Etaamb.openjustice.be
Decreet van 24 juni 2005
gepubliceerd op 24 augustus 2005

Decreet houdende bepalingen tot begeleiding van de aanpassing van de begroting 2005

bron
ministerie van de vlaamse gemeenschap
numac
2005035971
pub.
24/08/2005
prom.
24/06/2005
ELI
eli/decreet/2005/06/24/2005035971/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

24 JUNI 2005. - Decreet houdende bepalingen tot begeleiding van de aanpassing van de begroting 2005 (1)


Het Vlaams Parlement heeft aangenomen en Wij, Regering, bekrachtigen hetgeen volgt : decreet houdende bepalingen tot begeleiding van de aanpassing van de begroting 2005. HOOFDSTUK I. - Algemeen

Artikel 1.Dit decreet regelt een gemeenschaps- en gewestaangelegenheid. HOOFDSTUK II. - Financieringsfonds voor Schuldafbouw en Eenmalige Investeringsuitgaven

Art. 2.Artikel 3, 3°, van het decreet van 22 december 2000 houdende oprichting van het Financieringsfonds voor Schuldafbouw en Eenmalige Investeringsuitgaven, zoals gewijzigd bij de decreten van 6 juli 2001 en 5 juli 2002, wordt vervangen door wat volgt : « 3° het gebeurlijk saldo zowel in gesplitste vastleggingskredieten als in gesplitste ordonnanceringskredieten op het einde van het voorgaande begrotingsjaar op het Fonds; ». HOOFDSTUK III. - ALESH

Art. 3.Instemming wordt betuigd met het samenwerkingsakkoord van 16 december 2003 tussen de Federale Regering, de Vlaamse Regering, de Waalse Regering en de Regering van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest betreffende de definitieve regeling van de schulden uit het verleden en de ermee verband houdende lasten inzake sociale huisvesting, gevoegd bij dit decreet. HOOFDSTUK IV. - Vlaams Investeringsfonds

Art. 4.Het debetsaldo van de centralisatierekening van het Investeringsfonds, zoals gedefinieerd in artikel 4 van de overeenkomst van 1 juli 1997 tussen de Vlaamse Gemeenschap en het Gemeentekrediet van België, in uitvoering van het besluit van 20 maart 1991 houdende uitvoering van het decreet op het investeringsfonds, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 1 juni 1995, wordt voor een maximum bedrag van 288.000.000,00 euro opgenomen in de directe schuld.

Voor de omschrijving van de directe schuld wordt verwezen naar artikel 2, 1°, van het decreet van 7 mei 2004 houdende bepalingen inzake kas-, schuld- en waarborgbeheer van de Vlaamse Gemeenschap en het Vlaamse Gewest. De verschuldigde interesten op dit debetsaldo worden verrekend op programma 24.4 basisallocatie 21.01. HOOFDSTUK V. - Vlaams Infrastructuurfonds

Art. 5.§ 1. In artikel 19 van het decreet van 21 december 1990 houdende begrotingstechnische bepalingen alsmede de bepalingen tot begeleiding van de begroting 1991 worden de volgende leden opgeheven : 1° het tweede lid van § 2, ingevoegd door het decreet van 22 november 1995;2° liet tweede lid van § 3, ingevoegd door het decreet van 22 november 1995 en vervangen door het decreet van 21 december 2001. § 2. De dienst met afzonderlijk beheer « Vlaams Infrastructuurfonds » neemt over : 1° de rechten en verplichtingen van het Cargovilfonds, ingeschreven onder basisallocatie 70.91 van het programma 24.10 van de algemene uitgavenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap; 2° de uitstaande verbintenissen lastens basisallocatie 70.91 hierboven vernoemd. HOOFDSTUK VI. - Bekrachtiging van het besluit van de Vlaamse Regering van 19 november 2004 betreffende de rechtsopvolging naar aanleiding van de omzetting van de Dienst voor de Scheepvaart in een publiekrechtelijk vormgegeven extern verzelfstandigd agentschap De Scheepvaart, en naar aanleiding van de kwalificatie van de N.V. Zeekanaal en Watergebonden Grondbeheer Vlaanderen waarvan de naam wordt gewijzigd in Waterwegen en Zeekanaal als publiekrechtelijk vormgegeven extern verzelfstandig agentschap

Art. 6.Het besluit van de Vlaamse Regering van 19 november 2004 betreffende de rechtsopvolging naar aanleiding van de omzetting van de Dienst voor de Scheepvaart in een publiekrechtelijk vormgegeven extern verzelfstandigd agentschap De Scheepvaart, en naar aanleiding van de kwalificatie van de N.V. Zeekanaal en Watergebonden Grondbeheer Vlaanderen waarvan de naam wordt gewijzigd in Waterwegen en Zeekanaal als publiekrechtelijk vormgegeven extern verzelfstandigd agentschap wordt bekrachtigd met ingang van 1 januari 2005, de dag van zijn inwerkingtreding.

De artikelen 2, § 2, en 3, § 2, evenals de bepalingen van de artikelen 4 en 5 die betrekking hebben op de overdrachten van de in respectievelijk artikelen 2, § 2, en 3, § 2, bedoelde waterwegen en aanhorigheden, worden bekrachtigd met ingang van 30 juni 2004, de dag van hun uitwerking. HOOFDSTUK VII. - OVAM

Art. 7.Artikel 20 van het decreet van 19 december 2003 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2004 wordt vervangen door wat volgt : «

Artikel 20.Het besluit van de Vlaamse Regering van 30 juli 1985 houdende de oprichting van financiële fondsen bij de Openbare Afvalstoffenmaatschappij voor het Vlaamse Gewest wordt opgeheven. Het per 31 december 2003 beschikbaar saldo en de op die datum nog openstaande vorderingen, verbintenissen en verplichtingen van het Investeringsfonds en het Fonds Ambtshalve Verwijdering, beide ingesteld bij de OVAM bij besluit van de Vlaamse Regering van 30 juli 1985, worden overgedragen naar het Fonds. De uitgaven die effectief aan de OVAM reeds werden terugbetaald, worden definitief toegewezen aan het Bodembeschermingsfonds. Ook alle toekomstige teruggevorderde en gerecupereerde uitgaven zullen aan het BBF worden toegewezen. » . HOOFDSTUK VIII. - Aslastendecreet

Art. 8.In hoofdstuk XIV van het decreet van 19 december 1998 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting, gewijzigd bij de decreten van 22 december 1999 en 19 december 2003, wordt een artikel 55bis ingevoegd, dat luidt als volgt : «

Artikel 55bis.Voor de toepassing van dit decreet wordt verstaan onder : 1° Vlaams Infrastructuurfonds : het fonds ingesteld bij artikelen 57 en 58 van het decreet van 25 juni 1992 houdende diverse bepalingen tot begeleiding van de begroting 1992;2° wegeninspecteur : ambtenaar aangewezen ter uitvoering van artikel 62;3° wegeninspecteur-controleur : ambtenaar aangewezen om de administratieve geldboete op te leggen;4° solidariteitsbijdrage : de forfaitaire bijdrage, bedoeld in artikel 58, § 1;5° overtreder : natuurlijke persoon die een inbreuk op artikel 56 begaat;6° onderneming : natuurlijke of rechtspersoon die overeenkomstig artikel 1384 van het Burgerlijk Wetboek burgerrechterlijk aansprakelijk is voor de overtreder;7° positieve referteperiode : periode van één jaar die volgt op de datum waarop een inbreuk gepleegd werd die achteraf aanleiding gegeven heeft tot het opleggen van een administratieve geldboete of een strafrechtelijke sanctie;8° negatieve referteperiode : periode van één jaar die voorafgaat aan de datum waarop een inbreuk gepleegd wordt die achteraf aanleiding geeft tot het opleggen van een administratieve geldboete waarin uitstel wordt toegekend.»

Art. 9.In artikel 56 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij de decreten van 22 december 1999 en 19 december 2003, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° de woorden « een overschrijding van de maximale toegelaten massa's of massa's onder de assen zoals bepaald in de artikelen 18, §§ 1 en 2, en 32bis, van het koninklijk besluit van 15 maart 1968 houdende algemeen reglement op de technische eisen waaraan de auto's, hun aanhangwagens, hun onderdelen en hun veiligheidstoebehoren moeten voldoen » worden vervangen door de woorden « zich met een voertuig op de openbare weg te bevinden waarvan de massa op de grond onder één van de assen het bij de goedkeuring vastgestelde maximum met meer dan vijf procent overschrijdt »;2° in het tweede lid worden de woorden « fonds.genoemd in artikel 58, § 1 » vervangen door de woorden « Vlaams Infrastructuurfonds »; 3° in het derde lid worden de woorden « overbelasting met meer dan 20 % » vervangen door de woorden « overlading met meer dan 3 000 kg ».

Art. 10.Artikel 57 van hetzelfde decreet wordt vervangen door wat volgt : «

Artikel 57.§ 1. Inbreuken op artikel 56 worden bestraft met een gevangenisstraf van acht dagen tot één jaar en met een progressieve geldboete of met één van die straffen alleen.

De geldboete bedraagt : 1° 50 euro tot 5.000 euro bij een overlading met minder dan 500 kg; 2° 100 euro tot 10.000 euro bij een overlading met 500 kg tot minder dan 1 000 kg; 3° 200 euro tot 20.000 euro bij een overlading met 1 000 kg tot minder dan 1 500 kg; 4° 300 euro tot 30.000 euro bij een overlading met 1 500 kg tot minder dan 2 000 kg; 5° 500 euro tot 50.000 euro bij een overlading met 2 000 kg tot minder dan 3 000 kg; 6° 750 euro tot 75.000 euro bij een overlading met 3 000 kg en meer. § 2. De bepalingen van boek I van het Strafwetboek, met inbegrip van hoofdstuk VII en artikel 85, gelden voor de inbreuken, bepaald in artikel 56. ».

Art. 11.In artikel 58 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° de woorden «, ingesteld bij de artikelen 57 en 58 van het decreet van 25 juni 1992 houdende diverse bepalingen tot begeleiding van de begroting 1992 » worden geschrapt;2° in § 1 wordt het tweede lid vervangen door wat volgt : « Dit bedrag wordt vastgesteld op : 1° 25 euro bij overlading met minder dan 500 kg;2° 50 euro bij een overlading met 500 kg tot minder dan 1 000 kg;3° 100 euro bij een overlading met 1 000 kg tot minder dan 1 500 kg;4° 150 euro bij een overlading met 1 500 kg tot minder dan 2 000 kg;5° 250 euro bij een overlading met 2 000kg tot minder dan 3 000kg;6° 375 euro bij een overlading met 3 000kg en meer.»; 3° § 2 wordt vervangen door wat volgt : « § 2.De onderneming is burgerrechtelijk aansprakelijk voor de betaling van de solidariteitsbijdrage waartoe de personen voor wie ze overeenkomstig artikel 1384 van het Burgerlijk Wetboek aansprakelijk is, veroordeeld worden. ».

Art. 12.In hetzelfde decreet wordt het opschrift van afdeling 3 vervangen door wat volgt : « Afdeling 3. - Administratieve athandeling ».

Art. 13.In hoofdstuk XIV, afdeling 3, van hetzelfde decreet, gewijzigd bij decreet van 22 december 1999, wordt het opschrift « Onderafdeling 1. - Algernene bepalingen » ingevoegd.

Art. 14.In artikel 59 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij decreet van 22 december 1999, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 2 worden de woorden « het overladingspercentage » vervangen door de woorden « de overlading »;2° aan § 2 worden een tweede lid en een derde lid toegevoegd, die luiden als volgt : « Als verzachtende omstandigheden aanwezig zijn, kan de wegeninspecteur-controleur of de Vlaamse Regering, na de overtreder en in voorkomend geval de onderneming gehoord te hebben, een administratieve geldboete onder de betreffende minimumbedragen opleggen. Als een overtreder binnen de positieve referteperiode opnieuw een inbreuk op artikel 56 pleegt, kan de administratieve geldboete bepaald worden op het dubbel van de minimumgeldboete overeenkomstig de overlading zoals bepaald in artikel 57, verhoogd met de opdeciemen. »; 3° in § 3 worden de woorden « ambtenaar aangeduid in uitvoering van artikel 61 » vervangen door het woord « wegeninspecteur »;4° in § 3 worden de woorden « ambtenaar die aangewezen is om administratieve geldboetes op te leggen » vervangen door de woorden « wegeninspecteur-controleur »;5° in § 3 worden de woorden « aangewezen ambtenaar » vervangen door de woorden « wegeninspecteur-controleur »;6° in § 4 worden de woorden « aangewezen ambtenaar » vervangen door de woorden « wegeninspecteur-controleur » ;7° in § 4 worden de woorden « ambtenaar » vervangen door de woorden « wegeninspecteur-controleur »;8° § 5 wordt vervangen door wat volgt : § 5.De onderneming is burgerrechtelijk aansprakelijk voor de betaling van de administratieve geldboete opgelegd aan de personen voor wie ze overeenkomstig artikel 1384 van het Burgerlijk Wetboek aansprakelijk is. »; 9° § 6 wordt vervangen door wat volgt : « § 6.Als de overtreder of de onderneming een woonplaats of vaste verblijfplaats in België heeft, kunnen de bevoegde personen, bedoeld in § 1 en § 4, de administratieve geldboete onmiddellijk innen met instemming van de overtreder.

Als de overtreder en de onderneming geen woonplaats of vaste verblijfplaats in België heeft, wordt de administratieve geldboete door de bevoegde personen, bedoeld in § 1 en § 4, verplicht onmiddellijk geïnd.

Deze sommen worden in consignatie gegeven. De nadere regels inzake onmiddellijke inning en de consignatie van de administratieve geldboete worden vastgesteld door de Vlaamse Regering.

Bovendien moet door de overtreder of de onderneming zonder woonplaats of vaste verblijfplaats in België een bijkomende som in consignatie worden gegeven, bestemd om de eventuele geldboete en de solidariteitsbijdrage te dekken. Het bedrag van deze som evenals de nadere regels inzake inning en consignatie, worden bepaald door de Vlaamse Regering. » . 10° er wordt een § 7 toegevoegd, die luidt als volgt : « § 7.Als de overtreder en de onderneming geen woonplaats of vaste verblijfplaats in België heeft, wordt het door de overtreder bestuurde voertuig op zijn kosten en risico ingehouden tot de sommen, bepaald in § 6, tweede en vierde lid, in consignatie gegeven zijn en het bewijs geleverd wordt dat de eventuele bewaringskosten van het voertuig betaald zijn.

Als de sommen bedoeld in het eerste lid binnen een termijn van zesennegentig uur, te rekenen vanaf de vaststelling van de overtreding, niet in consignatie gegeven zijn, mag de inbeslagneming van het voertuig bevolen worden door het openbaar ministerie.

Een bericht van inbeslagneming wordt binnen twee werkdagen naar de overtreder of de onderneming en de eigenaar van het voertuig gestuurd.

Het risico en de kosten voor het voertuig blijven tijdens de duur van het beslag ten laste van de overtreder of de onderneming.

Het beslag wordt opgeheven nadat het bewijs geleverd werd dat de sommen, bepaald in § 6, tweede en vierde lid, in consignatie gegeven zijn en de eventuele bewaringskosten van het voertuig werden betaald. ».

Art. 15.In hetzelfde decreet wordt een artikel 59bis ingevoegd, dat luidt als volgt : «

Artikel 59bis.§ 1. De wegeninspecteur-controleur kan, na de overtreder en in voorkomend geval de onderneming gehoord te hebben, geheel of gedeeltelijk uitstel van de tenuitvoerlegging van de betaling van de administratieve geldboete toekennen. § 2. Het uitstel is enkel mogelijk als in de negatieve referteperiode geen andere administratieve geldboete werd opgelegd aan de overtreder of er geen strafrechtelijke veroordeling is geweest op basis van dit decreet. § 3. Het uitstel geldt voor een proefperiode die ingaat vanaf de datum van kennisgeving van de beslissing tot oplegging van de administratieve geldboete.

De wageninspecteur-controleur kan de duur van de proefperiode vaststellen.

De duur van de proefperiode mag niet minder dan één jaar en niet meer dan drie jaar bedragen. § 4. Het uitstel wordt van rechtswege herroepen als een nieuwe inbreuk op artikel 56 wordt gepleegd gedurende de proefperiode en die nieuwe inbreuk leidt tot een administratieve geldboete of een strafrechtelijke veroordeling. § 5. Het bedrag van de administratieve geldboete moet betaald worden binnen dertig dagen na de herroeping van het uitstel. § 6. In geval van beroep tegen de beslissing van de wageninspecteur-controleur heeft de Vlaamse Regering dezelfde bevoegdheden als de wegeninspecteur-controleur wat betreft het uitstel. ».

Art. 16.In hoofdstuk XIV, afdeling 3, van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 22 december 1999, wordt tussen artikel 59bis en artikel 60 het opschrift « Onderafdeling 2. - Procedure ingezetenen » ingevoegd.

Art. 17.Artikel 60 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 19 december 1999, wordt vervangen door wat volgt : «

Artikel 60.§ 1. Als de overtreder of in voorkomend geval de onderneming een woonplaats of vaste verblijfplaats in België heeft, de administratieve geldboete niet onmiddellijk werd geïnd, de strafvordering niet vervallen of verjaard is en het opleggen van een administratieve geldboete overeenkomstig het bepaalde in het vorige artikel mogelijk is, geeft de wegeninspecteur-controleur, binnen de negentig dagen na ontvangst van de beslissing van de procureur des Konings, door middel van een aangetekende brief tegen ontvangstbewijs, de overtreder kennis van zijn beslissing tot het opleggen van een administratieve geldboete. Hij stelt in voorkomend geval de onderneming eveneens in kennis van de beslissing tot opleggen van de administratieve geldboete en wijst haar op haar burgerrechtelijke aansprakelijkheid voor de betaling van de administratieve geldboete.

Als de wegeninspecteur-controleur zijn beslissing niet tijdig meedeelt aan de overtreder, vervalt de mogelijkheid om een administratieve geldboete op te leggen. De betekening van de beslissing tot het opleggen van een administratieve geldboete doet de strafvordering vervallen. § 2. Deze kennisgeving vermeldt het bedrag van de administratieve geldboete. Ze vermeldt tevens uitdrukkelijk de mogelijkheid om binnen de dertig dagen na ontvangst van de kennisgeving verzet aan te tekenen tegen de beslissing. Verzet wordt schriftelijk aangetekend. Hieronder wordt verstaan een verzet per brief, per fax of per e-mail. De kennisgeving bevat de adressen waarop dat kan gebeuren.

Als niet tijdig schriftelijk verzet werd aangetekend, wordt de administratieve geldboete geacht definitief en onherroepelijk te zijn opgelegd en moet de boete binnen de dertig dagen na ontvangst van de kennisgeving betaald worden. Als wel tijdig verzet werd aangetekend, wordt de overtreder en in voorkomend geval de onderneming uitgenodigd op een hoorzitting.

Binnen de vijftien dagen na het instellen van het verzet stuurt de wegeninspecteur-controleur de overtreder en in voorkomend geval de onderneming een uitnodiging met een aangetekende brief tegen ontvangstbewijs.

Die uitnodiging vermeldt dag, plaats en uur van de hoorzitting. De hoorzitting mag op zijn vroegst dertig dagen na de verzending van de aangetekende brief plaatshebben. De uitnodiging vermeldt ten slotte de plaats waar en de periode waarin het dossier kan worden ingezien. Het dossier ligt ter inzage vanaf de datum van verzending van de uitnodiging. Een afschrift kan tegen een vergoeding, die overeenstemt met de kostprijs, verkregen worden.

De overtreder en de onderneming kunnen op de hoorzitting een nota indienen. Ze mogen zich laten bijstaan of vertegenwoordigen door een raadsman. Van de hoorzitting wordt een verslag opgemaakt.

Na de hoorzitting, ongeacht of de overtreder, de onderneming of de vertegenwoordigende raadsman die al dan niet heeft bijgewoond, neemt de wegeninspecteur-controleur de zaak onmiddellijk in beraad. De beslissing wordt met redenen omkleed. De wegeninspecteur-controleur deelt, met een aangetekende brief tegen ontvangstbewijs, zijn beslissing mee aan de overtreder en in voorkomend geval de onderneming binnen dertig dagen na de hoorzitting. Zo niet vervalt de administratieve geldboete stilzwijgend. § 3. Binnen dertig dagen na ontvangst van de beslissing van de wegeninspecteur-controleur, kan de overtreder en in voorkomend geval de onderneming in beroep gaan bij de Vlaamse Regering. Beroep wordt schriftelijk aangetekend. Hieronder wordt verstaan een beroep per brief, per fax of per e-mail. De kennisgeving van de beslissing bevat de adressen waarop dat kan gebeuren. Het beroep schorst de bestreden beslissing.

Als niet tijdig schriftelijk beroep wordt aangetekend, wordt de administratieve geldboete geacht definitief en onherroepelijk te zijn opgelegd en moet de boete binnen de dertig dagen na ontvangst van de kennisgeving betaald worden.

Als wel tijdig beroep werd aangetekend, nodigt de Vlaamse Regering of de ambtenaar aangewezen overeenkomstig § 4, door middel van een aangetekende brief tegen ontvangstbewijs, de overtreder en in voorkomend geval de onderneming uit op de hoorzitting binnen dertig dagen na het instellen van het beroep.

De uitnodiging vermeldt plaats, dag en uur waarop de hoorzitting zal plaatsvinden. De hoorzitting mag op zijn vroegst dertig dagen na de verzending van de aangetekende brief plaatshebben. De uitnodiging vermeldt ten slotte de plaats waar en de periode waarin het dossier kan worden ingezien. Het dossier ligt ter inzage vanaf de datum van verzending van de uitnodiging. Een afschrift kan tegen een vergoeding, die overeenstemt met de kostprijs, verkregen worden.

Binnen vijftien dagen na de verzending van de uitnodiging, bedoeld in het vorige lid, bevestigt de overtreder en in voorkomend geval de onderneming zijn aanwezigheid of vertegenwoordiging op de hoorzitting.

De bevestiging gebeurt schriftelijk. Hieronder wordt verstaan een bevestiging per brief, per fax of per e-mail. De uitnodiging bevat de adressen waarop dat kan gebeuren.

De procedure bedoeld in § 2, vijfde lid, is van overeenkomstige toepassing op de hoorzitting in het kader van het beroep.

Als er geen beslissing van de Vlaamse Regering of de ambtenaar, aangewezen overeenkomstig § 4, ter kennis is gebracht van de overtreder en in voorkomend geval van de onderneming, per aangetekende brief met ontvangstbewijs binnen een termijn van vier maanden nadat het beroep is ingesteld, vervalt de administratieve geldboete stilzwijgend. § 4. De Vlaamse Regering kan een of meer ambtenaren aanwijzen die de overtreder, de onderneming of de raadsman zullen horen en het beroep zullen uitspreken. Ze hebben een hogere rang dan de wegeninspecteur-controleur.

De Vlaamse Regering kan een vergoeding voor dossierkosten instellen voor de beroepsprocedure. In dat geval is het beroep pas ontvankelijk nadat het bewijs is geleverd dat deze vergoeding werd betaald. Deze vergoeding zal steeds worden terugbetaald als de administratieve boete vervalt na het instellen van het beroep. § 5. Als verzet werd aangetekend tegen de beslissing van de wegeninspecteur-controleur, bedoeld in § 1, moet de administratieve geldboete betaald worden binnen dertig dagen na ontvangst van de administratieve beslissing na de hoorzitting.

De wegeninspecteur-controleur of de Vlaamse Regering kan uitstel van betaling verlenen voor een door hem of haar bepaalde termijn. Een afbetaling in schijven kan eveneens worden toegestaan.

Als de overtreder of in voorkomend geval de onderneming in gebreke blijft de administratieve geldboete te betalen, wordt die geldboete bij dwangbevel ingevorderd. De Vlaamse Regering wijst de ambtenaren aan die gelast zijn dwangbevelen te geven en uitvoerbaar te verklaren.

Deze dwangbevelen worden betekend bij deurwaardersexploot met bevel tot betaling. » .

Art. 18.In hoofdstuk XIV, afdeling 3, van hetzelfde decreet, gewijzigd bij decreet van 22 december 1999, wordt tussen artikel 60 en artikel 60bis het opschrift « Onderafdeling 3. - Procedure niet-ingezetenen » ingevoegd.

Art. 19.Artikel 60bis van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 22 december 1999, wordt vervangen door wat volgt : «

Artikel 60bis.§ 1. Als de overtreder en in voorkomend geval de onderneming geen woonplaats of vaste verblijfplaats heeft in België, het openbaar ministerie beslist geen vervolging in te stellen en de strafvordering niet vervallen of verjaard is, geeft de wegeninspecteur-controleur, binnen negentig dagen na ontvangst van de beslissing van de procureur des Konings, de overtreder kennis van zijn beslissing tot vrijgave van de geconsigneerde administratieve geldboete ten bate van het Vlaams Infrastructuurfonds. De bijkomende som, bepaald in artikel 59, § 6, vierde lid, wordt teruggegeven. Hij stelt in voorkomend geval de onderneming eveneens in kennis van de beslissing tot vrijgave van de administratieve geldboete ten bate van het Vlaams Infrastructuurfonds.

Als de wegeninspecteur-controleur zijn beslissing niet tijdig meedeelt aan de overtreder en in voorkomend geval aan de onderneming of als de strafvordering vervallen of verjaard is, moeten de geconsigneerde administratieve geldboete en de bijkomende som onmiddellijk teruggestort worden.

Betekening van de beslissing tot vrijgave van de geconsigneerde administratieve geldboete doet de strafvordering vervallen. § 2. Deze kennisgeving vermeldt het bedrag van de geconsigneerde administratieve geldboete. Ze vermeldt tevens uitdrukkelijk de mogelijkheid om binnen zestig dagen na ontvangst van de beslissing verzet aan te tekenen tegen de beslissing. Het verzet wordt schriftelijk aangetekend. Hieronder wordt verstaan een verzet per brief, per fax of per e-mail. De kennisgeving bevat de adressen waarop dat kan gebeuren.

Voor de toepassing van dit artikel kiest de overtreder en in voorkomend geval de onderneming een woonplaats in België. Bij gebrek aan woonplaatskeuze ziet de overtreder of de onderneming af van de hoorzitting en van de beroepsmogelijkheid bepaald in dit artikel.

Als niet tijdig schriftelijk verzet werd aangetekend, wordt de boete definitief en onherroepelijk vrijgegeven ten bate van het Vlaams Infrastructuurfonds.

Als wel tijdig verzet wordt aangetekend, wordt de overtreder en in voorkomend geval de onderneming uitgenodigd op een hoorzitting.

Binnen de vijftien dagen na het instellen van het verzet stuurt de wegeninspecteur-controleur de overtreder en in voorkomend geval de onderneming een uitnodiging met een aangetekende brief tegen ontvangstbewijs naar de gekozen woonplaats in België.

Deze uitnodiging vermeldt dag, plaats en uur van de hoorzitting. De hoorzitting mag op zijn vroegst zestig dagen na de verzending van de aangetekende brief plaatshebben. De uitnodiging vermeldt ten slotte de plaats waar en de periode waai-in het dossier kan worden ingezien. Het dossier ligt ter inzage vanaf de datum van verzending van de uitnodiging. Een afschrift kan tegen een vergoeding, bepaald door de Vlaamse Regering, verkregen worden.

De overtreder en de onderneming kunnen op de hoorzitting een nota indienen. Ze mogen zich laten bijstaan of vertegenwoordigen door een raadsman. Van de hoorzitting wordt een verslag opgemaakt.

Na de hoorzitting, ongeacht of de overtreder, de onderneming of de vertegenwoordigende raadsman die al dan niet heeft bijgewoond, neemt de wegeninspecteur-controleur de zaak onmiddellijk in beraad. De beslissing wordt met redenen omkleed. De wegeninspecteur-controleur deelt met een aangetekende brief tegen ontvangstbewijs zijn beslissing mee aan de overtreder en in voorkomend geval aan de onderneming binnen dertig dagen na de hoorzitting. Zo niet vervalt de administratieve geldboete stilzwijgend. § 3. Binnen zestig dagen na ontvangst van de beslissing van de wegeninspecteur-controleur, kan de overtreder en in voorkomend geval de onderneming in beroep gaan bij de Vlaamse Regering. Beroep wordt schriftelijk aangtekend. Hieronder wordt verstaan een beroep per brief, per fax of per e-mail. De kennisgeving van de beslissing bevat de adressen waarop dat kan gebeuren. Het beroep schorst de bestreden beslissing.

Als niet tijdig schriftelijk beroep werd aangetekend, wordt de boete definitief en onherroepelijk vrijgegeven ten bate van het Vlaams Infrastructuurfonds.

Als wel tijdig beroep werd aangetekend, nodigt de Vlaamse Regering of de ambtenaar, aangewezen overeenkomstig het zesde lid, met een aangetekende brief tegen ontvangstbewijs de overtreder en in voorkomend geval de onderneming uit op de hoorzitting, binnen dertig dagen na het instellen van het beroep.

De uitnodiging vermeldt plaats, dag en uur waarop de hoorzitting zal plaatsvinden. De hoorzitting mag op zijn vroegst zestig dagen na de verzending van de aangetekende brief plaatshebben. De uitnodiging vermeldt ten slotte de plaats waar en de periode waarin het dossier kan worden ingezien. Het dossier ligt ter inzage vanaf de datum van verzending van de uitnodiging. Een afschrift kan tegen een vergoeding, bepaald door de Vlaamse Regering, verkregen worden.

Binnen dertig dagen na de verzending van de uitnodiging, bedoeld in het vorige lid, bevestigt de overtreder of in voorkomend geval de onderneming zijn aanwezigheid of vertegenwoordiging op de hoorzitting.

De bevestiging gebeurt schriftelijk. Hieronder wordt verstaan een bevestiging per brief, per fax of per e-mail. De uitnodiging bevat de adressen waarop dat kan gebeuren.

De procedure bepaald in § 2, vijfde lid, is van overeenkomstige toepassing op de hoorzitting in het kader van het beroep.

Als er geen beslissing van de Vlaamse Regering of van de ambtenaar, aangewezen overeenkomstig het zesde lid, ter kennis is gebracht van de overtreder en in voorkomend geval van de onderneming, per aangetekende brief met ontvangstbewijs binnen een termijn van vijf maanden nadat het beroep is ingesteld, vervalt de administratieve geldboete stilzwijgend.

De Vlaamse Regering kan een of meer ambtenaren aanwijzen die de overtreder, de onderneming of de raadsman zullen horen en het beroep zullen uitspreken. Ze hebben een hogere rang dan de wegeninspecteur-controleur.

De Vlaamse Regering kan een vergoeding voor dossierkosten vaststellen voor de beroepsprocedure. In dat geval is het beroep pas ontvankelijk nadat het bewijs is geleverd dat deze vergoeding werd betaald.

Deze vergoeding zal steeds worden terugbetaald als de administratieve boete vervalt na het instellen van het-beroep. § 4. Als de administratieve geldboete definitief wordt opgelegd, wordt de geconsigneerde administratieve geldboete vrijgegeven ten bate van het Vlaams Infrastructuurfonds.

Als het voertuig in beslag genomen werd, wordt de Administratie van de Belasting over de Toegevoegde Waarde, Registratie en Domeinen belast met de verkoop van het voertuig als de administratieve geldboete en de bewaringskosten niet betaald werden binnen zestig dagen na het verstrijken van de beroepstermijn, bepaald in § 3, eerste lid, als geen beroep werd ingediend, of binnen zestig dagen na de verzending van de betekening, bepaald in § 3, vijfde lid, als beroep werd ingediend. Na aftrek van de administratieve geldboete en de bewaringskosten wordt het eventuele overschot van de opbrengst terugbetaald. § 5. Als de administratieve geldboete al dan niet stilzwijgend vervalt, wordt de geconsigneerde administratieve geldboete of het in beslag genomen voertuig teruggegeven aan de overtreder of de onderneming. » .

Art. 20.In hoofdstuk XIV, gewijzigd bij decreet van 22 december 1999, wordt tussen artikel 60bis en artikel 60ter het opschrift « Afdeling 4. - Strafvervolging » ingevoegd.

Art. 21.Artikel 60ter van hetzelfde decreet wordt opgeheven.

Art. 22.In artikel 60quater van hetzelfde decreet, ingevoegd bij decreet van 22 december 1999, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° tussen de woorden « in voorkomend geval de » en het woord « som » wordt het woord « bijkomende » ingevoegd;2° de woorden « in artikel 60bis, § 1, tweede lid » worden vervangen door de woorden « in artikel 59, § 6, derde lid »;3° de woorden « de forfaitaire bijdrage, bedoeld in artikel 58, § 1 » worden vervangen door de woorden « de solidariteitsbijdrage »;4° het woord « niet » tussen het woord « bewaringskosten » en de woorden « zijn betaald » wordt geschrapt.

Art. 23.In artikel 60quinquies van hetzelfde decreet, ingevoegd bij decreet van 22 december 1999, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 1 wordt tussen de woorden « in voorkomend geval de » en het woord « som » het woord « bijkomende » ingevoegd;2° in § 1 worden de woorden « in artikel 60bis, § 1, tweede lid » vervangen door de woorden « in artikel 59, § 6, derde lid »;3° in § 2 wordt tussen de woorden « in voorkomend geval de » en het woord « som » het woord « bijkomende » ingevoegd;4° in § 2 worden de woorden « in artikel 60bis, § 1, tweede lid » vervangen door de woorden « in artikel 59, § 6, derde lid »;5° in § 2 worden de woorden « de forfaitaire bijdrage, bedoeld in artikel 58, § 1 » vervangen door de woorden « de solidariteitsbijdrage ».

Art. 24.In artikel 62 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 2 worden tussen de woorden « aan de overtreder » en het woord « toegestuurd » de woorden « en in voorkomend geval aan de onderneming » ingevoegd;2° er wordt een § 3 toegevoegd, die luidt als volgt : « § 3.De onderneming moet binnen acht dagen na ontvangst van het afschrift van het procesverbaal aan de wegeninspecteur-controleur bevestigen dat ze, overeenkomstig artikel 1384 van het Burgerlijk Wetboek burgerrechtelijk aansprakelijk is voor de overtreder. ». HOOFDSTUK IX. - Oppervlaktewateren

Art. 25.Artikel 35quinquies van de wet van 26 maart 1971 op de bescherming van de oppervlaktewateren tegen verontreiniging, ingevoegd bij decreet van 25 juni 1992 en gewijzigd bij de decreten van 18 december 1992, 22 december 1993, 21 december 1994, 20 december 1996, 19 december 1997, 19 december 1998, 22 december 2000 en 19 december 2003, wordt vervangen door wat volgt : «

Artikel 35quinquies.§ 1. Voor de heffingsplichtigen die niet onder artikel 35quater vallen, wordt de vuilvracht als volgt berekend : N = N1 + N2 + N3 + Nk waarin : N = de vuilvracht uitgedrukt in vervuilingseenheden; *N 1 = Qd/180 x [a +0,35 x ZS/500 +0,45 (2 x BZV + CZV)/1350 x (0,40 + 0,60 x d) N1 : de vuilvracht veroorzaakt door de lozing van de zuurstolbindende stoffen en de zwevende stoffen uitgedrukt in vervuilingseenheden;

Qd : het volume, uitgedrukt in liter, van het afvalwater geloosd in een etmaal tijdens de maand van grootste bedrijvigheid van het jaar voorafgaand aan het heffingsjaar; a : - deze term is gelijk aan nul voor de heffingsplichtigen die zijn aangesloten op het openbaar hydrografisch net, zoals bedoeld in artikel 1, en bovendien beschikken over een milieurespectievelijk lozingsvergunning voor lozing op het openbaar hydrografisch net; - deze term is in de overige gevallen gelijk aan 0,20;

ZS : het gehalte aan stoffen in suspensie, uitgedrukt in mgll, van het afvalwater waarop Qd betrekking heeft;

BZV : de biochemische zuurstofbehoefte gedurende 5 dagen, uitgedrukt in mgll, van het afvalwater waarop Qd betrekking heeft;

CZV. de chemische zuurstofbehoefte, uitgedrukt in mg/1, van het afvalwater waarop Qd betrekking heeft; d : correctiefactor wanneer het gaat om seizoensgebonden of niet-continue activiteiten waarbij minder dan 225 kalenderdagen per jaar afvalwater wordt geloosd en hiervan het bewijs geleverd wordt; d is dan gelijk aan het quotiënt van het aantal dagen waarin afvalwater werd geloosd en 225.

Indien er in het jaar voorafgaand aan het beschouwde heffingsjaar gedurende verschillende etmalen metingen zijn gebeurd van het dagdebiet en de samenstelling van het geloosde afvalwater, dan wordt als N 1 het rekenkundig gemiddelde van de op dagbasis berekende NI-componenten genomen.

Indien er in het jaar voorafgaand aan het beschouwde heffingsjaar in verschillende maanden metingen zijn gebeurd van het dagdebiet en de samenstelling van het geloosde afvalwater, dan wordt als maand van de grootste bedrijvigheid die maand in aanmerking genomen waarvan het rekenkundig gemiddelde van de op dagbasis berekende Nl-component het grootst is.

Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld waarin : N2 = de vuilvracht veroorzaakt door de lozing van de beschouwde zware metalen uitgedrukt in vervuilingseenheden;

Qj = het volume afvalwater, uitgedrukt in kubieke meter, geloosd in het jaar voorafgaand aan het heffingsjaar;

Hg, Ag, Cd, Zn, Cu, Ni, Pb, As, Cr : de in het geloosde afvalwater gemeten gehaltes, van het afvalwater waarop Qd betrekking heeft, uitgedrukt in mgll, van de respectieve stoffen : kwik, zilver, cadmium, zink, koper, nikkel, lood, arseen en chroom. *N3 = Qj x (N + P)/10000 waarin : N3 : de vuilvracht veroorzaakt door de lozing van de beschouwde nutriënten, uitgedrukt in vervuilingseenheden;

Qj : het volume afvalwater, uitgedrukt in kubieke meter, geloosd in het jaar voorafgaand aan het beschouwde heffingsjaar;

N : het in het geloosde afvalwater gemeten gehalte aan totale stikstof, uitgedrukt in mg N/l;

P : het in het geloosde afvalwater gemeten gehalte aan totale fosfor, uitgedrukt in mg P/1; *Nk = a (K x 0,0004) waarin : Nk : de vuilvracht veroorzaakt door het lozen van koelwater;

K : het thermisch belast koelwater, uitgedrukt in kubieke meter per jaar, dat in het jaar voorafgaand aan het heffingsjaar werd geloosd.

Met ingang van het heffingsjaar 1992 wordt de hoeveelheid geloosd koelwater geacht overeen te stemmen met : - hetzij, de in de lozings- of milieuvergunning toegelaten hoeveelheid; - hetzij, de hoeveelheid aangegeven in de vóór 1 september 1991 ingediende lozingsvergunningsaanvraag, zolang over deze laatste nog geen uitspraak is gedaan, tenzij de heffingsplichtige het bewijs levert dat de reëel geloosde hoeveelheid kleiner is.

De regering stelt de nadere regels hiervan vast; a : deze term is gelijk aan 0,825 voor de heffingsjaren 1992, 1993, 1994 en 1995 en is gelijk aan 0,550 met ingang van het heffingsjaar 1996. § 2. De bemonstering en de analyses van de in § 1 bedoelde parameters moeten worden uitgevoerd door een door de regering erkend laboratorium, zoals bepaald in het besluit van 6 februari 1991 houdende vaststelling van het Vlaamse Reglement betreffende de Milieuvergunning. § 3. De regering kan de nadere regels vaststellen aangaande de wijze waarop de gegevens met betrekking tot het geloosde afvalwater kunnen worden bepaald voor de toepassing van de in § 1 aangegeven berekeningsmethode. § 4. Heffingsplichtigen die de toepassing wensen van de in § 1 bedoelde berekeningsmethode moeten zelf zorgen voor meet- en bemonsteringsresultaten afkomstig van een op eigen initiatief uitgevoerde meetcampagne door een door de regering erkend laboratorium.

Indien de heffïngsplichtige en de Maatschappij in het jaar voorafgaand aan het heffingsjaar monsternemingen hebben laten uitvoeren en de overeenkomstig § 1 vastgestelde N1-waarde, berekend op basis van de resultaten van de Maatschappij, 30 % hoger ligt dan de N1-waarde bepaald op grond van de resultaten van de heffingsplichtige, worden de componenten Nl, N2 en N3, bedoeld in § 1, uitsluitend berekend op basis van de resultaten van de Maatschappij.

In dit geval worden de kosten voor monsterneming en analyses die als basis dienen voor bedoelde heffing ten laste gelegd aan de heffingsplichtige. § 5. Indien de heffïngsplichtige niet beschikt over geldige meet- en bemonsteringsgegevens, vermeld in § 4, eerste lid, én indien § 6 of § 7 van dit artikel niet van ioepassing is, kan de Maatschappij de in § 1 bedoelde berekeningsmethode toepassen voor zover de nodige gegevens beschikbaar zijn en voor zover dit resulteert in een hogere vuilvracht dan de vuilvracht berekend volgens artikel 35septies, en dit zonder verhaal van de betrokken heffingsplichtige voor wat de keuze van de berekeningsmethode betreft. In dit geval worden de kosten van de VMM-campagne ten laste gelegd van de heffingsplichtige. § 6. Indien de heffïngsplichtige voor één of meer componenten N1, N2 of N3 niet beschikt over meet- en bemonsteringsgegevens zoals bedoeld in § 4, eerste lid, kan hij bij de aangifte, bedoeld in artikel 35octies, § l, een schriftelijke aanvraag tot afwijking van de toepassing van artikel 35septies en van § 1 van dit artikel voegen.

Indien de Maatschappij dit verzoek aanvaardt, zal de vuilvracht van de componenten waarvoor de heffingsplichtige niet beschikt over meet- en bemonsteringsgegevens, zoals bedoeld in § 4, eerste lid, vastgesteld worden op 1,5 maal het rekenkundig gemiddelde van respectievelijk de N1-, N2- of N3-componenten vastgesteld voor de drie opeenvolgende voorgaande heffingsjaren.

Voor de hefftingsplichtige waarvan de heffingsplicht ontstaan is maximum drie kalenderjaren vóór het heffingsjaar waarvoor de hefftngsplichtige voor één of meer componenten N1, N2 of N3 niet beschikt over meet- en bemonsteringgegevens, zoals bedoeld in § 4, eerste lid, kunnen tevens maximum drie heffingsjaren, volgend op het heffingsjaar waarvoor de heffingsplichtige voor één of meer van de componenten niet beschikt over meet- en bemonsteringsresuftaten, aanvullend worden gebruikt voor de berekening van de vuilvracht van de componenten overeenkomstig het eerste lid. Samen met het heffingsjaar waarvoor de heffmgsplichtige voor één of meer componenten N1, N2 of N3 niet beschikt over meet- en bemonsteringsresultaten, zoals bedoeld in § 4, eerste lid, moeten de heffingsjaren waarvan de vuilvracht in rekening gebracht wordt vier opeenvolgende heffingsjaren vormen. Deze helfingsplichtige moet een schriftelijke aanvraag tot herberekening van de vuilvracht van de componenten overeenkomstig het eerste lid indienen ten laatste op 1 april van het jaar volgend op het laatste betrokken heffingsjaar dat gebruikt wordt voor de herberekening.

Deze bepaling is van toepassing op voorwaarde dat : 1° de vuilvracht van de componenten N1, N2 of N3 waarvoor de heffingsplichtige niet beschikt over meet- en bemonsteringsresultaten, voor drie opeenvolgende heffingsjaren gebaseerd is op meet- en bemonsteringsgegevens die voldoen aan de vereisten bepaald in § 3 en in § 4, eerste lid, 2° in het jaar voorafgaand aan het heffingsjaar de productieprocessen dezelfde zijn als deze in drie opeenvolgende jaren en het waterverbruik Q, het geloosd jaarafvalwatervolume Q en de geloosde vuilvracht N in het jaar voorafgaand aan het heffingsjaar gelijkaardig is aan het waterverbruik Q, het geloosd jaarafvalwatervolume Qj en de geloosde vuilvracht N, gebruikt voor het vaststellen van de heffing voor drie opeenvolgende jaren; 3° in het jaar voorafgaand aan het heffingsjaar geen vaststellingen zijn gedaan m.b.t. het niet of onvoldoende functioneren van de aanwezige zuiveringsapparatuur; 4° in het jaar voorafgaand aan het heffingsjaar geen inbreuken werden vastgesteld inzake de lozing van afvalwater door middel van een proces-verbaal van overtreding of een vaststellingsverslag bedoeld in artikel 35decies, § 2, waaruit blijkt dat de heiiingsplichtige handelt met opzet om de heffing geheel of gedeeltelijk te ontwijken;5° uit de bij de aangifte gevoegde verantwoordingsstukken blijkt dat aan de voorwaarden bepaald onder 1° tot 4° is voldaan. Indien bovenvermelde regeling toegepast wordt op één of meer van de componenten N1, N2 of N3, kan artikel 35septies niet meer toegepast worden op één of meer van de overige componenten N1, N2 of N3, en dit zonder verhaal van de betrokken heffingsplichtige voor wat de keuze van de berekeningsmethode betreft. § 7. Indien de bepalingen van § 6 op één of meer componenten N1, N2 of N3 van toepassing zijn, én de Maatschappij heeft in het jaar voorafgaand aan het heffingsjaar monsternemingen laten uitvoeren conform § 3, dan worden deze meet- en bemonsteringsresultaten voor alle componenten gebruikt bij de berekening van de vuilvracht voor zover de som van de componenten N1, N2 en N3 berekend op basis van deze metingen hoger is dan de som van de vuilvracht van de componenten N1, N2 en N3, hetzij berekend volgens § 1, hetzij berekend volgens § 6. In dit geval worden de kosten van de VMM-campagne ten laste gelegd van de heffingsplichtige. § 8. Elke heffingsplichtige die in de loop van het jaar voorafgaand aan het heffingsjaar zorgt voor een sterke en blijvende daling van de vuilvracht veroorzaakt door het geloosde afvalwater, hetzij door investeringen in het productieproces of zuiveringstechnische werken, hetzij door het stopzetten van bepaalde verontreinigende activiteiten, en hiervan het bewijs kan leveren, kan voor de berekening van de heffing een evenredige opsplitsing bekomen op voorwaarde dat voor elke periode geldige meet- en bemonsteringsgegevens met betrekking tot het geloosde afvalwater, overeenkomstig de bepalingen van dit artikel, beschikbaar zijn.

Indien voor de periode vóór het realiseren van de bedoelde sterke en blijvende daling van de vuilvracht geen meet- en bemonsteringsgegevens met betrekking tot het geloosde afvalwater, overeenkomstig de bepalingen van dit artikel, beschikbaar zijn, dan wordt voor deze periode de heffing berekend overeenkomstig artikel 35septies. Ingeval meet- en bemonsteringsgegevens met betrekking tot de periode na de aanpassing of stopzetting ontbreken, wordt de heffing voor het volledige jaar berekend overeenkomstig de in § 1 bedoelde berekeningsmethode op basis van de gegevens van de periode vóór de wijziging of stopzetting. § 9. Elke heffingsplichtige die acties onderneemt om te komen tot een in § 8 bedoelde sterke en blijvende daling van de vuilvracht, stelt de leidend ambtenaar minstens 1 maand voorafgaand aan de wijziging schriftelijk op de hoogte van : 1° ofwel de ingebruikname van een nieuw productieproces;2° ofwel de ingebruikname van een zuiveringstechnische installatie;3° ofwel het stopzetten van de verontreinigende activiteit. § 10. Indien in de loop van het jaar voorafgaand aan het heffingsjaar overeenkomstig § 8 twee perioden worden onderscheiden, dan neemt de tweede periode slechts een aanvang op de eerste dag van de maand waarin de meting en bemonstering van het afvalwater overeenkomstig de bepalingen van dit artikel uitgevoerd werd en waaruit de in § 8 bedoelde sterke en blijvende daling van de vuilvracht blijkt. § 11. De in § 8 vermelde regeling geldt niet voor seizoensgebonden activiteiten. § 12. Vanaf het heffingsjaar 2005 wordt Qj als volgt bepaald : Qj : het jaarvolume geloosd afvalwater (Qj) is de gedurende het volledig kalenderjaar voorafgaand aan het heffingsjaar geloosde hoeveelheid afvalwater, uitgedrukt in m3, vastgesteld met behulp van een continu werkend debietmeetsysteem, waarbij doorlopend het geloosde dagdebiet wordt gemeten en dagelijks geregistreerd volgens de door de regering vastgestelde regels. Bij ontstentenis van deze meting wordt Qj vastgesteld als de som van het in het jaar voorafgaand aan het heffingsjaar door de drinkwatermaatschappij geleverde drinkwater en van de gedurende het jaar voorafgaand aan het heffingsjaar ontvangen hoeveelheid oppervlaktewater, grondwater, hemelwater en ander water uitgedrukt in m', verminderd met de hoeveelheid water gebruikt als koelwater voor zover dit koelwater niet samen met het afvalwater geloosd wordt.

De af te trekken hoeveelheid water gebruikt als koelwater is gelijk aan het volume gemeten aan de hand van een continue debietmeting met registratie volgens de door de regering vastgestelde regels. Indien de hoeveelheid gebruikt als koelwater niet is vastgesteld door middel van debietmeetapparatuur, wordt deze hoeveelheid onweerlegbaar vermoed gelijk te zijn aan het geloosde volume vergund koelwater zoals bedoeld in § 1.

De opgenomen hoeveelheid grondwater is gelijk aan het. volume gemeten aan de hand van een continue debietmeting met registratie volgens de door de regering vastgestelde regels.

Indien de heffingsplichtige het opgenomen grondwater niet kan aantonen met behulp van een verzegelde debietmeting met registratie, wordt onweerlegbaar vermoed dat deze hoeveelheid gelijk is aan het grondwatervolume bepaald overeenkomstig artikel 28quater, § 2, van het decreet van 24 januari 1984 houdende maatregelen inzake het grondwaterbeheer met uitzondering van de bepaling onder 2°, a).

De opgenomen hoeveelheid oppervlaktewater is gelijk aan het volume gemeten aan de hand van een continue debietmeting met registratie volgens de door de regering vastgestelde regels.

Wanneer de hoeveelheid opgenomen oppervlaktewater niet vastgesteld is door middel van een verzegelde debietmeting met registratie, wordt deze hoeveelheid onweerlegbaar vermoed gelijk te zijn aan het gecapteerde volume water dat de beheerder van de betrokken waterweg het jaar voorafgaand aan het heffingsjaar in aanmerking heeft genomen voor het bepalen van de vergoeding voor de vergunning voor de watervang in het kader van de wetgeving inzake het capteren van oppervlaktewater, vastgesteld bij decreet van 21 december 1990 houdende begrotingstechnische bepalingen, alsmede bepalingen tot begeleiding van de begroting 1991.

Bij captaties uit onbevaarbare oppervlaktewateren en captaties van minder dan 500 m3 per jaar wordt onweerlegbaar vermoed dat de opgenomen hoeveelheid oppervlaktewater gelijk is aan : de som van de nominale capaciteit van de pompen, uitgedrukt in m3 per uur, vermenigvuldigd met T; daarbij is : - voor seizoensgebonden irrigatie in open lucht voor land- en tuinbouw in hoofdactiviteit : T = 200; - voor andere seizoensgebonden activiteiten of activiteiten van beperkte duur : T = 10 x het reële aantal dagen dat de oppervlaktewaterwinning in gebruik geweest is; - in de overige gevallen : T = 2000.

Het overeenkomstig het vorige lid berekende volume oppervlaktewater van meer dan 500 m3 wordt teruggebracht tot 500 m3.

Voor de toepassing van dit artikel wordt onder hemelwater verstaan, het hemelwater dat gebruikt wordt voor de activiteiten van de in bijlage vermelde sectoren of vervuild wordt of samen met het afvalwater geloosd wordt.

De ontvangen hoeveelheid hemelwater is gelijk aan het volume gemeten aan de hand van een continue debietmeting met registratie volgens de door de regering vastgestelde regels.

Indien de heffingsplichtige het in het jaar voorafgaand aan het heffingsjaar volume ontvangen hemelwater niet kan aantonen aan de hand van een verzegelde debietmeting voorzien van registratie, wordt de hoeveelheid hemelwater gelijkgesteld aan 800 l/m2 afspoelbare of vervuilde oppervlakte, tenzij de hefingsplichtige aan de hand van de gegevens afkomstig van het Koninklijk Meteorologisch Instituut, kan aantonen dat de neerslag kleiner is dan 800 l/m2.

In afwijking van de vorige paragrafen, moeten de systemen voor de registratie van het debiet die vóór 1 januari 2004 in gebruik werden genomen, uiterlijk op 1 januari 2008 zijn verzegeld door de maatschappij. De overige debietmetingssystemen moeten bij de indienstname worden verzegeld indien de heffingsplichtige hiervan gebruik wil maken voor de bepaling van Qj. § 13. Indien de maatschappij onvergunde lozingen bewijst, zal de heffingsplichtige voor de jaren waarin de onregelmatigheden zich hebben voorgedaan, geen aanspraak meer kunnen maken op de berekening van de heffing volgens artikel 35quinquies.

De betreffende meet- en bemonsteringsresultaten worden onweerlegbaar vermoed onjuist te zijn en de heffing wordt herberekend overeenkomstig artikel 35septies en artikel 35terdecies, § 2. § 14.Wanneer geldige tegenanalyses zijn uitgevoerd conform de bepalingen van artikel 35quinquies van de wet en de in uitvoering hiervan genomen besluiten, wordt voor de bepaling van de componenten N1, N2 en N3, bedoeld in § 1, op dagbasis per parameter het gemiddelde genomen van de resultaten van de analyses en tegenanalyses. ».

Art. 26.In artikel 35septies, § 1, van dezelfde wet, ingevoegd bij decreet van 25 juni 1992 en gewijzigd bij de decreten van 22 december 1993, 21 december 1994, 19 december 1997, 19 december 1998, 21 december 2001, 27 juni 2003 en 19 december 2004, wordt het eerste lid vervangen door wat volgt : « Onverminderd de toepassing van artikel 35quinquies, §§ 5, 6 en 7 wordt bij het niet of onvolledig voorhanden zijn van de gegevens, bedoeld in artikel 35quinquies, § 4, eerste lid, de vuilvracht voor één of meer van de componenten N1, N2 en N3 als volgt berekend. ».

Art. 27.De Maatschappij past ten aanzien van heffingsdossiers die nog niet afgesloten zijn of die het voorwerp uitmaken van een aansprakelijkheidsvordering voor hoven en rechtbanken, na schriftelijke aanvraag van de heffingsplichtige, ingediend ten laatste één jaar na publicatie van dit decreet, artikel 35quinquies, §§ 6 en 7, toe op de heffingen gevestigd voor de vorige heffingsjaren, voor zover op basis van verantwoordingstukken wordt aangetoond dat voldaan is aan de in artikel 35quinquies, § 6, gestelde voorwaarden.

In dat geval kan, in afwijking van artikel 418 WIB, enkel het verschil tussen het heffingsbedrag en de eventuele heffingsverhoging én het bedrag berekend door toepassing van de bepalingen van artikel 35quinquies, §§ 6 en 7, en de eventuele heffingsverhoging terugbetaald worden aan de heffingsplichtige.

Alle kosten verbonden aan eerdere betwistingen in dit verband blijven ten laste van de heffingsplichtige. HOOFDSTUK X. - Flanders Hydraulics

Art. 28.Artikel 8 van het decreet van 31 januari 2003 betreffende de oprichting van een eigen vermogen Flanders Hydraulics wordt opgeheven. HOOFDSTUK XI. - Onderwijs Afdeling I. - Hogescholen

Art. 29.Artikel 178 van het decreet van 13 juli 1994 betreffende de hogescholen in de Vlaamse Gemeenschap wordt gewijzigd als volgt : 1° § 1 wordt vervangen door wat volgt : « § 1.Het bedrag bestemd voor het hoger onderwijs verstrekt door de hogescholen is in het begrotingsjaar 2005 gelijk aan 536.011.719,26 euro.

Dit bedrag wordt jaarlijks verhoogd met aanvullende middelen, zoals vermeld in artikel 183bis, § 2, 2°, en met middelen voor de academisering van de opleidingen van twee cycli, zoals vermeld in artikel 190, § 3. »; 2° § 3 wordt opgeheven.

Art. 30.Artikel 184 van hetzelfde decreet wordt als volgt gewijzigd : 1° § 1 wordt vervangen door wat volgt : « § 1.Vanaf 2006 worden de werkingsuitkeringen jaarlijks op de volgende wijze aangepast : 0,8 x (Ln/L05) + 0,2 x (Cn/C05), waarbij : Ln/L05 gelijk is aan de verhouding tussen de geraamde index van de eenheidsloonkosten op het einde van het betrokken begrotingsjaar en de index van de eenheidsloonkosten op het einde van het begrotingsjaar 2005;

Cn/C04 gelijk is aan de verhouding tussen de geraamde index van de consumptieprijzen op het einde van het betrokken begrotingsjaar en de index van de consumptieprijzen op het einde van het begrotingsjaar 2005. »;2° in § 2 wordt het jaartal « 2004 » vervangen door « 2005 ». Afdeling II. - Basisonderwijs

Art. 31.In het decreet basisonderwijs van 25 februari 1997 wordt in artikel 80, § 1, het woord « administratief » vervangen door het woord « rekenplichtig-correspondenten- ». Afdeling III. - Werkingsmiddelen Universiteit Gent en tUL

Art. 32.Artikel 130, § 2, 2°, van het decreet van 12 juni 1991 betreffende de universiteiten in de Vlaamse Gemeenschap, ingevoegd bij het decreet van 7 december 2001 en vervangen bij de decreten van 4 april 2003 en 24 december 2004, gedeeltelijk vernietigd bij het arrest 2912005 van 9 februari 2005 van het Arbitragehof, wordt vervangen door wat volgt : « 2° voor de jaren 2002, 2003, 2004, 2005 en 2006 is het forfaitair bedrag, uitgedrukt in duizend euro, voor elke universiteit vastgesteld als volgt : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld

Art. 33.Artikel 130, § 3, 2°, van het decreet van 12 juni 1991 betreffende de universiteiten in de Vlaamse Gemeenschap, ingevoegd bij het decreet van 7 december 2001, gewijzigd bij het decreet van 14 februari 2003 en vervangen bij het decreet van 4 april 2003, gedeeltelijk vernietigd bij het arrest 2912005 van 9 februari 2005 van het Arbitragehof, wordt vervangen door wat volgt : « 2° De Vlaamse universiteiten ontvangen voor de jaren 2002, 2003, 2004, 2005 en 2006 extra bijdragen aan werkingsuitkeringen, uitgedrukt in duizend euro : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Afdeling IV. - Universiteitendecreet

Art. 34.Artikel 136 van het decreet van 12 juni 1991 betreffende de universiteiten in de Vlaamse Gemeenschap, ingevoegd bij het decreet van 7 december 2001 en vervangen bij het decreet van 4 april 2003 en het decreet van 24 december 2004, wordt gewijzigd als volgt : 1° § 1, 2° wordt vervangen door wat volgt : « 2° De universiteiten, vermeld in artikel 3, 1°, 2°, b), 3°, 4°, b) en c), en 6°, ontvangen voor de jaren 2005 en 2006 voor de uitgaven die voortvloeien uit de wettelijke en conventionele werkgeversbijdragen en -lasten, met inbegrip van de door de instellingen gefinancierde aanvullende pensioenen, om een gelijkwaardig statuut te verzekeren als voor de universiteiten, vermeld in artikel 3, 2°, a), 4°, a), en 5°, de volgende bedragen, uitgedrukt in duizend euro : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld 2° § 2, 2° wordt vervangen door wat volgt : « 2° De Vlaamse universiteiten ontvangen voor de jaren 2002 tot en met 2006 de volgende aanvullende wettelijke en conventionele werkgeversbijdragen, uitgedrukt in duizend euro : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Afdeling V.- Werkingssubsidie ITG

Art. 35.In artikel 15, § 2, van het decreet van 18 mei 1999 betreffende sommige instellingen van openbaar nut voor postinitieel onderwijs, wetenschappelijk onderzoek en wetenschappelijke dienstverlening, zoals gewijzigd bij de decreten van 20 april 2001, 7 december 2001, 21 december 2001, 14 februari 2003, 4 april 2003, 19 december 2003 en 24 december 2004, worden de woorden « voor het begrotingsjaar 2003 vastgesteld op 8.319.000 euro » vervangen door de woorden « voor het begrotingsjaar 2005 vastgesteld op 8.594.000 ». HOOFDSTUK XII. - Financiën Afdeling I. - Decreet van 22 december 1995 houdende bepalingen tot

begeleiding van de begroting 1996

Art. 36.In artikel 39, § 1, van het decreet van 22 december 1995 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 1996, gewijzigd bij decreten van 8 juli 1996, 8 juli 1997, 15 juli 1997, 7 juli 1998, 18 mei 1999, 30 juni 2000, 6 juli 2001, 7 mei 2004 en 24 december 2004, wordt tussen het derde en het vierde lid een nieuw lid ingevoegd, dat luidt als volgt : « Titel VII, hoofdstuk VIII, afdeling IVbis, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, zoals ingevoegd bij artikel 332 van de Programrnawet van 27 december 2004, is niet van toepassing op de ingevolge deze afdeling verschuldigde sommen, interesten, administratieve geldboeten en kosten. ». Afdeling II. - Decreet van 19 april 1995 houdende maatregelen ter

bestrijding en voorkoming van leegstand en verwaarlozing van bedrijfsruimten

Art. 37.Aan artikel 33 van het decreet van 19 april 1995 houdende maatregelen ter bestrijding en voorkoming van leegstand en verwaarlozing van bedrijfsruimten, zoals gewijzigd bij de decreten van 20 december 1996, 8 juli 1997, 14 juli 1998, 30 juni 2000, 9 maart 2001, 6 juli 2001, 5 juli 2002, 27 juni 2003 en 19 december 2003, worden de volgende woorden toegevoegd : « met uitzondering van titel VII, hoofdstuk VIII, afdeling IVbis, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, zoals ingevoegd bij artikel 332 van de Programmawet van 27 december 2004 ». HOOFDSTUK XIII. - Fonds ter valorisatie van de GIMV-participatie

Art. 38.§ 1. Er wordt een « Fonds ter valorisatie van de GIMV-participatie » opgericht, hierna genoemd « het Fonds ». Het Fonds is een begrotingsfonds zoals bedoeld in artikel 45 van de gecoordineerde wetten op de Rijkscomptabiliteit. § 2. Het Fonds wordt gespijsd met de opbrengsten die voortvloeien uit de verkoop van de GIMV participatie die door de naamloze vennootschap Vlaamse Participatiemaatschappij aan het Vlaamse Gewest uitgekeerd worden, mits kapitaalsvermindering van de naamloze vennootschap Vlaamse Participatiemaatschappij ten belope van het gedeelte, overeenstemmend met de boekwaarde van de participatie binnen de naamloze vennootschap Vlaamse Participatiemaatschappij, van de verkochte participatie in de GIMV. § 3. De middelen van het Fonds zullen worden ingebracht bij de naamloze vennootschap Participatiemaatschappij Vlaanderen. § 4. De Rekenplichtige die de ontvangsten gedaan heeft, beschikt rechtstreeks over de kredieten van het in § 1 bedoelde Fonds. HOOFDSTUK XIV. - Vlaamse zorgverzekering Afdeling I. - Technische aanpassingen decreet zorgverzekering,

administratieve geldboete en éénmalige regularisatiemogelijkheid

Art. 39.In artikel 10 van het decreet van 30 maart 1999 houdende de organisatie van de zorgverzekering, vervangen bij het decreet van 18 mei 2001, worden in het tweede lid de woorden « artikel 6, § 1, tweede lid » vervangen door de woorden « artikel 6. § 1, vierde lid ».

Art. 40.Artikel 10bis van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 18 mei 2001, wordt vervangen door wat volgt : «

Artikel 10bis.De regering bepaalt de voorwaarden en de wijze waarop : 1° de in artikel 6, § 1, vierde lid, en artikel 10, § 1, tweede lid, bedoelde schorsingsperiode, wachttijd of beide, evenals de termijn, bedoeld in artikel 5, eerste lid, 6°, behouden blijven als een aangeslotene, na een onderbreking van zijn aansluiting, opnieuw onder de toepassing van artikel 4, § 1 of § 2ter, eerste lid, komt te vallen of in toepassing van artikel 4, § 2 of § 2ter, tweede lid, terug aansluit bij een zorgkas;2° de jaren tijdens dewelke de personen, bedoeld in artikel 4, § 2 en § 2ter, tweede lid, zich niet vrijwillig hebben aangesloten bij een zorgkas worden in rekening gebracht voor het bepalen van de termijn, bedoeld in artikel 5, eerste lid, 6°, en de wachttijd, bedoeld in artikel 10, § 1, tweede lid, wanneer deze personen, na een onderbreking, opnieuw onder toepassing van artikel 4, § 1, § 2 of § 2ter, vallen.».

Art. 41.In artikel 13 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 18 mei 2001, wordt het zesde lid vervangen door wat volgt : « De Regering kan de zorgkassen belasten met het innen van deze bijdragen, bestemd voor het Vlaams Zorgfonds. De Regering bepaalt de nadere regels met betrekking tot het innen van de bijdragen. Ze bepaalt hoe de geïnde bijdragen worden doorgestort naar het Vlaams Zorgfonds of worden verrekend met de subsidie, bedoeld in artikel 17, eerste lid, 1°. ».

Art. 42.In artikel 17 van hetzelfde decreet wordt : 1 ° in het eerste lid, gewijzigd bij het decreet van 18 mei 2001, 2° opgeheven; 2° het derde lid vervangen door wat volgt : « De Regering bepaalt de voorwaarden van de vaststelling, uitbetaling en terugvordering van de subsidies en van het financiële evenwicht.».

Art. 43.In artikel 21, § 2, van hetzelfde decreet worden de woorden « 30 juni » vervangen door de woorden « 30 september ».

Art. 44.Artikel 21bis van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 8 december 2000, wordt vervangen door wat volgt : «

Artikel 21bis.§ 1. Onverminderd de toepassing van artikel 6, § 1, vierde lid, en artikel 10, § 1, tweede lid, wordt, rekening houdend met het openstaande saldo aan verschuldigde bijdragen vanaf 1 mei 2006, een administratieve geldboete opgelegd aan iedereen die aangesloten is bij een zorgkas en die drie, niet noodzakelijk opeenvolgende, keren de bijdrage, bedoeld in artikel 13, eerste lid, 3°, niet, slechts gedeeltelijk of laattijdig heeft betaald.

Voor personen die op 1 januari van het jaar voorafgaand aan het jaar waarin de administratieve boete wordt opgelegd, gerechtigd zijn op de verhoogde verzekeringstegemoetkoming, bedoeld in artikel 37, § 1, tweede lid, en § 19, van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoordineerd op 14 juli 1994, bedraagt de administratieve geldboete 100 euro. Voor alle andere personen bedraagt de administratieve geldboete 250 euro.

Onverminderd de toepassing van het eerste lid, blijven de achterstallige bijdragen verschuldigd. § 2. De Regering bepaalt de nadere regels voor het opleggen en het betalen van de administratieve geldboete. Ze wijst de ambtenaren aan die de geldboete kunnen opleggen. § 3. Indien de administratieve geldboete niet betaald wordt, wordt de geldboete, evenals de achterstallige bijdragen, bij dwangbevel ingevorderd. De Regering wijst de ambtenaren aan die een dwangbevel kunnen geven en uitvoerbaar verklaren. Een dwangbevel wordt betekend bij deurwaardersexploot met bevel tot betaling. § 4. De vordering tot voldoening van de administratieve geldboete verjaart na verloop van vijf jaar, te rekenen vanaf de dag waarop ze is ontstaan. De verjaring wordt gestuit op de wijze en onder de voorwaarden, bepaald in artikel 2244 en volgende van het Burgerlijk Wetboek. ».

Art. 45.In artikel 23ter, tweede lid, van hetzelfde decreet, ingevoegd bij decreet van 18 mei 2001, worden de woorden « artikel 6, § 1, tweede lid » vervangen door de woorden « artikel 6, § 1, vierde lid ».

Art. 46.In hetzelfde decreet, gewijzigd bij de decreten van 22 december 1999, 8 december 2000, 18 mei 2001, 20 december 2002 en 30 april 2004, wordt een artikel 23quater ingevoegd, dat luidt als volgt : «

Artikel 23quater.§ 1. De personen, bedoeld in artikel 4, § 1, § 2 en § 2ter, kunnen de schorsing, bedoeld in artikel 6, § 1, vierde lid, en de wachttijd, bedoeld in artikel 10, § 1, tweede lid, regulariseren op voorwaarde dat : 1° zij de verschuldigde bijdragen alsnog volledig betalen uiterlijk 30 april 2006;2° de schorsing, bedoeld in artikel 6, § 1, vierde lid, en de wachttijd, bedoeld in artikel 10, § 1, tweede lid, nog niet werden toegepast naar aanleiding van een aanvraag tot tenlasteneming. § 2. De termijn, bedoeld in artikel 5, eerste lid, 6°, kan slechts geregulariseerd worden voor zover de persoon, bedoeld in artikel 4, § 2 en § 2ter, tweede lid, vóór 30 juni 2003 een eerste aansluitingsbijdrage bij een zorgkas heeft betaald. § 3. De schorsing, bedoeld in artikel 6, § 1, vierde lid, en de wachttijd, bedoeld in artikel 10, § 1, tweede lid, die reeds werden toegepast naar aanleiding van een aanvraag tot tenlasteneming, kunnen slechts geregulariseerd worden voor zover de persoon, bedoeld in § l, vóór 30 juni 2003 een eerste aansluitingsbijdrage bij een zorgkas heeft betaald : § 4. De Regering bepaalt de nadere regels met betrekking tot de regularisatie. ». Afdeling II. - Overeenstemming van het decreet van 7 mei 2004 tot

omvorming van het « Vlaams Zorgfonds » tot een IVA met rechtspersoonlijkheid met artikel 41

Art. 47.In artikel 15 van het decreet van 7 mei 2004 tot omvorming van het « Vlaams Zorgfonds » tot een intern verzelfstandigd agentschap met rechtspersoonlijkheid en tot wijziging van het decreet van 30 maart 1999 houdende de organisatie van de zorgverzekering, worden volgende wijzigingen aangebracht : 1° 4°, b) vervangen door wat volgt : « b) wordt een § 4 toegevoegd, die luidt als volgt : « § 4.Door de personen die aangesloten zijn bij een krachtens dit decreet erkende zorgkas zijn jaarlijks bijdragen verschuldigd. De Regering bepaalt de wijze van vaststelling en de hoogte van de bijdragen op basis van parameters aangaande de draagkracht van de aangeslotenen.

De Regering kan de zorgkassen belasten met het innen van deze bijdragen, bestemd voor het Vlaams Zorgfonds. De Regering bepaalt de nadere regels met betrekking tot het innen van de bijdragen. Ze bepaalt hoe de geïnde bijdragen worden doorgestort naar het Vlaams Zorgfonds of worden verrekend met de subsidie, bedoeld in artikel 17, eerste lid 1°. "; "; 2° 5° wordt geschrapt. HOOFDSTUK XV. - Slotbepalingen

Art. 48.Artikel 4 en de artikelen 32 tot en met 35 hebben uitwerking met ingang van 1 januari 2005.

De volgende artikelen hebben uitwerking of treden in werking als volgt : 1° artikelen 39 en 45, die uitwerking hebben met ingang van 18 mei 2001;2° artikelen 41 en 42, die uitwerking hebben met ingang van 1 oktober 2001;3° artikel 43, dat uitwerking heeft met ingang van 1 januari 2005;4° artikel 40, dat uitwerking heeft met ingang van 1 januari 2006;5° artikel 44, dat in werking treedt op 1 mei 2006;6° artikel 47, dat in werking treedt op de dag van inwerkingtreding van het decreet van 7 mei 2004 tot omvorming van het « Vlaams Zorgfonds » tot een intern verzelfstandigd agentschap met rechtspersoonlijkheid en tot wijziging van het decreet van 30 maart 1999 houdende de organisatie van de zorgverzekering. Kondigen dit decreet af, bevelen dat het in het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Brussel, 24 juni 2005.

De minister-president van de Vlaamse Regering, Vlaams minister van Institutionele Hervormingen, Landbouw, Zeevisserij en Plattelandsbeleid, Y. LETERME De Vlaamse minister van Economie, Ondernemen, Wetenschap, Innovatie en Buitenlandse Handel, F. MOERMAN De Vlaamse minister van Werk, Onderwijs en Vorming, F. VANDENBROUCKE De Vlaamse minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, I. VERVOTTE De Vlaamse minister van Financiën en Begroting en Ruimtelijke ordening, D. VAN MECHELEN De Vlaamse minister van Cultuur, Jeugd, Sport en Brussel, B. ANCIAUX De Vlaamse minister van Bestuurszaken, Buitenlands Beleid, Media en Toerisme, G. BOURGEOIS De Vlaamse minister van Openbare Werken, Energie, Leefmilieu en Natuur, K. PEETERS De Vlaamse minister van Binnenlands Bestuur, Stedenbeleid, Wonen en Inburgering, M. KEULEN De Vlaamse minister van Mobiliteit, Sociale Economie en Gelijke Kansen, K. VAN BREMPT _______ Nota (1) Zitting 2004-2005. Stukken. - Ontwerp van decreet, 334 - Nr. 1. - Verslag van het Rekenhof, 334 - Nr. 2. - Amendementen, 334 Nrs. 3 en 4. - Verslagen, 334 - Nrs. 5 tot 9. - Tekst aangenomen door de commissies, 334 - Nr. 10. - Amendement, 334 - Nr.11. - Tekst aangenomen door de plenaire vergadering, 233 - Nr. 12.

Handelingen. - Bespreking en aanneming. Vergaderingen van 22 juni 2005.

^