Etaamb.openjustice.be
Wet van 30 oktober 1998
gepubliceerd op 10 november 1998

Wet betreffende de euro

bron
diensten van de eerste minister
numac
1998021437
pub.
10/11/1998
prom.
30/10/1998
ELI
eli/wet/1998/10/30/1998021437/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

30 OKTOBER 1998. - Wet betreffende de euro (1)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

De Kamers hebben aangenomen en Wij bekrachtigen hetgeen volgt : TITEL I. - Inleidende bepalingen

Artikel 1.Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.

Art. 2.Deze wet stelt de nadere regels vast met het oog op de invoering van de euro door verordening (EG) nr 1103/97 van de Raad van 17 juni 1997 over enkele bepalingen betreffende de invoering van de euro, en verordening (EG) nr. 974/98 van de Raad van 3 mei 1998 over de invoering van de euro.

TITEL II. - Algemene bepalingen HOOFDSTUK I. - De omrekeningen en afrondingen

Art. 3.De te betalen of te boeken geldbedragen die in Belgische frank zijn uitgedrukt en in euro worden omgerekend, worden bij omrekening in euro afgerond op de tweede decimaal, overeenkomstig de artikelen 4 en 5 van de verordening van de Europese Raad van 17 juni 1997 over enkele bepalingen betreffende de invoering van de euro.

De niet te betalen of te boeken bedragen die tegelijk in Belgische frank en in euro worden vermeld, worden omgerekend in euro en afgerond op ten minste twee decimalen en, voor het overige, overeenkomstig de artikelen 4 en 5 van diezelfde Europese verordening. De Koning kan evenwel een andere graad van nauwkeurigheid vaststellen voor de afronding van het bedrag voortvloeiend uit de omrekening in euro.

Art. 4.Elk te betalen of te boeken geldbedrag dat in euro is uitgedrukt en moet worden omgerekend in Belgische frank, wordt omgerekend overeenkomstig artikel 4 van de bovenbedoelde Europese verordening en wordt, na omrekening, afgerond op de frank naar boven of naar beneden, naargelang het bedrag na de komma hoger of gelijk is aan vijftig centiemen, enerzijds, of lager dan vijftig centiemen, anderzijds.

Art. 5.De Koning kan, bij in Ministerraad overlegd besluit, bepalen onder welke voorwaarden en op welke wijze een conformiteitslabel kan worden toegekend of ingetrokken voor toestellen of systemen die dienen om omrekeningen en afrondingen uit te voeren.

Art. 6.Het vastgestelde verschil van een cent tussen het oorspronkelijke bedrag van een in euro uitgedrukte vordering en het resultaat van de opeenvolgende omrekening van die vordering in frank en, nadien, in euro, heeft geen weerslag op het bevrijdende karakter van de betaling of de nauwkeurigheid van de boeking van de oorspronkelijke vordering op rekening, wanneer dat verschil voortvloeit uit de normale toepassing van de in de artikelen 4 en 5 van de bovenbedoelde verordening omschreven voorschriften voor omrekening en afronding. Dat verschil geeft geen aanleiding tot vergoeding. HOOFDSTUK II. - De referentierentevoeten

Art. 7.De verwijzingen naar de rentevoeten van de Nationale Bank van België en het Herdiscontering- en Waarborginstituut die voorkomen in wettelijke, reglementaire of contractuele bepalingen, worden vervangen door verwijzingen naar de rentevoeten van de Europese Centrale Bank, op de door de Koning bepaalde wijze.

De verwijzingen naar de BIBOR-rentevoeten (Belgian Interbank Offered Rate) die voorkomen in reglementaire of contractuele bepalingen, worden vervangen door verwijzingen naar de EURIBOR-rentevoeten vermenigvuldigd met 365 en gedeeld door 360. De Koning kan voorzien in bijkomende preciseringen.

TITEL III. - Administratieve en fiscale bepalingen HOOFDSTUK I. - De formulieren

Art. 8.De Koning past de bij de wet vastgestelde modellen van formulieren aan de euro aan.

De Koning kan, bij in Ministerraad overlegd besluit, aan de ministers die Hij aanwijst de bevoegdheid opdragen om de door Hem vastgestelde modellen van formulieren aan de euro aan te passen. HOOFDSTUK II. - Inkomstenbelastingen

Art. 9.Voor de toepassing van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 en het Wetboek van de met de inkomstenbelastingen gelijkgestelde belastingen mogen de belastingplichtigen, met betrekking tot de inkomstenbelastingen, de voorheffingen en de met de inkomstenbelastingen gelijkgestelde belastingen, ervoor opteren hun aangiften met bedragen in euro te doen.

De aldus in een aangifte uitgedrukte keuze is onherroepelijk ten aanzien van die aangifte zelf, alsmede ten aanzien van alle daaropvolgende aangiften, doch geldt afzonderlijk voor de inkomstenbelastingen, voor elke categorie van voorheffingen en voor elke categorie van de met de inkomstenbelastingen gelijkgestelde belastingen.

In afwijking van het eerste lid moeten de belastingplichtigen van wie de overlegging van de jaarrekening in het aangifteformulier wordt gevraagd, met betrekking tot de inkomstenbelastingen, een aangifte in euro of in frank overleggen al naargelang die jaarrekening al dan niet in euro is opgesteld.

Dit artikel is van toepassing op de aangiften betreffende elk belastbaar tijdperk eindigend in de loop van de overgangsperiode.

Inzake de met de inkomstenbelastingen gelijkgestelde belastingen, is dit artikel van toepassing op de aangiften met betrekking tot de belastbare verrichtingen die plaatsvinden in de loop van de overgangsperiode.

Art. 10.De bepalingen van artikel 63 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 zijn niet van toepassing met betrekking tot de als immateriële vaste activa aan te merken software die, hetzij abnormale waardeverminderingen ondergaat ten gevolge van een rechtstreeks verband met de overgang naar de euro, hetzij in het bijzonder is verkregen of tot stand gebracht om de overgang naar de euro te realiseren.

Dit artikel is van toepassing op de afschrijvingen die zijn uitgedrukt tijdens een belastbaar tijdperk dat aan het aanslagjaar 1999 of de daaropvolgende aanslagjaren is verbonden. HOOFDSTUK III. - De belasting op de toegevoegde waarde

Art. 11.In artikel 27 van het Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde, gewijzigd bij de wet van 28 december 1992, worden de woorden « een vreemde munteenheid » vervangen door de woorden « de munteenheid van een derde land of van een lidstaat die de euro niet heeft aangenomen ».

Art. 12.In artikel 34, § 4, van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij de wet van 28 december 1992, worden de woorden « een vreemde munteenheid » vervangen door de woorden « de munteenheid van een derde land of van een lidstaat die de euro niet heeft aangenomen ».

Art. 13.In artikel 70, § 4, eerste lid, van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij de wetten van 22 juli 1993 en 7 augustus 1995, worden de woorden « 76, § 1, en 80 » vervangen door de woorden « 76, § 1, 80 en 109 ».

Art. 14.Een artikel 109, luidend als volgt, wordt in hetzelfde Wetboek ingevoegd : «

Art. 109.§ 1. De personen die gehouden zijn tot het indienen van aangiften en/of tot het mededelen van gegevens krachtens dit Wetboek of ter uitvoering ervan, kunnen, door middel van een keuze uitgeoefend overeenkomstig § 2 of § 3, de bedragen van de handelingen waarvoor de belasting wordt verschuldigd na 31 december 1998 uitdrukken in euro. § 2. De belastingplichtigen die gehouden zijn tot het indienen van de aangiften bedoeld in artikel 53, eerste lid, 3°, oefenen de keuze waarvan sprake is in § 1 uit, wanneer ze voor de eerste maal een dergelijke aangifte indienen waarin de vermelde bedragen in euro zijn uitgedrukt. De keuze heeft uitwerking de eerste dag van het tijdvak waarop die aangifte betrekking heeft.

Voor de handelingen waarvoor de belasting opeisbaar wordt vanaf de datum van uitwerking van de keuze, is de belastingplichtige gehouden de bedragen die hij vermeldt in aangiften of mededeelt, overeenkomstig de verplichtingen bedoeld in dit Wetboek of ter uitvoering ervan, uit te drukken in euro.

Indien de verplichtingen tot het mededelen van gegevens bedoeld in de artikelen 53quinquies tot 53septies betrekking hebben op handelingen waarvoor de belasting opeisbaar is geworden vóór en na de datum van uitwerking van de keuze, dienen alle bedragen die de belastingplichtige moet mededelen, in afwijking van het vorige lid, in euro te worden uitgedrukt. § 3. De personen, andere dan die bedoeld in § 2, oefenen de keuze waarvan sprake is in § 1 uit, wanneer ze voor de eerste maal een aangifte indienen waarin bedragen worden uitgedrukt in euro of dergelijke bedragen mededelen. De keuze heeft uitwerking, naargelang van het geval, op de datum van indiening van de aangifte of van de mededeling van de bedragen. Alle aangegeven of medegedeelde bedragen moeten, vanaf de datum van uitwerking van de keuze, worden uitgedrukt in euro. » TITEL IV. - Economische en financiële bepalingen HOOFDSTUK I. - De financiële instrumenten en markten Afdeling 1. - De schuld

Art. 15.§ 1. Worden op 2 januari 1999 in euro met twee decimalen gewijzigd : 1° de lineaire obligaties en gesplitste effecten bedoeld door het koninklijk besluit van 16 oktober 1997 betreffende de lineaire obligaties, onverminderd artikel 20 van dit besluit;2° de schatkistcertificaten bedoeld door het ministerieel besluit van 24 januari 1991 betreffende de uitgifte van in frank uitgedrukte schatkistcertificaten. § 2. De Koning bepaalt de wijze van wijziging van de uitsluitend op rekening ingeschreven gedematerialiseerde effecten bedoeld in § 1 van dit artikel, zowel voor de saldo's op rekening op 2 januari 1999 als voor de verrichtingen op dergelijke rekeningen die voor deze datum werden afgesloten, doch na deze datum moeten worden vereffend.

De administrateur-generaal van de Thesaurie mag het nominaal bedrag van de in omloop zijnde effecten aanpassen aan het resultaat van de voornoemde wijziging. § 3. De andere leningen van de Staat in Belgische franken, aangeduid door de Koning, kunnen in euro worden gewijzigd volgens de door Hem bepaalde regels. § 4. De afronding geschiedt tot op de hogere cent voor bedragen gelijk aan of groter dan 0,5 cent, en tot op de lagere cent voor bedragen kleiner dan 0,5 cent.

Art. 16.De leningen van de Staat uitgedrukt in een munteenheid van een andere deelnemende lidstaat, en die onderworpen zijn aan het recht van deze lidstaat, mogen door de minister van Financiën in euro worden gewijzigd wanneer deze lidstaat maatregelen heeft genomen om zijn staatsschuld in euro te wijzigen. In dit geval geschiedt de wijziging overeenkomstig het recht van deze lidstaat.

Art. 17.Onverminderd de bepalingen van artikel 20 van het koninklijk besluit van 16 oktober 1997 betreffende de lineaire obligaties, mogen de leningen van de Staat uitgedrukt in een munteenheid van een andere deelnemende lidstaat, en die onderworpen zijn aan het Belgische recht, door de minister van Financiën in euro worden gewijzigd wanneer deze lidstaat maatregelen genomen heeft om zijn staatsschuld in euro te wijzigen. In dit geval geschiedt de wijziging overeenkomstig artikel 15.

Art. 18.Onverminderd de bevoegdheden toegekend door de artikelen 35 en 41 van de Grondwet en door de wetten aangenomen krachtens deze bepalingen, mogen de emittenten die behoren tot de sector overheid in de zin van het Europees stelsel van economische rekeningen, hun schuld in euro wijzigen overeenkomstig de artikelen 15 tot 17.

Art. 19.De andere emittenten mogen hun obligaties en andere vormen van in effecten belichaamde schuld die op de kapitaalmarkten verhandelbaar zijn, evenals de geldmarktinstrumenten, in euro wijzigen indien deze effecten en instrumenten in Belgische frank zijn uitgedrukt, of in de munt van een lidstaat die maatregelen heeft genomen om zijn schuld in euro te wijzigen. Indien de betrokken effecten en instrumenten onderworpen zijn aan het Belgische recht en gedematerialiseerd zijn, dan moet de wijziging met twee decimalen plaatsvinden en op de wijze waarvan sprake in artikel 15, §§ 2 en 4.

Voor de overige betrokken effecten en instrumenten onderworpen aan het Belgische recht, kan de Koning nadere wijzigingsregels bepalen.

De betrokken emittenten kunnen evenwel opteren voor een andere wijzigingsmethode voor zover de contractuele bepalingen zich daar niet tegen verzetten.

Voor de betrokken effecten en instrumenten die niet onderworpen zijn aan het Belgische recht, geschiedt de wijziging overeenkomstig het toepasselijke buitenlandse recht.

Art. 20.De wijziging van schulden overeenkomstig de artikelen 15, § 3, 17, 18 en 19, geschiedt door middel van een eenzijdige verklaring van de emittent aan de schuldeisers. Een uitgifte is als één geheel te wijzigen.

De verklaring moet de volgende elementen bevatten : 1° de benaming van de te wijzigen schuld met opgave van de effectencode;2° de opgave van de omrekeningskoers krachtens artikel 109 L, § 4, van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap;3° de datum waarop de wijziging van kracht wordt. De verklaring wordt afgelegd op de wijze die in de uitgiftevoorwaarden voorgeschreven wordt voor mededelingen van de emittent. Bij gebrek hieraan wordt de verklaring bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad.

De verklaring moet minstens één maand voor de datum waarop ze uitwerking heeft, afgelegd en, in voorkomend geval, bekendgemaakt zijn.

Art. 21.Iedere rechtsvordering met betrekking tot de wijziging overeenkomstig de artikelen 15, 17, 18 en 19, moet op straffe van verval worden ingeleid uiterlijk één jaar nadat deze wijziging van kracht is geworden, overeenkomstig artikel 20, § 2, 3°.

De rechtsvordering kan enkel tot doel hebben te laten vaststellen : 1° dat deze wet op de gewijzigde schuld niet van toepassing is;2° dat de wijziging uitdrukkelijk werd uitgesloten door de uitgiftevoorwaarden;3° dat de procedure voor de wijziging niet werd nageleefd.

Art. 22.In artikel 4, derde lid, 1°, van de wet van 2 januari 1991 betreffende de markt van de effecten van de overheidsschuld en het monetair beleidsinstrumentarium, worden de woorden « met uitsluiting van in ecu's uitgedrukte effecten » geschrapt.

Art. 23.In artikel 4, tweede lid, van de wet van 22 juli 1991 betreffende de thesauriebewijzen en de depositobewijzen, wordt het bedrag « 10 miljoen frank » vervangen door het bedrag « 250 000 euro ».

Art. 24.In artikel 2ter, § 1, tweede lid, 1°, van de besluitwet van 18 mei 1945 houdende oprichting van een Rentenfonds, worden tussen de woorden « aan de Nationale Bank van België » en « aan de autoriteiten » de woorden « aan de Europese Centrale Bank » ingevoegd. Afdeling 2. - De financiële markten

Art. 25.In artikel 191, 1°, van de wet van 4 december 1990 op de financiële transacties en de financiële markten, worden de woorden « de Nationale Bank van België » vervangen door de woorden « de Europese Centrale Bank, de Nationale Bank van België en de centrale banken van de andere lidstaten van de Europese Gemeenschap die de eenheidsmunt hebben aangenomen overeenkomstig het Verdrag tot oprichting van deze Gemeenschap ».

Art. 26.Artikel 212 van dezelfde wet wordt vervangen door de volgende bepaling : «

Art. 212.§ 1. Voor de toepassing van dit artikel worden onder « deviezen » begrepen, de munteenheden van de Staten die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap, evenals de munteenheden van Lidstaten die de eenheidsmunt niet hebben aangenomen overeenkomstig het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap. § 2. Behoudens andersluidende bepalingen of beslissingen, zijn de hierna bepaalde koersen op aanvullende wijze van toepassing op de omrekeningsoperaties tussen de euro en de deviezen, en vice versa : 1° de indicatieve koersen van de euro die worden gepubliceerd door de Europese Centrale Bank;2° de indicatieve koersen van de euro die de Nationale Bank van België publiceert, op basis van de meest representatieve gegevens, voor de deviezen die actief worden verhandeld in België en waarvoor de Europese Centrale Bank geen indicatieve koers publiceert. § 3. Behoudens andersluidende bepalingen of beslissingen worden de koersen die op aanvullende wijze van toepassing zijn op de omrekeningsoperaties tussen de Belgische frank en de deviezen, en vice versa, bepaald door : 1° de koersen van de euro bepaald in § 2, en 2° de omrekeningskoers tussen de euro en de Belgische frank bepaald overeenkomstig artikel 109 L, § 4, van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap. § 4. De instellingen die worden bedoeld in artikel 137 van de wet van 6 april 1995 inzake de secundaire markten, het statuut van en het toezicht op de beleggingsondernemingen, de bemiddelaars en beleggingsadviseurs, moeten aan de Europese Centrale Bank en aan de Nationale Bank van België, op hun verzoek, alle informatie verstrekken die nuttig is voor het opstellen van de in § 2 vermelde koersen. »

Art. 27.Een artikel 212bis, luidend als volgt, wordt in dezelfde wet ingevoegd : «

Art. 212bis.De Koning kan, op advies van de Nationale Bank van België, de regels bepalen voor de organisatie, de werking en de controle van de wisselmarkt. »

Art. 28.In artikel 2, § 1, 3°, a), van de wet van 6 april 1995 inzake de secundaire markten, het statuut van en het toezicht op de beleggingsondernemingen, de bemiddelaars en beleggingsadviseurs, worden de woorden « , de Europese Centrale Bank » ingevoegd tussen de woorden « de Nationale Bank van België » en « en het Herdiscontering- en Waarborginstituut ».

Art. 29.In artikel 45, 7°, van dezelfde wet worden de woorden « de Europese Centrale Bank, » ingevoegd tusen de woorden « de Nationale Bank van België, » en « het Herdiscontering- en Waarborginstituut ».

Art. 30.In artikel 101, laatste lid, van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° de woorden « de Nationale Bank van België, de Europese Centrale Bank, of » worden ingevoegd tussen de woorden « op verzoek van » en « het Belgisch-Luxemburgs Instituut »;2° de woorden « deze autoriteit » worden vervangen door de woorden « deze autoriteiten ».

Art. 31.In artikel 137, eerste lid, 3°, a), van dezelfde wet worden de woorden « , de Europese Centrale Bank » ingevoegd tussen de woorden « de Nationale Bank van België » en « en het Herdiscontering- en Waarborginstituut ». Afdeling 3. - De openbare uitgiften van effecten en de bankwetgeving

Art. 32.In artikel 34, § 1, eerste lid, van het koninklijk besluit nr. 185 van 9 juli 1935 op de bankcontrole en het uitgifteregime voor titels en effecten, wordt een 1°bis ingevoegd, luidend als volgt : « 1°bis. het openbaar te koop stellen, te koop bieden of verkopen van schuldeffecten uitgegeven door de Europese Centrale Bank ».

Art. 33.In artikel 2, 1°, van de wet van 22 maart 1993 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen, worden de woorden « de Europese Centrale Bank, » ingevoegd tussen de woorden « de Nationale Bank van België, » en « het Herdiscontering- en Waarborginstituut ».

Art. 34.In artikel 4, tweede lid, 1°, van dezelfde wet worden de woorden « , de Europese Centrale Bank » ingevoegd tussen de woorden « de Nationale Bank van België » en « en het Herdiscontering- en Waarborginstituut ».

Art. 35.In artikel 6, tweede lid, 1°, van dezelfde wet worden de woorden « de Europese Centrale Bank, » ingevoegd tussen de woorden « de Nationale Bank van België, » en « het Herdiscontering- en Waarborginstituut ».

Art. 36.In artikel 55, laatste lid, van dezelfde wet worden de woorden « , de Europese Centrale Bank » ingevoegd tussen de woorden « de Nationale Bank van België » en « of van het Belgisch-Luxemburgs Instituut ».

Art. 37.In artikel 74, § 2, eerste lid, 2°, van dezelfde wet worden de woorden « , de Europese Centrale Bank » ingevoegd tussen de woorden « de Nationale Bank van België » en « of van het Belgisch-Luxemburgs Instituut ».

Art. 38.In artikel 157, § 1, laatste lid, van dezelfde wet worden de woorden « , de Europese Centrale Bank » ingevoegd tussen de woorden « de Nationale Bank van België » en « en het Herdiscontering- en Waarborginstituut ».

Art. 39.Een artikel 36bis, luidend als volgt, wordt in de wet van 1 maart 1961 betreffende de invoering in de nationale wetgeving van de eenvormige wet op de cheque en de inwerkingtreding van deze wet, ingevoegd : «

Art. 36bis.In afwezigheid van elke vermelding van de munteenheid op een in België uitgegeven en betaalbare cheque, wordt verondersteld dat het bedrag van een vóór 31 december 2001 uitgegeven cheque uitgedrukt is in Belgische frank. ». HOOFDSTUK II. - Monetaire bepalingen Afdeling 1. - Wijzigingen aan de wet van 12 juni 1930

tot oprichting van een Muntfonds

Art. 40.In artikel 1 van de wet van 12 juni 1930 tot oprichting van een Muntfonds, gewijzigd bij de wet van 23 december 1988, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het eerste lid wordt de tweede zin vervangen door de volgende zin : « Mits goedkeuring van de Europese Centrale Bank, mag de Koning deze grens bij in Ministerraad overlegd besluit aanpassen.»; 2° het tweede en het derde lid worden vervangen door de volgende leden : « De niet door de Raad van de Europese Unie geharmoniseerde technische specificaties van de deelmunten worden bepaald door de Koning. De minister van Financiën bepaalt, volgens de vastgestelde behoeften, de hoeveelheid van elke categorie van stukken, zonder de in het eerste lid voor het geheel van de deelmunten bepaalde grens te mogen overschrijden. »

Art. 41.In artikel 2 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 23 december 1988, worden de woorden « een uitgifteprijs die aanzienlijk hoger ligt dan hun nominale waarde » vervangen door de woorden « een uitgifteprijs die aanzienlijk hoger ligt dan hun nominale waarde, tenzij de Koning anders bepaalt mits goedkeuring van de Europese Centrale Bank ».

Art. 42.In artikel 4 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 4 april 1995, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het tweede lid wordt het 7° opgeheven;2° het vijfde lid wordt opgeheven.

Art. 43.In artikel 10 van dezelfde wet worden de woorden « 31 maart » vervangen door de woorden « 30 april ».

Art. 44.Artikel 12 van dezelfde wet, ingevoegd bij koninklijk besluit nr. 509 van 5 februari 1987 en gewijzigd bij de wet van 23 december 1988, wordt opgeheven. Afdeling 2. - Wijziging aan de wet van 23 december 1988 houdende

bepalingen met betrekking tot het monetair statuut, de Nationale Bank van België, het monetair beleid en het Muntfonds

Art. 45.Artikel 5, tweede lid, van de wet van 23 december 1988 houdende bepalingen met betrekking tot het monetair statuut, de Nationale Bank van België, het monetair beleid en het Muntfonds, gewijzigd bij de wet van 21 maart 1991, wordt vervangen door het volgende lid : « De door de Schatkist uitgegeven munten zijn wettig betaalmiddel. De Koning kan hun betaalkracht beperken. De Nationale Bank van België en DE POST zijn er evenwel toe gehouden deze munten zonder beperking aan te nemen. » HOOFDSTUK III. - Medailles en penningen

Art. 46.Het is verboden op medailles en metalen penningen het Grootzegel van de Staat, nationale wapenschilden of beeldenaars aan te brengen, die overeenstemmen met of die door hun gelijkenis kunnen worden verward met het Grootzegel van de Staat, nationale wapenschilden of beeldenaars die voorkomen op muntstukken in Belgische frank of in euro die wettelijke betaalkracht hebben in België of die officieel zijn vastgesteld met het oog op aanmunting.

Het is verboden op medailles en metalen penningen om het even welke munteenheid of één van haar onderverdelingen aan te brengen evenals, naast de munttekens bedoeld in het eerste lid, elk element van om het even welke aard, dat de aanvaarding van deze medailles en penningen zou kunnen vergemakkelijken.

Met gevangenisstraf van acht dagen tot drie maanden en met geldboete van zesentwintig frank tot duizend frank of met één van die straffen alleen worden gestraft zij die het eerste of het tweede lid van dit artikel overtreden.

Boek I van het Strafwetboek, met inbegrip van hoofdstuk VII en artikel 85, is van toepassing op de in het eerste en het tweede lid omschreven misdrijven. HOOFDSTUK IV. - Het maatschappelijk kapitaal van de vennootschappen

Art. 47.In afwijkingvan de artikelen 11bis, 33bis, § 1, 34, § 1,70, derde en vijfde lid, 122, §§ 1 en 2, 136,145, 4°, 146, 4°, en 147bis, § 4, van de wetten op de handelsvennootschappen, gecoördineerd op 30 november 1935, en niettegenstaande iedere andersluidende bepaling in de statuten, kunnen de naamloze vennootschappen, de commanditaire vennootschappen op aandelen, de besloten vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid en de coöperatieve vennootschappen, in het kader van de omzetting van hun maatschappelijk kapitaal in euro, tussen 1 januari 1999 en 31 december 2001, bij beslissing die de algemene vergadering met gewone meerderheid neemt en bij onderhandse akte : 1° hun maatschappelijk kapitaal uitdrukken in euro;2° overgaan tot een kapitaalverhoging door incorporatie van reserves, van uitgiftepremies, van herwaarderingsmeerwaarden of van overgedragen winst, ten belope van maximaal 1 000 euro of ten hoogste 4 % van het bedrag van het geplaatst kapitaal voor kapitaalverhoging;3° als hun kapitaal vertegenwoordigd wordt door aandelen met vermelding van de nominale waarde, hetzij deze waarde aanpassen aan de nieuwe uitdrukking en aan het nieuwe bedrag van het maatschappelijk kapitaal, hetzij de vermelding van de nominale waarde van hun aandelen schrappen. Als toepassing gemaakt wordt van artikel 71 zijn de meerderheids- en aanwezigheidsvereisten binnen elke categorie van aandelen of effecten die welke bedoeld zijn in dit artikel.

Art. 48.Artikel 10 van de wetten op de handelsvennootschappen, gecoördineerd op 30 november 1935, is van toepassing op de onderhandse akte houdende wijziging van de statuten. De publicatie bedoeld in § 3 van artikel 10 gebeurt kosteloos.

Art. 49.De onderhandse akten houdende verhoging van het statutaire kapitaal, zonder nieuwe inbreng, opgemaakt overeenkomstig artikel 47 van deze wet, moeten worden onderworpen aan de registratieformaliteit overeenkomstig de bepalingen van Titel I van het Wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten, indien de vennootschap waarvan het statutaire kapitaal werd verhoogd, hetzij de zetel der werkelijke leiding in België, hetzij de statutaire zetel in België en de zetel der werkelijke leiding buiten het grondgebied van de lidstaten van de Europese Unie, heeft.

Art. 50.De termijn binnen welke de aanbieding ter registratie van de in artikel 47 van deze wet vermelde akten moet plaatshebben, is vier maanden te rekenen van de datum van de akte.

Art. 51.De verplichting tot aanbieding ter registratie van de in artikel 47 van deze wet bedoelde akten en tot betaling van de desbetreffende rechten en in voorkomend geval de geldboeten, waarvan de invorderbaarheid uit die akten blijkt, rust ondeelbaar op de hoofdelijk verbonden vennoten of op de zaakvoerders, bestuurders of vereffenaars van de vennootschap waarvan het statutaire kapitaal werd verhoogd.

Art. 52.De in artikel 47 van deze wet bedoelde akten worden geregistreerd op het registratiekantoor van het gebied waar, al naar gelang van het geval, de zetel der werkelijke leiding of de statutaire zetel van de vennootschap waarvan het statutaire kapitaal werd verhoogd, gevestigd is.

Art. 53.De in artikel 51 van deze wet aangewezen personen die de in artikel 47 van deze wet vermelde akten niet hebben doen registreren binnen de voorgeschreven termijn, verbeuren ondeelbaar een geldboete gelijk aan het bedrag der rechten, zonder dat ze lager dan 1 000 frank mag zijn.

Art. 54.De artikelen 256 tot 258 van het Wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten zijn van toepassing op de in artikel 47 van deze wet bedoelde akten. HOOFDSTUK V. - De dubbele prijsaanduiding

Art. 55.Artikel 4 van de wet van 14 juli 1991 betreffende de handelspraktijken en de voorlichting en bescherming van de consument, wordt aangevuld met de volgende leden : « Voor de toepassing van de bepalingen inzake de aanduiding van de prijzen en tarieven, wordt onder Belgische frank de nationale munteenheid van kracht op 31 december 1998 verstaan.

De Koning kan, bij in Ministerraad overlegd besluit, op de voordracht van de minister van Economie of van de minister die de Middenstand in zijn bevoegdheid heeft, de dubbele aanduiding opleggen van prijzen en tarieven in Belgische frank en in euro voor de periode die Hij bepaalt, hetzij op algemene wijze, hetzij voor de producten en diensten of categorieën van producten en diensten die Hij aanwijst.

Hij kan eveneens de producten en diensten, categorieën van producten en diensten of verkopen op afstand aanwijzen, waarvoor deze verplichting niet geldt.

De Koning kan bijzondere regeIs stellen voor de dubbele aanduiding in euro en Belgische frank. »

Art. 56.Artikel 17 van de wet van 12 juni 1991 op het consumentenkrediet, wordt aangevuld met de volgende leden : « Wanneer de reclame, het aanbod of de kredietovereenkomst bedragen in euro vermelden, dan worden deze eveneens in frank aangeduid volgens de modaliteiten vast te stellen door de Koning.

Wanneer de kredietovereenkomst in euro is opgesteld, brengt de consument, naast de vermeldingen bedoeld in het tweede lid van dit artikel, ook de volgende met de hand voluit geschreven vermelding aan : « Gelezen en goedgekeurd voor... euro op krediet. ». »

Art. 57.In de wet van 4 augustus 1992 op het hypothecair krediet, wordt een artikel 55bis ingevoegd, luidend als volgt : «

Art. 55bis.Wanneer de reclame, het aanbod of de kredietovereenkomst bedragen in euro vermelden, dan worden deze eveneens in frank aangeduid.

De Koning kan : 1° de modaliteiten bepalen voor de aanduiding in franken voorzien in het eerste lid;2° de bedragen vrijstellen van de aanduiding in franken voorzien in het eerste lid waarvoor deze aanduiding geen bijkomende informatie betekent die nuttig is voor de consument.» HOOFDSTUK VI. - De continuïteit van de contracten

Art. 58.Artikel 32 van de wet van 14 juli 1991 betreffende de handelspraktijken en de voorlichting en bescherming van de consument, wordt aangevuld met het volgende punt : « 22. de verkoper toe te laten de overeenkomst te beëindigen of te wijzigen omwille van de invoering van de euro.

Deze bepaling is niet van toepassing op de bedingen die het voorwerp zijn geweest van een individuele onderhandeling.

Als de verkoper beweert dat het beding het voorwerp is geweest van een individuele onderhandeling dan draagt hij daarvan de bewijslast.

Een beding wordt echter onweerlegbaar geacht niet het voorwerp geweest te zijn van een individuele onderhandeling als het is opgesteld voorafgaand aan de sluiting van het contract en de consument daardoor geen invloed heeft kunnen hebben op de inhoud ervan, zoals in het kader van een toetredingscontract. » HOOFDSTUK VII. - Omrekeningen en omwisselingen door financiële instellingen

Art. 59.De financiële instellingen moeten bij kosteloze aanrekening een norm voor een goede praktijk toepassen, die het volgende dient te omvatten : - kosteloze omrekening van inkomende betalingen van de nationale munteenheid in de euro-eenheid en omgekeerd tijdens de overgangsperiode; - kosteloze omrekening van uitgaande betalingen van de nationale munteenheid in de euro-eenheid en omgekeerd tijdens de overgansperiode; - kosteloze omrekening van bankrekeningen van de nationale munteenheid in de euro-eenheid tijdens en aan het einde van de overgangsperiode; - voor in de euro-eenheid luidende diensten : aanrekening van provisies die niet verschillen van die voor identieke, in de nationale munteenheid luidende diensten; - omwisseling zonder kosten voor hun cliënten van « huishoudbedragen » in nationale bankbiljetten en in muntstukken tegen eurobankbiljetten en muntstukken tijdens de eindperiode. De banken zullen de « huishoudbedragen » op transparante wijze naar volume en frequentie kwantificeren en het kliënteel hierover informeren vóór 1 oktober 2001.

TITEL V. - Sociale bepaling

Art. 60.Elke aangifte of andere vorm van mededeling in verband met bijdragen en andere heffingen die personen moeten doen bij de instellingen van sociale zekerheid, bedoeld in artikel 2, 2°, a en c, van de wet van 11 april 1995 tot invoering van het « handvest » van de sociaal verzekerde, met toepassing van de wettelijke en reglementaire bepalingen betreffende de financiering van de regelingen bedoeld in artikel 21, § 1 of § 2, van de wet van 29 juni 1981 houdende de algemene beginselen van de sociale zekerheid voor werknemers, van de regelingen bedoeld in de besluitwet van 10 januari 1945 betreffende de maatschappelijke zekerheid van de mijnwerkers en ermee gelijkgestelden, alsmede van de regelingen bedoeld in de besluitwet van 7 februari 1945 betreffende de maatschappelijke veiligheid van de zeelieden ter koopvaardij, kan volgens de keuze van de betrokkene geschieden in euro of in Belgische frank.

Deze keuze voor euro is evenwel onherroepelijk ten aanzien van de ingediende aangifte alsmede ten aanzien van alle gelijktijdige en daaropvolgende aangiften bij eenzelfde instelling.

Dit artikel is van toepassing op aangiften in verband met heffingsplichtige feiten of verrichtingen, die plaatshebben tijdens de overgangsperiode.

TITEL VI. - Slotbepalingen HOOFDSTUK I. - De sancties

Art. 61.§ 1. Met geldboete van 250 tot 10 000 frank worden gestraft, zij die de bepalingen overtreden van de artikelen 3 en 4 van deze wet.

De minister van Economie stelt de ambtenaren aan bevoegd om de inbreuken op de artikelen 3 en 4 van deze wet op te sporen en vast te stellen. De processen-verbaal die door deze ambtenaren worden opgesteld, hebben bewijskracht tot het tegendeel is bewezen. De bepalingen van artikel 113, §§ 2, 3, 4 en 6, van de wet van 14 juli 1991 betreffende de handelspraktijken en de voorlichting en bescherming van de consument, zijn van toepassing op deze ambtenaren.

Wanneer is vastgesteld dat een handeling een inbreuk vormt op de artikelen 3 en 4 van deze wet, dan kan de aangestelde ambtenaar een waarschuwing richten tot de overtreder waarbij die tot stopzetting van deze handeling wordt aangemaand. De bepalingen van artikel 101, tweede en derde lid, van voormelde wet van 14 juli 1991 zijn van toepassing op deze waarschuwing.

De hiertoe door de minister van Economie aangestelde ambtenaren kunnen, op inzage van de processen-verbaal die een inbreuk op de artikelen 3 en 4 van deze wet vaststellen en die zijn opgemaakt door de in het tweede lid bedoelde ambtenaren, aan de overtreders een som voorstellen waarvan de betaling de strafvordering doet vervallen. De Koning stelt de tarieven alsook de modaliteiten van betaling en inning vast. § 2. De in § 1 vermelde overtredingen begaan in het kader van niet-contractuele relaties tussen overheidsbesturen en hun bestuurden of in het kader van de contractuele relaties tussen werkgevers en werknemers, worden slechts gestraft overeenkomstig de terzake toepasselijke sancties, hetzij administratieve, hetzij strafrechtelijke, hetzij beide. HOOFDSTUK II. - Inwerkingtreding

Art. 62.De Koning stelt voor iedere bepaling van deze wet de datum van inwerkingtreding vast.

Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Gegeven te Brussel, 30 oktober 1998.

ALBERT Van Koningswege : De Eerste Minister, J.-L. DEHAENE De Minister van Economie, E. DI RUPO De Minister van Sociale Zaken, Mevr. M. DE GALAN De Minister van de Kleine en Middelgrote Ondernemingen, K. PINXTEN De Minister van Justitie, T. VAN PARYS De Minister van Financiën, J.-J. VISEUR Met 's Lands zegel gezegeld : De Minister van Justitie, T. VAN PARYS

Nota (1) Gewone zitting 1997-1998. Kamer van volksvertegenwoordigers.

Parlementaire Stukken. - Ontwerp van wet, nr. 1509/1. - Amendementen, nr 1509/2. - Verslag, nr. 1509/3. - Amendementen, nrs. 1509/4 tot 6. - Verslagen, nrs. 1509/7 tot 9. - Tekst aangenomen door de commissies, nr. 1509/10. - Tekst aangenomen in plenaire vergadering en overgezonden aan de Senaat, nr. 1509/11. 82 - 1995 (B.Z.) : Beslissingen van de parlementaire overlegcommissie, nrs. 82/30 en 34.

Parlementaire Handelingen. - Bespreking en aanneming. Vergaderingen van 10 en 11 juni 1998.

Senaat.

Parlementaire Stukken. - Ontwerp overgezonden door de Kamer van volksvertegenwoordigers, nr. 1-1022/1. - Verslag, nr. 1-1022/2. - Tekst aangenomen door de commissie, nr 1-1022/3. - Beslissing om niet te amenderen, nr. 1-1022/4. 82 - 1995 (B.Z.) : Beslissingen van de parlementaire overlegcommissie, nrs. 1-82/30 en 34.

Parlementaire Handelingen. - Bespreking en aanneming. Vergaderingen van 27 en 29 oktober 1998.

^