Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Vlaamse Regering van 04 september 2009
gepubliceerd op 17 november 2009

Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 7 december 2007 inzake verhandelbare emissierechten voor broeikasgassen

bron
vlaamse overheid
numac
2009036033
pub.
17/11/2009
prom.
04/09/2009
ELI
eli/besluit/2009/09/04/2009036033/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

4 SEPTEMBER 2009. - Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 7 december 2007 inzake verhandelbare emissierechten voor broeikasgassen


De Vlaamse Regering, Gelet op de bijzondere wet tot hervorming der instellingen, inzonderheid op artikel 20;

Gelet op het decreet van 28 juni 1985 betreffende de milieuvergunning, inzonderheid de artikelen 4 en 27, § 3;

Gelet op het decreet van 2 april 2004 tot vermindering van de uitstoot van broeikasgassen in het Vlaamse Gewest door het bevorderen van het rationeel energiegebruik, en het gebruik van hernieuwbare energiebronnen en de toepassing van flexibiliteitsmechanismen uit het Protocol van Kyoto, het laatst gewijzigd bij het decreet van 8 mei 2009, inzonderheid artikel 2, 38°, artikel 20, artikel 20ter, artikel 21, artikel 26bis en artikel 28, § 1;

Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 7 december 2007 inzake verhandelbare emissierechten voor broeikasgassen;

Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 25 mei 2009;

Gelet op advies 46.800/3 van de Raad van State, gegeven op 30 juni 2009 met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Overwegende Richtlijn 2008/101/EG van het Europees Parlement en de Raad van 19 november 2008 tot wijziging van Richtlijn 2003/87/EG teneinde ook luchtvaartactiviteiten op te nemen in de regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten binnen de Gemeenschap;

Overwegende Richtlijn 2009/29/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 tot wijziging van Richtlijn 2003/87/EG teneinde de regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten van de Gemeenschap te verbeteren en uit te breiden;

Op voorstel van de Vlaamse minister van Leefmilieu, Natuur en Cultuur;

Na beraadslaging, Besluit :

Artikel 1.In artikel 1 van het besluit van de Vlaamse Regering van 7 december 2007 inzake verhandelbare emissierechten voor broeikasgassen worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1°punt 6°, 7°, 19° en 20° worden opgeheven; 2° punt 11° wordt vervangen door wat volgt : « 11° volgende verbintenisperiode : de periode die ingaat op 1 januari 2013 en eindigt in 2020;».

Art. 2.Aan artikel 1 van hetzelfde besluit worden een punt 41° tot en met 55° toegevoegd, die luiden als volgt : « 41° beschikking : beschikking van de Commissie van 18 juli 2007 tot vaststelling van richtsnoeren voor de monitoring en rapportage van de emissies van broeikasgassen overeenkomstig Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad; 42° luchtvaartactiviteit : een activiteit als vermeld in bijlage III bij dit besluit;43° stopzetting van een luchtvaartactiviteit : de toestand waarbij een vliegtuigexploitant gedurende minstens één kalenderjaar geen luchtvaartactiviteit meer uitoefent;44° commerciële luchtvervoersonderneming : een vliegtuigexploitant die voor het publiek tegen vergoeding geregelde of niet geregelde luchtdiensten uitvoert voor het vervoer van passagiers, vracht of post;45° rapporteringjaar : het kalenderjaar waarin tonkilometergevens of CO2-emissies bewaakt en gerapporteerd moeten worden;46° luchtvaartterreincombinatie : een combinatie die bestaat uit het luchtvaartterrein van vertrek en het luchtvaartterrein van aankomst;47° wijziging tonkilometergegevens of wijziging CO2-emissies : een wijziging van de inhoud of achterliggende procedures van het goedgekeurde monitoringplan tonkilometergegevens of van het goedgekeurde monitoringplan CO2-emissies die niet tijdelijk is en betrekking heeft op de monitoringmethodiek of op de regels en procedures voor het verkrijgen, verwerken, registreren, rapporteren of borgen van de kwaliteit van de gegevens met het oog op de rapportering van tonkilometergegevens of de rapportering van CO2-emissies;48° substantiële wijziging tonkilometergegevens : een wijziging tonkilometergegevens die betrekking heeft op ofwel : a) de ingebruikname van een nieuw generisch type van luchtvaarttuig, met inbegrip van een nieuwe langdurige leasingoperatie;b) een verandering van de radioroepnaam die gebruikt wordt voor luchtverkeersleidingdoeleinden voor het geheel of een gedeelte van de vloot van de vliegtuigexploitant;c) een verandering in de status van de vliegtuigexploitant;d) een verandering in de toegepaste methode of procedures voor de bepaling van de passagiersmassa, met inbegrip van de bagage;e) een verandering in de toegepaste methode of procedures voor de bepaling van de massa aan vervoerde vracht of post;f) een verandering in de procedures die de methodiek beïnvloeden voor de registratie, bewerking en borging van de gegevens met het oog op de rapportering van tonkilometergegevens;49° substantiële wijziging CO2-emissies : een wijziging CO2 emissies die betrekking heeft op ofwel : a) de ingebruikname van een nieuw generisch type van luchtvaartuig, met inbegrip van een nieuwe langdurige leasingoperatie;b) een verandering van de radioroepnaam die gebruikt wordt voor luchtverkeersleidingdoeleinden voor het geheel of een gedeelte van de vloot van de vliegtuigexploitant;c) een verandering in de status van de vliegtuigexploitant;d) een verandering in de gebruikte formule voor het bepalen van het brandstofverbruik per vlucht;e) een verandering in de gebruikte gegevensbronnen voor het bepalen van de gegevens van de getankte brandstof of van de hoeveelheid brandstof in de brandstoftanks van het luchtvaartuig, of een verandering in de methoden voor het doorsturen, bewaren en ophalen van die gegevens;f) een verandering in de gebruikte methode voor het bepalen van de dichtheid van de brandstof voor een bepaald type van luchtvaartuig;g) de toepassing van de terugvalmethode door de vliegtuigexploitant bij het ontbreken van gegevens en waardoor minstens één procent van de te bewaken CO2-emissies op jaarbasis wordt beïnvloed;h) een verandering in de procedures die de methodiek beïnvloeden voor de registratie, bewerking en borging van de gegevens met het oog op de rapportering van CO2-emissies;i) een verandering in het gemiddelde van de jaarlijkse CO2-emissies, waardoor de vliegtuigexploitant verplicht is een ander niveau toe te passen voor de bepaling van het brandstofverbruik;j) een verandering in het aantal vluchten of in de totale jaarlijkse emissies waardoor de vliegtuigexploitant de drempel, bepaald voor een kleine uitstoter, overschrijdt;k) een verandering in de gebruikte brandstoffen voor het uitoefenen van luchtvaartactiviteiten;50° niet-substantiële wijziging tonkilometergegevens of niet-substantiële wijziging CO2-emissies : een wijziging tonkilometergegevens of een wijziging CO2-emissies die niet beantwoordt aan de definitie van een substantiële wijziging tonkilometergegevens of aan de definitie van een substantiële wijziging CO2-emissies;51° abnormale omstandigheid tonkilometergegevens of abnormale omstandigheid CO2-emissies : een omstandigheid die niet voorzien kan worden door de vliegtuigexploitant, die eenmalig of beperkend is in de tijd en tot gevolg heeft dat de monitoringmethodiek uit het goedgekeurde monitoringplan tonkilometergegevens of uit het goedgekeurde monitoringplan CO2-emissies tijdelijk niet gevolgd kan worden;52° ingrijpende abnormale omstandigheid tonkilometergegevens of ingrijpende abnormale omstandigheid CO2-emissies : een abnormale omstandigheid tonkilometergegevens of een abnormale omstandigheid CO2-emissies die tot gevolg heeft dat de monitoringmethodiek uit het goedgekeurde monitoringplan tonkilometergegevens of uit het goedgekeurde monitoringplan CO2-emissies niet toegepast kan worden voor minstens één procent van de te bewaken tonkilometergegevens of van de te bewaken CO2-emissies op jaarbasis;53° niet-ingrijpende abnormale omstandigheid tonkilometergegevens of niet-ingrijpende abnormale omstandigheid CO2-emissies : een abnormale omstandigheid tonkilometergegevens of een abnormale omstandigheid CO2-emissies die niet beantwoordt aan de definitie van ingrijpende abnormale omstandigheid tonkilometergegevens of aan de definitie van ingrijpende abnormale omstandigheid CO2-emissies;54° technisch niet haalbaar : de technische middelen die nodig zijn om aan de eisen van het voorgestelde systeem te voldoen, kunnen door de vliegtuigexploitant niet aangeschaft worden binnen de door de bevoegde overheid voorgeschreven termijn; 55° kleine uitstoter : een vliegtuigexploitant die gedurende drie opeenvolgende periodes van vier maanden minder dan 243 vluchten per periode uitvoert of een vliegtuigexploitant die vluchten met een totale emissie minder dan 10.000 ton CO2 per jaar uitvoert.

De definities 41°tot met 55° zijn enkel van toepassing op luchtvaartactiviteiten. »

Art. 3.Aan het opschrift van hoofdstuk II van hetzelfde besluit worden de volgende woorden « aan BKG-inrichtingen » toegevoegd.

Art. 4.Aan hetzelfde besluit worden een artikel 7/1, 7/2 en 7/3 toegevoegd, die luiden als volgt : «

Art. 7/1.§ 1. De exploitant van een installatie die een activiteit als vermeld in bijlage II verricht, moet de emissies van broeikasgassen, vermeld in bijlage II, rapporteren voor zover die nog niet gerapporteerd zijn in het kader van artikel 4.10.1.5, § 1, van titel II van het VLAREM. De Vlaamse minister, bevoegd voor het leefmilieu, stelt nadere regels en procedures vast voor de indiening en de inhoud van het rapport. § 2. De emissies van broeikasgassen die zijn opgenomen in het verslag overeenkomstig artikel 32/1, § 4, worden na beoordeling door de afdeling tegen uiterlijk 30 juni 2010 aan de Europese Commissie bezorgd.

Voor de emissies van broeikasgassen, andere dan CO2, kan een kleinere hoeveelheid emissies overeenkomstig het reductiepotentieel van de activiteit, vermeld in bijlage II bij dit besluit, aan de Europese Commissie worden bezorgd.

Art. 7/2.De Vlaamse minister, bevoegd voor het leefmilieu, kan voor een exploitant van een installatie die een activiteit als vermeld in bijlage II verricht, een rapporteringplicht opleggen voor gegevens die nodig zijn voor de berekening van de kosteloze toewijzing van emissierechten voor de volgende verbintenisperiode.

Art.7/3. § 1. De exploitant van een installatie die een activiteit als vermeld in bijlage II, verricht, kan tijdens de periode vanaf 31 maart 2011 tot uiterlijk 13 mei 2011 en op voorwaarde dat de exploitant voldoet aan de voorwaarden, vermeld in paragraaf 2, melden aan de afdeling dat hij uitgesloten wil worden van de gemeenschapsregeling voor de volgende verbintenisperiode. § 2. Om een melding overeenkomstig paragraaf 1 te kunnen indienen, moet de exploitant die een activiteit als vermeld in bijlage II, verricht, cumulatief aan de volgende voorwaarden voldoen : 1° in elk van de jaren 2008, 2009 en 2010 geverifieerde emissies van de broeikasgassen, vermeld in bijlage II bij dit besluit, hebben van minder dan 25 000 ton CO2-equivalent;2° als de exploitant verbrandingsactiviteiten verricht, een nominaal thermisch ingangsvermogen hebben van minder dan 35 MW;3° onderhevig zijn aan maatregelen die voor een gelijkwaardige bijdrage tot een vermindering van emissies zullen zorgen; 4° bevestigen dat de installatie die een activiteit als vermeld in bijlage II,verricht, in de volgende verbintenisperiode zal voldoen aan de bewakings- en rapporteringverplichtingen, vermeld in hoofdstuk 4.10 van titel II van het VLAREM. Ziekenhuizen kunnen een melding indienen als ze voldaan aan de voorwaarde, vermeld in het eerste lid, 3° . § 3. De Vlaamse minister, bevoegd voor het leefmilieu, stelt nadere regels en procedures vast voor de indiening en inhoud van de melding, alsook wanneer wordt voldaan aan de voorwaarde, vermeld in paragraaf 2, 3° en deelt dit mede aan de Vlaamse Regering. § 4. De afdeling bezorgt de ingediende meldingen na behandeling uiterlijk op 30 september 2011 aan de Europese Commissie en maakt ze publiek bekend. § 5. Vanaf de dag van de publieke bekendmaking kan iedereen gedurende dertig kalenderdagen opmerkingen indienen bij de afdeling. § 6. Nadat de Europese Commissie de meldingen heeft goedgekeurd, en met behoud van de toepassing van paragraaf 7, vervalt de inleveringsplicht overeenkomstig de bepalingen van hoofdstuk 4.10 van titel II van het VLAREM vanaf het kalenderjaar dat volgt op het eerste kalenderjaar van de volgende verbintenisperiode. § 7. Als niet langer wordt voldaan aan een of meer van de voorwaarden, vermeld in paragraaf 2, 2°, 3° en 4°, of als de geverifieerde emissies van de broeikasgassen vermeld in bijlage II, in enig kalenderjaar van de volgende verbintenisperiode 25 000 ton CO2-equivalent of meer bedragen, wordt de installatie die een activiteit als vermeld in bijlage II,van dit besluit,verricht, opnieuw in de gemeenschapsregeling opgenomen, en is de inleveringsplicht overeenkomstig de bepalingen van hoofdstuk 4.10 van titel II van het VLAREM, opnieuw van toepassing vanaf het kalenderjaar dat volgt op het kalenderjaar waarin niet langer aan de voorwaarden is voldaan. »

Art. 5.In artikel 15, § 1, van hetzelfde besluit worden tussen de woorden « toewijzingsaanvraag moet » en de woorden « betekend worden » de woorden « tegen uiterlijk 31 december 2012 » ingevoegd.

Art. 6.In artikel 23 van hetzelfde besluit wordt paragraaf 2 vervangen door wat volgt : « § 2. Als een hinderlijke inrichting zijn hoedanigheid van BKG-inrichting verliest of als de activiteiten van de BKG-inrichting worden stopgezet, moet de exploitant dat binnen een termijn van veertien dagen nadat hij daarvan kennis heeft genomen of er kennis van heeft kunnen nemen, met een aangetekende brief meedelen aan de overheid die bevoegd is voor de milieuvergunning in eerste aanleg.

Bij die aangetekende brief moeten een van de volgende documenten worden gevoegd : 1° ofwel, bewijsstukken waaruit blijkt dat de inrichting zijn hoedanigheid van BKG-inrichting heeft verloren;2° ofwel een bevestiging van de stopzetting van de activiteiten van de BKG-inrichting. Uiterlijk veertien dagen na ontvangst van de aangetekende brief stelt de bevoegde overheid de juistheid en het blijvende karakter vast en wordt, in voorkomend geval, de milieuvergunning aangepast door de inrichting niet langer als BKG-inrichting in te delen, alsook door de milieuvergunningvoorwaarden voor de CO2-emissiehandel te wijzigen overeenkomstig artikel 23,§ 3. De bevoegde overheid brengt de bevoegde autoriteit daarvan binnen de vijf dagen op de hoogte. »

Art. 7.In hetzelfde besluit wordt een hoofdstuk IIbis, bestaande uit artikel 27/1 tot en met artikel 27/17, ingevoegd, dat luidt als volgt : « HOOFDSTUK IIbis. - Luchtvaart Afdeling I. - Algemeen

Art. 27/1.De bepalingen van dit hoofdstuk zijn van toepassing op het toewijzen, verlenen en inleveren van emissierechten en op het bewaken en rapporteren van tonkilometergegevens en CO2-emissies voor de luchtvaartactiviteiten, vermeld in bijlage III. Afdeling II. - Het monitoringplan tonkilometergegevens, het rapport

tonkilometergegevens en bepalingen inzake de bijzondere reserve Onderafdeling I. - Het monitoringplan tonkilometergegevens

Art. 27/2.§ 1. De vliegtuigexploitant dient een monitoringplan tonkilometergegevens in bij de bevoegde autoriteit, zowel door middel van een betekening, als van een exemplaar in digitale vorm op een elektronische drager. De papieren versie bevat een door de vliegtuigexploitant ondertekende brief waarin hij verklaart dat de digitaal verstrekte gegevens volledig overeenstemmen met de schriftelijke versie.

De bevoegde autoriteit bevestigt aan de vliegtuigexploitant de ontvangst van het ingediende monitoringplan door middel van een betekening. De termijn van vier maanden, vermeld in artikel 20ter, § 1, van het REG-decreet, begint te lopen vanaf de datum van de bevestiging van de ontvangst van het ingediende monitoringplan.

De bevoegde autoriteit bezorgt het ingediende monitoringplan onverwijld aan het verificatiebureau. § 2. In het monitoringplan tonkilometergegevens wordt de omvang van de luchtvaartactiviteit in tonkilometers berekend met de volgende formule : tonkilometers = afstand x vracht, waarbij : 1° afstand = de orthodromische afstand tussen het luchtvaartterrein van vertrek en het luchtvaartterrein van aankomst, plus een extra vaste component van 95 km, 2° vracht = de totale massa aan vracht, post en passagiers die wordt vervoerd.Voor het berekenen van de vracht : a) is het aantal passagiers het aantal personen aan boord, exclusief bemanningsleden;b) mag een vliegtuigexploitant in zijn documentatie over massa en zwaartepunt voor de desbetreffende vluchten naar keuze de werkelijke of standaardmassa's voor passagiers en geregistreerde bagage gebruiken, of een standaardwaarde van 100 kilogram voor iedere passagier en diens geregistreerde bagage. De Vlaamse minister, bevoegd voor het leefmilieu, kan nadere regels bepalen voor de bewaking van de tonkilometergegevens. § 3. Het verificatiebureau kan tijdens de verificatie contact opnemen met de vliegtuigexploitant voor verdere informatie over het ingediende monitoringplan. In voorkomend geval kan het verificatiebureau verificatieactiviteiten uitvoeren op de locaties die de vliegtuigexploitant gebruikt voor de uitoefening van luchtvaartactiviteiten. Het verificatieproces kan resulteren in aanpassingen aan het ingediende monitoringplan.

Binnen drie maanden na de datum waarop de bevoegde autoriteit bevestigd heeft dat ze het ingediende monitoringplan heeft ontvangen, bezorgt het verificatiebureau het geverifieerde monitoringplan met een advies over de goedkeuring aan de bevoegde autoriteit. § 4. Binnen een maand vanaf de datum van ontvangst van het geverifieerde monitoringplan en het advies keurt de bevoegde autoriteit het geverifieerde monitoringplan al dan niet goed, enerzijds op basis van het door het verificatiebureau verstrekte advies en anderzijds op basis van de criteria die de Vlaamse minister, bevoegd voor het leefmilieu heeft bepaald.

De bevoegde autoriteit betekent de gemotiveerde beslissing tot goedkeuring of afkeuring aan de vliegtuigexploitant.

De bevoegde autoriteit kan beslissen dat het geverifieerde monitoringplan voorlopig wordt goedgekeurd, waarbij een aantal voorwaarden worden opgelegd waaraan binnen een bepaalde termijn moet worden voldaan. De definitieve goedkeuring of afkeuring is afhankelijk van het al of niet voldoen aan de opgelegde voorwaarden binnen de opgelegde termijn. Om dat te beoordelen zal de bevoegde autoriteit zich laten bijstaan door het verificatiebureau. Als binnen de opgelegde termijn niet aan de voorwaarden is voldaan, keurt de bevoegde autoriteit het geverifieerde monitoringplan af.

In geval van afkeuring zal de vliegtuigexploitant de tonkilometergegevens voor de periode waarvoor hij beschikte over een geverifieerd en voorlopig goedgekeurd monitoringplan, niet in rekening kunnen brengen voor de kosteloze toewijzing van emissierechten.

In geval van goedkeuring bezorgt de bevoegde autoriteit het geverifieerde en goedgekeurde monitoringplan aan de vliegtuigexploitant door middel van een betekening.

Het goedgekeurde monitoringplan tonkilometergegevens is geldig voor één kalenderjaar. § 5. De Vlaamse minister, bevoegd voor het leefmilieu, stelt de sjabloon en de toelichting vast voor het monitoringplan tonkilometergegevens dat de vliegtuigexploitant moet indienen.

Onderafdeling II. - Het rapport tonkilometergegevens

Art. 27/3.§ 1. De vliegtuigexploitant moet een rapport tonkilometergegevens indienen bij het verificatiebureau, zowel door middel van een betekening, als van een exemplaar in digitale vorm op een elektronische drager. De papieren versie bevat een door de vliegtuigexploitant ondertekende brief waarin hij verklaart dat de digitaal verstrekte gegevens volledig overeenstemmen met de schriftelijke versie. § 2. In het rapport tonkilometergegevens worden de tonkilometergegevens bewaakt in overeenstemming met het monitoringplan tonkilometergegevens dat wordt goedgekeurd, als vermeld in artikel 27/2, § 4. Elke vliegtuigexploitant neemt in het rapport tonkilometergegevens de volgende informatie op : 1° de gegevens voor het identificeren van de vliegtuigexploitant, waaronder : a) de naam van de vliegtuigexploitant;b) het adres, met inbegrip van postcode en land, en zijn contactadres als dat daarvan afwijkt;c) de registratienummers van de luchtvaartuigen en de typen van luchtvaartuigen die in het rapporteringjaar zijn gebruikt voor de uitoefening van luchtvaartactiviteiten, vermeld in bijlage III, waarvoor hij de vliegtuigexploitant is;d) het nummer en de afgevende instantie van het bewijs luchtvaartexploitant en de exploitatievergunning waaronder luchtvaartactiviteiten, vermeld in bijlage III, waarvoor hij de vliegtuigexploitant is, zijn uitgeoefend;e) het adres, telefoonnummer, fax en e-mailadres van een contactpersoon;f) de naam van de eigenaar van het luchtvaartuig.2° de tonkilometergegevens : a) het aantal vluchten per luchtvaartterreincombinatie;b) het aantal passagierskilometers per luchtvaartterreincombinatie;c) het aantal tonkilometers per luchtvaartterreincombinatie;d) de gekozen methode voor de berekening van de massa van passagiers en geregistreerde bagage;e) het totaal aantal tonkilometers voor alle vluchten die zijn uitgevoerd tijdens het rapporteringjaar en die vallen onder luchtvaartactiviteiten, vermeld in bijlage III, waarvoor hij de vliegtuigexploitant is. De Vlaamse minister, bevoegd voor het leefmilieu, kan nadere regels bepalen voor de rapportering van de tonkilometergegevens. § 3. Het verificatiebureau verifieert binnen een termijn van twee maanden het rapport tonkilometergegevens overeenkomstig artikel 32/3, en overeenkomstig de principes die de Vlaamse minister, bevoegd voor het leefmilieu, heeft bepaald. Het verificatiebureau bezorgt het geverifieerde rapport onverwijld aan de vliegtuigexploitant via een betekening. § 4. Als uit de verificatie van het rapport tonkilometergegevens blijkt dat bij de bepaling van de tonkilometergegevens, afgeweken werd van de methodiek opgenomen in het goedgekeurde monitoringplan tonkilometergegevens voor het rapporteringjaar of van de door het verificatiebureau goedgekeurde alternatieve monitoringmethodiek in geval van een ingrijpende abnormale omstandigheid als vermeld in artikel 27/13, § 3, waardoor fouten, foutieve voorstellingen en dergelijke hebben plaatsgevonden, zal dat op een conservatieve manier gecorrigeerd worden in het rapport tonkilometergegevens, voor het rapport als bevredigend geverifieerd kan worden. Deze conservatieve correctie houdt in dat de gerapporteerde tonkilometergegevens verlaagd worden met een percentage dat overeenkomt met de onzekerheid op de gerapporteerde tonkilometergegevens tengevolge van deze fouten, foutieve voorstellingen en dergelijke. § 5. De vliegtuigexploitant dient tegen uiterlijk 31 maart 2011 een geverifieerd rapport tonkilometergegevens in bij de bevoegde autoriteit, zowel door middel van een betekening, als van een exemplaar in digitale vorm op een elektronische drager. De papieren versie bevat een door de vliegtuigexploitant ondertekende brief waarin hij verklaart dat de digitaal verstrekte gegevens volledig overeenstemmen met de schriftelijke versie. § 6. De Vlaamse minister, bevoegd voor het leefmilieu, stelt de sjabloon en de toelichting vast voor het rapport tonkilometergegevens dat de vliegtuigexploitant moet indienen.

Onderafdeling III. - Bepalingen inzake de bijzondere reserve

Art. 27/4.§ 1. Overeenkomstig artikel 20ter, § 2, van het REG-decreet dient de vliegtuigexploitant tegen uiterlijk 30 juni 2015 een verzoek in bij de bevoegde autoriteit, zowel door middel van een betekening, als van een exemplaar in digitale vorm op een elektronische drager. De papieren versie bevat een door de vliegtuigexploitant ondertekende brief waarin hij verklaart dat de digitaal verstrekte gegevens volledig overeenstemmen met de schriftelijke versie. § 2. Het verzoek bevat minstens de volgende elementen : 1° een geverifieerd rapport tonkilometergegevens voor het jaar 2014;2° bewijzen waaruit blijkt dat de vliegtuigexploitant voldoet aan de criteria, vermeld in artikel 20ter, § 2, a) of b), van het REG-decreet, alsook bewijzen van alle contractuele en organisatorische relaties met andere vliegtuigexploitanten;3° voor de vliegtuigexploitanten, vermeld in artikel 20ter, § 2, b), van het REG-decreet bevat het verzoek tevens : a) de procentuele stijging van het aantal door de vliegtuigexploitant gerealiseerde tonkilometers tussen het jaar 2010 en het jaar 2014;b) de absolute groei van het aantal door de vliegtuigexploitant gerealiseerde tonkilometers tussen het jaar 2010 en het jaar 2014;c) de absolute groei boven het percentage, vermeld in artikel 20ter, § 2, b) van het REG-decreet, van het aantal door de vliegtuigexploitant gerealiseerde tonkilometers tussen het jaar 2010 en het jaar 2014. De Vlaamse minister, bevoegd voor het leefmilieu, kan nadere regels bepalen inzake de bewijslast die de vliegtuigexploitant moet leveren. § 3. De bevoegde autoriteit bevestigt aan de vliegtuigexploitant de ontvangst van het ingediende verzoek door middel van een betekening.

Binnen drie maanden na ontvangst van het ingediende verzoek beslist de bevoegde autoriteit of de vliegtuigexploitant voldoet aan de toekenningcriteria, vermeld in artikel 20ter, § 2, a) of b), van het REG-decreet. De bevoegde autoriteit houdt daarbij rekening met de gedetailleerde voorschriften voor de werking van de bijzondere reserve, onder meer voor de toetsing van de naleving van de toekenningcriteria, vermeld in artikel 20ter, § 2, a) of b), van het REG-decreet die de Europese Commissie overeenkomstig artikel 3septies, § 9, van de richtlijn kan nemen. De bevoegde autoriteit betekent de beslissing inzake de goedkeuring of afkeuring van het verzoek aan de vliegtuigexploitant. Afdeling III. - Monitoringplan CO2-emissies en het CO2-emissiejaarrapport

Art. 27/5.Met ingang van het jaar 2010 moeten alle CO2-emissies van de luchtvaartactiviteiten, als vermeld in bijlage III, bewaakt en gerapporteerd worden overeenkomstig het monitoringplan dat volgens artikel 27/7, § 4, werd goedgekeurd en overeenkomstig de regels die de Vlaamse minister, bevoegd voor het leefmilieu, heeft vastgesteld.

Onderafdeling I. - Het monitoringplan CO2-emissies

Art. 27/6.Overeenkomstig artikel 20ter, § 6, tweede lid van het REG-decreet moet de vliegtuigexploitant die een luchtvaartactiviteit aanvangt na 31 augustus 2009 en die over een geldige Belgische exploitatievergunning beschikt, uiterlijk zes maanden na de aanvang van de luchtvaartactiviteit beschikken over een goedgekeurd monitoringplan CO2-emissies.

De vliegtuigexploitant die een luchtvaartactiviteit aanvangt na 31 augustus 2009 en die niet over een geldige Belgische exploitatievergunning beschikt, moet uiterlijk zes maanden na de datum van publicatie van de lijst van vliegtuigexploitanten door de Europese Commissie als vermeld in artikel 18bis, derde lid van de richtlijn, waarop de vliegtuigexploitant vermeld staat, beschikken over een goedgekeurd monitoringplan CO2-emissies.

Art. 27/7.§ 1. De vliegtuigexploitant dient een monitoringplan CO2-emissies in bij de bevoegde autoriteit zowel door middel van een betekening, als van een exemplaar in digitale vorm op een elektronische drager. De papieren versie bevat een door de vliegtuigexploitant ondertekende brief waarin hij verklaart dat de digitaal verstrekte gegevens volledig overeenstemmen met de schriftelijke versie.

De bevoegde autoriteit bevestigt aan de vliegtuigexploitant de ontvangst van het ingediende monitoringplan door middel van een betekening. De termijn van vier maanden, vermeld in artikel 20 ter, § 6,van het REG-decreet, begint te lopen vanaf de datum van bevestiging van de ontvangst van het ingediende monitoringplan.

De bevoegde autoriteit bezorgt het ingediende monitoringplan onverwijld aan het verificatiebureau. § 2. In het monitoringplan CO2-emissies worden de emissies bewaakt door middel van berekeningen. De emissies worden met behulp van volgende formule berekend : brandstofverbruik x emissiefactor.

Het brandstofverbruik omvat tevens de brandstof die wordt verbruikt door het hulpaggregaat. Voor zover dat mogelijk is, wordt het werkelijke brandstofverbruik voor elke vlucht gebruikt, dat met behulp van de volgende formule wordt berekend : hoeveelheid brandstof in de brandstoftanks van het luchtvaartuig na het tanken voor de vlucht min de hoeveelheid brandstof in de brandstoftanks van het luchtvaartuig na het tanken voor de volgende vlucht plus de hoeveelheid getankte brandstof voor die volgende vlucht.

Als er geen gegevens beschikbaar zijn over het werkelijke brandstofverbruik, wordt een gedifferentieerde standaardmethode gebruikt om op basis van de best beschikbare informatie de gegevens over het brandstofverbruik te schatten.

Tenzij activiteitspecifieke emissiefactoren die door onafhankelijke, erkende laboratoria met behulp van aanvaarde analysemethoden zijn afgeleid, nauwkeuriger zijn, worden de standaardemissiefactoren van het International Panel on Climate Change, hierna het IPCC te noemen, gebruikt, die worden ontleend aan de IPCC-richtsnoeren voor nationale inventarissen van broeikasgassen van 2006 of latere herzieningen van die richtsnoeren. De emissiefactor voor biomassa is nul.

Voor iedere vlucht en voor iedere brandstof wordt een aparte berekening gemaakt.

De Vlaamse minister, bevoegd voor het leefmilieu, kan nadere regels bepalen voor het bewaken van CO2-emissies.

De Vlaamse minister, bevoegd voor het leefmilieu, stelt de standaardemissiewaarden vast overeenkomstig de IPCC-richtsnoeren voor nationale inventarissen van broeikasgassen van 2006 of latere herzieningen van die richtsnoeren. § 3. Het verificatiebureau kan tijdens de verificatie contact opnemen met de vliegtuigexploitant voor verdere informatie over het ingediende monitoringplan. In voorkomend geval kan het verificatiebureau verificatieactiviteiten uitvoeren op de locaties die de vliegtuigexploitant gebruikt voor de uitoefening van luchtvaartactiviteiten. Het verificatieproces kan resulteren in aanpassingen van het ingediende monitoringplan.

Binnen drie maanden na de datum waarop de bevoegde autoriteit de ontvangst, van het ingediende monitoringplan heeft bevestigd, bezorgt het verificatiebureau het geverifieerde monitoringplan met een advies over de goedkeuring aan de bevoegde autoriteit. § 4. Binnen een maand vanaf de datum van ontvangst van het geverifieerde monitoringplan en het advies keurt de bevoegde autoriteit het geverifieerde monitoringplan al dan niet goed, enerzijds op basis van het door het verificatiebureau verstrekte advies en anderzijds op basis van de criteria die de Vlaamse minister, bevoegd voor het leefmilieu, heeft bepaald.

De bevoegde autoriteit betekent de gemotiveerde beslissing tot goedkeuring of afkeuring aan de vliegtuigexploitant.

De bevoegde autoriteit kan beslissen dat het monitoringplan voorlopig wordt goedgekeurd, waarbij een aantal voorwaarden worden opgelegd waaraan binnen een bepaalde termijn moet worden voldaan. De definitieve goedkeuring of afkeuring is afhankelijk van het al of niet voldoen aan de opgelegde voorwaarden binnen de opgelegde termijn. Om dat te beoordelen zal de bevoegde autoriteit zich laten bijstaan door het verificatiebureau. Als binnen de opgelegde termijn niet aan de voorwaarden is voldaan, keurt de bevoegde autoriteit het monitoringplan af. De bevoegde autoriteit zal een administratieve geldboete opleggen overeenkomstig artikel 26bis, § 1, van het REG-decreet, als de datum waarop de vliegtuigexploitant overeenkomstig artikel 27/6 over een goedgekeurd monitoringplan moet beschikken, verstreken is.

In geval van goedkeuring bezorgt de bevoegde autoriteit het goedgekeurde monitoringplan aan de vliegtuigexploitant door middel van een betekening. Het goedgekeurde monitoringplan is geldig voor één kalenderjaar. § 5. De Vlaamse minister, bevoegd voor het leefmilieu, stelt de sjabloon en de toelichting vast voor het monitoringplan CO2-emissies dat de vliegtuigexploitant moet indienen.

Onderafdeling II. - Actualisering van het monitoringplan CO2-emissies

Art. 27/8.§ 1.Het monitoringplan CO2-emissies moet jaarlijks geactualiseerd worden. De vliegtuigexploitant moet op het einde van het kalenderjaar n alle goedgekeurde substantiële wijzigingen CO2-emissies en alle niet substantiële wijzigingen CO2-emissies die van toepassing zijn tijdens het kalenderjaar n verwerken in het goedgekeurde monitoringplan CO2-emissies van het kalenderjaar n. Dat resulteert in een voorstel van monitoringplan CO2-emissies voor het kalenderjaar n+1. § 2. De vliegtuigexploitant dient het voorstel van monitoringplan CO2-emissies voor het kalenderjaar n+1 in bij de bevoegde autoriteit, zowel door middel van een betekening, als van een exemplaar in digitale vorm op een elektronische drager. De papieren versie bevat een door de vliegtuigexploitant ondertekende brief waarin hij verklaart dat de digitaal verstrekte gegevens volledig overeenstemmen met de schriftelijke versie.

De bevoegde autoriteit bevestigt aan de vliegtuigexploitant de ontvangst van het ingediende voorstel van monitoringplan CO2-emissies voor het kalenderjaar n+1 door middel van een betekening. Een termijn van twee maanden voor verificatie en, in voorkomend geval, voor goedkeuring begint te lopen vanaf de datum van bevestiging van de ontvangst van het ingediende monitoringplan CO2-emissies voor het kalenderjaar n+1.

De bevoegde autoriteit bezorgt het ingediende voorstel van monitoringplan CO2-emissies voor het kalenderjaar n+1 onverwijld aan het verificatiebureau. § 3. Het verificatiebureau kan tijdens de verificatie contact opnemen met de vliegtuigexploitant voor verdere informatie over het ingediende voorstel van monitoringplan CO2-emissies voor het kalenderjaar n+1. In voorkomend geval kan het verificatiebureau verificatieactiviteiten uitvoeren op de locaties die de vliegtuigexploitant gebruikt voor de uitoefening van luchtvaartactiviteiten. Het verificatieproces kan resulteren in aanpassingen van het ingediende voorstel van monitoringplan CO2-emissies voor het kalenderjaar n+1.

Binnen een maand na de datum waarop de bevoegde autoriteit bevestigd heeft dat ze het ingediende voorstel van monitoringplan CO2-emissies voor het kalenderjaar n+1 heeft ontvangen, bezorgt het verificatiebureau het geverifieerde voorstel van monitoringplan CO2-emissies voor het kalenderjaar n+1 met een advies aangaande de goedkeuring aan de bevoegde autoriteit. § 4. Binnen een maand vanaf de datum van ontvangst van het geverifieerde voorstel van monitoringplan CO2-emissies voor het kalenderjaar n+1 en het advies keurt de bevoegde autoriteit het geverifieerde voorstel van monitoringplan CO2-emissies voor het kalenderjaar n+1 al dan niet goed, enerzijds op basis van het door het verificatiebureau verstrekte advies en anderzijds op basis van de criteria die de Vlaamse minister, bevoegd voor het leefmilieu, heeft bepaald.

De bevoegde autoriteit betekent de gemotiveerde beslissing tot goedkeuring of afkeuring aan de vliegtuigexploitant.

De bevoegde autoriteit kan beslissen dat het voorstel van monitoringplan CO2-emissies voor het kalenderjaar n+1 voorlopig wordt goedgekeurd, waarbij een aantal voorwaarden worden opgelegd waaraan binnen een bepaalde termijn voldaan moet worden. De definitieve goedkeuring of afkeuring is afhankelijk van het al of niet voldoen aan de opgelegde voorwaarden binnen de opgelegde termijn. Om dat te beoordelen zal de bevoegde autoriteit zich laten bijstaan door het verificatiebureau. Als binnen de opgelegde termijn niet aan de voorwaarden is voldaan, keurt de bevoegde autoriteit het voorstel van monitoringplan CO2-emissies voor het kalenderjaar n+1 af. De bevoegde autoriteit zal een administratieve geldboete opleggen overeenkomstig artikel 26bis, § 1, van het REG-decreet, als de datum waarop de vliegtuigexploitant over een overeenkomstig artikel 27/6 van dit besluit goedgekeurd monitoringplan moet beschikken, verstreken is.

In geval van goedkeuring bezorgt de bevoegde autoriteit het goedgekeurde monitoringplan CO2-emissies voor het kalenderjaar n+1 aan de vliegtuigexploitant door middel van een betekening.

Art. 27/9.Als er zich, in afwijking van artikel 27/8 van dit besluit, geen wijzigingen CO2-emissies hebben voorgedaan tijdens het kalenderjaar n, moet de vliegtuigexploitant dat tegen uiterlijk 1 november van het kalenderjaar n melden aan de bevoegde autoriteit door middel van een betekening.

De bevoegde autoriteit zal het goedgekeurde monitoringplan CO2-emissies voor het kalenderjaar n binnen twee maanden na die melding goedkeuren voor het kalenderjaar n+1 en brengt de vliegtuigexploitant op de hoogte van de beslissing tot goedkeuring door middel van een betekening.

Onderafdeling III. - Het CO2-emissiejaarrapport

Art. 27/10.§ 1. De vliegtuigexploitant moet een CO2-emissiejaarrapport indienen bij het verificatiebureau, zowel door middel van een betekening, als van een exemplaar in digitale vorm op een elektronische drager. De papieren versie bevat een door de vliegtuigexploitant ondertekende brief waarin hij verklaart dat de digitaal verstrekte gegevens volledig overeenstemmen met de schriftelijke versie. § 2. In het CO2-emissiejaarrapport worden gegevens opgenomen die worden bewaakt overeenkomstig het monitoringplan CO2-emissies dat volgens artikel 27/7, § 4, 27/8, § 4 of artikel 27/9 werd goedgekeurd.

Het CO2-emissiejaarrapport bevat alle emissies, uitgestoten tijdens het voorgaande kalenderjaar ten gevolge van de luchtvaartactiviteiten, vermeld in bijlage III, die de vliegtuigexploitant heeft uitgevoerd.

Elke vliegtuigexploitant neemt de volgende informatie op : 1° gegevens voor het identificeren van de vliegtuigexploitant, waaronder : a) de naam van de vliegtuigexploitant;b) het adres, met inbegrip van postcode en land, zijn contactadres als dat daarvan afwijkt;c) de registratienummers van de luchtvaartuigen en de typen van luchtvaartuigen die in het rapporteringjaar zijn gebruikt voor de uitoefening van de luchtvaartactiviteiten, vermeld in bijlage III, waarvoor hij de vliegtuigexploitant is;d) het nummer en de afgevende instantie van het bewijs luchtvaartexploitant en de exploitatievergunning waaronder de luchtvaartactiviteiten, vermeld in bijlage III, waarvoor hij de vliegtuigexploitant is, zijn uitgeoefend;e) het adres, telefoonnummer, fax en e-mailadres van een contactpersoon;f) de naam van de eigenaar van het luchtvaartuig;2° voor ieder type brandstof waarvoor de emissies berekend worden : a) het brandstofverbruik;b) de emissiefactor;c) het totaal van de cumulatieve emissies van alle vluchten die zijn uitgevoerd tijdens het rapporteringjaar en die vallen onder de luchtvaartactiviteiten, vermeld in bijlage III, waarvoor hij de exploitant is;d) de cumulatieve emissies van : 1) alle vluchten die zijn uitgevoerd tijdens het rapporteringjaar en die vallen onder luchtvaartactiviteiten, vermeld in bijlage III bij dit besluit, waarvoor hij de exploitant is, en die zijn vertrokken van een luchtvaartterrein op het grondgebied van een lidstaat en zijn aangekomen op een luchtvaartterrein op het grondgebied van dezelfde lidstaat;2) alle andere vluchten die zijn uitgevoerd tijdens het rapporteringjaar en die vallen onder luchtvaartactiviteiten, vermeld in bijlage III, waarvoor hij de exploitant is, e) de cumulatieve emissies van alle vluchten die zijn uitgevoerd tijdens het rapporteringjaar en die vallen onder de luchtvaartactiviteiten, vermeld in bijlage III, waarvoor hij de exploitant is en die : 1) zijn vertrokken vanuit elke lidstaat, en 2) zijn aangekomen in elke lidstaat vanuit een derde land;f) onzekerheid. De Vlaamse minister, bevoegd voor het leefmilieu, kan nadere regels bepalen voor de rapportage van CO2-emissies. § 3. Het verificatiebureau verifieert het CO2-emissiejaarrapport overeenkomstig artikel 32/2, en overeenkomstig de principes die de Vlaamse minister, bevoegd voor het leefmilieu, heeft bepaald. Het neemt binnen een termijn van twee maanden, te rekenen vanaf de datum waarop de vliegtuigexploitant het CO2-emissiejaarrapport heeft ingediend bij de verificateur, een beslissing over het al dan niet bevredigend karakter van het bij hem ingediende CO2-emissiejaarrapport.

Het verificatiebureau bezorgt het geverifieerde rapport onverwijld aan de vliegtuigexploitant via een betekening. § 4. Als uit de verificatie van het CO2-emissiejaarrapport blijkt dat bij de emissiebepaling afgeweken werd van de methodiek als opgenomen in het goedgekeurde monitoringplan CO2-emissies voor het rapporteringjaar of van de door het verificatiebureau goedgekeurde alternatieve monitoringmethodiek in geval van een ingrijpende abnormale omstandigheid als vermeld in artikel 27/13, § 3, waardoor omissies, fouten, foutieve voorstellingen en dergelijke hebben plaatsgevonden, zal dat op een conservatieve manier gecorrigeerd worden in het CO2-emissiejaarrapport, voor het als bevredigend geverifieerd kan worden. Deze conservatieve correctie houdt in dat de gerapporteerde CO2-emissies verhoogd worden met een percentage dat overeenkomt met de onzekerheid op de gerapporteerde CO2-emissies tengevolge van deze omissies, fouten, foutieve voorstellingen en dergelijke. § 5. Met ingang van 2011 moet de vliegtuigexploitant tegen uiterlijk 31 maart van elk jaar een als bevredigend geverifieerd CO2-emissiejaarrapport in bij de bevoegde autoriteit, zowel door middel van een betekening, als van een exemplaar in digitale vorm op een elektronische drager. De papieren versie bevat een door de vliegtuigexploitant ondertekende brief waarin hij verklaart dat de digitaal verstrekte gegevens volledig overeenstemmen met de schriftelijke versie.

Als de vliegtuigexploitant met ingang van 2011 geen als bevredigend geverifieerd CO2-emissiejaarrapport indient op uiterlijk 31 maart van elk jaar, bepaalt de bevoegde autoriteit een alternatief emissiecijfer op basis van instrumenten, geïmplementeerd door Eurocontrol en goedgekeurd door de Europese Commissie of op basis van de best beschikbare informatie. Daarbij kunnen correctiefactoren worden toegepast om mogelijke onnauwkeurigheden in de modelleermethoden te compenseren.

De bevoegde autoriteit brengt de vliegtuigexploitant op de hoogte van het geschatte alternatieve emissiecijfer door middel van een betekening. § 6. De Vlaamse minister, bevoegd voor het leefmilieu, stelt de sjabloon en de toelichting vast voor het rapport CO2-emissies dat de vliegtuigexploitant, moet indienen. Afdeling IV. - Wijziging tonkilometergegevens of wijziging CO2-emissies

Art. 27/11.§ 1. De vliegtuigexploitant moet onverwijld elke substantiële wijziging tonkilometergegevens of elke substantiële wijziging CO2-emissies aan de bevoegde autoriteit voorstellen en elke niet-substantiële wijziging tonkilometergegevens of elke niet-substantiële wijziging CO2-emissies doorvoeren als : 1° daardoor de nauwkeurigheid van de verstrekte gegevens wordt verbeterd, tenzij dit technisch niet haalbaar is of leidt tot onredelijke kosten;2° de bevoegde autoriteit de wijziging tonkilometergegevens of de wijziging CO2-emissies voorschrijft;3° er fouten werden vastgesteld in de gegevens die voortvloeien uit de monitoringmethodiek;4° het goedgekeurde monitoringplan of de achterliggende procedures niet meer overeenstemmen met de regels die de minister, bevoegd voor het leefmilieu, heeft bepaald. Met behoud van de toepassing van het eerste lid kan de vliegtuigexploitant op eigen initiatief een substantiële wijziging tonkilometergegevens of een substantiële wijziging CO2-emissies voorstellen aan de bevoegde autoriteit of een niet-substantiële wijziging tonkilometergegevens of een niet-substantiële wijziging CO2-emissies doorvoeren. § 2. De vliegtuigexploitant moet elke wijziging tonkilometergegevens of elke wijziging CO2-emissies registreren, motiveren en uitvoerig documenteren in het logboek wijzigingen tonkilometergegevens of het logboek wijzigingen CO2-emissies. § 3. De vliegtuigexploitant moet een niet-substantiële wijziging tonkilometergegevens of een niet-substantiële wijziging CO2-emissies vanaf het moment dat hij er kennis van neemt of er redelijkerwijs kennis van kon nemen, opnemen in het logboek wijzigingen tonkilometergegevens of het logboek wijzigingen CO2-emissies.

In voorkomend geval moet de vliegtuigexploitant niet-substantiële wijzigingen tonkilometergegevens om de vier maanden, te rekenen vanaf de start van het rapporteringjaar, ter informatie naar het verificatiebureau sturen. Dat gebeurt door middel van een betekening of per elektronische post, met als bijlage een afdruk van het logboek wijzigingen tonkilometergegevens van de voorbije vier maanden, samen met een verklarende tekst.

In voorkomend geval moeten niet-substantiële wijzigingen CO2-emissies jaarlijks uiterlijk tegen 1 november ter informatie naar het verificatiebureau gestuurd worden. Dat gebeurt door middel van een betekening of per elektronische post, met als bijlage een afdruk van het logboek wijzigingen CO2-emissies, samen met een verklarende tekst.

In afwijking van het eerste lid moet de vliegtuigexploitant niet-substantiële wijzigingen tonkilometergegevens of niet-substantiële wijzigingen CO2-emissies betreffende contactgegevens of andere administratieve gegevens die nodig zijn voor de communicatie tussen de bevoegde autoriteit en de vliegtuigexploitant of betreffende het uitoefenen van een luchtvaartactiviteit tussen een nieuwe luchtvaartterreincombinatie, aan de bevoegde autoriteit melden vanaf het moment dat hij er kennis van neemt of er redelijkerwijs kennis van kon nemen. Die melding gebeurt door betekening of per elektronische post. § 4. Een substantiële wijziging tonkilometergegevens of een substantiële wijziging CO2-emissies moeten worden gemeld en ter goedkeuring worden voorgelegd aan de bevoegde autoriteit vanaf het moment dat de vliegtuigexploitant er kennis van neemt of er redelijkerwijs kennis van kon nemen.

De vliegtuigexploitant stuurt het volledig ingevulde meldingsformulier substantiële wijziging tonkilometergegevens of het volledig ingevulde meldingsformulier substantiële wijziging CO2-emissies, samen met het voorstel van de substantiële wijziging en, in voorkomend geval, het voorstel van de aanpassing van het monitoringplan tonkilometergegevens of het voorstel van de aanpassing van het monitoringplan CO2-emissies naar de bevoegde autoriteit. Dat gebeurt zowel door middel van een betekening, als van een exemplaar in digitale vorm op een elektronische drager. De papieren versie bevat een door de vliegtuigexploitant ondertekende brief waarin hij verklaart dat de digitaal verstrekte gegevens volledig overeenstemmen met de schriftelijke versie.

De bevoegde autoriteit bevestigt aan de vliegtuigexploitant de ontvangst van het meldingsformulier substantiële wijziging tonkilometergegevens of het meldingsformulier substantiële wijziging CO2-emissies door middel van een betekening. De bevoegde autoriteit bezorgt het meldingsformulier substantiële wijziging tonkilometergegevens of het meldingsformulier substantiële wijziging CO2-emissies onverwijld aan het verificatiebureau.

Het verificatiebureau kan tijdens de verificatie van de substantiële wijziging tonkilometergegevens of van de substantiële wijziging CO2-emissies met de vliegtuigexploitant contact opnemen voor verdere informatie. In voorkomend geval kan het verificatiebureau verificatieactiviteiten uitvoeren op de locaties die de vliegtuigexploitant gebruikt voor de uitoefening van luchtvaartactiviteiten. Het verificatiebureau bezorgt de geverifieerde substantiële wijziging tonkilometergegevens of de geverifieerde substantiële wijziging CO2-emissies met een advies over de goedkeuring aan de bevoegde autoriteit.

Op basis van het door het verificatiebureau verstrekte advies keurt de bevoegde autoriteit de substantiële wijziging en, in voorkomend geval, de voorgestelde aanpassing van het monitoringplan al dan niet goed. De bevoegde autoriteit betekent de gemotiveerde beslissing tot goedkeuring of afkeuring aan de vliegtuigexploitant.

De bevoegde autoriteit kan beslissen dat de substantiële wijziging tonkilometergegevens of de substantiële wijziging CO2-emissies voorlopig wordt goedgekeurd, waarbij een aantal voorwaarden worden opgelegd waaraan binnen een bepaalde termijn moet worden voldaan. De definitieve goedkeuring of afkeuring van de substantiële wijziging tonkilometergegevens of de substantiële wijziging CO2-emissies is afhankelijk van het al of niet voldoen aan de opgelegde voorwaarden binnen de opgelegde termijn. Om dat te beoordelen zal de bevoegde autoriteit zich laten bijstaan door het verificatiebureau. Als binnen de opgelegde termijn niet aan de voorwaarden is voldaan, wordt de substantiële wijziging tonkilometergegevens of de substantiële wijziging CO2-gegevens door de bevoegde autoriteit afgekeurd.

Bij goedkeuring van de substantiële wijziging tonkilometergegevens of de substantiële wijziging CO2-emissies wordt die wijziging toegevoegd aan het goedgekeurde monitoringplan tonkilometergegevens of aan het goedgekeurde monitoringplan CO2-emissies als addendum. Een substantiële wijziging mag pas uitgevoerd worden na goedkeuring ervan door de bevoegde autoriteit. De substantiële wijziging tonkilometergegevens of de substantiële wijziging CO2-emissies moet na de goedkeuring ervan door de bevoegde autoriteit onmiddellijk door de vliegtuigexploitant worden opgenomen in het logboek wijzigingen tonkilometergegevens of in het logboek wijzigingen CO2-emissies.

Art. 27/12.De minister, bevoegd voor het leefmilieu, stelt de volgende sjablonen en toelichtingen vast : 1° de sjabloon en de toelichting voor het logboek wijzigingen tonkilometergegevens;2° de sjabloon en de toelichting voor het logboek wijzigingen CO2-emissies;3° de sjabloon en de toelichting voor het meldingsformulier substantiële wijziging tonkilometergegevens;4° de sjabloon en de toelichting voor het meldingsformulier substantiële wijziging CO2-emissies. Afdeling V. - Abnormale omstandigheid tonkilometergegevens of

abnormale omstandigheid CO2-emissies

Art. 27/13.§ 1. De vliegtuigexploitant moet elke al of niet ingrijpende abnormale omstandigheid tonkilometergegevens of elke al of niet ingrijpende abnormale omstandigheid CO2-emissies vanaf het moment waarop de vliegtuigexploitant er kennis van neemt of er redelijkerwijs kennis van kon nemen, registreren, motiveren en uitvoerig documenteren in het logboek abnormale omstandigheden tonkilometergegevens of in het logboek abnormale omstandigheden CO2-emissies, met vermelding van de genomen maatregelen en de alternatieve monitoringmethodiek. § 2. De vliegtuigexploitant moet alles in het werk stellen om de abnormale omstandigheid tonkilometergegevens of de abnormale omstandigheid CO2-emissies zo snel mogelijk te verhelpen. § 3. De vliegtuigexploitant moet een ingrijpende abnormale omstandigheid tonkilometergegevens of een ingrijpende abnormale omstandigheid CO2-emissies uiterlijk vijf werkdagen na de dag waarop de vliegtuigexploitant er kennis van neemt of er redelijkerwijs kennis van kon nemen, melden en ter goedkeuring voorleggen aan het verificatiebureau.

De vliegtuigexploitant stuurt het volledig ingevulde meldingsformulier abnormale omstandigheid tonkilometergegevens of het volledig ingevulde meldingsformulier abnormale omstandigheid CO2-emissies, samen met het voorstel van een alternatieve monitoringmethodiek tonkilometergegevens of het voorstel van een alternatieve monitoringmethodiek CO2-emissies naar het verificatiebureau. Dat gebeurt zowel door middel van een betekening, als van een exemplaar in digitale vorm op een elektronische drager. De papieren versie bevat een door de vliegtuigexploitant ondertekende brief waarin hij verklaart dat de digitaal verstrekte gegevens volledig overeenstemmen met de schriftelijke versie.

Het verificatiebureau kan tijdens de verificatie van de abnormale omstandigheid tonkilometergegevens of van de abnormale omstandigheid CO2-emissies met de vliegtuigexploitant contact opnemen voor verdere informatie. In voorkomend geval kan het verificatiebureau verificatieactiviteiten uitvoeren op de locaties die de vliegtuigexploitant gebruikt voor de uitoefening van luchtvaartactiviteiten.

Binnen twee maanden na ontvangst van het meldingsformulier abnormale omstandigheid tonkilometergegevens of van het meldingsformulier abnormale omstandigheid CO2-emissies neemt het verificatiebureau een beslissing over de goedkeuring of afkeuring van de voorgestelde monitoringmethodiek.

Art. 27/14.De minister, bevoegd voor het leefmilieu, stelt de volgende sjablonen en toelichtingen vast : 1° de sjabloon en de toelichting voor het logboek abnormale omstandigheden tonkilometergegevens;2° de sjabloon en de toelichting voor het logboek abnormale omstandigheden CO2-emissies;3° de sjabloon en de toelichting voor het meldingsformulier ingrijpende abnormale omstandigheid tonkilometergegevens;4° de sjabloon en de toelichting voor het meldingsformulier ingrijpende abnormale omstandigheid CO2-emissies. Afdeling VI. - De stopzetting van een luchtvaartactiviteit door de

vliegtuigexploitant

Art. 27/15.§ 1.De vliegtuigexploitant moet elke stopzetting van zijn luchtvaartactiviteit melden aan de bevoegde autoriteit vanaf het moment dat hij er kennis van neemt of er redelijkerwijs kennis van kon nemen. Dat gebeurt door middel van een betekening met vermelding van de periode waarin de vliegtuigexploitant geen luchtvaartactiviteit zal uitoefenen.

De bevoegde autoriteit bevestigt aan de vliegtuigexploitant de ontvangst van de melding van de stopzetting van de luchtvaartactiviteit door middel van een betekening. § 2. In geval van een melding van stopzetting van de luchtvaartactiviteit overeenkomstig paragraaf 1 hoeft de vliegtuigexploitant vanaf het moment van de bevestiging van de ontvangst van de melding door de bevoegde autoriteit niet meer te beschikken over een goedgekeurd monitoringplan CO2-emissies voor de kalenderjaren waarvoor de vliegtuigexploitant geen luchtvaartactiviteiten uitoefent. Tevens hoeft de vliegtuigexploitant geen geverifieerd CO2-emissiejaarrapport meer in te dienen voor de kalenderjaren waarvoor de vliegtuigexploitant geen luchtvaartactiviteiten uitvoert. § 3. Een vliegtuigexploitant die overeenkomstig paragraaf 1 een stopzetting van een luchtvaartactiviteit heeft gemeld en tijdens de periode 2013-2020 opnieuw een luchtvaartactiviteit opstart, moet uiterlijk zes maanden na de datum waarop de luchtvaartactiviteit van de vliegtuigexploitant opnieuw van start is gegaan, beschikken over een goedgekeurd monitoringplan CO2 emissies. Afdeling VII. - De verlening van aan vliegtuigexploitanten toegewezen

emissierechten

Art. 27/16.Jaarlijks op uiterlijk 28 februari worden de aan de vliegtuigexploitant toegewezen emissierechten verleend die voor dat jaar zijn toegewezen.

Met ingang van het jaar 2017 worden jaarlijks op uiterlijk 28 februari de emissierechten verleend die uit de bijzondere reserve aan de vliegtuigexploitant worden toegewezen, die voor dat jaar zijn toegewezen. Afdeling VIII. - De inlevering van emissierechten door

vliegtuigexploitant

Art. 27/17.Met ingang van 1 januari 2013 is de vliegtuigexploitant verplicht om uiterlijk tegen 30 april van ieder kalenderjaar emissierechten in te leveren via afboeking in het nationaal register.

Het aantal ingeleverde emissierechten moet overeenkomen met de hoeveelheid CO2-emissies die ten gevolge van de door de vliegtuigexploitant uitgevoerde luchtvaartactiviteit werd veroorzaakt in het voorgaande kalenderjaar, zoals is opgenomen in het als bevredigend geverifieerde CO2-emissiejaarrapport voor het laatst genoemde jaar of moet in voorkomend geval, overeenkomen met het alternatieve emissiecijfer dat overeenkomstig artikel 27/10, § 5, tweede lid werd bepaald.

In geval van stopzetting van de luchtvaartactiviteit blijft de inleveringsplicht gelden voor de periode waarin de vliegtuigexploitant nog een luchtvaartactiviteit heeft uitgeoefend. »

Art. 8.In artikel 28 van hetzelfde besluit worden de zin « Bij een verandering van identiteit van de exploitant past de bevoegde autoriteit het definitief goedgekeurde toewijzingsplan aan door de vermelding van de naam en het adres van de nieuwe exploitant. » geschrapt.

Art. 9.In artikel 31 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° de woorden « exploitant van een BKG-inrichting » en het woord « exploitant », worden telkens vervangen door de woorden « exploitant van een BKG-inrichting of de vliegtuigexploitant »;2° in paragraaf 1 worden de woorden « door de BKG-inrichting » geschrapt;3° aan paragraaf 1, eerste lid worden de woorden « of overeenkomstig artikel 27/17 van dit besluit » toegevoegd; 4° in paragraaf 6 worden tussen de woorden « vermeld in artikel 4.10.1.2. van titel II van het VLAREM » en de woorden « ,wordt jaarlijks, » de woorden « of vermeld in artikel 27/17 van dit besluit » ingevoegd.

Art. 10.Aan hoofdstuk IV van hetzelfde besluit worden een artikel 31/1 en 31/2 toegevoegd, die luiden als volgt : «

Art. 31/1.§ 1. Met ingang van het jaar 2010 wordt overeenkomstig artikel 26bis, § 1, eerste lid, van het REG-decreet een administratieve geldboete opgelegd aan de vliegtuigexploitant die op 1 januari van elk jaar niet beschikt over een goedgekeurd monitoringplan CO2-emissies.

In afwijking van het eerste lid wordt overeenkomstig artikel 26bis, § 1, tweede lid, van het REG-decreet aan de vliegtuigexploitant die een luchtvaartactiviteit aanvangt na 31 augustus 2009, die over een geldige Belgische exploitatievergunning beschikt en die uiterlijk zes maanden na de aanvang van de luchtvaartactiviteit niet over een goedgekeurd monitoringplan CO2-emissies beschikt, een administratieve geldboete opgelegd.

In afwijking van het eerste lid wordt overeenkomstig artikel 26bis, § 1, tweede lid, van het REG-decreet aan de vliegtuigexploitant een administratieve geldboete opgelegd die na stopzetting van een luchtvaartactiviteit de luchtvaartactiviteit opnieuw opstart en niet over een goedgekeurd monitoringplan CO2-emissies beschikt uiterlijk zes maanden na de datum waarop de luchtvaartactiviteit van de vliegtuigexploitant opnieuw van start is gegaan.

In afwijking van het eerste lid wordt overeenkomstig artikel 26bis, § 1, tweede lid, van het REG-decreet aan de vliegtuigexploitant die een luchtvaartactiviteit aanvangt na 31 augustus 2009, die niet over een geldige Belgische exploitatievergunning beschikt en die uiterlijk zes maanden na de datum van de publicatie van de lijst van vliegtuigexploitanten door de Europese Commissie, vermeld in artikel 18bis, derde lid, van de richtlijn, niet over een goedgekeurd monitoringplan CO2-emissies beschikt, een administratieve geldboete opgelegd. § 2. De administratieve geldboete wordt berekend op basis van de volgende formule : E x 0,50 euro, waarbij : 1° E = de geschatte CO2-emissies, uitgedrukt in ton CO2, uitgestoten ten gevolge van de luchtvaartactiviteiten van de vliegtuigexploitant tijdens de referentiebewakingperiode.De CO2-emissies worden geschat op basis van door de Europese Commissie goedgekeurde instrumenten die Eurocontrol heeft geïmplementeerd. De Vlaamse minister, bevoegd voor het leefmilieu, wijst de door de Europese Commissie goedgekeurde instrumenten aan.

In het eerste lid wordt onder de referentiebewakingperiode verstaan : de meest recente periode, die even lang is als de bewakingsperiode en die voorafgaat aan de datum waarop de vliegtuigexploitant over een goedgekeurd monitoringplan moet beschikken. Als de vliegtuigexploitant niet tijdens de volledige referentiebewakingperiode luchtvaartactiviteiten heeft uitgevoerd, worden de emissies voor die periode geschat en geëxtrapoleerd naar de duur van de bewakingperiode.

De bewakingperiode is de periode tussen de datum waarop de vliegtuigexploitant over een monitoringplan moet beschikken dat overeenkomstig artikel 20ter, § 6, van het REG-decreet is goedgekeurd en het einde van het kalenderjaar waarin die datum valt. § 3. De procedure, vermeld in artikel 31, § 2 tot en met § 5, is van toepassing op de §§ 1 en 2.

Art. 31/2.§ 1. Conform artikel 26bis, § 2, van het REG-decreet wordt een administratieve geldboete opgelegd aan de vliegtuigexploitant die op 31 maart van elk jaar geen als bevredigend geverifieerd CO2-emissiejaarrapport heeft ingediend.

De administratieve geldboete wordt berekend op basis van de volgende formule : E x 0,50 euro, waarbij : 1° E = de geschatte CO2-emissies, uitgedrukt in ton CO2, uitgestoten ten gevolge van een luchtvaartactiviteit van de vliegtuigexploitant tijdens het rapporteringjaar waarvoor geen CO2-emissiejaarrapport werd ingediend.De CO2-emissies worden geschat op basis van door de Europese Commissie goedgekeurde instrumenten die Eurocontrol heeft geïmplementeerd. § 2. De procedure, vermeld in artikel 31, § 2 tot en met § 5, is van toepassing op de §§ 1 en 2. § 3. De vliegtuigexploitant van wie het CO2-emissiejaarrapport van het voorgaande kalenderjaar uiterlijk op 31 maart van het lopende jaar niet als bevredigend is geverifieerd, mag overeenkomstig artikel 20ter, § 7 van het REG-decreet geen emissierechten meer overdragen tot dat rapport als bevredigend is geverifieerd, of totdat krachtens het eerste lid van artikel 20ter, § 7 van het REG-decreet een alternatief emissiecijfer is bepaald en ingegeven in het nationaal register. »

Art. 11.Aan hoofdstuk V van hetzelfde besluit worden een artikel 32/1, 32/2 en 32/3 toegevoegd, die luiden als volgt : « Art.32/1. § 1. Het verificatiebureau onderzoekt bij het verificatieproces het rapport, vermeld in artikel 7/1, § 1. Daarbij worden de betrouwbaarheid, de geloofwaardigheid en de nauwkeurigheid van de gerapporteerde emissies van broeikasgassen beoordeeld, en wordt de informatie over de emissies van broeikasgassen onderzocht, in het bijzonder : 1° de gerapporteerde activiteitsgegevens en de metingen en berekeningen die daarmee verband houden;2° de keuze en het gebruik van emissiefactoren;3° de berekeningen die leiden tot de bepaling van de totale emissies;4° als er metingen zijn gebruikt, de juistheid van de keuze en de wijze van toepassing van de meetmethoden. § 2. Het verificatiebureau stelt een verslag op over het verificatieproces, waarin wordt vermeld of de gerapporteerde emissies van broeikasgassen als bevredigend kunnen worden geverifieerd.

In dat verslag komen alle onderwerpen aan de orde die voor het verrichte werk van belang zijn. Er kan worden verklaard dat het rapport als bevredigend wordt geverifieerd, als naar de mening van het verificatiebureau de totale emissies van broeikasgassen niet wezenlijk verkeerd zijn weergegeven.

Als het rapport niet als bevredigend wordt geverifieerd, kan het verificatiebureau in zijn verslag een alternatief emissiecijfer bepalen. § 3. Het verificatiebureau bezorgt het verslag aan de afdeling.

Art. 32/2.§ 1. Het verificatiebureau onderzoekt bij het verificatieproces het CO2-emissiejaarrapport, vermeld in artikel 20ter, § 7, van het REG-decreet, en de bewaking tijdens het voorafgaande jaar.

Daarbij worden de betrouwbaarheid, de geloofwaardigheid en de nauwkeurigheid van de bewakingssystemen en de gerapporteerde gegevens beoordeeld, en wordt de informatie over de emissies onderzocht, in het bijzonder : 1° de gerapporteerde activiteitsgegevens, en de metingen en berekeningen die daarmee verband houden;2° de keuze en het gebruik van emissiefactoren;3° de berekeningen die leiden tot de bepaling van de totale emissies;4° als er metingen zijn gebruikt, de juistheid van de keuze en de wijze van toepassing van de meetmethoden. § 2. De emissies waarover in het CO2-emissiejaarraport verslag is uitgebracht, kunnen alleen worden goedgekeurd als betrouwbare, geloofwaardige gegevens en informatie het mogelijk maken de emissies te bepalen met een hoge mate van zekerheid.

Voor een hoge mate van zekerheid moet de vliegtuigexploitant aangetoond hebben dat : 1° de gerapporteerde gegevens vrij zijn van inconsistenties;2° de gegevens verzameld zijn overeenkomstig de toepasselijke wetenschappelijke normen;3° de desbetreffende documenten van het gebruikte luchtvaartuig voor de uitoefening van de luchtvaartactiviteiten waarop het CO2-emissiejaarraport betrekking heeft, volledig en consistent zijn. § 3. Het verificatiebureau houdt rekening met de vraag of de vliegtuigexploitant geregistreerd is in het kader van EMAS, het communautaire milieubeheer- en milieuauditsysteem, of over een gelijkwaardig milieu- of energiezorgsysteem beschikt. § 4. De verificatie moet worden gebaseerd op een strategische analyse van alle luchtvaartactiviteiten die de vliegtuigexploitant heeft verricht en waarop het CO2-emissiejaarrapport betrekking heeft.

Daarvoor heeft de verificateur een overzicht nodig van alle activiteiten en hun betekenis voor het emissieniveau van alle luchtvaartactiviteiten die de vliegtuigexploitant heeft verricht en waarop het CO2-emissiejaarrapport betrekking heeft.

Het verificatiebureau moet zich er in het bijzonder van vergewissen dat : 1° het CO2-emissiejaarrapport gegevens bevat over alle vluchten die vallen onder luchtvaartactiviteiten, vermeld in bijlage III.Het verificatiebureau zal in die taak worden ondersteund door middel van gegevens over dienstregelingen en andere gegevens over het verkeer van de vliegtuigexploitant, waaronder gegevens van Eurocontrol die het heeft opgevraagd; 2° de cumulatieve gegevens over het brandstofverbruik en de gegevens over de brandstof die voor het luchtvaartuig dat de luchtvaartactiviteit verricht, werd aangekocht of anderszins verschaft, consistent zijn. § 5. De verificatie van de overgelegde informatie vindt zo nodig plaats op de locaties die door de vliegtuigexploitant heeft gebruikt voor de uitoefening van de luchtvaartactiviteiten waarop het CO2-emissiejaarrapport betrekking heeft. De verificateur neemt steekproeven om de betrouwbaarheid van de gerapporteerde gegevens en informatie vast te stellen. De verificateur krijgt toegang tot alle locaties en tot alle informatie in verband met het onderwerp van de verificatie. § 6. Het verificatiebureau moet alle bronnen van emissies van elk luchtvaartuig waarvoor de vliegtuigexploitant verantwoordelijk is, evalueren met het oog op de betrouwbaarheid van de gegevens van elke bron die bijdraagt tot de totale emissies van elk luchtvaartuig waarvoor de vliegtuigexploitant verantwoordelijk is. § 7. Aan de hand van die analyse identificeert het verificatiebureau uitdrukkelijk de bronnen met een groot foutenpotentieel, en andere aspecten van de bewakings- en rapportageprocedure die waarschijnlijk zullen bijdragen tot fouten bij de bepaling van de totale emissies.

Het betreft hier met name de keuze van de emissiefactoren en de berekeningen die nodig zijn om de emissies van afzonderlijke emissiebronnen vast te stellen. Bijzondere aandacht wordt besteed aan bronnen met een groot foutenpotentieel en aan de desbetreffende aspecten van de bewakingsprocedure. § 8. Het verificatiebureau houdt rekening met alle risicobeheersingmethoden die de vliegtuigexploitant toepast om de mate van onzekerheid zo klein mogelijk te houden. § 9. Het verificatiebureau stelt een verslag op over het verificatieproces, waarin wordt vermeld of het CO2-emissiejaarraport, vermeld in artikel 20ter, § 7, van het REG-decreet, bevredigend is.

In dat verslag komen alle onderwerpen aan de orde die voor het verrichte werk van belang zijn. Er kan worden verklaard dat het CO2-emissiejaarraport, vermeld in artikel 20ter, § 7, van het REG-decreet, bevredigend is, als naar de mening van het verificatiebureau de totale emissies niet wezenlijk verkeerd zijn weergegeven. § 10. Het verificatiebureau is onafhankelijk van de vliegtuigexploitant, voert zijn werk serieus uit op een objectieve, professionele wijze en is vertrouwd met : 1° de normen en richtsnoeren voor de bewaking en rapportage van CO2-emissies door luchtvaartactiviteiten die door de Europese Commissie conform artikel 14, eerste lid van de richtlijn heeft goedgekeurd;2° de wettelijke en reglementaire bepalingen die toepasselijk zijn op de te verifiëren luchtvaartactiviteiten;3° de totstandkoming van alle informatie over elke emissiebron van elk luchtvaartuig waarvoor de vliegtuigexploitant verantwoordelijk is, met name wat de verzameling, meting, berekening en rapportage van gegevens betreft.

Art. 32/3.§ 1. De algemene beginselen en methode voor de verificatie van het CO2-emissiejaarrapport, vermeld in artikel 32/2, zijn tevens van toepassing voor zover dat van toepassing is, op de verificatie van het rapport tonkilometergegevens. § 2. Het verificatiebureau moet zich er in het bijzonder van vergewissen dat : 1° het rapport tonkilometergegevens alleen gegevens bevat over vluchten die vallen onder luchtvaartactiviteiten, vermeld in bijlage III, waarvoor de vliegtuigexploitant verantwoordelijk is en die daadwerkelijk zijn uitgevoerd.Het verificatiebureau zal in deze taak worden ondersteund door middel van gegevens over het verkeer van de vliegtuigexploitant, waaronder door de vliegtuigexploitant opgevraagde gegevens van Eurocontrol; 2° de door de vliegtuigexploitant gerapporteerde vracht overeenkomt met de door hem voor veiligheidsdoeleinden bijgehouden documenten over de vracht.»

Art. 12.In hoofdstuk VI van hetzelfde besluit wordt een afdeling Ibis ingevoegd, die bestaat uit artikel 35/1, dat luidt als volgt : « Afdeling Ibis. - Inleveren van CER's en ERU's door de vliegtuigexploitant

Art. 35/1.De vliegtuigexploitant mag voor het jaar 2012 CER's en ERU's gebruiken, met uitzondering van die vermeld in artikel 35, tot 15 procent van het aantal emissierechten dat hij als gevolg van artikel 27/17 moet inleveren. »

Art. 13.Aan hetzelfde besluit wordt een bijlage II toegevoegd, die als bijlage 1 bij dit besluit is gevoegd.

Art. 14.Aan hetzelfde besluit wordt een bijlage III toegevoegd, die als bijlage 2 bij dit besluit is gevoegd.

Art. 15.Dit besluit treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Belgisch Staatsblad.

Art. 16.De Vlaamse minister, bevoegd voor het leefmilieu, is belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 4 september 2009.

De minister-president van de Vlaamse Regering, K. PEETERS De Vlaamse minister van Leefmilieu, Natuur en Cultuur, J. SCHAUVLIEGE

Bijlage 1 Bijlage II. - Categorieën activiteiten 1. Installaties of delen van installaties die voor onderzoek, ontwikkeling en het testen van nieuwe producten en processen worden gebruikt, en installaties die uitsluitend biomassa gebruiken, vallen niet onder deze bijlage.2. De hieronder genoemde drempelwaarden hebben betrekking op de productiecapaciteit of op het vermogen.Als in dezelfde installatie verscheidene, onder dezelfde categorie vallende activiteiten worden uitgevoerd, worden de vermogens van de activiteiten bij elkaar opgeteld. 3. Als het totale nominaal thermisch ingangsvermogen van een installatie wordt berekend, worden het nominaal thermische ingangsvermogen van alle technische eenheden die deel uitmaken van de installatie en waarin brandstoffen worden verbrand, bij elkaar opgeteld.Die eenheden kunnen onder andere alle soorten stookketels, branders, turbines, verwarmingstoestellen, ovens, verbranders, gloeiovens, draaiovens, droogovens, drogers, motoren, brandstofcellen, chemische looping-verbrandingseenheden, fakkels en thermische of katalytische naverbranders omvatten. Eenheden met een nominaal thermisch ingangsvermogen van minder dan 3 MW en eenheden die uitsluitend biomassa gebruiken, worden bij de berekening buiten beschouwing gelaten. Tot « eenheden die uitsluitend biomassa gebruiken » behoren ook eenheden waarin alleen bij het opstarten of uitschakelen fossiele brandstoffen worden gebruikt. 4. Als een eenheid gebruikt wordt voor een activiteit waarvoor de drempel niet is uitgedrukt als het totale nominaal thermisch ingangsvermogen, heeft de drempel voor die activiteit de voorrang.5. Als blijkt dat de capaciteitsdrempel van een van de activiteiten, vermeld in deze bijlage, in een installatie wordt overschreden, worden alle eenheden waarin brandstoffen worden verbrand, met uitzondering van eenheden voor de verbranding van gevaarlijke afvalstoffen of van huishoudelijk afval, opgenomen. Activiteiten

Broeikasgassen

1. Verbranden van brandstof in installaties met een totaal nominaal thermisch ingangsvermogen van meer dan 20 MW (met uitzondering van installaties voor het verbranden van gevaarlijke afvalstoffen of huishoudelijk afval). Kooldioxide

2. Raffineren van aardoliën. Kooldioxide

3. Productie van cokes. Kooldioxide

4. Roosten of sinteren, met inbegrip van pelletiseren, van ertsen (met inbegrip van zwavelhoudend erts). Kooldioxide

5. Productie van ruwijzer of staal (primaire of secundaire smelting, met inbegrip van continugieten) met een capaciteit van meer dan 2,5 ton per uur. Kooldioxide

6. Productie of bewerking van ferrometalen (met inbegrip van ferrolegeringen) waarbij verbrandingseenheden met een totaal nominaal thermisch ingangsvermogen van meer dan 20 MW worden gebruikt. Bewerking omvat, onder meer, walserijen, herverhitters, gloeiovens, smederijen, gieterijen, coating en beitsen.

Kooldioxide

7. Productie van primair aluminium. Kooldioxide en perfluorkoolstoffen

8. Productie van secundair aluminium waarbij verbrandingseenheden met een totaal nominaal thermisch ingangsvermogen van meer dan 20 MW worden gebruikt. Kooldioxide

9. Productie of bewerking van non-ferrometalen, met inbegrip van de productie van legeringen, raffinage, gieterijen enzovoort, waarbij verbrandingseenheden met een totaal nominaal thermisch ingangsvermogen (met inbegrip van brandstoffen die als reductoren worden ingezet) van meer dan 20 MW worden gebruikt. Kooldioxide

10. Productie van cementklinkers in draaiovens met een productiecapaciteit van meer dan 500 ton per dag of in andere ovens met een productiecapaciteit van meer dan 50 ton per dag. Kooldioxide

11. Productie van kalk of het calcineren van dolomiet of magnesiet in draaiovens of in andere ovens met een productiecapaciteit van meer dan 50 ton per dag. Kooldioxide

12. Fabricage van glas, met inbegrip van de fabricage van glasvezels, met een smeltcapaciteit van meer dan 20 ton per dag. Kooldioxide

13. Fabricage van keramische producten door middel van verhitting, in het bijzonder dakpannen, bakstenen, vuurvaste stenen, tegels, aardewerk of porselein, met een productiecapaciteit van meer dan 75 ton per dag. Kooldioxide

14. Fabricage van isolatiemateriaal uit minerale wol met gebruikmaking van glas, steen of slakken met een smeltcapaciteit van meer dan 20 ton per dag. Kooldioxide

15. Drogen of calcineren van gips of het produceren van gipsplaten en andere gipsproducten, waarbij verbrandingseenheden met een totaal nominaal thermisch ingangsvermogen van meer dan 20 MW worden gebruikt. Kooldioxide

16. Productie van pulp uit hout of andere vezelhoudende materialen. Kooldioxide

17. Productie van papier of karton met een productiecapaciteit van meer dan 20 ton per dag. Kooldioxide

18. Productie van roet waarbij organische stoffen zoals olie, teer en kraak- en destillatieresiduen worden verkoold, waarbij verbrandingseenheden met een totaal nominaal thermisch ingangsvermogen van meer dan 20 MW worden gebruikt. Kooldioxide

19. Productie van salpeterzuur. Kooldioxide en distikstofoxide

20. Productie van adipinezuur. Kooldioxide en distikstofoxide

21. Productie van glyoxal en glyoxylzuur. Kooldioxide en distikstofoxide

22. Productie van ammoniak. Kooldioxide

23. Productie van organische bulkchemicaliën door kraken, reforming, gedeeltelijke of volledige oxidatie of vergelijkbare processen, met een productiecapaciteit van meer dan 100 ton per dag. Kooldioxide

24. Productie van waterstof (H2) en synthesegas door reforming of gedeeltelijke oxidatie met een productiecapaciteit van meer dan 25 ton per dag. Kooldioxide

25. Productie van natriumcarbonaat (Na2CO3) en natriumbicarbonaat (NaHCO3). Kooldioxide


Gezien om gevoegd te worden bij het besluit van de Vlaamse Regering van 4 september 2009 tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 7 december 2007 inzake verhandelbare emissierechten voor broeikasgassen.

Brussel, 4 september 2009.

De minister-president van de Vlaamse Regering, K. PEETERS De Vlaamse minister van Leefmilieu, Natuur en Cultuur, J. SCHAUVLIEGE

Bijlage 2 Bijlage III. - Lijst van luchtvaartactiviteiten Alle vluchten die vertrekken van of aankomen op een luchtvaartterrein dat gelegen is op het grondgebied van een lidstaat van de Europese Unie vallen onder de luchtvaartactivitei ».

Het begrip vlucht is een vluchtsector, wat een vlucht of een reeks van vluchten is, die begint op de parkeerplaats van het luchtvaartuig en eindigt op de parkeerplaats van het luchtvaartuig.

Het begrip luchtvaartterrein betekent een welomschreven gebied op het land of op het water, met inbegrip van de gebouwen, de installaties en de uitrusting, bedoeld om volledig of gedeeltelijk te gebruiken voor de aankomst, het vertrek en de grondbeweging van luchtvaartuigen.

Als de vliegtuigexploitant een luchtvaartactiviteit uitvoert, als vermeld in deze bijlage, valt de vliegtuigexploitant onder het toepassingsgebied van het Europese emissiehandelssysteem, ongeacht het feit of de vliegtuigexploitant gepubliceerd is op de lijst van vliegtuigexploitanten door de Europese Commissie overeenkomstig artikel 18bis, derde lid van Richtlijn 2003/87/EG. Buiten deze activiteit vallen : 1° vluchten die uitsluitend worden uitgevoerd voor het vervoer op een officiële dienstreis van een regerende vorst en zijn directe familie, staatshoofden, regeringsleiders en ministers van de regering van een ander land dan een lidstaat, als dat wordt bevestigd door een overeenkomstige statusindicator in het vluchtplan. Deze uitzondering zal worden geïnterpreteerd aan de hand van het uitsluitende doel van de vlucht.

Directe familie omvat alleen de echtgenoot of echtgenote, elke partner, gelijkgesteld aan de echtgenoot of echtgenote, de kinderen en de ouders.

Ministers van de regering zijn de leden van de regering, zoals ze zijn opgelijst in het officiële publicatieblad van het land in kwestie.

Leden van regionale of lokale regeringen van een land komen niet in aanmerking voor de uitzondering van dit punt.

Een officiële dienstreis betekent een reis waarbij de betrokken persoon zich gedraagt in een officiële hoedanigheid.

Positioneringvluchten of veerdienstvluchten van het luchtvaartuig vallen niet onder deze uitzondering.

Vluchten die door de Centrale Routeheffingen Dienst van Eurocontrol (Central Route Charges Office, CRCO) worden geïdentificeerd als uitzonderingen op de routeheffingen, aangeduid met « S » (hierna CRCO-uitzonderingscode te noemen) worden verondersteld vluchten te zijn die uitsluitend worden uitgevoerd voor het vervoer op een officiële dienstreis van een regerende vorst en zijn directe familie, staatshoofden, regeringsleiders en ministers van de regering van een ander land dan een lidstaat, waar dat wordt bevestigd door een overeenkomstige statusindicator in het vluchtplan; 2° militaire vluchten die worden uitgevoerd door militaire luchtvaartuigen en douane- en politievluchten. « Militaire vluchten » zijn vluchten die rechtstreeks verband houden met de uitoefening van militaire activiteiten.

Militaire vluchten, uitgevoerd door burgerlijk geregistreerde luchtvaartuigen, vallen niet onder deze uitzondering. Omgekeerd vallen burgerlijke vluchten, uitgevoerd door militaire luchtvaartuigen, niet onder punt 2°.

Vluchten met de CRCO-uitzonderingscode « M » of « X » worden geacht vrijgestelde militaire vluchten te zijn.

Douane- en politievluchten, uitgevoerd door zowel burgerlijk geregistreerde als militaire luchtvaartuigen, vormen een uitzondering.

Vluchten met een CRCO-uitzonderingscode « P » worden geacht vrijgestelde douane- en politievluchten te zijn; c) vluchten in verband met opsporing en redding, vluchten in het kader van brandbestrijding, humanitaire vluchten en medische noodvluchten waarvoor de bevoegde autoriteit toestemming heeft verleend. In relatie tot de onderstaande categorieën van vluchten, vallen de positioneringvluchten of veerdienstvluchten van luchtvaartuigen en de vluchten die uitsluitend uitrusting en personeel dragen en rechtstreeks betrokken zijn in het verlenen van de gerelateerde diensten, onder deze uitzondering. Die uitzonderingen maken geen onderscheid tussen vluchten, uitgevoerd door middel van publieke of private middelen. « Vluchten in verband met opsporing en redding » zijn vluchten die opsporings- en reddingsdiensten aanbieden. « Opsporings- en reddingsdienst » is de uitvoering van noodbewaking, communicatie, coördinatie en opsporing en reddingfuncties, eerste medische hulp of medische evacuatie door middel van het gebruik van publieke en private middelen, met inbegrip van samenwerkende luchtvaartuigen, vaartuigen en andere toestellen en installaties.

Vluchten met een CRCO-uitzonderingscode « R » en vluchten, geïdentificeerd met STS/SAR in veld 18 van het vluchtplan, worden geacht vrijgestelde opsporings- en reddingsvluchten te zijn. « Vluchten in het kader van brandbestrijding » zijn vluchten, uitgevoerd uitsluitend voor het verlenen van brandbestrijdingsdiensten vanuit de lucht, die het gebruik van luchtvaartuigen en andere middelen vanuit de lucht voor het bestrijden van branden inhoudt.

Vluchten, geïdentificeerd met STS/FFR in veld 18 van het vluchtplan, worden verondersteld vrijgesteld te zijn van vluchten in het kader van brandbestrijding. « Humanitaire vluchten » zijn vluchten, uitgevoerd uitsluitend voor humanitaire doeleinden, die hulppersoneel en hulpmiddelen, zoals voeding, kleding, beschutting, medische en andere middelen tijdens of na een noodgeval of ramp of die gebruikt worden om personen te evacueren van een plaats waar leven of gezondheid wordt bedreigd door een noodgeval of ramp naar een veilig toevluchtsoord in hetzelfde land of een ander land dat bereid is om die personen op te vangen.

Vluchten met een CRCO-uitzonderingscode « H » en vluchten, geïdentificeerd met STS/HUM in veld 18 van het vluchtplan, worden geacht vrijgestelde humanitaire vluchten te zijn. « Medische noodvluchten » zijn vluchten met het uitsluitende doel het vergemakkelijken van medische noodhulp, als onmiddellijk en snel transport essentieel is, door het vervoeren van medisch personeel, medische hulpmiddelen, met inbegrip van uitrusting, bloed, organen, medicatie, of zieke of gewonde personen en andere direct betrokken personen.

Vluchten, geïdentificeerd met STS/MEDEVAC of STS/HOSP in veld 18 van het vluchtplan, worden geacht vrijgestelde medische noodvluchten te zijn. 3° vluchten die uitsluitend worden uitgevoerd volgens zichtvliegvoorschriften als vermeld in bijlage 2 bij het verdrag van Chicago.4° vluchten die eindigen op het luchtvaartterrein vanwaar het luchtvaartuig is opgestegen en tijdens welke geen tussenlanding is gemaakt;5° lesvluchten die uitsluitend worden uitgevoerd met als doel het behalen van een vliegbrevet of van een bevoegdverklaring in het geval van cockpitpersoneel, als dat wordt bevestigd door een overeenkomstige opmerking in het vluchtplan, met uitzondering van vluchten die dienen voor het vervoer van passagiers of lading en van veerdienstluchten en positioneringvluchten. Vluchten met de CRCO-uitzonderingscode « T » en vluchten, geïdentificeerd met RMK/lesvlucht in veld 18 van het vluchtplan worden geacht vrijgesteld te zijn overeenkomstig punt 5°. 6°) vluchten die uitsluitend worden uitgevoerd met als doel wetenschappelijk onderzoek of het controleren, testen of certificeren van luchtvaartuigen of van grond- of boordapparatuur.

In verband met onderstaande categorieën van vluchten, vallen positioneringvluchten of veerdienstvluchten van luchtvaartuigen niet onder deze uitzondering.

Deze categorie sluit vluchten uit met als enig doel het uitvoeren van wetenschappelijk onderzoek. Deze uitzondering is alleen van toepassing als het wetenschappelijk onderzoek geheel of gedeeltelijk uitgevoerd wordt tijdens de vlucht. Het vervoer van wetenschappers of onderzoeksmateriaal is op zichzelf niet voldoende om als uitzondering beschouwd te worden.

Vluchten met een CRCO-uitzonderingscode « N » en vluchten, geïdentificeerd met STS/FLTCK in veld 18 van het vluchtplan, worden geacht vrijgesteld te zijn overeenkomstig punt 6°. 7° vluchten die worden uitgevoerd door luchtvaartuigen met een gecertificeerde maximale startmassa van minder dan 5.700 kg; 8° vluchten, uitgevoerd in het kader van de openbare dienstverplichtingen die overeenkomstig Verordening (EEG) nr.2408/92 worden opgelegd op routes in de ultraperifere gebieden, zoals vermeld in artikel 299, tweede lid, van het verdrag, of op routes waar de aangeboden capaciteit niet meer dan 30 000 zitplaatsen per jaar bedraagt.

Dat zal geïnterpreteerd worden als toepasbaar op de gebieden, opgelijst in artikel 299(2) van het EG-verdrag. Het gaat uitsluitend om vluchten voor openbare dienstverplichtingen binnen één ultraperifeer gebied en vluchten tussen twee ultraperifere gebieden; j) vluchten die zonder dit punt onder deze activiteit zouden vallen, uitgevoerd door commerciële luchtvervoersondernemingen die : - ofwel gedurende drie opeenvolgende periodes van vier maanden minder dan 243 vluchten per periode uitvoeren; - ofwel vluchten met een totale emissie van minder dan 10 000 ton per jaar uitvoeren.

Vluchten die uitsluitend worden uitgevoerd voor het vervoer op een officiële dienstreis van een regerende vorst en zijn directe familie, staatshoofden, regeringsleiders en ministers van een regering van lidstaat, mogen krachtens dit punt niet worden uitgesloten.

Alle commerciële luchtvervoersondernemingen moeten een bewijs luchtvaartexploitant (Air Operator's Certificate of AOC) in hun bezit hebben overeenkomstig deel I van bijlage 6 bij de Conventie van Chicago. Een vliegtuigexploitant zonder bewijs luchtvaartexploitant is geen commerciële luchtvervoersonderneming.

Voor de toepassing van de de-minimis-regel, is de voorwaarde commercieel te zijn, gekoppeld aan de vliegtuigexploitant en niet aan de vluchten in kwestie. Dat betekent in het bijzonder dat rekening wordt gehouden met de vluchten, uitgevoerd door een commerciële luchtvervoersonderneming om te beslissen of de vliegtuigexploitant boven of onder de uitzonderingsdrempels valt, zelfs als die vluchten niet tegen een vergoeding worden uitgevoerd.

Alleen vluchten die vertrekken van of aankomen in een luchtvaartterrein op het grondgebied van een lidstaat van de Europese Unie, komen in aanmerking om te beslissen of de vliegtuigexploitant boven of onder de uitzonderingsdrempels van de de minimisregel valt.

Vluchten, die worden uitgesloten op basis van punt 1° tot en met punt 10°, zullen niet in beschouwing genomen worden voor dezelfde doeleinden.

Vluchten, uitgevoerd door een commerciële vliegtuigexploitant die minder dan 243 vluchten gedurende drie opeenvolgende periodes van vier maanden uitvoert, zijn uitgesloten. De perioden van vier maanden zijn : januari tot en met april, mei tot en met augustus, september tot en met december. De lokale tijd van vertrek van de vlucht bepaalt in welke periode van vier maanden de vlucht in rekening wordt genomen om te beslissen of de vliegtuigexploitant boven of onder de uitzonderingsdrempels van de de-minimis-regel valt.

Een commerciële vliegtuigexploitant die 243 vluchten per periode of meer uitvoert, valt onder het toepassingsgebied van het Europese emissiehandelssysteem voor het volledige kalenderjaar waarin de drempel van 243 vluchten bereikt of overschreden wordt.

Een commerciële vliegtuigexploitant die vluchten uitvoert met jaarlijkse emissies gelijk aan of hoger dan 10.000 ton per jaar, valt onder het toepassingsgebied van het Europese emissiehandelssysteem voor het kalenderjaar waarin de drempel van 10 000 ton bereikt of overschreden wordt.

Gezien om gevoegd te worden bij het besluit van de Vlaamse Regering van 4 september 2009 tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 7 december 2007 inzake verhandelbare emissierechten voor broeikasgassen.

Brussel, 4 september 2009.

De minister-president van de Vlaamse Regering, K. PEETERS De Vlaamse minister van Leefmilieu, Natuur en Cultuur, J. SCHAUVLIEGE

^