gepubliceerd op 30 augustus 2000
Koninklijk besluit betreffende de invoering van de euro in de reglementering voor aangelegenheden die ressorteren onder het Ministerie van Economische Zaken
20 JULI 2000. - Koninklijk besluit betreffende de invoering van de euro in de reglementering voor aangelegenheden die ressorteren onder het Ministerie van Economische Zaken
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 22 januari 1945 betreffende de economische reglementering en de prijzen;
Gelet op de wet van 24 juli 1973 tot instelling van een verplichte avondsluiting in handel, ambacht en dienstverlening, laatst gewijzigd door de wet van 29 januari 1999;
Gelet op de wet van 28 maart 1984 op de uitvindingsoctrooien, laatst gewijzigd door de wet van 28 januari 1997;
Gelet op de wet van 12 juni 1991 op het consumentenkrediet, laatst gewijzigd bij de wet van 11 april 1999;
Gelet op de wet van 14 juli 1991 betreffende de handelspraktijken en de voorlichting en bescherming van de consument;
Gelet op de wet van 9 maart 1993 ertoe strekkende de exploitatie van huwelijksbureaus te regelen en te controleren, gewijzigd bij de wet van 11 april 1999;
Gelet op de wet van 9 februari 1994 betreffende de veiligheid van de consumenten;
Gelet op de wet van 29 juli 1994 op het aanvullend beschermingcertificaat voor geneesmiddelen;
Gelet op de verordeningen (EG) nr. 1103/97 van de Raad van 17 juni 1997 over enkele bepalingen betreffende de invoering van de euro en nr. 974/98 van de Raad van 3 mei 1998 over de invoering van de euro;
Gelet op de wet van 30 oktober 1998 betreffende de euro;
Gelet op de wet van 11 april 1999 betreffende de overeenkomsten inzake de verkrijging van deeltijds gebruik van onroerende goederen;
Gelet op de wet tot bescherming van de economische mededinging, gecoördineerd op 1 juli 1999;
Gelet op het koninklijk besluit van 18 juli 1972 betreffende de aanduiding van de prijs van juwelen, uurwerken, goud- en zilverwerk;
Gelet op het koninklijk besluit van 14 april 1975 inzake de titels bedoeld in artikel 38, 1 tot 3 van 14 juli 1971 betreffende de handelspraktijken;
Gelet op het koninklijk besluit van 10 oktober 1983 ter uitvoering van artikel 11bis van de wet van 22 januari 1945 betreffende de economische reglementering en de prijzen, laatst gewijzigd bij koninklijk besluit van 29 september 1999;
Gelet op het koninklijk besluit van 23 januari 1984 betreffende de aanduiding van de prijs voor kunstvoorwerpen, voorwerpen van verzamelingen en antiquiteiten;
Gelet op het koninklijk besluit van 18 december 1986 betreffende de taksen en bijkomende taksen verschuldigd inzake uitvindingsoctrooien en aanvullende beschermingscertificaten, laatst gewijzigd bij het koninklijk besluit van 28 december 1999;
Gelet op het koninklijk besluit van 24 februari 1992 tot bepaling van het bedrag van het in hoofde van de kredietgever vereiste netto-actief bedoeld in artikel 75, § 3, 1°, van de wet van 12 juni 1991 op het consumentenkrediet;
Gelet op het koninklijk besluit van 24 februari 1992 tot vaststelling van het maximumbedrag van het risico van de consument in geval van verlies of diefstal van de kredietkaart of andere krediettitel;
Gelet op het koninklijk besluit van 25 februari 1992 betreffende de aanvragen om erkenning en inschrijving bedoeld bij de artikelen 75 en 77 van de wet van 12 juni 1991 op het consumentenkrediet;
Gelet op het koninklijk besluit van 4 augustus 1992 tot regeling van de commissie voor bemiddeling inzake consumentenkrediet;
Gelet op het koninklijk besluit van 23 maart 1993 betreffende de verzoeken en de aanmeldingen bedoeld in de artikelen 6 en 7 van de wet tot bescherming van de economische mededinging, gecoördineerd op 1 juli 1999, laatst gewijzigd bij het koninklijk besluit van 28 december 1999;
Gelet op het koninklijk besluit van 27 april 1993 betreffende de minnelijke schikking bij inbreuken op de wet van 12 juni 1991 op het consumentenkrediet, laatst gewijzigd bij het koninklijk besluit van 6 november 1999;
Gelet op het koninklijk besluit van 27 april 1993 betreffende de minnelijke schikking bij inbreuken op de wet van 14 juli 1991 betreffende de handelspraktijken en de voorlichting en de bescherming van de consument, laatst gewijzigd bij het koninklijk besluit van 2 juli 1999;
Gelet op het koninklijk besluit van 31 mei 1994 betreffende het verstrekken, door de Dienst voor de industriële eigendom, van documenten en gegevens inzake industriële eigendom;
Gelet op het koninklijk besluit van 2 oktober 1995 betreffende de minnelijke schikking bij overtredingen op de wet van 9 februari 1994 betreffende de veiligheid van de consumenten;
Gelet op het koninklijk besluit van 9 december 1998 betreffende de minnelijke schikking bij inbreuken op de artikelen 3 en 4 van de wet van 30 oktober 1998 betreffende de euro;
Gelet op het koninklijk besluit van 4 juni 1999 betreffende de minnelijke schikking bij inbreuken op de wet van 11 april 1999 betreffende de overeenkomsten inzake de verkrijging van deeltijds gebruik van onroerende goederen;
Gelet op het koninklijk besluit van 4 juni 1999 betreffende de minnelijke schikking bij inbreuken op de wet van 9 maart 1993 ertoe strekkende de exploitatie van huwelijksbureaus te regelen en te controleren;
Gelet op het koninklijk besluit van 10 december 1999 betreffende de minnelijke schikking bij inbreuken op de wet van 24 juli 1973 tot instelling van een verplichte avondsluiting in handel, ambacht en dienstverlening;
Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 6 juni 2000;
Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Begroting van 29 juni 2000;
Gelet op het verzoek om spoedbehandeling, gemotiveerd door de volgende omstandigheden : In tegenstelling tot wat de datum van de inwerkingtreding van de nieuwe bepalingen zou kunnen doen vermoeden( in regel 1 januari 2002, hetzij binnen 18 maanden), is de uitvaardiging en de publicatie van de teksten bijzonder dringend; het is van het hoogste belang dat deze teksten snel officieel worden meegedeeld en de limietdatum hiervoor dient te worden vastgesteld op 1 augustus 2000.
De dringende termijn van drie dagen moet mogelijk maken dat de koninklijke besluiten in de eerste helft van juli ondertekend worden.
De strikte eerbiediging van deze termijn heeft, wat betreft de koninklijke besluiten die in hoofde van de wetten betreffende de invoering van de euro worden genomen, het voordeel dat het Parlement in staat wordt gesteld om de controle uit te oefenen die in het kader van de toekenning van de machtsdelegatie werd overeengekomen.
Er moet ook voor ogen worden gehouden dat het belangrijk is dat de bepalingen op gegroepeerde wijze worden uitgevaardigd. Dit ter verzekering van een eenvormige behandeling die enerzijds een budgettaire en administratieve controle toelaat en anderzijds het Parlement in staat stelt de uitwerking van de bepalingen in goede voorwaarden op te volgen.
Wat de overheidsbesturen betreft laat de eerbiediging van de limietdatum van 1 augustus 2000 nog een termijn van 250 werkdagen.
Deze termijn is strikt noodzakelijk om de voorbereidende werkzaamheden op het gebied van de regelgeving tot een goed einde te brengen (er moeten nog een aantal ministeriële besluiten worden gewijzigd en vervolgens moeten ook tal van formulieren opnieuw worden gedrukt).
Hetzelfde geldt voor de informatica waar de eindtesten voorzien zijn voor juli 2001. Rekening gehouden met deze zeer strakke planning is elke vertraging nadelig voor het goede verloop van de werkzaamheden en de budgettaire kostprijs ervan.
In geen geval kan overwogen worden deze testen uit te stellen zonder het risico te lopen alle controle over het goede verloop van de overschakeling door de overheidsbesturen te verliezen.
De voor de goedkeuring van de teksten voorziene limietdatum mag niet worden verschoven. Opdat alle door hen door te voeren aanpassingen in goede voorwaarden zouden gebeuren hebben de informaticadiensten geëist dat alle functionele beslissingen vóór 31 december 1999 zouden genomen worden. Deze diensten zijn reeds in grote mate overgegaan tot de decimalisering die wordt toegestaan door de wet betreffende de decimalisering en zijn dus met de functionele aanpassingen van hun programma's kunnen beginnen. Ze moeten echter nog op korte termijn kunnen beschikken over de bepalingen ter wijziging van wetten en besluiten om een veelheid van bedragen aan te passen. Het strakke tijdschema vereist bovendien dat deze aanpassingen gebeuren op basis van officiële en definitieve beslissingen.
Zo voorziet de planning van de administratie van Financiën dat de informaticadiensten ten laatste in augustus eerstkomend over de nieuwe bedragen moeten kunnen beschikken om de gewenste aanpassingen tegen 1 juni 2001 te kunnen realiseren. Deze fase berust zelf op een voorafgaande aaneenschakeling van andere onontbeerlijke fasen, onder meer op een precieze diagnose van de uit te voeren werkzaamheden en de te besteden middelen.
Anderzijds mag niet uit het oog worden verloren dat de voorziene bepalingen enkel aanpassingen van wetten en koninklijke besluiten inhouden. Dit betekent dus dat deze moeten worden gevolgd door een aanpassing van de ministeriële besluiten; dit zou vóór eind 2000 moeten gebeuren.
Na deze aanpassingen van de regelgeving zullen zoals vermeld in 2001 de aanpassingen van de formulieren en de informatiedocumenten volgen.
Ook de ondernemingen en hun professionele tussenpersonen (sociale secretariaten, boekhouders, administratiekantoren, fiscale dienstverleners enz.) dienen zonder verwijl te kunnen beschikken over betrouwbare gegevens om met kennis van zaken hun programma's aan de euro aan te passen. Het is bijzonder wenselijk dat hun overgang in belangrijke mate per 1 januari 2001 gebeurt, zoniet zal de grote massa van ondernemingen haar eigen overgang uitstellen tot 1 januari 2002.
Dit zou zeer ongunstig zijn voor het beheer van de ondernemingen en daardoor ook voor de overgang van alle economische sectoren.
Naarmate de vervaldag steeds dichter bij komt (op 1 juli 2000 nog 125 werkdagen) riskeren de ondernemingen die niet over de nodige informatie beschikken bij gebrek aan voldoende manoeuvreerruimte hun beslissing om op de euro over te stappen uit te stellen.
Elke vertraging bij de ondertekening van deze besluiten heeft dus voor de ondernemingen een negatieve weerslag en verder uitstel van de publicatie van de besluiten kan vele projecten in gevaar brengen;
Gelet op het advies van de Raad van State, gegeven op 11 juli 2000, met toepassing van artikel 84, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Op de voordracht van Onze Minister van Consumentenzaken, van Onze Minister van Middenstand en van Onze Minister van Economie, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFDSTUK I. - Wijziging van reglementaire bepalingen Afdeling 1. - Aanpassing van het koninklijk besluit van 24 februari
1992 tot bepaling van het bedrag van het in hoofde van de kredietgever vereiste netto-actief bedoeld in artikel 75, § 3, 1°, van de wet van 12 juni 1991 op het consumentenkrediet
Artikel 1.In de bepalingen van het koninklijk besluit van 24 februari 1992 tot bepaling van het bedrag van het in hoofde van de kredietgever vereiste netto-actief bedoeld in artikel 75, § 3, 1°, van de wet van12 juni 1991 op het consumentenkrediet die hieronder worden aangeduid, worden de in frank uitgedrukte bedragen die in de tweede kolom van de volgende tabel worden vermeld, vervangen door de in euro uitgedrukte bedragen van de derde kolom van dezelfde tabel.
Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld HOOFDSTUK 2. - Slotbepalingen
Art. 19.Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2002.
Art. 20.Onze Minister van Consumentenzaken, Onze Minister van Middenstand en Onze Minister van Economie zijn, ieder voor wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 20 juli 2000.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Consumentenzaken, Mevr. M. AELVOET De Minister van Middenstand, J. GABRIELS De Minister van Economie, Ch. PICQUE