Etaamb.openjustice.be
Decreet van 30 april 2004
gepubliceerd op 08 juni 2004

Decreet tot aanvulling van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid met een titel « Strategische adviesraad » en tot wijziging van diverse andere decreten

bron
ministerie van de vlaamse gemeenschap
numac
2004035866
pub.
08/06/2004
prom.
30/04/2004
ELI
eli/decreet/2004/04/30/2004035866/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

30 APRIL 2004. - Decreet tot aanvulling van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid met een titel « Strategische adviesraad » en tot wijziging van diverse andere decreten (1)


Het Vlaams Parlement heeft aangenomen en Wij, regering, bekrachtigen hetgeen volgt : Decreet tot aanvulling van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid met een titel « Strategische adviesraad » en tot wijziging van diverse andere decreten. HOOFDSTUK I. - Algemene bepaling

Artikel 1.Dit decreet regelt een gewestaangelegenheid. HOOFDSTUK II. - Wijzigingen aan het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid Afdeling 1. - Toevoeging van een titel inzake strategische advisering

Art. 2.Aan het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid wordt een titel XI, bestaande uit artikel 11.1.1 tot en met 11.4.4, toegevoegd, die luidt als volgt : « TITEL XI. - Strategische advisering HOOFDSTUK I. - Inleidende bepalingen Artikel 11.1.1 Definities In dit decreet wordt verstaan onder ontwerpen van besluit van de Vlaamse regering die van strategisch belang zijn : ontwerpen van reglementair of organiek besluit die uitvoering geven aan de inhoud van een decreet en door de Vlaamse regering worden beschouwd als basisuitvoeringsbesluiten.

Artikel 11.1.2 Oprichting Er wordt een strategische adviesraad voor het milieubeleid ingesteld, zoals bedoeld in artikel 2 van het decreet tot regeling van strategische adviesraden van 18 juli 2003.

De strategische adviesraad heeft als naam Milieu- en Natuurraad van Vlaanderen, hierna de MiNa-Raad te noemen. Hij heeft rechtspersoonlijkheid.

De bepalingen van het decreet van 18 juli 2003 tot regeling van strategische adviesraden zijn van toepassing op de MiNa-Raad. HOOFDSTUK II. - Taakomschrijving Artikel 11.2.1 Opdracht § 1. De MiNa-Raad heeft de opdracht om, vanuit het oogpunt van de doelstellingen en beginselen, geformuleerd in artikel 1.2.1 van dit decreet : 1° uit eigen beweging of op verzoek advies uit te brengen over de hoofdlijnen van het milieubeleid of over het beleid betreffende het milieuaspect van duurzame ontwikkeling;2° bij te dragen tot het vormen van een beleidsvisie over het milieubeleid of over het beleid betreffende het milieuaspect van duurzame ontwikkeling;3° de maatschappelijke en beleidsontwikkelingen inzake milieu en inzake het milieuaspect van duurzame ontwikkeling op de verschillende beleidsniveaus en in de verschillende beleidsdomeinen te volgen en te interpreteren;4° advies uit te brengen over voorontwerpen van decreet met betrekking tot het milieubeleid of voorontwerpen van decreet, met betrekking tot andere beleidsdomeinen, die aanzienlijke gevolgen kunnen hebben voor het milieu;5° uit eigen beweging of op verzoek advies uit te brengen over voorstellen van decreet met betrekking tot het milieubeleid of over voorstellen van decreet met betrekking tot andere beleidsdomeinen die aanzienlijke gevolgen kunnen hebben voor het milieu;6° uit eigen beweging of op verzoek advies uit te brengen over ontwerpen van besluit van de Vlaamse regering met betrekking tot het milieubeleid;7° reflecties te leveren over de bij het Vlaams Parlement ingediende beleidsnota's aangaande het milieubeleid en het milieuaspect van duurzame ontwikkeling in Vlaanderen;8° uit eigen beweging of op verzoek advies uit te brengen over ontwerpen van samenwerkingsakkoord van strategisch belang voor het beleid inzake milieu of het milieuaspect van duurzame ontwikkeling die het Vlaamse Gewest wil sluiten met de Staat of met andere gewesten, evenals over nationale plannen van strategisch belang voor het milieubeleid of voor het beleid betreffende het milieuaspect van duurzame ontwikkeling;9° uit eigen beweging of op verzoek advies uit te brengen over beleidsvoornemens, beleidsplannen en in voorbereiding zijnde regelgeving op het niveau van de Europese Unie, alsook over in voorbereiding zijnde internationale verdragen, van strategisch belang voor het milieubeleid of voor het beleid betreffende het milieuaspect van duurzame ontwikkeling. § 2. De Vlaamse regering is verplicht om advies te vragen over : 1° de voorontwerpen van decreet, bedoeld in § 1, 4°;2° de ontwerpen van besluit van de Vlaamse regering die van strategisch belang zijn, bedoeld in § 1, 6°. § 3. De Vlaamse regering kan gemotiveerd afwijken van de adviezen van de strategische adviesraad, bedoeld in § 2, en informeert de MiNa-Raad daarover. § 4. De adviezen van de MiNa-Raad zijn openbaar. HOOFDSTUK III. - Samenstelling en organisatie Artikel 11.3.1 Samenstelling § 1. De MiNa-Raad wordt samengesteld uit vertegenwoordigers van het maatschappelijke middenveld die actief zijn in of gevat worden door het milieubeleid, uit onafhankelijke deskundigen inzake het milieu of het milieubeleid, evenals uit de vertegenwoordigers van steden, gemeenten en provincies. § 2. De volgende organisaties of groeperingen uit het maatschappelijke middenveld zijn in de MiNa-Raad vertegenwoordigd : 1° de milieuverenigingen, waaronder elke organisatie begrepen wordt die opgericht is op particulier initiatief en zonder winstoogmerk, die hoofdzakelijk Vlaanderen als actieterrein heeft, die als centrale en ondubbelzinnige doelstelling heeft de bevordering van de milieubescherming of het natuurbehoud in de zin van artikel 1.2.1 van dit decreet, en die daartoe een brede beleidswerking ontplooit; 2° de sociaal-economische organisaties, waaronder elke organisatie begrepen wordt die opgericht is op particulier initiatief en zonder winstoogmerk, die hoofdzakelijk Vlaanderen als actieterrein heeft en die als centrale en ondubbelzinnige doelstelling heeft het verdedigen van de belangen van werkgevers en werknemers in de bedrijfswereld of specifieke economische sectoren of bedrijfstakken;3° de landbouworganisaties, waaronder elke organisatie begrepen wordt die opgericht is op particulier initiatief en zonder winstoogmerk, de organisaties vermeld onder 1° en 2° uitgezonderd, die het landbouwbelang vertegenwoordigen op Vlaams niveau;4° de organisaties die verbonden zijn aan de open ruimte, waaronder elke organisatie begrepen wordt die opgericht is op particulier initiatief en zonder winstoogmerk, de organisaties vermeld onder 1°, 2° en 3° uitgezonderd, die een specifiek belang vertegenwoordigt op Vlaams niveau dat verband houdt met het economische of recreatieve gebruik van milieu en natuur in de open ruimte in Vlaanderen;5° de socio-culturele organisaties die de belangen van consumenten en gezinnen vertegenwoordigen, waaronder elke organisatie begrepen wordt die opgericht is op particulier initiatief en zonder winstoogmerk, de milieuverenigingen uitgezonderd, die op Vlaams niveau de belangen vertegenwoordigt van de consumenten, de gezinnen of andere groepen in de samenleving en aldus belang heeft bij de goede staat van het leefmilieu of van de natuur in Vlaanderen. § 3. Onder onafhankelijke deskundigen wordt begrepen : academici, milieudeskundigen die werken voor een onafhankelijk adviesbureau of als zelfstandige of andere personen die op grond van hun ervaring, engagement of deskundigheid gezag verworven hebben wat betreft de verwezenlijking van de doelstellingen, vermeld in artikel 1.2.1 van dit decreet.

Artikel 11.3.2 Wijze van samenstellen § 1. De MiNa-Raad bestaat uit vierentwintig leden, door de Vlaamse regering benoemd voor een termijn van vier jaar.

Daarvan worden er achttien vertegenwoordigers benoemd op voordracht van het maatschappelijke middenveld, met name : 1° voor de milieuverenigingen : acht vertegenwoordigers op voordracht van een koepelorganisatie, bedoeld in artikel 11, § 2, eerste lid, van het decreet van 29 april 1991 tot vaststelling van de algemene regelen inzake de erkenning en de subsidiëring van de milieuverenigingen, of op voordracht van gewestelijke ledenverenigingen die als zodanig erkend zijn op grond van datzelfde decreet, na advies van een koepelorganisatie;2° voor de sociaal-economische organisaties : zes vertegenwoordigers op voordracht van de sociaal-economische organisaties vertegenwoordigd in de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen, met inbegrip van één vertegenwoordiger van een landbouworganisatie;3° voor de organisaties die verbonden zijn aan de open ruimte : twee vertegenwoordigers op voordracht van deze organisaties;4° voor de socio-culturele organisaties die de belangen van consumenten en gezinnen vertegenwoordigen : twee vertegenwoordigers op voordracht van deze organisaties. Twee leden worden benoemd op voordracht van de organisaties die de Vlaamse steden en gemeenten of de Vlaamse provincies vertegenwoordigen.

De overige vier leden zijn onafhankelijke deskundigen. Zij worden aangewezen na een openbare oproep tot kandidaatstelling. § 2. De organisaties die optreden namens het maatschappelijke middenveld, evenals de organisaties die optreden namens steden, gemeenten of provincies, dragen bij elke voordracht zowel een effectieve vertegenwoordiger als ook een plaatsvervangend lid voor.

Voor de onafhankelijke deskundigen wordt geen plaatsvervangend lid aangewezen. § 3. De vertegenwoordigers van het maatschappelijke middenveld en hun plaatsvervangers, evenals de vertegenwoordigers van steden, gemeenten en provincies en hun plaatsvervangers, worden voorgedragen op dubbele lijsten die in een evenwichtige vertegenwoordiging van man en vrouw voorzien. § 4. De voorzitter van de MiNa-Raad wordt door de Vlaamse regering onder de leden benoemd. De voorzitter vertegenwoordigt de raad in rechte, onverminderd de mogelijkheid tot delegatie van die bevoegdheid. § 5. De voordragende organisaties kunnen te allen tijde overgaan tot de vervanging van de door hen voorgedragen leden en plaatsvervangers, volgens de procedure, vermeld in § 3. Wanneer een vertegenwoordiger van het maatschappelijke middenveld zelf ontslag neemt, treedt de plaatsvervanger van rechtswege in zijn plaats, en duidt de Vlaamse regering een nieuwe plaatsvervanger aan op voordracht van de organisatie die het ontslagnemend lid voorgedragen had, volgens dezelfde procedure. § 6. Wanneer een onafhankelijke deskundige ontslag neemt, wijst de Vlaamse regering een nieuw raadslid aan na een openbare oproep tot kandidaatstelling. § 7. Wanneer uit het jaarverslag blijkt dat een raadslid zich kennelijk niet engageert in de werking van de Raad, dan wordt dat raadslid van rechtswege ontslagen. Een raadslid engageert zich kennelijk niet in de raadswerking wanneer het voor meer dan de helft van de in een werkjaar vastgestelde adviezen noch aan de voorbereidende werkzaamheden deelgenomen heeft, noch een standpunt ingenomen heeft op het moment dat het advies werd vastgesteld. De Vlaamse regering duidt op dat moment en voor rest van de looptijd van het betrokken mandaat voor de desbetreffende categorie, zoals gedefinieerd in artikel 11.3.1, § 2, een nieuw raadslid aan, na openbare oproep tot kandidaatstelling.

Artikel 11.3.3 Onafhankelijkheid De leden van de MiNa-Raad oefenen hun functie uit in volledige onafhankelijkheid ten opzichte van de Vlaamse overheid. HOOFDSTUK IV. - Werking Artikel 11.4.1 Interne werking Inzake de werking van de MiNa-Raad, is hoofdstuk IV van het decreet van 18 juli 2003 tot regeling van strategische adviesraden van toepassing.

Artikel 11.4.2 Permanente werkcommissies § 1. In de schoot van de MiNa-Raad worden permanente werkcommissies opgericht voor het natuurbeleid, het bosbeleid, het jachtbeleid, het binnenvisserijbeleid, het mestbeleid, het energiebeleid, het mobiliteitsbeleid, Natuur- en milieueducatie (NME) en Duurzame ontwikkeling. § 2. De Vlaamse regering kan in de schoot van de MiNa-Raad nog andere permanente werkcommissies instellen betreffende onderdelen of aspecten van het milieubeleid waarvoor een specifieke deskundigheid bestaat en waarbij specifieke doelgroepen of maatschappelijke groepen aangesproken worden. § 3. De samenstelling van deze permanente werkcommissies gebeurt, rekening houdende met de evenwichtige vertegenwoordiging van mannen en vrouwen, waarbij niet meer dan twee derden van de leden van hetzelfde geslacht mogen zijn, als volgt : 1° de helft van de leden wordt door de Vlaamse regering geselecteerd en benoemd op grond van specifieke deskundigheid en op grond van specifieke representativiteit in verband met het onderwerp dat in de permanente werkcommissie behandeld wordt;2° de helft van de leden wordt door de Vlaamse regering geselecteerd en benoemd op grond van specifieke deskundigheid en op grond van een voordracht van de MiNa-Raad. De permanente werkcommissies kunnen nooit meer dan 16 leden tellen. § 4. De MiNa-Raad delegeert aan de permanente werkcommissies de voorbereiding van de activiteiten beschreven onder artikel 11.2.1, voorzover die activiteiten verband houden met het beleid dat het voorwerp uitmaakt van de opdracht van de werkcommissie. § 5. De MiNa-Raad neemt steeds de eindbeslissing over de ontwerpadviezen en andere ontwerpdocumenten die tot stand komen in de permanente werkcommissies.

Artikel 11.4.3 Financiële middelen De MiNa-Raad verkrijgt de middelen voor zijn werking en voor de uitvoering van zijn opdracht uit : 1° dotaties;2° eigen inkomsten. Artikel 11.4.4 Samenwerking § 1. De MiNa-Raad kan, voor het onderzoeken van bijzondere vraagstukken, een beroep doen op deskundige derden, al dan niet tegen betaling. § 2. De MiNa-Raad kan bij het vervullen van zijn opdracht onder meer volgende samenwerkingsvormen aangaan : 1° samenwerking met vergelijkbare adviesorganen buiten het Vlaamse Gewest, om informatie en ideeën uit te wisselen over het intergewestelijke, het nationale, het Europese en het internationale milieubeleid en het beleid inzake het milieuaspect van duurzame ontwikkeling;2° samenwerking met andere strategische adviesraden van het Vlaamse Gewest of de Vlaamse Gemeenschap, om over beleidsaangelegenheden te adviseren die verschillende beleidsdomeinen overspannen;3° samenwerking met provinciale en gemeentelijke milieuadviesraden, om informatie en ideeën uit te wisselen over het Vlaamse, het provinciale of het gemeentelijke milieubeleid.». Afdeling 2. - Overige wijzigingen aan het decreet van 5 april 1995

houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid

Art. 3.In artikel 2.1.14 van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid worden §§ 3 en 4 vervangen door wat volgt : « § 3. Het ontwerp van milieujaarprogramma wordt tegelijkertijd voor advies bezorgd aan de Milieu- en Natuurraad van Vlaanderen, die zijn advies uitbrengt aan de Vlaamse regering en aan het Vlaams Parlement, binnen de termijn die de Vlaamse regering bepaalt. § 4. Na goedkeuring van de begroting stelt de Vlaamse regering het milieujaarprogramma definitief vast en brengt het ter kennis van de Milieu- en Natuurraad van Vlaanderen. ».

Art. 4.Artikel 2.2.2 van hetzelfde decreet wordt vervangen door wat volgt : « Artikel 2.2.2 Elk ontwerp van besluit houdende vaststelling of wijziging van milieukwaliteitsnormen wordt door de Vlaamse regering medegedeeld aan de Milieu- en Natuurraad van Vlaanderen, die een met redenen omkleed advies uitbrengt binnen een vervaltermijn van twee maanden na ontvangst van het ontwerp.

In zoverre dit vanwege door internationale verplichtingen opgelegde termijnen noodzakelijk is, kan de Vlaamse regering de in het vorige lid bepaalde adviestermijn inkorten, met inachtname van de minimumtermijn, bepaald in artikel 16, § 2, van het decreet van 18 juli 2003 tot regeling van strategische adviesraden. ».

Art. 5.In artikel 4.2.2, § 4, van hetzelfde decreet, ingevoegd bij decreet van 18 december 2002, wordt het eerste lid vervangen door wat volgt : « Vooraleer ze een beslissing neemt overeenkomstig §§ 1, 2 of 3, raadpleegt de Vlaamse regering de Milieu- en Natuurraad van Vlaanderen. ». HOOFDSTUK III. - Machtigingsbepaling

Art. 6.Voorzover dit niet gebeurt in de wijzigings- en opheffingsbepalingen die hierna volgen, wordt de Vlaamse regering ermee belast om de bestaande wets- en decreetbepalingen te wijzigen, aan te vullen of te vervangen om ze in overeenstemming te brengen met dit decreet en het decreet van 18 juli 2003 tot regeling van strategische adviesraden.

De besluiten die krachtens deze bepaling worden vastgesteld, houden op uitwerking te hebben indien ze niet door een decreet zijn bekrachtigd binnen de negen maanden na de datum van hun inwerkingtreding. De bekrachtiging werkt terug tot die laatste datum.

De in deze paragraaf aan de Vlaamse regering opgedragen bevoegdheid vervalt negen maanden na de inwerkingtreding van dit decreet. Na die datum kunnen de besluiten die krachtens deze paragraaf zijn vastgesteld en zijn bekrachtigd alleen door een decreet worden gewijzigd, aangevuld, vervangen of opgeheven. HOOFDSTUK IV. - Overgang van personeelsgoederen, rechten en verplichtingen

Art. 7.De Vlaamse regering regelt de toewijzing van de personeelsleden, de goederen, de rechten en verplichtingen, van de diensten, instellingen en rechtspersonen die afhangen van de Vlaamse Gemeenschap of van het Vlaamse Gewest, aan de strategische adviesraad, met het oog op de uitoefening van de toegewezen taken.

De besluiten die krachtens het eerste lid worden vastgesteld, kunnen de van kracht zijnde decretale bepalingen wijzigen, vervangen of opheffen.

Art. 8.De bevoegdheid die bij artikel 7 van dit decreet aan de Vlaamse regering wordt opgedragen, vervalt op de datum van de toewijzing van het personeel, van de goederen en van de rechten en plichten.

De besluiten die krachtens artikel 7 zijn vastgesteld, houden op uitwerking te hebben indien zij niet bij decreet bekrachtigd zijn binnen de 12 maanden na de datum van hun inwerkingtreding. De bekrachtiging werkt terug tot deze laatste datum. Na de in het eerste lid bedoelde data kunnen de besluiten die krachtens artikel 7 zijn vastgesteld en bekrachtigd alleen bij decreet worden gewijzigd, vervangen of opgeheven. HOOFDSTUK V. - Wijzigingsbepalingen Afdeling 1. - Wijzigingen aan het decreet van 2 juli 1981 betreffende

de voorkoming en het beheer van afvalstoffen

Art. 9.In artikel 36 van het decreet van 2 juli 1981 betreffende de voorkoming en het beheer van afvalstoffen, vervangen bij decreet van 20 april 1994, worden §§ 3 en 4 vervangen door wat volgt : « § 3. Tegelijkertijd met hun bekendmaking worden de ontwerpen van sectorale uitvoeringsplannen bezorgd aan de Milieu- en Natuurraad van Vlaanderen, die een met redenen omkleed advies uitbrengt binnen een vervaltermijn van twee maanden na ontvangst van het ontwerp. Die adviezen zijn niet bindend. § 4. De sectorale uitvoeringsplannen worden vastgesteld door de Vlaamse regering, rekening houdend met het gegeven advies en de ingediende bezwaren of opmerkingen. Wanneer de regering het door de Milieu- en Natuurraad van Vlaanderen gegeven advies niet volgt, hetzij geheel of gedeeltelijk, dan verantwoordt ze dat in een verslag, gevoegd bij de in § 5 bedoelde bekendmaking. ». Afdeling 2. - Wijzigingen in het Bosdecreet van 13 juni 1990

Art. 10.In artikel 4, 19, van het Bosdecreet van 13 juni 1990 worden de woorden « Raad : de Vlaamse Hoge Bosraad » vervangen door de woorden « MiNa-Raad : de Milieu- en Natuurraad van Vlaanderen zoals opgericht bij artikel 11.1.2 van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid ».

Art. 11.In artikel 6 van hetzelfde decreet, vervangen bij het decreet van 18 mei 1999, worden het eerste en het tweede lid vervangen door wat volgt : « De Vlaamse regering stelt langetermijnplannen vast, na advies van de MiNa-Raad.

Het agentschap voor Natuur en Bos bereidt de plannen voor die uitvoering geven aan deze langetermijnplannen. De Vlaamse regering stelt deze uitvoeringsplannen vast. Zij houdt daarbij rekening met de ruimtelijke plannen, het ruimtelijk beleid, en het algemeen milieu- en natuurbeleid. ».

Art. 12.In artikel 7 van hetzelfde decreet, vervangen bij het decreet van 18 mei 1999, worden de woorden « na advies van de Raad en de Vlaamse Hoge Raad voor het Natuurbehoud » vervangen door de woorden « na advies van de MiNa-Raad ».

Art. 13.In artikel 16 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 18 mei 1999, worden het tweede en het derde lid vervangen door wat volgt : « De Vlaamse regering wijst de bestaande of aan te leggen bossen aan die een milieubeschermende functie moeten vervullen.

Ze bepaalt, de MiNa-Raad gehoord, de criteria voor de aanduiding en de regelen van het beheer en toegankelijkheid van deze bossen, rekening houdend met de noodzaak van het behoud van die bossen. ».

Art. 14.In artikel 17 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 18 mei 1999, worden de woorden « de Raad gehoord, » vervangen door de woorden « na advies van de MiNa-Raad ».

Art. 15.In artikel 19bis van het Bosdecreet van 13 juli 1990, ingevoegd bij het decreet van 21 oktober 1997 en vervangen bij het decreet van 19 juli 2002, worden de woorden « , na advies van de Vlaamse Hoge Bosraad en van de Vlaamse Hoge Raad voor het Natuurbehoud, » vervangen door de woorden », na advies van de MiNa-Raad ».

Art. 16.In artikel 22, tweede lid, van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 18 mei 1999, worden de woorden « , de Raad, de Vlaamse Hoge Jachtraad en de Vlaamse Hoge Raad voor het Natuurbehoud gehoord en » geschrapt.

Art. 17.In artikel 24 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 18 mei 1999, worden de woorden « de Raad en de Vlaamse Hoge Raad voor het Natuurbehoud gehoord, » geschrapt.

Art. 18.In artikel 31, § 3, van hetzelfde decreet worden de woorden « , de Raad gehoord, » geschrapt.

Art. 19.In hetzelfde decreet wordt hoofdstuk IV, bestaande uit artikelen 38, gewijzigd bij het decreet van 18 mei 1999, 39 en 40, opgeheven.

Art. 20.Artikel 41, tweede lid, van hetzelfde decreet, vervangen bij het decreet van 18 mei 1999, wordt vervangen door wat volgt : « De Vlaamse regering stelt, na advies van de MiNa-Raad, criteria voor duurzaam bosbeheer vast en bepaalt, overeenkomstig de bepalingen van artikel 7, voor welke bossen die criteria gelden. ».

Art. 21.§ 1. In artikel 41bis, § 1, van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 18 mei 1999, worden de woorden « , de Raad en de Vlaamse Hoge Raad voor het Natuurbehoud gehoord, » vervangen door de woorden « de MiNa-Raad gehoord ». § 2. In artikel 41bis, § 2, van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 18 mei 1999, worden de woorden « , na advies van de Raad, » geschrapt. § 3. In artikel 41bis, § 3, van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 18 mei 1999, worden het derde en vierde lid vervangen door wat volgt : « De bundel met evaluatieverslagen van alle erkende bosgroepen wordt, samen met de bundel van werkverslagen van die bosgroepen, jaarlijks voorgelegd aan de MiNa-Raad met het oog op een overzichtsadvies.

Op grond van die evaluatieverslagen en dat overzichtsadvies kan de Vlaamse regering aanbevelingen doen of in voorkomend geval de erkenning intrekken of opschorten. ».

Art. 22.In artikel 41quater, §§ 3 en 4, van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 18 mei 1999, worden telkens de woorden « , de Raad gehoord, » geschrapt.

Art. 23.In artikel 43, § 4, van hetzelfde decreet, vervangen bij het decreet van 18 mei 1999, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het eerste lid worden de woorden « de Raad en de Vlaamse Hoge Raad voor Natuurbehoud gehoord, » vervangen door « de MiNa-Raad gehoord »;2° in het tweede lid worden de woorden « voorgedragen door de Raad » vervangen door « voorgedragen door de permanente werkcommissie inzake bosbeleid van de MiNa-Raad ».

Art. 24.In artikel 54 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 18 mei 1999, worden de woorden », de Raad gehoord, » geschrapt.

Art. 25.In artikel 79, tweede lid, van hetzelfde decreet, vervangen bij het decreet van 18 mei 1999, worden de woorden « , na de Raad gehoord te hebben, » geschrapt. Afdeling 3. - Wijzigingen aan het decreet van 23 januari 1991 inzake

de bescherming van het leefmilieu tegen verontreiniging door meststoffen

Art. 26.In artikel 11, § 1, 10°, van het decreet van 23 januari 1991 inzake de bescherming van het leefmilieu tegen verontreiniging door meststoffen, worden de woorden « het verstrekken van adviezen aan de Vlaamse regering » vervangen door de woorden « het doen van voorstellen aan de Vlaamse regering ».

Art. 27.In artikel 11, § 1, 15°, van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 11 mei 1999, worden de woorden « , alsook het opvolgen ervan zoals bedoeld in artikel 34, § 2 » geschrapt.

Art. 28.Artikel 11 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij de decreten van 25 juni 1992, 20 december 1995, 11 mei 1999, 3 maart 2000, wordt een § 1bis ingevoegd, die luidt als volgt : « § 1bis. De Mestbank legt bovendien : « 1° vóór 1 september van elk jaar aan de Vlaamse regering een geactualiseerd mestactieplan voor waarin minimaal worden opgenomen : « a) gegevens over de gemiddelde hoeveelheden dierlijke mest die per dier en per kalenderjaar worden geproduceerd; « b) voorzover noodzakelijk, voorstellen met betrekking tot beperkingen die aan inrichtingen, bedrijven, categorieën van bedrijven en/of aan bedrijven gevestigd in bepaalde gemeenten, arrondissementen, provincies of groepen van gemeenten de volgende drie kalenderjaren dienen te worden opgelegd ter bescherming van het leefmilieu voor wat de productie en de afzet van dierlijke mest betreft; 2° om de 3 jaar aan de Vlaamse minister bevoegd voor Leefmilieu een voorstel voor in verband met de maximale productiehoeveelheden per dier en per jaar en de forfaitaire verminderingen die hierop kunnen toegepast worden.Het voorstel van de Mestbank dient vóór 1 mei geformuleerd te worden en bevat minstens, voor de diersoorten vermeld in artikel 5, de volgende elementen : « a) maximale en minimale productiehoeveelheden : dit zijn de productiehoeveelheden difosforpentoxyde en stikstof in de dierlijke mest, wanneer respectievelijk geen voorzorgen genomen worden om de productie ervan te beperken en wanneer alle in aanmerking genomen voedertechnische maatregelen een maximaal cumulatief verlagend effect veroorzaken; b) de voedertechnische maatregelen die in aanmerking kunnen komen voor een verlaging van de productiecijfers ten opzichte van de maximale productiecijfers;c) de procentuele verlaging ten opzichte van de maximale productiehoeveelheden voor alle combinaties van de in 2° bedoelde voedertechnische maatregelen;d) de voorwaarden voor de producent om deze verlaagde productiecijfers te mogen gebruiken.».

Art. 29.In hetzelfde decreet wordt hoofdstuk VIII, bestaande uit artikelen 31, gewijzigd bij de decreten van 20 december 1995 en 3 maart 2000, en 32, gewijzigd bij het decreet van 20 december 1995, vervangen door wat volgt : « HOOFDSTUK VIII. - Advisering Artikel 31 De MiNa-Raad brengt binnen de maand advies uit over de door de Vlaamse regering voor advies voorgelegde aangelegenheden met het oog op de bescherming van het leefmilieu tegen de verontreiniging als gevolg van de productie, het gebruik en de opslag van meststoffen.

Artikel 32 De Vlaamse regering wint vooraf het advies in van de MiNa-Raad over ieder besluit dat met toepassing van dit decreet wordt getroffen. ».

Art. 30.Artikel 34, § 2, van hetzelfde decreet, vervangen bij het decreet van 11 mei 1999, wordt vervangen door wat volgt : « § 2. Het voortgangsrapport, bedoeld in § 1, wordt jaarlijks voorgelegd aan de MiNa-Raad.

De MiNa-Raad onderzoekt dit voortgangsrapport in het licht van de door dit decreet voor 2003 vooropgestelde doelstellingen. Op basis van dit onderzoek adviseert de MiNa-Raad in voorkomend geval welke oplossingsgerichte maatregelen in grotere mate moeten worden gestimuleerd en welk onderzoek hiervoor noodzakelijk is. ». Afdeling 4. - Wijzigingen aan het decreet van 29 april 1991 tot

instelling van een Milieu- en Natuurraad van Vlaanderen en tot vaststelling van de algemene regelen inzake de erkenning en de subsidiëring van de milieu- en natuurverenigingen

Art. 31.In het opschrift van het decreet van 29 april 1991 tot instelling van een Milieu- en Natuurraad van Vlaanderen en tot vaststelling van de algemene regelen inzake de erkenning en de subsidiëring van de milieu- en natuurverenigingen worden de woorden « tot instelling van een Milieu- en Natuurraad van Vlaanderen » geschrapt.

Art. 32.In hetzelfde decreet worden de volgende artikelen opgeheven : 1° artikelen 2, 3, 5, 6, 7, 8, 9 en 10;2° artikel 4, gewijzigd bij de decreten van 18 mei 1999 en 20 april 2001.

Art. 33.Artikel 11, § 2, van hetzelfde decreet wordt als volgt gewijzigd : 1° in het eerste lid worden de woorden « in de zin van artikel 3, § 3, 1, derde lid, » weggelaten;2° het eerste lid wordt aangevuld met volgende zin : « Onder 'erkende koepelorganisatie' in de zin van dit decreet wordt verstaan een organisatie met rechtspersoonlijkheid, die een aantal milieu- en natuurverenigingen, al dan niet met rechtspersoonlijkheid en zelf eventueel bestaand uit verschillende afdelingen of streekverenigingen met rechtspersoonlijkheid, als aangesloten leden telt, die via een coördinatiestructuur tot gezamenlijke standpunten en acties komen waarbij de koepelorganisatie als spreekbuis voor de ledenverenigingen optreedt, en die voldoet aan een aantal door de Vlaamse regering vast te stellen activiteitsvoorwaarden.».

Art. 34.In artikel 13 van hetzelfde decreet worden de woorden « in artikel 3, § 3, 1, bedoelde en erkende milieu- en natuurverenigingen » vervangen door « milieuverenigingen, bedoeld in artikel 11.3.1, § 2, 1°, van het decreet van 30 april 2004 tot aanvulling van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid met een titel strategische adviesraad en tot wijziging van diverse andere decreten, ». Afdeling 5. - Wijzigingen aan het Jachtdecreet van 24 juli 1991

Art. 35.In artikel 4 van het Jachtdecreet van 24 juli 1991 wordt het eerste lid vervangen door wat volgt : « De Vlaamse regering bepaalt minstens vijfjaarlijks, na advies van de MiNa-Raad, voor het gehele of een gedeelte van het grondgebied van het Vlaamse Gewest, voor elke categorie, soort, type of geslacht van wild en voor elke jachtwijze de data van opening en van de sluiting van de jacht. ».

Art. 36.In artikel 21 van hetzelfde decreet wordt het eerste lid vervangen door wat volgt : « Onverminderd de bepalingen van artikel 19 kan de Vlaamse regering in het gehele of een gedeelte van het grondgebied van het Vlaamse Gewest een regeling treffen voor het gebruik van projectielen, tuigen, toestellen of procédés ter uitvoering van de jacht. ».

Art. 37.In artikel 29 van hetzelfde decreet wordt het tweede lid vervangen door wat volgt : « De Vlaamse regering kan hierop met het oog op het behoud van wildsoorten uitzonderingen toestaan na advies te hebben ingewonnen van de MiNa-Raad. In voorkomend geval stelt ze regels op voor het aantal en de soorten wild, alsmede voor de terreinen. ». Afdeling 6. - Wijzigingen aan het decreet van 15 juni 1994 betreffende

de milieubeleidsovereenkomsten

Art. 38.In artikel 6 van het decreet van 15 juni 1994 betreffende de milieubeleidsovereenkomsten wordt § 3 vervangen door wat volgt : « § 3. Het ontwerp van milieubeleidsovereenkomst wordt uiterlijk gelijktijdig met de publicatie van de samenvatting in het Belgisch Staatsblad bezorgd aan de Milieu- en Natuurraad van Vlaanderen, die een met redenen omkleed advies uitbrengt binnen een vervaltermijn van dertig dagen na ontvangst van het ontwerp. Dat advies is niet bindend.

Als het over het ontwerp uitgebrachte advies negatief is, verantwoordt het Vlaamse Gewest zijn beslissing om de overeenkomst toch te sluiten, in een verslag dat gevoegd wordt bij de publicatie, bedoeld in § 6. ». Afdeling 7. - Wijzigingen aan het decreet van 21 oktober 1997

betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu

Art. 39.In het decreet van 21 oktober 1997 betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu wordt hoofdstuk II, afdeling I, bestaande uit artikelen 3 en 4, opgeheven.

Art. 40.In artikel 5, 2°, van hetzelfde decreet wordt in 2° het woord « Raad » vervangen door het woord « MiNa-Raad ».

Art. 41.Artikel 12 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 18 mei 1999, wordt vervangen door wat volgt : « Artikel 12 Het ontwerp van natuurbeleidsplan wordt onderworpen aan dezelfde adviesprocedure als de procedure die is bepaald in artikel 2.1.9. tot en met 2.1.11. van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid. ».

Art. 42.In artikel 25, § 3, tweede lid, van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 18 mei 1999, worden de woorden « de Raad, de Vlaamse Hoge Bosraad en de » geschrapt.

Art. 43.In artikel 33, eerste en tweede lid, van hetzelfde decreet, worden de woorden « na advies van de Raad » telkens vervangen door de woorden « na advies van de MiNa-Raad ».

Art. 44.In artikel 34 van hetzelfde decreet wordt § 3 vervangen door wat volgt : « § 3. Met betrekking tot een afzonderlijk Vlaams natuurreservaat of voor een groep van Vlaamse natuurreservaten kan de Vlaamse regering adviescommissies instellen. Die adviescommissies hebben als taak de ambtenaar, bedoeld in § 2, bij te staan door het verstrekken van adviezen en het doen van voorstellen inzake het beheer, het opstellen van een beheersplan alsook het stimuleren van het onderzoek en de educatie met betrekking tot de natuur in het natuurreservaat of in de groep van natuurreservaten. ».

Art. 45.In artikel 47, § 1, van hetzelfde decreet, vervangen bij het decreet van 19 juli 2002, worden in § 1 de woorden « , na advies van de Raad, » geschrapt.

Art. 46.In artikel 51, § 1, eerste lid, van hetzelfde decreet, vervangen bij het decreet van 19 juli 2002, worden de woorden « na advies van de Raad » vervangen door de woorden « na advies van de MiNa-Raad ».

Art. 47.In artikel 51, § 1, van hetzelfde decreet, vervangen bij het decreet van 19 juli 2002, wordt het vierde lid opgeheven. HOOFDSTUK VI. - Slotbepalingen

Art. 48.De Vlaamse regering bepaalt de datum waarop dit decreet in werking treedt.

Kondigen dit decreet af, bevelen dat het in het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Brussel, 30 april 2004.

De minister-president van de Vlaamse regering, B. SOMERS De Vlaamse minister van Leefmilieu, Landbouw en Ontwikkelingssamenwerking J. TAVERNIER _______ Nota's Zitting 2003-2004.

Stukken. - Ontwerp van decreet : 2196, nr. 1. - Amendement : 2196, nr. 2. - Verslag : 2196, nr.3. - Tekst aangenomen door de plenaire vergadering : 2196, nr. 4.

Handelingen. - Bespreking en aanneming. Middagvergadering van 21 april 2004.

^