gepubliceerd op 18 februari 2000
Wet houdende oprichting van het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen
4 FEBRUARI 2000. - Wet houdende oprichting van het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen (1)
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
De Kamer hebben aangenomen en Wij bekrachtigen hetgeen volgt :
Artikel 1.Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.
Art. 2.Er wordt onder de benaming « Federaal Agentschap voor de veiligheid van de voedselketen », hierna « agentschap » genoemd, een openbare instelling met rechtspersoonlijkheid opgericht, ingedeeld in categorie A als bedoeld in de wet van 16 maart 1954 betreffende de controle op sommige instellingen van openbaar nut.
De Koning bepaalt, bij een in de Ministerraad overlegd besluit, de vestigingsplaats, de organisatie en de werking van het agentschap, voorzover zulks niet geregeld werd in de wet van 16 maart 1954 of in de onderhavige wet.
Art. 3.Voor de toepassing van deze wet wordt, tenzij anders bepaald, verstaan onder de minister : de minister bevoegd voor de Volksgezondheid.
Art. 4.§ 1. Het agentschap heeft als doel de veiligheid van de voedselketen en de kwaliteit van het voedsel teneinde de gezondheid van de consumenten te beschermen. § 2. Met het oog hierop is het agentschap belast met het uitwerken, toepassen en controleren van maatregelen die betrekking hebben op de analyse en de beheersing van de risico's die de gezondheid van de consumenten kunnen schaden. § 3. In het belang van de volksgezondheid is het agentschap bevoegd voor : 1° de controle, het onderzoek en de keuring van de voedselproducten en hun grondstoffen in alle stadia van de voedselketen, en dit in het belang van de volksgezondheid;2° de controle en de keuring van de productie, de verwerking, de bewaring, het vervoer, de handel, de in- en uitvoer, de productie-, verwerking-, verpakking-, verhandeling-, opslag- en verkoopplaatsen van de voedselproducten en hun grondstoffen;3° het verlenen van erkenningen en vergunningen verbonden aan de uitoefening van haar opdracht;4° de integratie van en uitwerking van traceer- en identificatiesystemen van de voedselproducten en hun grondstoffen in de voedselketen en de controle erop;5° de inzameling, de ordening, het beheer, de archivering en de verspreiding van alle informatie in verband met haar opdracht.De Koning stelt bij een in de Ministerraad overlegd besluit de regels vast met betrekking tot de organisatie, de werking en de toegankelijkheid van databanken, die door het agentschap of met zijn medewerking kunnen worden uitgebouwd; 6° de uitbouw en de doorvoering van een beleid inzake preventie, sensibilisatie en informatie, in overleg met de gewesten en de gemeenschappen;7° het toezicht op de naleving van de wetgeving betreffende alle schakels van de voedselketen. § 4. Het agentschap verleent, binnen het raam van zijn opdracht, aan de bevoegde overheden advies met betrekking tot de bestaande en toekomstige regelgeving, met inbegrip van de omzetting van de internationale regelgeving in het Belgisch recht. § 5. Bij een in de Ministerraad overlegd besluit, bepaalt de Koning binnen het raam van de bevoegdheden van het agentschap de taken waarvoor het agentschap zich kan laten bijstaan door derden of die het agentschap door derden kan laten verrichten en bepaalt de eraan verbonden voorwaarden.
Art. 5.De bevoegdheden van personen, instellingen, diensten en organismen die kaderen in de in artikel 4 omschreven opdrachten van het agentschap, evenals de daarmee verbonden rechten en plichten, worden naar het agentschap overgeheveld, op de wijze te bepalen door de Koning bij een in de Ministerraad overlegd besluit.
De Koning wordt gemachtigd bij in de Ministerraad overlegde besluiten ondervermelde wettelijke bepalingen af te schaffen, aan te vullen, te wijzigen, te vervangen en te coördineren, evenals besluiten en maatregelen te nemen teneinde deze overdracht te verwezenlijken, het agentschap operationeel te maken, bevoegdheidsoverlappingen te vermijden, de controle door het agentschap op de veiligheid van de voedselketen en de kwaliteit van het voedsel zo doeltreffend mogelijk te maken en de beschikbare middelen optimaal aan te wenden : 1° de wet van 24 februari 1921 betreffende het verhandelen van de gifstoffen, slaapmiddelen en verdovende middelen, ontsmettingsstoffen en antiseptica;2° de wet van 5 september 1952 betreffende de vleeskeuring en de vleeshandel;3° de wet van 25 maart 1964 op de geneesmiddelen;4° de wet van 15 april 1965 betreffende de keuring en de handel in vis, gevogelte, konijnen en wild en tot wijziging van de wet van 5 september 1952 betreffende de vleeskeuring en de vleeshandel;5° de wet van 29 maart 1958 betreffende de bescherming van de bevolking tegen de uit ioniserende stralingen voortspruitende gevaren;6° de wet van 11 juli 1969 betreffende de bestrijdingsmiddelen en grondstoffen voor de landbouw, tuinbouw, bosbouw en veeteelt;7° de wet van 2 april 1971 betreffende de bestrijding van voor planten en plantaardige producten schadelijke organismen;8° de wet van 28 maart 1975 betreffende de handel in landbouw-, tuinbouw- en zeevisserijproducten;9° de wet van 24 januari 1977 betreffende de bescherming van de gezondheid van de verbruikers op het stuk van de voedingsmiddelen en andere producten;10° de wet van 21 juni 1983 betreffende gemedicineerde diervoeders;11° de wet van 15 juli 1985 betreffende het gebruik bij dieren van stoffen met hormonale, anti-hormonale, beta-adrenergische of productiestimulerende werking;12° de wet van 14 augustus 1986 betreffende de bescherming en het welzijn der dieren;13° de dierengezondheidswet van 24 maart 1987;14° de wet van 20 juli 1991 houdende sociale en diverse bepalingen;15° de wet van 28 augustus 1991 op de uitoefening van de diergeneeskunde.
Art. 6.§ 1. De leiding van het agentschap wordt bij arbeidsovereenkomst van onbepaalde duur toevertrouwd aan een gedelegeerd bestuurder, die bij voorkeur blijk geeft kennis te hebben van de beide landstalen, overeenkomstig artikel 43, § 3, derde lid, van de gecoördineerde wetten van 18 juli 1966 op het gebruik van de talen in bestuurszaken.
Wordt de in het vorige lid bedoelde kennis niet bewezen, dan zal een bij arbeidsovereenkomst van onbepaalde duur aangeworven adjunct de gedelegeerd bestuurder bijstaan.
Indien een statutair personeelslid wordt aangesteld als gedelegeerd bestuurder of, in voorkomend geval, als adjunct, behoudt hij voor de volledige duur van zijn contractuele tewerkstelling de statutaire en pecuniaire toestand die hij had bij de aanvang van zijn contractuele tewerkstelling. § 2. De gedelegeerd bestuurder wordt geselecteerd door een selectiecommissie die wordt samengesteld door de minister en de minister bevoegd voor Ambtenarenzaken.
De selectiecommissie draagt een kandidaat voor op basis van uitvoerig gefundeerde en gemotiveerde rapporten. In de selectieprocedure dient in elk geval de deskundigheid op het vlak van organisatieverandering en de veiligheid van de voedselketen te worden betrokken. § 3. De gedelegeerd bestuurder wordt aangesteld door de Koning, op voorstel van de minister, na beraadslaging in de Ministerraad.
De Koning bepaalt bij een in de Ministerraad overlegd besluit de wijze van kandidaatstelling, de voorwaarden van aanwijzing in en deze van uitoefening van de functie, evenals de contractuele voorwaarden en het geldelijk statuut waaraan de gedelegeerd bestuurder zal zijn onderworpen. § 4. Het dagelijks bestuur wordt toevertrouwd aan de gedelegeerd bestuurder.
De Koning kan hem bovendien specifieke bevoegdheden toekennen.
De gedelegeerd bestuurder en, in voorkomend geval, de adjunct hebben hiërarchische bevoegdheid over de personeelsleden van het agentschap. § 5. De Koning bepaalt bij een in Ministerraad overlegd besluit, de aanwervingsvoorwaarden van het statutair en van het contractueel personeel, teneinde de objectiviteit, de onafhankelijkheid en de bekwaamheid van het personeel te verzekeren. § 6. Vóór zijn indiensttreding verklaart ieder in vast dienstverband of contractueel aangeworven personeelslid van het agentschap welke belangen het heeft in om het even welke instelling of onderneming die onder de bevoegdheid van het agentschap valt, en verbindt het zich ertoe het agentschap in te lichten zodra enige wijziging in die aangegeven belangen plaatsvindt.
De Koning bepaalt, bij een in de Ministerraad overlegd besluit, de voorwaarden waaronder het agentschap de dienst regelt teneinde ieder belangenconflict te voorkomen. § 7. De Koning bepaalt, bij een in de Ministerraad overlegd besluit, de personeelsformatie, het administratief en geldelijk statuut van het personeel, evenals de vrijwillige en ambtshalve mobiliteitsregeling naar, van en in het agentschap met de daarmee gepaard gaande nadere regels.
De overige leidinggevende functies worden begeven bij wege van een mandaat, waarvan de modaliteiten worden bepaald in een in de Ministerraad overlegd besluit.
De personeelsleden van ministeries en van instellingen van openbaar nut die bij een in de Ministerraad overlegd besluit zullen worden overgedragen naar het agentschap, zullen worden overgedragen met behoud van hun bezoldiging en anciënniteit.
Art. 7.Er wordt bij het agentschap een raadgevend comité ingesteld, dat belast is met het adviseren, zowel op eigen initiatief als op vraag van de minister of van de gedelegeerd bestuurder, omtrent alle aangelegenheden die betrekking hebben op het door het agentschap gevolgde en te volgen beleid.
Dat comité omvat in ieder geval vertegenwoordigers van de federale overheid, van de gewesten en gemeenschappen, van consumentenverenigingen en van de sectoren betrokken in de materies waarvoor het agentschap bevoegd is, evenals deskundigen.
De Koning bepaalt bij een in de Ministerraad overlegd besluit de onverenigbaarheden met betrekking tot de beroepsuitoefening van de deskundigen.
De Koning benoemt de leden van het comité bij een in de Ministerraad overlegd besluit en bepaalt de verdere samenstelling en de werkwijze ervan, alsook de datum van installatie.
Art. 8.Er wordt bij het agentschap een wetenschappelijk comité ingesteld, bestaande uit nationale en internationale deskundigen in de materies waarvoor het agentschap bevoegd is.
Dit comité adviseert omtrent en onderzoekt, zowel op eigen initiatief als op vraag van de minister of de gedelegeerd bestuurder, alle aangelegenheden die behoren tot de bevoegdheid van het agentschap en die het door het agentschap gevolgde en te volgen beleid betreffen.
Dit comité dient verplicht te worden geraadpleegd over alle wetsontwerpen en alle ontwerpen van koninklijke besluiten ter uitvoering van wetten betreffende materies waarvoor het agentschap bevoegd is.
De Koning bepaalt bij een in de Ministerraad overlegd besluit de onverenigbaarheden met betrekking tot de beroepsuitoefening van de deskundigen.
De Koning benoemt bij een in de Ministerraad overlegd besluit de leden van het comité en bepaalt de verdere samenstelling en de werkwijze ervan, alsook de datum van installatie.
Art. 9.Er wordt bij het agentschap een permanent meldpunt opgericht waar de consument terecht kan voor objectieve informatie en individuele klachtenbehandeling met betrekking tot de kwaliteit en de veiligheid van het voedsel.
Art. 10.Het agentschap wordt gefinancierd door : 1° de opbrengsten van de rechten, de bijdragen en de retributies, opgenomen in de wetten gespecifieerd in artikel 5, voorzover het voordeel van deze bepalingen aan het agentschap werd overgedragen door de koninklijke besluiten genomen in uitvoering van ditzelfde artikel 5;2° de kredieten ingeschreven op de uitgavenbegroting;3° schenkingen en legaten;4° toevallige inkomsten;5° de opbrengst van administratieve geldboetes;6° mits het akkoord van de minister bevoegd voor Financiën, de opbrengst van de plaatsing van financiële reserves; 7° een éénmalige overdracht van de middelen afkomstig van de bestaande fondsen onder de programma's 54.1, 54.2 en 55.2 van de begroting van het ministerie van Landbouw en Middenstand, in de mate dat die betrekking hebben op de activiteiten die zullen worden overgenomen door het agentschap; 8° de bijdragen en de retributies opgelegd door de Koning bij een in de Ministerraad overlegd besluit, ten laste van de natuurlijke en rechtspersonen die deelnemen aan de voedselketen. Deze retributies moeten met name worden bepaald in functie van de gezondheidsrisico's verbonden aan de activiteiten van de geviseerde natuurlijke en rechtspersonen in de voedselketen, evenals van de omvang van deze activiteiten; 9° de rechten opgelegd door de Koning bij een in de Ministerraad overlegd besluit, voor activiteiten van het agentschap in het kader van de huidige wet;10° de ontvangsten afkomstig van de Europese Unie met betrekking tot de activiteiten die binnen het toepassingsgebied van deze wet vallen;11° vrijwillige of contractuele bijdragen. De Koning bepaalt bij een in de Ministerraad overlegd besluit de berekeningswijze van de bijdragen en van de retributies bedoeld in bovenvermeld punt 8° evenals de berekeningswijze of het bedrag van de rechten bedoeld in bovenvermeld punt 9°.
De Koning bepaalt bij een in de Ministerraad overlegd besluit de gevolgen van het niet of laattijdig betalen van de bij punten 1°, 8° en 9° van de eerste paragraaf van dit artikel bedoelde bedragen.
Hij die aan het agentschap de bij punten 1°, 5°, 8° en 9° van dit artikel bedoelde bijdragen niet betaalt binnen de door de Koning vastgestelde termijn, dient aan het agentschap een verhoging en een nalatigheidsintrest te betalen, waarvan het bedrag en de toepassingsvoorwaarden bij een in de Ministerraad overlegd koninklijk besluit worden bepaald.
Het agentschap is gemachtigd mits het akkoord van de minister van Financiën, leningen aan te gaan, die Staatswaarborg kunnen genieten, en over zijn financiële reserves te beschikken.
Art. 11.Het agentschap kan, op de wijze en op de tijdstippen nader bij een in de Ministerraad overlegd koninklijk besluit bepaald, de noodzakelijke uitrusting en installaties, laboratoria inbegrepen, verwerven. De diensten, uitrusting en installaties, toebehorend aan de Staat of een publiek organisme nodig voor de uitvoering van de opdracht van het agentschap zoals bepaald in artikel 4, worden het agentschap van staatswege om niet of tegen betaling ter beschikking gesteld.
Art. 12.In artikel 1 van de wet van 16 maart 1954 betreffende de controle op sommige instellingen van openbaar nut, wordt de categorie A aangevuld met de woorden : « federaal agentschap voor de veiligheid van de voedselketen », in te voegen in de alfabetische rangorde.
Art. 13.§ 1. Het agentschap is onderworpen aan het hiërarchisch gezag van de minister. § 2. Het maakt aan de minister driemaandelijkse verslagen over betreffende zijn werkzaamheden, binnen de maand na het einde van de periode waarop het verslag betrekking heeft, evenals een jaarverslag over zijn werkzaamheden, dat eveneens een balans van de bereikte resultaten met betrekking tot zijn opdrachten omvat, dat het tevens overmaakt aan het Parlement.
Het agentschap maakt driemaandelijkse toestandsopgaven over aan de Minister en aan de Minister die de Begroting onder zijn bevoegdheid heeft, binnen de maand na het einde van de periode waarop de opgave betrekking heeft. Het maakt uiterlijk op 30 april de jaarlijkse uitvoerrekening op van zijn begroting, alsmede een toestandsopgave van het actief en het passief op 31 december van het betrokken jaar.
Art. 14.Het agentschap wordt opgericht met ingang van 1 januari 2000.
Het agentschap oefent zijn adviserende bevoegdheden uit vanaf zijn oprichting. De Koning bepaalt bij een in de Ministerraad overlegd besluit de data met ingang waarvan het zijn andere bevoegdheden uitoefent.
De machtigingen aan de Koning verleend door artikel 5 en de punten 8° en 9° van artikel 10, vervallen een jaar na de inwerkingtreding van deze wet.
De koninklijke besluiten genomen in uitvoering van artikel 5 zijn van rechtswege opgeheven wanneer zij niet door de wetgever werden bekrachtigd binnen achttien maanden na de inwerkingtreding van deze wet.
De koninklijke besluiten genomen in uitvoering van de punten 8° en 9° van artikel 10 zijn van rechtswege opgeheven met terugwerkende kracht tot op de datum van hun inwerkingtreding wanneer zij niet door de wetgever werden bekrachtigd binnen de achttien maanden na de inwerkingtreding van deze wet.
Nadat de bij artikel 5 en de punten 8° en 9° van artikel 10 toegekende machten zijn verstreken, kunnen de besluiten die bij wet zijn bekrachtigd niet anders dan bij wet worden gewijzigd, aangevuld, vervangen of opgeheven.
Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.
Gegeven te Brussel, 4 februari 2000.
ALBERT Par le Roi : De Minister van Begroting, J. VANDE LANOTTE De Minister van Volksgezondheid, Mevr. M. AELVOET De Minister van Ambtenarenzaken, L. VAN DEN BOSSCHE De Minister van Landbouw, J. GABRIELS Met 's Lands zegel gezegeld : De Minister van Justitie, M. VERWILGHEN _______ Nota's (1) Zie : Stukken van de Kamer van volksvertegenwoordigers : 50-232 - 1999/2000 : Nr.1. Wetsontwerp.
Nrs. 2 en 3. Amendementen.
Nr. 4. Verslag.
Nr. 5. Tekst aangenomen door de commissie.
Nr. 6. Tekst aangenomen in plenaire vergadering en overgezonden aan de Senaat.
Handelingen van de Kamer : 15 en 16 december 1999.
Stukken van de Senaat : 2-241 - 1999/2000 : Nr. 1. Ontwerp overgezonden door de Kamer van volksvertegenwoordigers.
Nr. 2. Amendementen.
Nr. 3. Verslag.
Nr. 4. Tekst aangenomen door de commissie.
Nr. 5. Amendementen.
Handelingen van de Senaat : 20 januari 2000.