Etaamb.openjustice.be
Arrest
gepubliceerd op 19 juni 2007

Uittreksel uit arrest nr. 75/2007 van 10 mei 2007 Rolnummer 4060 In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 442bis van het Strafwetboek, gesteld door de kamer van inbeschuldigingstelling van het Hof van Beroep te Antwerpen. Het samengesteld uit de voorzitters A. Arts en M. Melchior, en de rechters P. Martens, R. Henneuse, M. (...)

bron
grondwettelijk hof
numac
2007201852
pub.
19/06/2007
prom.
--
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

GRONDWETTELIJK HOF


Uittreksel uit arrest nr. 75/2007 van 10 mei 2007 Rolnummer 4060 In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 442bis van het Strafwetboek, gesteld door de kamer van inbeschuldigingstelling van het Hof van Beroep te Antwerpen.

Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters A. Arts en M. Melchior, en de rechters P. Martens, R. Henneuse, M. Bossuyt, E. De Groot, L. Lavrysen, A. Alen, J.-P. Snappe, J.-P. Moerman, E. Derycke en J. Spreutels, bijgestaan door de griffier P.-Y. Dutilleux, onder voorzitterschap van voorzitter A. Arts, wijst na beraad het volgende arrest : I. Onderwerp van de prejudiciële vraag en rechtspleging Bij arrest van 19 oktober 2006 in zake de NV « BASF Antwerpen » tegen Joris Van Gorp, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 25 oktober 2006, heeft de kamer van inbeschuldigingstelling van het Hof van Beroep te Antwerpen de volgende prejudiciële vraag gesteld : « Schendt artikel 442bis van het Strafwetboek, de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, al dan niet in samenhang gelezen met de artikelen 6 en 7 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en met artikel 15 van het Internationaal Verdrag inzake Burgerlijke en Politieke rechten, opgemaakt te New York, in zoverre het een onderscheid in het leven zou roepen tussen een natuurlijk persoon enerzijds en een rechtspersoon anderzijds door enkel een natuurlijk persoon bescherming te bieden tegen belaging, terwijl een rechtspersoon deze bescherming niet geniet ? ». (...) III. In rechte (...) B.1. Artikel 442bis van het Strafwetboek, ingevoegd bij de wet van 30 oktober 1998, stelt het belagen van een persoon, beter bekend als stalking, strafbaar. Die bepaling luidt : « Hij die een persoon heeft belaagd terwijl hij wist of had moeten weten dat hij door zijn gedrag de rust van die bewuste persoon ernstig zou verstoren, wordt gestraft met gevangenisstraf van vijftien dagen tot twee jaar en met geldboete van vijftig euro tot driehonderd euro of met een van die straffen alleen.

Tegen het in dit artikel bedoelde misdrijf kan alleen vervolging worden ingesteld op een klacht van de persoon die beweert te worden belaagd ».

B.2. De verwijzende rechter wenst van het Hof te vernemen of die bepaling, in zoverre zij enkel natuurlijke personen en niet rechtspersonen tegen belaging zou beschermen, het beginsel van gelijkheid en niet-discriminatie schendt.

B.3. Artikel 442bis van het Strafwetboek heeft tot doel handelingen te bestraffen die het privéleven van de personen aantasten door hen lastig te vallen op een wijze die voor de betrokkenen overlast meebrengt.

De straf waarin die bepaling voorziet, is alleen van toepassing wanneer aan alle volgende voorwaarden is voldaan : het belagende karakter van het gedrag van de vervolgde persoon, een verstoring van de rust van de persoon die de belager beoogt, een oorzakelijk verband tussen het gedrag van die persoon en die verstoring van andermans rust, alsook de ernst van die verstoring.

Het komt uiteindelijk de rechter toe om te oordelen over de werkelijkheid van de verstoring van de rust van een persoon, de ernst ervan en het oorzakelijk verband tussen die verstoring van de rust van een bepaalde persoon en het belagende gedrag. Hij zal daartoe rekening houden met de objectieve gegevens die hem worden voorgelegd, zoals de omstandigheden van de belaging, de betrekkingen tussen de dader van het belagende gedrag en de klager, de gevoeligheid of de persoonlijkheid van de laatstgenoemde of de wijze waarop dat gedrag door de maatschappij of het betrokken sociaal milieu wordt ervaren.

B.4. Het behoort tot de beoordelingsbevoegdheid van de wetgever om te beslissen of de belaging die wordt bestraft door artikel 442bis van het Strafwetboek alleen betrekking heeft op die waarvan een natuurlijke persoon het slachtoffer is, dan wel of, zoals de burgerlijke partij voor de verwijzende rechter suggereert, de belaging handelingen kan betreffen die over het algemeen afbreuk doen aan de eerbiediging van het privéleven die rechtspersonen in zekere mate kunnen genieten (EHRM, 16 april 2002, Société Colas Est en anderen t.

Frankrijk, § 41).

B.5. In zoverre de verwijzende rechter artikel 442bis van het Strafwetboek in die zin heeft geïnterpreteerd dat het alleen de belaging van een natuurlijke persoon beoogt, komt het het Hof niet toe zich uit te spreken over de pertinentie van die interpretatie, maar wel na te gaan of artikel 442bis, in die interpretatie, bestaanbaar is met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet.

B.6. Wegens de objectieve verschillen tussen een natuurlijke persoon en een rechtspersoon, is het niet discriminerend om alleen de belaging waarvan een natuurlijke persoon het slachtoffer is, op specifieke wijze strafbaar te stellen.

B.7. Belaging kan immers worden begrepen als een gedrag dat de gevoelsrust van de belaagde persoon verstoort, hetgeen alleen denkbaar is ten aanzien van een natuurlijke persoon. Belaging is niet een louter hinderlijk gedrag dat het normaal functioneren van het slachtoffer verstoort, maar een hinderlijk gedrag dat daarenboven een gevoelen van onrust veroorzaakt bij het slachtoffer. Door te beslissen de natuurlijke personen tegen belaging strafrechtelijk te beschermen, maakt de wetgever gebruik van een criterium dat pertinent is omdat alleen een natuurlijke persoon zulk een onrust kan ervaren.

B.8. Het verschil in behandeling dat artikel 442bis, aldus geïnterpreteerd, doorvoert tussen de twee categorieën van personen, is niet onevenredig. De rechtspersoon waarvan de werking zou worden verstoord door handelingen of gedragingen die verwant zijn met belaging, beschikt over andere rechtsmiddelen, zowel burger- en sociaalrechtelijke als strafrechtelijke, om ze te doen ophouden. Hij kan onder meer, zoals blijkt uit het geschil dat aan de verwijzende rechter is voorgelegd, de verwijzing verkrijgen van de persoon die zijn rust heeft verstoord, voor de correctionele rechtbank, uit hoofde van de tenlasteleggingen van laster, eerroof of beledigingen.

B.9. Het in aanmerking nemen van de in de vraag vermelde verdragsbepalingen leidt niet tot een ander besluit.

B.10. De prejudiciële vraag dient ontkennend te worden beantwoord.

Om die redenen, het Hof zegt voor recht : Artikel 442bis van het Strafwetboek schendt niet de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, al dan niet in samenhang gelezen met de artikelen 6 en 7 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens en met artikel 15 van het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten.

Aldus uitgesproken in het Nederlands en het Frans, overeenkomstig artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989, op de openbare terechtzitting van 10 mei 2007.

De griffier, P.-Y. Dutilleux.

De voorzitter, A. Arts.

^