gepubliceerd op 24 november 2001
Koninklijk besluit houdende het toevertrouwen van bijkomende opdrachten aan het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen
16 NOVEMBER 2001. - Koninklijk besluit houdende het toevertrouwen van bijkomende opdrachten aan het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 4 februari 2000 houdende oprichting van het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen, gewijzigd bij de wet van 13 juli 2001, inzonderheid op artikel 4, § 6;
Gelet op het overleg met de Gewestregeringen op 26 oktober 2001;
Gelet op het advies van het wetenschappelijk comité bij het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen, gegeven op 10 juli 2001;
Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 2 juli 2001;
Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Begroting, gegeven op 4 juli 2001;
Gelet op de dringende noodzakelijkheid, gemotiveerd door de noodwendigheid om zonder verwijl bijkomende opdrachten van het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen vast te stellen, teneinde de samenhang, de homogeniteit en de doeltreffendheid van zijn controletaken te garanderen en het aldus geheel operationeel te maken, van zodra het personeel, nodig voor de uitvoering van zijn opdrachten, te zijner beschikking is gesteld;
Gelet op het advies van de Raad van State nr.32.043/1/V, gegeven op 26 juli 2001, met toepassing van artikel 84, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, vervangen door de wet van 4 augustus 1996;
Op de voordracht van Onze Minister van Consumentenzaken, Volksgezondheid en Leefmilieu en op het advies van Onze in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : 1° het Agentschap : het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen;2° de wet van 4 februari 2000 : de wet van 4 februari 2000 houdende oprichting van het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen.
Art. 2.Buiten de opdrachten die rechtstreeks verband houden met de veiligheid van de voedselketen en met de kwaliteit van het voedsel, teneinde de gezondheid van de consumenten te beschermen, worden aan het Agentschap de andere aan de controle verbonden bevoegdheden, bedoeld in de volgende wetten toevertrouwd : a) de wet van 11 juli 1969 betreffende de bestrijdingsmiddelen en de grondstoffen voor de landbouw, tuinbouw, bosbouw en veeteelt, met uitzondering van, enerzijds, de opdrachten betreffende de controle op de kwaliteit verbonden met de handel in zaaizaad, aardappelpootgoed, plantgoed van groenten, voedergewassen, bosplanten, fruitgewassen, sierplanten of ander vermeerderingsmateriaal en, anderzijds, de inschrijving in rassencatalogi;b) de wet van 2 april 1971 betreffende de bestrijding van voor planten en plantaardige producten schadelijke organismen;c) de wet van 28 maart 1975 betreffende de handel in landbouw-, tuinbouw-, en zeevisserijproducten, voor wat betreft de normen inzake de kwaliteit, de samenstelling, de etikettering, de naspeurbaarheid en de erkenning van de operatoren, met uitzondering van : 1° in de sector planten en plantaardige producten, de controleopdrachten betreffende enerzijds de productiemethodes en de kwaliteitslabels en, anderzijds, ter uitvoering van de gemeenschappelijke landbouwpolitiek, betreffende de verwerking van niet-voedingsproducten;2° in de sector dieren en dierlijke producten, de controleopdrachten betreffende de productiemethodes en de houderijsystemen, de kwaliteitslabels, de AA melk, de prijsvorming van rauwe melk en haar samenstelling met betrekking tot deze prijsvorming, evenals de karkasclassificatie;d) de dierengezondheidswet van 24 maart 1987;e) de wet van 28 augustus 1991 op de uitoefening van de diergeneeskunde;f) de wet van 24 januari 1977 betreffende de bescherming van de gezondheid van de gebruikers op het stuk van de voedingsmiddelen en andere producten, voor zover deze controles verband houden met de voedingsmiddelen evenals met de stoffen die met voedingsmiddelen in aanraking kunnen komen ofwel van toepassing zijn op de plaatsen bedoeld in artikel 4, § 3, 2°, van de wet van 4 februari 2000.
Art. 3.Het Agentschap kan, op grond van een protocol met de betaalorganen, de controles uitvoeren in verband met de interventies en steun van de Europese Unie voor de producten bedoeld in de wetten vermeld in artikel 5 van de wet van 4 februari 2000.
Art. 4.Onze Minister van Volksgezondheid is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 16 november 2001.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Consumentenzaken, Volksgezondheid en Leefmilieu Mevr. M. AELVOET