Etaamb.openjustice.be
Decreet van 30 juni 2006
gepubliceerd op 13 december 2006

Decreet houdende bepalingen tot begeleiding van de aanpassing van de begroting 2006

bron
vlaamse overheid
numac
2006036586
pub.
13/12/2006
prom.
30/06/2006
ELI
eli/decreet/2006/06/30/2006036586/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

30 JUNI 2006. - Decreet houdende bepalingen tot begeleiding van de aanpassing van de begroting 2006 (1)


Het Vlaams Parlement heeft aangenomen en Wij, Regering, bekrachtigen hetgeen volgt : Decreet houdende bepalingen tot begeleiding van de aanpassing van de begroting 2006 HOOFDSTUK I. - Algemeen

Artikel 1.Dit decreet regelt een gemeenschaps- en gewestaangelegenheid. HOOFDSTUK II. - Onderwijs Afdeling I. - Basisonderwijs

Art. 2.In artikel 82, § 2, van het decreet basisonderwijs van 25 februari 1997 worden tussen de woorden : "wordt vermeerderd" en "met het respectieve aandeel van de in artikel 80, § 1" de woorden "met 12,610 miljoen euro en vermeerderd" ingevoegd. Afdeling II. - Hogescholen

Art. 3.Artikel 178, § 1, van het decreet van 13 juli 1994 betreffende de hogescholen in de Vlaamse Gemeenschap wordt als volgt gewijzigd : 1° het woord "556.419.543,24" wordt vervangen door het woord "557.389.473,54"; 2° er wordt een § 5 aan toegevoegd die luidt als volgt : "§ 5.Het bedrag bedoeld in § 1 wordt vanaf 2007 vermeerderd met 12.500.000 euro.".

Art. 4.In artikel 181bis van hetzelfde decreet worden § 3 en § 4 geschrapt.

Art. 5.In artikel 183bis, § 2, 2°, van hetzelfde decreet van 13 juli 1994 betreffende de hogescholen in de Vlaamse Gemeenschap wordt punt d) vervangen door wat volgt : "d) in 2006 en 2007 : 7.362. Het bedrag voor 2007 wordt geïndexeerd volgens het mechanisme bepaald in artikel 184, § 1.".

Art. 6.Artikel 183quater van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 23 december 2005, wordt als volgt gewijzigd : 1° voor de woorden "De middelen uit de financiële injectie worden" worden de woorden "§ 1" ingevoegd;2° tussen de woorden "De middelen uit de financiële injectie worden" en de woorden "als volgt onder de hogescholen verdeeld" worden de woorden "in 2006" ingevoegd;3° er wordt een § 2 toegevoegd die luidt als volgt : "§ 2.In 2007 worden de volgende forfaitaire bedragen als financiële injectie aan de hogescholen toegekend : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld De bedragen die in de tweede kolom van de tabel zijn vermeld als "1e schijf (prijsniveau 2006)" worden geïndexeerd volgens het mechanisme bepaald in artikel 184, § 1.".

Art. 7.In artikel 190, § 3, van hetzelfde decreet worden de woorden "2002-2006" vervangen door de woorden "2002-2007" en worden de woorden "in 2006" vervangen door de woorden "in 2006 en 2007". Afdeling III. - Universiteiten

Art. 8.Artikel 104 van het decreet van 12 juni 1991 betreffende de universiteiten in de Vlaamse Gemeenschap wordt vervangen door wat volgt : "

Artikel 104.§ 1. De Vlaamse Regering stelt voor het academisch personeel de haard- en standplaatstoelage, het vakantiegeld en de eindejaarstoelage vast.

Het universiteitsbestuur bepaalt de overige vergoedingen en toelagen. § 2. Tot op de datum waarop het in § 1, eerste lid, vermelde besluit in werking treedt, ontvangen de leden van het academisch personeel de haard- en standplaatstoelage, het vakantiegeld en de eindejaarstoelage zoals die op 31 december 2005 voor de personeelsleden van de Vlaamse Gemeenschap en hun rechthebbenden van toepassing waren. Hierop wordt wel nog de indexeringsregeling, bedoeld in artikel 103, toegepast.".

Art. 9.In artikel 120 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij de decreten van 21 december 1994 en van 18 mei 1999, worden de tweede en derde zin van het eerste lid en het tweede lid opgeheven.

Art. 10.In hetzelfde decreet wordt een nieuw artikel 120bis ingevoegd, dat luidt als volgt : "

Artikel 120bis.§ 1. De Vlaamse Regering stelt voor het administratief en technisch personeel de haard- en standplaatstoelage, het vakantiegeld en de eindejaarstoelage vast.

Het universiteitsbestuur bepaalt de overige vergoedingen en toelagen. § 2. Tot op de datum waarop het in § 1, eerste lid, vermelde besluit in werking treedt, ontvangen de leden van het administratief en technisch personeel de haard- en standplaatstoelage, het vakantiegeld en de eindejaarstoelage zoals die op 31 december 2005 voor de personeelsleden van de Vlaamse Gemeenschap en hun rechthebbenden van toepassing waren. Hierop wordt wel nog de indexeringsregeling, bedoeld in artikel 103, toegepast.".

Art. 11.In artikel 130, § 1, van het decreet van 12 juni 1991 betreffende de universiteiten in de Vlaamse Gemeenschap, gewijzigd bij het decreet van 4 april 2003, wordt het woord "2006" vervangen door het woord "2007".

Art. 12.In artikel 130, § 2, van hetzelfde decreet wordt een punt 3° toegevoegd dat luidt als volgt : "3° Voor het jaar 2007 is het forfaitair bedrag, uitgedrukt in duizend euro, voor elke universiteit vastgesteld als volgt : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld

Art. 13.In artikel 130, § 3, 2°, van hetzelfde decreet, vervangen bij het decreet van 24 juni 2005, wordt in punt 4. Limburgs Universitair Centrum, in de uiterste rechterkolom voor het jaar 2006, het woord "634" vervangen door het woord "897".

Art. 14.In artikel 130, § 3, van hetzelfde decreet wordt een punt 3° toegevoegd dat luidt als volgt : "3° De Vlaamse universiteiten ontvangen voor het jaar 2007 extra bijdragen aan werkingsuitkeringen, uitgedrukt in duizend euro : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld

Art. 15.In artikel 130, § 5, 2°, van hetzelfde decreet, vervangen bij het decreet van 4 april 2003 en gewijzigd bij het decreet van 19 december 2003, wordt een vijfde kolom toegevoegd, die luidt als volgt : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld

Art. 16.In artikel 130bis, § 1, van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 27 januari 1993 en gewijzigd bij de decreten van 14 februari 2003 en 4 april 2003, wordt de eerste zin vervangen door wat volgt : "Naast de werkingstoelagen voorzien in artikel 130, §§ 1 tot 3, ontvangt de Universiteit Antwerpen in 2002, 2003, 2004, 2005, 2006 en 2007 voor de inrichting van de tweede cyclus van de opleidingen communicatiewetenschappen en biomedische wetenschappen en in 2006 en 2007 voor de inrichting van de tweede cyclus van de opleidingen wijsbegeerte, geschiedenis en toegepaste biologische wetenschappen georganiseerd conform de voorschriften vervat in artikel 29 van het decreet van 4 april 2003 betreffende de herstructurering van het hoger onderwijs in Vlaanderen jaarlijks een bedrag dat wordt bepaald op basis van het aantal voor de tweede cyclus van deze opleidingen bepaalde onderwijsbelastingseenheden vermenigvuldigd met een basiseenheidsprijs per onderwijsbelastingseenheid.".

Art. 17.In artikel 130bis, § 2, van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 27 januari 1993 en gewijzigd bij het decreet van 4 april 2003, wordt punt 1° vervangen door wat volgt : "1° Naast de werkingstoelagen voorzien in artikel 130, §§ 1 tot 3, ontvangt de transnationale Universiteit Limburg in 2002, 2003, 2004, 2005, 2006 en 2007 voor de inrichting van de opleiding onderwijskunde en de derde en vierde studiejaren van de andere ingerichte opleidingen jaarlijks een bedrag dat wordt vastgesteld op basis van het aantal voor de ingerichte studiejaren bepaalde onderwijsbelastingseenheden vermenigvuldigd met tweemaal de basiseenheidsprijs per onderwijsbelastingseenheid zoals bedoeld in § 1.".

Art. 18.§ 1. In artikel 130ter, § 1, van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 21 december 1994 en vervangen bij het decreet van 4 april 2003, worden in de eerste zin de woorden "voor de begrotingsjaren 2003, 2004 en 2005" vervangen door de woorden "voor de begrotingsjaren 2003, 2004, 2005, 2006 en 2007". § 2. In artikel 130ter, § 3, van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 21 december 1994 en vervangen bij het decreet van 4 april 2003, worden na het woord "2006" de woorden "en 2007" ingevoegd.

Art. 19.§ 1. In artikel 136, § 1, van hetzelfde decreet wordt een punt 3° toegevoegd dat luidt als volgt : "3° De universiteiten, vermeld in artikel 3, 1°, 2°, b) , 3°, 4°, b) en c), en 6°, ontvangen voor het jaar 2007 voor de uitgaven die voortvloeien uit de wettelijke en conventionele werkgeversbijdragen en -lasten, met inbegrip van de door de instellingen gefinancierde aanvullende pensioenen, om een gelijkwaardig statuut te verzekeren als voor de universiteiten, vermeld in artikel 3, 2°, a), 4° a), en 5°, de volgende bedragen, uitgedrukt in duizend euro : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld § 2. In artikel 136, § 2, van hetzelfde decreet wordt een punt 3° toegevoegd dat luidt als volgt : "3° De Vlaamse universiteiten ontvangen voor het jaar 2007 de volgende aanvullende wettelijke en conventionele werkgeversbijdragen, uitgedrukt in duizend euro : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld

Art. 20.In artikel 140, § 1, 2°, van hetzelfde decreet, gewijzigd bij de decreten van 4 april 2003 en 19 december 2003, worden de woorden "voor de jaren 2002, 2003 en 2006" vervangen door de woorden "2002, 2003, 2006 en 2007".

Art. 21.Artikel 140ter van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 23 december 2005, wordt vervangen door wat volgt : "

Artikel 140ter.§ 1. Het bedrag van de sociale toelage van de universiteiten wordt vanaf 2006 vastgesteld als volgt (in duizenden euro's) : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld § 2. Vanaf het begrotingsjaar 2007 worden de in § 1 vermelde bedragen geïndexeerd aan de hand van de volgende indexformule : I = 0,50 x (L1/L0) + 0,50 x (C1/C0).

I : de indexformule.

L1/L0 : de verhouding tussen de geraamde index van de eenheidsloonkosten op het einde van het desbetreffende begrotingsjaar en de index van de eenheidsloonkosten op het einde van begrotingsjaar 2006.

C1/C0 : de verhouding tussen de geraamde index van de consumptieprijzen op het einde van het desbetreffende begrotingsjaar en de index van de consumptieprijzen op het einde van begrotingsjaar 2006.". Afdeling IV. - Volwassenenonderwijs

Art. 22.Aan artikel 3 van het decreet tot regeling van een aantal aangelegenheden van het volwassenenonderwijs van 2 maart 1999 worden een punt 19°bis en een punt 49° toegevoegd, die luiden als volgt : "19°bis hoofdvestigingsplaats : vestigingsplaats waar de administratieve zetel van een centrum ondergebracht is;"; "49° vestigingsplaats : alle gebouwde of ongebouwde onroerende goederen die ingeplant zijn op eenzelfde kadastraal perceel of op percelen gelegen in dezelfde gemeente en die volledig of gedeeltelijk door personeelsleden van het betrokken centrum worden gebruikt voor onderwijsactiviteiten, met uitzondering van stages en buitenschoolse activiteiten.".

Art. 23.In het zelfde decreet wordt een artikel 44bis ingevoegd, dat luidt als volgt : "

Artikel 44bis.§ 1. Een centrum voor volwassenenonderwijs kan slechts één hoofdvestigingsplaats hebben en één of meerdere vestigingsplaatsen.

Indien een centrum over meerdere vestigingsplaatsen met een administratieve zetel beschikt, duidt het centrum één van deze vestigingsplaatsen als hoofdvestigingsplaats aan. Het centrum deelt aan de bevoegde administratie mee welke vestigingsplaats als hoofdvestigingsplaats wordt aangeduid. § 2. Een centrum voor volwassenenonderwijs kan geen gefinancierde of gesubsidieerde leraarsuren aanwenden in vestigingsplaatsen die opgericht zijn na 1 mei 2006.

De Vlaamse Regering kan op grond van een gemotiveerde aanvraag van een centrum voor volwassenenonderwijs bij bijzondere omstandigheden afwijken van dit principe. § 3. In afwijking van § 2 mogen centra voor volwassenenonderwijs waarvan de hoofdvestigingsplaats gelegen is op het grondgebied van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest, wel nog gefinancierde of gesubsidieerde leraarsuren aanwenden voor de oprichting van nieuwe vestigingsplaatsen in de gemeenten die gelegen zijn op het grondgebied van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest.".

Art. 24.Artikel 48 van het decreet van 2 maart 1999 tot regeling van een aantal aangelegenheden van het volwassenenonderwijs, vervangen bij het decreet van 24 december 2004, wordt vervangen door wat volgt : "Artikel 48 § 1. Indien het aantal lesurencursist van een centrum voor volwassenenonderwijs voor de referteperiode 01.02.2004-31.01.2005 groter is dan het aantal lesurencursist van dit centrum voor de referteperiode voor het schooljaar 2006-2007 het aantal gefinancierde of gesubsidieerde leraarsuren toegekend voor het schooljaar 2005-2006 met een verhoging van een aantal uren bekomen na toepassing van de formule : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Indien het aantal lesurencursist van een centrum voor volwassenenonderwijs voor de referteperiode 01.02.2004-31.01.2005 kleiner is dan het aantal lesurencursist van dit centrum voor de referteperiode 01.02.2003-31.01.2004, dan verwerft het centrum voor het schooljaar 2006-2007 het aantal gefinancierde of gesubsidieerde leraarsuren toegekend voor het schooljaar 2005-2006 met een verhoging van een aantal uren bekomen na toepassing van de formule : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld LUC0304 = het aantal lesurencursist van het centrum voor de referteperiode 01.02.2003-31.01.2004;

LUC0405 = het aantal lesurencursist van het centrum voor de referteperiode 01.02.2004-31.01.2005;

LTP0506 = het aan het centrum voor het schooljaar 2005-2006 toegekende aantal gefinancierde of gesubsidieerde leraarsuren. § 2. Het conform § 1 per centrum bekomen aantal gefinancierde of gesubsidieerde leraarsuren wordt afgerond op de hogere eenheid. § 3. Voor het schooljaar 2006-2007 wordt hetzelfde volume ambten van het bestuurs- en ondersteunend personeel gefinancierd of gesubsidieerd als toegekend in de respectieve ambten tijdens het schooljaar 2005-2006.

De puntenenveloppe voor het schooljaar 2006-2007 is de puntenenveloppe toegekend voor het schooljaar 2005-2006 vermenigvuldigd met een coëfficiënt 1,0475. Het resultaat van de berekening wordt afgerond op de hogere eenheid.".

Art. 25.In artikel 49 van hetzelfde decreet wordt het tweede lid, ingevoegd door het decreet van 14 februari 2003, vervangen door wat volgt : "Tijdens het schooljaar 2006-2007 wendt het centrum voor het studiegebied Nederlands tweede taal minimaal hetzelfde aantal lestijden aan als toegekend voor dit studiegebied voor het schooljaar 2005-2006.". Afdeling V. - Recuperatiefonds studietoelagen

Art. 26.Artikel 21 van het decreet van 23 december 2005 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2006 wordt vervangen door wat volgt : "

Artikel 21.§ 1. Er wordt een recuperatiefonds studietoelagen opgericht, hierna genoemd 'het fonds'. § 2. Het fonds is een begrotingsfonds type B in de zin van artikel 45 van het koninklijk besluit van 17 juli 1991 houdende coördinatie van de wetten op de rijkscomptabiliteit. § 3. Het fonds wordt gespijsd door alle ontvangsten die voortvloeien uit terugvorderingen in uitvoering van artikelen 10, 11 en 22 van het decreet van 16 februari 2001 houdende regeling van de studietoelagen voor het hoger onderwijs in de Vlaamse Gemeenschap evenals door alle ontvangsten die voortvloeien uit terugvorderingen zoals bepaald in artikelen 47 en 48 van het decreet van 30 april 2004 betreffende de studiefinanciering en studentenvoorzieningen in het hoger onderwijs van de Vlaamse Gemeenschap. § 4. Het fonds wordt aangewend voor de betaling van studiefinanciering overeenkomstig de bepalingen van het decreet van 30 april 2004.". HOOFDSTUK III. - Cultuur Afdeling I. - Lokaal Cultuurbeleid

Art. 27.Artikel 74 van het decreet van 13 juli 2001 houdende het stimuleren van een kwalitatief en integraal lokaal cultuurbeleid, gewijzigd bij de decreten van 21 maart 2003, 24 december 2004 en 23 december 2005, wordt vervangen door wat volgt : "

Artikel 74.In afwijking van artikel 39, is voor het werkjaar 2006 de volgende regeling van toepassing : de forfaitaire subsidie van 0,60 euro per inwoner wordt voor het werkjaar 2006 vervangen door een forfaitaire subsidie van 0,15 euro per inwoner.

Voor de berekening van deze subsidie wordt voor wat betreft de gemeenten gelegen in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad slechts 30 % van hun bevolking in aanmerking genomen.". Afdeling II. - Fonds Culturele Infrastructuur

Art. 28.Aan artikel 51 van het decreet van 19 december 1998 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 1999, gewijzigd bij de decreten van 27 juni 2003 en 24 december 2004, wordt volgend punt toegevoegd : "3° het betalen van huurgelden, erfpachtvergoedingen, beschikbaarheidsvergoedingen en andere kosten voor het gebruiksrecht van gebouwen en terreinen, die ressorteren onder het beheer van de entiteiten Cultuur en Jeugd van het beleidsdomein Cultuur, Jeugd, Sport en Media van de Vlaamse Gemeenschap.". Afdeling III. - Subsidies socio-culturele sector

Art. 29.Aan artikel 4 van het decreet van 7 mei 2004 betreffende de toepassing van intersectorale akkoorden voor organisaties ressorterend onder het paritair comité voor de sociaal-culturele sector wordt een vierde lid toegevoegd, dat luidt als volgt : "Als bij de afrekening van het vorige werkingsjaar blijkt dat de uitgekeerde voorschotten hoger zijn dan de reëel gerealiseerde kosten, dan wordt het teveel ingehouden van het nog uit te keren saldo van de subsidie, toegekend aan de privaatrechtelijke rechtspersoon, bedoeld in § 1 en wordt het eventueel daarna nog resterende bedrag in mindering gebracht op de voorschotten toegekend voor het daaropvolgende werkingsjaar, tot een maximum van de subsidie toegekend voor dat werkingsjaar.". Afdeling IV. - Aanvullende subsidies voor tewerkstelling in de

culturele sector

Art. 30.Aan artikel 5 van het decreet van 7 mei 2004 houdende aanvullende subsidies voor tewerkstelling in de culturele sector wordt een derde lid toegevoegd, dat luidt als volgt : "Als bij de afrekening van het vorige werkingsjaar blijkt dat de uitgekeerde voorschotten hoger zijn dan de verantwoorde uitgaven, dan wordt het teveel ingehouden van het nog uit te keren saldo van de subsidie, toegekend aan de privaatrechtelijke of publiekrechtelijke rechtspersoon, bedoeld in § 1 en wordt het eventueel daarna nog resterende bedrag in mindering gebracht op de voorschotten toegekend voor het daaropvolgende werkingsjaar, tot een maximum van de subsidie toegekend voor dat werkingsjaar.". HOOFDSTUK IV. - Herstelfonds

Art. 31.De bedragen die op grond van artikel 159bis van het decreet van 18 mei 1999 houdende de organisatie van de ruimtelijke ordening in mindering worden gebracht op de middelen die aan het Herstelfonds worden toegewezen, worden verminderd met de bedragen die vanaf 1 januari 2006 tot en met de inwerkingtreding van artikel 159bis ten laste werden genomen van het Grondfonds voor zover deze bedragen betrekking hebben op andere schulden en vorderingen dan die welke betrekking hebben op de toepassing van titel V van het decreet van 18 mei 1999 houdende de organisatie van de ruimtelijke ordening. HOOFDSTUK V. - Departementale fondsen onroerende goederen

Art. 32.Aan artikel 93 van het decreet van 22 december 1993 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 1994 wordt een § 5 toegevoegd, die luidt als volgt : "§ 5. De saldi welke voorkomen bij elk departement van het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap ontstaan uit de Fondsen voor het beheer en de vervreemding van onroerende goederen en de ontvangsten gerealiseerd na 30 juni 2006 worden ten belope van het niet belaste vastleggingskrediet overgeheveld naar het Fonds Onroerende Goederen, zoals bepaald in artikel 19 van het decreet van 21 december 1990 houdende begrotingstechnische bepalingen alsmede de bepalingen tot begeleiding van de begroting 1991.".

Art. 33.Artikel 93 van het decreet van 22 december 1993 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 1994 wordt op 1 januari 2007 opgeheven.

De op die datum nog openstaande vorderingen, verbintenissen en verplichtingen welke voorkomen bij elk Fonds voor het beheer en de vervreemding van onroerende goederen, zoals bepaald in artikel 93 van het decreet van 22 december 1993 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 1994, worden overgedragen naar het Fonds Onroerende Goederen, zoals bepaald in artikel 19 van het decreet van 21 december 1990 houdende begrotingstechnische bepalingen alsmede de bepalingen tot begeleiding van de begroting 1991. HOOFDSTUK VI. - Afvalstoffen

Art. 34.§ 1. In artikel 47, § 2, van het decreet van 2 juli 1981 betreffende de voorkoming en het beheer van afvalstoffen, vervangen bij het decreet van 20 december 1989, en gewijzigd bij de decreten van 21 december 1990, 25 juni 1992, 18 december 1992, 22 december 1993, 21 december 1994, 22 december 1995, 20 december 1996, 19 december 1997, 19 december 1998, 6 juli 2001, 21 december 2001, 5 juli 2002, 20 december 2002 en 22 april 2005, worden in punt 9° de woorden "van bodemsaneringsoperaties goedgekeurd door de OVAM en waarbij overeenkomstig het advies van OVAM andere saneringswijzen dan uitgraven en storten onredelijk hoge kosten met zich meebrengen of onmogelijk zijn," geschrapt. § 2. In artikel 47, § 2, 11°, van hetzelfde decreet worden de woorden " : - afvalstoffen afkomstig van bodemsaneringsoperaties goedgekeurd door de Openbare Afvalstoffenmaatschappij voor het Vlaamse Gewest en waarbij overeenkomstig het advies van de Openbare Afvalstoffenmaatschappij voor het Vlaamse Gewest andere saneringswijzen dan uitgraven en storten onredelijk hoge kosten met zich meebrengen of onmogelijk zijn en van" geschrapt. § 3. In artikel 47, § 2, 19°, van hetzelfde decreet worden de woorden "afvalstoffen van bodemsaneringsoperaties goedgekeurd door de OVAM en waarbij overeenkomstig het advies van OVAM andere saneringswijzen dan uitgraven en storten onredelijk hoge kosten met zich meebrengen of onmogelijk zijn en van" geschrapt. § 4. In artikel 47, § 2, van hetzelfde decreet wordt punt 26° vervangen door wat volgt : "26° a) 1,60 EUR per ton voor het verbranden van residu's, afkomstig van vergunde grondreinigingscentra en van vergunde verwerkingsinrichtingen voor rioolkolkenslib, in een oven vergund voor het verbranden van de voornoemde afvalstoffen, zonder recuperatie van energie of grondstoffen; b) 0,95 EUR per ton voor het verbranden van residu's, afkomstig van vergunde grondreinigingscentra en van vergunde verwerkingsinrichtingen voor rioolkolkenslib, in een oven vergund voor het verbranden van de voornoemde afvalstoffen, met recuperatie van energie en/of grondstoffen;". § 5. Aan artikel 47, § 2, van hetzelfde decreet wordt een punt 44° toegevoegd dat luidt als volgt : "44° 0 EUR per ton voor het storten op een daartoe vergunde stortplaats of het verbranden of mee verbranden in een daartoe vergunde inrichting van afvalstoffen afkomstig van bodemsaneringsoperaties waarbij overeenkomstig het advies van de OVAM andere saneringswijzen onredelijk hoge kosten met zich meebrengen of onmogelijk zijn.". HOOFDSTUK VII. - Oppervlaktewateren

Art. 35.De Vlaamse Regering wordt gemachtigd om ter uitvoering van hoofdstuk IIIbis van de wet van 26 maart 1971 op de bescherming van de oppervlaktewateren tegen verontreiniging de tekst van de hierna volgende besluiten opnieuw uit te vaardigen met retroactieve werking tot de oorspronkelijke data van inwerkingtreding van deze besluiten : - het besluit van de Vlaamse Regering van 23 juli 1992 tot uitvoering van hoofdstuk IIIbis van de wet van 26 maart 1971 op de bescherming van de oppervlaktewateren tegen verontreiniging; - het besluit van de Vlaamse Regering van 16 februari 1993 tot uitvoering van hoofdstuk IIIbis van de wet van 26 maart 1971 op de bescherming van de oppervlaktewateren tegen verontreiniging; - het besluit van de Vlaamse Regering van 16 maart 1994 tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 16 februari 1993 tot uitvoering van hoofdstuk IIIbis van de wet van 26 maart 1971 op de bescherming van de oppervlaktewateren tegen verontreiniging; - het besluit van de Vlaamse Regering van 5 april 1995 tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 16 februari 1993 tot uitvoering van hoofdstuk IIIbis van de wet van 26 maart 1971 op de bescherming van de oppervlaktewateren tegen verontreiniging.

Art. 36.De Vlaamse Regering wordt gemachtigd om de verwijzing naar het uitvoeringsbesluit van 16 februari 1993 te wijzigen in de uitvoeringsbesluiten van 1 februari 2002 en 22 maart 2002 tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 16 februari 1993 tot uitvoering van hoofdstuk IIIbis van de wet van 26 maart 1971 op de bescherming van de oppervlaktewateren tegen verontreiniging en in het uitvoeringsbesluit van de Vlaamse Regering van 19 december 1998 tot uitvoering van het decreet van 14 juli 1998 betreffende de euro en houdende diverse wijzigingsbepalingen ingevolge de invoering van de euro, en dit voor een verwijzing naar het nieuwe uitvoeringsbesluit dat retroactief zal gelden ter vervanging van het besluit van 16 februari 1993 tot uitvoering van hoofdstuk IIIbis van de wet van 26 maart 1971 op de bescherming van de oppervlaktewateren tegen verontreiniging. HOOFDSTUK VIII. - Milieubeleid

Art. 37.In artikel 10.2.3., § 1, tweede lid, van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid, ingevoegd bij decreet van 7 mei 2004 en gewijzigd bij decreet van 24 december 2004 en 23 december 2005, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° punt 8° wordt vervangen door wat volgt : "8° het opstellen, controleren en opvolgen van de investeringsprogramma's en de subsidiëringsprogramma's voor de zuivering van het afvalwater dat geloosd wordt in de openbare riolen en collectoren;de aansturing van de uitbouw van het gemeentelijke rioleringsnet met inbegrip van subsidiëring en het ecologisch en economisch toezicht op de uitbouw en het beheer van de zuiveringsinfrastructuur;"; 2° aan hetzelfde lid wordt een punt 21° toegevoegd, dat luidt als volgt : "21° het ondersteunen van de uitbouw van grijswatercircuits ter bescherming van de kwetsbare watervoerende lagen door subsidiëring van grijswaterleveranciers.". HOOFDSTUK IX. - Mestbeleid

Art. 38.In artikel 25 van het decreet van 23 januari 1991 inzake de bescherming van het leefmilieu tegen de verontreiniging door meststoffen wordt een § 13 ingevoegd, die luidt als volgt : "§ 13. Tijdens de periode van 1 oktober tot 15 november 2006 zullen in VHA-zones met een gemiddelde nitraatconcentratie in het oppervlaktewater van 50 mg of meer nitraat per liter water bijkomende bemonsteringen gebeuren van de tot de inrichtingen behorende percelen cultuurgrond.

Onverminderd de toepassing van de bepalingen van hoofdstuk XI kan er een administratieve geldboete opgelegd worden lastens elke gebruiker wanneer bij een bemonstering door de Mestbank van een tot zijn inrichting behorend perceel cultuurgrond in de periode van 1 oktober tot 15 november 2006 een nitraat-residu is vastgesteld dat meer dan tweederden hoger is dan de grenswaarde van 90 kg N/ha.

De administratieve geldboete wordt door middel van de volgende formule berekend : (gemeten nitraatresidu - 5/3 van de grenswaarde van 90 kg N/ha) x 4 euro + 100 euro.

In 2007 zullen tevens lastens de gebruiker, vermeld in het tweede lid, de volgende maatregelen worden genomen : 1° er zal in 2007 door de Mestbank een volledige audit gebeuren van het bedrijf : meer bepaald met betrekking tot het gehouden vee, de aanwezige mestopslag, de mestafzet, de bemesting.De gebruiker zal een advies ontvangen met betrekking tot de milieukundig verkieslijke bedrijfsuitbating; 2° de gebruiker zal voorafgaandelijk met betrekking tot het productiejaar 2007 een teelt- en bemestingsplan moeten opmaken en ter inzage houden van de met het toezicht op dit decreet belaste ambtenaren;3° de gebruiker zal voor het productiejaar 2007 voor elke landbouw- en/of veeteeltinrichting en/of deel hiervan een register bijhouden met betrekking tot de dierlijke mest, chemische meststoffen en andere meststoffen alsook de tot de landbouw- en/of veeteeltinrichting behorende oppervlakte cultuurgrond;4° tevens zal deze gebruiker in 2007 in de periode van 1 oktober tot 15 november in zijn opdracht en op eigen kosten door een daarvoor erkend laboratorium een bemonstering moeten laten uitvoeren naar het nitraatresidu op drie door de Mestbank aangeduide percelen van de tot zijn inrichting behorende percelen cultuurgrond en de resultaten van deze bemonstering overmaken aan de Mestbank. Wanneer bij de bemonstering van een tot zijn inrichting behorend perceel cultuurgrond in de periode van 1 oktober tot 15 november 2006 een nitraatresidu is vastgesteld dat hoger is dan 120 kg N/ha en lager is dan of gelijk is aan 150 kg N/ha zal aan de gebruiker door de Mestbank een waarschuwing worden gegeven.

Tevens zal de gebruiker, vermeld in het voorgaande lid, in 2007 in de periode van 1 oktober tot 15 november in zijn opdracht en op eigen kosten door een daarvoor erkend laboratorium een bemonstering moeten laten uitvoeren naar het nitraatresidu op hetzelfde perceel en minstens twee door de Mestbank aangeduide andere percelen van de tot zijn inrichting behorende percelen cultuurgrond en de resultaten van deze bemonstering overmaken aan de Mestbank.

Onverminderd de toepassing van de bepalingen van hoofdstuk XI kan lastens de gebruikers die nalaten de in het vierde lid, 4°, en in het zesde lid van onderhavige paragraaf verplichte metingen te doen een administratieve geldboete worden opgelegd van 500 euro.".

Art. 39.In artikel 27bis van hetzelfde decreet worden de cijfers "11 en 12" vervangen door de cijfers "11, 12 en 13". HOOFDSTUK X. - Landbouw

Art. 40.§ 1. Volgende reeds toegekende terugvorderbare voorschotten worden bevestigd aan de hierna vermelde verenigingen, erkend met toepassing van de wet van 20 juni 1956 betreffende de verbetering van de rassen van voor landbouw nuttige huisdieren : 1° 100.000,00 euro aan de vzw Vlaams Fokkerijcentrum; 2° 71.520,36 euro aan de vzw Vlaamse Rundveeteelt Vereniging; 3° 178.476,10 euro aan de vzw Vlaams Varkensstamboek. § 2. Het terugvorderbaar voorschot, vermeld in artikel 1, mag door de vereniging in kwestie uitsluitend aangewend worden voor de uitvoering van opdrachten haar gegeven met toepassing van de wet van 20 juni 1956. § 3. De Vlaamse Regering wordt gemachtigd : 1° de voorwaarden betreffende de aanwending van het terugvorderbaar voorschot te bepalen;2° het bedrag van de terugvorderbare voorschotten te wijzigen. HOOFDSTUK XI. - Energie

Art. 41.Artikel 20 van het decreet van 17 juli 2000 houdende de organisatie van de elektriciteitsmarkt, gewijzigd bij decreten van 2 april 2004 en 24 december 2004, wordt vervangen door wat volgt : "

Artikel 20.§ 1. Er wordt een Energiefonds opgericht. Dit fonds is een begrotingsfonds in de zin van artikel 45 van de gecoördineerde wetten op de Rijkscomptabiliteit. § 2. Aan dit Energiefonds worden rechtstreeks volgende inkomsten toegewezen : 1° opbrengsten uit heffingen en administratieve geldboetes die decretaal aan het Energiefonds worden toegewezen;2° andere middelen aan het Energiefonds toegewezen krachtens wettelijke, decretale of conventionele bepalingen. § 3. De Vlaamse Regering beschikt over de kredieten van het Energiefonds voor de uitvoering van haar energiebeleid, in het bijzonder voor de financiering van openbaredienstverplichtingen inzake energie, voor haar sociaal energiebeleid, haar beleid inzake het rationeel energiegebruik, haar beleid inzake warmtekrachtkoppeling, haar beleid inzake de hernieuwbare energiebronnen en haar beleid inzake de flexibele mechanismen van het protocol van Kyoto.".

Art. 42.Het Energiefonds, vermeld in artikel 20 van hetzelfde decreet, neemt de uitstaande rechten en plichten over van het Fonds Hernieuwbare Energiebronnen, vermeld in artikel 26 van hetzelfde decreet.

De middelen die voortvloeien uit de overgedragen rechten en plichten worden gevoegd bij de financiële middelen van het Energiefonds, vermeld in artikel 20 van hetzelfde decreet.

Art. 43.Artikel 26 van hetzelfde decreet wordt opgeheven.

Art. 44.In artikel 37, § 7, van hetzelfde decreet, vervangen bij decreet van 19 december 2003, worden het tweede en derde lid vervangen door wat volgt : "De opbrengst van de administratieve geldboeten, vermeld in § 2, § 2bis en § 2ter, wordt gestort in het Energiefonds, vermeld in artikel 20.".

Art. 45.Artikel 19 van het decreet van 6 juli 2001 houdende de organisatie van de gasmarkt, wordt opgeheven.

Art. 46.Artikel 51 van hetzelfde decreet, wordt vervangen door wat volgt : "

Artikel 51.De opbrengst van de administratieve geldboeten, vermeld in artikel 46, § 1, wordt gestort in de Vlaamse middelenbegroting. De opbrengst van de administratieve geldboeten, vermeld in artikel 46, § 2, komt ten gunste van het Energiefonds, vermeld in artikel 20 van het Elektriciteitsdecreet.".

Art. 47.In artikel 2 van het decreet van 2 april 2004 tot vermindering van de uitstoot van broeikasgassen in het Vlaamse Gewest door het bevorderen van het rationeel energiegebruik, het gebruik van hernieuwbare energiebronnen en de toepassing van flexibiliteitsmechanismen uit het Protocol van Kyoto, wordt punt 6° opgeheven.

Art. 48.Artikelen 3 en 4 van hetzelfde decreet, worden opgeheven.

Art. 49.De Vlaamse Regering wordt gemachtigd om een overeenkomst af te sluiten met de leveranciers en netbeheerders, werkzaam in het Vlaamse Gewest, inzake de decretaal verschuldigde boetebedragen in het kader van de groenestroomcertificatenverplichting, bedoeld in artikel 23 van het Elektriciteitsdecreet, voor wat betreft de jaren 2002 en 2003. HOOFDSTUK XII. - Fonds ter valorisatie van de GIMV-participatie

Art. 50.In artikel 38 van het decreet van 24 juni 2005 houdende bepalingen tot begeleiding van de aanpassing van de begroting 2005 wordt § 3 vervangen door wat volgt : "§ 3. De middelen van het Fonds kunnen worden aangewend voor : - inbreng in de naamloze vennootschap Participatiemaatschappij Vlaanderen; - financiering van de uitgaven en participaties in het kader van PPS-projecten.". HOOFDSTUK XIII. - Oprichting van een Pendelfonds Afdeling I. - Betrokken actoren

Art. 51.§ 1. Er wordt een Pendelfonds opgericht bij het Vlaams ministerie van Mobiliteit en Openbare Werken, departement Mobiliteit en Openbare Werken, hierna het fonds genoemd. § 2. Het fonds heeft rechtspersoonlijkheid. De bepalingen van de wet van 16 maart 1954 betreffende de controle op sommige instellingen van openbaar nut in verband met de begroting, de rekeningen, het comptabiliteitsstelsel, het gezag en de controle op de instellingen van categorie A zijn op het fonds van toepassing voorzover er in dit decreet niet wordt van afgeweken. § 3. Het fonds heeft tot doel subsidies aan te reiken voor de realisatie van projecten die specifieke duurzame mobiliteitsmaatregelen inzake woon-werkverkeer inhouden.

Art. 52.De aanvragen voor een tegemoetkoming uit het fonds worden via een centraal aanspreekpunt ingediend. De Vlaamse Regering duidt het aanspreekpunt aan en bepaalt de nadere regels.

Art. 53.§ 1. In de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen wordt een begeleidingscommissie opgericht. § 2. De Vlaamse Regering bepaalt de nadere regels betreffende de samenstelling, de werking en de adviesverlening van de begeleidingscommissie. Afdeling II. - Procedure voor het verkrijgen van een tegemoetkoming

uit het fonds

Art. 54.§ 1. Projecten die concrete maatregelen bevatten met het oog op de bevordering van de duurzame mobiliteit op het vlak van woon-werkverkeer kunnen in aanmerking komen voor een tegemoetkoming uit het fonds. § 2. Voor volgende projecten kan een tegemoetkoming verleend worden : a) de realisatie van nieuw vervoersaanbod, dat niet binnen het domein van het geregeld vervoer valt;b) de realisatie van nieuwe infrastructuur in functie van het woon-werkverkeer op een bedrijventerrein;c) de realisatie van specifieke bedrijfsorganisatorische acties en maatregelen. § 3. Enkel de uitvoering van de in de projectdossiers beschreven maatregelen en acties komen in aanmerking voor een tegemoetkoming uit het fonds. De voorbereidende werkzaamheden, zoals de opmaak van het projectdossier en eventuele bijkomende studies, onderzoeken of analyses komen niet in aanmerking voor een tegemoetkoming uit het fonds. § 4. De Vlaamse Regering kan nadere regels vaststellen omtrent de projecten die in aanmerking komen voor een tegemoetkoming uit het fonds.

Art. 55.§ 1. Er kunnen projecten ingediend worden door : a) individuele bedrijven;b) groepen van bedrijven;c) lokale of provinciale overheden, indien in samenwerking met een private partner;d) andere private instellingen, of partnerschappen tussen private en publieke instellingen. § 2. De Vlaamse Regering bepaalt de nadere regels van de aanvraagprocedure.

Art. 56.§ 1. Een aanvraag kan enkel ontvankelijk worden verklaard indien deze wordt ingediend voor de door de Vlaamse Regering vastgestelde datum en indien het project maatregelen bevat die voldoen aan de volgende minimumvoorwaarden : a) ze zijn overlegd tussen de werkgevers en de werknemers op het projectniveau;b) indien ze de ontwikkeling van een nieuw vervoersaanbod inzake woon-werkverkeer beogen, zijn ze complementair aan het bestaande vervoersaanbod inzake woon-werkverkeer, dat georganiseerd wordt door zowel private als publieke diensten;c) ze vallen buiten het domein van het geregeld vervoer;d) ze treden niet concurrerend op ten aanzien van de bestaande initiatieven inzake woon-werkverkeer;e) ze gaan uit van een gedeelde verantwoordelijkheid van alle betrokken partners in het project, zowel wat het organisatorische als het financiële aspect betreft;f) ze voorzien in inhoudelijke en financiële evaluaties, waardoor bijsturingen aan het project mogelijk zijn of op basis waarvan een project beëindigd kan worden. § 2. De Vlaamse Regering kan nadere ontvankelijkheidscriteria bepalen.

Art. 57.§ 1. De Vlaamse Regering bepaalt de nadere regels in verband met de procedure voor de tegemoetkoming uit het fonds. § 2. De Vlaamse Regering stelt eveneens de regels vast in verband met de opvolging van de projecten. Afdeling III. - Het fonds

Art. 58.Onverminderd het bepaalde in artikel 54, § 3, staat het fonds in voor de betaling van maximaal de helft van de kosten die aan het ingediende project verbonden zijn, voor een periode van maximaal vier jaar.

Art. 59.§ 1. De middelen van het fonds zijn : a) een jaarlijkse dotatie lastens de begroting van het Vlaamse Gewest;b) het gebeurlijke saldo op het einde van het voorgaande begrotingsjaar van het fonds. § 2. De in § 1 bedoelde middelen kunnen worden aangevuld met : a) bijdragen van sectoren op vrijwillige basis overeengekomen in een paritair comité;b) tegemoetkomingen betaald vanuit het fonds die teruggevorderd worden.

Art. 60.Het fonds wordt beheerd door de Vlaamse Regering.

Art. 61.Het fonds heeft zijn zetel in het departement Mobiliteit en Openbare Werken van het Vlaams ministerie van Mobiliteit en Openbare Werken, dat de diensten, uitrusting, installaties en personeelsleden van haar diensten ter beschikking stelt, die noodzakelijk zijn om een efficiënte werking van het fonds te verzekeren.

Art. 62.§ 1. De secretaris-generaal van het departement Mobiliteit en Openbare Werken van het Vlaams ministerie van Mobiliteit en Openbare Werken is belast met het dagelijks bestuur en de organisatie van het fonds. § 2. De secretaris-generaal kan de bevoegdheden die hem in toepassing van dit decreet worden toegekend, subdelegeren aan een ambtenaar van rang A1 of hoger van de administratie. § 3. Bij tijdelijke afwezigheid of verhindering van de secretaris-generaal worden zijn bevoegdheden uitgeoefend door het afdelingshoofd van de afdeling Beleid Mobiliteit en Verkeersveiligheid, behalve de in § 2 bepaalde bevoegdheden. Bij tijdelijke afwezigheid of verhindering van het afdelingshoofd van de afdeling Beleid Mobiliteit en Verkeersveiligheid wordt hij vervangen door een ambtenaar van rang A1 of hoger van de afdeling. HOOFDSTUK XIV. - Slotbepalingen

Art. 63.Dit decreet treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Belgisch Staatsblad, met uitzondering van : - artikelen 8, 9, 10 en 27, die in werking treden op 1 januari 2006; - artikel 22, dat in werking treedt op 1 mei 2006; - hoofdstuk IV. - Herstelfonds, dat in werking treedt op dezelfde datum waarop artikel 159bis van het decreet van 18 mei 1999 houdende de organisatie van de ruimtelijke ordening in werking treedt; - hoofdstuk VI. - Afvalstoffen, dat in werking treedt op 1 juli 2006.

Kondigen dit decreet af, bevelen dat het in het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Brussel, 30 juni 2006.

De minister-president van de Vlaamse Regering, Vlaams minister van Institutionele Hervormingen, Landbouw, Zeevisserij en Plattelandsbeleid, Y. LETERME De Vlaamse minister van Economie, Ondernemen, Wetenschap, Innovatie en Buitenlandse Handel, F. MOERMAN De Vlaamse minister van Werk, Onderwijs en Vorming, F. VANDENBROUCKE De Vlaamse minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, I. VERVOTTE De Vlaamse minister van Financiën en Begroting en Ruimtelijke Ordening, D. VAN MECHELEN De Vlaamse minister van Cultuur, Jeugd, Sport en Brussel, B. ANCIAUX De Vlaamse minister van Bestuurszaken, Buitenlands Beleid, Media en Toerisme, G. BOURGEOIS De Vlaamse minister van Openbare Werken, Energie, Leefmilieu en Natuur, K. PEETERS De Vlaamse minister van Binnenlands Bestuur, Stedenbeleid, Wonen en Inburgering, M. KEULEN De Vlaamse minister van Mobiliteit, Sociale Economie en Gelijke Kansen, K. VAN BREMPT. _______ Nota (1) Zitting 2005-2006. Stukken. - Ontwerp van decreet, 844 - Nr. 1. - Amendement, 844 - Nr. 2. - Verslag van het Rekenhof, 844 Nr.3. - Amendementen, 844 - Nrs. 4 en 5. - Verslag namens de Commissie voor Algemeen Beleid, Financiën en Begroting, 844 - Nr. 6. - Verslag namens de Commissie voor Binnenlandse Aangelegenheden, Bestuurszaken, Institutionele en Bestuurlijke Hervorming en Decreetsevaluatie, 844 - Nr. 7. - Verslag namens de Commissie voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media, 844 - Nr. 8. - Verslag namens de Subcommissie voor Landbouw, Visserij en Plattelandsbeleid, 844 - Nr. 9. - Verslag namens de Commissie voor Leefmilieu en Natuur, Landbouw, Visserij en Plattelandsbeleid en Ruimtelijke Ordening en Onroerend Erfgoed, 844 - Nr. 10. - Verslag namens de Commissie voor Onderwijs, Vorming, Wetenschap en Innovatie, 844 - Nr. 11. - Verslag. namens de Commissie voor Openbare Werken, Mobiliteit en Energie, 844 - Nr. 12. - Tekst aangenomen door de plenaire commissies, 844 - Nr. 13. - Amendementen, 844 - Nr. 14. - Tekst aangenomen door de plenaire vergadering, 844 - Nr. 15.

Handelingen. - Bespreking en aanneming. Vergadering van 28 juni 2006.

^