Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 28 juni 2018
gepubliceerd op 20 juli 2018

Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering tot wijziging van het koninklijk besluit van 23 december 1994 tot vaststelling van de erkenningsvoorwaarden en de regeling van de administratieve controle van de instellingen belast met de controle van de in het verkeer gebrachte voertuigen

bron
brussels hoofdstedelijk gewest
numac
2018031423
pub.
20/07/2018
prom.
28/06/2018
ELI
eli/besluit/2018/06/28/2018031423/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

28 JUNI 2018. - Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering tot wijziging van het koninklijk besluit van 23 december 1994Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 23/12/1994 pub. 27/04/2007 numac 2007000233 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Koninklijk besluit nr. 53 met betrekking tot de bijzondere regeling van belastingheffing over de winstmarge voor gebruikte goederen, kunstvoorwerpen, voorwerpen voor verzamelingen en antiquiteiten. - Duitse vertaling sluiten tot vaststelling van de erkenningsvoorwaarden en de regeling van de administratieve controle van de instellingen belast met de controle van de in het verkeer gebrachte voertuigen


De Brusselse Hoofdstedelijke Regering, Gelet op de wet betreffende de technische eisen waaraan elk voertuig voor vervoer te land, de onderdelen ervan, evenals het veiligheidstoebehoren moeten voldoen en met name zijn artikel 1, § 1, tweede lid, en artikel 2, § 2, gewijzigd bij wet van 18 juli 1990;

Gelet op het koninklijk besluit van 23 december 1994Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 23/12/1994 pub. 27/04/2007 numac 2007000233 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Koninklijk besluit nr. 53 met betrekking tot de bijzondere regeling van belastingheffing over de winstmarge voor gebruikte goederen, kunstvoorwerpen, voorwerpen voor verzamelingen en antiquiteiten. - Duitse vertaling sluiten tot vaststelling van de erkenningsvoorwaarden en de regeling van de administratieve controle van de instellingen belast met de controle van de in het verkeer gebrachte voertuigen;

Gelet op de gendertest zoals bedoeld in artikel 3, 2° van de ordonnantie van 29 maart 2012 houdende de integratie van de genderdimensie in de beleidslijnen van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, uitgevoerd 1 maart 2018;

Gelet op het advies van de Raadgevende commissie 'Administratie-Industrie', gegeven op 24 mei 2018;

Gelet op advies van de Raad van State, gegeven op 23 mei 2018 met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Op voorstel van de Minister belast met Mobiliteit en Openbare Werken, Na beraadslaging, Besluit :

Artikel 1.Dit besluit voorziet in de gedeeltelijke omzetting van Richtlijn 2014/45/EU van het Europees Parlement en de Raad van 3 april 2014 betreffende de periodieke technische controle van motorvoertuigen en aanhangwagens en tot intrekking van Richtlijn 2009/40/EG.

Art. 2.Artikel 1 van het koninklijk besluit van 23 december 1994Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 23/12/1994 pub. 27/04/2007 numac 2007000233 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Koninklijk besluit nr. 53 met betrekking tot de bijzondere regeling van belastingheffing over de winstmarge voor gebruikte goederen, kunstvoorwerpen, voorwerpen voor verzamelingen en antiquiteiten. - Duitse vertaling sluiten tot vaststelling van de erkenningsvoorwaarden en de regeling van de administratieve controle van de instellingen belast met de controle van de in het verkeer gebrachte voertuigen wordt vervangen door wat volgt: « Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : - "Minister", de Brusselse minister die de verkeersreglementering onder zijn bevoegdheid heeft; - "instelling", elke vennootschap aan wie door de Minister de controle van de in het verkeer gebrachte voertuigen werd toevertrouwd; - "technische tijd", de theoretische gemiddelde tijd toegekend voor een bepaalde prestatie van technische keuring en door de minister of zijn gemachtigde gedefinieerd, overeenkomstig artikel 5 van het onderhavige besluit; - "keuring op verplaatsing": de technische keuring, uitgevoerd voor voertuigen van categorieën N2, N3, M2, M3, 03 en 04, zoals gedefinieerd in artikel 1, § 1 van het koninklijk besluit van 15 maart 1968Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 15/03/1968 pub. 16/03/2005 numac 2005000019 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Koninklijk besluit houdende algemeen reglement op de technische eisen waaraan de motorvoertuigen en hun aanhangwagens moeten voldoen. - Duitse vertaling type koninklijk besluit prom. 15/03/1968 pub. 03/06/2014 numac 2014014295 bron federale overheidsdienst mobiliteit en vervoer Koninklijk besluit houdende algemeen reglement op de technische eisen waaraan de auto's, hun aanhangwagens, hun onderdelen en hun veiligheidstoebehoren moeten voldoen. - Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen sluiten houdende algemeen reglement op de technische eisen waaraan de auto's, hun aanhangwagens en hun veiligheidstoebehoren moeten voldoen in de lokalen van een onderneming waarmee een erkende controle-instelling een samenwerkingsovereenkomst heeft gesloten.

Art. 3.In artikel 3 van het zelfde besluit, zijn de woorden « het nationaal grondgebied » vervangen door « het grondgebied van het Brusselse Gewest ».

Art. 4.Artikel 4, tweede alinea, wordt vervangen door « De instelling stuurt te zijner tijde, per post of elektronische middelen, een oproep voor elk voertuig dat aan de controle is onderworpen, voor het ambtsgebied dat haar is toegewezen, op basis van de gegevens van de Kruispuntbank van de voertuigen, zoals gedefinieerd in de wet van 19 mei 2010Relevante gevonden documenten type wet prom. 19/05/2010 pub. 28/06/2010 numac 2010014128 bron federale overheidsdienst mobiliteit en vervoer Wet houdende oprichting van de Kruispuntbank van de voertuigen sluiten houdende oprichting van de Kruispuntbank van de voertuigen.

Art. 5.In artikel 5 van hetzelfde besluit worden de woorden "coördineren hun activiteiten" vervangen door de woorden "voeren hun activiteiten uit".

Art. 6.In artikel 7 van hetzelfde besluit, is het woord « voldoende » geschrapt.

Art. 7.In artikel 8 van hetzelfde besluit, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in paragraaf 1, derde alinea, worden de woorden « in § 2, punt 4.1. » vervangen door « in bijlage 1, punt 5.1. » 2° de tweede paragraaf is vervangen door wat volgt : « De minimumuitrusting van een controlestation is vermeld in bijlage 1 bij onderhavig besluit.» 3° paragraaf 4 is vervangen door wat volgt : De instelling moet dagelijks haar controleapparatuur nazien en één keer per jaar haar controleapparatuur laten nazien door een controle-instelling aangeduid door de Minister of zijn gemachtigde, of door een controle-instelling die het jaarlijks verslag aan de minister of zijn gemachtigde stuurt.De kosten van dit nazicht zijn te haren laste.

Art. 8.Artikel 9 van hetzelfde besluit is vervangen door wat volgt : « Voor de inplanting van de controlestations zijn de instellingen ertoe gehouden zich te schikken naar de richtlijnen van de Minister of zijn gemachtigde. »

Art. 9.Artikel 10 van hetzelfde besluit is vervangen door wat volgt : "De instelling is ertoe gehouden aan de Minister of zijn gemachtigde maatregelen voor te stellen om de capaciteit van haar installaties te verhogen wanneer de belasting van een station op basis van 45 openingsuren per week 6.000 uren technische tijd per jaar en per inspectielijn overtreft, hetzij door het aantal inspectielijnen in het bestaande station te verhogen, hetzij door de oprichting van een nieuw controlestation. De technische tijd van de prestaties die worden uitgevoerd op inspectielijnen op verplaatsing die gebonden zijn aan een station, evenals die lijnen moeten worden uitgesloten van de berekening van de last van dit station.

Behalve wanneer de vermoedelijke toename van de activiteit een andere capaciteit zou rechtvaardigen, moet de capaciteit van de nieuw geplande installaties gebaseerd zijn op : a) voor de constructie van het gebouw, een minimale belasting van 3.000 uren technische tijd per jaar en per inspectielijn; b) voor de uitrusting van de inspectielijnen, een minimale belasting van 3.500 uren technische tijd per jaar en per inspectielijn.

Een nieuw station moet minstens drie lijnen omvatten, behalve wanneer het de vervanging van een bestaand controlestation betreft.

De instelling die een nieuwe constructie, aanpassingswerken of een uitbreiding overweegt, moet het ontwerp hiervan voor goedkeuring voorleggen aan de Minister of zijn gemachtigde; de goedkeuring stelt vast binnen welke termijn de werken moeten uitgevoerd worden.

De instelling legt de projecten voor de aanleg van één of meer inspectielijnen op verplaatsing ter goedkeuring aan de Minister of zijn gemachtigde voor. ".

Art. 10.Artikel 11 van hetzelfde besluit is vervangen door wat volgt : « § 1. Met uitzondering van de onroerende goederen die worden gebruikt in het kader van de keuring op verplaatsing, dienen de onroerende goederen bestemd voor de uitvoering van hun opdrachten door de instellingen in volle eigendom te worden verworven.

Voor de toepassing van vorig lid worden de, op de datum van inwerkingtreding van dit besluit bestaande erfpachten, met een verwerving in volle eigendom gelijkgesteld. § 2. Als de verkrijging in volle eigendom van een onroerend goed onmogelijk is, mag de instelling, indien het goed onmisbaar is voor de uitvoering van haar opdracht, het in huur nemen.

Zowel het beginsel van de huur als het bedrag van de huurprijs dienen vooraf goedgekeurd te worden door de Minister of zijn gemachtigde.

Een exemplaar van de huurovereenkomst dient, behoorlijk geregistreerd, te worden afgegeven aan de Directeur-generaal van Brussel Mobiliteit. »

Art. 11.Artikel 12 van hetzelfde besluit is ingetrokken.

Art. 12.Artikel 14 van hetzelfde besluit is vervangen door wat volgt : « De instelling moet beschikken over personeel dat over de beroepsbekwaamheid beschikt vermeld in bijlage 2.

Om gemachtigd te zijn periodieke technische keuringen uit te voeren, moet een inspecteur aan de volgende voorwaarden voldoen: - een stageperiode doorgebracht hebben - een opleiding gevolgd hebben - geslaagd zijn voor de evaluaties of de examens waarvan de inhoud en de nadere regels door de Minister of zijn gemachtigde worden goedgekeurd.

Het slagen voor de examens of voor de evaluaties geeft aanleiding tot de afgifte van een getuigschrift van bekwaamheid waarvan bijlage 2 de minimale inhoud bepaalt.

De instelling is verantwoordelijk voor de oorspronkelijke en permanente beroepsopleiding van haar personeel. De Minister of zijn gemachtigde keurt de nadere regels van die opleiding goed.

Art. 13.In punt a) van artikel 17 van hetzelfde besluit wordt het woord "in" twee maal vervangen door de woorden "in verband met".

Art. 14.In artikel 19 van hetzelfde besluit wordt het woord "minstens" ingevoegd tussen het woord "moet" en de woorden "een verzekering".

Art. 15.Artikel 21 van het zelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 20 juli 2000Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 20/07/2000 pub. 30/08/2000 numac 2000003467 bron ministerie van financien Koninklijk besluit houdende uitvoering van de wet van 26juni 2000 betreffende de invoering van de euro in de wetgeving die betrekking heeft op aangelegenheden zoals bedoeld in artikel 78 van de Grondwet en die ressorteert onder het Ministerie van Financiën type koninklijk besluit prom. 20/07/2000 pub. 30/08/2000 numac 2000003476 bron ministerie van middenstand en landbouw Koninklijk besluit tot wijziging van koninklijke besluiten betreffende Landbouw en Middenstand naar aanleiding van de invoering van de Euro type koninklijk besluit prom. 20/07/2000 pub. 30/08/2000 numac 2000003470 bron ministerie van tewerkstelling en arbeid Koninklijk besluit tot wijziging van sommige koninklijke besluiten naar aanleiding van de invoering van de euro voor de aangelegenheden die ressorteren onder het Ministerie van Tewerkstelling en Arbeid type koninklijk besluit prom. 20/07/2000 pub. 30/08/2000 numac 2000003486 bron ministerie van verkeer en infrastructuur Koninklijk besluit betreffende de invoering van de euro in de regelgeving die ressorteert onder het Ministerie van Verkeer en Infrastructuur type koninklijk besluit prom. 20/07/2000 pub. 30/08/2000 numac 2000003474 bron ministerie van economische zaken Koninklijk besluit betreffende de invoering van de euro in de reglementering voor aangelegenheden die ressorteren onder het Ministerie van Economische Zaken sluiten, is vervangen door wat volgt : " § 1. De instelling dient uiterlijk op 15 december voorafgaand aan het boekjaar bij de Directeur-generaal van Brussel Mobiliteit een begrotingsraming in betreffende de ontvangsten en uitgaven. § 2. Als een evenement dat plaatsvindt na de indiening van de raming die begroting ongunstig beïnvloedt, brengt de instelling de Directeur-generaal van Brussel Mobiliteit daarvan onmiddellijk op de hoogte en bezorgt ze hem bijgevolg een aangepaste begroting. § 3. Bij uitblijven van een beslissing van de Directeur-generaal van Brussel Mobiliteit binnen de zestig dagen na de ontvangst van de begroting, is de ingediende versie ervan ambtshalve goedgekeurd.".

Art. 16.Artikel 22 van hetzelfde besluit is vervangen door wat volgt : "De instelling draagt elke maand bij tot de financiering van het door Brussel Mobiliteit gevoerde gewestelijke verkeersveiligheids- en bewustmakingsbeleid. Deze bijdrage bedraagt jaarlijks zes procent van de netto-ontvangsten, namelijk de geïnde vergoedingen na aftrek van de btw en de bijdragen bedoeld in dit artikel.

Overeenkomstig de nadere regels bepaald door de directeur-generaal van Brussel Mobiliteit wordt de bijdrage in het Verkeersveiligheidsfonds bij Brussel Mobiliteit gestort".

Art. 17.Artikel 23 van hetzelfde besluit is ingetrokken.

Art. 18.Artikel 24 van hetzelfde besluit is vervangen door wat volgt : « De regularisatie van de exploitatievoorwaarden van de instelling gebeurt door het totaal bedrag van de door haar in rekening te brengen kosten en vergoedingen vast te leggen in haar exploitatierekening opgesteld overeenkomstig artikel 25.

Indien het jaarlijks totaal van de in artikel 22 bedoelde netto-ontvangsten hoger is dan het bedrag bedoeld in het eerste lid, stort de instelling het overschot in het Fonds bedoeld in artikel 22.

Indien het totaal lager is dan het bedrag bedoeld in het eerste lid, wordt het negatief saldo gedekt door ditzelfde Fonds, dat het overeenkomstig bedrag aan de betrokken instelling stort.

De regularisatie gebeurt per boekjaar.

De kosten en de vergoedingen bedoeld in het eerste lid, worden vermeld in bijlage 4. »

Art. 19.De inleidende zin van artikel 26, derde alinea, van het zelfde besluit wordt vervangen wat volgt : « De instelling deelt mee aan de Directeur-generaal van Brussel Mobiliteit : »

Art. 20.Artikel 27 van het zelfde besluit is vervangen door wat volgt : « Een door de Minister of zijn gemachtigde aangestelde bedrijfsrevisor kijkt na of de kosten en uitgaven die in de exploitatierekening voorkomen, voldoen aan de normen die in bijlage 4 vermeld worden.

Hij controleert eveneens de juistheid van de ontvangsten. Hij heeft toegang tot alle nodige bedrijfsdocumenten.

Hij stelt jaarlijks, voor elke instelling, een verslag op over zijn opdracht.

Hij maakt dit verslag over aan de Directeur-generaal van Brussel Mobiliteit voor 1 juli van het jaar volgend op het betrokken boekjaar. »

Art. 21.In artikel 28 van het zelfde besluit, is het woord « gezamenlijk » geschrapt.

Art. 22.Artikel 29 van het zelfde besluit wordt vervangen door wat volgt : « § 1. Bij beslissing van de Minister of zijn gemachtigde, na de argumenten van de betrokken instelling te hebben gehoord en na advies van de in artikel 2, § 2, tweede lid, van de wet van 21 juni 1985Relevante gevonden documenten type wet prom. 21/06/1985 pub. 15/02/2012 numac 2012000076 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de technische eisen waaraan elk voertuig voor vervoer te land, de onderdelen ervan, evenals het veiligheidstoebehoren moeten voldoen. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten betreffende de technische eisen waaraan elk voertuig voor vervoer te land, de onderdelen ervan evenals het veiligheidstoebehoren moeten voldoen, bedoelde Paritaire Raadgevende Commissie, kan elke overtreding van de bepalingen van dit besluit, met uitzondering van de artikelen 1, 2, 3 en 15, bestraft worden met een administratieve boete gaande van zevenhonderdvijftig tot zevenduizend vijfhonderd euro.

De aanmaning tot betaling binnen de dertig dagen wordt aan de instelling betekend met een aangetekende brief.

De administratieve boete kan eveneens bestaan uit een dagelijkse boete gaande van vijfenzeventig tot zevenhonderdvijftig euro, verschuldigd binnen de dertig dagen, vanaf de dag volgend op de betekening van de beslissing door een aangetekende brief tot op de dag dat een einde wordt gesteld aan de overtreding die er de aanleiding toe gaf. § 2. De Paritaire Raadgevende Commissie bedoeld in § 1 is samengesteld uit vier vertegenwoordigers van de Minister, waarvan twee titularissen en twee plaatsvervangers, bekleed met een graad van tenminste rang A, en vier vertegenwoordigers van de instellingen, waarvan twee titularissen en twee plaatsvervangers. De Minister benoemt de leden van deze Commissie, op voorstel van de instellingen wat hun vertegenwoordigers betreft.

De Commissie wordt voorgezeten door de vertegenwoordiger van de Minister met de hoogste graad, of bij gelijke graad, door diegene met de meeste graadanciënniteit.

De leden van de Commissie worden samengeroepen door de Minister of door de Directeur-generaal van Brussel Mobiliteit, wanneer er overwogen wordt een boete op te leggen, zoals bedoeld in § 1. Die oproeping wordt minstens tien dagen voor de datum van de vergadering bij aangetekend schrijven gezonden; bij gemotiveerde dringende noodzakelijkheid kan de Commissie op een vroegere datum bijeengeroepen worden.

De personen bedoeld in artikel 13, behorende tot een instelling waartegen een sanctie wordt overwogen, worden op dezelfde wijze opgeroepen om voor de Commissie te verschijnen teneinde er hun verdedigingsargumenten te laten horen.

De oproeping vermeldt duidelijk de ten laste gelegde feiten evenals de aard van de overwogen sanctie; de beschuldigde instelling moet over de vereiste tijd kunnen beschikken om haar verdediging voor te bereiden, met inbegrip van de mogelijkheid de eventuele dossiers betreffende de ten laste gelegde feiten te raadplegen.

Het plaatsvervangend lid wordt uitgenodigd om te zetelen wanneer het effectieve lid verhinderd is; het lid waarvan de belangen in het geding zijn, is ambtshalve verhinderd.

De Commissie kan slechts zetelen wanneer er tenminste vier leden aanwezig zijn, evenals een gelijk aantal vertegenwoordigers van de Minister en van de instellingen. De adviezen worden uitgebracht bij absolute meerderheid; de stem van de voorzitter is doorslaggevend bij staking van stemmen.

Wanneer de Commissie niet in aantal is, wordt zij binnen de vijf kalenderdagen opnieuw samengeroepen en zetelt zij ongeacht het aantal aanwezige leden. »

Art. 23.Artikel 30 van het zelfde besluit is vervangen door wat volgt : « De erkenning van een instelling kan door de Minister of zijn gemachtigde worden ingetrokken, na advies uitgebracht conform artikel 29, § 2, door de Paritaire Raadgevende Commissie bedoeld in artikel 29, § 1, indien de basisvoorwaarden van de uitvoering van de technische controle, vermeld in de artikelen 6, 7, 8, 11, 13, 14, 20, 21 en 22 niet meer vervuld zijn.

De intrekking wordt aan de instelling betekend met een aangetekende brief.

In geval van intrekking van de erkenning van een instelling, is iedere andere instelling ertoe gehouden om, op verzoek van de Minister of zijn gemachtigde, de continuïteit van de dienst te verzekeren gedurende een tijdspanne van maximum twaalf maanden, vanaf de datum van intrekking van de erkenning.

De intrekking van de erkenning wordt bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad; de bekendmaking omvat tevens een oproep tot de kandidaten om het vrijgekomen ambtsgebied van de instelling wiens erkenning is ingetrokken te bedienen. »

Art. 24.Artikel 32 van het zelfde besluit is gewijzigd als volgt : « Zijn erkend zonder te moeten voldoen aan de voorwaarde vereist in artikel 31 om de controle van de in het verkeer gebrachte voertuigen uit te oefenen, de instellingen die op de datum van de inwerkingtreding van dit besluit, de controle van de in het verkeer gebrachte voertuigen uitoefenen, conform de regels die tot op die datum van toepassing zijn, te weten : - de N.V. "AUTOMOBIEL CONTROLE EN TECHNIEK" afgekort A.C.T., Kolonel Bourgstraat 118 te 1140 Schaarbeek; - de N.V. "SCHOUWINGSCENTRUM VOOR AUTO'S", afgekort S.A., Luitenant Lotinstraat 21 te 1190 Vorst; - de NV "AIBV", Sylvain Dupuislaan 235, 1070 Brussel; - de NV "AUTOSECURITE SA, Bureau d'Etude et de Contrôle en vue de la Sécurité Routière", afgekort AS, 1 avenue du Parc 33, 4800 Verviers; - de NV "AUTOVEILIGHEID", afgekort AV, Lammerdries 7 - Industrieterrein Geel West 4, 2440 Geel; - de NV "BUREAU VOOR TECHNISCHE CONTROLE", afgekort BTC, Lammerdries 7 - Industrieterrein Geel West 4, 2440 Geel; - de NV "CENTRUM VOOR TECHNISCHE AUTOMOBIELINSPECTIE", afgekort CTA, Ambachtenlaan 10, 3001 Heverlee-Haasrode; - de NV "KEURINGSBUREAU MOTORVOERTUIGEN", afgekort KM, Zandvoordestraat 442a, 8400 Oostende; - de nv "Studiebureel voor Automobieltransport", afgekort SBAT, Poortakkerstraat 129, 9051 Sint-Denijs-Westrem.".

Art. 25.Bijlage 1 van het zelfde besluit is vervangen door wat volgt "Art. N1. Bijlage 1. Minimumuitrusting van een controlestation De minimumuitrusting van een controlestation omvat installaties, meettoestellen, ijkgereedschap en de volgende uitrusting: 1. Per instelling : ijkgereedschap voor: 1.1. De remmeters; 1.2. De inrichtingen voor het controleren van de koplampen van auto's; 1.3. De opaciteitsmeters voor de uitstoot van dieselmotoren; 1.4. De koolstofmonoxidemeters. 2. Per controlestation: 2.1. Een LPG/LNG/CNG-gaslekdetector; 2.2. Een weegbrug of een asweger met een minimumcapaciteit van 10 ton; 2.3. Een toerenteller en een geluidsmeter van klasse 2 indien het geluidsniveau wordt gemeten; 2.4. Een vertragingsmeter; 2.5. Een verrijdbare krik; 2.6. Twee schuifpassers; 2.7. Twee dubbele decameters; 2.8. Een kaliber voor het controleren van de oplegger- en aanhangwagenkoppelingen; 2.9. Een telescopische schuifmaat; 2.10. Een elektronische multimeter; 2.11. Een stel alfanumerieke slagstempels; 2.12. Een luchtcompressor; 2.13. Een inrichting om een verbinding tot stand te brengen met de elektronische voertuiginterface zoals een OBD-scanner. 3. Per vier inspectielijnen: Een opaciteitsmeter voor de uitstoot van dieselmotoren. 4. Per drie inspectielijnen: 4.1. Een rollenremmeter; 4.2. Een inrichting voor het controleren van de koplampen van auto's; 4.3. Een koolstofmonoxidemeter; 4.4. Eén of meer toestellen voor het controleren van de ophanging van personenauto's en auto's voor dubbel gebruik. 5. Per inspectielijn: 5.1. Een inspectieput, een inspectiekelder of een hefbrug, elk uitgerust met vaste en verplaatsbare verlichting, minstens een krik en minstens een paar spelingsdetectoren; 5.2. Een dieptemeter voor het meten van de profieldiepte van banden. 6. Een stel van twee bolle spiegels per inspectielijn of per remmeter.7. Een manometer met toebehoren per zware- of universele remmeter. 8. Per lijn van keuring op verplaatsing: naast wat in punt 5 van deze bijlage wordt bedoeld, het geheel van het materiaal nodig voor de uitvoering van de op die lijn verrichtbare controles ten opzichte van de erkenning die voor deze lijn is verleend.".

Art. 26.Bijlage 2 van het zelfde besluit is vervangen door wat volgt : « Art. N2. Bijlage 2. Beroepsbekwaamheid van het personeel. 1. Directiepersoneel : a) Een technische directeur : de technische directeur moet houder zijn van een diploma van burgerlijk ingenieur of van een hiermee gelijkgesteld diploma erkend door de betrokken Lidstaat van de Europese Unie of houder zijn van een diploma van hoger technisch onderwijs en beschikken over een voldoende ervaring aanvaard door de directeur van Brussel Mobiliteit bevoegd voor de technische keuring. Hij dient bekwaam te zijn om de uitvoering van alle technische taken te verzekeren en te coördineren. b) Een administratieve directeur : de administratieve directeur moet houder zijn van een diploma van universitair onderwijs.Hij dient bekwaam te zijn om alle administratieve taken te verzekeren en te coördineren. c) Eventueel een adjunct bij de directie administratief : de adjunct bij de directie administratief bezit minstens een diploma van hoger niet-universitair onderwijs.d) Eventueel een adjunct bij de directie technisch : de adjunct bij de directie technisch bezit minstens een diploma van hoger niet-universitair onderwijs (technische richting).2. Technisch personeel : a) Een verantwoordelijke per station die houder dient te zijn van minstens het diploma van hoger technisch onderwijs (specialisatie mechanica, elektriciteit, elektromechanica).Hij is belast met het waken over en zo nodig deelnemen aan de goede uitvoering van de controleverrichtingen, het geregeld nazien van de controletoestellen en de correcte opstelling van de documenten. Tevens is hij verantwoordelijk voor het gewoon onderhoud van de lokalen en het materieel van het station. b) Inspecteurs die over de volgende vakbekwaamheid moeten beschikken: 1° minstens over een diploma van het hoger secundair onderwijs beschikken, en over gecertifieerde kennis die relevant is voor wegvoertuigen op de volgende gebieden: - mechanica, - dynamica, - voertuigendynamica, - verbrandingsmotoren, - materialen en bewerking van materialen, - elektronica, - elektriciteit, - elektronische onderdelen van voertuigen, - IT-toepassingen.2° minstens drie jaar ervaring hebben of een gelijkwaardig niveau aantonen zoals een mentoraat of een bekrachtigde scholingsgraad en een passende opleiding op het vlak van voertuigen zoals hierboven omschreven. Zij maken de controledocumenten op en voeren zelfstandig alle keuringsverrichtingen uit op de voertuigtypes waarvoor zij gekwalificeerd zijn, inclusief deze die interpretatie vereisen.

Bovendien nemen de inspecteurs deel aan het onderhoud van de lokalen en het materieel van het station. c) Adjunct-inspecteurs die houder dienen te zijn van minstens het diploma van hoger secundair onderwijs.Zij staan de inspecteurs bij in de uitvoering van de controleverrichtingen. Zij maken de controledocumenten op en voeren zelfstandig de verrichtingen uit waarvan de uitslagen geen interpretatie vereisen en waarvan de dagelijkse herhaling een vorming vergt die vooral door gewoonte en ervaring verkregen wordt.

Buiten deze verrichtingen, mag de adjunct-inspecteur slechts werken met een bediende van een hogere categorie met wie hij in ploegverband werkt. Bovendien nemen de adjunct-inspecteurs deel aan het onderhoud van de lokalen en het materieel van het station. 3. Administratief personeel : Administratieve bedienden die beschikken over de kwalificaties die noodzakelijk zijn voor de taken waarvoor ze worden aangeworven.Zij voeren alle administratieve taken uit die betrekking hebben op de opdrachten van de instelling. 4. Opleiding van het technisch personeel: De opleiding of het passende examen heeft minstens betrekking op de volgende punten: a) Voertuigtechnologie: - remsysteem, - stuurinrichtingen, - gezichtsveld, - lichtinstallaties, lichtapparatuur en elektronische onderdelen, - assen, wielen en banden, - onderstel en koetswerk, - overlast en uitstoot, - bijkomende eisen voor bijzondere voertuigen;b) Controlemethodes;c) Beoordeling van de gebreken;d) Geldende wettelijke eisen met betrekking tot de goedkeuring van het voertuig;e) Geldende wettelijke eisen met betrekking tot de technische keuring;f) Bestuurlijke bepalingen met betrekking tot de goedkeuring, registratie en technische keuring van voertuigen;g) IT-toepassingen met betrekking tot de controle en de administratie.5. Getuigschrift van bekwaamheid Het getuigschrift of een gelijkwaardig document dat aan een inspecteur wordt bezorgd die gemachtigd is technisch te keuren, bevat minstens de volgende inlichtingen: - de identificatie van de inspecteur (naam en voornaam); - de voertuigcategorieën die de inspecteur mag keuren; - de naam van de overheid die het getuigschrift uitreikt; - de datum van afgifte. ".

Art. 27.Bijlage 3 van het zelfde besluit is vervangen door wat volgt : « Art. N3. Bijlage 3. Criteria betreffende het personeel van de controlestations en de hoofdburelen van de instellingen.

Art. 1N3. 1. Kwantitatieve criteria van het personeel. Voor het bepalen van de kwantitatieve criteria, dat wil zeggen het aantal personeelsleden zonder rekening te houden met de graad, zal men de beschikbare tijd (cfr. 1.1.) vergelijken met de nodige tijd (cfr. 1.2.) die bepaald wordt in functie van de duur van elke prestatie waarvan het aantal bepaald wordt door het aantal geïnde vergoedingen. 1.1. Beschikbare tijd Het aantal werkuren per jaar en per personeelslid is gelijk aan : N = 43,6 X (M - 1,125) afgerond naar de hogere eenheid.

Daarin zijn : a) 43,6 = het aantal werkweken per jaar, dat wil zeggen : 52,2 weken - 4,4 verlofweken (gemiddeld) - 2,2 weken feestdagen - 2 weken afwezigheden van allerlei aard met uitzondering van afwezigheden langer dan 1 maand (gemiddeld);b) M = het aantal te presteren werkuren per week in toepassing van de collectieve arbeidsovereenkomst die in voege is;c) 1,125 = gemiddelde tijd die per week is voorbehouden voor de koffiepauze (9 X 0,125 uur = 1,125 uur). 1.2. Nodige tijd 1.2.1. Technische tijd De totale tijd per jaar nodig voor het uitvoeren van de technische taken voor een gegeven station is gelijk aan de som van het aantal prestaties van elke categorie vermenigvuldigd met de toegekende technische tijd voor elk soort prestatie. Dit bedrag wordt uitgedrukt in uren. 1.2.2. Administratieve tijd 1.2.2.1. Administratieve tijd in het station.

De tijd die besteed wordt aan administratieve taken in het station wordt gelijkgesteld met 20 % van de technische tijd toegekend voor het station. 1.2.2.2. Administratieve tijd in het hoofdbureel.

De tijd die besteed wordt aan administratieve taken in het hoofdbureel wordt gelijkgesteld met 20 % van de technische tijd toegekend voor de ganse instelling. 1.2.3. Tijd voor kaderfuncties 1.2.3.1. Tijd voor kaderfuncties in het station.

Deze tijd wordt gelijkgesteld met 940 uren vermeerderd met 9,5 % van de technische tijd die voor het station is toegekend. 1.2.3.2. Tijd voor kaderfuncties in het hoofdbureel.

Deze tijd wordt gelijkgesteld met 940 uren vermeerderd met 12,5 % van de administratieve tijd die voor het hoofdbureel is toegekend. 1.2.4. Totale tijd 1.2.4.1. Totale tijd in het station.

De totale tijd nodig in een station (t(s)) is gelijk aan de som van de tijden bedoeld in punten 1.2.1., 1.2.2.1. en 1.2.3.1. 1.2.4.2. Totale tijd in het hoofdbureel.

De totale tijd nodig in een hoofdbureel (t(b)) is gelijk aan de som van de tijden bedoeld in punten 1.2.2.2. en 1.2.3.2. 1.3. Berekening van het personeelseffectief 1.3.1. Personeelseffectief per controlestation 1.3.1.1. Totaal effectief (Ps).

Ps wordt verkregen door de tijd bepaald in 1.2.4.1. te delen door N en het resultaat af te ronden naar de dichtstbijgelegen halve eenheid (0,25 en 0,75 worden naar boven afgerond). 1.3.1.2. Aantal kaderpersoneel (Ks).

Ks wordt bepaald aan de hand van volgende tabel :

Totaal effectief Ps

Aantal kader personeel Ks

Verdeling

Effectif Total Ps

Nombre de personnel cadre - Ks

Répartition

chef

Onder-chef

chef

Sous-chef

Ps<8

1

0

1

Ps<8

1

0

1

8 <= Ps < 24

2

1

1

8 <= Ps < 24

2

1

1

24 <= Ps < 40

3

1

2

24 <= Ps < 40

3

1

2

40<= Ps < 56

4

1

3

40<= Ps < 56

4

1

3

56<= Ps

5

1

4

56<= Ps

5

1

4


1.3.1.3. Aantal administratief personeel (As).

As wordt bepaald door 0,187 x (Ps - Ks) te berekenen en af te ronden naar de dichtsbijgelegen halve eenheid (0,25 en 0,75 worden naar boven afgerond). Indien het aldus bepaald aantal kleiner is dan 1, wordt het met 0 gelijkgesteld. 1.3.1.4. Aantal technisch personeel (Cs).

Cs is gelijk aan het totaal effectief verminderd met het aantal kaderpersoneel en met het aantal administratief personeel : Cs = Ps - Ks - As. 1.3.2. Personeelseffectief per hoofdbureel. 1.3.2.1. Totaal effectief (Pb).

Pb wordt verkregen door de tijd bepaald in 1.2.4.2. te delen door N en het resultaat af te ronden naar de dichtsbijgelegen halve eenheid (0,25 en 0,75 worden naar boven afgerond). Indien dit aantal kleiner is dan 4, wordt het gelijkgesteld met 4. 1.3.2.2. Aantal kaderpersoneel (Kb).

Minimaal Kb wordt bepaald aan de hand van de volgende tabel :

Totaal effectief Pb

Aantal kader-personeel Kb

Verdeling

Effectif Total Pb

Nombre personnel cadre Kb

Répartition

Dienst-chef

Adjunct Dienst-chef

Chef de service

Chef de service adjoint

4 <= Pb < 15

1

1

0

4 <= Pb < 15

1

1

0

15 <= Pb < 25

2

1

1

15 <= Pb < 25

2

1

1

25 en meer

3

1

2

25 et plus

3

1

2


1.3.2.3. Aantal administratief personeel (Ab).

Ab is gelijk aan het totaal effectief verminderd met het aantal kaderpersoneel : Ab = Pb - Kb.

Art. 2N3. 2. Klasse van het station. Een station behoort tot de tweede klasse wanneer Ps overeenkomstig 1.3.1.1. minder bedraagt dan 15. Wanneer Ps gelijk is aan of groter is dan 15, behoort het station tot de eerste klasse.

In elk station hebben minimaal de stationschef en desgevallend de onderstationschef(s) de klasse van het station.

Art. 3N3. 3. Kwalitatieve bepalingen voor het personeel. 3.1. Met uitzondering van de gevallen van overmacht, moet per station het aantal aanwezige personeelsleden met een graad hoger dan adjunct-inspecteur en met inbegrip van de stationschef en de onderstationschef(s) minstens 62,5 % bedragen van het aantal personeelsleden vastgesteld voor dat station. Deze waarden worden afgerond naar de lager gelegen halve eenheid. 3.2. Stations zonder stationschef beschikken naast de onderstationschef minstens over een deskundige-inspecteur A die de voorwaarden bepaald in punt 2.A van bijlage 2 vervult.

Deze stations worden na instemming van de minister of zijn gemachtigde onder het toezicht geplaatst van een chef van een ander, nabijgelegen station. Het toezichthoudende station beschikt daarbij minstens over een chef en een onderchef, los van het personeelstotaal dat dit station eigen is. Bovendien stemt het personeelsaantal van het globale kader van deze stations minstens overeen met de criteria vastgelegd in de tabel van punt 1.3.1.2, op basis van de totale personeelsaantallen voor beide eenheden samen.

Art. 4N3. 4. Slotbepalingen. 4.1. De instellingen moeten trachten hun opdrachten te vervullen met een personeelseffectief dat zo dicht mogelijk de in de criteria bepaalde waarden benadert. Evenwel wordt voor het gemiddeld aantal aanwezige personeelsleden tijdens het ganse boekjaar, per instelling, een tolerantie toegestaan van - 10 % en + 5 % t.o.v. de in de criteria bepaalde getalsterkte. De percentages worden afgerond naar de hogere eenheid. 4.2. Wanneer een station ontdubbeld wordt (d.w.z. wanneer in de nabijheid van een bestaand station een nieuw station wordt opgericht) en de totaal nodige tijd en derhalve het personeelseffectief van het bestaande station verminderen ten voordele van het nieuwe station, gelden de volgende regels : a) het nieuwe station wordt in de mate van het mogelijke bediend door het eventueel overtollige personeel van het bestaande station;b) de personeelsleden die overkomen van het bestaande station genieten, wat hun graad betreft, verworven rechten;c) beide stations nemen voor het overige de status aan die uit de nieuwe toestand voortvloeit en het nieuw aangenomen personeel geniet, wat graad en klasse betreft, de nieuwe toestand. 4.3. Indien op de datum van de inwerkingtreding van de criteria mocht worden vastgesteld dat in bepaalde stations het bestaande personeelseffectief hoger is dan het vereiste effectief of dat personeel een hogere graad geniet dan de voorziene graad, geldt het principe van de verworven rechten. Regularisatie van de getalsterkte wordt bereikt ofwel door stopzetting van de aanwervingen of bevorderingen, ofwel door niet-vervanging van personeel dat hetzij naar een ander station of dienst overgaat hetzij op natuurlijke wijze afvloeit. 4.4. De berekening van de vereiste personeelsgetalsterkte voor elk boekjaar wordt uitgevoerd door het Bestuur van Brussel Mobiliteit, op basis van de geleverde prestaties in het vorige boekjaar, zoals ze blijken uit de door de instellingen ingediende maandstaten met betrekking tot de financiële vergoedingen. 4.5. Bij wijziging van om het even welk element waarop de criteria gesteund zijn, worden deze laatste herzien op verzoek van de erbij betrokken partijen.

Art. 28.Bijlage 4 van het zelfde besluit is vervangen door wat volgt : « Art. N4. Bijlage 4. Exploitatiekosten en -uitgaven.

Art. 1N4. I. Personeels- en directiekosten.

A. Personeel. 1. Bezoldigingen : volgens de loonschalen goedgekeurd door de Minister. De bezoldigingen voor rekening van elke instelling mogen de bedragen niet overschrijden die overeenstemmen met het personeelseffectief voortvloeiend uit de toepassing van de personeelscriteria vermeld in bijlage 3. 2. Eindejaarspremies : voor een waarde van maximum 10 % van het globaal bedrag van de jaarlijkse bruto bezoldigingen van het personeel. De "bruto jaarbezoldiging" die in beschouwing wordt genomen mag 100 % bereiken van de theoretische bezoldigingen van een personeelslid dat tijdelijk afwezig is geweest om redenen van ziekte of invaliditeit. 3. Bijkomende bezoldigde prestaties : overeenkomstig de sociale wetgeving.4. Sociale zekerheid : de door de wetgeving vereiste kosten.5. Extra-legale voordelen: groepsverzekering en kosten van de aanvullende ziekte- en invaliditeitsverzekering.Het maximum bedrag van de bijdrage van de werkgever bedraagt 6 % van het globaal bedrag van de jaarlijkse bruto bezoldigingen van het personeel; de éénmalige patronale premie groepsverzekering in geval van brugpensioen van een personeelslid. 6. Verplaatsingskosten : de bij C.A.O. voorziene tussenkomsten in de vervoerkosten van het personeel op weg naar het werk; - de verhuizingskosten die aan het personeel worden betaald in geval van overplaatsing; - de terugbetaling aan het personeel van de behoorlijk gerechtvaardigde kosten voor dienstverplaatsingen die worden gedaan door middel van de openbare vervoermiddelen (trein, metro, tram en autobus); - de kilometervergoedingen betaald voor de behoorlijk gerechtvaardigde dienstverplaatsingen die door het personeel met eigen wagen zijn gedaan.

Het bedrag van de kilometervergoeding is gelijk aan het bedrag dat bij de Staat geldt voor het gebruik van een voertuig van 9 fiscale PK. - De kosten voor voertuigen die kunnen worden gelijkgesteld met dienstvoertuigen van de instelling, als ze voortvloeien uit verplaatsingen in het kader van door de regering gegeven opdrachten en naar behoren worden verricht en gerechtvaardigd door het personeel.

Die kosten worden beperkt tot de kilometervergoeding die de overheidsdiensten van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest toepassen. 7. Diverse kosten : de werkelijke kosten voor de feesten en andere sociale, culturele en sportieve manifestaties van het personeel, met een maximum bedrag van 0,8 % van de brutolonen per lid en per jaar; - de kosten van tussenkomst in de maaltijden van het personeel, met een maximumbedrag dat de door de reglementering betreffende de maaltijdcheques vastgelegde bedragen per lid en per dag niet mag overschrijden. Het aantal dagen mag niet meer bedragen dan het aantal werkdagen dat in beschouwing wordt genomen voor het berekenen van de bijdragen voor sociale zekerheid; - de buitengewone uitgaven die door de instelling worden gedaan voor haar personeel ter gelegenheid van huwelijken, geboorten, jubilea, pensioneringen, overlijdens. De voor elk van deze gelegenheden maximale toegelaten bedragen worden vastgesteld door de Minister of zijn gemachtigde.

B. Directeurs. 1. Bezoldigingen : volgens de loonschalen goedgekeurd door de Minister.2. Eindejaarspremies : zelfde regels als voor het personeel.3. Sociale zekerheid bezoldigde directeur zelfde regels als voor het personeel.4. Sociale zekerheid voor de zelfstandige directeur : een forfaitair bedrag gelijkwaardig met het totaal der kosten van de wettelijke sociale lasten die voor de bezoldigde directeurs worden betaald.5. Extralegale voordelen : zelfde regels als voor het personeel. 6. Verplaatsingskosten : een jaarlijks forfaitair bedrag voor de afschrijving van de voertuigen, vastgesteld op 12.000,00 EUR per instelling. Indien deze door twee directeurs wordt beheerd, wordt het forfaitair bedrag opgevoerd tot 24.000,00 EUR; elk van beide directeurs beschikt over de helft van dit forfaitair bedrag; 7. De kosten voor voertuigen die kunnen worden gelijkgesteld met dienstvoertuigen van de instelling, als ze voortvloeien uit verplaatsingen in het kader van door de regering gegeven opdrachten en naar behoren worden verricht en gerechtvaardigd door het personeel. Die kosten worden beperkt tot de kilometervergoeding die de overheidsdiensten van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest toepassen.

Art. 2N4. II. Geboekte algemene exploitatiekosten.

A. Diverse algemene kosten. 1. De verlichting, de verwarming, het waterverbruik, de schoonmaak, de leveringen en prestaties, de wettelijke publiciteit, de arbeidskledij, de belastingen en taksen andere dan op de winst, enz.2. De vergoeding voor terreinen : 2 % van de waarde van alle voor de uitvoering van de opdrachten aangeschafte en in dienst genomen terreinen. Onder "waarde" wordt verstaan : - voor de terreinen in gebruik genomen voor 1 januari 1977 : de op deze datum geherwaardeerde waarde; - voor deze in gebruik genomen vanaf 1 januari 1977 : de aankoopwaarde, alle kosten inbegrepen. 3. De bedragen werkelijk betaald voor het huren van onroerende goederen, wanneer de huur werd toegestaan door de Minister.4. De vergoeding van de investeringen in gebouwen, parkings en roerende goederen. Op de waarde van de gebouwen, parkings en roerende goederen, vastgesteld overeenkomstig de hieronder vermelde bepalingen, maar verminderd : - met de geleende en nog niet terugbetaalde kapitalen, - met de afschrijvingen, wordt jaarlijks een intrest in rekening gebracht, vastgesteld bij verwijzing naar het gemiddelde van de IRS-rentevoeten (Interest Rate Swap) voor vijftien jaar, dat tijdens het bedoelde boekjaar van toepassing is en vermeerderd met 1,75 % of 2,75% voor de investeringen genaamd "groen" die energiebesparingen opleveren en gelijk aan : - voor de vóór 1 januari 1979 gerealiseerde investeringen : 11,15 %; - voor de tussen 1 januari 1979 en 31 december 1981 gerealiseerde investeringen: het gewogen gemiddelde van de tijdens de jaren 1979 tot 1981 toegepaste interestvoeten, namelijk 12,80 %; - voor de vanaf 1 januari 1982 gerealiseerde investeringen : het gewogen gemiddelde van de interestvoeten van toepassing gedurende het jaar waarin de investering werd gedaan.

Voor wat de gebouwen en parkings betreft, is de investeringsvergoeding van toepassing op de installaties aangewend voor de uitvoering van de opdrachten van de instellingen en verworven met het akkoord van de Minister of zijn gemachtigde.

Wat de roerende goederen betreft, is de vergoeding van toepassing op uitrustingen en installaties die roerend zijn gebleven, op materieel en toestellen die op een of andere manier gebruikt worden voor de technische controle en het rijbewijs, op het kantoormaterieel en in het algemeen op roerende goederen van alle aard aangewend of bestemd voor de uitvoering van de opdrachten van de instellingen.

De investeringsvergoeding wordt op constante wijze toegekend gedurende de afschrijvingsperiode.

Onder "waarde van gebouwen en parkings" wordt verstaan de werkelijke prijs van de aankoop of van de bouw, alle kosten, lasten en toebehoren inbegrepen.

Onder "waarde van roerende goederen" wordt verstaan, de prijs van de aankoop of van de bouw, alle kosten en toebehoren inbegrepen.

B. Receptie- en representatiekosten. 1. De gewone receptie- en representatiekosten, met een maximumbedrag van 10.000,00 EUR per instelling en per jaar. 2. De buitengewone receptie en representatiekosten, veroorzaakt op verzoek of met instemming van de Minister of zijn gemachtigde. D. Kosten voor beroepsopleiding. 1. De kosten voor beroepsopleiding verzorgd door de instellingen zelf, die voortspruiten uit de toepassing van artikel 28 van het besluit.2. De werkelijk geboekte kosten voor verdere beroepsopleiding. E. Andere kosten.

De kosten van de oprichting of wijziging van een vennootschap, van verhoging van kapitaal, huurregistratie, aankoop en inbreng van gehuurde onroerende goederen.

Art. 3N4. III. Onderhoudskosten.

A. De kosten veroorzaakt door de normale sleet met dien verstande dat het schilderwerk, behoudens in geval van overmacht, slechts mag plaats vinden ten hoogste om de drie jaar voor de examencentra en om de vijf jaar voor de kantoren en de stations.

B. De grote herstellingswerken, met inbegrip van deze aan parkings.

Art. 4N4. IV. Kosten voor verzekeringen en voor dekking van beroepsrisico's.

Het bedrag van de premies van de verzekeringen tegen brand, ontploffingen, bliksem, enz., van deze tegen arbeidsongevallen en van deze inzake burgerlijke aansprakelijkheid bedoeld in artikel 19 van het besluit.

Uitgesloten zijn de premies tot dekking van een winstderving.

De uitgaven die worden terugbetaald door de verzekeringsmaatschappijen worden in rekening gebracht met de "andere bedrijfsopbrengsten".

Art. 5N4. V. De betaalde interesten.

Met als maximum de interestvoet die wordt toegepast door de financiële instellingen erkend door de Autoriteit voor Financiële Diensten en Markten, de betaalde interesten op de kapitalen geleend met het oog op de verwerving van terreinen, gebouwen, parkings en apparatuur, in de mate dat deze kapitalen nog niet zijn terugbetaald.

Art. 6N4. VI. De afschrijving van gebouwen, parkings en roerende goederen.

A. Investeringen in gebouwen en parkings.

Wordt jaarlijks in rekening gebracht een afschrijving van de aankoopwaarde of van de bouwwaarde van de gebouwen en parkings aangewend of bestemd voor de uitvoering van een opdracht van de instellingen, voor zover zij met het akkoord van de Minister of zijn gemachtigde zijn verworven.

De afschrijving is als volgt vastgesteld : - in 10 jaar voor de parkings; - in 20 jaar voor de gebouwen.

De afgeschreven bedragen moeten blijven voorkomen in de balans van de vennootschap. Het detail van de jaarlijkse afschrijvingen wordt aan de exploitatierekening gehecht.

Voor de berekening van de afschrijvingen stemt de waarde van de gebouwen en parkings overeen met de werkelijke prijs van de aankoop of van de bouw, alle kosten, lasten en toebehoren inbegrepen.

B. Investeringen in roerende goederen.

Wordt jaarlijks in rekening gebracht, een afschrijving op de aankoopwaarde van de roerende goederen (uitrustingen en installaties die roerend zijn gebleven, materieel en toestellen die op een of andere manier gebruikt worden voor de technische controle en het rijbewijs, kantoormaterieel en, in het algemeen, roerende goederen van alle aard aangewend of bestemd voor de uitvoering van de opdrachten van de instellingen)met inbegrip van de voertuigen die door de instelling, met goedkeuring van de Minister of zijn gemachtigde, uitsluitend worden gebruikt voor taken van technische controle en/of examen voor het rijbewijs.

De afschrijving is als volgt vastgesteld : - in 3 jaar voor het informaticamaterieel; - in 5 jaar voor de controletoestellen, apparatuur en voertuigen voor de technische controle en het rijbewijs. - in 10 jaar voor het kantoormaterieel en de weegbruggen.

De afgeschreven bedragen moeten blijven voorkomen in de balans van de vennootschap.

Voor de berekening van de afschrijvingen stemt de waarde van de roerende goederen overeen met de prijs van de aankoop of van de bouw, alle kosten en toebehoren inbegrepen.

De instelling mag de door de belastingwetgeving bepaalde afschrijvingsregels toepassen.

Art. 7N4. VII. De bijdrage aan het door Brussel Mobiliteit gevoerde gewestelijke verkeersveiligheids- en bewustmakingsbeleid.

De bijdrage bedoeld in artikel 22 van het besluit.

Art. 8N4. VIII. De bezoldiging van de instellingen.

A. De bezoldiging van de instellingen bedraagt een percentage van hun netto-ontvangsten, dat wil zeggen van de ontvangen vergoedingen na aftrek van de B.T.W. en van de bijdrage bedoeld in de artikel 22 van het besluit.

B. Het in A. bedoelde percentage bedraagt 6% voor de activiteiten van technische keuring en 6% voor de activiteiten in verband met het rijbewijs.

Art. 9N4. IX. Exploitatierekeningen.

Het geheel van de in deze bijlage opgesomde exploitatiekosten en -uitgaven worden jaarlijks in rekening gebracht in overeenstemming met het boekhoudkundig schema goedgekeurd door de Directeur Generaal van Brussel Mobiliteit en bedoeld in artikel 25, derde lid, van het besluit.

De exploitatiekosten omvatten alle lasten die betrekking hebben op het beschouwde boekjaar. De instellingen houden rekening met de verschuldigde maar nog niet vereffende bedragen op 31 december van elk boekjaar, met inbegrip van de quotums van de verschuldigde interesten; de quotums en de eventuele provisies moeten duidelijk en afzonderlijk voorkomen in de exploitatierekening en moeten eveneens duidelijk en afzonderlijk afgetrokken worden van de werkelijk betaalde bedragen in de loop van het volgende boekjaar.

Art. 29.Bijlage 5 van het zelfde besluit is vervangen door wat volgt : Art. N5. Bijlage 5. Ambtsgebieden bediend door de instellingen.

Art. 1N5. 1. A.C.T. Station 12 - Schaerbeek en station 02 -Haren : ° OUDERGEM ° BRUSSEL-stad (andere postcodes dan 1000) ° ETTERBEEK ° EVERE ° ELSENE ° SINT-JOOST-TEN-NODE ° SCHAARBEEK ° SINT-LAMBRECHTS-WOLUWE ° SINT-PIETERS-WOLUWE ° WATERMAAL-BOSVOORDE Art. 9N5. 9. S.A. Station 10 Forest en station 11 - Anderlecht : ° ANDERLECHT ° BRUSSEL (Postcodes 1000) ° GANSHOREN ° JETTE ° KOEKELBERG ° SINT-AGATHA-BERCHEM ° SINT-GILLIS ° SINT-JANS-MOLENBEEK ° UKKEL ° VORST

Art. 30.De Minister bevoegd voor Mobiliteit en Openbare Werken is belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 28 juni 2018.

Voor de Brusselse Hoofdstedelijke Regering : De Minister-President van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Plaatselijke Besturen, Territoriale Ontwikkeling, Stedelijk Beleid, Monumenten en Landschappen, Studentenaangelegenheden, Toerisme, Openbaar Ambt, Wetenschappelijk Onderzoek en Openbare Netheid, R. VERVOORT De Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, bevoegd voor Mobiliteit en Openbare Werken, P. SMET

^