Etaamb.openjustice.be
Decreet van 08 december 2000
gepubliceerd op 13 januari 2001

Decreet houdende diverse bepalingen

bron
ministerie van de vlaamse gemeenschap
numac
2001035012
pub.
13/01/2001
prom.
08/12/2000
ELI
eli/decreet/2000/12/08/2001035012/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

8 DECEMBER 2000. - Decreet houdende diverse bepalingen (1)


Het Vlaams Parlement heeft aangenomen en Wij, Regering, bekrachtigen hetgeen volgt : HOOFDSTUK I. - Algemene bepaling

Artikel 1.Dit decreet regelt gewest- en gemeenschapsaangelegenheden. HOOFDSTUK II. - Erfpacht

Art. 2.In artikel 16, van het decreet van 8 december 1998 houdende diverse bepalingen naar aanleiding van de begrotingscontrole 1998, wordt het eerste lid vervangen door wat volgt : « De Vlaamse regering wordt gemachtigd om het erfpachtrecht van het Vlaamse Gewest in de onroerende goederen gelegen te Mechelen, 3de afdeling 729k5 (voorheen 729f), 731a, 730, 726, 725, 733 en 724, genaamd 'Geerdegembroek' tegen een symbolische canon van 1 frank te verlenen aan de N.V. Technopolis. ». HOOFDSTUK III. - Vlaamse Landmaatschappij (VLM)

Art. 3.In artikel 13, § 5, van het decreet van 21 december 1988 houdende de oprichting van de Vlaamse Landmaatschappij, wordt § 5, ingevoegd bij decreet van 22 november 1995, vervangen door wat volgt : « § 5. De provincies, gemeenten, polders, wateringen, ruilverkavelingscomités en de door de Vlaamse regering aan te wijzen publiekrechtelijke rechtspersonen kunnen, mits hun instemming, door de Vlaamse regering belast worden met de uitvoering van het landinrichtingsplan of gedeelten ervan.

De Vlaamse regering bepaalt de tussenkomst van het Gewest in de kostprijs van de door de in het eerste lid vermelde instellingen en besturen uitgevoerde werken. ». HOOFDSTUK IV. - Erosiebestrijdingsmiddelen

Art. 4.Afhankelijk van de beschikbare begrotingskredieten voorziet de Vlaamse regering in een steunregeling tot aanmoediging van de toepassing door landbouwers van erosiebestrijdingsmaatregelen op landbouwgronden.

De Vlaamse regering bepaalt de aard, de inhoud en de toepassing van deze steunregeling evenals de aanvraagprocedure voor de steun. HOOFDSTUK V. - Waterwegen Afdeling I. - NV Zeekanaal en Watergebonden grondbeheer Vlaanderen

Art. 5.In artikel 5, § 1, eerste lid, 1°, van het decreet van 4 mei 1994 betreffende de naamloze vennootschap Zeekanaal en Watergebonden Grondbeheer Vlaanderen worden tussen de woorden "kanaal Brussel-Schelde" en de woorden "zoals door de Vlaamse regering" de woorden "van het kanaal Leuven-Dijle en van het kanaal naar Charleroi" ingevoegd.

Art. 6.In artikel 18, § 3, van hetzelfde decreet wordt de laatste zin vervangen door wat volgt : « De aldus tot stand gebrachte infrastructuur wordt eigendom van de naamloze vennootschap Zeekanaal en Watergebonden Grondbeheer Vlaanderen, dit vanaf het ogenblik van de oprichting van de vennootschap. ».

Art. 7.De Vlaamse regering kan, onder nader vast te stellen regels en bepalingen, eenmalig de personeelsleden van het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, in de mate dat zij verbonden zijn aan het kanaal Leuven-Dijle en het kanaal naar Charleroi, het recht geven om binnen een vooraf vast te stellen tijdspanne te worden overgedragen naar de NV Zeekanaal en Watergebonden Grondbeheer Vlaanderen, met behoud van de hen reglementair toegekende rechten. Afdeling II. - Dienst voor de Scheepvaart

Art. 8.De infrastructuurwerken, die de Dienst voor de Scheepvaart op de door hem beheerde waterwegen en hun aanhorigheden uitvoert krachtens het mandaat dat aan hem of zijn administrateur-generaal wordt verleend ter uitvoering van een decreet houdende de algemene uitgavenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap, worden met ingang van 1 januari 1999 eigendom van de Dienst voor de Scheepvaart. Afdeling III. - Waterwegen

Art. 9.De Vlaamse regering wijst de ambtenaren van de met het beheer van de waterwegen en hun aanhorigheden belaste administratie van het Ministerie van de Vlaamse gemeenschap en van de bevoegde Vlaamse openbare instellingen aan die belast zijn met het toezicht op de naleving van de tot de bevoegdheid van het Vlaamse Gewest behorende regels inzake waterwegen en hun aanhorigheden, onverminderd de plichten van de officieren van de gerechtelijke politie.

De Vlaamse regering kan de hoedanigheid van officier of agent van de gerechtelijke politie toekennen aan de beëdigde ambtenaren van de bevoegde administratie en Vlaamse openbare instellingen.

De bevoegde ambtenaren stellen de overtredingen vast bij proces-verbaal, dat bewijskracht heeft tot bewijs van het tegendeel.

De Vlaamse regering stelt de nadere regels vast betreffende de scheepvaartberichten. HOOFDSTUK VI. - Vlaamse Openbare Instellingen

Art. 10.De hierna genoemde instellingen, gerangschikt onder de instellingen van categorie A vermeld in artikel 1 van de wet van 16 maart 1954 betreffende de controle van sommige instellingen van openbaar nut, moeten een geïntegreerde economische boekhouding en budgettaire rapportering opmaken, zoals bepaald in artikel 5 en 6 van het decreet van 8 juli 1996 houdende bepalingen tot begeleiding van de aanpassing van de begroting 1996 en het besluit van de Vlaamse regering van 21 mei 1997 betreffende een geïntegreerde economische boekhouding en budgettaire rapportering : 1° het Financieringsinstrument voor de Vlaamse Visserij- en Aquicultuursector (FIVA);2° het Fonds Vlaanderen-Azië;3° het Herplaatsingsfonds;4° het Zorgfonds.

Art. 11.In het decreet van 30 maart 1999 houdende de organisatie van de zorgverzekering wordt een hoofdstuk IVbis, bestaande uit een artikel 21bis, ingevoegd, dat luidt als volgt : « HOOFDSTUK IVbis. - Strafbepalingen

Artikel 21bis.Met gevangenisstraf van acht dagen tot drie maanden en met een geldboete van zesentwintig frank tot tweeduizend frank of met één van die straffen alleen wordt gestraft, de persoon die aangesloten is bij een erkende zorgkas en die weigert de bijdrage, bedoeld in artikel 13, eerste lid, 3°, te betalen na daartoe tweemaal te zijn aangemaand. ». HOOFDSTUK VII. - Vlaamse vervoersmaatschappij - VVM (De Lijn)

Art. 12.Aan artikel 3, tweede lid, van het decreet van 31 juli 1990 tot oprichting van de Vlaamse Vervoermaatschappij worden de volgende woorden toegevoegd : "hetzij vervoer te water. ».

Art. 13.In artikel 25 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° 6° wordt vervangen door wat volgt : « 6° de wijze waarop de normen inzake de minimum te leveren dienstverlening, zoals vastgelegd door de Vlaamse regering, moeten worden gerealiseerd, met inbegrip van de aangelegenheden die niet decretaal werden vastgelegd;»; 2° een 7°, 8° en 9° worden toegevoegd, die luiden als volgt : « 7° de duur van de beheersovereenkomst, die minimaal vijf jaar bedraagt;8° de jaarlijkse rapportering van de geleverde diensten en de daarmee samenhangende afgelegde kilometers, uitgaven en ontvangsten;9° de te leveren rapportering, teneinde de regels met betrekking tot de managementstoelage van de directeur-generaal en de adjunct-directeur-generaal, zoals vastgesteld door de Vlaamse regering, te kunnen toepassen.». HOOFDSTUK VIII. - Tewerkstelling

Art. 14.De rechtsvorderingen wegens een onverschuldigde betaling, bedoeld in artikel 1376 van het Burgerlijk Wetboek, in het kader van de programma's voor wedertewerkstelling bedoeld in artikel 6, § 1, 2°, van de Bijzondere Wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen verjaren vijf jaar na het feit waaruit de vordering is ontstaan.

Art. 15.Artikel 11 van het decreet van 17 maart 1998 houdende diverse beleidsbepalingen wordt vervangen door wat volgt : «

Artikel 11.§ 1. Er wordt een programma ter bevordering van de werkervaring opgezet. § 2. Het programma ter bevordering van de werkervaring heeft tot doel tijdelijke werkervaringsplaatsen in de niet-commerciële sector aan te moedigen door tegemoet te komen in de financiering ervan.

De in het eerste lid genoemde werkervaringsplaatsen zijn erop gericht de kansen op doorstroming naar het reguliere arbeidscircuit te bevorderen. § 3. De volgende organisaties kunnen werkzoekenden tewerkstellen in een tijdelijke werkervaringsplaats op voorwaarde dat ze de wettelijke verplichtingen inzake tewerkstelling en sociale zekerheid naleven : 1° a) de gemeenten, alsook de verenigingen, en agglomeraties en federaties van gemeenten, behalve als ze een economische finaliteit hebben, de aan de gemeenten ondergeschikte instellingen, de instellingen van openbaar nut die van die verenigingen, agglomeraties en federaties van gemeenten afhangen, de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, de verenigingen van openbare centra voor maatschappelijk welzijn;b) de verenigingen zonder winstoogmerk voorzover de plaatselijke overheid een overwegende rol speelt in de oprichting of de leiding ervan;2° de instellingen van openbaar nut en de verenigingen zonder winstgevend doel beheerst door de wet van 27 juni 1921 waarbij aan de verenigingen zonder winstoogmerk en aan de instellingen van openbaar nut rechtspersoonlijkheid wordt verleend, en die een sociaal, humanitair of cultureel doel nastreven;3° a) het Vlaamse Gewest en de Vlaamse Gemeenschap;b) de door de Vlaamse Gemeenschap ingerichte, erkende of gesubsidieerde onderwijsinstellingen;c) de instellingen van openbaar nut die afhangen van het Vlaamse Gewest en de Vlaamse Gemeenschap;4° de provincies, de verenigingen van provincies en de aan de provincie ondergeschikte instellingen;5° de plaatselijke maatschappijen voor sociale woningen, de Polders en Wateringen en de kerkfabrieken. § 4. Aan de in § 3, 1° en 2° bedoelde organisaties kunnen contingenten van tijdelijke werkervaringsplaatsen worden toegewezen. Die organisaties waarborgen de begeleiding en de opleiding van de betrokken werkzoekenden en stellen die werkzoekenden ter beschikking van andere organisaties als bedoeld in § 3. § 5. De Vlaamse regering bepaalt de nadere voorwaarden en modaliteiten van het programma ter bevordering van de werkervaring. ».

Art. 16.§ 1. Binnen de perken van de op de begroting goedgekeurde kredieten, bestemd voor de toekenning van subsidies voor permanente vorming en opleiding binnen bedrijven, kunnen subsidies worden toegekend aan projecten die gericht zijn op : het stimuleren van opleiding en begeleiding in bedrijven, het ontwikkelen van een stimuleringsbeleid naar werknemers met bijzondere aandacht voor de erkenning van vaardigheden en loopbaanadvisering, het bevorderen van een gestructureerde aanpak van vorming en erkenning van vaardigheden binnen bedrijven en het ondersteunen van vernieuwde organisatievormen. § 2. De Vlaamse regering bepaalt de nadere voorwaarden en regels aangaande de rangschikking van projecten en de toekenning van subsidies.

Art. 17.§ 1. Het samenwerkingsakkoord van 4 juli 2000 tussen de Federale Staat, de Gewesten en de Duitstalige Gemeenschap betreffende de sociale economie zal uitwerking hebben wat het Vlaamse Gewest betreft. § 2. Dit artikel heeft uitwerking met ingang van 4 juli 2000.

Art. 18.§ 1 Er wordt een impuls- en ondersteuningsprogramma voor de meerwaardeneconomie uitgebouwd. De Vlaamse regering bepaalt de uitvoeringsmodaliteiten hiervan. § 2 Dit artikel heeft uitwerking met ingang van 4 juli 2000. HOOFDSTUK IX. - Ruimtelijke ordening

Art. 19.Aan artikel 127, § 1, tweede lid van het decreet van 18 mei 1999 houdende de organisatie van de ruimtelijke ordening, wordt de volgende zin toegevoegd : « Indien over de aanvraag een openbaar onderzoek moet georganiseerd worden, dan gaat de adviestermijn in op de veertiende dag van het openbaar onderzoek. ».

Art. 20.In artikel 191, § 1, van het decreet van 18 mei 1999 houdende de organisatie van de ruimtelijke ordening, gewijzigd bij decreet van 26 april 2000, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het derde lid wordt 5° vervangen door wat volgt : "5° de na 1 mei 1999 verleende stedenbouwkundige attesten nummer 2";2° het vijfde lid wordt opgeheven. HOOFDSTUK X. - Evenwichtige vertegenwoordiging

Art. 21.In artikel 9, § 2, van het decreet van 15 juli 1997 houdende invoering van een meer evenwichtige vertegenwoordiging van mannen en vrouwen in adviesorganen, worden de woorden "tegen 31 december 1999" vervangen door de woorden "tegen 1 januari 2002".

Art. 22.In artikel 4, vierde lid, van het decreet van 18 mei 1999 houdende een meer evenwichtige vertegenwoordiging van mannen en vrouwen in de beheers- en bestuursorganen van de instellingen, ondernemingen, vennootschappen of verenigingen van de Vlaamse overheid, worden de woorden "in zover bij een gedeeltelijke tussentijdse vernieuwing minder dan een derde van de mandaten vacant is", geschrapt. HOOFDSTUK XI. - Landschappen

Art. 23.In het decreet van 16 april 1996 houdende bescherming van landschappen, gewijzigd bij decreten van 21 oktober 1997 en 18 mei 1999, wordt in artikel 18, tweede lid de eerste zin geschrapt.

Art. 24.In hetzelfde decreet worden een artikel 18bis en een artikel 18ter ingevoegd, die luiden als volgt : «

Artikel 18bis.§ 1. Aan de eigenaars van onroerende goederen die in een beschermd landschap liggen, kan een vergoeding worden toegekend als de waardevermindering van hun onroerend goed rechtstreeks voortvloeit uit de voorschriften van een besluit tot definitieve bescherming van een landschap. § 2. Het recht op vergoeding ontstaat bij de kennisgeving van een weigering, op basis van het beschermingsbesluit, tot het uitvoeren van werkzaamheden of handelingen die in overeenstemming zijn met de geldende plannen van aanleg of ruimtelijke uitvoeringsplannen.

Onder een weigering wordt verstaan : 1° een weigering van vergunning voor werkzaamheden of handelingen na een negatief advies van de Vlaamse regering of haar gemachtigde, zoals bedoeld in artikel 14, § 3;2° een weigering van een toestemming voor werkzaamheden of handelingen van de Vlaamse regering of haar gemachtigde, zoals bedoeld in artikel 14, § 4. Na verloop van een termijn van vijf jaar, te rekenen vanaf de datum van de kennisgeving, bedoeld in artikel 11, § 1, van het beschermingsbesluit, kan het recht op vergoeding niet meer ontstaan.

Het vorderingsrecht vervalt definitief een jaar na de dag waarop het recht op vergoeding is ontstaan. § 3. De waardevermindering die voor vergoeding in aanmerking komt, dient te worden geraamd als het verschil tussen enerzijds de waarde van het goed op het ogenblik van de verwerving, geactualiseerd tot op de dag van het ontstaan van het recht op vergoeding, verhoogd met de lasten en kosten, voor de kennisgeving van het definitief beschermingsbesluit en anderzijds de waarde van dat goed op het ogenblik van het ontstaan van het recht op vergoeding.

Als waarde van het goed op het ogenblik van verwerving wordt het bedrag in aanmerking genomen dat als grondslag heeft gediend voor de heffing van de registratie- of successierechten over de volle eigendom van het goed, of, bij ontstentenis van een dergelijke heffing, de verkoopwaarde van het goed in volle eigendom op de dag van de verwerving.

Als waarde van het goed op het ogenblik van het ontstaan van het recht op vergoeding wordt de verkoopwaarde op dat ogenblik in aanmerking genomen.

De waarde van het goed op het ogenblik van de verwerving wordt geactualiseerd door ze te vermenigvuldigen met het indexcijfer van de consumptieprijzen van de kalendermaand voorafgaand aan die waarin de vergoeding is vastgesteld en het zo bekomen getal te delen door het gemiddelde indexcijfer van de consumptieprijzen van het jaar van verwerving door de vergoedingsgerechtigde, in voorkomend geval, omgerekend op dezelfde basis als eerstgenoemd indexcijfer. De aldus bekomen waarde wordt verhoogd met de kosten van de verwerving. § 4. De vergoeding bedraagt 80 % van de waarde vermindering. § 5. Er is geen vergoeding verschuldigd in de volgende gevallen : 1° als de eiser het goed verworven heeft toen het al voorlopig of definitief beschermd was;2° als de eiser het verbod krijgt uithangborden of reclame-inrichtingen aan te brengen;3° indien de eiser zelf de bescherming van zijn goed gevraagd heeft of uitdrukkelijk ermee ingestemd heeft;4° als de eigenaar op vrijwillige basis door middel van een beheersovereenkomst zoals bedoeld in artikel 16, § 6, het beheersplan uitvoert voor het betrokken perceel;5° als de waardevermindering die voor vergoeding in aanmerking komt niet meer bedraagt dan 20 % van de waarde van het goed op het ogenblik van de verwerving, geactualiseerd tot op de dag van het ontstaan van het recht op vergoeding en verhoogd met de lasten en kosten;6° als een zelfde handeling of werk wordt geweigerd op basis van een andere regelgeving;7° als de waardevermindering het gevolg is van beperkingen, voorschriften en voorwaarden die eveneens door of krachtens een andere regelgeving opgelegd zijn. § 6. De vergoeding wordt verminderd met de op basis van een andere regelgeving voor hetzelfde perceel verkregen planschadevergoeding, patrimoniumverlies, vergoeding en schadevergoeding. § 7. Aan de verplichting tot vergoeding kan, uiterlijk binnen twee jaar na een in kracht van gewijsde gegaan vonnis of arrest, en ongeacht de eigenaar, voldaan worden door de opheffing of wijziging van de bescherming van het perceel, of door de verwerving van het goed door het Vlaamse Gewest. § 8. Het Vlaamse Gewest kan binnen een termijn van twee jaar vanaf de betaling van de vergoeding, de terugbetaling van de betaalde vergoeding eisen van de begunstigden, hun rechthebbenden of rechtverkrijgenden, zodra het perceel niet meer is beschermd als landschap.

Artikel 18ter.§ 1. Met uitzondering van § 2, derde lid, zijn de bepalingen van artikel 18bis van toepassing op de reeds aanhangig gemaakte vorderingen tot vergoeding waarover nog geen in kracht van gewijsde gegane uitspraak bestaat. § 2. Met betrekking tot de besluiten tot definitieve bescherming die zijn genomen voor de inwerkingtreding van artikel 18bis kan het recht op vergoeding niet meer ontstaan na verloop van een termijn van twee jaar te berekenen vanaf de datum van inwerkingtreding van dit artikel.

Voor de gevallen waarbij het recht op vergoeding ontstond voor de inwerkingtreding van artikel 18bis, vervalt het vorderingsrecht definitief één jaar na de inwerkingtreding van dit artikel. ». HOOFDSTUK XII. - Interne audit

Art. 25.Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt onder Vlaamse openbare instellingen verstaan : de publiekrechtelijke rechtspersonen opgericht bij of krachtens een wet of decreet, en die ressorteren onder de bevoegdheid van het Vlaamse Gewest of de Vlaamse Gemeenschap, met uitzondering van het Gemeenschapsonderwijs.

Art. 26.De entiteit Interne Audit bij het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap is bevoegd om audits en administratieve onderzoeken bij de Vlaamse openbare instellingen uit te voeren. Zij is gemachtigd alle bedrijfsprocessen en activiteiten van de Vlaamse openbare instellingen te onderzoeken en te evalueren en in het bijzonder het systeem van interne controle.

Art. 27.Om haar bevoegdheid te kunnen uitoefenen heeft de entiteit Interne Audit toegang tot alle informatie en documenten bij de Vlaamse openbare instellingen. Ze kan aan ieder personeelslid de inlichtingen vragen die ze voor de uitvoering van haar opdrachten nodig acht. Ieder personeelslid is er toe gehouden alle relevante informatie en documenten te verstrekken.

Art. 28.De betrekkingen van junior auditor en senior auditor, van manager auditor en van hoofd van de entiteit Interne Audit in het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap staan ook open voor de vastbenoemde personeelsleden van de Vlaamse openbare instellingen, onder de voorwaarden zoals bepaald in het Vlaams personeelsstatuut van 24 november 1993. Na de beëindiging van hun opdracht in de entiteit Interne Audit, keren zij naar hun instelling van herkomst terug.

De adjunct-leidende ambtenaren die een afdeling leiden worden voor de toepassing beschouwd als ambtenaren die de mandaatgraad van afdelingshoofd bekleden.

De betrokken personeelsleden behouden tijdens hun opdracht hun administratieve anciënniteit met inbegrip van hun rechten op bevordering en hun geldelijke anciënniteit die zij hadden verworven in hun instelling van herkomst. Zij behouden tenminste de salarisschaal waarop ze recht hadden in de graad die zij op dat ogenblik bekleedden.

Zij verwerven in voorkomend geval ook de wijzigingen aan hun administratief statuut, aan hun geldelijk statuut en aan hun salarisschaal. De latere wijzigingen aan deze reglementering tijdens hun afwezigheid zijn op hen ook van toepassing. HOOFDSTUK XIII. - BLOSO

Art. 29.§ 1. In artikel 38 van het decreet van 12 december 1990 betreffende het bestuurlijk beleid worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° § 2 wordt vervangen door wat volgt : « § 2.De raad van bestuur bestaat uit acht leden. »; 2° § 3 wordt vervangen door wat volgt : « § 3.De leden van de raad van bestuur worden benoemd en ontslagen door de Vlaamse regering. De Vlaamse regering benoemt tevens de voorzitter en de ondervoorzitter onder de leden van de raad van bestuur. Het mandaat van de leden van de raad van bestuur vervalt zes maanden na de hernieuwing van het Vlaams Parlement. De mandaten kunnen hernieuwd worden. Indien het mandaat voortijdig beëindigd wordt, voltooit de opvolger het mandaat van zijn voorganger. ». § 2. Dit artikel treedt in werking 10 dagen na bekendmaking ervan in het Belgisch Staatsblad. De leden van de raad van bestuur zijn van rechtswege ontslagnemend. Ten laatste 40 dagen na de bekendmaking van deze bepaling, worden de nieuwe leden, de nieuwe voorzitter en de nieuwe ondervoorzitter door de Vlaamse regering benoemd. HOOFDSTUK XIV. - Huisvesting Afdeling I. - Tegemoetkomingen

Art. 30.In artikel 81, § 1, van het decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode wordt tussen het tweede en het derde lid het volgende lid ingevoegd, dat luidt als volgt : « In afwijking van het tweede lid kan een tegemoetkoming in de kosten, zoals vermeld in artikel 83, verleend worden aan de eigenaar-verhuurder die werken uitvoert aan de door hem verhuurde woning. ».

Art. 31.Aan artikel 82 van hetzelfde decreet wordt een vierde lid toegevoegd, dat luidt als volgt : « Zonder een voor bewoning ongeschikte of onaangepaste woning te hebben verlaten kan aan de woonbehoeftige gezinnen en alleenstaanden die een geschikte en aangepaste woning huren een tegemoetkoming in de huurprijs worden verleend, voor zover geen sociale woning wordt betrokken. De Vlaamse regering bepaalt nader de voorwaarden en de bepalingen terzake. ». Afdeling II. - Sociale kredietmaatschappijen

Art. 32.In artikel 78, eerste lid, van hetzelfde decreet wordt 1° vervangen door wat volgt : « 1° de kredietmaatschappijen die, onder de voorwaarden die de Vlaamse regering bepaalt, door de Vlaamse regering of door de VHM erkend zijn; ».

Art. 33.De erkenning van een sociale kredietmaatschappij door de ASLK blijft geldig voor het bekomen van de gewestwaarborg tot uiterlijk 31 december 2000. Afdeling III. - Publieke huursector

Art. 34.In artikel 72, eerste lid, van hetzelfde decreet wordt 3° vervangen door wat volgt : « 3° om de verhuurder van sociale huurwoningen in staat te stellen huurverminderingen toe te kennen, volgens de voorwaarden die de Vlaamse regering bepaalt. ».

Art. 35.In artikel 91, § 1, eerste lid, van hetzelfde decreet, wordt de tweede volzin aangevuld met de volgende woorden : « noch op de woningen die door de VHM en de sociale huisvestingsmaatschappijen verhuurd worden aan openbare besturen of aan welzijnsorganisaties onder de door de raad van bestuur van de VHM vastgestelde voorwaarden. ».

Art. 36.In artikel 99 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht : § 3 wordt vervangen door wat volgt : « § 3. Voor het gebruik van ruimten die van de woning afgezonderd zijn, kan een huurprijs worden aangerekend waarvoor de regeling van § 1 niet geldt. »; er wordt een § 5 toegevoegd, die luidt als volgt : « § 5. De bepalingen van de §§ 1, 2 en 3 gelden niet wanneer de verhuurder een subsidie voor de verhuring krijgt met toepassing van artikel 72, eerste lid, 3°, en die subsidie verleend wordt met het oog op een huurvermindering die niet wegens gezinslast wordt toegekend. ». Afdeling IV. - Kamerdecreet

Art. 37.In het decreet van 4 februari 1997 houdende de kwaliteits- en veiligheidsnormen voor kamers en studentenkamers, gewijzigd bij de decreten van 3 februari 1998 en 14 juli 1998, worden de volgende wijzigingen aangebracht : - in artikel 10, § 1, wordt het tweede lid opgeheven met ingang van 1 december 1999; - artikel 23 wordt vervangen door wat volgt : « Dit decreet treedt in werking op 1 september 1998, met uitzondering van artikel 5, dat in werking treedt op een datum, vastgesteld door de Vlaamse regering. ». Afdeling V. - Vlabinvest

Art. 38.Artikel 20 van het decreet van 25 juni 1992 houdende diverse bepalingen tot begeleiding van de begroting 1992 wordt vervangen door wat volgt : «

Artikel 20.Het fonds wordt beheerd door de Vlaamse regering. Tussen het fonds en de Vlaamse Huisvestingsmaatschappij wordt een overeenkomst gesloten met betrekking tot het ter beschikking stellen aan het fonds van de nodige diensten, uitrusting, installaties en personeelsleden. De Vlaamse Huisvestingsmaatschappij ontvangt hiervoor jaarlijks een kostenvergoeding lastens de begroting van het fonds. ». Afdeling VI. - Huurdersbonden

Art. 39.De facultatieve toelagen die de huurdersbonden in uitvoering van het besluit van de Vlaamse regering van 30 november 1994 houdende de voorwaarden inzake erkenning en subsidiëring van huurdersbonden en een overleg- en ondersteuningscentrum, hebben ontvangen vanuit basisallocatie 33.61 van programma 62.4 van de begroting van de Vlaamse Gemeenschap voor het jaar 1994, kunnen door de huurdersbonden worden gebruikt voor allerhande uitgaven die de werking van de huurdersbonden kunnen bevorderen. Deze uitgaven kunnen ook worden gedaan de jaren volgende op het jaar 1994 en hoeven verder niet meer in mindering gebracht te worden van de subsidies 1999 en volgende jaren. HOOFDSTUK XV. - NV PMV

Art. 40.De Vlaamse regering wordt gemachtigd om de NV Vlaamse Participatiemaatschappij te gelasten via haar dochtervennootschap, de NV Participatiemaatschappij Vlaanderen, een beheersmaatschappij op te richten om het herbestemmingsproject voor de Majoor Blaironkazerne te organiseren en uit te voeren. De NV Participatiemaatschappij Vlaanderen voert deze bijzondere opdracht uit in naam en voor rekening van het Vlaamse Gewest. HOOFDSTUK XVI. - Meststoffendecreet

Art. 41.In artikel 2 van het decreet van 23 januari 1991 inzake de bescherming van het leefmilieu tegen de verontreiniging door meststoffen, gewijzigd bij de decreten van 20 december 1995 en 11 mei 1999, wordt 7°, a) en b) vervangen door wat volgt : « a) ofwel de definitieve bouwvergunning werd verleend voor 1 september 1991 en waarvan minstens voor wat betreft het aanslagjaar 1992 of 1993 vóór 29 september 1993 aangifte gedaan werd bij de Mestbank en in deze aangifte, die op de inrichting betrekking heeft, dieren zijn aangegeven; b) ofwel de definitieve bouwvergunning en milieuvergunning tussen 1 januari 1991 en 1 januari 1997 werden bekomen en waarvoor tijdig aan de vereiste aangifteplicht in het kader van dit decreet is voldaan;».

Art. 42.In artikel 6, § 1, van hetzelfde decreet, gewijzigd bij de decreten van 25 juni 1992, 20 december 1995, 11 mei 1999 en 3 maart 2000, wordt de berekeningswijze "MOndier = MPn + AMn - MGndier" vervangen door de berekeningswijze "MOndier = MPn + AMn - MGn [dm + am]".

Art. 43.In artikel 7, § 1, van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 20 december 1995, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° tussen het tweede en het derde lid wordt het volgende lid ingevoegd : « De Vlaamse regering kan tevens een bedrag aan de aanvrager van de erkenning opleggen ter delging van de administratieve kosten.»; 2° aan § 1 wordt een vierde lid toegevoegd : « De Vlaamse regering kan nadere regels vastleggen met betrekking tot het indienen, van een beroep tegen deze maatregel.Eveneens kan de Vlaamse regering nadere regels vastleggen met betrekking tot het verhalen van de kosten van het beroep. ».

Art. 44.Aan artikel 8, § 3, 2°, b), van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 20 december 1995, wordt de volgende zin toegevoegd : « De Vlaamse regering kan tevens een bedrag opleggen ter delging van de administratieve kosten die hiermee gepaard gaan. ».

Art. 45.In artikel 9, § 1, van hetzelfde decreet, gewijzigd bij de decreten van 25 juni 1992, 20 december 1995 en 3 maart 2000, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° aan het vijfde lid wordt de volgende zin toegevoegd : « De Vlaamse regering kan tevens een bedrag opleggen ter delging van de administratieve kosten die hiermee gepaard gaan.»; 2° aan het zesde lid wordt de volgende zin toegevoegd : « De Vlaamse regering kan tevens een bedrag opleggen ter delging van de administratieve kosten die hiermee gepaard gaan.».

Art. 46.In artikel 21, § 6, van hetzelfde decreet, wordt 1° vervangen door : « 1° die meer dierlijke mest heeft geproduceerd dan de nutriëntenhalte, bedoeld in artikel 33bis; het bedrag van deze superheffing SH1 wordt door middel van de volgende formule berekend : SH 1 = ((MPBnforf - NHn) x Xspn) + ((MPpforf - NHp) x Xspp) waarin : - MPBFn = de forfaitaire bruto productie van dierlijke mest uitgedrukt in kg N : zijnde het product van de gemiddelde veebezetting in de veeteelt- en/of landbouwinrichting gedurende het voorbije kalenderjaar en de overeenkomstige forfaitaire bruto-uitscheidingshoeveelheden per dier uitgedrukt in kg N, zoals vastgesteld in artikel 5, § 1; - MPFp = de forfaitaire productie van dierlijke mest, uitgedrukt in kg P2O5, zijnde het product van de gemiddelde veebezetting in de veeteelt- en/of landbouwinrichting gedurende het voorbije kalenderjaar en de overeenkomstige forfaitaire uitscheidingshoeveelheden per dier uitgedrukt in kg P2O5 zoals vastgesteld in artikel 5, § 1. In afwijking van artikel 5, § 1, wordt voor de diersoort andere varkens met een gewicht van 20 tot 110 kg de uitscheidingswaarde van 5,33 kg P2O5 per dier en per jaar gebruikt; - NHn = de N-nutriëntenhalte, uitgedrukt in kg N, zoals bepaald in artikel 33bis; - NHp = de P2O5-nutriëntenhalte, uitgedrukt in kg P2O5, zoals bepaald in artikel 33bis; - Xspn = de superheffingsvoet voor de N-productie hoger dan de nutriëntenhalte NHn; - Xspp = de superheffingsvoet voor de P2O5productie hoger dan de nutriëntenhalte NHp. ».

Art. 47.In artikel 33, § 5, van hetzelfde decreet worden volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het tweede lid worden de woorden "31 december 2000" vervangen door de woorden "31 december 2001";2° in het derde lid worden de woorden "1 januari 2001" vervangen door de woorden "1 januari 2002".

Art. 48.In artikel 33bis, § 1, van hetzelfde decreet worden in het eerste lid de woorden "Aan elke bestaande landbouw- en/of veeteeltinrichting en/of deel hiervan" vervangen door de woorden « Aan - elke landbouwinrichting en/of deel hiervan en/of - elke veeteeltinrichting en/of deel hiervan : a) die voldoet aan de definitie van bestaande veeteeltinrichting of b) waarvan minstens sinds aanslagjaar 1995 tijdig en regelmatig jaarlijks aangifte gedaan werd bij de Mestbank.».

Art. 49.In artikel 33bis, § 2, van hetzelfde decreet wordt in de tabel ter hoogte van "beren en zeugen exclusief biggen" het getal "9,87" vervangen door "14,5" en het getal "16,75" door "24".

Art. 50.In voetnoot (3) van artikel 33bis, § 2, van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het eerste lid de woorden "zeugen, hetzij inclusief, hetzij exclusief biggen" vervangen door de woorden "zeugen, inclusief en/of exclusief biggen";2° in het tweede lid de woorden "andere varkens" vervangen door de woorden "andere varkens met een gewicht van 20 tot 110 kg".

Art. 51.In voetnoot (5) van artikel 33bis, § 2, van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° worden tussen de woorden "aangegeven onder" en "ander pluimvee" de woorden "leghennen", "opfokpoeljen" of "toegevoegd";2° wordt tussen de woorden "zoals bepaald" en "artikel 5" het woord "in" toegevoegd;3° worden de woorden "III.Voor struisvogels, III.4 voor kalkoenen en III.5 voor ander pluimvee" vervangen door de woorden "III. pluimvee".

Art. 52.In artikel 33bis, § 3, van hetzelfde decreet wordt een 4° toegevoegd die luidt als volgt : 4° « producenten die zich in de periode tussen 1 januari 1995 en 1 januari 2000 voor de eerste maal als landbouwer in hoofdberoep hebben gevestigd en hiervoor een investering hebben gedaan en jonger zijn dan 40 jaar.Het bewijs van een eerste installatie moet worden geleverd door een attest van de sociale kas waar zij bij aangesloten zijn. De nutriëntenhalte NHn en NHp kan evenwel niet hoger zijn dan 85 % van de vergunde mestproductie tenzij het register van het productiejaar 1999 een hogere veebezetting aantoont. ».

Art. 53.In artikel 33bis van hetzelfde decreet wordt aan § 5 de volgende zin toegevoegd : « De Vlaamse regering kan hieromtrent nadere regels vaststellen. ».

Art. 54.Aan artikel 33bis van hetzelfde decreet worden een § 8 en een § 9 toegevoegd, die luiden als volgt : « § 8. Producenten van wie het bedrijf een productie aan dierlijke mest MPp heeft van minder dan 300 kg difosforpentoxide worden vrijgesteld van de regels bepaald in artikel 33ter, § 1, 1° met betrekking tot de beperking van de productie aan dierlijke mest.

Ingeval er meerdere producenten zijn op een landbouw- of veeteeltinrichting, dan geldt deze vrijstelling slechts voorzover de totale productie aan dierlijke mest MPp van alle producenten samen minder bedraagt dan 300 kg difosforpentoxide. § 9. De nutriëntenhalte NH (n) en NH (p) vervalt, behoudens in geval van overmacht of toeval, van rechtswege indien er gedurende twee opeenvolgende aanslagjaren geen aangifte gedaan werd of geen dieren aangegeven werden op de jaarlijkse aangifte die betrekking heeft op de desbetreffende inrichting. ».

Art. 55.In de eerste zin van § 1 van artikel 33ter van hetzelfde decreet wordt tussen de woorden " exploitatie van" en "veeteeltinrichtingen" de woorden "landbouw- en" ingevoegd.

Art. 56.Aan artikel 33ter, § 4, van hetzelfde decreet wordt een derde streepje toegevoegd, dat luidt als volgt : « - veeteeltinrichtingen waar uitsluitend paarden en/of pony's gehouden worden. ».

Art. 57.Aan artikel 36 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 20 december 1995, wordt een § 5 toegevoegd, die luidt als volgt : « § 5. De Vlaamse regering kan nadere regels vaststellen in verband met de voorwaarden voor de erkenning van laboratoria en de manier waarop deze erkenning wordt aangevraagd, verleend en geheel of gedeeltelijk kan worden ingetrokken. ».

Art. 58.In artikel 37, § 1, 5°, van hetzelfde decreet, gewijzigd bij de decreten van 20 december 1995 en 11 mei 1999, worden na de woorden " met artikel 18" de woorden "en artikel 17" toegevoegd.

Art. 59.In artikel 37, § 2, van hetzelfde decreet, gewijzigd bij de decreten van 20 december 1995 en 11 mei 1999, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° een 4°bis wordt ingevoegd, dat luidt als volgt : « 4°bis degene die met overtreding van verordening (EEG) Nr.259/93 van de Raad van 1 februari 1993 betreffende toezicht en controle op de overbrenging van afvalstoffen binnen, naar en uit de Europese Gemeenschap dierlijke mest heeft vervoerd zonder het voorgeschreven begeleidend document volledig en correct op te maken en binnen de gestelde termijn over te zenden aan de Mestbank, of die een transportverbod vanwege de Mestbank heeft genegeerd. »; 2° aan 7° wordt na de woorden "aan deze veeteeltinrichting" de volgende woorden toegevoegd : « en/of diegene die de vermindering van de nutriëntenproductie uit dierlijke mest ingevolge aanwending van nutriëntenarm voeder en toepassing van voedertechnieken als bedoeld in artikel 5, § 2, of bereikt ingevolge de mestuitscheidingsbalans als bedoeld in artikel 20bis, § 2, 2°, opvult met een verhoging van het aantal dieren dat wordt gehouden in de beschouwde landbouw- en/of veeteeltinrichting en/of deel hiervan »;3° een 8°, 9° en 10° worden toegevoegd, die luiden als volgt : « 8° degene die met overtreding van artikel 7, § 2 en § 3, een gemeld transport niet uitvoert conform het opgemaakte mestafzetdocument dat het transport vergezelt; 9° degene die met overtreding van verordening (EEG) Nr.259/93 van de Raad van 1 februari 1993 betreffende toezicht en controle op de overbrenging van afvalstoffen binnen, naar en uit de Europese Gemeenschap sluikhandel heeft verricht; 10° degenen die de benodigde documenten voor het opmaken van een bedrijfs-, bodem- of mestuitscheidingsbalans, niet kan voorleggen bij controle;».

Art. 60.Aan artikel 37, § 3, van hetzelfde decreet, gewijzigd bij de decreten van 20 december 1995 en 11 mei 1999 wordt een 5° toegevoegd, dat luidt als volgt : « 5° degene die de bepalingen overtreden in verband met de bedrijfs-, bodem- of mestuitscheidingsbalans zoals vermeld in artikel 20bis. ».

Art. 61.Aan artikel 38 van het decreet van 11 mei 1999 tot wijziging van het decreet van 23 januari 1991 inzake de bescherming van het leefmilieu tegen de verontreiniging door meststoffen en tot wijziging van het decreet van 28 juni 1985 betreffende de milieuvergunning, gewijzigd bij het decreet van 3 maart 2000, wordt een tweede lid toegevoegd, dat luidt als volgt : « De volgende bepalingen treden in werking op 1 januari 2001 : 1° artikel 21, § 6, 1°, van het decreet van 23 januari 1991 inzake de bescherming van het leefmilieu tegen de verontreiniging door meststoffen, vervangen bij het decreet van 20 december 1995 en gewijzigd bij de decreten van 11 mei 1999, 3 maart 2000 en [...] houdende diverse bepalingen; 2° artikel 33ter, § 1, 1°, a), van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 11 mei 1999 en gewijzigd bij de decreten van 3 maart 2000 en [...] houdende diverse bepalingen. ». HOOFDSTUK XVII. - Slot- en overgangsbepalingen

Art. 62.Artikel 21 heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2000.

Artikel 22 heeft uitwerking met ingang van 9 juli 1999.

Artikel 40 heeft uitwerking met ingang van 24 juli 1998.

De artikelen 41 tot 60 hebben uitwerking met ingang van 1 januari 2000.

Kondigen dit decreet af, bevelen dat het in het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Brussel, 8 december 2000.

De minister-president van de Vlaamse regering, Vlaams minister van Financiën, Begroting, Buitenlands Beleid en Europese Aangelegenheden, P. DEWAEL De Vlaamse minister van Mobiliteit, Openbare Werken en Energie, S. STEVAERT De Vlaamse minister van Welzijn, Gezondheid en Gelijke Kansen, Mevr. M. VOGELS De Vlaamse minister van Cultuur, Jeugd, Brusselse Aangelegenheden en Ontwikkelingssamenwerking, B. ANCIAUX De Vlaamse minister van Onderwijs en Vorming, Mevr. M. VANDERPOORTEN De Vlaamse minister van Werkgelegenheid en Toerisme, R. LANDUYT De Vlaamse minister van Leefmilieu en Landbouw, Mevr. V. DUA De Vlaamse minister van Binnenlandse Aangelegenheden, Ambtenarenzaken en Sport, J. SAUWENS De Vlaamse minister van Economie, Ruimtelijke Ordening en Media, D. VAN MECHELEN. _______ Nota (1) Zitting 2000-2001. Stukken. - Ontwerp van decreet : 414, nr. 1. Amendementen : 414, nrs. 2 tot 5. Verslagen : 414, nrs. 6 tot 13.

Tekst aangenomen door de commissies : 414, nr. 14 + Erratum.

Amendementen : 414, nrs. 15 tot 17.

Tekst aangenomen door de plenaire vergadering : 414, nr. 18.

Handelingen. - Bespreking en aanneming. Vergaderingen van 29 november 2000.

^