDSTUK IV. - Wijzigingen aan titel II van het VLAREM
Art. 13.Aan artikel 1.1.2 van titel II van het VLAREM wordt « DEFINITIES ENERGIEPLANNING (hoofdstuk 4.9) » toegevoegd, dat luidt als volgt : « DEFINITIES ENERGIEPLANNING (hoofdstuk 4.9) - « energieplan » : een energieplan overeenkomstig de bepalingen uit artikel 3 van het besluit inzake energieplanning voor ingedeelde energie-intensieve inrichtingen; - « geactualiseerd energieplan » : een geactualiseerd energieplan overeenkomstig de bepalingen uit artikel 6 van het besluit inzake energieplanning voor ingedeelde energie-intensieve inrichtingen; - « energiestudie » : een energiestudie overeenkomstig de bepalingen uit artikel 3 van het besluit inzake energieplanning voor ingedeelde energie-intensieve inrichtingen; - « energiegebruik » : het primair elektriciteitsgebruik en primair energetisch gebruik van energiedragers en niet het non-energetisch gebruik van energiedragers in de vorm van als grondstof ingezette energiedragers ».
Art. 14.Aan deel 4 van titel II van het VLAREM wordt een hoofdstuk 4.9, bestaande uit artikels 4.9.1, 4.9.2 en 4.9.3 toegevoegd, dat luidt als volgt : « Hoofdstuk 4.9 Energieplanning Art. 4.9.1. De bepalingen van dit hoofdstuk zijn van toepassing op alle ingedeelde inrichtingen met een totaal energiegebruik van tenminste 0,5 PetaJoule per jaar.
Art. 4.9.2. § 1. De exploitant dient voor 1 januari 2005 in bezit te zijn van een energieplan dat conform is verklaard overeenkomstig de bepalingen uit artikels 3, 4, 5 en 6 van het besluit inzake energieplanning voor ingedeelde energie-intensieve inrichtingen. Dit plan wordt op de inrichting ter inzage gehouden van de toezicht houdende diensten. § 2. De exploitant voert uiterlijk tegen 30 oktober 2007 alle maatregelen uit het energieplan uit, met een interne rentevoet van minstens 15 % na belastingen. § 3. De exploitant voert binnen een termijn van drie jaar, na het indienen van een geactualiseerd energieplan, alle maatregelen uit dit energieplan met een interne rentevoet van minstens 15 %, na belastingen uit.
Art. 4.9.3. De energiestudie of het energieplan zoals bedoeld in art. 5, § 8 van titel I van het VLAREM, geldt als eerste energieplan.
Art. 15.Aan artikel 4.1.8.1, § 1 van hetzelfde besluit, wordt volgend punt toegevoegd : « 3° alle inrichtingen met een totaal energiegebruik van tenminste 0,1 petajoule per jaar ». HOOFDSTUK V. - Uitzonderingsbepalingen
Art. 16.Een energieplan goedgekeurd in het kader van een energiebeleidsovereenkomst, geldt als conform verklaard energieplan voor de toepassing van dit besluit.
Art. 17.Een energieplan goedgekeurd in het kader van een energiebeleidsovereenkomst waarin de nieuwe inrichting of de belangrijke wijzigingen aan een inrichting, waarop dit besluit van toepassing is, is opgenomen geldt als energiestudie voor de toepassing van dit besluit. De exploitant voegt een kopij van het energieplan toe aan de vergunningsaanvraag overeenkomstig artikel 5 uit Hoofdstuk III van Titel I van het VLAREM. HOOFDSTUK VI. - Slotbepalingen
Art. 18.Vanaf de datum van inwerkingtreding van het besluit ter oprichting van het intern verzelfstandigd agentschap, het Vlaams Energieagentschap, dienen de woorden « de afdeling Natuurlijke Rijkdommen en Energie » vermeld in art. 1, 1° en art. 4, § 7 van dit besluit, te worden vervangen door « het Vlaams Energieagentschap ».
Art. 19.De Vlaamse minister van Energie, en de Vlaamse minister van Leefmilieu, zijn ieder wat hem of haar betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
Art. 20.Het besluit wordt aangehaald als « het besluit inzake energieplanning voor ingedeelde energie-intensieve inrichtingen ».
Art. 21.Dit besluit treedt in werking de negentigste dag na de dag van de bekendmaking ervan in het Belgisch Staatsblad.
Brussel, 14 mei 2004.
De Minister-President van de Vlaamse regering, B. SOMERS De Vlaamse minister van Mobiliteit, Openbare Werken en Energie, G. BOSSUYT De Vlaamse minister van Leefmilieu, Landbouw en Ontwikkelingssamenwerking, J. TAVERNIER