gepubliceerd op 31 mei 2007
Wet betreffende de verhaalbaarheid van de erelonen en de kosten verbonden aan de bijstand van een advocaat
21 APRIL 2007. - Wet betreffende de verhaalbaarheid van de erelonen en de kosten verbonden aan de bijstand van een advocaat (1)
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
De Kamers hebben aangenomen en Wij bekrachtigen hetgeen volgt : HOOFDSTUK I. - Algemene bepaling
Artikel 1.Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet. HOOFDSTUK II. - Wijzigingen van het Gerechtelijk Wetboek
Art. 2.In artikel 508/19 van het Gerechtelijk Wetboek, ingevoegd bij de wet van 23 november 1998, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° een nieuwe § 1 wordt ingevoegd voor de huidige § 1, luidende : « § 1.De advocaat int de aan de begunstigde toegekende rechtsplegingsvergoeding. »; 2° de huidige §§ 1 en 2 worden vernummerd tot de §§ 2 en 3;3° de nieuwe § 2, eerste lid, wordt aangevuld als volgt : « Dit verslag vermeldt eveneens de door de advocaat geïnde rechtsplegingsvergoeding.»; 4° in de nieuwe § 3, worden de woorden « § 1 » vervangen door de woorden « § 2 ».
Art. 3.In artikel 508/19bis, eerste lid, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 27 december 2005, worden de woorden « § 2 » vervangen door de woorden « § 3 ».
Art. 4.In artikel 508/20, § 2, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 23 november 1998, worden volgende wijzigingen aangebracht : 1° het volgende lid wordt ingevoegd tussen het tweede en het derde lid : « Hetzelfde geldt ingeval de begunstigde recht heeft op een rechtsplegingvergoeding, en hij deze ontvangt nadat de advocaat zijn verslag heeft ingediend bij het bureau overeenkomstig artikel 508/19, § 2.»; 2° in het derde lid, dat het vierde lid wordt, worden de woorden « voornoemde tegemoetkoming » vervangen door de woorden « de tegemoetkoming van een rechtsbijstandsverzekering ».
Art. 5.In artikel 1018 van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij de wet van 19 februari 2001, wordt het 6° vervangen als volgt : « 6° de rechtsplegingsvergoeding, zoals bepaald in artikel 1022; ».
Art. 6.In artikel 1021, eerste lid, van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij de wet van 4 juli 1972, worden de woorden « vergoedingen voor uitgaven en rechtspleging, bepaald » vervangen door de woorden « rechtsplegingsvergoeding, zoals bepaald ».
Art. 7.Artikel 1022 van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij de wetten van 6 juli 1973 en 22 april 2003, wordt vervangen als volgt : «
Art. 1022.De rechtsplegingsvergoeding is een forfaitaire tegemoetkoming in de kosten en erelonen van de advocaat van de in het gelijk gestelde partij.
Na het advies te hebben ingewonnen van de Orde van Vlaamse Balies en van de Ordre des barreaux francophones et germanophone, stelt de Koning, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad de basis-, minimum- en maximumbedragen vast van de rechtsplegingsvergoeding, onder meer in functie van de aard van de zaak en van de belangrijkheid van het geschil.
Op verzoek van een van de partijen en op een met bijzondere redenen omklede beslissing, kan de rechter ofwel de vergoeding verminderen, ofwel die verhogen, zonder de door de Koning bepaalde maximum- en minimumbedragen te overschrijden. Bij zijn beoordeling houdt de rechter rekening met : - de financiële draagkracht van de verliezende partij, om het bedrag van de vergoeding te verminderen; - de complexiteit van de zaak; - de contractueel bepaalde vergoedingen voor de in het gelijk gestelde partij; - het kennelijk onredelijk karakter van de situatie.
Indien de in het ongelijk gestelde partij van de tweedelijns juridische bijstand geniet, wordt de rechtsplegingsvergoeding vastgelegd op het door de Koning vastgestelde minimum, tenzij in geval van een kennelijk onredelijke situatie. De rechter motiveert in het bijzonder zijn beslissing op dat punt.
Wanneer meerdere partijen de rechtsplegingsvergoeding ten laste van dezelfde in het ongelijk gestelde partij genieten, bedraagt het bedrag ervan maximum het dubbel van de maximale rechtsplegingsvergoeding waarop de begunstigde die gerechtigd is om de hoogste vergoeding te eisen aanspraak kan maken. Ze wordt door de rechter tussen de partijen verdeeld.
Geen partij kan boven het bedrag van de rechtsplegingsvergoeding worden aangesproken tot betaling van een vergoeding voor de tussenkomst van de advocaat van een andere partij. » HOOFDSTUK III. - Wijzigingen van het Wetboek van strafvordering
Art. 8.Artikel 128 van het Wetboek van strafvordering, gewijzigd bij de wet van 12 maart 1998, wordt aangevuld met het volgende lid : « In dat geval en indien het onderzoek werd ingeleid door de burgerlijke partijstelling in handen van de onderzoeksrechter, wordt de burgerlijke partij veroordeeld tot het aan de inverdenkinggestelde betalen van de vergoeding bedoeld in artikel 1022 van het Gerechtelijk Wetboek. »
Art. 9.In het Wetboek van strafvordering wordt een artikel 162bis ingevoegd, luidende : «
Art. 162bis.Ieder veroordelend vonnis, uitgesproken tegen de beklaagde en tegen de personen die voor het misdrijf burgerrechtelijk aansprakelijk zijn, veroordeelt hen tot het betalen aan de burgerlijke partij van de rechtsplegingsvergoeding bedoeld in artikel 1022 van het Gerechtelijk Wetboek.
De burgerlijke partij die rechtstreeks heeft gedagvaard en die in het ongelijk wordt gesteld, zal veroordeeld worden tot het aan de beklaagde betalen van de vergoeding bedoeld in artikel 1022 van het Gerechtelijk Wetboek. De vergoeding wordt bepaald door het vonnis. »
Art. 10.Artikel 194 van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 25 oktober 1950, wordt aangevuld met de woorden « en over de vergoeding bedoeld in artikel 1022 van het Gerechtelijk Wetboek, overeenkomstig artikel 162bis. »
Art. 11.In artikel 211 van hetzelfde Wetboek worden de woorden « en over de vergoeding bedoeld in artikel 1022 van het Gerechtelijk Wetboek » ingevoegd tussen de woorden « kosten » en « alsook de straffen ».
Art. 12.In hetzelfde Wetboek wordt een artikel 369bis ingevoegd, luidende : «
Art. 369bis.Het hof veroordeelt de beschuldigdedie in het ongelijk wordt gesteld ten aanzien van de burgerlijke partij tot het betalen van de vergoeding bedoeld in artikel 1022 van het Gerechtelijk Wetboek. » HOOFDSTUK IV. - Overgangsbepaling
Art. 13.De artikelen 2 tot 12 zijn van toepassing op de zaken die hangende zijn op het moment dat ze in werking treden. HOOFDSTUK V. - Inwerkingtreding
Art. 14.Met uitzondering van dit artikel bepaalt de Koning de datum van inwerkingtreding van de bepalingen van deze wet. De inwerkingtreding gebeurt uiterlijk op 1 januari 2008.
Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.
Gegeven te Brussel 21 april 2007.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Justitie, Mevr. L. ONKELINX Met 's Lands zegel gezegeld : De Minister van Justitie, Mevr. L. ONKELINX _______ Nota (1) Parlementaire verwijzingen. Senaat Stukken : 3-1686-2005/2006 : Nr. 1 : Wetsvoorstel van mevrouw Talahoui en de heer Koninckx. - Nr. 2 : Amendementen. 3-1686-2006/2007 : Nr. 3 : Advies van de Raad van State. - Nr. 4 : Amendementen. - Nr. 5 : Verslag. - Nr. 6 : Tekst aangenomen door de commissie. - Nr. 7 : Amendementen. - Nr. 8 : Aanvullend verslag. - Nr. 9 : Tekst aangenomen door de commissie. - Nr.10 : Tekst aangenomen in pleniaire vergadering en overgezonden aan de Kamer van volksvertegenvoordigers.
Handelingen van de Senaat : 1 februari 2007.
Kamer van volksvertegenwoordigers Stukken : 51-2891-2006/2007 : 001 : Ontwerp overgezonden door de Senaat. - 002 : Verslag. - 003 : Tekst verbeterd door de commissie. - 004 : Tekst aangenomen in pleniaire vergadering en aan de Koning ter bekrachtiging voorgelegd.
Integraal Verslag : 29 maart 2007.