gepubliceerd op 29 januari 2014
Overeenkomst tussen de Federale Staat en de Gewesten inzake niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke bijproducten
16 JANUARI 2014. - Overeenkomst tussen de Federale Staat en de Gewesten inzake niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke bijproducten
Gelet op de bijzondere
wet van 8 augustus 1980Relevante gevonden documenten
type
wet
prom.
08/08/1980
pub.
11/12/2007
numac
2007000980
bron
federale overheidsdienst binnenlandse zaken
Bijzondere wet tot hervorming der instellingen. - Officieuze coördinatie in het Duits
sluiten tot hervorming der instellingen, artikel 6, laatst gewijzigd op 21 februari 2010;
Gelet op de wet van 2 april 1971Relevante gevonden documenten type wet prom. 02/04/1971 pub. 07/12/2010 numac 2010000674 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de bestrijding van voor planten en plantaardige producten schadelijke organismen. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten betreffende de bestrijding van voor planten en plantaardige producten schadelijke organismen, artikel 2, laatst gewijzigd op 27 december 2004;
Gelet op de wet van 9 juli 1984Relevante gevonden documenten type wet prom. 09/07/1984 pub. 10/05/2010 numac 2010000233 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de invoer, de uitvoer en de doorvoer van afvalstoffen. - Duitse vertaling van de federale versie sluiten betreffende de invoer, de uitvoer en de doorvoer van afvalstoffen, artikel 1, laatst gewijzigd op 12 mei 2011;
Gelet op de dierengezondheidswet van 24 maart 1987, laatst gewijzigd op 27 december 2012;
Gelet op de wet van 4 februari 2000Relevante gevonden documenten type wet prom. 04/02/2000 pub. 18/02/2000 numac 2000022108 bron ministerie van sociale zaken, volksgezondheid en leefmilieu Wet houdende oprichting van het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen sluiten houdende oprichting van het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen, artikel 4, laatst gewijzigd op 22 december 2008;
Gelet op de wet van 20 juli 2006Relevante gevonden documenten type wet prom. 20/07/2006 pub. 08/09/2006 numac 2006022888 bron federale overheidsdienst volksgezondheid, veiligheid van de voedselketen en leefmilieu Wet betreffende de oprichting en de werking van het Federaal Agentschap voor Geneesmiddelen en Gezondheidsproducten sluiten betreffende de oprichting en de werking van het Federaal Agentschap voor Geneesmiddelen en Gezondheidsproducten, artikel 4, laatst gewijzigd op 16 juni 2009;
Gelet op het samenwerkingsakkoord van 8 maart 1994 tussen de Federale Staat, de Gemeenschappen en de Gewesten, met betrekking tot de vertegenwoordiging van het Koninkrijk België in de Ministerraad van de Europese Unie;
Gelet op het overleg tussen de Gewestregeringen en de Federale Overheid van 27 juni 2013;
Gelet op de betrokkenheid van de gewestregeringen bij het ontwerpen van deze overeenkomst tijdens de Interministeriële Conferentie Leefmilieu op 24 september 2013;
Overwegende de overeenkomst van 28 oktober 2005Relevante gevonden documenten type overeenkomst prom. 28/10/2005 pub. 12/12/2005 numac 2005022925 bron federaal agentschap voor de veiligheid van de voedselketen Overeenkomst tussen de Federale Staat en de Gewesten inzake niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke bijproducten sluiten tussen de Federale Staat en de Gewesten inzake niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke bijproducten;
Overwegende verordening (EG) nr. 1069/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 tot vaststelling van gezondheidsvoorschriften inzake niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke bijproducten en tot intrekking van verordening (EG) nr. 1774/2002, artikel 4;
Overwegende verordening (EU) nr. 142/2011 van de Commissie van 25 februari 2011 tot uitvoering van verordening (EG) nr. 1069/2009 van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van gezondheidsvoorschriften inzake niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke bijproducten en afgeleide producten en tot uitvoering van richtlijn 97/78/EG van de Raad wat betreft bepaalde monsters en producten die vrijgesteld zijn van veterinaire controles aan de grens krachtens die richtlijn;
De Federale Staat, vertegenwoordigd door : Mevr. Laurette ONKELINX, Minister van Volksgezondheid, voor de Federale Overheidsdienst Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu en voor het Federaal Agentschap voor Geneesmiddelen en Gezondheidsproducten, Mevr. Sabine LARUELLE, Minister van Landbouw, voor het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen, De heer Melchior WATHELET, Staatssecretaris voor Leefmilieu, voor de Federale Overheidsdienst Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu, en, anderzijds de Gewesten, vertegenwoordigd door : Mevr. Evelyne HUYTEBROECK, Minister van Leefmilieu voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, De heer Philippe HENRY, Minister van Leefmilieu voor het Waalse Gewest, Mevr. Joke SCHAUVLIEGE, Minister van Leefmilieu voor het Vlaamse Gewest, Zijn het volgende overeengekomen : HOOFDSTUK I. - Voorwerp, toepassingsgebied en definities
Artikel 1.Deze overeenkomst : 1° verduidelijkt de bevoegdheden en de taken inzake dierlijke bijproducten en afgeleide producten, rekening houdend met de verdeling van de bevoegdheden tussen de Federale Staat en de gewesten zoals bepaald in artikel 107 quater van de Grondwet;2° streeft naar harmonisatie in het hele land van de maatregelen die moeten worden getroffen in uitvoering van verordening (EG) nr. 1069/2009, met respect voor de subsidiariteit en met het oog op doeltreffendheid en vermindering van de administratieve verplichtingen; 3° legt de regels vast voor de samenwerking tussen de overheden;4° verduidelijkt op federaal niveau de bevoegdheden en taken van het FAVV, het FAGG en de FOD.
Art. 2.Deze overeenkomst geeft uitvoering aan artikel 4, leden 3, 4 en 5 van verordening (EG) nr. 1069/2009.
Deze overeenkomst is van toepassing op alle federale of gewestelijke overheden, door de wet belast met het waarborgen van de naleving van de vereisten van verordening (EG) nr. 1069/2009 en iedere overheid aan wie deze bevoegdheid werd gedelegeerd.
Art. 3.Voor de toepassing van deze overeenkomst gelden de definities die betrekking hebben op niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke bijproducten die opgenomen zijn in artikel 3 van verordening (EG) nr. 1069/2009 evenals de definities uit bijlage I van verordening (EU) nr. 142/2011 van de Commissie tot uitvoering van verordening (EG) nr. 1069/2009.
Verder wordt er verstaan onder : 1° FAVV : het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen;2° FOD : de Federale Overheidsdienst Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu;3° FAGG : het Federaal Agentschap voor Geneesmiddelen en Gezondheidsproducten;4° CoABP : de Commissie dierlijke bijproducten opgericht middels artikel 93 van de overeenkomst tussen de Federale Staat en de Gewesten inzake niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke bijproducten van 28 oktober 2005 en waarvan de taak is gedefinieerd in artikel 20 van deze overeenkomst;5° Verordening (EG) nr.1069/2009 : verordening van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 tot vaststelling van gezondheidsvoorschriften inzake niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke bijproducten en afgeleide producten en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1774/2002 (Verordening dierlijke bijproducten); 6° Verordening (EU) nr.142/2011 : verordening (EU) nr. 142/2011 van de Commissie van 25 februari 2011 tot uitvoering van verordening (EG) nr. 1069/2009 van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van gezondheidsvoorschriften inzake niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke bijproducten en afgeleide producten en tot uitvoering van richtlijn 97/78/EG van de Raad wat betreft bepaalde monsters en producten die vrijgesteld zijn van veterinaire controles aan de grens krachtens die richtlijn. HOOFDSTUK II. - Gewestelijke bevoegdheden
Art. 4.§ 1. De gewesten zijn bevoegd voor de controle en de verificatie van de hele keten van handelingen met betrekking tot de dierlijke bijproducten en afgeleide producten vanaf het ogenblik dat ze bestemd zijn voor : 1° de verwerking via een standaardverwerkingsmethode bedoeld in artikel 15, 1.b) van verordening (EG) nr. 1069/2009 of via een andere verwerkingsmethode vermeld in bijlage X van verordening (EU) nr. 142/2011; 2° de verbranding, de meeverbranding of de verwijdering door begraving of storting en ze bijgevolg beschouwd worden als afval;3° de compostering;4° de omzetting in biogas;5° het gebruik op het land zonder voorafgaande verwerking, bepaald in artikel 13, f) en 14, l) van verordening (EG) nr.1069/2009; 6° het in de handel brengen van onverwerkte mest en de vervaardiging van meststoffen of bodemverbeteraars uitgaande van onverwerkte mest overeenkomstig artikel 32 van verordening (EG) nr.1069/2009; 7° het gebruik als nieuwe energiebron, met name door verstoking, al dan niet na voorafgaande verwerking, of door verwerking tot brandstof;8° de vervoedering van dieren bedoeld in artikel 18, 1.e) en 18, 2. b) van verordening (EG) nr.1069/2009. § 2. De in artikel 4, leden 3, 4 en 5, van verordening (EG) nr. 1069/2009 vermelde voorschriften die betrekking hebben op de lidstaten, zijn mutatis mutandis van toepassing op de gewesten voor de bijproducten van dierlijke oorsprong en afgeleide producten die onder hun bevoegdheid vallen zoals bepaald in artikel 4, § 1, van deze overeenkomst. § 3. De gewesten kunnen de regels uitwerken met betrekking tot : 1° het verzamelen, het vervoer en de opslag, bedoeld in artikel 19, 1. van verordening (EG) nr. 1069/2009; 2° de verwijdering ter plaatse van dierlijke bijproducten die ontstaan bij chirurgische ingrepen bij levende dieren of bij de geboorte van dieren in een agrarisch bedrijf in toepassing van artikel 16, h) van verordening (EG) nr.1069/2009; 3° het gebruik voor bijzondere vervoederingsdoeleinden van wilde dieren, bedoeld in artikel 18, 1.e) en 18, 2. b) van verordening (EG) nr. 1069/2009.
De gewesten kunnen zendingen van materiaal als bedoeld in artikel 48, 1. van verordening (EG) nr.1069/2009 en waarvan de bestemming opgenomen is in artikel 4, § 1, van deze overeenkomst uit andere lidstaten aanvaarden, weigeren of aan bijzondere voorwaarden onderwerpen.
Niettemin is voor het binnenbrengen op het grondgebied van niet-verwerkte mest, bedoeld in bijlage XI, hoofdstuk I, afdeling 1.1. b) van verordening (EG) nr.142/2011, een specifieke toestemming van het FAVV vereist.
De gewesten staan in voor de contacten met de Directoraten-generaal Milieu (ENV), Energie (ENER) en Landbouw en Plattelandsontwikkeling (AGRI) van de Europese Commissie voor de aangelegenheden die tot het toepassingsgebied van verordening (EG) nr. 1069/2009 behoren. HOOFDSTUK III. - Federale bevoegdheden
Art. 5.De Federale Staat is bevoegd voor de controle en de verificatie van de hele keten van handelingen met betrekking tot de dierlijke bijproducten en afgeleide producten waarvan de bestemming niet opgenomen is in artikel 4, § 1, van deze overeenkomst en waarvan de bevoegdheid in de CoABP niet kan worden vastgesteld op basis van artikel 6 van de bijzondere wet tot hervorming der instellingen van 8 augustus 1980.
De Federale Staat kan alle maatregelen treffen die gerechtvaardigd zijn op grond van de bescherming van de volksgezondheid en de dierengezondheid, in het bijzonder om de veiligheid van de voedselketen te waarborgen, met inbegrip van de maatregelen die van toepassing zijn op de in de handel gebrachte afgeleide producten die niet conform verordening (EG) nr. 1069/2009 worden gebruikt.
De Federale Staat bepaalt de productnormen en de normen voor het in de handel brengen van dierlijke bijproducten en afgeleide producten bestemd om in de voedselketen te komen, met inbegrip van diervoeders, meststoffen, bodemverbeteraars en biodynamische preparaten.
De bevoegdheden van de Federale Staat zijn verdeeld tussen : - het FAVV; - de FOD; - het FAGG. Afdeling 1. - Bevoegdheden van het FAVV
Art. 6.Het FAVV is bevoegd voor de controle en de verificatie van de hele keten van handelingen met betrekking tot de dierlijke bijproducten en afgeleide producten vanaf het ogenblik dat ze bestemd zijn voor : 1° het gebruik als voeder voor landbouwhuisdieren met uitzondering van voeder voor pelsdieren;2° het gebruik in de voeding van gezelschapsdieren, bedoeld in artikel 16, g) van verordening (EG) nr.1069/2009; 3° het in de handel brengen als diervoeder met uitzondering van voeder voor pelsdieren bedoeld in artikel 36 van dezelfde verordening.Dat omvat voeder voor voedselproducerende dieren en gezelschapsdieren zoals bepaald in verordening (EG) nr. 767/2009; 4° het inkuilen van materiaal afkomstig van waterdieren;5° de vervaardiging en het in de handel brengen, overeenkomstig artikel 32 van verordening (EG) nr.1069/2009, van organische meststoffen en bodemverbeteraars behalve met de bestemmingen vermeld in artikel 4, § 1, 3°, 4° en 6° van deze overeenkomst.
Het FAVV is bevoegd voor de veterinaire controle op alle dierlijke bijproducten en afgeleide producten die de Europese Unie binnenkomen via het Belgische grondgebied.
Het FAVV controleert de doorvoer via de Europese Unie van dierlijke bijproducten en afgeleide producten waarvan het punt van binnenkomst in, of van uitgang uit de Europese Unie, België is.
Het FAVV staat in voor de contacten met het Directoraat-generaal Gezondheid en Consumenten (SANCO) van de Europese Commissie, met inbegrip van de contacten met het Voedsel- en Veterinair Bureau van de Europese Commissie (VVB) voor alle aangelegenheden die tot het toepassingsgebied van verordening (EG) nr. 1069/2009 behoren.
Het FAVV is het nationaal contactpunt zoals bedoeld in artikel 16, 2. van verordening (EU) nr. 142/2011, voor de aanvragen voor toelating van alternatieve methoden.
Het FAVV staat in voor het crisisbeheer betreffende de veiligheid van de voedselketen en de diergezondheid en coördineert in voorkomend geval de aanwending van de maatregelen voorzien in artikel 19, 1. van verordening (EG) nr. 1069/2009. Afdeling 2. - Het FAGG
Art. 7.Het FAGG is bevoegd voor de controle en de verificatie van de hele keten van handelingen met betrekking tot de dierlijke bijproducten en afgeleide producten vanaf het ogenblik dat ze bestemd zijn voor de vervaardiging en de kwaliteitscontrole van geneesmiddelen of gezondheidsproducten bedoeld in artikel 33, b), c), d), e) en f) van verordening (EG) nr. 1069/2009. Afdeling 3. - De FOD
Art. 8.§ 1. De FOD is bevoegd voor de controle en de verificatie van de hele keten van handelingen met betrekking tot de dierlijke bijproducten en afgeleide producten vanaf het ogenblik dat ze bestemd zijn voor : 1° de vervoedering, op het Belgische grondgebied, bedoeld in artikel 18, 1.van verordening (EG) nr. 1069/2009 met uitzondering van wilde dieren bedoeld in punt 1. e) van hetzelfde artikel; 2° de vervoedering bedoeld in artikel 18, 2.a) van dezelfde verordening; 3° het in de handel brengen van dierlijke bijproducten bestemd voor de productie van cosmetische producten in inrichtingen die onder de wetgevingen vallen zoals bedoeld in artikel 33, a) van dezelfde verordening;4° het in de handel brengen als voeder voor pelsdieren;5° het in de handel brengen van afgeleide producten bedoeld in artikel 36, met inbegrip van de taxidermie en de productie van jachttrofeeën en het technisch gebruik van schelpen van schaaldieren zoals bedoeld in artikel 14, h) van dezelfde verordening;6° het in de handel brengen van biodynamische preparaten die bestemd zijn voor gebruik op het land zoals bedoeld in artikel 16, f) van verordening (EG) nr.1069/2009. § 2. De FOD legt de normen vast met betrekking tot : 1° het in de handel brengen van organische meststoffen en bodemverbeteraars zoals bedoeld in artikel 32 van verordening (EG) nr. 1069/2009. Hij bepaalt in het bijzonder de stoffen zoals bedoeld in artikel 32, 1. d) van die verordening; 2° biodynamische preparaten. § 3. De FOD bepaalt de voorwaarden die de beheersing van de risico's voor de humane en de dierengezondheid waarborgen wat betreft : 1° het gebruik van dierlijke bijproducten en afgeleide producten bestemd voor onderzoek en andere specifieke doeleinden zoals bedoeld in artikel 17 van verordening (EG) nr.1069/2009; 2° de verzameling en het gebruik van categorie 2- en 3-materiaal bestemd voor de vervoedering, zoals bedoeld in artikel 18, 1.van verordening (EG) nr. 1069/2009, met uitzondering van de vervoedering aan wilde dieren, zoals bedoeld in punt 1. e) van hetzelfde artikel, en het categorie 1-materiaal bestemd voor de vervoedering bedoeld in artikel 18, 2. a) van dezelfde verordening.
De FOD kan de doorvoer via het Belgische grondgebied toestaan, van de dierlijke bijproducten die onder het toepassingsgebied van richtlijn 98/2008/EG betreffende afvalstoffen vallen, met toepassing van verordening (EG) nr. 1013/2006 betreffende de overbrenging van afvalstoffen.
De FOD staat in voor de contacten met de Raad en het Parlement van de Europese Unie voor de aangelegenheden die tot het toepassingsgebied van verordening (EG) nr. 1069/2009 behoren. HOOFDSTUK IV. - Taken Afdeling 1. - Registratie en erkenning
Art. 9.De overheden registreren alle exploitanten, in de keten van handelingen met betrekking tot de dierlijke bijproducten en afgeleide producten die onder hun bevoegdheid vallen zoals bepaald in hoofdstuk II en III. De overheden wijzen het officiële nummer toe zoals bedoeld in artikel 47, 1. van verordening (EG) nr. 1069/2009 of gebruiken het officiële nummer toegewezen op grond van andere bepalingen van de wetgeving van de Europese Unie.
De plaatsen, aangegeven door de exploitant in toepassing van artikel 23, 1, a) van verordening (EG) nr. 1069/2009, waarvan de controle en de verificatie vallen onder de gewestelijke bevoegdheden, zoals bepaald in artikel 4 van deze overeenkomst, worden geregistreerd door de overheid van het gewest waar ze zich bevinden, ongeacht de plaats van de maatschappelijke zetel van het bedrijf.
De overheden streven ernaar om samen te werken om de administratieve verplichtingen te beperken, in het bijzonder opdat de plaatsen van exploitatie slechts één contactpunt zouden hebben voor artikel 23 van verordening (EG) nr. 1069/2009.
Art. 10.Het FAVV erkent de inrichtingen en bedrijven bedoeld in : 1° artikel 24, 1.e) en j) iii) van verordening (EG) nr. 1069/2009 en; 2° artikel 24, 1.f) en j) iv) van verordening (EG) nr. 1069/2009, indien zij producten bedoeld in artikel 6, eerste lid, 5° van deze overeenkomst produceren of opslaan.
De gewestelijke overheden erkennen de inrichtingen en bedrijven bedoeld in : 1° artikel 24, 1.a), b), c), d), g), j) i) en j) ii) van verordening (EG) nr. 1069/2009 en; 2° artikel 24, 1.f) en j) iv) indien zij producten bedoeld in artikel 4, § 1, 6° van deze overeenkomst produceren of opslaan.
De overheden erkennen de inrichtingen en bedrijven bedoeld in artikel 24, 1. h) en i) van verordening (EG) nr. 1069/2009 als het hanteren en/of het stockeren deel uitmaakt van een geheel van handelingen waarvoor zij overeenkomstig hoofdstukken II en III bevoegd zijn.
Wanneer de inrichtingen en bedrijven dierlijke bijproducten hanteren of opslaan, bedoeld in artikel 24, 1. h), i) en j) van verordening (EG) nr. 1069/2009, die meerdere bestemmingen kunnen hebben, streven de overheden ernaar om samen te werken teneinde de administratieve verplichtingen te beperken. Deze samenwerking heeft ten minste betrekking op en wordt vastgelegd in interne procedures teneinde te garanderen dat : 1° de overheden elkaar informeren over de afgeleverde erkenningen;2° er over gewaakt wordt dat vóór de aflevering van erkenningen de door de betrokken operator uitgeoefende dierlijke-bijproducten-activiteiten, die vallen onder de bevoegdheid van een andere overheid, reeds erkend zijn door deze overheid ofwel dat de aanvraag hiervoor loopt, en;3° bij intrekking of opschorting van erkenningen alle betrokken overheden geïnformeerd worden. Afdeling 2. - Controles
Art. 11.Indien controles en verificaties uitgevoerd worden in het kader van een andere reglementering, worden de vaststellingen met betrekking tot de dierlijke bijproducten duidelijk afzonderlijk opgenomen in het verslag of het proces-verbaal van de controle.
Art. 12.De overheden stellen een controleplan op dat in verhouding staat tot het risico van de geregistreerde of erkende exploitanten, gebruikers, inrichtingen en bedrijven. Zij houden bij voorkeur rekening met de controles die worden uitgevoerd door de andere overheden. Afdeling 3. - Maatregelen en sancties
Art. 13.In hun respectievelijke wetgevingen voorzien de bevoegde overheden : 1° in de maatregelen bedoeld in artikel 46 van verordening (EG) nr. 1069/2009 tegenover de exploitanten die zij controleren en; 2° de sanctieregeling bedoeld in artikel 53 van dezelfde verordening, proportioneel en ontmoedigend, voor iedere overtreding die onder hun bevoegdheid valt. Afdeling 4. - Rapportage
Art. 14.De overheden stellen de lijsten van de exploitanten, inrichtingen of bedrijven die ze erkennen of registreren, ter beschikking van het FAVV. Het FAVV coördineert de publicatie op het internet en onderhoudt de verbinding met de website van de Europese Commissie.
De federale overheden als vermeld in Hoofdstuk III beheren de lijsten die onder hun exclusieve bevoegdheid vallen.
De lijsten die onder gewestelijke of gedeelde bevoegdheden vallen, worden geconsolideerd door één van de overheden, vastgesteld door de CoABP.
Art. 15.De overheden stellen een jaarlijks syntheserapport op met betrekking tot de toepassing van deze overeenkomst ten behoeve van de CoABP. In dat rapport wordt de bevoegdheidsverdeling op gewestelijk en federaal niveau uitvoerig weergegeven.
Dat rapport wordt gepubliceerd op de website van het FAVV. HOOFDSTUK V. - Invoer en uitvoer
Art. 16.Wat betreft de invoer van dierlijke bijproducten en afgeleide producten uit derde landen worden de taken als volgt verdeeld tussen de overheden : 1° Het FAVV levert de invoertoelatingen af voor de dierlijke bijproducten, met inbegrip van de bijproducten en afgeleide producten die vallen onder artikel 17 van verordening (EG) nr.1069/2009. 2° Het FAVV voert in de grensinspectieposten de veterinaire controles uit voor alle dierlijke bijproducten en afgeleide producten waarvoor dat vereist is.3° Wanneer de kanalisatieprocedure vereist is, controleert en notificeert de autoriteit die de exploitant of de gebruiker van bestemming geregistreerd of erkend heeft, de ontvangst van het materiaal via het Traces-systeem aan de grensinspectiepost van binnenkomst.4° Als de dierlijke bijproducten en afgeleide producten onder douanecontrole blijven, blijven zij onder de gezondheidscontrole van het FAVV tot wanneer de veterinaire controle plaatsvindt bij vertrek met het oog op de verzending naar de uiteindelijke verwerkende of gebruikende inrichting.5° Het FAVV bepaalt de vereisten betreffende de invoer van dierlijke bijproducten en afgeleide producten uit derde landen in toepassing van artikel 41, 3.van verordening (EG) nr. 1069/2009.
Wanneer naar aanleiding van de veterinaire controle in de grensinspectiepost niet-conform bevonden levensmiddelen van dierlijke oorsprong, dierlijke bijproducten of afgeleide producten, niet teruggestuurd worden naar hun land van herkomst of een ander derde land, beslist de dierenarts van het FAVV de producten te degraderen of buiten gebruik te stellen voor het gebruik waartoe ze normaal bestemd zijn.
Art. 17.§ 1. De bevoegde overheden controleren en verifiëren of de exploitanten die zij registreren of erkennen : 1° geen enkel dierlijk bijproduct of afgeleid product uitvoeren waarvan de bestemming is geviseerd in artikel 43, 1.of 43, 2. van verordening (EG) nr. 1069/2009; 2° uitsluitend materiaal van categorie 1 of 2 exporteren waarvoor specifieke bepalingen zijn vastgesteld in toepassing van artikel 43, 3.van dezelfde verordening. § 2. Het FAVV levert alle vereiste gezondheidscertificaten af. Dit omvat ook de gezondheidscertificaten voor de dierlijke bijproducten en de afgeleide producten die niet bestemd zijn om in de voedselketen te komen en die onder de bevoegdheid van de FOD en van het FAGG vallen. § 3. Onder voorbehoud dat de bepalingen onder § 1 nageleefd worden en, 1° indien geen gezondheidscertificaat vereist is, kan een overheid de uitvoer van de dierlijke bijproducten en afgeleide producten die onder haar bevoegdheid vallen, in voorkomend geval toestaan, rekening houdend met de bepalingen van artikel 43, 5.van verordening (EG) nr. 1069/2009; 2° indien de zendingen vergezeld moeten gaan van gezondheidscertificaten, stelt de exploitant het FAVV in kennis van de zending. § 4. In voorkomend geval onderhandelt het FAVV met de derde landen over de gezondheidsvoorwaarden voor de uitvoer van dierlijke bijproducten en afgeleide producten, met inbegrip van het overleg over de modellen van de gezondheidscertificaten.
Het FAVV onderhandelt ook over de modellen van de gezondheidscertificaten voor de dierlijke bijproducten en de afgeleide producten die niet bestemd zijn om in de voedselketen te komen en die onder de bevoegdheid van de FOD of van het FAGG vallen. HOOFDSTUK VI. - Intracommunautaire verwerving, verzending naar andere lidstaten en doorvoer
Art. 18.Voor de dierlijke bijproducten en de afgeleide producten die onder hun bevoegdheid vallen, behandelen de overheden de aanvragen voor verzending naar andere lidstaten zoals voorzien in artikel 48 van verordening (EG) nr. 1069/2009. Ze informeren de overheid van de lidstaat van bestemming via het Traces-systeem.
Als de zendingen vergezeld moeten gaan van gezondheidscertificaten, levert het FAVV deze af en stelt de overheid van de lidstaat van bestemming in kennis via het Traces-systeem.
Wanneer een overheid een kennisgeving overeenkomstig artikel 48 van verordening (EG) nr. 1069/2009 ontvangt voor een verzending van een bijproduct of een afgeleid product dat niet onder haar bevoegdheid valt, bezorgt ze die aan de bevoegde overheid. Indien er twijfel blijft bestaan over welke overheid bevoegd is voor de betreffende kennisgeving, wordt de kennisgeving aan de CoABP bezorgd.
Art. 19.De FOD controleert de doorvoer van dierlijke bijproducten en afgeleide producten via het Belgische grondgebied wanneer die onder het toepassingsgebied van richtlijn 2008/98/EG betreffende afvalstoffen vallen. HOOFDSTUK VII. - Samenwerking, harmonisatie en financiering
Art. 20.De CoABP die is samengesteld uit leden van de in hoofdstukken II en III bedoelde overheden, staat in voor de permanente evaluatie van de toepassing van deze Overeenkomst.
Het voorzitterschap en het secretariaat daarvan worden toevertrouwd aan het FAVV. De CoABP stelt haar huishoudelijk reglement op.
Art. 21.§ 1. De overheden overleggen binnen de CoABP : 1° om een Belgisch standpunt voor te bereiden voor de Raad of voor de Europese Commissie;2° om opdrachten van het Voedsel- en Veterinair Bureau van de Europese Commissie (VVB) voor te bereiden;3° bij elke wijziging van de nationale of regionale wetgeving met betrekking tot dierlijke bijproducten;4° om advies te verlenen voorafgaand aan de erkenning of de registratie door een bevoegde overheid;5° om in geval van twijfel de bevoegde overheid te bepalen wanneer bij een controle overtredingen worden vastgesteld;6° over de uitwisseling van gegevens (met betrekking tot de exploitanten) tussen de bevoegde overheden en de modaliteiten ervan;7° om alle maatregelen te treffen, opgenomen in artikel 18 van deze overeenkomst, die tot doel hebben de toepassing van de verordening te harmoniseren;8° bij de afbakening van bevoegdheden tussen daartoe aangewezen overheden wanneer het wettelijk kader evolueert. § 2. Bij het streven naar harmonisatie van de bepalingen over heel het grondgebied overleggen de overheden binnen de CoABP onder meer inzake : 1° de modellen voor de formulieren en de handelsdocumenten;2° de gegevens die moeten worden verzameld bij de registratie of de erkenning;3° de interpretatie van verordening (EG) nr.1069/2009 en verordening (EU) nr. 142/2011; 4° de eenduidige identificatie van exploitanten. De CoABP neemt haar beslissingen bij unanimiteit van de betrokken overheden.
De beslissingsprocedure kan gebeuren na mondeling of schriftelijk overleg en via elektronische weg.
Indien er binnen de CoABP niet tot overeenstemming wordt gekomen, wordt een dossier met de standpunten van alle leden overgemaakt aan het hoger hiërarchisch niveau.
Art. 22.De overheden rapporteren over hun contacten met de Europese Commissie, de Raad of het parlement tijdens de CoABP-vergaderingen.
Art. 23.Op verzoek van een bevoegde overheid, verschaffen de overheden onder voorbehoud van de beperkingen opgelegd door de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens, de gegevens betreffende de exploitanten, inrichtingen of bedrijven die ze registreren of erkennen evenals de vaststellingen die gedaan zijn bij controles en de procedures in geval van overtreding.
Ze geeft die informatie te gepasten tijde door teneinde de andere bevoegde overheden in staat te stellen hun taken en verplichtingen te vervullen.
De overheden zorgen voor het faciliteren van de aanvragen bij de commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, zoals bedoeld in de wet van 8 december 1992.
Het FAVV verleent de andere bevoegde overheden toegang tot het Traces-systeem.
Art. 24.Indien bij een controle of verificatie een niet-conformiteit met betrekking tot de voorschriften van de wetgeving dierlijke bijproducten wordt vastgesteld, die onder het toezicht valt van een andere bevoegde overheid dan diegene die de vaststelling heeft gedaan, worden alle nuttige gegevens verstrekt aan die bevoegde overheid. Die informatie omvat in het bijzonder de vaststellingen gedaan tijdens de controles evenals de maatregelen genomen in toepassing van artikel 46 van verordening (EG) nr. 1069/2009.
Art. 25.De bevoegde overheden werken samen om de nationale gidsen voor goede praktijken goed te keuren, in het bijzonder om tot één enkele sectorgids te komen.
Art. 26.Behalve wanneer een specifieke reglementering het anders bepaalt, zorgen de partijen dat door wettelijke en reglementerende maatregelen de volgende regeling geldt op het gebied van de kosten : 1° dat de kosten voor het vervoer, het ophalen, de hantering, het verwerken, het opslaan, het gebruik of het verwijderen van dierlijke bijproducten en afgeleide producten, met inbegrip van die welke gerechtelijk of administratief in beslag werden genomen, geheel ten laste worden gelegd van de exploitant;2° dat bij gebreke daarvan zij ten laste zijn van de belanghebbende bij de lading of diens vertegenwoordiger, in de zin van de Europese reglementering betreffende de controles bij invoer vanuit derde landen;3° dat indien geen enkele exploitant kan worden geïdentificeerd, de overheid die bevoegd is voor de betrokken dierlijke bijproducten, ten voorlopige titel, de verwijdering ervan bekostigt. HOOFDSTUK VIII. - Slotbepalingen
Art. 27.De uitvoering van de na het afsluiten van deze overeenkomst door de Europese Unie gepubliceerde bepalingen gebeurt volgens de door de overeenkomst vastgelegde doelstellingen, voor zover zij niet raken aan de respectievelijke bevoegdheden en taken van de contracterende partijen.
Art. 28.De bepalingen van deze overeenkomst worden ingepast in de reglementeringen, omzendbrieven en andere procedures van de federale of gewestelijke overheden.
De ondertekenende Ministers stellen voor de behoorlijke toepassing van de EU-verordeningen binnen het kader van de regels van deze overeenkomst, de noodzakelijke middelen ter beschikking.
De ministers zijn, ieder wat hen betreft, belast met de tenuitvoerlegging van deze overeenkomst.
Art. 29.Deze overeenkomst wordt voor onbepaalde duur gesloten.
Art. 30.De overeenkomst van 28 oktober 2005Relevante gevonden documenten type overeenkomst prom. 28/10/2005 pub. 12/12/2005 numac 2005022925 bron federaal agentschap voor de veiligheid van de voedselketen Overeenkomst tussen de Federale Staat en de Gewesten inzake niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke bijproducten sluiten tussen de Federale Staat en de Gewesten inzake niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke bijproducten, wordt opgeheven.
Brussel, 16 januari 2014 in 7 originele exemplaren.
Voor de Federale Staat : De Minister van Volksgezondheid, Mevr. L. ONKELINX De Minister van Landbouw, Mevr. S. LARUELLE De Staatssecretaris voor Leefmilieu, M. WATHELET Voor de Gewesten : De Minister van Leefmilieu voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, Mevr. E. HUYTEBROECK De Minister van Leefmilieu voor het Waalse Gewest, Ph. HENRY De Minister van Leefmilieu voor het Vlaamse Gewest, Mevr. J. SCHAUVLIEGE