Etaamb.openjustice.be
Decreet van 23 december 2010
gepubliceerd op 18 februari 2011

Decreet houdende diverse bepalingen inzake leefmilieu en natuur

bron
vlaamse overheid
numac
2011035177
pub.
18/02/2011
prom.
23/12/2010
ELI
eli/decreet/2010/12/23/2011035177/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

23 DECEMBER 2010. - Decreet houdende diverse bepalingen inzake leefmilieu en natuur (1)


Het Vlaams Parlement heeft aangenomen en Wij, Regering, bekrachtigen hetgeen volgt : decreet houdende diverse bepalingen inzake leefmilieu en natuur. HOOFDSTUK 1. - Algemene bepaling

Artikel 1.Dit decreet regelt een gewestaangelegenheid. HOOFDSTUK 2. - Wet Oppervlaktewateren

Art. 2.Artikel 2 van de wet van 26 maart 1971 op de bescherming van de oppervlaktewateren tegen verontreiniging, vervangen bij het decreet van 21 november 2008, wordt vervangen door wat volgt : «

Art. 2.Het is verboden voorwerpen of stoffen in de bij artikel 1 bedoelde wateren of in de openbare riolen te werpen of te deponeren, er verontreinigde of verontreinigende vloeistoffen in te lozen of er gassen in te brengen, met uitzondering van volgende gevallen : 1° de lozing van afvalwater waarvoor vergunning is verleend of melding is gedaan overeenkomstig de bepalingen van het decreet van 28 juni 1985 betreffende de milieuvergunning en zijn uitvoeringsbesluiten;2° het lozen van huishoudelijk afvalwater, voor zover de biologisch afbreekbare organische belasting van dit afvalwater niet meer bedraagt dan 20 inwonerequivalenten en de lozing geschiedt overeenkomstig het in § 1 van artikel 3 bedoelde reglement;3° het lozen van afvalwater uit keukens, eetruimten, wasruimten en bijkeukens, alsmede toiletwater afkomstig van schepen, met uitzondering van : a) passagierschepen die toegelaten zijn voor het vervoer van meer dan 50 passagiers die niet beschikken over een zuiveringsinstallatie welke voldoet aan de grens- en controlewaarden voor zuiveringsinstallaties aan boord van passagiersschepen zoals opgenomen in bijlage 2, aanhangsel V, van het verdrag inzake de verzameling, afgifte en inname van afval in de Rijn- en binnenvaart ondertekend te Straatsburg op 9 september 1996;b) pleziervaartuigen, zijnde voor sport- en vrijetijdsdoeleinden bedoelde vaartuigen, ongeacht het type of de wijze van voortstuwing, met een romplengte van 2,5 tot 24 m;4° het lozen door schepen van waswaters afkomstig van het reinigen van de eigen ruimen, voor zover cumulatief voldaan wordt aan : a) de lozingsvoorwaarden voorzien in het verdrag inzake de verzameling, afgifte en inname van afval in de Rijn- en binnenvaart ondertekend te Straatsburg op 9 september 1996;b) de uitzonderingen op de losstandaarden voorzien door de havenkapiteindiensten binnen de Vlaamse havenbesturen. Het is eveneens verboden vaste stoffen of vloeistoffen te deponeren op een plaats vanwaar ze door een natuurlijk verschijnsel in die wateren of in de openbare riolen kunnen terechtkomen. »

Art. 3.In artikel 32duodecies, § 1, van dezelfde wet, ingevoegd bij het decreet van 22 december 1995 en gewijzigd bij de decreten van 21 december 2001 en 24 december 2004, worden de woorden « of intergemeentelijke samenwerkingsverbanden » vervangen door de woorden « , intergemeentelijke samenwerkingsverbanden of de Vlaamse Maatschappij voor Watervoorziening ».

Art. 4.In artikel 130 van het decreet van 18 december 2009 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2010 wordt het woord « artikel » vervangen door het woord « hoofdstuk ». HOOFDSTUK 3. - Afvalstoffendecreet

Art. 5.In artikel 4 van het decreet van 2 juli 1981 betreffende de voorkoming en het beheer van afvalstoffen, vervangen bij het decreet van 20 april 1994, wordt punt 2° vervangen door wat volgt : « 2° dierlijke mest als vermeld in het decreet van 22 december 2006 houdende de bescherming van water tegen de verontreiniging door nitraten uit agrarische bronnen; »

Art. 6.In hetzelfde decreet, het laatst gewijzigd bij het decreet van 8 mei 2009, wordt het opschrift van hoofdstuk VIII vervangen door wat volgt : « Hoofdstuk VIII. Milieubijdragen ».

Art. 7.Artikel 38 van hetzelfde decreet, opgeheven door het decreet van 7 mei 2004, wordt opnieuw opgenomen in de volgende lezing : «

Art. 38.De havenbeheerder zorgt ervoor dat de kosten voor het gebruik van de havenontvangstvoorzieningen die verbonden zijn aan de afgifte van scheepsafval van de zeevaart, met inbegrip van de behandeling en verwijdering van het scheepsafval, worden betaald met bijdragen van de schepen via een kostendekkingssysteem dat niet mag aanzetten tot het lozen van afval in zee.

De Vlaamse Regering kan nadere regels vaststellen waaraan het kostendekkings-systeem moet voldoen. »

Art. 8.Artikel 39 van hetzelfde decreet, opgeheven door het decreet van 7 mei 2004, wordt opnieuw opgenomen in de volgende lezing : «

Art. 39.Voor de financiering van de inzameling en verwerking van olie- en vethoudend scheepsbedrijfsafval dat ontstaat bij het in bedrijf zijn en onderhoud van binnenschepen, is overeenkomstig de bepalingen van het verdrag inzake de verzameling, afgifte en inname van afval in de Rijn- en binnenvaart, ondertekend in Straatsburg op 9 september 1996 en goedgekeurd bij instemmingsdecreet van 9 mei 2008, een milieubijdrage verschuldigd in verhouding tot de aankoop van gasolie voor de binnenvaart. Daaronder valt uitsluitend brandstof die van douanerechten en andere belastingen is vrijgesteld en bedoeld is voor schepen, met uitzondering van de schepen die toegelaten zijn voor zee- en kustvaart en overwegend daartoe zijn bestemd. De milieubijdrage is verschuldigd door degene onder wiens leiding het schip staat dat de gasolie voor binnenvaart betrekt.

De Vlaamse Regering kan nadere regels vaststellen die nodig zijn voor de werking van het financieringssysteem. »

Art. 9.Artikel 40 van hetzelfde decreet, opgeheven door het decreet van 7 mei 2004, wordt opnieuw opgenomen in de volgende lezing : «

Art. 40.De havenbeheerders die schepen ontvangen uit de binnenvaart, en de waterwegbeheerders werken, overeenkomstig de bepalingen van het verdrag inzake de verzameling, afgifte en inname van afval in de Rijn- en binnenvaart, ondertekend in Straatsburg op 9 september 1996 en goedgekeurd bij instemmingsdecreet van 9 mei 2008, een financieringssysteem uit voor de inname en verwijdering van het overige scheepsbedrijfsafval. Die bijdrage kan opgenomen zijn in de haven- of liggelden of afzonderlijk in rekening worden gebracht.

De Vlaamse Regering kan nadere regels vaststellen waaraan het financieringssysteem moet voldoen. » HOOFDSTUK 4. - Milieuvergunningendecreet

Art. 10.Aan artikel 2 van het decreet van 28 juni 1985 betreffende de milieuvergunning, gewijzigd bij het decreet van 22 december 1993, wordt een punt 7° tot en met een punt 11° toegevoegd, die luiden als volgt : « 7° een stedenbouwkundige vergunning : de vergunning die verleend is voor handelingen als vermeld in artikel 4.2.1 van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening; 8° een stedenbouwkundige melding : de melding die wordt verricht voor handelingen als vermeld in artikel 4.2.2 van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening; 9° elektronische handtekening : elektronische handtekening zoals gedefinieerd in de wet van 9 juli 2001 houdende vaststelling van bepaalde regels in verband met het juridisch kader voor elektronische handtekeningen en certificatiediensten;10° geavanceerde elektronische handtekening : geavanceerde elektronische handtekening zoals gedefinieerd in de wet van 9 juli 2001 houdende vaststelling van bepaalde regels in verband met het juridisch kader voor elektronische handtekeningen en certificatiediensten;11° elektronisch middel : een middel waarbij gebruik wordt gemaakt van elektronische apparatuur voor gegevensverwerking (met inbegrip van digitale compressie) en gegevensopslag alsmede van verspreiding, overbrenging en ontvangst per draad, straalverbinding, langs optische weg of met andere elektromagnetische middelen.»

Art. 11.In hetzelfde decreet wordt een artikel 2bis ingevoegd, dat luidt als volgt : «

Art. 2bis.De Vlaamse Regering kan voor gegevensuitwisselingen vermeld in dit decreet en haar uitvoeringsbesluiten bepalen dat deze geldig kunnen gebeuren met elektronische middelen.

Indien het decreet of haar uitvoeringsbesluiten bepalen dat voor de geldigheid van een kennisgeving een aangetekend schrijven of een afgifte tegen ontvangstbewijs vereist is, kan dit voor zover de datum van kennisgeving met zekerheid kan worden vastgesteld.

De Vlaamse Regering bepaalt in welke gevallen daarbij een elektronische handtekening of een geavanceerde elektronische handtekening nodig zijn voor de geldigheid van de gegevensuitwisseling. Zij kan ook andere vereisten voor de geldigheid van de gegevensuitwisseling met elektronische middelen opleggen.

De Vlaamse Regering kan verdere uitvoeringsmodaliteiten bepalen in verband met de procedures waarbij de gegevensuitwisseling met elektronische middelen toegelaten is. »

Art. 12.In artikel 3 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° het tweede lid wordt vervangen door wat volgt : « De Vlaamse Regering stelt de lijst van de criteria voor de indeling van de inrichtingen in klassen vast.»; 2° er wordt een derde lid toegevoegd, dat luidt als volgt : « Als een inrichting onder toepassing valt van verschillende indelingsrubrieken die behoren tot verschillende klassen, is de procedure die geldt voor de hoogste klasse van toepassing op elk onderdeel van de inrichting en is de overheid die bevoegd is voor de hoogste klasse exclusief bevoegd.»

Art. 13.In artikel 4 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in paragraaf 2 worden de woorden « inrichting die behoort tot de derde klasse » vervangen door de woorden « inrichting die in de derde klasse is ingedeeld en geen onderdeel is van een inrichting die in de eerste of tweede klasse is ingedeeld.»; 2° er wordt een derde paragraaf toegevoegd, die luidt als volgt : « § 3.Een onderdeel van een inrichting die in de eerste of tweede klasse is ingedeeld en waarbij dat onderdeel op zich in de derde klasse is ingedeeld, is ook onderworpen aan de milieuvergunningsplicht. »

Art. 14.Artikel 5 van hetzelfde decreet, vervangen bij het decreet van 9 november 2007 en gewijzigd bij het decreet van 27 maart 2009, wordt vervangen door wat volgt : «

Art. 5.§ 1. De stedenbouwkundige vergunning voor een inrichting waarvoor een milieuvergunning nodig is of die onderworpen is aan de meldingsplicht, wordt geschorst zolang de milieuvergunning niet definitief werd verleend of de melding niet is gedaan. Als het gaat om met toepassing van artikel 4.2.2 van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening meldingsplichtige handelingen, wordt de uitvoerbaarheid van de stedenbouwkundige melding opgeschort.

De milieuvergunning wordt beschouwd als definitief verleend nadat de termijn om een administratief beroep in te dienen, met toepassing van artikel 23, verstreken is, of nadat de milieuvergunning door de vergunningverlenende overheid in beroep is verleend als administratief beroep werd ingesteld.

Als de stedenbouwkundige vergunning wordt geschorst, gaat de termijn, vermeld in artikel 4.6.2, § 1, eerste lid, van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening in op de dag dat de milieuvergunning definitief wordt verleend of de melding is gebeurd.

Als de milieuvergunning definitief wordt geweigerd, vervalt de stedenbouwkundige vergunning van rechtswege. Als het gaat om met toepassing van artikel 4.2.2 van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening Meldingsplichtige handelingen', kunnen deze handelingen niet worden uitgevoerd.

De milieuvergunning wordt beschouwd als definitief geweigerd nadat de termijn om een administratief beroep in te dienen, met toepassing van artikel 23, § 3, verstreken is, of nadat de milieuvergunning door de vergunningverlenende overheid in beroep is geweigerd als een dergelijk administratief beroep werd ingesteld.

Het verval van de stedenbouwkundige vergunning wordt onverwijld meegedeeld aan de aanvrager en de overheid die de stedenbouwkundige vergunning heeft verleend. Het verval van de stedenbouwkundige vergunning wordt bekendgemaakt aan het publiek. De Vlaamse Regering stelt hiervoor nadere regels vast. § 2. De milieuvergunning voor een inrichting, waarvoor een stedenbouwkundige vergunning of een stedenbouwkundige melding nodig is, wordt geschorst zolang de stedenbouwkundige vergunning niet definitief is verleend of de handelingen waarvoor de stedenbouwkundige melding is verricht niet mogen worden aangevat op grond van artikel 4.2.2, § 4, van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening.

Het recht op exploitatie dat meldingsplichtige inrichtingen, waarvoor een stedenbouwkundige vergunning of een stedenbouwkundige melding nodig is, ten gevolge van een melding hebben verkregen, wordt opgeschort zolang de stedenbouwkundige vergunning niet definitief is verleend of de handelingen waarvoor de stedenbouwkundige melding is verricht, niet mogen worden aangevat op grond van artikel 4.2.2, § 4, van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening.

De stedenbouwkundige vergunning wordt beschouwd als definitief verleend vanaf de datum waarop van de stedenbouwkundige vergunning gebruik kan gemaakt worden overeenkomstig artikel 4.7.19, § 3, artikel 4.7.23, § 5, dan wel artikel 4.7.26, § 4, tweede lid, van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening.

Als de milieuvergunning wordt geschorst, gaat de termijn, vermeld in artikel 17, tweede lid, in op de dag dat de stedenbouwkundige vergunning definitief is verleend of de handelingen waarvoor een stedenbouwkundige melding is verricht, mogen worden aangevat op grond van artikel 4.2.2, § 4, van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening.

Als de stedenbouwkundige vergunning definitief wordt geweigerd, vervalt de milieuvergunning of het recht op exploitatie ten gevolge van de melding voor de meldingsplichtige inrichtingen van rechtswege.

Het verval van de milieuvergunning of van het recht op exploitatie tengevolge van een melding wordt onverwijld meegedeeld aan de aanvrager of de meldingsplichtige en de overheid die de milieuvergunning heeft verleend of akte heeft genomen van de melding.

Het verval van de milieuvergunning wordt bekendgemaakt aan het publiek. De Vlaamse Regering stelt hiervoor nadere regels vast.

De stedenbouwkundige vergunning wordt beschouwd als definitief geweigerd vanaf de datum waarop in laatste administratieve aanleg beslist werd om de stedenbouwkundige vergunning niet af te leveren. »

Art. 15.In artikel 9, § 7, van hetzelfde decreet, vervangen bij het decreet van 21 december 1994, worden de woorden « die uitsluitend in de derde klasse is ingedeeld » vervangen door de woorden « die in de derde klasse is ingedeeld en geen onderdeel is van een inrichting die in de eerste of tweede klasse is ingedeeld. »

Art. 16.In artikel 20, laatste lid, van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 12 december 2008, worden de woorden « De overheid bevoegd voor de akteneming van de melding van een inrichting derde klasse » vervangen door de woorden « De overheid, bevoegd voor de akteneming van de melding voor een inrichting die alleen onderdelen bevat die in de derde klasse zijn ingedeeld. ».

Art. 17.In artikel 23 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 12 december 2008, wordt paragraaf 3 vervangen door wat volgt : « § 3. Het beroep wordt met een aangetekende brief ingediend binnen een termijn van dertig dagen na de eerste dag van de bekendmaking van de bestreden beslissing.

Voor degenen die aangewezen zijn op de bekendmaking via aanplakking, moet het beroep worden ingediend met een aangetekende brief binnen een termijn van dertig dagen na de eerste dag dat tot de aanplakking van de bestreden beslissing is overgegaan. »

Art. 18.In artikel 26 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 12 december 2008, wordt paragraaf 3 vervangen door wat volgt : « § 3. Het beroep wordt met een aangetekende brief ingediend binnen een termijn van dertig dagen na de eerste dag van de bekendmaking van de bestreden beslissing of indien het beroep betrekking heeft op een stilzwijgende weigering tot wijziging of aanvulling van de opgelegde voorwaarden, na de dag van de stilzwijgende weigering.

Voor degenen die aangewezen zijn op de bekendmaking via aanplakking, moet het beroep worden ingediend binnen een termijn van dertig dagen na de eerste dag dat tot de aanplakking van de bestreden beslissing is overgegaan.

Het beroep schorst de beslissing, tenzij de vraag tot wijziging of aanvulling al dan niet stilzwijgend werd geweigerd. »

Art. 19.Aan artikel 27, § 2, van hetzelfde decreet wordt een lid toegevoegd, dat luidt als volgt : « In afwijking van § 1, en het derde lid van deze paragraaf, moet als de verandering louter betrekking heeft op onderdelen die op zich in de derde klasse zijn ingedeeld, geen vergunning worden aangevraagd en de verandering enkel worden meegedeeld zoals bepaald in het eerste en tweede lid van deze paragraaf. »

Art. 20.De onderdelen van een inrichting van de eerste of tweede klasse die op zich in de derde klasse zijn ingedeeld en waarvan akte is genomen in een besluit over een vergunningsaanvraag voor de inwerkingtreding van dit decreet, worden geacht te zijn vergund voor de termijn van de basisvergunning.

Art. 21.In artikel 13, tweede lid, van het decreet van 6 februari 2004 tot wijziging van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake Milieubeleid, voor wat betreft de milieuaudit en tot aanvulling ervan met een titel Milieuvoorwaarden', worden de woorden « de artikelen 4, 5, 6, 7, 8 en 9 » vervangen door de woorden « de artikelen 4, 5, 6, 7, 8, 9 en 11, 3° ». HOOFDSTUK 5. - Oprichtingsdecreet van de Vlaamse Landmaatschappij

Art. 22.In artikel 2 van het decreet van 21 december 1988 houdende oprichting van de Vlaamse Landmaatschappij, gewijzigd bij het decreet van 7 mei 2004, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in paragraaf 1 wordt tussen de woorden « publiekrechtelijk vormgegeven » en de woorden « verzelfstandigd agentschap » het woord « extern » ingevoegd;2° in paragraaf 2, achtste lid, worden de woorden « raad van bestuur » vervangen door de woorden « algemene vergadering »;3° in paragraaf 2, twaalfde lid, worden de woorden « de maatschappij » vervangen door de woorden « het agentschap ».

Art. 23.In artikel 6 van hetzelfde decreet, vervangen bij het decreet van 7 mei 2004 en gewijzigd bij de decreten van 16 juni 2006 en 22 december 2006, wordt paragraaf 8, toegevoegd bij het decreet van 16 juni 2006, opgeheven.

Art. 24.In artikel 6bis van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 7 mei 2004, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in paragraaf 2, eerste lid, worden de woorden « aan een andere agentschappen » vervangen door de woorden « aan andere agentschappen »;2° in paragraaf 3, tweede lid, 1°, worden de woorden « beleidsdomein Leefmilieu en Natuur » vervangen door de woorden « beleidsdomein Leefmilieu, Natuur en Energie »;3° in paragraaf 5 worden de woorden « voor Geografische Informatie » vervangen door de woorden « voor Geografische Informatie Vlaanderen »;4° er wordt een paragraaf 8 toegevoegd, die luidt als volgt : « § 8.Het agentschap wordt belast met de taken die overeenkomstig het decreet Vlaamse Grondenbank aan de Vlaamse Grondenbank zijn opgedragen. »

Art. 25.In artikel 7 van hetzelfde decreet, vervangen bij het decreet van 7 mei 2004, worden de woorden « beleidsdomein Leefmilieu en Natuur » vervangen door de woorden « beleidsdomein Leefmilieu, Natuur en Energie ».

Art. 26.In artikel 10 van hetzelfde decreet, vervangen bij het decreet van 7 mei 2004, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in paragraaf 3 worden de woorden « uit de hand verpachten » vervangen door de woorden « uit de hand verhuren of verpachten »;2° paragraaf 5 wordt opgeheven.

Art. 27.In artikel 16 van hetzelfde decreet, vervangen bij het decreet van 7 mei 2004, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het eerste lid wordt de zin « De gedelegeerd bestuurder van het agentschap woont de algemene vergadering van aandeelhouders bij met raadgevende stem.» opgeheven; 2° in het tweede lid wordt de zin « Ze stelt de bezoldigingen en de presentiegelden van de voorzitter, de vice-voorzitter en de bestuurders vast binnen de grenzen van de organieke regeling bepaald door de Vlaamse regering ter uitvoering van artikel 18, § 4, van het kaderdecreet.» vervangen door de zin « Ze kan elk moment besluiten tot de uitgifte van nieuwe aandelen. »; 3° in het tweede lid worden de woorden « Ze kan te allen tijde overgaan » vervangen door de woorden « De raad van bestuur kan op elk moment overgaan ».

Art. 28.In artikel 17 van hetzelfde decreet, hersteld bij het decreet van 7 mei 2004, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in paragraaf 1, tweede lid, inleidende zin, worden de woorden « de maatschappij » vervangen door de woorden « het agentschap »;2° in paragraaf 1, tweede lid, wordt punt 1° opgeheven;3° in paragraaf 1, tweede lid, 2°, worden de woorden « en de uitgifte van schuldbrieven » opgeheven;4° aan paragraaf 1, tweede lid, wordt een punt 14° toegevoegd, dat luidt als volgt : « 14° binnen de perken van de wet, het decreet of het reglement, beschikt hij over de fondsen die zich in bewaring, of op rekening-courant bevinden.»; 5° in paragraaf 4 wordt het tweede lid opgeheven.

Art. 29.In artikel 18 van hetzelfde decreet, vervangen bij het decreet van 7 mei 2004 en gewijzigd bij de decreten van 21 april 2006 en 27 april 2007, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in paragraaf 1, eerste lid, worden de woorden « bestaan uit » vervangen door de woorden « bestaat uit »;2° paragraaf 4 wordt vervangen door wat volgt : « § 4.Het mandaat van regeringsafgevaardigde is onverenigbaar met dat van : 1° een mandaat in het Europees Parlement, de Kamer van volksvertegenwoordigers, de Senaat, en een gemeenschaps- of gewestparlement;2° het ambt van minister of staatssecretaris en de hoedanigheid van kabinetslid van de minister onder wiens toezicht het publiekrechtelijk vormgegeven extern verzelfstandigd agentschap valt;3° het ambt van personeelslid van het agentschap, het mandaat van gedelegeerd bestuurder, algemeen directeur en bestuurder van het agentschap;4° provinciegouverneur, lid van de deputatie van de provincieraad of lid van een provincieraad;5° burgemeester, schepen of lid van een gemeenteraad.»

Art. 30.In artikel 18bis, § 2, 5°, van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 7 mei 2004, worden de woorden « de maatschappij » vervangen door de woorden « het agentschap ».

Art. 31.In hoofdstuk X van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 7 mei 2004, wordt het opschrift van afdeling 11 vervangen door wat volgt : « Afdeling II. Commissaris ».

Art. 32.In artikel 18quinquies van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 7 mei 2009 en gewijzigd bij het decreet van 21 april 2006, worden het eerste tot en met het vierde lid vervangen door wat volgt : « Zonder afbreuk te doen aan de regeling voor de Vlaamse overheid inzake begrotingen, boekhouding, de controle op subsidies en de controle door het Rekenhof, wordt de controle op de financiële toestand, op de jaarrekening en op de regelmatigheid van de verrichtingen weer te geven in de jaarrekening zoals bepaald in het Wetboek van vennootschappen, opgedragen aan een commissaris. Deze wordt benoemd door de algemene vergadering uit de leden van het Instituut der Bedrijfsrevisoren. »

Art. 33.In artikel 18septies van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 7 mei 2004 en vervangen bij het decreet van 27 april 2007, worden de woorden « 6 en 6bis van » vervangen door de woorden « 6, 6bis en 13 van ».

Art. 34.In hetzelfde decreet wordt een artikel 18octies ingevoegd, dat luidt als volgt : «

Art. 18octies.Voor wat het Vlaamse Gewest betreft, moeten in de wets- en verordeningsbepalingen inzake ruilverkaveling de vermeldingen « Nationale Landmaatschappij » en « NLM » respectievelijk als « Vlaamse Landmaatschappij » en « VLM » worden gelezen. » HOOFDSTUK 6. - Het Bosdecreet

Art. 35.Aan artikel 90, tweede lid, van het Bosdecreet van 13 juni 1990 worden de woorden « of indien ze voorzien zijn in het goedgekeurd beheersplan » toegevoegd.

Art. 36.In artikel 90bis van hetzelfde decreet, gewijzigd bij de decreten van 17 juli 2000, 21 december 2001, 7 december 2007 en 12 december 2008, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in paragraaf 1, voorlaatste en laatste lid, wordt telkens het woord « Bosbeheer » vervangen door het woord « Agentschap »;2° in paragraaf 2, 2°, worden de woorden « dit decreet » vervangen door de woorden « het decreet van 17 juli 2000 houdende wijziging van artikel 90bis van het Bosdecreet van 13 juni 1990 »;3° in paragraaf 3, eerste lid, wordt tussen de woorden « aan de verkavelaar opgelegde groene ruimten.» en de woorden « De aanvrager van de verkavelingsvergunning » de zin « Het behoud van deze als bos te behouden groene ruimten wordt door de vergunningverlenende instantie expliciet in de verkavelingsvoorschriften opgenomen » ingevoegd; 4° in paragraaf 3 wordt het derde lid vervangen door wat volgt : « De stedenbouwkundige vergunning tot ontbossing van een grond in een in § 2,2°, bedoelde verkaveling is niet onderworpen aan het in § 1, tweede lid, bedoelde advies en aan de compensatie.Bijkomende ontbossing van de in het eerste lid bedoelde groene ruimten kan enkel vergund worden na aanpassing van de verkavelingsvoorschriften via een verkavelingswijziging en na compensatie door de aanvrager van de verkavelingswijziging. »; 5° in paragraaf 7 wordt het derde lid opgeheven.

Art. 37.In artikel 97 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij de decreten van 18 mei 1999, 7 december 2007 en 30 april 2009, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in paragraaf 1, inleidende zin, worden tussen de woorden « zonder toestemming van de eigenaar en machtiging van het Agentschap » en de woorden « in alle openbare bossen » de woorden « of zonder dat het bepaald is in het goedgekeurd beheersplan » ingevoegd;2° in paragraaf 2, inleidende zin, worden tussen de woorden « zonder toestemming van de bosbeheerder en machtiging van het Agentschap » en de woorden « , in alle privé-bossen verboden » de woorden « of zonder dat het voorzien is in het goedgekeurd beheersplan » ingevoegd. HOOFDSTUK 7. - Het Meststoffendecreet

Art. 38.In artikel 15ter van het decreet van 23 januari 1991 inzake de bescherming van het leefmilieu tegen de verontreiniging door meststoffen, vervangen door het decreet van 19 december 2008, wordt paragraaf 3 vervangen door wat volgt : « § 3. Bij overdracht van een perceel landbouwgrond waarop een ontheffing geldt, vervalt de ontheffing.

In afwijking van het eerste lid, blijft de ontheffing gelden als het gebruiksrecht overgedragen wordt aan de echtgenoot of wettelijk samenwonende partner van de gebruiker.

In afwijking van het eerste lid, blijft de ontheffing gelden als het gebruiksrecht van het perceel landbouwgrond wordt overgedragen naar een gebruiker waarvan elke persoon die deel uitmaakt van deze gebruiker : a) hetzij zelf deel uitmaakt van de gebruiker die het gebruiksrecht van het betrokken perceel heeft overgedragen;b) hetzij de echtgenoot of wettelijk samenwonende partner is van een persoon die zelf deel uitmaakt van de gebruiker die het gebruiksrecht van het betrokken perceel heeft overgedragen. In afwijking van het eerste lid wordt de ontheffing eenmalig overgedragen aan de nieuwe gebruiker, als het een overdracht betreft die behoort tot een van de volgende types overdrachten : 1° het gebruiksrecht van het perceel landbouwgrond wordt overgedragen aan de afstammelingen of aangenomen kinderen van een persoon die deel uitmaakt van de gebruiker die het gebruiksrecht van het betrokken perceel heeft overgedragen, de afstammelingen of aangenomen kinderen van de echtgenoot of wettelijk samenwonende partner van deze persoon of de echtgenoten of wettelijk samenwonende partners van de voormelde afstammelingen of aangenomen kinderen;2° het gebruiksrecht van het perceel landbouwgrond wordt overgedragen van een natuurlijke persoon die deel uitmaakt van de gebruiker die het gebruiksrecht van het betrokken perceel heeft overgedragen naar een rechtspersoon waarvan deze natuurlijke persoon zaakvoerder, beherende vennoot of bestuurder is;3° het gebruiksrecht van het perceel landbouwgrond wordt overgedragen van een natuurlijke persoon die deel uitmaakt van de gebruiker die het gebruiksrecht van het betrokken perceel heeft overgedragen naar een rechtspersoon waarvan zijn echtgenoot of wettelijk samenwonende partner, zijn afstammelingen of aangenomen kinderen of de afstammelingen of aangenomen kinderen van zijn echtgenoot of wettelijk samenwonende partner, of de echtgenoot of wettelijk samenwonende partner van de voormelde afstammelingen of aangenomen kinderen zaakvoerder, beherende vennoot of bestuurder zijn;4° het gebruiksrecht van het perceel landbouwgrond wordt overgedragen naar een gebruiker waarvan elke persoon die deel uitmaakt van deze gebruiker : a) hetzij zelf deel uitmaakt van de gebruiker die het gebruiksrecht van het betrokken perceel heeft overgedragen;b) hetzij de echtgenoot of wettelijk samenwonende partner is van een persoon die zelf deel uitmaakt van de gebruiker die het gebruiksrecht van het betrokken perceel heeft overgedragen;c) hetzij met een persoon die deel uitmaakt van de gebruiker die het gebruiksrecht van het betrokken perceel heeft overgedragen, een overeenkomstige band, als vermeld in 1° tot en met 3°, heeft. Na een overdracht, als vermeld in het vierde lid, 2°, vervalt de ontheffing zodra de gebruiker die het perceel in gebruik had voor de overdracht, zijn mandaat van bestuurder, beherende vennoot of zaakvoerder beëindigt. De ontheffing vervalt evenwel niet indien hij als bestuurder, beherende vennoot of zaakvoerder opgevolgd wordt door zijn echtgenoot of wettelijk samenwonende partner, zijn afstammelingen of aangenomen kinderen of door de afstammelingen of aangenomen kinderen van zijn echtgenoot of wettelijk samenwonende partner, of door de echtgenoot of wettelijk samenwonende partner van de voormelde afstammelingen of aangenomen kinderen. In dat laatste geval vervalt de ontheffing wanneer het mandaat als zaakvoerder, beherende vennoot of bestuurder van de opvolger van de zaakvoerder, beherende vennoot of bestuurder beëindigd wordt.

Na een overdracht, als vermeld in het vierde lid, 3°, vervalt de ontheffing zodra het mandaat van bestuurder, beherende vennoot of zaakvoerder, van de in het vierde lid, 3°, vermelde personen, beëindigd wordt.

In afwijking van de voorgaande leden wordt, als, na een overdracht, als vermeld in het vierde lid, 2° of 3°, het gebruiksrecht van de landbouwgrond terug overgedragen wordt aan de natuurlijke persoon, die de oorspronkelijke overdrager van de landbouwgrond aan de rechtspersoon was, de ontheffing eenmalig overgedragen.

Als een ontheffing van het bemestingsverbod gegeven wordt aan een rechtspersoon, vervalt deze ontheffing zodra het mandaat van één van de zaakvoerders, beherende vennoten of bestuurders als zaakvoerder, beherende vennoot of bestuurder beëindigd wordt. De ontheffing vervalt evenwel niet indien hij als zaakvoerder, beherende vennoot of bestuurder opgevolgd wordt door zijn echtgenoot of wettelijk samenwonende partner, zijn afstammelingen of aangenomen kinderen of de afstammelingen of aangenomen kinderen van zijn echtgenoot of wettelijk samenwonende partner, of de echtgenoot of wettelijk samenwonende partner van de voormelde afstammelingen of aangenomen kinderen. In dat laatste geval vervalt de ontheffing als het mandaat als zaakvoerder, beherende vennoot of bestuurder van de opvolger van de zaakvoerder, beherende vennoot of bestuurder beëindigd wordt.

De overdracht van het gebruik wordt gemeld bij de aangifte, als vermeld in artikel 23, § 5, van het Mestdecreet van 22 december 2006.

Voor de toepassing van deze paragraaf wordt verstaan onder : 1° overdracht : de overdracht van het gebruiksrecht op een perceel, met uitzondering van de overdracht van het gebruiksrecht ten gevolge van een seizoenspacht;2° deel uitmaken van een gebruiker : het als persoon of als lid van een groepering van personen uitbaten van een inrichting die behoort tot het bedrijf van de gebruiker.Een rechtspersoon wordt niet beschouwd als een groepering van personen. » HOOFDSTUK 8. - Het Jachtdecreet

Art. 39.Artikel 13 van het Jachtdecreet van 24 juli 1991, gewijzigd bij het decreet van 30 april 2009, wordt vervangen door wat volgt : «

Art. 13.Wie met een geweer jaagt, moet het jachtverlof bij zich dragen.

Het jachtverlof is persoonlijk; het is maar geldig voor een jaar, te rekenen vanaf 1 juli.

De Vlaamse Regering regelt de wijze, de vorm en de voorwaarden van de afgifte van het jachtverlof. Zolang de Vlaamse Regering daarvoor geen nieuwe regelen heeft opgesteld, blijven de bestaande regelen geldig.

De Vlaamse Regering kan het deelnemen aan het jachtexamen of aan een gedeelte ervan afhankelijk stellen van de betaling van een inschrijvingsgeld waarvan zij het bedrag en de wijze van betaling vaststelt, en waarvoor ze de betalingsplichtige aanwijst. »

Art. 40.Artikel 33 van hetzelfde decreet wordt vervangen door wat volgt : «

Art. 33.De Vlaamse Regering kan afwijken van de bepalingen van dit decreet onder de door haar bepaalde voorwaarden en toezicht, en dit om een of meer van de volgende redenen : 1° in het belang van de volksgezondheid of de openbare veiligheid;2° in het kader van dwingende redenen van groot openbaar belang, met inbegrip van redenen van sociale en economische aard, en voor het milieu gunstige effecten;3° in het belang van de veiligheid van het luchtverkeer;4° ter bescherming van de wilde fauna of flora, of ter instandhouding van de natuurlijke habitats;5° voor doeleinden in verband met onderzoek of onderwijs, repopulatie of herintroductie, alsook voor de daartoe benodigde kweek;6° om het onder strikt gecontroleerde omstandigheden mogelijk te maken op selectieve wijze en binnen bepaalde grenzen een beperkt en vastgesteld aantal van bepaalde specimens te vangen of in bezit te hebben. Ten aanzien van de vogelsoorten vermeld in artikel 3, is de mogelijkheid tot afwijking, vermeld in 2° van het eerste lid, niet van toepassing.

Afwijkingen op grond van dit artikel kunnen alleen maar toegestaan worden als de volgende voorwaarden zijn vervuld : 1° er mag geen andere bevredigende oplossing bestaan;2° de afwijking mag geen afbreuk doen aan het streefdoel om de populaties van de soort in kwestie in een gunstige staat van instandhouding te laten voortbestaan, op lokaal niveau of op Vlaams niveau.» HOOFDSTUK 9. - Wijzigingen aan het decreet tot oprichting van het Grindfonds en tot regeling van de grindwinning

Art. 41.Aan artikel 20sexies, § 1, van het decreet van 14 juli 1993 tot oprichting van het Grindfonds en tot regeling van de grindwinning worden een vierde, een vijfde en een zesde lid toegevoegd, die luiden als volgt : « Het projectgrindwinningscomité heeft rechtspersoonlijkheid.

Het comité zorgt zelf voor de financiering van zijn werking, het noodzakelijke personeel en de noodzakelijke uitrusting.

Het mandaat van de leden van het projectgrindwinningscomité is onbezoldigd. Het comité regelt zelf de wijze waarop de leden worden vergoed voor de door hen gemaakte kosten. Deze vergoedingen zijn ten laste van het projectgrindwinningscomité. » HOOFDSTUK 1 0. - Het decreet houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid Afdeling 1. - Wijzigingen in titel IV van het decreet houdende

algemene bepalingen inzake milieubeleid

Art. 42.Aan artikel 4.1.1, § 1, van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid wordt een punt 10°/1 toegevoegd, dat luidt als volgt : « 10°/1 veiligheidsnota : een openbaar document waarin - naast een beschrijving en verduidelijking van de vergunde inrichting - aangetoond wordt dat één of meerdere kleinere projecten in het kader van een verandering van een vergunde inrichting geen bijkomend risico van zware ongevallen voor mens en milieu met zich meebrengen ten opzichte van de bestaande situatie, en waarbij, indien nodig, wordt aangetoond welke extra maatregelen kunnen en zullen worden getroffen om die zware ongevallen te voorkomen en de gevolgen ervan voor mens en milieu te beperken; ».

Art. 43.In artikel 4.2.8, § 5, eerste lid, van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 18 december 2002 en vervangen bij het decreet van 27 april 2007, wordt de zinsnede « vanaf de datum van de beslissing vermeld in § 2, » vervangen door de zinsnede « respectievelijk vanaf de datum van de bekendmaking of vanaf de datum van ontvangst van het afschrift van de volledig verklaarde kennisgeving ».

Art. 44.In artikel 4.5.1, § 1, 2°, van hetzelfde decreet, wordt de zinsnede « een aanvraag voor een milieuvergunning of een wijziging van de milieuvergunning moet worden ingediend » vervangen door de zinsnede « een vergunningsaanvraag moet worden ingediend voor het exploiteren of veranderen ervan. »

Art. 45.Aan artikel 4.5.1 van hetzelfde decreet worden een paragraaf 3 tot en met paragraaf 6 toegevoegd, die luiden als volgt : « § 3. In afwijking van paragraaf 1, kan de administratie na gemotiveerd verzoek van de initiatiefnemer geval per geval beslissen dat voor veranderingen aan een vergunde inrichting een reeds voor deze inrichting opgesteld omgevingsveiligheidsrapport kan worden gebruikt om te worden gevoegd bij de vergunningsaanvraag. § 4. Het gemotiveerd verzoek vermeld in paragraaf 3 bevat ten minste de volgende gegevens : 1° een beschrijving en een verduidelijking van de vergunde inrichting, alsook van de veranderingen die in het kader van de vergunningsaanvraag worden aangevraagd;2° de verantwoording van het verzoek en alle relevante gegevens ter staving ervan;3° de door de initiatiefnemer opgemaakte veiligheidnota waarbij ten minste wordt aangetoond dat : a) de geplande veranderingen geen bijkomende externe risico's voor de mens en voor het leefmilieu met zich meebrengen ten opzichte van de bestaande situatie, en een nieuw veiligheidsrapport hierover redelijkerwijze geen nieuwe of extra gegevens kan bevatten;b) wat betreft de geplande veranderingen de nodige veiligheidsmaatregelen genomen werden om zware ongevallen te voorkomen en om de gevolgen van gebeurlijke zware ongevallen voor de mens of voor het leefmilieu op voldoende geachte wijze te beperken, en een nieuw veiligheidsrapport hierover redelijkerwijze geen nieuwe of extra gegevens kan bevatten. De Vlaamse Regering kan nadere regels bepalen betreffende de informatie en de modaliteiten waaraan het gemotiveerd verzoek moet voldoen. § 5. De administratie neemt binnen een termijn van twintig dagen na ontvangst van het verzoek, vermeld in paragraaf 4 een beslissing en bezorgt ze onverwijld aan de initiatiefnemer. In voorkomend geval bevat de beslissing tevens de voorwaarden die eraan zijn verbonden.

Indien de beslissing niet kan worden genomen binnen de hiervoor bedoelde termijn van twintig dagen brengt de administratie de initiatiefnemer hiervan schriftelijk op de hoogte binnen deze termijn.

In die kennisgeving geeft de administratie aan wanneer de beslissing uiterlijk zal worden genomen. § 6. De definitieve beslissing van de administratie, het omgevingsveiligheidsrapport vermeld in paragraaf 3 en de veiligheidsnota worden door de initiatiefnemer gevoegd bij de vergunningsaanvraag. »

Art. 46.In artikel 4.6.2, § 2, van hetzelfde decreet worden de woorden « of een omgevingsveiligheidsrapport, » vervangen door de woorden « , een omgevingsveiligheidsrapport of een veiligheidsnota, ».

Art. 47.In artikel 4.6.3, § 1, van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 18 december 2002, worden de woorden « of plan-MER » opgeheven.

Art. 48.In hetzelfde decreet wordt een artikel 4.6.3bis ingevoegd, dat luidt als volgt : « Art. 4.6.3bis. § 1. De initiatiefnemer gaat de aanzienlijke gevolgen voor het milieu van de tenuitvoerlegging van plannen en programma's na, onder meer om onvoorziene negatieve gevolgen in een vroeg stadium te kunnen identificeren en de passende herstellende maatregelen te kunnen nemen. § 2. Om te voldoen aan de bepalingen van paragraaf 1 kunnen, als dat passend is, de bestaande monitoringsregelingen worden gebruikt om overlapping van monitoring te vermijden. § 3. De Vlaamse Regering kan nadere regels vaststellen voor de monitoring. » Afdeling 2. - Wijzigingen in titel XVI van het decreet houdende

algemene bepalingen inzake milieubeleid

Art. 49.In artikel 16.1.1 van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 21 december 2007 en vervangen bij het decreet van 30 april 2009, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° de inleidende zin van het eerste lid wordt vervangen door wat volgt : « De bepalingen van deze titel zijn van toepassing op de hiernavolgende wetten en decreten, wat betreft de bevoegdheden van het Vlaamse Gewest, met inbegrip van de uitvoeringsbesluiten ervan en de verplichtingen opgelegd krachtens de volgende wetten en decreten en de uitvoeringsbesluiten ervan : »;2° in het eerste lid wordt een punt 13°bis ingevoegd, dat luidt als volgt : « 13°bis de wet van 12 juli 1985 betreffende de bescherming van de mens en van het leefmilieu tegen de schadelijke effecten en de hinder van niet-ioniserende stralingen, infrasonen en ultrasonen;»; 3° in het eerste lid wordt een punt 17°bis ingevoegd, dat luidt als volgt : « 17°bis het decreet van 18 juni 2003 betreffende het integraal waterbeleid, wat betreft artikel 8, 10 tot en met 17 en artikel 62 en 70 van titel I;»; 4° in het eerste lid wordt een punt 6°/1 ingevoegd, dat luidt als volgt : « 6°/1 de wet van 2 april 1971 betreffende de bestrijding van voor planten en plantaardige producten schadelijke organismen;»; 5° aan het eerste lid, punt 20°, worden de volgende woorden toegevoegd : « en internationale milieuregelgeving.».

Art. 50.Artikel 16.2.4, derde lid, van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 21 december 2007 en vervangen bij het decreet van 30 april 2009, wordt vervangen door wat volgt : « De Vlaamse Hoge Raad voor de Milieuhandhaving legt het milieuhandhavingsprogramma ter bekrachtiging voor aan de Vlaamse Regering. De Vlaamse Regering deelt het bekrachtigde milieuhandhavingsprogramma mee aan het Vlaams Parlement, de provincies, de gemeenten en de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen en aan de Milieu- en Natuurraad van Vlaanderen. »

Art. 51.In artikel 16.3.1, § 1, van hetzelfde decreet, ingevoegd bij decreet van 21 december 2007, wordt punt 1° vervangen door wat volgt : 1° de personeelsleden van het departement en de agentschappen die behoren tot een van de beleidsdomeinen, vermeld in artikel 2 van het kaderdecreet Bestuurlijk Beleid van 18 juli 2003, die worden aangewezen door de Vlaamse Regering, hierna gewestelijke toezichthouders te noemen;».

Art. 52.In artikel 16.3.1, § 1, 2°, van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 21 december 2007, wordt het woord « bestendige » opgeheven.

Art. 53.In artikel 16.3.1, § 1, 2°, van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 21 december 2007, wordt het woord « een » vervangen door het woord « de ».

Art. 54.In artikel 16.3.1, § 1, 3°, van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 21 december 2007, wordt het woord « een » vervangen door het woord « het ».

Art. 55.In artikel 16.3.4bis van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 30 april 2009, wordt het woord « bestendige » opgeheven.

Art. 56.Artikel 16.4.7, § 2, van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 21 december 2007 en gewijzigd bij het decreet van 30 april 2009, wordt punt 4° vervangen door wat volgt : « 4° het meenemen van daarvoor vatbare zaken, met inbegrip van afvalstoffen, waarvan het bezit of het gebruik in strijd is met de milieuwetgeving, vermeld in artikel 16.1.1, eerste lid; ».

Art. 57.Artikel 16.4.10 van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 21 december 2007 en gewijzigd bij het decreet van 30 april 2009, wordt paragraaf 4bis vervangen door wat volgt : « § 4bis. De mondelinge oplegging wordt gedaan aan de vermoedelijke overtreder of aan andere aanwezige betrokken personen. Ook bij de mondelinge oplegging worden de vermoedelijke overtreder of de andere aanwezige betrokken personen zo volledig mogelijk geïnformeerd over de punten, vermeld in paragraaf 4, alsook over de vereiste van de tijdige schriftelijke bevestiging van de maatregel, vermeld in het tweede lid.

Als de vermoedelijke overtreder afwezig is, kan een bestuurlijke maatregel tot stopzetting of uitvoering van werkzaamheden, handelingen of activiteiten ter plaatse op een zichtbare plaats worden aangebracht.

Op straffe van verval van de mondeling opgelegde maatregel of van de ter plaatse aangebrachte maatregel in geval van afwezigheid van de vermoedelijke overtreder, moet de maatregel schriftelijk worden bevestigd binnen vijf werkdagen op de wijze die vermeld is voor de schriftelijke oplegging. »

Art. 58.Aan artikel 16.4.12 van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 21 december 2007, worden de woorden « in voorkomend geval » toegevoegd.

Art. 59.In artikel 16.4.14 van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 21 december 2007, wordt paragraaf 3 vervangen door wat volgt : « § 3. In een besluit houdende de opheffing van bestuurlijke maatregelen wordt vastgesteld dat de opgelegde voorwaarden zijn vervuld, of dat uitzonderlijke of gewijzigde omstandigheden zich voordoen. »

Art. 60.Artikel 16.4.18 van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 21 december 2007, wordt paragraaf 4 vervangen door wat volgt : « § 4. Tegen de weigering om een bestuurlijke maatregel op te leggen kunnen de personen, vermeld in paragraaf 1, beroep indienen bij de minister. Binnen een termijn van zestig dagen na de ontvangst van het beroep doet de minister erover uitspraak. »

Art. 61.In hoofdstuk IV. Bestuurlijke Handhaving van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 21 december 2007, worden : 1° de woorden « Afdeling III.Bestuurlijke geldboeten » vervangen door de woorden « Afdeling III. Het Milieuhandhavingscollege »; 2° de woorden « Onderafdeling 1.Milieuhandhavingscollege » vervangen door de woorden « Onderafdeling 1. Algemene bepalingen »; 3° de woorden « A.Algemene bepalingen » opgeheven; 4° de woorden « B.Samenstelling » vervangen door de woorden « Onderafdeling II. Samenstelling »; 5° de woorden « C.Werking » vervangen door de woorden « Onderafdeling III. Werking »; 6° voor de woorden « Onderafdeling II.Basisbepalingen » de woorden « Afdeling IV. De Bestuurlijke geldboeten » ingevoegd;

7° de woorden « Onderafdeling II.Basisbepalingen » vervangen door de woorden « Onderafdeling I. Basisbepalingen »; 8° de woorden « Onderafdeling III.Oplegging van een alternatieve bestuurlijke geldboete » vervangen door de woorden « Onderafdeling II. Oplegging van een alternatieve bestuurlijke geldboete »; 9° de woorden « Onderafdeling III.Oplegging van een exclusieve bestuurlijke geldboete » vervangen door de woorden « Onderafdeling IV. Oplegging van een exclusieve bestuurlijke geldboete »; 10° de woorden « Onderafdeling V.Beroep bij het Milieuhandhavingscollege » vervangen door de woorden « Afdeling V. Zitting en uitspraak van het Milieuhandhavingscollege »; 11° de woorden « A.Bijstand en vertegenwoordiging » opgeheven; 12° het woord « B.Aanhangigmaking » opgeheven; 13° het woord « C.Termijnen » opgeheven; 14° de woorden « D.Samenstelling van het dossier » opgeheven; 15° het woord « E.Onderzoek » opgeheven; 16° de woorden « F.Zitting en uitspraak » opgeheven. »

Art. 62.In artikel 16.4.19 van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 21 december 2007 en gewijzigd bij het decreet van 30 april 2009, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° aan paragraaf 1 wordt een derde lid toegevoegd, dat luidt als volgt : « Het Milieuhandhavingscollege kan zijn werkzaamheden organiseren in twee kamers, die elk uit drie bestuursrechters bestaan.»; 2° paragraaf 2 wordt vervangen door wat volgt : « § 2.Het Milieuhandhavingscollege doet uitspraak over de beroepen die worden ingesteld tegen beslissingen van de gewestelijke entiteit over de oplegging van een alternatieve of een exclusieve bestuurlijke geldboete, en, in voorkomend geval, een voordeelontneming. »; 3° paragraaf 3 wordt vervangen door wat volgt : « § 3.De behandeling van het beroep door het Milieuhandhavingscollege leidt tot één van de volgende uitspraken : 1° onbevoegdverklaring van het Milieuhandhavingscollege;2° vaststelling van de onontvankelijkheid van het beroep;3° ongegrondverklaring van het beroep;4° gegrondverklaring van het beroep.»; 4° er wordt een paragraaf 4 toegevoegd, die luidt als volgt : « § 4.Als het Milieuhandhavingscollege het beroep gegrond verklaart, vernietigt het de bestreden beslissing geheel of gedeeltelijk. Het kan daarenboven zelf een beslissing nemen over het bedrag van de boete en, in voorkomend geval, over de voordeelontneming, en bepalen dat zijn uitspraak daarover de vernietigde beslissing vervangt. »

Art. 63.Artikel 16.4.21 van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 27 december 2007, wordt vervangen door wat volgt : « Art. 16.4.21. § 1. Het Milieuhandhavingscollege is samengesteld uit de volgende bestuursrechters : 1° een voorzitter en een ondervoorzitter;2° vier effectieve en vier plaatsvervangende bestuursrechters. De ambten van voorzitter, ondervoorzitter en effectieve bestuursrechter zijn voltijdse mandaten en zijn onverenigbaar met de uitoefening van om het even welke andere bezoldigde beroepsactiviteit of functie, en met de uitoefening van om het even welk ander mandaat.

In afwijking daarvan kan de Vlaamse Regering, na advies van de voorzitter van het Milieuhandhavingscollege, de uitoefening van aanvullende beroepsactiviteiten, functies of mandaten toestaan, als die verenigbaar zijn met de uitoefening van een mandaat in het Milieuhandhavingscollege. § 2. Het niet-geïndexeerde jaarsalaris, hierna salaris te noemen, van de voorzitter, de ondervoorzitter en de bestuursrechters wordt vastgesteld op grond van de bedragen, vermeld in de lijst van salarisschalen, opgenomen in bijlage V, die bij dit decreet is gevoegd : 1° voorzitter : M4;2° ondervoorzitter : M3;3° effectieve en plaatsvervangende bestuursrechters : M2; Het salaris bestaat uit : 1° een minimumsalaris;2° salaristrappen, die het resultaat zijn van periodieke salarisverhogingen;3° een maximumsalaris. Het salaris en de periodieke salarisverhogingen worden uitgedrukt in euro. § 3. De voorzitter, de ondervoorzitter en de bestuursrechters ontvangen in hun schaal op elk moment het salaris dat overeenstemt met hun anciënniteit die het totaal van de in aanmerking komende diensten uitmaakt.

De diensten en de ervaring van de voorzitter, de ondervoorzitter en de bestuursrechters worden in aanmerking genomen voor de berekening van hun geldelijke anciënniteit zoals voor de personeelsleden van de diensten van de Vlaamse overheid. § 4. In afwijking van paragraaf 3, tweede lid, wordt de valorisatie van functierelevante ervaring uit de privésector begrensd tot tien jaar.

De Vlaamse Regering beslist over de functierelevantie van de ervaring. § 5. Boven op het salaris, vermeld in paragraaf 2, ontvangen de voorzitter, de ondervoorzitter en de bestuursrechters een weddebijslag van 589 euro tegen 100 % per jaar, telkens na twaalf, vijftien en achttien jaar ambtsuitoefening.

De bijslag, vermeld in het eerste lid, wordt toegekend vanaf de eerste dag van de maand die volgt op de maand waarin het vereiste aantal jaren ambtsuitoefening werd bereikt. § 6. Voor de betaling van het salaris en de weddebijslag gelden dezelfde regels als de regels vermeld in het Vlaams personeelsstatuut.

De plaatsvervangende bestuursrechters ontvangen hun volledig maandsalaris en weddebijslag, vermeld in paragraaf 5, enkel indien zij in de betrokken maand op vraag van de voorzitter volledige arbeidsprestaties ten behoeve van het Milieuhandhavingscollege hebben verricht.

Als het maandsalaris niet volledig verschuldigd is, wordt het bedrag van het maandloon berekend volgens de volgende formule M VW/PW x NM, waarbij : 1° M = het te betalen maandloon (100 %);2° VW = het aantal gepresteerde werkdagen;3° PW = het aantal werkdagen dat in de betrokken maand kan gepresteerd worden;4° NM = het normale maandsalaris (100 %) = het jaarsalaris/12 (100 % en voor voltijdse prestaties). § 7. De voorzitter, de ondervoorzitters en de bestuursrechters hebben recht op de volgende toelagen, vergoedingen en sociale voordelen, vermeld in het Vlaams personeelsstatuut : 1° vakantiegeld en een eindejaarstoelage, zoals vastgesteld voor de personeelsleden van rang A2 en hoger;2° een reis- en maaltijdvergoeding;3° sociale voordelen. In afwijking van het eerste lid, 3°, hebben de plaatsvervangende bestuursrechters geen recht op maaltijdcheques. § 8. Artikel VII 83, § 1, tweede lid, van het Vlaams personeelsstatuut van 13 januari 2006 is niet van toepassing op de plaatsvervangende bestuursrechters. § 9. De Vlaamse Regering bepaalt de criteria waaraan de bestuursrechters van het Milieuhandhavingscollege bij de aanwijzing moeten beantwoorden, en kan ook hun verder geldelijk en administratief statuut regelen. § 10. De Vlaamse Regering benoemt de bestuursrechters van het Milieuhandhavingscollege, na advies van de Vlaamse Hoge Raad voor de Milieuhandhaving. Hun mandaat heeft een duur van zes jaar, en is hernieuwbaar.

Uiterlijk negentig dagen voor hun mandaat verstreken is als bestuursrechter van het Milieuhandhavingscollege, kan de Vlaamse Regering beslissen om het mandaat van een bestuursrechter van het Milieuhandhavingscollege niet te verlengen.

De beslissing mag niet indruisen tegen de onafhankelijkheid van het Milieuhandhavingscollege of van de individuele bestuursrechters ervan, noch betrekking hebben op de inhoudelijke aspecten van de door het Milieuhandhavingscollege genomen beslissingen.

Als de Vlaamse Regering uiterlijk negentig dagen voor het mandaat verstrijkt geen beslissing neemt om het mandaat niet te verlengen, wordt het mandaat stilzwijgend verlengd. § 11. Van zodra ze zijn benoemd, leggen de bestuursrechters een eed af. De Vlaamse Regering bepaalt de eedformule alsook de verdere regels met betrekking tot de eedaflegging.

De bestuursrechters kunnen op ieder moment ontslag nemen. Ambtshalve wordt een einde gesteld aan het mandaat van de bestuursrechters op hun vijfenzestigste verjaardag. De Vlaamse Regering kan de bestuursrechter in het belang van de werking van het Milieuhandhavingscollege en op zijn gemotiveerd verzoek toestaan om in dienst te blijven tot maximaal de einddatum van het lopende mandaat.

De bestuursrechters kunnen alleen door het Milieuhandhavingscollege worden ontzet uit hun ambt of daarin worden geschorst in geval van grove nalatigheid of kennelijk wangedrag. Het mandaat kan ook beëindigd worden als een bestuursrechter niet meer in staat is zijn ambt naar behoren te vervullen wegens zware en blijvende gebrekkigheid. De Vlaamse Regering stelt daarvoor de nadere regels vast.

Totdat in hun vervanging is voorzien, blijven de bestuursrechters hun functie uitoefenen bij : 1° het aflopen van hun mandaat;2° zelf genomen ontslag.»

Art. 64.Artikel 16.4.24 van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 21 december 2007, wordt vervangen door wat volgt : « Art.16.4.24. Het Milieuhandhavingscollege stelt zijn huishoudelijk reglement op. Dat reglement en de wijzigingen erin worden ter bekrachtiging aan de Vlaamse Regering voorgelegd.

De Vlaamse Regering kan de verdere regels vaststellen voor de organisatie en de werking van het Milieuhandhavingscollege.

De Vlaamse Regering stelt de verdere regels vast voor de vorm en de ontvankelijkheid van de beroepen en voor de rechtspleging voor het Milieuhandhavingscollege, met inbegrip van regels voor een vereenvoudigde rechtspleging in geval van klaarblijkelijke onbevoegdheid, onontvankelijkheid, ongegrondheid of gegrondheid van de beroepen. »

Art. 65.In artikel 16.4.25 van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 21 december 2007, wordt het tweede lid vervangen door wat volgt : « Een opgelegde bestuurlijke geldboete wordt vermeerderd met de opdeciemen die van toepassing zijn voor de strafrechtelijke geldboeten. Eventueel kunnen bij een bestuurlijke geldboete ook de expertisekosten worden gevoegd die de gewestelijke entiteit heeft moeten maken om zijn besluit te kunnen nemen. »

Art. 66.Artikel 16.4.39 van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 21 december 2007, wordt vervangen door wat volgt : « Art. 16.4.39. Tegen de beslissing waarbij de gewestelijke entiteit een alternatieve bestuurlijke geldboete oplegt, in voorkomend geval met voordeelontneming, kan degene aan wie de boete werd opgelegd beroep indienen bij het Milieuhandhavingscollege. Het beroep schorst de bestreden beslissing. »

Art. 67.Artikel 16.4.44 van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 21 december 2007, wordt vervangen door wat volgt : « Art. 16.4.44. Tegen de beslissing waarbij de gewestelijke entiteit een exclusieve bestuurlijke geldboete oplegt, in voorkomend geval met voordeelontneming, kan degene aan wie de boete werd opgelegd, beroep indienen bij het Milieuhandhavingscollege. Het beroep schorst de bestreden beslissing. »

Art. 68.Artikel 16.4.45 van hetzelfde decreet wordt opgeheven.

Art. 69.Artikel 16.4.46 van hetzelfde decreet wordt opgeheven.

Art. 70.Artikel 16.4.47 van hetzelfde decreet wordt opgeheven.

Art. 71.Artikel 16.4.48 van hetzelfde decreet wordt opgeheven.

Art. 72.Artikel 16.4.49 van hetzelfde decreet wordt opgeheven.

Art. 73.Artikel 16.4.50 van hetzelfde decreet wordt opgeheven.

Art. 74.Artikel 16.4.51 van hetzelfde decreet wordt opgeheven.

Art. 75.Artikel 16.4.52 van hetzelfde decreet wordt opgeheven.

Art. 76.Artikel 16.4.53 van hetzelfde decreet wordt opgeheven.

Art. 77.Artikel 16.4.54 van hetzelfde decreet wordt opgeheven.

Art. 78.Artikel 16.4.55 van hetzelfde decreet wordt opgeheven.

Art. 79.Artikel 16.4.56 van hetzelfde decreet wordt opgeheven.

Art. 80.Artikel 16.4.57 van hetzelfde decreet wordt opgeheven.

Art. 81.Artikel 16.4.58 van hetzelfde decreet wordt opgeheven.

Art. 82.Artikel 16.4.59 van hetzelfde decreet wordt opgeheven.

Art. 83.Artikel 16.4.60 van hetzelfde decreet wordt opgeheven.

Art. 84.Artikel 16.4.61 van hetzelfde decreet wordt opgeheven.

Art. 85.Artikel 16.4.62 van hetzelfde decreet wordt vervangen door wat volgt : « Art. 16.4.62. Het Milieuhandhavingscollege beraadslaagt en beslist bij tweederde meerderheid achter gesloten deuren over zijn arresten. »

Art. 86.Artikel 16.4.63 van hetzelfde decreet wordt vervangen door wat volgt : « Art. 16.4.63. § 1. Het Milieuhandhavingscollege spreekt zijn arresten uit in openbare zitting.

Elk arrest is gemotiveerd en bevat een beschikkend gedeelte. Het vermeldt : 1° de namen van de partijen en van hun raadslieden;2° de namen van de bestuursrechters die het arrest hebben gewezen;3° de dag waarop het arrest in openbare zitting is uitgesproken;4° in voorkomend geval, de beslissing dat het arrest wordt bekendgemaakt op de wijze die het bepaalt. § 2. De voorzitter of de ondervoorzitter, en de griffier of de adjunct-griffier, ondertekenen het arrest. Bij verhindering van de voorzitter en de ondervoorzitter ondertekent de oudste effectieve bestuursrechter die het arrest mee heeft gewezen. »

Art. 87.Artikel 16.4.64 van hetzelfde decreet wordt opgeheven.

Art. 88.Artikel 16.4.65 van hetzelfde decreet wordt vervangen door wat volgt : « Art. 16.4.65. Het Milieuhandhavingscollege zorgt voor een geanonimiseerde publicatie van de arresten op zijn website. Onder het gezag van het Milieuhandhavingscollege zorgt het Departement Leefmilieu, Natuur en Energie van de Vlaamse overheid voor de publicatie van een jaarverslag. »

Art. 89.In artikel 16.5.1 van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 21 december 2007 en gewijzigd bij de decreten van 12 december 2008 en 30 april 2009, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in paragraaf 1 wordt het eerste lid vervangen door wat volgt : « De opgelegde bestuurlijke geldboeten en, in voorkomend geval, de opgelegde voordeelontnemingen en expertisekosten, vermeld in artikel 16.4.25, worden door het Departement Leefmilieu, Natuur en Energie van de Vlaamse overheid geïnd en ingevorderd ten voordele van het Minafonds. »; 2° in paragraaf 1, tweede lid, worden tussen de woorden « gemaakt zijn » en het woord « voor » de woorden « voor de uitvoering van de bestuurlijke maatregelen, vermeld in artikel 16.4.7, § 1, » ingevoegd; 3° in paragraaf 1 wordt aan het tweede lid een zin toegevoegd, die luidt als volgt : « In afwijking hiervan worden de kosten die gemaakt zijn voor de uitvoering en de tenuitvoerlegging van die maatregelen door de toezichthouders van de OVAM die toezicht uitoefenen op de toepassing van het decreet van 27 oktober 2006 betreffende de bodemsanering en haar uitvoeringsbesluiten en op de toepassing van artikelen 12 en 13 van het decreet van 2 juli 1981 betreffende de voorkoming en het beheer van afvalstoffen, geïnd en ingevorderd door de OVAM ten voordele van de OVAM.»; 4° in paragraaf 2, tweede lid, wordt het woord « Verkeersinfrastructuurfonds » vervangen door het woord « Vlaams Infrastructuurfonds ».

Art. 90.In artikel 16.5.2 van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 21 december 2007 en gewijzigd bij het decreet van 30 april 2009, wordt paragraaf 1 vervangen door wat volgt : « § 1. Als de betrokkene in gebreke blijft bij het betalen van de verschuldigde bedragen, verhoogd met de invorderingskosten, vermeld in artikel 16.5.1, worden die bedragen bij dwangbevel ingevorderd. Het dwangbevel wordt geviseerd en uitvoerbaar verklaard door een ambtenaar die daartoe door de Vlaamse Regering wordt aangewezen. »

Art. 91.In artikel 16.5.12 van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 30 april 2009, wordt tussen het getal « 2° » en het getal « 4° » het getal « 3° » ingevoegd.

Art. 92.In artikel 16.6.1, § 2, van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 21 december 2007 en gewijzigd bij het decreet van 30 april 2009, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in punt 1° wordt tussen de woorden « bestuurlijke geldboeten, » en het woord « veiligheidsmaatregelen » het woord « voordeelontnemingen, » ingevoegd;2° er wordt een punt 3° toegevoegd, dat luidt als volgt : « 3° personen die de orde van de zittingen van het Milieuhandhavingscollege verstoren, zoals blijkt uit het proces-verbaal van de zitting.»

Art. 93.Aan artikel 16.6.3septies van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 30 april 2009, waarvan de bestaande tekst paragraaf 1 zal vormen, wordt een paragraaf 2 toegevoegd, die luidt als volgt : « § 2. In afwijking van paragraaf 1, is elke schending van de bepalingen, vermeld in paragraaf 1, 1° en 3°, door gebruik van motorvoertuigen strafbaar op grond van de bepalingen van artikel 16.6.1, 16.6.3ter of 16.6.3quater.

De organisatoren van activiteiten die overtredingen van maatregelen of voorschriften vastgesteld in of ter uitvoering van artikel 10 van het Bosdecreet inhouden, worden gestraft op grond van de bepalingen van artikel 16.6.1, 16.6.3ter of 16.6.3quater. »

Art. 94.Aan hetzelfde decreet wordt een bijlage V toegevoegd, die luidt als volgt : « Bijlage V : Salarisschaal bestuursrechters van het Milieuhandhavingscollege

Code

M4

M3

M2

M1

aantal frekwentie bedrag

3/3 x 2.354 4/3 x 1.766 1/3 x 3.233

3/3 x 2.354 4/3 x 1.766 1/3 x 2.894

3/3 x 2.354 4/3 x 1.766 1/3 x 2.776

3/3 x 1.177 4/3 x 883

Geldelijke anciënniteit


0

64.915

57.778

53.511

26.756

1

64.915

57.778

53.511

26.756

2

64.915

57.778

53.511

26.756

3

67.269

60.132

55.865

27.933

4

67.269

60.132

55.865

27.933

5

67.269

60.132

55.865

27.933

6

69.623

62.486

58.219

29.110

7

69.623

62.486

58.219

29.110

8

69.623

62.486

58.219

29.110

9

71.977

64.840

60.573

30.287

10

71.977

64.840

60.573

30.287

11

71.977

64.840

60.573

30.287

12

73.743

66.606

62.339

31.170

13

73.743

66.606

62.339

31.170

14

73.743

66.606

62.339

31.170

15

75.509

68.372

64.105

32.053

16

75.509

68.372

64.105

32.053

17

75.509

68.372

64.105

32.053

18

77.275

70.138

65.871

32.936

19

77.275

70.138

65.871

32.936

20

77.275

70.138

65.871

32.936

21

79.041

71.904

67.637

33.819

22

79.041

71.904

67.637

33.819

23

79.041

71.904

67.637

33.819

24

82.273

74.798

70.413

33.819


». Afdeling 3. - Wijzigingen in titel III van het decreet houdende

algemene bepalingen inzake milieubeleid

Art. 95.In artikel 3.2.1, § 4, van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid, ingevoegd bij het decreet van 19 april 1995, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in de tweede zin worden de woorden « het door de Vlaamse regering aangewezen bestuur » vervangen door de woorden « de door de Vlaamse Regering aangewezen afdeling »;2° de volgende zinnen worden toegevoegd : « Deze instemming is evenmin vereist indien het de gezamenlijke aanstelling betreft van een persoon die erkend is als milieucoördinator.In dit laatste geval wordt van de gezamenlijke aanstelling van de milieucoördinator door de exploitant onmiddellijk kennis gegeven aan de door de Vlaamse Regering aangewezen afdeling. »

Art. 96.In artikel 3.2.3, § 3, van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 19 april 1995, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in de eerste zin worden de woorden « het door de Vlaamse regering aangewezen bestuur » vervangen door de woorden « de door de Vlaamse Regering aangewezen afdeling »;2° in de tweede zin worden de woorden « het bevoegde bestuur » vervangen door de woorden « de bevoegde afdeling ».

Art. 97.In artikel 3.2.5 van hetzelfde decreet worden de woorden « het door de Vlaamse regering aangewezen bestuur » vervangen door de woorden « de door de Vlaamse Regering aangewezen afdeling ».

Art. 98.In artikel 3.3.1 van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 19 april 1995 en gewijzigd bij het decreet van 6 februari 2004, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in paragraaf 1 worden de woorden « Verordening (EG) Nr.761/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 19 maart 2001 inzake de vrijwillige deelneming van organisaties aan een communautair milieubeheer- en milieuauditsysteem » vervangen door de woorden « Verordening (EG) Nr. 1221/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2009 inzake de vrijwillige deelneming van organisaties aan een communautair milieubeheer- en milieuauditsysteem (EMAS), tot intrekking van de Verordening (EG) nr. 761/2001 en van de Beschikkingen 2001/681/EG en 2006/193/EG van de Commissie, »; 2° paragraaf 2 wordt vervangen door wat volgt : « § 2.De Vlaamse Regering wijst de bevoegde instantie aan als vermeld in artikel 11 van de Verordening (EG) Nr. 1221/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2009 inzake de vrijwillige deelneming van organisaties aan een communautair milieubeheer- en milieuauditsysteem (EMAS), tot intrekking van de Verordening (EG) nr. 761/2001 en van de Beschikkingen 2001/681/EG en 2006/193/EG van de Commissie.

De bevoegde instantie is belast met de uitvoering van de taken die haar krachtens deze verordening worden toegewezen. » Afdeling 4. - Wijzigingen aan titel XI van het decreet houdende

algemene bepalingen inzake milieubeleid

Art. 99.In artikel 11.4.2, § 1, van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid worden de woorden « het mestbeleid, het energiebeleid, het mobiliteitsbeleid » weggelaten.

Art. 100.In artikel 11.4.2, § 3, van hetzelfde decreet worden de woorden « waarbij niet meer dan twee derden van de leden van hetzelfde geslacht mogen zijn, » weggelaten. HOOFDSTUK 1 1. - Wet van 12 juli 1985 betreffende de bescherming van de mens en van het leefmilieu tegen de schadelijke effecten en de hinder van niet-ioniserende stralingen

Art. 101.In de wet van 12 juli 1985 betreffende de bescherming van de mens en van het leefmilieu tegen de schadelijke effecten en de hinder van niet-ioniserende stralingen wordt een artikel 8bis ingevoegd, dat luidt als volgt : «

Art. 8bis.Voor deze wet en zijn uitvoeringsbesluiten worden het toezicht en de bestuurlijke handhaving uitgeoefend en worden veiligheidsmaatregelen genomen volgens de regels bepaald in hoofdstukken III, IV en VII van titel XVI van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid. »

Art. 102.Artikel 9 van dezelfde wet wordt vervangen door wat volgt : «

Art. 9.Met betrekking tot deze wet en zijn uitvoeringsbesluiten gebeuren het onderzoek, de vaststelling en de sanctionering van de milieumisdrijven volgens de regels bepaald in titel XVI van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid. »

Art. 103.Artikel 10 van dezelfde wet wordt opgeheven. HOOFDSTUK 1 2. - Decreet betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu

Art. 104.Artikel 52 van het decreet van 21 oktober 1997 betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu, gewijzigd bij decreet van 7 december 2007, wordt vervangen door wat volgt : «

Art. 52.§ 1. De schade aan gewassen, vee, bossen of visserij die wordt veroorzaakt door diersoorten die beschermd zijn krachtens artikel 51, wordt vergoed door het Mina-fonds als voldaan is aan de volgende voorwaarden : 1° het gaat om belangrijke en aantoonbare schade;2° het gaat om schade die redelijkerwijze niet kon worden voorkomen;3° er is geen afwijking verleend krachtens artikel 56, 4°, om schade te voorkomen waarvoor vergoeding wordt gevraagd. De Vlaamse Regering stelt nadere regels vast om de voorwaarden, vermeld in het eerste lid, te beoordelen. § 2. Om aanspraak te kunnen maken op de vergoeding, vermeld in paragraaf 1, dient de schadelijder tijdig een aanvraag in bij een door de Vlaamse Regering aangewezen ambtenaar van het Agentschap voor Natuur en Bos.

De Vlaamse Regering bepaalt de wijze waarop en de termijn waarin de aanvraag moet worden ingediend, en welke gegevens de aanvraag moet bevatten. § 3. De ambtenaar, vermeld in paragraaf 2, neemt een beslissing over de aanvraag na een plaatsbezoek en het inwinnen van advies bij één of meerdere door de Vlaamse Regering aangewezen ambtenaren. Indien en in die mate dat de voorwaarden, vermeld in paragraaf 1, zijn vervuld, en op voorwaarde dat de aanvraag tijdig werd ingediend, wordt in die beslissing het bedrag vastgesteld van de schade die op grond van paragraaf 1 recht geeft op vergoeding.

De Vlaamse Regering stelt nadere regels vast voor het onderzoek van de aanvraag en kan bepalen hoe de schade geschat moet worden. Ze bepaalt de wijze waarop en de personen aan wie de beslissing moet worden meegedeeld en welke vermeldingen de beslissing minstens moet bevatten. § 4. Tegen de beslissing, vermeld in paragraaf 3, kan de aanvrager beroep indienen bij de minister.

De Vlaamse Regering stelt de nadere regelen voor het beroep vast. § 5. De beslissing, vermeld in paragraaf 3, die een bedrag heeft vastgesteld van de schade die op grond van paragraaf 1 recht geeft op vergoeding, en waartegen geen of niet tijdig een beroep werd ingediend, vormt de titel voor de vergoeding door het Mina-fonds.

Als het beroep tijdig wordt ingediend, vormt de ministeriële beslissing, als daarin een bedrag is vastgesteld voor de schade die op grond van § 1 recht geeft op vergoeding, de titel voor de vergoeding door het Mina-fonds. § 6. De Vlaamse Regering voorziet, voor de beslissing, vermeld in paragraaf 3, waartegen geen of niet tijdig beroep is ingediend, in een herzieningsprocedure ter verbetering van materiële vergissingen in die beslissing, en ter vernietiging van die beslissing als er bedrog werd gepleegd of de beslissing genomen werd op basis van valse of klaarblijkelijk onjuiste stukken of verklaringen. In geval van vernietiging wordt bij dezelfde beslissing opnieuw uitspraak gedaan over de grond van de zaak.

De beslissing tot vernietiging of verbetering is vatbaar voor hetzelfde beroep als de vernietigde of verbeterde beslissing en vormt de titel voor de vergoeding door het Mina-fonds of geeft aanleiding tot terugbetaling van de ten onrechte ontvangen vergoedingen, zodra ze niet meer vatbaar is voor dat beroep of na de beëindiging van het beroep. » HOOFDSTUK 1 3. - Drinkwaterdecreet

Art. 105.In artikel 6bis van het decreet van 24 mei 2005 betreffende water bestemd voor menselijke aanwending, ingevoegd bij het decreet van 24 december 2004 en vervangen bij het decreet van 23 december 2005, wordt paragraaf 5 vervangen door wat volgt : « § 5. De Vlaamse Regering kan aan de exploitanten van een openbaar waterdistributienetwerk openbare dienstverplichtingen opleggen inzake de sanering. De Vlaamse Regering kan nadere regels vaststellen met betrekking tot de saneringsverplichting en de openbare dienstverplichtingen.

Elke exploitant van een openbaar waterdistributienetwerk besteedt bij het voldoen aan zijn saneringsverplichting maximaal aandacht aan het rationeel gebruik van drinkwater en aan de afkoppeling, het hergebruik en de infiltratie van hemelwater. »

Art. 106.Aan artikel 7, § 2, tweede lid, van hetzelfde decreet, vervangen bij decreet van 12 december 2008, wordt de volgende zin toegevoegd : « In dat geval zijn de daaraan verbonden kosten ten laste van de waterleverancier. ».

Art. 107.In artikel 16 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij artikel 15 van het decreet van 12 december 2008, wordt paragraaf 1 vervangen door wat volgt : « § 1. De Vlaamse Regering stelt na consultatie van de exploitanten van een openbaar waterdistributienetwerk het algemeen waterverkoopreglement vast, regelt er de verspreiding van alsook de rapportering over de toepassing ervan.

Het algemeen waterverkoopreglement regelt de relatie tussen de exploitanten van een openbaar waterdistributienetwerk en de verbruiker die gebruik maakt van zijn diensten.

Het algemeen waterverkoopreglement bevat ten minste de volgende bepalingen : 1° de herstelmaatregelen die overeenkomstig artikel 4, § 3, door de Vlaamse Regering worden bepaald en de herstelmaatregelen die betrekking hebben op de overschrijding van de parameterwaarden die te wijten is aan het huishoudelijk leidingnet of het onderhoud daarvan;2° de regeling inzake de verantwoordelijkheid van de exploitant van een openbaar waterdistributienetwerk, de eigenaar en de abonnee zoals bedoeld in artikel 6, § 2;3° de regeling inzake de saneringsverplichting en de openbare dienstverplichtingen van de exploitant zoals bedoeld in artikel 6, § 5, die betrekking hebben op de relatie met de verbruiker die gebruikmaakt van zijn diensten;4° de regeling inzake de controle door de waterleverancier, de bevoegde diensten van de Vlaamse Regering of door de Vlaamse Regering erkende organen van het water aan de kranen die gewoonlijk worden aangewend voor water bestemd voor menselijke consumptie, van het huishoudelijk leidingnet en van de watermeter zoals bedoeld in artikel 7, § 1 tot en met § 3, en de regeling met betrekking tot de in artikel 7, § 2, eerste lid, bedoelde inventarisatietaken;5° de openbare dienstverplichtingen van de exploitant van een openbaar waterdistributienetwerk ten aanzien van verbruiker die gebruikmaakt van zijn diensten, zoals bedoeld in artikel 8;6° de regeling inzake de toegang tot de diensten van de exploitant van het openbaar waterdistributienetwerk;7° de regeling inzake de opname van de watermeterstand, de opmaak en de betalingsmodaliteiten van de factuur;8° de regeling inzake het recht op minimumlevering, de regeling bij betalingsproblemen en eventuele afsluiting zoals bedoeld in het decreet van 20 december 1996 tot regeling van het recht op minimumlevering van elektriciteit, gas en water. De Vlaamse Regering kan deze lijst aanvullen.

De Vlaamse Regering kan na consultatie van de exploitanten van een openbaar waterdistributienetwerk het algemeen waterverkoopreglement aanvullen of geheel of gedeeltelijk vervangen.

Deze paragraaf is overeenkomstig van toepassing op de derde waarop de exploitant van een openbaar waterdistributienetwerk een beroep doet voor het voldoen van zijn saneringsverplichting zoals bedoeld in artikel 6bis, § 2. »

Art. 108.In artikel 16, § 2, van hetzelfde decreet wordt het woord « goedgekeurde » vervangen door het woord « vastgestelde ».

Art. 109.In artikel 17 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in paragraaf 1 worden tussen de woorden « met uitzondering van artikelen 9, 10, 11, § 1 en § 2, 12, 13, § 1, 14 en 15 » en de woorden « en hun uitvoeringsbesluiten » de woorden « 6bis, 16bis, 16ter, 16quater, 16quinquies en 16sexies » ingevoegd;2° in paragraaf 2, vierde lid, worden de volgende wijzigingen aangebracht : a) tussen de woorden « aangetekende brief, » en de woorden « te worden bevestigd » worden de woorden « door hen » ingevoegd;b) de woorden « door de Vlaamse Regering » worden opgeheven;3° in paragraaf 7, eerste lid, worden de woorden « raadgevingen, aanmaningen en » opgeheven. HOOFDSTUK 1 4. - Oppervlaktedelfstoffendecreet

Art. 110.In artikel 15, § 1, van het decreet van 4 april 2003 betreffende de oppervlaktedelfstoffen, gewijzigd bij het decreet van 7 december 2007, worden de woorden « de eigenaar » vervangen door de woorden « de eigenaars of houders van zakelijke rechten ».

Art. 111.Aan artikel 18, eerste lid, van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 30 april 2009, wordt de volgende zin toegevoegd : « Die verplichting blijft ook gelden nadat de vergunningstermijn verstreken is, of als een vergunning vervallen, ingetrokken of geschorst is. »

Art. 112.Aan artikel 27, § 1, van hetzelfde decreet, vervangen bij decreet van 30 april 2009, wordt een derde lid toegevoegd, dat luidt als volgt : « De regeling blijft ook gelden nadat de vergunningstermijn verstreken is, of als een vergunning vervallen, ingetrokken of geschorst is. » HOOFDSTUK 1 5. - Decreet betreffende het integraal waterbeleid Afdeling 1. - Omzetting van de richtlijn inzake milieukwaliteitsnormen

op het gebied van het waterbeleid

Art. 113.In hoofdstuk VII van het decreet van 18 juli 2003 betreffende het integraal waterbeleid, gewijzigd bij het decreet van 25 mei 2007, wordt voor afdeling 1, die afdeling 1bis wordt, een nieuwe afdeling 1 ingevoegd, die luidt als volgt : « Afdeling I. Algemene bepalingen ».

Art. 114.In hoofdstuk VII van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 25 mei 2007, wordt in afdeling 1, ingevoegd bij artikel 113, een artikel 50ter ingevoegd, dat luidt als volgt : «

Art. 50ter.Dit hoofdstuk voorziet in de gedeeltelijke omzetting van Richtlijn 2008/105/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 inzake milieukwaliteitsnormen op het gebied van het waterbeleid tot wijziging en vervolgens intrekking van Richtlijnen 82/176/EEG, 83/513/EEG, 84/156/EEG, 84/491/EEG en 86/280/EEG van de Raad, en tot wijziging van Richtlijn 2000/60/EG. »

Art. 115.In hoofdstuk VII, afdeling Ibis,van hetzelfde decreet wordt een onderafdeling IIbis ingevoegd, die luidt als volgt : « Onderafdeling IIbis. Aanwijzen van mengzones ».

Art. 116.In hoofdstuk VII, afdeling Ibis van hetzelfde decreet wordt in onderafdeling IIbis, ingevoegd bij artikel 115, een artikel 52bis ingevoegd, dat luidt als volgt : «

Artikel 52bis.De Vlaamse Regering kan aan lozingspunten grenzende mengzones aanwijzen. In die mengzones mogen de concentraties van prioritaire stoffen en de door de Vlaamse Regering aangewezen verontreinigende stoffen de desbetreffende milieudoelstellingen overschrijden, mits dat geen gevolgen heeft voor de naleving van deze normen in de rest van het oppervlaktewaterlichaam in kwestie.

Bij de aanwijzing van lozingspunten waarborgt de Vlaamse Regering dat de omvang van elke mengzone : 1° beperkt is tot de nabijheid van het lozingspunt;2° proportioneel is, rekening houdend met de concentraties van de verontreinigende stoffen op het lozingspunt en de geldende voorwaarden voor de emissies van verontreinigende stoffen.»

Art. 117.Aan artikel 58 van hetzelfde decreet wordt een derde lid toegevoegd, dat luidt als volgt : « Van het vereiste om noodzakelijke aanvullende maatregelen te nemen, vermeld in het eerste lid, 4°, kan door de Vlaamse Regering worden afgeweken als aan de volgende voorwaarden is voldaan : 1° de oorzaken, vermeld in het eerste lid, 1°, zijn het resultaat van een overschrijding die te wijten is aan een buiten het Vlaamse Gewest gelegen verontreinigingsbron;2° de Vlaamse Regering was ten gevolge van die grensoverschrijdende verontreiniging niet in staat om effectieve maatregelen te nemen om de milieudoelstellingen in kwestie na te leven;3° de Vlaamse Regering paste de coördinatiemechanismen, vermeld in artikel 19, toe;4° de Vlaamse Regering maakte in voorkomend geval gebruik van de bepalingen van artikelen 53 tot en met 55 voor de door de grensoverschrijdende verontreiniging getroffen waterlichamen.»

Art. 118.Aan bijlage I, 3.1, 1°, bij hetzelfde decreet worden een punt e) en een punt f) toegevoegd, die luiden als volgt : « e) een beschrijving van de aanpak en de methoden die zijn toegepast om de mengzones af te bakenen; f) een beschrijving van de maatregelen die zijn genomen met het oog op het verkleinen van de omvang van de mengzones in de toekomst.»

Art. 119.Aan bijlage I, 3.2, bij hetzelfde decreet worden een punt 5° en een punt 6° toegevoegd, die luiden als volgt : « 5° een analyse van langetermijntendensen met betrekking tot de concentraties van prioritaire stoffen die de tendens hebben te accumuleren in sediment of biota; 6° een inventaris, met inbegrip van kaarten als die deze beschikbaar zijn, van de emissies, lozingen en verliezen van prioritaire stoffen en door de Vlaamse Regering aan te wijzen verontreinigende stoffen, waar passend, met inbegrip van de concentraties ervan in sedimenten en biota.In de inventaris wordt ook opgenomen welke referentieperiodes gebruikt werden voor de gemaakte schattingen. »

Art. 120.Aan bijlage II, 7.3, bij hetzelfde decreet worden na het woord « verhinderen » de volgende woorden toegevoegd : « , met inbegrip van de maatregelen die erop gericht zijn dat de concentraties van prioritaire stoffen niet significant toenemen in sediment en/of de biota in kwestie. » Afdeling 2. - Omzetting van de kaderrichtlijn Water

Art. 121.In artikel 3, § 2, van het decreet van 18 juli 2003 betreffende het integraal waterbeleid, gewijzigd bij de decreten van 16 juni 2006, 25 mei 2007 en 12 december 2008, wordt een punt 40°bis ingevoegd, dat luidt als volgt : « 40°bis watergebruik : waterdiensten en elke andere menselijke activiteit, geïdentificeerd ter uitvoering van artikel 60, 2°, met significante gevolgen voor de toestand van water; ».

Art. 122.In artikel 32, § 2, van hetzelfde decreet worden de woorden « minstens om de zes jaar herzien » vervangen door de woorden « een eerste keer herzien uiterlijk op 22 december 2013 en vervolgens om de zes jaar ».

Art. 123.In artikel 64, eerste lid, van hetzelfde decreet worden tussen de woorden « in zijn geheel » en de woorden « een maatregelenprogramma » de woorden « op basis van de resultaten van de analyses en beoordelingen, vermeld in artikel 60 », ingevoegd.

Art. 124.Aan bijlage I, 3.1.1°, c), bij hetzelfde decreet worden na het woord « oppervlakte-waterlichamen » de volgende woorden toegevoegd : « en de opgave van de redenen voor het aanmerken van de betrokken oppervlaktewaterlichamen als kunstmatig of sterk veranderd; ». HOOFDSTUK 1 6. - Oprichtingsdecreet van de Vlaamse Grondenbank

Art. 125.Artikel 13 van het decreet van 16 juni 2006 betreffende het oprichten van de Vlaamse Grondenbank en houdende wijziging van diverse bepalingen wordt vervangen door wat volgt : «

Art. 13.De Vlaamse Grondenbank kan, overeenkomstig artikel 10, verwerven via een onderhandse of openbare verkoop, het uitoefenen van een recht van voorkoop of van een recht van voorkeur, onteigening, het vervullen van een koopplicht, een ruil, een afstand van onverdeelde rechten, een schenking of een legaat. »

Art. 126.In artikel 14 van hetzelfde decreet wordt paragraaf 1 vervangen door wat volgt : « § 1. De Vlaamse Grondenbank beheert de in eigen naam en voor eigen rekening verworven zakelijke rechten vanaf de verwerving, vermeld in artikel 13, tot de overdracht, vermeld in artikel 15. Op verzoek van een administratieve overheid van het Vlaamse Gewest, kan de Vlaamse Grondenbank ook de onroerende goederen beheren waarop de administratieve overheid zakelijke rechten heeft.

In het kader van het beheer, vermeld in het eerste lid, en in afwachting dat de goederen worden overgedragen, kunnen de onroerende goederen die vrij van gebruik zijn, in voorkomend geval na akkoord van de verzoekende bevoegde administratieve overheid van het Vlaamse Gewest, verpacht worden bij een overeenkomst die van rechtswege verstrijkt na één jaar maar die hernieuwd kan worden. Die verpachtingen zijn niet onderworpen aan de bepalingen van afdeling 3 van boek III, titel VIII, van het Burgerlijk Wetboek betreffende de pacht. » HOOFDSTUK 1 7. - Bodemdecreet

Art. 127.In artikel 62 van het decreet van 27 oktober 2006 betreffende de bodemsanering en de bodembescherming worden tussen het woord « voorwaarden » en het woord « vermeld » de woorden « en de termijn » ingevoegd.

Art. 128.Aan artikel 104, § 2, en artikel 109, § 2, van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 12 december 2008, wordt een tweede lid toegevoegd, dat luidt als volgt : « De verplichting om de verdere bodemsanering en de eventuele nazorg uit te voeren moet voldaan worden overeenkomstig de voorwaarden van de eenzijdige verbintenis, vermeld in het eerste lid, 2°. »

Art. 129.Aan artikel 115, § 4, van hetzelfde decreet wordt een tweede lid toegevoegd, dat luidt als volgt : « De verplichting om de bodemsanering en de eventuele nazorg uit te voeren, moet voldaan worden overeenkomstig de voorwaarden van de eenzijdige verbintenis, vermeld in het eerste lid, 1°. »

Art. 130.In artikel 172 van hetzelfde decreet, vervangen bij het decreet van 21 december 2007, worden de woorden « en worden veiligheidsmaatregelen genomen » vervangen door de woorden « kunnen, met behoud van de toepassing van artikel 69, veiligheidsmaatregelen worden genomen » en worden de woorden « de hoofdstukken III, IV en VII van » opgeheven. HOOFDSTUK 1 8. - Het Mestdecreet

Art. 131.In artikel 3 van het decreet van 22 december 2006 houdende de bescherming van water tegen de verontreiniging door nitraten uit agrarische bronnen, gewijzigd bij de decreten van 12 december 2008 en 19 december 2008, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° punt 25° wordt vervangen door wat volgt : « 25° verwerken : a) het exporteren van pluimveemest of paardenmest;b) het exporteren van andere dierlijke mest dan pluimveemest of paardenmest, op basis van een expliciete en voorafgaande toestemming van de bevoegde autoriteit van het land of de regio van bestemming;c) het behandelen van dierlijke mest of andere meststoffen, waarna de stikstof en de fosfor, die aanwezig is in de dierlijke mest of in de andere meststoffen, een van de volgende behandelingen ondergaat : 1) de stikstof wordt niet opgebracht op landbouwgrond in het Vlaamse Gewest, behalve in tuinen, parken en plantsoenen;2) de stikstof wordt behandeld tot stikstofgas;3) de stikstof wordt behandeld tot kunstmest;»; 2° punt 29° wordt vervangen door wat volgt : « 29° mestverzamelpunt : permanente opslagplaats van dierlijke mest of andere meststoffen afkomstig van verschillende landbouwers of uitbatingen en bestemd voor verschillende landbouwers of uitbatingen; »; 3° punt 40° wordt vervangen door wat volgt : « 40° Verordening nr.1013/2006 : Verordening (EG) nr. 1013/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 14 juni 2006 betreffende de overbrenging van afvalstoffen; »; 4° in punt 59°, 4), d), en e), worden de woorden « R9 » telkens vervangen door de woorden « N9 »;5° er wordt een punt 68° toegevoegd, dat luidt als volgt : « 68° exploitant : exploitant als vermeld in artikel 2, 8°, van het decreet van 22 december 2006 tot inrichting van een gemeenschappelijke identificatie van landbouwers, exploitaties en landbouwgrond in het kader van het meststoffenbeleid en van het landbouwbeleid.»

Art. 132.In de artikelen 4, § 1, 2°, e), 52, 54 en 55 van hetzelfde decreet worden de woorden « Verordening nr. 259/93 » telkens vervangen door de woorden « Verordening nr. 1013/2006 ».

Art. 133.In artikel 4, § 2, van hetzelfde decreet wordt het tweede lid opgeheven.

Art. 134.In artikel 12, § 1, derde lid, van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 19 december 2008, wordt punt 5° vervangen door wat volgt : « 5° bewerkte dierlijke producten die voldoen aan de microbiologische vereisten van Verordening (EG) nr. 1774/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 3 oktober 2002 tot vaststelling van gezondheidsvoorschriften inzake niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke bijproducten of gehygiëniseerde eindproducten afkomstig uit installaties die erkend zijn overeenkomstig dezelfde Verordening (EG) nr. 1774/2002. »

Art. 135.In artikel 13 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 19 december 2008, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° paragraaf 6 wordt opgeheven;2° in paragraaf 7 worden tussen de woorden « verboden op » en het woord « landbouwgronden », de woorden « niet permanent overkapte » ingevoegd.

Art. 136.In artikel 17 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in paragraaf 2 wordt het tweede lid opgeheven;2° in paragraaf 5, tweede lid, worden de woorden « , stelt de wijze vast waarop de analyse dient uitgevoerd te worden en kan de nadere regels vaststellen in verband met de erkenning van de laboratoria die gemachtigd zijn deze uit te voeren » opgeheven;3° in paragraaf 6, derde lid, worden de woorden « , stelt de wijze vast waarop de analyse uitgevoerd moet worden en kan de nadere regels vaststellen in verband met de erkenning van de laboratoria die gemachtigd zijn om de analyse uit te voeren » opgeheven.

Art. 137.In artikel 21, eerste lid, 3°, van hetzelfde decreet worden de woorden « als een helling » vervangen door de woorden « als een steile helling ».

Art. 138.In artikel 22, § 1, eerste lid, 4°, van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 12 december 2008, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° punt d) wordt vervangen door wat volgt : « d) gft-compost of groencompost;»; 2° er wordt een punt e) toegevoegd, dat luidt als volgt : « e) stalmest of champost die in het voorjaar opgebracht wordt op landbouwgronden waarop wintergranen geteeld worden.».

Art. 139.In artikel 23 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij de het decreet van 12 december 2008, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° aan paragraaf 1 wordt een punt 10° toegevoegd, dat luidt als volgt : « 10° iedereen die het vorige jaar als landbouwer bij de Mestbank een aangifte heeft ingediend, en niet aan de Mestbank heeft gemeld dat hij zijn bedrijf heeft stopgezet, of die geen verklaring heeft afgelegd als vermeld in paragraaf 3.»; 2° paragraaf 3 wordt vervangen door wat volgt : « § 3.Er moet een verklaring afgelegd worden door bepaalde landbouwers van wie het bedrijf aan al de volgende voorwaarden voldoet : 1° het bedrijf heeft een dierlijke mestproductie MPp als vermeld in paragraaf 1, 1°, van minder dan 300 kg P2O5;2° de tot het bedrijf behorende oppervlakte landbouwgrond in het Vlaamse Gewest, bedraagt minder dan 2 ha;3° het bedrijf heeft een effectieve oppervlakte groeimedium voor het telen van gewassen van minder dan 50a, als vermeld in paragraaf 1, 5°. De landbouwers moeten zich daarvoor identificeren in het GBCS, vermeld in artikel 2, 14°, van het decreet van 22 december 2006 houdende inrichting van een gemeenschappelijke identificatie van landbouwers, exploitaties en landbouwgrond in het kader van het meststoffenbeleid en van het landbouwbeleid, en een aantal gegevens meedelen, onder meer over de tot het bedrijf behorende landbouwgronden, de tot het bedrijf behorende oppervlakte groeimedium en de op het bedrijf geproduceerde hoeveelheid dierlijke mest, uitgedrukt in P2O5.

De Vlaamse Regering kan nadere regels bepalen betreffende de wijze waarop de verklaring, vermeld in het eerste lid, moet afgelegd worden en betreffende de gegevens die de landbouwers moeten meedelen en bepaalt welke landbouwers een verklaring moeten afleggen als vermeld in het eerste lid. »; 3° aan paragraaf 6 wordt een tweede lid toegevoegd, dat luidt als volgt : « De Mestbank mag de gegevens met betrekking tot de gemiddelde veebezetting, als vermeld in § 1, 1°, overmaken aan de OVAM, die deze gegevens mag gebruiken in het kader van haar bevoegdheden rond de ophaling en verwerking van krengen.»

Art. 140.In artikel 24, § 2, tweede lid, van hetzelfde decreet worden de woorden « aan een landbouwer » opgeheven.

Art. 141.In artikel 28, § 1, van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 12 december 2008, wordt tussen het tweede lid en het derde lid twee leden ingevoegd, die luiden als volgt : « Als in de loop van een bepaald kalenderjaar een exploitatie overgelaten wordt met bijbehorende gronden kunnen de overlatende landbouwer en de overnemende landbouwer overeenkomen dat voor dat kalenderjaar het bedrijf van de overlatende landbouwer en het bedrijf van de overnemende landbouwer als één gemeenschappelijk bedrijf worden beschouwd om : 1° het vervoer van meststoffen vast te leggen;2° te bepalen of het voederrantsoen van de runderen een voldoende grote hoeveelheid maïs, voederbieten, voedergranen en perspulp van suikerbieten als vermeld in artikel 27, § 1, tweede lid, bevat;3° het aantal kg geproduceerde melk per jaar per melkkoe vast te stellen;4° de administratieve geldboetes, vermeld in artikel 63, § 1 en § 2, en van de straf, vermeld in artikel 71, § 3, 1° en 2°, op te leggen. De overnemende en de overlatende landbouwer kunnen bepalen dat een van hen aansprakelijk is voor het gemeenschappelijk bedrijf. Bij gebrek aan een dergelijke bepaling zijn zij allebei hoofdelijk aansprakelijk voor het gemeenschappelijk bedrijf. ».

Art. 142.Artikel 31, § 3, van hetzelfde decreet, opgeheven door artikel 75, 3°, met inachtneming van artikel 159 van het decreet van 12 december 2008, ten aanzien van dossiers betreffende de overdracht van nutriëntenemissierechten die zijn ingediend na de inwerkingtreding van het decreet van 12 december 2008 houdende diverse bepalingen inzake energie, leefmilieu, openbare werken, landbouw en visserij, wordt opgeheven in de mate dat het uitwerking had op dossiers ingediend voor de inwerkingtreding van het decreet van 12 december 2008 houdende diverse bepalingen inzake energie, leefmilieu, openbare werken, landbouw en visserij.

Art. 143.In artikel 35, eerste lid, 1°, van hetzelfde decreet worden tussen de woorden « nietoverdraagbare nutriënten-emissierechtenmestverwerking toe » en de woorden « Vanaf het jaar X+1 » de woorden « , uitgedrukt in NER-MVWr, NER-MVWv, NER-MVWp of NER-MVWa, die alleen kunnen worden aangewend voor de diersoort waarin ze zijn gespecificeerd, uitgezonderd de NER-MVWa, die ook kunnen worden gehouden voor de diersoort paarden », ingevoegd.

Art. 144.In artikel 37 van hetzelfde decreet wordt punt 2° vervangen door wat volgt : « 2° indien nutriëntenemissierechten of nutriëntenemissierechten-MVW werden overgedragen, tenzij die overdracht deel uitmaakt van een bedrijfsovername van het volledige bedrijf. »

Art. 145.In artikel 41bis van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 19 december 2008, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in paragraaf 1 wordt het eerste lid vervangen door wat volgt : « Met het oog op het behoud en de versterking van natuurwaarden is op landbouwgronden gelegen in bosgebieden, natuurgebieden, natuurreservaten, natuurontwikkelingsgebieden en daarmee vergelijkbare gebieden, zoals aangeduid in de gewestelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen, definitief vastgesteld met toepassing van het decreet van 18 mei 1999 houdende de organisatie van de ruimtelijke ordening, elke vorm van bemesting verboden met uitzondering van bemesting door rechtstreekse uitscheiding bij begrazing, waarbij twee grootvee-eenheden (GVE) per hectare op jaarbasis worden toegelaten. Dit bemestingsverbod geldt : 1° in de voor 1 januari 2009 aangeduide ruimtelijke gebieden, vanaf 1 januari 2009;2° in de na 1 januari 2009 aangeduide ruimtelijke gebieden : a) als het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan, een gefaseerde inwerkingtreding voorziet, vanaf 1 januari van het jaar vanaf wanneer de bestemming als bosgebied, natuurgebied, natuurreservaat, natuurontwikkelingsgebied of daarmee vergelijkbaar gebied, gerealiseerd moet zijn;b) als het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan, geen gefaseerde inwerkingtreding voorziet, vanaf 1 januari van het jaar volgende op de datum van de definitieve vaststelling van het betrokken gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan.»; 2° in paragraaf 3, eerste lid, wordt het woord « dertig » vervangen door het woord « zestig »;3° aan paragraaf 3, tweede lid, worden de volgende zinnen toegevoegd : « De Mestbank of de Verificatiecommissie kan de termijn van zestig dagen verlengen als blijkt dat voor de behandeling van de aanvraag tot correctie een plaatsbezoek aan het betreffende perceel of de betreffende percelen aangewezen is.Het plaatsbezoek moet gebeuren in een periode waarin de vegetatie herkenbaar is. In geval van verlenging van de termijn van zestig dagen, is er geen bemestingsverbod tot 31 december van het kalenderjaar waarin de Mestbank haar beslissing over de aanvraag tot correctie heeft genomen. De beslissing van de Mestbank moet genomen zijn : 1° vóór 31 december 2010 als het betrokken gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan definitief vastgesteld is vóór 31 december 2009;2° vóór 31 december van het jaar volgend op het jaar van de definitieve vaststelling van het betrokken gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan als het betrokken gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan definitief vastgesteld is na 31 december 2009.»; 4° paragraaf 4 wordt vervangen door wat volgt : « § 4.Bij overdracht van een perceel landbouwgrond waarop een ontheffing geldt, vervalt de ontheffing.

In afwijking van het eerste lid, blijft de ontheffing gelden als het gebruiksrecht overgedragen wordt aan de echtgenoot of wettelijk samenwonende partner van de gebruiker.

In afwijking van het eerste lid, blijft de ontheffing gelden als het gebruiksrecht van het perceel landbouwgrond wordt overgedragen naar een landbouwer waarvan elke persoon die deel uitmaakt van deze landbouwer : a) hetzij zelf deel uitmaakt van de landbouwer die het gebruiksrecht van het betrokken perceel heeft overgedragen;b) hetzij de echtgenoot of wettelijk samenwonende partner is van een persoon die zelf deel uitmaakt van de landbouwer die het gebruiksrecht van het betrokken perceel heeft overgedragen. In afwijking van het eerste lid wordt de ontheffing eenmalig overgedragen aan de nieuwe gebruiker, als het een overdracht betreft die behoort tot een van de volgende types overdrachten : 1° het gebruiksrecht van het perceel landbouwgrond wordt overgedragen aan de afstammelingen of aangenomen kinderen van een persoon die deel uitmaakt van de landbouwer die het gebruiksrecht van het betrokken perceel heeft overgedragen, de afstammelingen of aangenomen kinderen van de echtgenoot of wettelijk samenwonende partner van deze persoon of de echtgenoten of wettelijk samenwonende partners van de voormelde afstammelingen of aangenomen kinderen;2° het gebruiksrecht van het perceel landbouwgrond wordt overgedragen van een natuurlijke persoon die deel uitmaakt van de landbouwer die het gebruiksrecht van het betrokken perceel heeft overgedragen naar een rechtspersoon waarvan deze natuurlijke persoon zaakvoerder, beherende vennoot of bestuurder is;3° het gebruiksrecht van het perceel landbouwgrond wordt overgedragen van een natuurlijke persoon die deel uitmaakt van de landbouwer die het gebruiksrecht van het betrokken perceel heeft overgedragen naar een rechtspersoon waarvan zijn echtgenoot of wettelijk samenwonende partner, zijn afstammelingen of aangenomen kinderen of de afstammelingen of aangenomen kinderen van zijn echtgenoot of wettelijk samenwonende partner, of de echtgenoot of wettelijk samenwonende partner van de voormelde afstammelingen of aangenomen kinderen zaakvoerder, beherende vennoot of bestuurder zijn;4° het gebruiksrecht van het perceel landbouwgrond wordt overgedragen naar een landbouwer waarvan elke persoon die deel uitmaakt van deze landbouwer : a) hetzij zelf deel uitmaakt van de landbouwer die het gebruiksrecht van het betrokken perceel heeft overgedragen;b) hetzij de echtgenoot of wettelijk samenwonende partner is van een persoon die zelf deel uitmaakt van de landbouwer die het gebruiksrecht van het betrokken perceel heeft overgedragen;c) hetzij met een persoon die deel uitmaakt van de landbouwer die het gebruiksrecht van het betrokken perceel heeft overgedragen, een overeenkomstige band, als vermeld in 1° tot en met 3°, heeft. Na een overdracht, als vermeld in het vierde lid, 2°, vervalt de ontheffing zodra de gebruiker die het perceel in gebruik had voor de overdracht, zijn mandaat van bestuurder, beherende vennoot of zaakvoerder beëindigt. De ontheffing vervalt evenwel niet indien hij als bestuurder, beherende vennoot of zaakvoerder opgevolgd wordt door zijn echtgenoot of wettelijk samenwonende partner, zijn afstammelingen of aangenomen kinderen of door de afstammelingen of aangenomen kinderen van zijn echtgenoot of wettelijk samenwonende partner, of door de echtgenoot of wettelijk samenwonende partner van de voormelde afstammelingen of aangenomen kinderen. In dat laatste geval vervalt de ontheffing wanneer het mandaat als zaakvoerder, beherende vennoot of bestuurder van de opvolger van de zaakvoerder, beherende vennoot of bestuurder beëindigd wordt.

Na een overdracht, als vermeld in het vierde lid, 3°, vervalt de ontheffing zodra het mandaat van bestuurder, beherende vennoot of zaakvoerder, van de in het vierde lid, 3°, vermelde personen, beëindigd wordt.

In afwijking van de voorgaande leden wordt, als, na een overdracht, als vermeld in het vierde lid, 2° of 3°, het gebruiksrecht van de landbouwgrond terug overgedragen wordt aan de natuurlijke persoon, die de oorspronkelijke overdrager van de landbouwgrond aan de rechtspersoon was, de ontheffing eenmalig overgedragen.

Als een ontheffing van het bemestingsverbod vermeld in § 2 gegeven wordt aan een rechtspersoon, vervalt deze ontheffing zodra het mandaat van één van de zaakvoerders, beherende vennoten of bestuurders als zaakvoerder, beherende vennoot of bestuurder beëindigd wordt. De ontheffing vervalt evenwel niet indien hij als zaakvoerder, beherende vennoot of bestuurder opgevolgd wordt door zijn echtgenoot of wettelijk samenwonende partner, zijn afstammelingen of aangenomen kinderen of de afstammelingen of aangenomen kinderen van zijn echtgenoot of wettelijk samenwonende partner, of de echtgenoot of wettelijk samenwonende partner van de voormelde afstammelingen of aangenomen kinderen. In dat laatste geval vervalt de ontheffing als het mandaat als zaakvoerder, beherende vennoot of bestuurder van de opvolger van de zaakvoerder, beherende vennoot of bestuurder beëindigd wordt.

De overdracht van het gebruik wordt gemeld bij de aangifte, als vermeld in artikel 23, § 5.

Voor de toepassing van deze paragraaf wordt verstaan onder : 1° overdracht : de overdracht van het gebruiksrecht op een perceel, met uitzondering van de overdracht van het gebruiksrecht ten gevolge van een seizoenspacht;2° deel uitmaken van een landbouwer : het als persoon of als lid van een groepering van personen uitbaten van een exploitatie van de landbouwer.Een rechtspersoon wordt niet beschouwd als een groepering van personen. »; 5° paragraaf 8 wordt vervangen door wat volgt : « § 8.Als een gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan een gebied als bosgebied, natuurgebied, natuurreservaat, natuurontwikkelingsgebied of daarmee vergelijkbaar gebied, aanduidt, terwijl dat gebied reeds als bosgebied, natuurgebied, natuurreservaat, natuurontwikkelingsgebied of daarmee vergelijkbare gebied, aangeduid was in het gewestplan of in een vorig gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan, dan : 1° wordt voor de landbouwgronden, gelegen in dat gebied geen nieuwe ontheffing, als vermeld in § 2, toegekend;2° blijft voor de landbouwgronden, gelegen in dat gebied de op deze landbouwgronden bestaande ontheffing behouden en kan deze ontheffing overeenkomstig de bepalingen van § 4, overgedragen worden, met dien verstande dat voor het bepalen van de overdrachtsmogelijkheden, overeenkomstig § 4, er rekening wordt gehouden met eventuele vroegere overdrachten van deze ontheffing;3° is § 3 niet van toepassing.»; 6° er wordt een paragraaf 9 toegevoegd, die luidt als volgt : « § 9.Als met het oog op de realisatie van natuurbehoudsdoelstellingen een inrichtingsproject uitgevoerd wordt in een gebied dat volgens een gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan als bosgebied, natuurgebied, natuurreservaat, natuurontwikkelingsgebied of daarmee vergelijkbaar gebied, is aangeduid, dan kan, in afwijking van dit artikel, tot het aflopen van het inrichtingsproject voor dat gebied de opbrenging van meststoffen tijdelijk worden geregeld via een gebruiksovereenkomst die het Agentschap Natuur en Bos, de NV Waterwegen en Zeekanaal of een andere Vlaamse overheidsinstelling, heeft opgemaakt met de betrokken landbouwer.

Deze mogelijkheid is uitsluitend toepasbaar voor inrichtingsprojecten waarvan de realisatie om dwingende redenen van openbaar belang noodzakelijk is en waarbij het bovendien gaat om : 1° hetzij inrichtingsprojecten die betrekking hebben op een gebied dat volgens een gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan als bosgebied, natuurgebied, natuurreservaat, natuurontwikkelingsgebied of daarmee vergelijkbaar gebied, is aangeduid terwijl dat gebied in het gewestplan of in een vorig gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan niet was aangeduid als bosgebied, natuurgebied, natuurreservaat, natuurontwikkelingsgebied of daarmee vergelijkbaar gebied;2° hetzij het ruilen van gronden in uitvoering van een inrichtingsproject. Deze gebruiksovereenkomst : 1° heeft steeds betrekking op gronden waarvan de voormelde overheidsinstelling eigenaar is of op basis van een definitief onteigeningsbesluit in uitvoering van het door de Vlaamse Regering goedgekeurde ruimtelijk uitvoeringsplan eigenaar zal worden;2° kadert in het gefaseerd uitvoeren van een inrichtingsproject in uitvoering waarvan de Vlaamse Regering of de Vlaamse minister, bevoegd voor Leefmilieu, voor de betrokken overheidsinstelling de mogelijkheid heeft voorzien om gebruiksovereenkomsten te sluiten met de betrokken landbouwers;3° moet door de voormelde overheidsinstelling onverwijld overgemaakt worden aan de Mestbank;4° bepaalt het kalenderjaar of de kalenderjaren waarop ze betrekking heeft;5° bevat een aanduiding, op cartografisch materiaal, van het perceel of de percelen waarop de gebruiksovereenkomst betrekking heeft.Een gebruiksovereenkomst kan nooit betrekking hebben op een perceel waarop reeds een bemestingsverbod van toepassing was, overeenkomstig dit artikel of overeenkomstig artikel 15ter van het decreet van 23 januari 1991 inzake de bescherming van het leefmilieu tegen de verontreiniging door meststoffen.

In geval van ruil van gronden is een gebruiksovereenkomst enkel toegestaan als op beide gronden die in de ruil betrokken zijn, voor de ruil geen bemestingsverbod van toepassing was; 6° bepaalt de bemestingsnormen die op het betrokken perceel of de betrokken percelen van toepassing zullen zijn.Deze bemestingsnormen kunnen echter niet hoger zijn dan de bemestingsnormen die overeenkomstig de artikelen 13, 16, 17 of 18, op het betrokken perceel of de betrokken percelen van toepassing zijn; 7° is door het Agentschap Natuur en Bos expliciet goedgekeurd.Hierbij beoordeelt het Agentschap voor Natuur en Bos ondermeer of de overeenkomst compatibel is met de natuurdoelstellingen voor het betrokken gebied.

Voor de toepassing van dit artikel wordt onder definitief onteigeningsbesluit verstaan, een onteigeningsbesluit waarvoor de termijn voor het instellen van een vordering bij de Raad van State verstreken is en waartegen geen vordering bij de Raad van State meer hangende is.

De Vlaamse Regering kan nadere regels bepalen met betrekking tot de inhoud en de wijze van opmaak van de gebruiksovereenkomst, vermeld in het derde lid, en met betrekking tot de wijze waarop en de termijnen waarbinnen deze gebruiksovereenkomst aan de Mestbank overgemaakt moet worden. ».

Art. 146.In artikel 47, § 1, van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° het tweede lid wordt opgeheven;2° in het derde lid worden de woorden « aan de landbouwers » vervangen door de woorden « aan de betrokken personen »;3° in het vierde lid worden de woorden « die deel uitmaakt van het bedrijf » opgeheven;4° in het vierde lid wordt het woord « landbouwer » telkens vervangen door het woord « exploitant »;5° in het vierde lid wordt het woord « landbouwers » telkens vervangen door het woord « exploitanten ».

Art. 147.In artikel 48, § 2, van hetzelfde decreet wordt het tweede lid opgeheven.

Art. 148.In artikel 50, § 2, van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 19 december 2008, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° de woorden « goedgekeurde procedé, » worden vervangen door de woorden « of gehygiëniseerde eindproducten afkomstig uit installaties die erkend zijn overeenkomstig dezelfde Verordening (EG) nr.1774/2002 »; 2° aan de eerste zin van punt 4° worden de woorden « of het betreft enkel verpakte goederen die maximaal per 50 kg verpakt zijn« toegevoegd.»

Art. 149.In artikel 54 van hetzelfde decreet wordt tussen het eerste en het tweede lid, een lid ingevoegd, dat luidt als volgt : « Als de Mestbank vermoedt dat op een bedrijf, mestverzamelpunt, bewerkingseenheid of verwerkingseenheid de mestafzet niet verloopt overeenkomstig de bepalingen van dit decreet, kan ze opleggen dat elke aanvoer van dierlijke mest of andere meststoffen naar dat bedrijf, mestverzamelpunt, bewerkingseenheid of verwerkingseenheid verboden is, behalve na voorafgaande en schriftelijke toestemming van de Mestbank. »

Art. 150.Aan artikel 59 van hetzelfde decreet wordt een tweede lid toegevoegd, dat luidt als volgt : « In afwijking van het eerste lid kan, als de stikstof- en fosforsamenstelling van de vervoerde meststoffen bepaald wordt op basis van een analyse van de betrokken meststoffen, uitgevoerd door een krachtens artikel 62, § 6, erkend laboratorium, waarvan de resultaten op het moment van het transport nog niet bekend waren, op het document dat altijd gevoegd is bij het transport van meststoffen, vermeld worden dat de stikstof- en fosforsamenstelling van de vervoerde meststoffen later meegedeeld wordt. »

Art. 151.In artikel 60, § 2, tweede lid, van hetzelfde decreet worden de woorden « de werkdag » vervangen door de woorden « de zevende dag ».

Art. 152.In artikel 62 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 30 april 2009, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° paragraaf 6 wordt vervangen door wat volgt : « § 6.Alle staalnames en analyses, die ter uitvoering van dit decreet verricht worden, moeten gebeuren door daartoe erkende laboratoria. De Vlaamse Regering stelt nadere regels vast met betrekking tot de voorwaarden voor de erkenning van laboratoria en de manier waarop deze erkenning wordt aangevraagd, verleend en geheel of gedeeltelijk kan worden ingetrokken of geschorst. De Vlaamse Regering kan ook een bedrag aan de aanvrager van de erkenning opleggen ter delging van de kosten. »; 2° aan paragraaf 7 wordt de volgende zin toegevoegd : « De Vlaamse Regering kan nadere regels vaststellen met betrekking tot de wijze waarop de staalnames en de analyses, die ter uitvoering van dit decreet verricht worden, moeten uitgevoerd worden.»

Art. 153.Aan artikel 63 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij de decreten van 12 december 2008, 19 december 2008 en 30 april 2009, worden een paragraaf 26, een paragraaf 27 en een paragraaf 28 toegevoegd, die luiden als volgt : « § 26. Met behoud van de toepassing van de bepalingen van de artikelen 71 en 72, wordt lastens de aanbieder van meststoffen die de bepalingen betreffende de namelding van het vervoer, vermeld in artikel 60, overtreedt, een administratieve geldboete opgelegd.

Voor transporten die laattijdig, doch uiterlijk de dertigste dag na de dag van transport nagemeld worden, bedraagt de administratieve geldboete 10 euro per laattijdig nagemeld transport.

Voor transporten die op de dertigste dag na de dag van transport nog niet nagemeld zijn, bedraagt de administratieve geldboete 50 euro per transport dat op de dertigste dag na de dag van transport nog niet nagemeld is.

Bij herhaling van een overtreding binnen de vijf jaar na de oplegging, met de aangetekende brief, vermeld in artikel 64, § 1, tweede lid, van de administratieve geldboete, vermeld in deze paragraaf, wordt het bedrag van de administratieve geldboete, berekend overeenkomstig het tweede en het derde lid, verdubbeld. § 27. Met behoud van de toepassing van de bepalingen van de artikelen 71 en 72, wordt iedereen die ter uitvoering van de artikelen 13, § 5, of 59, analyseresultaten moet gebruiken om de stikstof- en fosforsamenstelling van de vervoerde meststoffen te bepalen en die verplichting niet naleeft, een administratieve geldboete opgelegd van 200 euro.

Bij herhaling van een overtreding binnen de vijf jaar na de oplegging, met de aangetekende brief, vermeld in artikel 64, § 1, tweede lid, van de administratieve geldboete, vermeld in deze paragraaf, bedraagt de administratieve geldboete 400 euro. § 28. Met behoud van de toepassing van de bepalingen van de artikelen 71 en 72, krijgen de landbouwers die, met toepassing van artikel 47, § 1, geen inscharingscontract hebben opgemaakt, een administratieve geldboete opgelegd van 200 euro.

Bij herhaling van een overtreding binnen de vijf jaar na de oplegging, met de aangetekende brief, vermeld in artikel 64, § 1, tweede lid, van de administratieve geldboete, vermeld in deze paragraaf, bedraagt de administratieve geldboete 400 euro. »

Art. 154.In artikel 64, § 1, eerste lid, van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 19 december 2008, worden de woorden « 31 december » vervangen door de woorden « 31 juli ».

Art. 155.In artikel 64, § 1, tweede lid, en artikel 67, § 2, tweede lid, van hetzelfde decreet worden de woorden « met bericht van ontvangst » opgeheven.

Art. 156.In artikel 67 van hetzelfde decreet wordt paragraaf 1 vervangen door wat volgt : « § 1. De in artikel 66 bedoelde verzoeken dienen gericht te worden aan de daartoe door de Vlaamse Regering aangewezen ambtenaren binnen een termijn van dertig kalenderdagen. De termijn van dertig kalenderdagen begint te lopen vanaf de derde werkdag die volgt op de dag waarop de brief, vermeld in artikel 64, § 1, tweede lid, aan de postdiensten overhandigd werd, tenzij de landbouwer het tegendeel bewijst. »

Art. 157.Aan artikel 83 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 12 december 2008, worden een paragraaf 7 en een paragraaf 8 toegevoegd, die luiden als volgt : « § 7. Producenten als vermeld in het decreet van 23 januari 1991 inzake de bescherming van het leefmilieu tegen de verontreiniging door meststoffen, zoals gewijzigd, kunnen een verlenging van het uitstel, toegekend overeenkomstig artikel 40bis, van voormeld decreet, evenals nieuw uitstel van de superheffing mestverwerking, als vermeld in artikel 21, § 6, 2°, van voormeld decreet, krijgen, als ze aan een van volgende voorwaarden voldoen : 1° de producent heeft de milieuvergunning en de bouwvergunning of stedenbouwkundige vergunning voor een mestverwerkingsinstallatie of een mestbewerkingsinstallatie verkregen na 31 december 2002;2° de producent heeft een contract gesloten met een derde die de milieuvergunning en de bouwvergunning of stedenbouwkundige vergunning voor een mestverwerkingsinstallatie of een mestbewerkingsinstallatie heeft verkregen na 31 december 2002. Aan producenten als vermeld in het eerste lid kan uitstel verleend worden voor het tweede en het derde kalenderjaar volgend op het kalenderjaar waarin de laatste nodige vergunning voor de betrokken installatie is verleend, als : 1° de betrokken installatie in die kalenderjaren nog niet operationeel was;2° de betrokken producent overeenkomstig artikel 40bis, van voormeld decreet, al een uitstel is verleend, op basis van de betrokken installatie, tenzij ze niet verwerkingsplichtig waren of de superheffing hebben betaald voor het kalenderjaar waarin de laatste nodige vergunning voor de betrokken installatie is verleend en het daaropvolgende kalenderjaar. De som van de gecontracteerde mestvolumes op jaarbasis voor de betrokken installatie kan nooit hoger zijn dan de vergunde capaciteit op jaarbasis.

Een superheffing waarvoor in uitvoering van artikel 40bis van voormeld decreet of in uitvoering van het eerste en het tweede lid, uitstel is verleend, kan opgeheven en niet geïnd worden als de betrokken producent aantoont dat hij in een bepaald kalenderjaar meer heeft verwerkt dan zijn mestverwerkingsplicht en dan de mestverwerkingsplicht van de bedrijfsgroep waartoe hij behoort. Die extra verwerking moet plaatsvinden in het tweede kalenderjaar na het kalenderjaar waarin de laatste nodige vergunning voor de betrokken installatie is verleend of in het kalenderjaar waarin de betrokken installatie operationeel wordt. Als aan de betrokken installatie de laatste nodige vergunning is verleend in 2003 en deze installatie nog niet operationeel is in 2007, moet de verwerking ten laatste plaatsvinden in 2007. Als aan de betrokken installatie de laatste nodige vergunning is verleend in 2004 of later en deze installatie is nog niet operationeel in 2008 moet de verwerking ten laatste plaatsvinden in het kalenderjaar 2008.

Een producent die in uitvoering van artikel 40bis van voormeld decreet, voor twee opeenvolgende jaren, uitstel van de superheffing mestverwerking heeft verkregen, kan ook één maal aan de Mestbank vragen om voor de oudste van de twee betrokken superheffingen, het kalenderjaar volgend op het jaar van de jongste van de twee betrokken superheffingen in aanmerking te nemen als het kalenderjaar waarin meer verwerkt moet worden om een opheffing en niet-inning van de betrokken superheffing te bekomen.

Als het kalenderjaar waarin beoordeeld moet worden of een uitgestelde superheffing al of niet opgeheven en geïnd wordt, het kalenderjaar 2006 of een vorig kalenderjaar is, worden de opheffing en de niet-inning van de superheffing mestverwerking beoordeeld, overeenkomstig het uitvoeringsbesluit bij artikel 40bis van voormeld decreet.

Als het kalenderjaar waarin beoordeeld moet worden of een uitgestelde superheffing al of niet opgeheven en geïnd wordt, het kalenderjaar 2007 of het kalenderjaar 2008 is, moet de betrokken producent : 1° voor dat kalenderjaar behoren tot een bedrijfsgroep die voldaan heeft aan de mestverwerkingsplicht, overeenkomstig artikel 29;2° een extra hoeveelheid mestverwerkingscertificaten bezitten die betrekking hebben op het kalenderjaar waarin beoordeeld moet worden of de uitgestelde superheffing al of niet opgeheven en geïnd wordt. De producent die een uitstel wil verkrijgen of die een bestaand uitstel wil verlengen, dient hiervoor een aanvraag in bij de Mestbank. Als blijkt dat een reeds geheel of gedeeltelijk betaalde superheffing, overeenkomstig dit artikel, opgeheven en niet meer geïnd wordt, dan worden de door de producent reeds betaalde bedragen door de Mestbank teruggestort.

Voor de toepassing van deze paragraaf, wordt het operationeel zijn van een installatie bepaald overeenkomstig artikel 40bis van voormeld decreet en zijn uitvoeringsbesluit.

De Vlaamse Regering kan nadere regels vaststellen met betrekking tot het bepalen van de kalenderjaren voor uitstel en voor opheffing en niet inning, met betrekking tot het aantal mestverwerkingscertificaten dat men extra moet bezitten om een opheffing en niet-inning van de uitgestelde superheffing te bekomen en met betrekking tot de wijze waarop de aanvraag, vermeld in het achtste lid, ingediend en afgehandeld wordt. § 8. De administratieve geldboetes, opgelegd ter uitvoering van artikel 14, § 4, op basis van een nitraatresidubepaling uitgevoerd in het kalenderjaar 2007, worden van rechtswege ingetrokken. Landbouwers die de boete reeds betaald hebben, krijgen ze door de Mestbank teruggestort. » HOOFDSTUK 1 9. - Decreet betreffende de diepe ondergrond

Art. 158.In artikel 2 van het decreet van 8 mei 2009 betreffende de diepe ondergrond worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1 in punt 11° wordt het woord « daarvoor » vervangen door de woorden « waaronder die mag plaatsvinden »; 2° in punt 13° worden de woorden « lagen gesteente » vervangen door het woord « gesteentelagen »;3° in punt 14° wordt het woord « algemene » vervangen door het woord « algehele »;4° in punt 14° worden de woorden « die koolstofdioxide kunnen gaan bevatten » toegevoegd;5° in punt 17° wordt het woord « driftbegrenzingen » vervangen door het woord « stromingsbarrières » en worden de woorden « te voorschijn tredende » vervangen door het woord « dagzomende »;6° in punt 19° wordt het woord « significante » vervangen door het woord « belangrijke » en wordt het woord « en » vervangen door het woord « of »;7° in punt 25° worden de woorden « waarschijnlijk optredende » vervangen door de woorden « waarschijnlijkheid van het zich voordoen van », wordt het woord « kunnen » vervangen door het woord « kan » en worden de woorden « te veronachtzamen » vervangen door de woorden « aan te tasten ».

Art. 159.In artikel 6, § 1, eerste lid, in artikel 6, § 2, en in artikel 8, eerste lid, van hetzelfde decreet wordt het woord « Gemeenschappen » telkens vervangen door het woord « Unie ».

Art. 160.In artikel 38, § 2, eerste lid, van hetzelfde decreet wordt het woord « gebied » vervangen door het woord « volumegebied ».

Art. 161.In artikel 39, § 1, tweede lid, en in artikel 42, eerste lid, 3°, van hetzelfde decreet wordt het woord « evaluatie » telkens vervangen door het woord « beoordeling ».

Art. 162.In artikel 41, § 1, eerste lid, 2°, van hetzelfde decreet wordt het woord « controleren » vervangen door het woord « beheren ».

Art. 163.In artikel 42, eerste lid, 4°, van hetzelfde decreet worden de woorden « wijzen van vervoer » vervangen door het woord « transportmethoden ».

Art. 164.In artikel 43 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in punt 3° worden de woorden « in de geologische formatie » vervangen door het woord « geologisch »;2° in punt 6° worden tussen de woorden « te stellen wanneer zich » en de woorden « significante onregelmatigheden » en tussen de woorden « als zich » en « de woorden « significante onregelmatigheden » telkens de woorden « lekkages of » ingevoegd;3° in punt 6° worden de woorden « of lekkages » telkens opgeheven.

Art. 165.In artikel 45, tweede lid, van hetzelfde decreet wordt het woord « significante » telkens vervangen door het woord « belangrijke ».

Art. 166.In artikel 46 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het eerste lid, inleidende zin, van hetzelfde decreet worden de woorden « en actualiseert waar nodig » vervangen door de woorden « en, waar nodig, actualiseert »;2° in het eerste lid, 1°, worden tussen de woorden « op de hoogte is gebracht van » en de woorden « significante onregelmatigheden » de woorden « lekkages of » ingevoegd;3° in het eerste lid, 1°, worden de woorden « of enigerlei lekkages » opgeheven;4° in het eerste lid, 2°, worden tussen de woorden « dat er een risico is op » en de woorden « significante onregelmatigheden » de woorden « lekkages of » ingevoegd;5° in het eerste lid, 2°, worden de woorden « of lekkage » opgeheven;6° in het tweede lid worden de woorden « Indien de Vlaamse Regering besluit de koolstofdioxide-injecties voort te zetten, neemt ze, totdat een nieuwe opslagvergunning is verleend, tijdelijk alle wettelijke verplichtingen op zich betreffende de aanvaardingscriteria, » vervangen door de woorden « Totdat een nieuwe opslagvergunning is verleend, neemt de Vlaamse Regering tijdelijk alle wettelijke verplichtingen op zich betreffende de aanvaardingscriteria indien zij besluit de koolstofdioxide-injecties voort te zetten, », en wordt het woord « vorige » vervangen door het woord « voormalige ».

Art. 167.In artikel 47, § 1, van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het eerste lid worden de woorden « dat afval of ander materiaal te verwijderen » vervangen door de woorden « zich van dat afval of ander materiaal te ontdoen »;2° in het tweede lid worden de woorden « het bron-, afvang- of injectieproces » vervangen door de woorden « de bron of het afvang- of injectieproces » en worden de woorden « in sporenhoeveelheden aanwezige stoffen » vervangen door het woord « spoorelementen ».

Art. 168.In artikel 49 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in punt 2° worden de woorden « artikel 46, § 2, tweede lid » vervangen door de woorden « artikel 47, § 2, tweede lid »;2° in punt 3° worden de woorden « artikel 43, eerste lid, 9° » vervangen door de woorden « artikel 43, 9° »;3° in punt 4° wordt het woord « evalueren » vervangen door het woord « beoordelen ».

Art. 169.In artikel 50 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in paragraaf 1, eerste lid, wordt het woord « onregelmatige » vervangen door het woord « niet-routinematige »;2° in paragraaf 1, tweede lid, wordt het woord « verificaties » vervangen door de woorden « een controle »;3° in paragraaf 2 wordt tussen de woorden « afsluiting, en » en de woorden « vijfjaarlijks totdat » het woord « nadien » ingevoegd;4° in paragraaf 2 wordt het woord « geëvalueerd » vervangen door het woord « onderzocht » en worden de woorden « voor het milieu en de volksgezondheid van het opslagcomplex » vervangen door de woorden « van het opslagcomplex voor het milieu en de volksgezondheid »;5° in paragraaf 3, inleidende zin, wordt het woord « Bijkomende » vervangen door het woord « Niet-routinematige »;6° in paragraaf 3, 1°, worden tussen de woorden « op de hoogte is gebracht van » en de woorden « significante onregelmatigheden » de woorden « lekkages of » ingevoegd;7° in paragraaf 3, 1°, worden de woorden « of enigerlei lekkages » opgeheven.

Art. 170.In hoofdstuk III, afdeling IV, van hetzelfde decreet wordt in het opschrift van onderafdeling V het woord « bij » vervangen door de woorden « in het geval van lekkages of » en worden de woorden « of lekkage » opgeheven.

Art. 171.In artikel 51 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in paragraaf 1, eerste lid, in de inleidende zin, tussen het woord « Bij » en de woorden « significante onregelmatigheden » de woorden « lekkages of » ingevoegd en worden de woorden « of lekkages » opgeheven;2° in paragraaf 2, eerste lid, worden de woorden « kan de exploitant op elk moment verzoeken » vervangen door de woorden « kan van de exploitant op elk moment eisen »;3° in paragraaf 2, derde lid, worden de woorden « onder meer door de in artikel 57 bedoelde financiële zekerheid aan te spreken » vervangen door de woorden « met inbegrip van het aanspreken van de financiële zekerheid overeenkomstig artikel 57 ».

Art. 172.In artikel 52 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in paragraaf 3, derde lid, worden de woorden « onder meer door de in artikel 57 bedoelde financiële zekerheid aan te spreken » vervangen door de woorden « met inbegrip van het aanspreken van de financiële zekerheid overeenkomstig artikel 57 »;2° in paragraaf 4, eerste lid, 2°, worden tussen de woorden « beschikbare informatie » en de woorden « om te beoordelen » de woorden « die relevant is » ingevoegd.

Art. 173.In artikel 53, eerste lid, 1°, van hetzelfde decreet wordt het woord « de » vervangen door het woord « alle ».

Art. 174.In artikel 55 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het eerste lid worden de woorden « teneinde vast te stellen wat de omvang is van het probleem en hoe doeltreffend de corrigerende maatregelen zijn » vervangen door de woorden « teneinde de omvang van het probleem en de doeltreffendheid van de corrigerende maatregelen te beoordelen »;2° in het tweede lid worden de woorden « de kosten op de voormalige exploitant » vervangen door de woorden « op de voormalige exploitant de kosten die gemaakt zijn ».

Art. 175.In artikel 57 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in paragraaf 1, eerste lid, wordt het woord « maatregelen » vervangen door het woord « voorzieningen », wordt het woord « getroffen » vervangen door het woord « aangelegd », worden de woorden « de voorschriften voor » opgeheven en worden nadien dezelfde woorden « de voorschriften voor » ingevoegd na het woord « inclusief »;2° in paragraaf 1, tweede lid, worden de woorden « ten einde » vervangen door het woord « om »;3° in paragraaf 2 worden de woorden « van kracht » vervangen door het woord « rechtsgeldig ».

Art. 176.In artikel 58, § 1, van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het eerste lid worden de woorden « kosten in hoofde van » vervangen door het woord « door »;2° in het eerste lid, worden tussen de woorden « het Vlaamse Gewest » en de woorden « gedekt worden » de woorden « na de overdracht van de verantwoordelijkheid gemaakte kosten » ingevoegd;3° in het eerste lid worden de woorden « na de overdracht van de verantwoordelijkheid » opgeheven;4° in het tweede lid wordt tussen de woorden « de voorgeschiedenis van » en de woorden « koolstofdioxideopslag die relevant zijn » het woord « de » ingevoegd.

Art. 177.In artikel 59 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in paragraaf 2, 3°, worden de woorden « als er moeilijk te overbruggen onverenigbaarheid is van technische specificaties » vervangen door de woorden « als er sprake is van onverenigbaarheid van technische specificaties die redelijkerwijs niet kan worden overwonnen »;2° in paragraaf 2, 4°, wordt het woord « gegronde » vervangen door de woorden « naar behoren gemotiveerde »;3° in paragraaf 3, eerste lid, worden tussen de woorden « transportnetwerken en » en de woorden « opslaglocaties kunnen » de woorden « exploitanten van » ingevoegd.

Art. 178.In artikel 76, tweede lid, 2°, van hetzelfde decreet worden de woorden « de volksgezondheid, het milieu en de veiligheid voor de mens » vervangen door de woorden « de volksgezondheid en de veiligheid van mens en milieu ».

Art. 179.In bijlage I bij hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het opschrift en in het eerste lid wordt het woord « evaluatie » telkens vervangen door het woord « beoordeling »;2° in het eerste lid wordt het woord « optimale » vervangen door het woord « beste »;3° in fase 1, punt g), worden de woorden « lekroutes » en « routes » telkens vervangen door het woord « migratiewegen »;4° in fase 1 wordt punt h) vervangen door wat volgt : « h) het opslagcomplex omringende domeinen die beïnvloed kunnen worden door de opslag van koolstofdioxide in de opslaglocatie;»; 5° in fase 2, eerste lid, in fase 3.1, punt r), en in fase 3.3.1, punt d), wordt het woord « vloeistoffen » telkens vervangen door het woord « fluïda »; 6° in fase 2, punt b), worden de woorden « stroomtechnische kenmerken » vervangen door het woord « stromingskenmerken » en wordt het woord « ondoordringbare » vervangen door het woord « permeabele »;7° in fase 2, punt c), wordt het woord « breukensysteem » vervangen door het woord « barstensysteem » en wordt het woord « routes » vervangen door het woord « migratiewegen »; 8° in fase 3.1, punt a), wordt het woord « koolstofdioxidestroomkenmerken » vervangen door het woord « koolstofdioxidestromingskenmerken »; 9° in fase 3.1, punt g), wordt het woord « koolstofdioxide-formatie » vervangen door het woord « koolstofdioxidepluim »; 10° in fase 3.1, punt p), wordt het woord « breuken » vervangen door het woord « barsten »; 11° in fase 3.1, punt q), wordt het woord « vloeistofchemie » vervangen door de woorden « chemische fluïdasamenstelling »; 12° in fase 3.2 wordt het woord « risico-evaluatie » vervangen door het woord « risicobeoordeling »; 13° in fase 3.3.2, in fase 3.3.3 en in fase 3.3.4 wordt het woord « evaluatie » telkens vervangen door het woord « beoordeling ».

Art. 180.In bijlage II, 1.1, l), bij hetzelfde decreet wordt het woord « lekroutes » vervangen door het woord « migratiewegen » en wordt het woord « belangrijke » vervangen door het woord « significante ». HOOFDSTUK 2 0. - Slotbepalingen

Art. 181.Artikel 3 heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2010.

Art. 182.Artikelen 31 en 32 treden in werking op de datum van inwerkingtreding van het decreet van 7 mei 2004 houdende regeling van de begrotingen, de boekhouding, de controle inzake subsidies, en de controle door het Rekenhof.

Art. 183.Artikel 33 heeft uitwerking met ingang van 9 juli 2007.

Art. 184.Artikel 34 heeft uitwerking met ingang van 1 januari 1989.

Art. 185.Artikelen 38 en 145 hebben uitwerking met ingang van 1 januari 2007.

Art. 186.Artikelen 61, 62 en 64 tot en met 88 treden in werking op de datum die de Vlaamse Regering bepaalt.

De beroepen die op die datum voor het Milieuhandhavingscollege hangende zijn, worden afgehandeld volgens de procedure zoals bepaald in de wetgeving die van toepassing was op het ogenblik van de indiening van het beroep.

Art. 187.Artikel 131, 1°, heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2010.

Art. 188.Artikel 131, 4°, heeft uitwerking met ingang van 14 februari 2009.

Kondigen dit decreet af, bevelen dat het in het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Brussel, 23 december 2010.

Voor de Minister-president van de Vlaamse Regering, afwezig, De Vlaamse minister van Innovatie, Overheidsinvesteringen, Media en Armoedebestrijding, I. LIETEN De Vlaamse minister van Leefmilieu, Natuur en Cultuur, J. SCHAUVLIEGE _______ Nota (1) Zitting 2010-2011 : Stukken.- Ontwerp van decreet : 665 - Nr. 1. - Amendementen : 665 - Nrs. 2 en 3. - Verslag : 665 - Nr. 4. - Tekst aangenomen door de plenaire vergadering : 665 - Nr. 5.

Handelingen. - Bespreking en aanneming : Vergaderingen van 23 december 2010.

^