gepubliceerd op 30 maart 2001
Besluit van de Vlaamse regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse regering van 3 maart 2000 tot uitvoering van de artikelen 11, § 1, 13° en § 7, 33 en 33bis van het decreet van 23 januari 1991 inzake de bescherming van het leefmilieu tegen de verontreiniging door meststoffen
16 MAART 2001. - Besluit van de Vlaamse regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse regering van 3 maart 2000 tot uitvoering van de artikelen 11, § 1, 13° en § 7, 33 en 33bis van het decreet van 23 januari 1991 inzake de bescherming van het leefmilieu tegen de verontreiniging door meststoffen
De Vlaamse regering Gelet op het decreet van 23 januari 1991 inzake de bescherming van het leefmilieu tegen de verontreiniging door meststoffen, inzonderheid op artikel 33bis, §§ 5 tot 7, ingevoegd bij het decreet van 11 mei 1999 en gewijzigd bij het decreet van 8 december 2000, en op artikel 33ter, § 4, ingevoegd bij het decreet van 3 maart 2000 en gewijzigd bij het decreet van 8 december 2000;
Gelet op het besluit van de Vlaamse regering van 3 maart 2000 tot uitvoering van de artikelen 11, § 1, 13° en § 7, 33 en 33bis van het decreet van 23 januari 1991 inzake de bescherming van het leefmilieu tegen de verontreiniging door meststoffen;
Gelet op het advies van de Stuurgroep Vlaamse Mestproblematiek, gegeven op 15 februari 2001;
Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, van 26 januari 2001;
Gelet op het verzoek om spoedbehandeling, gemotiveerd door de omstandigheid dat door het decreet van 8 december 2000 houdende diverse bepalingen het decreet van 23 januari 1991 inzake de bescherming van het leefmilieu tegen de verontreiniging door meststoffen onder andere met betrekking tot artikel 33bis gewijzigd is; dat hierdoor hoogdringend het besluit van de Vlaamse regering van 3 maart 2000 tot uitvoering van de artikelen 11, § 1, 13° en § 7, 33 en 33bis van het decreet van 23 januari 1991 inzake de bescherming van het leefmilieu tegen de verontreiniging door meststoffen aangepast moet worden om uitvoering te kunnen geven aan de gewijzigde bepalingen;
Gelet op het advies van de Raad van state (31.355/3), gegeven op 6 maart 2001, met toepassing van artikel 84, eerste lid, 2° van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Overwegende dat het noodzakelijk is uitbreiding van de veestapel te voorkomen in afwachting van het welslagen van de oplossingen voor de aanpak van de mestoverschotten via aanpak aan de bron, mestverwerking, mestbewerking en oordeelkundige bemesting;
Overwegende dat de procedure van toekenning van nutriëntenhalte lopende is; dat deze bijgevolg hoogdringend aangepast moet worden in functie van de recente decreetswijziging; dat de landbouwers de kans moeten krijgen verzoekschriften in te dienen of hun verzoekschriften aan te vullen in functie van de decreetswijziging; dat zij zo snel mogelijk duidelijkheid moeten krijgen over de hen toegekende nutriëntenhalte;
Op voorstel van de Vlaamse minister van Leefmilieu en Landbouw;
Na beraadslaging, Besluit :
Artikel 1.Aan het artikel 4 van het besluit van de Vlaamse regering van 3 maart 2000 tot uitvoering van de artikelen 11, § 1, 13° en § 7, 33 en 33bis van het decreet van 23 januari 1991 inzake de bescherming van het leefmilieu tegen de verontreiniging door meststoffen wordt een § 3 toegevoegd, die luidt als volgt : « § 3. Ingeval er gelijktijdig meerdere producenten zijn op éénzelfde landbouw- of veeteeltinrichting, dan maakt de Mestbank aan alle betrokken producenten de voor de gehele landbouw- of veeteeltinrichting berekende nutriëntenhalte NHp en NHn bekend. De betrokken producenten moeten vervolgens in onderling akkoord de totaal berekende nutriëntenhalte verdelen over de delen van de inrichting waarvoor ze respectievelijk verantwoordelijk zijn. Indien zij binnen de 30 kalenderdagen na ontvangst van de in § 2 vermelde bekendmaking geen akkoord hebben overgemaakt aan de Mestbank, dan wordt de nutriëntenhalte volledig toegewezen aan de producent die tevens gekend is als de houder van de milieuvergunning. Indien evenwel geen enkele van de betrokken producenten gekend is als de houder van de milieuvergunning, dan wordt de nutriëntenhalte pas toegewezen na volledige of gedeeltelijke overname van de milieuvergunning door één of meerdere van de betrokken producenten.
Ingeval een van de betrokken producenten een vraag tot herberekening bij de Mestbank heeft ingediend, dan wordt de termijn waarbinnen zij het akkoord moeten overmaken, automatisch gestuit. In dit geval vangt de termijn van 30 kalenderdagen aan op de dag van ontvangst van het antwoord van de Mestbank als bedoeld in het artikel 5, § 9. Deze termijn wordt op zijn beurt gestuit ingeval één van de betrokken producenten een vraag tot herziening heeft ingediend bij de minister, bevoegd voor het leefmilieu. In dit geval vangt de termijn van 30 kalenderdagen aan op de dag van ontvangst van het antwoord van de minister, bevoegd voor het leefmilieu, als bedoeld in het artikel 9, § 3.
Ingeval de totale nutriëntenhalte NHp en NHn voor de landbouw- of veeteeltinrichting ingevolge een herberekeningsvraag bij de Mestbank, een herzieningsvraag bij de minister, bevoegd voor het leefmilieu, of een ambtshalve herziening wijzigt, dan wordt deze opnieuw bekendgemaakt aan de betrokken producenten en toegewezen zoals bepaald in het eerste lid. »
Art. 2.In het artikel 5, § 1, van hetzelfde besluit worden de woorden "arikel 4, § 3" vervangen door de woorden "het artikel 4, §2".
Art. 3.In het artikel 5 van hetzelfde besluit wordt een § 1bis ingevoegd, die luidt als volgt : « § 1bis. De producent kan ingeval de procedure van toekenning van de nutriëntenhalte voor hem afgesloten is, een herberekening vragen of kan ingeval de procedure van toekenning van nutriëntenhalte nog lopende is, de bij Mestbank in behandeling zijnde vraag tot herberekening als bedoeld in § 1 of de bij de minister, bevoegd voor het leefmilieu, in behandeling zijnde vraag tot herziening als bedoeld in het artikel 9, § 1, aanvullen met bijkomende stukken voorzover hij in aanmerking komt voor één van of een combinatie van de volgende gevallen: 1° De producent aan wie overeenkomstig de procedure van artikel 4, § 2, artikel 5, § 9 of artikel 9, § 3 kennis is gegeven dat hem geen nutriëntenhalte NHp en NHn werd toegekend omdat de inrichting op het moment van de kennisgeving niet als bestaande veeteeltinrichting kon beschouwd worden, en die een inrichting of een deel van een inrichting exploiteert die overeenkomstig het artikel 2, 7° van het decreet beschouwd kan worden als een bestaande veeteeltinrichting omdat : a) ofwel de definitieve bouwvergunning werd verleend voor 1 september 1991 en waarvan voor het aanslagjaar 1992 voor 29 september 1993 aangifte gedaan werd bij de Mestbank;b) ofwel de definitieve bouw- en milieuvergunning werd verkregen tussen 1 januari 1991 en 1 januari 1997 en tijdig aan de aangifteplicht werd voldaan. Ingeval de inrichting beschouwd kan worden als een bestaande inrichting omdat de bouw- en milieuvergunning verkregen is tussen 1 januari 1991 en 1 januari 1997 dan moet in het gemotiveerd verzoekschrift een afschrift van deze vergunningen met inbegrip van de plannen bijgevoegd worden. 2° De producent exploiteert een inrichting of een deel van een inrichting die beschouwd kan worden als een landbouwinrichting of waarvan minstens sinds aanslagjaar 1995 tijdig en regelmatig jaarlijks aangifte gedaan werd bij de Mestbank doch die noch als een bestaande landbouwinrichting, noch als een bestaande veeteeltinrichting beschouwd kan worden.3° De producent wenst op grond van het artikel 33bis, § 2, voetnoot (5) van het decreet de diersoorten die bij de aangifte van het aanslagjaar 1996, 1997 of 1998 aangegeven werden onder « III.Pluimvee » (leghennen, opfokpoeljen of ander pluimvee) te specificeren naar de diersoorten zoals bedoeld in het artikel 5, § 1 van het decreet onder III. pluimvee. In het gemotiveerd verzoekschrift of ingeval van aanvulling van de in behandeling zijnde vraag tot herberekening of herziening, moeten minstens een afschrift van de nog geldende milieuvergunningen evenals een afschrift van de aankoop- en/of verkoopbewijzen van de dieren of evenwaardige bewijzen voor de aanslagjaren 1996, 1997 of 1998 gevoegd worden ter specificering van de voor deze aanslagjaren op de jaarlijkse aangifte aangegeven dieren onder de diercategorieën van « III. Pluimvee ». Indien deze documenten reeds bij een vorige aanvraag werden ingediend, volstaat een eenvoudige verwijzing naar deze documenten. Er kan hiervoor echter geen nieuw verzoekschrift worden ingediend indien de producent reeds een verzoekschrift heeft ingediend op grond van het artikel 5, § 1, 2°. 4° De producent wenst op grond van het artikel 33bis, § 3, 4° van het decreet een andere berekening van de nutriëntenhalte.In het gemotiveerd verzoekschrift of ingeval van aanvulling van de in behandeling zijnde vraag tot herberekening of herziening, moeten minstens volgende stukken overgemaakt worden : a) een afschrift van de nog geldende milieuvergunningen;b) een bewijs van landbouwer in hoofdberoep;c) het bewijs van eerste installatie afgeleverd door de sociale kas waarbij hij aangesloten is;d) de bewijzen dat de nodige investeringen gedaan werden met het oog op een eerste installatie;e) een afschrift van het register voor het productiejaar 1999;f) de onderbouwing van de gemiddelde veebezetting vanaf het productiejaar 2000. Indien bepaalde van deze documenten reeds bij een vorige aanvraag werden ingediend, volstaat een eenvoudige verwijzing naar deze documenten. 5° De producent wenst naar aanleiding van het verlenen van een milieuvergunning na 1 januari 1996 op grond van artikel 33bis, § 3, 2° van het decreet een andere berekening van de nutriëntenhalte.In het gemotiveerd verzoekschrift of ingeval van aanvulling van de in behandeling zijnde vraag tot herberekening of herziening, moeten minstens volgende stukken bijgevoegd worden: a) een afschrift van de door de bevoegde overheid afgeleverde bouwvergunning(en) die gekoppeld is(zijn) aan de milieuvergunning met inbegrip van het bouwplan;b) een afschrift van de door de bevoegde overheid afgeleverde milieuvergunning(en);c) het bewijs dat de milieuvergunning op 30 maart 2000 is ingevuld door de producent aan de hand van facturen betreffende bouw- of verbouwingswerken, leningen, investeringen of andere bewijsstukken. Indien bepaalde van deze documenten reeds bij een vorige aanvraag werden ingediend, volstaat een eenvoudige verwijzing naar deze documenten. »
Art. 4.In het artikel 5 van hetzelfde besluit wordt een § 1ter ingevoegd, die luidt als volgt : « § 1ter. De herberekening of aanvulling zoals bedoeld in § 1bis kan uiterlijk tot 20 kalenderdagen na het in werking treden van § 1bis per aangetekende brief ingediend worden bij de Mestbank.
Herzieningen op grond van het artikel 9, § 1 ingediend bij de minister, bevoegd voor het leefmilieu, worden ingeval zij in aanmerking komen voor de in § 1bis vermelde gevallen, opnieuw door de Mestbank behandeld. »
Art. 5.In het artikel 5, § 1, 6° van hetzelfde besluit wordt tussen de woorden « wenst geen » en de woorden « gebruik te maken » de woorden « of slechts gedeeltelijk » ingevoegd.
Art. 6.In het artikel 5 van hetzelfde besluit worden na § 6 de §§ 6bis tot 6quinquies ingevoegd, die luiden als volgt : « § 6bis. Ingeval de vraag tot herberekening of de aanvulling van de in behandeling zijnde vraag tot herberekening of herziening betrekking heeft op de gevallen bedoeld in § 1bis, 1° of 2°, en de producent recht heeft op een nutriëntenhalte, dan wordt de nutriëntenhalte NHn en NHp berekend en toegekend overeenkomstig de bepalingen van het artikel 33bis van het decreet. Indien de producent geen recht heeft op een nutriëntenhalte dan wordt het verzoek afgewezen. § 6ter. Ingeval de vraag tot herberekening of de aanvulling van de in behandeling zijnde vraag tot herberekening of herziening betrekking heeft op § 1bis, 3°, dan wordt de nutriëntenhalte NHn en NHp berekend op basis van de forfaitaire uitscheidingsnorm bepaald in het artikel 5, § 1 van het decreet voor de desbetreffende diercategorie. Bij het ontbreken van de in § 1bis, 3° bedoelde gegevens of bij onvoldoende staving wordt de nutriëntenhalte berekend conform de uitscheidingsnorm vermeld in het artikel 33bis, § 2 van het decreet. § 6quater. Ingeval de vraag tot herberekening of de aanvulling van de in behandeling zijnde vraag tot herberekening of herziening betrekking heeft op § 1bis, 4°, kan een herberekening van de nutriëntenhalte slechts toegekend worden indien, overeenkomstig artikel 33bis, § 3, 4°, van het decreet, voldaan is aan elk van de volgende voorwaarden : 1° de producent heeft zich in de periode tussen 1 januari 1995 en 1 januari 2000 voor de eerste maal als landbouwer in hoofdberoep gevestigd;2° hij moet op het moment van de eerste installatie jonger zijn 40 jaar;3° hij moet de nodige investeringen gedaan hebben met het oog op de eerste installatie; Indien voldaan wordt aan voormelde voorwaarden en bij voldoende staving dat de nodige investeringen gebeurd zijn voor de datum van het in voege treden van § 1bis van dit artikel, dan wordt de nutriëntenhalte NHn en NHp berekend op basis van de door de aanvrager onderbouwde gemiddelde veebezetting van het productiejaar 2000. Deze nutriëntenhalte kan evenwel niet hoger zijn dan de nutriëntenhalte berekend aan de hand van de vergunde productie van de inrichting vermenigvuldigd met een factor 0,85 tenzij het register van het productiejaar 1999 een hogere veebezetting aantoont. § 6quinquies. In geval de vraag tot herberekening of de aanvulling van de in behandeling zijnde vraag tot herberekening of herziening betrekking heeft op § 1bis, 5° kan de nutriëntenhalte NHn en NHp als volgt berekend worden : 1° Ingeval ten gevolge van het verlenen van de milieuvergunning de gemiddelde veebezetting tijdens de aanslagjaren 1996, 1997 en 1998 lager was dan deze voor het aanslagjaar 1995, kan de nutriëntenhalte NHn en NHp op verzoek van de producent berekend worden als de som van de producten van de gemiddelde veebezetting van de veeteeltinrichting zoals aangegeven in de Mestbankaangifte van het aanslagjaar 1995, met de overeenkomstige P2O5 -productie per diersoort, berekend volgens de uitscheidingsnormen, zoals vastgelegd in artikel 33bis, § 2 van het decreet;2° Ingeval de afgeleverde milieuvergunning een gehele of gedeeltelijke omvorming naar een andere diersoort bevatte, dan kan uitgaande van de toegekende nutriëntenhalte NHp, de nutriëntenhalte NHn berekend worden op basis van de stikstof/difosforpentoxideverhouding in de vergunde productie volgens de afgeleverde vergunning. Een combinatie van beide gevallen is mogelijk. De herberekening is evenwel slechts mogelijk voorzover het voorwerp van de milieuvergunning betrekking heeft op de rubrieken 9.3 tot 9.8 van de indelingslijst. »
Art. 7.Aan het artikel 5 wordt een § 9bis toegevoegd, die luidt als volgt : « § 9bis. In afwijking van § 9, eerste lid, kan de Mestbank voor verzoekschriften die bij de Mestbank ontvangen zijn na 15 september 2000 en voor het in werking treden van § 1bis, de producent per aangetekend schrijven op de hoogte stellen van het gevolg dat aan het verzoekschrift is gegeven, tot 60 kalenderdagen na ontvangst van de in § 1bis bedoelde aanvulling of in geval de producent geen aanvullende stukken heeft overgemaakt tot 80 kalenderdagen na de datum van in werking treden van § 1bis. »
Art. 8.In het artikel 6 van hetzelfde besluit wordt een § 2bis ingevoegd, die luidt als volgt : « § 2bis. Indien een vergunde veeteeltinrichting het voorwerp is van een volledige overname dan wordt de nutriëntenhalte NHp en NHn door de Mestbank op vraag van de overnemer volledig overgedragen aan de overnemer. De overnemer moet bij zijn vraag een afschrift van de ontvangstmelding als bedoeld in het artikel 42, § 4 van VLAREM die door de bevoegde vergunningverlenende overheid is afgeleverd, toevoegen. De nutriëntenhalte verbonden aan een veeteeltinrichting kan slechts overgedragen worden aan een andere exploitant voor zover deze tevens de milieuvergunning overneemt.
Ingeval de overname in de loop van een kalenderjaar plaatsvindt dan wordt de nutriëntenhalte NHp en NHn voor het desbetreffende kalenderjaar tijdelijk verdeeld over de overlater en overnemer pro rata de periode (uitgedrukt in X/12den) gedurende dewelke zij de inrichting in dat jaar geëxploiteerd hebben. »
Art. 9.In het artikel 6 van hetzelfde besluit wordt een § 3bis ingevoegd, die luidt als volgt : « § 3bis. Ingeval een bestaande veeteeltinrichting na 1 januari 1996 een milieuvergunning heeft gekregen voor de gehele of gedeeltelijke omvorming naar een andere diersoort, kan op verzoek van de producent de wijze waarop de nutriëntenhalte berekend is, herzien worden in functie van de gewijzigde aantallen dieren volgens de toegekende milieuvergunning of kan een afwijking van de randvoorwaarden zoals bepaald in voetnoot (2), (3) en (5) van het artikel 33bis, § 2 van het decreet toegestaan worden door de Mestbank. In het gemotiveerd verzoekschrift moeten minstens volgende stukken bijgevoegd zijn : 1° een afschrift van de door de bevoegde overheid afgeleverde bouwvergunning(en) die gekoppeld is(zijn) aan de milieuvergunning met inbegrip van het bouwplan;2° een afschrift van de door de bevoegde overheid afgeleverde milieuvergunning(en); Op basis van dit verzoek kan hoogstens dezelfde nutriëntenhalte NHn en NHp toegekend worden als deze die vastgesteld werd door de Mestbank of door de minister, bevoegd voor het leefmilieu. »
Art. 10.In het artikel 6 van hetzelfde besluit wordt een § 3ter ingevoegd, die luidt als volgt : « § 3ter. In uitvoering van het artikel 33ter, § 4 van het decreet en in afwijking van het artikel 4, § 1 kan voor veeteeltinrichtingen onlosmakelijk verbonden aan een kinderboerderij, een onderwijs- of opvoedingsinstelling evenals voor veeteeltinrichtingen waar uitsluitend paarden en/of pony's gehouden worden, de nutriëntenhalte NHn en NHp bepaald worden op 85 % van de vergunde productie. Deze nutriëntenhalte wordt toegekend door de Mestbank op vraag van de producent en mits voorlegging van de afgeleverde milieu- en bouwvergunning(en). »
Art. 11.In het artikel 6, § 4 worden de woorden « § 2 of § 3 » vervangen door de woorden « § 2, § 2bis, § 3, § 3bis of § 3ter ».
Art. 12.Aan het artikel 9 wordt een § 4 toegevoegd, die luidt als volgt : « § 4. In afwijking van § 3 kan de minister voor herzieningsaanvragen die bij de minister bevoegd voor het leefmilieu, ontvangen zijn na 15 september 2000 en voor het in werking treden van artikel 5, § 1bis, de producent per aangetekend schrijven tot 80 kalenderdagen na het in werking treden van artikel 5 § 1bis, op de hoogte stellen van het gevolg dat aan de herzieningsaanvraag is gegeven. »
Art. 13.Dit besluit treedt in werking op de dag van publicatie in het Belgisch Staatsblad.
Art. 14.De Vlaamse minister, bevoegd voor het Leefmilieu, is belast met de uitvoering van dit besluit.
Brussel, 16 maart 2001.
De minister-president van de Vlaamse regering, P. DEWAEL De Vlaamse minister van Leefmilieu en Landbouw, Mevr. V. DUA