Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 28 maart 2014
gepubliceerd op 02 april 2014

Koninklijk besluit betreffende de rechtsplegingvergoeding bedoeld in artikel 30/1 van de gecoördineerde wetten op de Raad van State van 12 januari 1973

bron
federale overheidsdienst binnenlandse zaken
numac
2014000263
pub.
02/04/2014
prom.
28/03/2014
ELI
eli/besluit/2014/03/28/2014000263/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

28 MAART 2014. - Koninklijk besluit betreffende de rechtsplegingvergoeding bedoeld in artikel 30/1 van de gecoördineerde wetten op de Raad van State van 12 januari 1973


VERSLAG AAN DE KONING Sire, I. ALGEMENE OPMERKINGEN Het koninklijk besluit betreffende de rechtsplegingvergoeding bedoeld in artikel 30/1 van de gecoördineerde wetten op de Raad van State van 12 januari 1973, dat ik de eer heb ter ondertekening aan Zijne Majesteit voor te leggen, vormt de uitvoering van het artikel 30/1, dat werd ingevoegd bij de wet van 20 januari 2014Relevante gevonden documenten type wet prom. 20/01/2014 pub. 03/02/2014 numac 2014000082 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet houdende hervorming van de bevoegdheid, de procedureregeling en de organisatie van de Raad van State sluiten houdende hervorming van de bevoegdheid, de procedureregeling en de organisatie van de Raad van State.

Paragraaf 1, tweede lid, van dit artikel bepaalt het volgende : "Na het advies ingewonnen te hebben van de Orde van Vlaamse Balies en van de « Ordre des barreaux francophones et germanophone » bepaalt de Koning bij een besluit vastgelegd na overleg in de Ministerraad de basisbedragen en de minimale en maximale bedragen van de rechtsplegingvergoeding, afhankelijk van onder meer de aard van de zaak en het belang van het geschil." Aangezien de wet van 20 januari 2014Relevante gevonden documenten type wet prom. 20/01/2014 pub. 03/02/2014 numac 2014000082 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet houdende hervorming van de bevoegdheid, de procedureregeling en de organisatie van de Raad van State sluiten gestemd werd op 9 januari 2014, hebben de balies het door artikel 30/1, § 1, tweede lid, van de gecoördineerde wetten, vereiste advies over het ontwerp van koninklijk besluit uitgebracht op 16 januari 2014.

Uit deze bepaling vloeit voort dat de Koning de basisbedragen en de minimale en maximale bedragen van de rechtsplegingvergoeding moet bepalen, rekening houdend met minstens twee criteria, namelijk de aard van het geschil en het belang van de zaak. De voormelde bepaling is met dezelfde bewoordingen opgesteld als artikel 1022 van het Gerechtelijk Wetboek, aangezien het amendement dat de oorspronkelijk overwogen bepaling aangevuld heeft, het volgende benadrukte : "Het amendement onder A) is bedoeld om de rechtsgrond aan te geven waarop de Koning zal moeten steunen bij de goedkeuring van het ontwerp van koninklijk besluit waarvan sprake is in deze bepaling. Zoals de rest van het artikel bouwt het rechtstreeks voort op artikel 1022 van het Gerechtelijk Wetboek, met aandacht voor de bijzonderheden van de objectieve geschillenberechting voor de Raad van State." (nr. 5-2277/002, blz. 4).

Daaruit vloeit voort dat er bij de bepaling van de door dit ontwerp van koninklijk besluit vast te leggen basisbedragen en minimale en maximale bedragen, minstens rekening gehouden moet worden met de criteria, opgelegd door artikel 30/1, § 1, tweede lid, van de gecoördineerde wetten, waarbij rekening wordt gehouden met het specifieke karakter van het objectief contentieux en waarbij, moet het nog gezegd, een te grote complexiteit in het gemaakte onderscheid vermeden wordt, aangezien dergelijke complexiteit nadelig is voor de partijen en het werk van de Raad van State zelf.

Deze nieuwe bepalingen kaderen in Titel V van de gecoördineerde wetten betreffende de procedureregeling en zijn zonder onderscheid van toepassing op alle geschillen die, als hoofdzaak, voor de afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State gebracht worden. Het gaat om de geschillen inzake de schadevergoeding voor buitengewone schade, de geschillen in volle rechtsmacht, de geschillen inzake nietigverklaring of de geschillen van de administratieve cassatie. Dit besluit voorziet, indien nodig, specifieke maatregelen in geval van nevenzaken bij die geschillen.

II. ARTIKELGEWIJZE BESPREKING

Artikel 1.Artikel 1 vervolledigt artikel 66 van het besluit van de Regent van 23 augustus 1948 tot regeling van de rechtspleging voor de afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna : de algemene procedureregeling). De nieuwe rechtsplegingvergoeding maakt momenteel deel uit van de kosten. Daaraan moet dus een gelijkaardige uitkomst kunnen verbonden worden.

Artikel 2.De bedragen van de rechtsplegingvergoeding worden vastgelegd in artikel 67, § 1, van de algemene procedureregeling. Het basisbedrag is 700 euro, het minimumbedrag wordt vastgelegd op 140 euro en het maximumbedrag op 1.400 euro. Voor geschillen betreffende de wetgeving inzake overheidsopdrachten en bepaalde opdrachten voor werken, leveringen en diensten is het maximumbedrag 2.800 euro. Onder die noemer vallen de opdrachten geregeld bij de wet van 15 juni 2006Relevante gevonden documenten type wet prom. 15/06/2006 pub. 15/02/2007 numac 2006021341 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet overheidsopdrachten en bepaalde opdrachten voor werken, leveringen en diensten sluiten inzake overheidsopdrachten en bepaalde opdrachten voor werken, leveringen en diensten, en de wet van 13 augustus 2011 inzake overheidsopdrachten en bepaalde opdrachten voor werken, leveringen en diensten op defensie- en veiligheidsgebied. Deze reglementeringen, die gemakkelijk afgebakend kunnen worden, worden niet als dusdanig expliciet geïdentificeerd in het koninklijk besluit om problemen in geval van wijzigingen in de reglementering te voorkomen.

Het aldus gemaakte onderscheid houdt rekening met de aard van de zaak en het belang van het geschil, zoals artikel 30/1 van de gecoördineerde wetten voorziet, waarbij de toepassing van die bepalingen zo veel mogelijk vereenvoudigd wordt en waarbij zo een proces in het proces, dat duur zou zijn voor de desbetreffende partijen en de maatregel contraproductief zou maken, vermeden wordt.

De geschillen met betrekking tot overheidsopdrachten worden meestal gekenmerkt door de techniciteit van de geldende regels en de grootte van de desbetreffende bedragen. Het verschil qua behandeling is trouwens redelijk, aangezien dat verschil slechts betrekking heeft op het maximumbedrag van de rechtsplegingvergoeding.

Naast dat onderscheid werd besloten om hetzelfde bedrag toe te passen voor de verzoekende partij en de verwerende partij. In dat verband gaf het arrest nr. 96/2012 van 19 juli 2012 van het Grondwettelijk Hof aan dat er een relevant criterium bestond tussen de verzoeker en de tegenpartij voor de Raad van State, om te motiveren dat enkel de eerste een vergoeding kan eisen voor zijn advocatenkosten voor de hoven en rechtbanken, in tegenstelling tot de tweede. Het is evenwel zo dat, net zoals het nieuwe artikel 30/1 van de gecoördineerde wetten in zeer grote mate ontleend was aan artikel 1022 van het Gerechtelijk Wetboek, de uitwerking van dit koninklijk besluit ingegeven is door de wil de regeling af te stemmen op wat geldt voor de meeste rechtscolleges van de gerechtelijke orde. Deze gelijkheid van behandeling tussen de betrokken partijen, ongeacht of dat geschil al dan niet een particulier tegenover een openbare overheid plaatst, staat daarbij voorop Voor de arbeidsrechtbanken moet de rechtzoekende inzake geschillen betreffende de sociale zekerheid, inderdaad niets betalen, behalve in geval van roekeloze en tergende procedures (artikel 1017 van het Gerechtelijk Wetboek). Ofschoon bij deze geschillen, net zoals bij de geschillen voor de Raad van State, particulieren tegenover openbare overheden staan, ligt aan de basis van de kosteloosheid de bijzondere omstandigheid dat "sociaal verzekerden" geplaatst worden tegenover de instellingen van sociale zekerheid. Tot die categorie behoren de "natuurlijke personen die recht hebben op sociale prestaties, er aanspraak op maken of er aanspraak op kunnen maken, hun wettelijke vertegenwoordigers en hun gemachtigden », in de zin van de wet van 11 april 1995 tot invoering van het "handvest" van de sociaal verzekerde. Van dergelijke specificiteit is a priori geen sprake bij de beroepen voor het hoge administratieve rechtscollege Voor zover als nodig, wordt er nog aan herinnerd dat deze bedragen marges zijn, waartussen het bedrag van de rechtsplegingvergoeding kan variëren, naar boven of naar onder, volgens de beslissing van de Raad van State, rekening houdend met de criteria voorzien in paragraaf 2 van het nieuwe artikel 30/1 van de gecoördineerde wetten, namelijk de financiële draagkracht van de in het ongelijk gestelde partij, de complexiteit van de zaak (bijvoorbeeld een verzoek tot nietigverklaring gevolgd door een verzoek tot schadevergoeding tot herstel als bedoeld in artikel 11bis van de gecoördineerde wetten op de Raad van State, ingevoegd bij de wet van 6 januari 2014Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/01/2014 pub. 31/01/2014 numac 2014000026 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot wijziging van diverse wetten ten gevolge van de hervorming van de Senaat en houdende verscheidene wijzigingen inzake verkiezingen type wet prom. 06/01/2014 pub. 31/01/2014 numac 2014021007 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet met betrekking tot de Zesde Staatshervorming inzake de aangelegenheden bedoeld in artikel 77 van de Grondwet type wet prom. 06/01/2014 pub. 31/01/2014 numac 2014200332 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet met betrekking tot de Zesde Staatshervorming inzake de aangelegenheden bedoeld in artikel 78 van de Grondwet type wet prom. 06/01/2014 pub. 31/01/2014 numac 2014200329 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet tot wijziging van diverse wetten ten gevolge van de hervorming van de Senaat sluiten) of de kennelijk onredelijke aard van de situatie. Daarnaast zou de Raad van State, wegens een akkoord tussen de partijen of, afhankelijk van het stadium van de procedure (bijvoorbeeld vóór het verstrijken van de termijn voor de indiening van de memorie van antwoord), wegens een intrekking van de handeling door de verwerende partij, kunnen oordelen dat er geen in het ongelijk gestelde partij is en derhalve de kosten kunnen compenseren of beperken. Dankzij deze mogelijkheid zal de Raad van State in elk geval de verschillen qua behandeling, die uit dit ontwerp van koninklijk besluit zouden kunnen voortvloeien, kunnen verminderen. Ten slotte zijn de bij dit besluit vastgestelde bedragen betrekkelijk gematigd, hetgeen ook bijdraagt tot de overtuiging dat de maatregelen niet strijdig zijn met het proportionaliteitsprincipe.

Eenzelfde bedrag kan dus vastgesteld worden voor de rechtsplegingvergoeding van de verzoeker en van de tegenpartij, zonder dat dergelijke maatregel strijdig wordt geacht met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet.

Paragraaf 2 van het nieuwe artikel 67 van de algemene procedureregeling stelt een verhoging met 20 percent in van de bedragen vastgelegd overeenkomstig paragraaf 1 De logica die hierachter zit, is dat de werkoverlast die door bepaalde prestaties veroorzaakt wordt, op forfaitaire wijze weerspiegeld wordt, waarbij de marges het mogelijk maken om tegemoet te komen aan de hypotheses die niet opgenomen zijn in het besluit. Zo lijkt het redelijk om, wanneer de verzoekende partij een beroep tot nietigverklaring of een daaraan ondergeschikt verzoek tot schorsing ingediend heeft, deze verhoging van de basisbedragen en van de minimale en maximale bedragen in overweging te nemen. Hetzelfde geldt wanneer dit verzoek tot schorsing ingediend wordt bij uiterst dringende noodzakelijkheid samen met een beroep tot nietigverklaring. De prestaties worden op zijn minst verhoogd, zo niet verdubbeld. Het is anders als er enkel sprake is van een procedure van uiterst dringende noodzakelijkheid, wat mogelijk is, in tegenstelling tot het gewone verzoek tot schorsing, dat steeds ingediend moet worden in combinatie met of na het beroep tot nietigverklaring. In dat geval kan men stellen dat een dergelijke procedure van uiterst dringende noodzakelijkheid, die een meerkost veroorzaakt door de snelheid van de procedure, gelijkstaat met een volledige procedure tot nietigverklaring, waarbij het tragere tempo gecompenseerd wordt door een groter aantal prestaties.

Aangezien de nieuwe procedure in kort geding de indiening van meerdere verzoeken tijdens éénzelfde beroep tot nietigverklaring mogelijk maakt, moet bij de, weliswaar geplafonneerde, verhoging daarmee rekening gehouden worden teneinde tegelijk een zekere voorspelbaarheid van de bedragen te verzekeren.

Ten slotte is voorzien dat er geen enkele verhoging verschuldigd is, onder andere in de gevallen waarin de Raad van State het verzoek tot schorsing niet onderzoekt, aangezien hij concludeert dat het beroep tot nietigverklaring zonder voorwerp is of slechts aanleiding geeft tot korte debatten of wanneer het uitgesproken arrest tot schorsing niet gevolgd wordt door een verzoek tot voortzetting van de procedure.

Die lijst is niet limitatief, om te voorkomen dat er een probleemsituatie zou ontstaan ten aanzien van situaties waarin het besluit niet voorziet.

Paragraaf 3 van het nieuwe artikel 67 van de algemene procedureregeling voorziet dat de basisbedragen en de maximale en minimale bedragen verhoogd of verlaagd zullen worden met 10 percent, wanneer de index zelf verhoogd of verlaagd is met eenzelfde aantal punten. De minister van Binnenlandse Zaken is gemachtigd om dit besluit te wijzigen met het oog op de aanpassing van de bedragen volgens de formule waarin het voorziet, met dien verstande dat die wijzigingen, zowel naar boven als naar onderen, van toepassing zijn op de eerste dag van de maand die volgt op de overschrijding met 10 percent.

Artikel 3.Artikel 3 voegt in het besluit van de Regent van 23 augustus 1948 een nieuw artikel 84/1 in, dat de te volgen procedure bepaalt om de rechtsplegingvergoeding te vragen. Deze aanvraag zal ingediend worden door elk procedurestuk of elke vereffeningsnota, die deze bedragen kunnen wijzigen uiterlijk tot 5 dagen vóór de zitting; in geval van uiterst dringende noodzakelijkheid kan de rechtsplegingvergoeding gevraagd worden tot aan de sluiting van de debatten.

Artikelen 4 tot 8. De artikelen 4 tot 8 van het koninklijk besluit zorgen ervoor, in voorkomend geval, dat de nieuwe artikelen 66, 67 en 84/1 ook toegepast kunnen worden op de procedures ingesteld bij het koninklijk besluit van 5 december 1991Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 05/12/1991 pub. 17/03/2011 numac 2011000143 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Koninklijk besluit tot bepaling van de rechtspleging in kort geding voor de Raad van State. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten tot bepaling van de rechtspleging in kort geding voor de Raad van State, het koninklijk besluit van 15 mei 2003Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 15/05/2003 pub. 10/06/2003 numac 2003003319 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken en federale overheidsdienst financien Koninklijk besluit tot regeling van de versnelde procedure in geval van beroep bij de Raad van State tegen sommige beslissingen van de Commissie voor het Bank- en Financiewezen sluiten tot regeling van de versnelde procedure in geval van beroep bij de Raad van State tegen sommige beslissingen van de Autoriteit voor Financiële Diensten en Markten en de Nationale Bank van België, het koninklijk besluit van 30 november 2006Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 30/11/2006 pub. 01/12/2006 numac 2006000958 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Koninklijk besluit tot vaststelling van de cassatie-procedure bij de Raad van State sluiten tot vaststelling van de cassatieprocedure bij de Raad van State en het koninklijk besluit van 12 oktober 2010Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 12/10/2010 pub. 10/11/2010 numac 2010022440 bron federale overheidsdienst sociale zekerheid Koninklijk besluit tot uitvoering van artikel 68, tweede lid, van de wet van 6 augustus 1990 betreffende de ziekenfondsen en de landsbonden van ziekenfondsen sluiten tot uitvoering van artikel 68, tweede lid, van de wet van 6 augustus 1990Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/08/1990 pub. 21/12/2007 numac 2007001031 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de ziekenfondsen en de landsbonden van ziekenfondsen. - Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen van het eerste semester 2007 type wet prom. 06/08/1990 pub. 17/03/2009 numac 2009000060 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de ziekenfondsen en de landsbonden van ziekenfondsen. - Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen sluiten betreffende de ziekenfondsen en de landsbonden van ziekenfondsen.

Artikel 9.Dit koninklijk besluit treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Belgisch Staatsblad. Het is van toepassing op elk beroep op verzoek of verzoek bedoeld bij dit artikel.

Ik heb de eer te zijn, Sire, Van Uwe Majesteit, de zeer eerbiedvolle en getrouwe dienaar, De Minister van Binnenlandse Zaken, Mevr. J. MILQUET

ADVIES 55.360/2 VAN 12 MAART 2014 VAN DE RAAD VAN STATE, AFDELING WETGEVING, OVER EEN ONTWERP VAN KONINKLIJK BESLUIT `BETREFFENDE DE RECHTSPLEGINGVERGOEDINGEN BEDOELD IN ARTIKEL 30/1 VAN DE GECOÖRDINEERDE WETTEN OP DE RAAD VAN STATE VAN 12 JANUARI 1973' Op 12 februari 2014 is de Raad van State, afdeling Wetgeving, door de Vice-Eerste Minister en Minister van Binnenlandse Zaken verzocht binnen een termijn van dertig dagen een advies te verstrekken over een ontwerp van koninklijk besluit `betreffende de rechtsplegingvergoedingen bedoeld in artikel 30/1 van de gecoördineerde wetten op de Raad van State van 12 januari 1973'.

Het ontwerp is door de tweede kamer onderzocht op 12 maart 2014.

De kamer was samengesteld uit Pierre Vandernoot, staatsraad, voorzitter, Martine Baguet en Luc Detroux, staatsraden, Sébastien Van Drooghenbroeck en Jacques Englebert, assessoren, en Bernadette Vigneron, griffier.

Het verslag is uitgebracht door Benoît Jadot, eerste auditeur-afdelingshoofd .

De overeenstemming tussen de Franse en de Nederlandse tekst van het advies is nagezien onder toezicht van Martine Baguet .

Het advies, waarvan de tekst hierna volgt, is gegeven op 12 maart 2014.

Aangezien de adviesaanvraag ingediend is op basis van artikel 84, § 1, eerste lid, 2, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State, beperkt de afdeling Wetgeving overeenkomstig artikel 84, § 3, van de voornoemde gecoördineerde wetten haar onderzoek tot de rechtsgrond van het ontwerp, de bevoegdheid van de steller van de handeling en de te vervullen voorafgaande vormvereisten.

Wat deze drie punten betreft, geeft het ontwerp aanleiding tot de volgende opmerkingen.

Algemene opmerkingen 1. Het ontwerpbesluit strekt er in het bijzonder toe uitvoering te geven aan artikel 30/1, § 1, tweede lid, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State, dat de Koning ermee belast de basisbedragen en de minimale en maximale bedragen van de rechtsplegingsvergoeding die de afdeling Bestuursrechtspraak kan toekennen, vast te stellen. Luidens de voornoemde wetsbepaling stelt de Koning die bedragen vast "afhankelijk van onder meer de aard van de zaak en het belang van het geschil".

In het ontwerpbesluit wordt bepaald dat het basisbedrag van de rechtsplegingsvergoeding 700 euro bedraagt, het minimumbedrag 140 euro en het maximumbedrag 1.400 euro. Dat laatste bedrag wordt opgetrokken tot 2.800 euro voor "de geschillen betreffende de regelgeving inzake de overheidsopdrachten". Bovendien wordt bepaald dat die bedragen verhoogd kunnen worden met een percentage dat in het ontwerp wordt vastgesteld, in zaken waarin niet alleen een beroep tot nietigverklaring, maar ook een vordering tot schorsing of tot het bevelen van voorlopige maatregelen is ingesteld.

Daarbij maakt het ontwerp geen onderscheid naargelang de partij die veroordeeld wordt tot het betalen van de rechtsplegingsvergoeding de verzoeker is dan wel de openbare overheid die de bestreden handeling heeft uitgevaardigd.

In het verslag aan de Koning worden daarvoor verschillende verklaringen gegeven (1).

Er wordt daarbij echter niet verwezen naar arrest nr. 96/2012 van 19 juli 2012 van het Grondwettelijk Hof dat betrekking heeft op een zaak die dateert van voor de invoeging van artikel 30/1 in de gecoördineerde wetten op de Raad van State, en waarin ten aanzien van de grondwettelijke beginselen van gelijkheid en non-discriminatie het verschil in behandeling van de partijen die hun gelijk halen vóór de Raad van State, aanvaard is.

Ook al dienen die vraagstukken zich anders aan in het voorliggende dossier, het verdient aanbeveling het verslag aan de Koning op dat punt aan te vullen. 2. Uit de artikelen 6 en 7 blijkt dat het de bedoeling is van de steller van het ontwerpbesluit dat de nieuwe regels betreffende de rechtsplegingsvergoeding die de afdeling Bestuursrechtspraak kan toekennen, ook gelden voor de cassatieprocedure bij de Raad van State. De aandacht wordt erop gevestigd dat de regeling inzake de rechtsplegingsvergoeding vervat in artikel 1022 van het Gerechtelijk Wetboek - een regeling waarop artikel 30/1 van de gecoördineerde wetten op de Raad van State sterk gebaseerd is - volgens het Hof van Cassatie niet van toepassing is op de procedures die bij dat Hof aanhangig worden gemaakt.

Het Hof van Cassatie geeft daarvoor de volgende uitleg : "Het Hof dat, naar luid van artikel 147, tweede lid, van de Grondwet niet in de beoordeling van de zaken zelf treedt, doet uitspraak over de vorderingen tot vernietiging van de in laatste aanleg gewezen beslissingen die aan het Hof worden voorgelegd wegens schending van de wet of wegens schending van substantiële of op straffe van nietigheid voorgeschreven rechtsvormen.

Artikel 1111 van het Gerechtelijk Wetboek bevat een volledige en aparte regeling van de kosten van de vordering tot vernietiging met inachtneming van de beperkte bevoegdheid van het Hof en het speciale voorwerp van deze vordering, die losstaat van de vordering waarover de bestreden beslissing uitspraak doet.

Die kenmerken welke eigen zijn aan het cassatieberoep sluiten uit dat de in artikel 1022 van het Gerechtelijk Wetboek bedoelde rechtsplegingsvergoeding in die kosten zou worden begrepen, daar die vergoeding verband houdt met de aard en de omvang van het door de partijen aan de feitenrechter voorgelegde geschil en de begroting ervan die afhangt van criteria welke verband houden met de zaak zelf, het Hof zou nopen tot een onderzoek waarvoor het niet bevoegd is."(2) De cassatieberoepen vóór de afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State vertonen soortgelijke kenmerken als die van de beroepen ingesteld bij het Hof van Cassatie. Zo bijvoorbeeld bepaalt artikel 14, § 2, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State dat "de afdeling (...) uitspraak [doet], bij wijze van arresten, over de cassatieberoepen ingesteld tegen de door de administratieve rechtscolleges in laatste aanleg gewezen beslissingen in betwiste zaken wegens overtreding van de wet of wegens schending van substantiële of op straffe van nietigheid voorgeschreven vormen" en dat "[z]ij (...) daarbij niet in de beoordeling van de zaken zelf [treedt]. Daarmee rekening houdend kan, op basis van eenzelfde redenering als die welke ten grondslag ligt aan de zonet aangehaalde rechtspraak van het Hof van Cassatie, worden gesteld dat artikel 14, § 2, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State eraan in de weg staat dat de regeling inzake de rechtsplegingsvergoeding waarin artikel 30/1 van dezelfde wetten voorziet, van toepassing is op de cassatieberoepen ingesteld bij de afdeling Bestuursrechtspraak.

Volgens die logica zijn de artikelen 6 en 7 van het ontwerpbesluit in strijd met artikel 14, § 2, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State en moeten ze dus vervallen.

Er kan evenwel van uitgegaan worden dat de voornoemde rechtspraak van het Hof van Cassatie niet getransponeerd kan worden naar de cassatieberoepen bij de afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Er moet immers op gewezen worden dat de regel die de afdeling Bestuursrechtspraak verbiedt in de beoordeling van de zaken zelf te treden wanneer ze uitspraak doet op cassatieberoep niet in een grondwettelijke bepaling vervat ligt - zoals dat wel het geval is voor het Hof van Cassatie -, maar slechts in een wetsbepaling, en dat artikel 30/1 van de gecoördineerde wetten op de Raad van State, dat de afdeling Bestuursrechtspraak de bevoegdheid verleent om een rechtsplegingsvergoeding toe te kennen, geen onderscheid maakt naargelang van de soort geschillenberechting. Indien er dan ook van uitgegaan wordt dat die bevoegdheid in zekere mate inhoudt dat de afdeling Bestuursrechtspraak in de beoordeling van de zaak zelf treedt, kan de stelling worden verdedigd dat artikel 30/1 van de gecoördineerde wetten op de Raad van State, ten behoeve van de toepassing van dat artikel zelf, afwijkt van de regel van artikel 14, § 2, van dezelfde wetten, luidens welke de afdeling Bestuursrechtspraak niet in de beoordeling van de zaken zelf mag treden wanneer ze uitspraak doet op cassatieberoep.

Bovendien gaat het argument dat het Hof van Cassatie ontleent aan de bijzondere regeling inzake de kosten van cassatievorderingen waarin artikel 1111 van het Gerechtelijk Wetboek voorziet, niet op voor de cassatieberoepen bij de afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State. De kosten van de cassatieberoepen bij de Raad worden immers niet geregeld in bepalingen met specifieke kenmerken die vergelijkbaar zijn met die van artikel 1111 van het Gerechtelijk Wetboek (3).

Tenzij de rechtspraak in een andere zin zou evolueren, lijkt dus te kunnen worden aanvaard dat het ontworpen besluit ook geldt voor de cassatieprocedure vóór de afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Bijzondere opmerkingen Aanhef 1. Het ontwerpbesluit ontleent zijn rechtsgrond niet alleen aan artikel 30/1 van de gecoördineerde wetten op de Raad van State (4), maar ook aan artikel 30 van dezelfde wetten, en aan artikel 68, tweede lid, van de wet van 6 augustus 1990Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/08/1990 pub. 21/12/2007 numac 2007001031 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de ziekenfondsen en de landsbonden van ziekenfondsen. - Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen van het eerste semester 2007 type wet prom. 06/08/1990 pub. 17/03/2009 numac 2009000060 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de ziekenfondsen en de landsbonden van ziekenfondsen. - Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen sluiten `betreffende de ziekenfondsen en de landsbonden van ziekenfondsen'. De aanhef moet dienovereenkomstig worden aangevuld. 2. Overeenkomstig artikel 10 van het koninklijk besluit van 21 december 2013Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/08/1990 pub. 21/12/2007 numac 2007001031 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de ziekenfondsen en de landsbonden van ziekenfondsen. - Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen van het eerste semester 2007 type wet prom. 06/08/1990 pub. 17/03/2009 numac 2009000060 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de ziekenfondsen en de landsbonden van ziekenfondsen. - Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen sluiten0 `houdende uitvoering van titel 2, hoofdstuk 2 van de wet van 15 december 2013 houdende diverse bepalingen inzake administratieve vereenvoudiging' moet de aanhef aangevuld worden met de vermelding van de impactanalyse die verricht is op basis van artikel 6 van die wet. Dispositief Artikel 1 In de bepaling onder 5° moeten de woorden "artikel 30/1" vervangen worden door de woorden "artikel 67".

Artikel 2 1. Wat betreft de "geschillen betreffende de regelgeving inzake de overheidsopdrachten", waarvan sprake in het ontworpen artikel 67, § 1, tweede lid, bevat het verslag aan de Koning de volgende commentaar : "Deze reglementering, die gemakkelijk afgebakend kan worden, wordt niet als dusdanig expliciet geïdentificeerd om de reikwijdte van de desbetreffende bepaling niet onrechtmatig te beperken.Het gaat echter enkel om de overheidsopdrachten in strikte zin." De vraag rijst wat precies de strekking is van de precisering dat de ontworpen regeling enkel betrekking heeft op overheidsopdrachten "in strikte zin".

De stellers van het ontwerpbesluit moeten duidelijk weergeven wat hun bedoeling is. 2. Het ontworpen artikel 67, § 2, geeft aanleiding tot de volgende opmerkingen : a) De tekst is zo gesteld dat de Raad van State de bevoegdheid gelaten wordt te beoordelen of één van de bedragen genoemd in het ontworpen artikel 67, § 1, al dan niet verhoogd moet worden (5).De gemachtigde van de minister heeft bevestigd dat dat inderdaad de bedoeling was.

Dat strookt niet met artikel 30/1, § 1, tweede lid, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State. Bij de tenuitvoerlegging van de machtiging die bij die bepaling aan de Koning wordt verleend, is de Koning immers enkel bevoegd om de basisbedragen, de minimumbedragen en de maximumbedragen van de rechtsplegingsvergoeding vast te stellen. De bepalingen die hij daartoe uitvaardigt, mogen niet zo worden geformuleerd dat ze de afdeling Bestuursrechtspraak de bevoegdheid laten om vrij te oordelen of ze al dan niet moeten worden toegepast (6).

De tekst moet dienovereenkomstig worden herzien. b) Zoals het eerste lid is gesteld, laat het onzekerheid bestaan omtrent de vraag welke gevallen juist worden bedoeld. Uit de uitleg van de gemachtigde van de minister blijkt dat het de bedoeling is dat het slaat op alle gevallen waarin een beroep tot nietigverklaring voorafgegaan wordt door, samengaat met, of gevolgd wordt door een vordering tot schorsing of een vordering tot het bevelen van voorlopige maatregelen (7).

Het ontwerp moet in die zin worden gesteld. 3. Het ontworpen artikel 67, § 3, is gebaseerd op artikel 8 van het koninklijk besluit van 26 oktober 2007Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 26/10/2007 pub. 09/11/2007 numac 2007009900 bron federale overheidsdienst justitie Koninklijk besluit tot vaststelling van het tarief van de rechtsplegingsvergoeding bedoeld in artikel 1022 van het Gerechtelijk Wetboek en tot vaststelling van de datum van inwerkingtreding van de artikelen 1 tot 13 van de wet van 21 april 2007 betreffende de verhaalbaarheid van de erelonen en de kosten verbonden aan de bijstand van de advocaat type koninklijk besluit prom. 26/10/2007 pub. 30/11/2007 numac 2007000974 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Koninklijk besluit houdende de toekenning van een bijkomende federale toelage ter financiering van de lokale politie voor het jaar 2007 sluiten `tot vaststelling van het tarief van de rechtsplegingsvergoeding bedoeld in artikel 1022 van het Gerechtelijk Wetboek en tot vaststelling van de datum van inwerkingtreding van de artikelen 1 tot 13 van de wet van 21 april 2007 betreffende de verhaalbaarheid van de erelonen en de kosten verbonden aan de bijstand van de advocaat'. In advies 43.215/2, op 18 juni 2007 verstrekt over het ontwerp dat het koninklijk besluit van 26 oktober 2007Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 26/10/2007 pub. 09/11/2007 numac 2007009900 bron federale overheidsdienst justitie Koninklijk besluit tot vaststelling van het tarief van de rechtsplegingsvergoeding bedoeld in artikel 1022 van het Gerechtelijk Wetboek en tot vaststelling van de datum van inwerkingtreding van de artikelen 1 tot 13 van de wet van 21 april 2007 betreffende de verhaalbaarheid van de erelonen en de kosten verbonden aan de bijstand van de advocaat type koninklijk besluit prom. 26/10/2007 pub. 30/11/2007 numac 2007000974 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Koninklijk besluit houdende de toekenning van een bijkomende federale toelage ter financiering van de lokale politie voor het jaar 2007 sluiten is geworden, heeft de afdeling Wetgeving van de Raad van State het volgende opgemerkt : "Het zou nuttig zijn het tijdstip van de indexering te preciseren, bijvoorbeeld de eerste dag van de maand volgend op die waarop de drempel van 10 punten is bereikt, en de Minister van Justitie te machtigen dat bedrag volgens die formule vast te stellen bij een besluit dat derhalve in het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt." Het ontworpen artikel 67, § 3, geeft aanleiding tot een soortgelijke opmerking.

Artikel 4 In de bepaling die bedoeld is om artikel 2 van het koninklijk besluit van 5 december 1991Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 05/12/1991 pub. 17/03/2011 numac 2011000143 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Koninklijk besluit tot bepaling van de rechtspleging in kort geding voor de Raad van State. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten `tot bepaling van de rechtspleging in kort geding voor de Raad van State" te vervangen, wordt artikel 85bis van de algemene procedureregeling wellicht per vergissing niet meer vermeld.

De tekst moet dienovereenkomstig worden aangepast.

Artikel 5 De steller van het ontwerpbesluit heeft blijkbaar over het hoofd gezien dat artikel 3, § 7, van het koninklijk besluit van 15 mei 2003Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 15/05/2003 pub. 10/06/2003 numac 2003003319 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken en federale overheidsdienst financien Koninklijk besluit tot regeling van de versnelde procedure in geval van beroep bij de Raad van State tegen sommige beslissingen van de Commissie voor het Bank- en Financiewezen sluiten `tot regeling van de versnelde procedure in geval van beroep bij de Raad van State tegen sommige beslissingen van de Autoriteit voor Financiële Diensten en Markten en de Nationale Bank van België', in zijn huidige versie artikel 67 van het besluit van de Regent van 23 augustus 1948 `tot regeling van de rechtspleging voor de afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State' reeds van toepassing verklaart op die procedure.

Enkel artikel 84/1 dient dus nog te worden toegevoegd aan de lijst met bepalingen van het voornoemde besluit van de Regent van 23 augustus 1948 die van toepassing worden verklaard op de procedure geregeld bij het voornoemde koninklijk besluit van 15 mei 2003Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 15/05/2003 pub. 10/06/2003 numac 2003003319 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken en federale overheidsdienst financien Koninklijk besluit tot regeling van de versnelde procedure in geval van beroep bij de Raad van State tegen sommige beslissingen van de Commissie voor het Bank- en Financiewezen sluiten.

Artikel 7 De steller van het ontwerpbesluit heeft blijkbaar over het hoofd gezien dat artikel 32 van het koninklijk besluit van 30 november 2006Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 30/11/2006 pub. 01/12/2006 numac 2006000958 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Koninklijk besluit tot vaststelling van de cassatie-procedure bij de Raad van State sluiten `tot vaststelling van de cassatie-procedure bij de Raad van State" in zijn huidige versie de artikelen 72 tot 77 van de algemene procedureregeling volledig van toepassing verklaart op die procedure.

Het artikel moet dienovereenkomstig worden herzien.

Artikel 8 De steller van het ontwerpbesluit heeft blijkbaar over het hoofd gezien dat artikel 3, § 7, van het koninklijk besluit van 12 oktober 2010Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 12/10/2010 pub. 10/11/2010 numac 2010022440 bron federale overheidsdienst sociale zekerheid Koninklijk besluit tot uitvoering van artikel 68, tweede lid, van de wet van 6 augustus 1990 betreffende de ziekenfondsen en de landsbonden van ziekenfondsen sluiten `tot uitvoering van artikel 68, tweede lid, van de wet van 6 augustus 1990Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/08/1990 pub. 21/12/2007 numac 2007001031 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de ziekenfondsen en de landsbonden van ziekenfondsen. - Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen van het eerste semester 2007 type wet prom. 06/08/1990 pub. 17/03/2009 numac 2009000060 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de ziekenfondsen en de landsbonden van ziekenfondsen. - Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen sluiten betreffende de ziekenfondsen en de landsbonden van ziekenfondsen" in zijn huidige versie niet alleen de artikelen 62 tot 66, maar de artikelen 62 tot 77 van het voornoemde besluit van de Regent van 23 augustus 1948 reeds van toepassing verklaart op de rechtspleging geregeld in het koninklijk besluit van 12 oktober 2010Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 12/10/2010 pub. 10/11/2010 numac 2010022440 bron federale overheidsdienst sociale zekerheid Koninklijk besluit tot uitvoering van artikel 68, tweede lid, van de wet van 6 augustus 1990 betreffende de ziekenfondsen en de landsbonden van ziekenfondsen sluiten, zodat artikel 67 van het besluit van de Regent reeds wordt vermeld.

Bijgevolg dient enkel nog artikel 84/1 toegevoegd te worden aan de lijst met bepalingen van het voornoemde besluit van de Regent van 23 augustus 1948 die van toepassing worden verklaard op de procedure geregeld bij het koninklijk besluit van 12 oktober 2010Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 12/10/2010 pub. 10/11/2010 numac 2010022440 bron federale overheidsdienst sociale zekerheid Koninklijk besluit tot uitvoering van artikel 68, tweede lid, van de wet van 6 augustus 1990 betreffende de ziekenfondsen en de landsbonden van ziekenfondsen sluiten.

Artikel 9 1. Artikel 11 van de wet van 20 januari 2014Relevante gevonden documenten type wet prom. 20/01/2014 pub. 03/02/2014 numac 2014000082 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet houdende hervorming van de bevoegdheid, de procedureregeling en de organisatie van de Raad van State sluiten (8) `houdende hervorming van de bevoegdheid, de procedureregeling en de organisatie van de Raad van State' is in werking getreden op 1 maart 2014 (9). Onderdeel 1° van de voorliggende bepaling is dus volstrekt doelloos.

Het moet bijgevolg vervallen. 2. 1 maart 2014 is thans voorbij. Zoals de gemachtigde van de minister heeft bevestigd, is het niet de bedoeling van de stellers van het ontworpen besluit dat het besluit terugwerkt.

De datum van inwerkingtreding van het ontworpen besluit moet bijgevolg worden gewijzigd.

Taalkundige opmerking De correcte term in het Nederlands is "recht-s-plegingsvergoeding" met tussen-s, en niet "rechtsplegingvergoeding". De term behoort in het hele ontwerp te worden aangepast.

De griffier, B. Vigneron.

De voorzitter, P. Vandernoot. _______ Nota's (1) Zie meer bepaald de uitleg bij artikel 2.(2) Cass.27 juni 2008, AR C.05.0328.F en Pas. 2008, 1763, met de (op dit punt andersluidende) conclusie van advocaat-generaal Ph. DE KOSTER; JT 2008, 530, noot J.-Fr. VAN DROOGHENBROECK; 11 september 2008, AR C.08.0088.F. Zie ook in dat verband G. DE FOESTRAETS, "Répétibilité des frais et honoraires d'avocat dans l'instance de cassation", JT 2009, 2 tot 7. (3) Zie, wat betreft de kosten voor de cassatieberoepen bij de afdeling Bestuursrechtspraak, artikel 30, § 1, tweede lid, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State en de artikelen 28 tot 32 van het koninklijk besluit van 30 november 2006Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 30/11/2006 pub. 01/12/2006 numac 2006000958 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Koninklijk besluit tot vaststelling van de cassatie-procedure bij de Raad van State sluiten `tot vaststelling van de cassatieprocedure bij de Raad van State'.(4) Deze bepaling is ingevoegd in de gecoördineerde wetten op de Raad van State bij de wet van 20 januari 2014Relevante gevonden documenten type wet prom. 20/01/2014 pub. 03/02/2014 numac 2014000082 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet houdende hervorming van de bevoegdheid, de procedureregeling en de organisatie van de Raad van State sluiten, en niet, zoals vermeld wordt in het eerste lid van de aanhef van het ontwerp, bij de wet van 19 januari 2014Relevante gevonden documenten type wet prom. 19/01/2014 pub. 21/11/2014 numac 2014015178 bron federale overheidsdienst buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking Wet houdende instemming met de Overeenkomst betreffende de sociale zekerheid tussen het Koninkrijk België en de Federale Republiek Brazilië, ondertekend te Brussel op 4 oktober 2009 (2) type wet prom. 19/01/2014 pub. 22/12/2015 numac 2014015226 bron federale overheidsdienst buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking Wet houdende instemming met de Overeenkomst betreffende de sociale zekerheid tussen het Koninkrijk België en de Republiek Argentinië, gedaan te Buenos Aires op 3 maart 2010 (2) sluiten.De aanhef moet op dat punt worden gecorrigeerd. (5) Zie de woorden "mag verhoogd worden" en "kunnen gecumuleerd worden" in het eerste en het tweede lid, en het woord "met name" in het derde lid.(6) Dat neemt uiteraard niet weg dat de afdeling Bestuursrechtspraak bij de toepassing van die bepalingen gebruik kan maken van de beoordelingsbevoegdheid die hieraan bij artikel 30/1 van de gecoördineerde wetten op de Raad van State wordt verleend, onder de voorwaarden en binnen de perken vastgelegd in dat artikel (zie bijvoorbeeld inzonderheid paragraaf 2, eerste lid, van artikel 30/1).(7) De gevallen waarin een beroep tot nietigverklaring voorafgegaan wordt door een vordering tot schorsing of het bevelen van voorlopige maatregelen onderstellen dat die vordering ingesteld wordt onder aanvoering van de uiterst dringende noodzakelijkheid.(8) En niet de wet van 19 januari 2014Relevante gevonden documenten type wet prom. 19/01/2014 pub. 21/11/2014 numac 2014015178 bron federale overheidsdienst buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking Wet houdende instemming met de Overeenkomst betreffende de sociale zekerheid tussen het Koninkrijk België en de Federale Republiek Brazilië, ondertekend te Brussel op 4 oktober 2009 (2) type wet prom. 19/01/2014 pub. 22/12/2015 numac 2014015226 bron federale overheidsdienst buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking Wet houdende instemming met de Overeenkomst betreffende de sociale zekerheid tussen het Koninkrijk België en de Republiek Argentinië, gedaan te Buenos Aires op 3 maart 2010 (2) sluiten, zoals verkeerd in het ontwerpbesluit staat.(9) Overeenkomstig artikel 39 van die wet. 28 MAART 2014. - Koninklijk besluit betreffende de rechtsplegingvergoeding bedoeld in artikel 30/1 van de gecoördineerde wetten op de Raad van State van 12 januari 1973 FILIP, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikelen 30, § 1, eerste lid, en 30/1, § 1, tweede lid;

Gelet op de wet van 6 augustus 1990Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/08/1990 pub. 21/12/2007 numac 2007001031 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de ziekenfondsen en de landsbonden van ziekenfondsen. - Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen van het eerste semester 2007 type wet prom. 06/08/1990 pub. 17/03/2009 numac 2009000060 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de ziekenfondsen en de landsbonden van ziekenfondsen. - Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen sluiten betreffende de ziekenfondsen en de landsbonden van ziekenfondsen, inzonderheid op artikel 68, tweede lid;

Gelet op het besluit van de Regent van 23 augustus 1948 tot regeling van de rechtspleging voor de afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State;

Gelet op het koninklijk besluit van 5 december 1991Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 05/12/1991 pub. 17/03/2011 numac 2011000143 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Koninklijk besluit tot bepaling van de rechtspleging in kort geding voor de Raad van State. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten tot bepaling van de rechtspleging in kort geding voor de Raad van State;

Gelet op het koninklijk besluit van 15 mei 2003Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 15/05/2003 pub. 10/06/2003 numac 2003003319 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken en federale overheidsdienst financien Koninklijk besluit tot regeling van de versnelde procedure in geval van beroep bij de Raad van State tegen sommige beslissingen van de Commissie voor het Bank- en Financiewezen sluiten tot regeling van de versnelde procedure in geval van beroep bij de Raad van State tegen sommige beslissingen van de Autoriteit voor Financiële Diensten en Markten en de Nationale Bank van België;

Gelet op het koninklijk besluit van 30 november 2006Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 30/11/2006 pub. 01/12/2006 numac 2006000958 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Koninklijk besluit tot vaststelling van de cassatie-procedure bij de Raad van State sluiten tot vaststelling van de cassatie-procedure bij de Raad van State;

Gelet op het koninklijk besluit van 12 oktober 2010Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 12/10/2010 pub. 10/11/2010 numac 2010022440 bron federale overheidsdienst sociale zekerheid Koninklijk besluit tot uitvoering van artikel 68, tweede lid, van de wet van 6 augustus 1990 betreffende de ziekenfondsen en de landsbonden van ziekenfondsen sluiten tot uitvoering van artikel 68, tweede lid, van de wet van 6 augustus 1990Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/08/1990 pub. 21/12/2007 numac 2007001031 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de ziekenfondsen en de landsbonden van ziekenfondsen. - Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen van het eerste semester 2007 type wet prom. 06/08/1990 pub. 17/03/2009 numac 2009000060 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de ziekenfondsen en de landsbonden van ziekenfondsen. - Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen sluiten betreffende de ziekenfondsen en de landsbonden van ziekenfondsen;

Gelet op de adviezen van de Orde van Vlaamse Balies en van de "Ordre des Barreaux francophones et germanophone", gegeven op 16 januari 2014;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 29 januari 2014;

Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Begroting, gegeven op 5 maart 2014;

Gelet op de geïntegreerde impactanalyse;

Gelet op advies 55.360/2 van de Raad van State, gegeven op 12 maart 2014 met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, gewijzigd bij de wet van 20 januari 2014Relevante gevonden documenten type wet prom. 20/01/2014 pub. 03/02/2014 numac 2014000082 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet houdende hervorming van de bevoegdheid, de procedureregeling en de organisatie van de Raad van State sluiten;

Op de voordracht van Onze Minister van Binnenlandse Zaken en op het advies van de in de Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFDSTUK I. - Wijzigingen aan het besluit van de Regent van 23 augustus 1948 tot regeling van de rechtspleging voor de afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State

Artikel 1.Artikel 66 van het besluit van de Regent van 23 augustus 1948 tot regeling van de rechtspleging voor de afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, vervangen door het koninklijk besluite van 15 juli 1956 (I) en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 30 januari 2014Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/08/1990 pub. 21/12/2007 numac 2007001031 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de ziekenfondsen en de landsbonden van ziekenfondsen. - Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen van het eerste semester 2007 type wet prom. 06/08/1990 pub. 17/03/2009 numac 2009000060 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de ziekenfondsen en de landsbonden van ziekenfondsen. - Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen sluiten1, wordt aangevuld met een punt 5°, luidende : "5° de rechtsplegingvergoeding bedoeld in artikel 67.".

Art. 2.Artikel 67 van hetzelfde besluit, opgeheven bij koninklijk besluit van 17 februari 1997, wordt hersteld als volgt : " § 1. Het basisbedrag van de rechtsplegingvergoeding bedraagt 700 euro, het minimumbedrag 140 euro en het maximumbedrag 1.400 euro.

In afwijking van het voorgaande lid bedraagt het maximumbedrag 2.800 euro voor de geschillen betreffende de regelgeving inzake de overheidsopdrachten en bepaalde opdrachten voor werken, leveringen en diensten. § 2. Het basis-, minimum- of maximumbedrag bedoeld in paragraaf 1 wordt verhoogd met een bedrag dat overeenstemt met 20 procent van dit bedrag, als het beroep tot nietigverklaring gepaard gaat met een vordering tot schorsing of tot voorlopige maatregelen, of als de vordering tot schorsing of tot voorlopige maatregelen volgens een procedure bij uiterst dringende noodzakelijkheid ingediend wordt en gepaard gaat met een beroep tot nietigverklaring.

De bedragen van deze verhogingen worden gecumuleerd, maar de zo verhoogde rechtsplegingvergoeding mag niet meer bedragen dan 140 procent van het basis-, minimum- of maximumbedrag bedoeld in paragraaf 1.

Er is geen verhoging verschuldigd, met name als de afdeling bestuursrechtspraak beslist dat het beroep tot nietigverklaring doelloos is of dat het slechts korte debatten vereist, of als de artikelen 11/2 tot 11/4 van dit besluit van toepassing zijn. § 3. De basis-, minimum- en maximumbedragen zijn verbonden aan de consumptieprijsindex die overeenstemt met 100,66 punten (basis 2013).

Elke wijziging naar boven of naar beneden van 10 punten zal een vermeerdering of vermindering van 10 % van de in paragraaf 1 van dit artikel bedoelde bedragen met zich meebrengen.

De nieuwe bedragen die voortvloeien uit die wijzigingen zijn van toepassing op de 1ste dag van de maand die volgt op de dag waarop de drempel van 10 % wordt bereikt.

De minister van Binnenlandse Zaken is gemachtigd tot het aanpassen van de bedragen van dit besluit overeenkomstig de formule van het eerste lid.

Art. 3.In hetzelfde besluit, wordt een artikel 84/1 ingevoegd, luidende : «

Art. 84/1.Elk processtuk of elke nota tot vereffening van de kosten ingediend door tussenkomst van een advocaat, vermeldt het gevraagde bedrag van de in de artikelen 66 en 67 van dit besluit bedoelde rechtsplegingvergoeding. Dit bedrag mag gewijzigd worden door elk later processtuk of elke latere vereffeningsnota, in te dienen ten laatste twee dagen vóór het verhoor, behalve in het geval van de vordering tot schorsing of tot voorlopige maatregel, ingediend bij uiterst dringende noodzakelijkheid waarbij de rechtsplegingsvergoeding gevraagd kan worden tot aan de sluiting van de debatten.". HOOFDSTUK II. - Wijzigingen aan het koninklijk besluit van 5 december 1991Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 05/12/1991 pub. 17/03/2011 numac 2011000143 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Koninklijk besluit tot bepaling van de rechtspleging in kort geding voor de Raad van State. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten tot bepaling van de rechtspleging in kort geding voor de Raad van State

Art. 4.In het koninklijk besluit van 5 december 1991Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 05/12/1991 pub. 17/03/2011 numac 2011000143 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Koninklijk besluit tot bepaling van de rechtspleging in kort geding voor de Raad van State. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten tot bepaling van de rechtspleging in kort geding voor de Raad van State, wordt artikel 2, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 25 april 2007, vervangen als volgt : «

Art. 2.Onder voorbehoud van artikel 3 van dit besluit, zijn artikelen 67, 84,84/1 et 85bis van de algemene procedureregeling, in voorkomend geval van toepassing op de procedures in het administratief kort geding.. " HOOFDSTUK III. - Wijzigingen aan het koninklijk besluit van 15 mei 2003Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 15/05/2003 pub. 10/06/2003 numac 2003003319 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken en federale overheidsdienst financien Koninklijk besluit tot regeling van de versnelde procedure in geval van beroep bij de Raad van State tegen sommige beslissingen van de Commissie voor het Bank- en Financiewezen sluiten tot regeling van de versnelde procedure in geval van beroep bij de Raad van State tegen sommige beslissingen van de Autoriteit voor Financiële Diensten en Markten en de Nationale Bank van België

Art. 5.In artikel 3, § 7, van het koninklijk besluit van 15 mei 2003Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 15/05/2003 pub. 10/06/2003 numac 2003003319 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken en federale overheidsdienst financien Koninklijk besluit tot regeling van de versnelde procedure in geval van beroep bij de Raad van State tegen sommige beslissingen van de Commissie voor het Bank- en Financiewezen sluiten tot regeling van de versnelde procedure in geval van beroep bij de Raad van State tegen sommige beslissingen van de Autoriteit voor Financiële Diensten en Markten en de Nationale Bank van België, wordt de vermelding ", 84/1" ingevoegd na de vermelding "84". HOOFDSTUK IV. - Wijzigingen aan het koninklijk besluit van 30 november 2006Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 30/11/2006 pub. 01/12/2006 numac 2006000958 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Koninklijk besluit tot vaststelling van de cassatie-procedure bij de Raad van State sluiten tot vaststelling van de cassatie-procedure bij de Raad van State

Art. 6.In het koninklijk besluit van 30 november 2006Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 30/11/2006 pub. 01/12/2006 numac 2006000958 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Koninklijk besluit tot vaststelling van de cassatie-procedure bij de Raad van State sluiten tot vaststelling van de cassatie-procedure bij de Raad van State, wordt het artikel 28, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 30 januari 2014Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/08/1990 pub. 21/12/2007 numac 2007001031 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de ziekenfondsen en de landsbonden van ziekenfondsen. - Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen van het eerste semester 2007 type wet prom. 06/08/1990 pub. 17/03/2009 numac 2009000060 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de ziekenfondsen en de landsbonden van ziekenfondsen. - Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen sluiten1, aangevuld met een punt 5°, luidende : "5° de rechtsplegingvergoeding bedoeld in artikel 30/1 van de gecoördineerde wetten.".

Art. 7.In artikel 32 van hetzelfde besluit, worden de vermeldingen "De artikelen 72 tot 77" vervangen door de vermeldingen "De artikelen 67, 72 tot 77, en 84/1". HOOFDSTUK V. - Wijzigingen aan het koninklijk besluit van 12 oktober 2010Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 12/10/2010 pub. 10/11/2010 numac 2010022440 bron federale overheidsdienst sociale zekerheid Koninklijk besluit tot uitvoering van artikel 68, tweede lid, van de wet van 6 augustus 1990 betreffende de ziekenfondsen en de landsbonden van ziekenfondsen sluiten tot uitvoering van artikel 68, tweede lid, van de wet van 6 augustus 1990Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/08/1990 pub. 21/12/2007 numac 2007001031 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de ziekenfondsen en de landsbonden van ziekenfondsen. - Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen van het eerste semester 2007 type wet prom. 06/08/1990 pub. 17/03/2009 numac 2009000060 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de ziekenfondsen en de landsbonden van ziekenfondsen. - Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen sluiten betreffende de ziekenfondsen en de landsbonden van ziekenfondsen

Art. 8.In artikel 3, § 7, van het koninklijk besluit van 12 oktober 2010Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 12/10/2010 pub. 10/11/2010 numac 2010022440 bron federale overheidsdienst sociale zekerheid Koninklijk besluit tot uitvoering van artikel 68, tweede lid, van de wet van 6 augustus 1990 betreffende de ziekenfondsen en de landsbonden van ziekenfondsen sluiten tot uitvoering van artikel 68, tweede lid, van de wet van 6 augustus 1990Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/08/1990 pub. 21/12/2007 numac 2007001031 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de ziekenfondsen en de landsbonden van ziekenfondsen. - Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen van het eerste semester 2007 type wet prom. 06/08/1990 pub. 17/03/2009 numac 2009000060 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de ziekenfondsen en de landsbonden van ziekenfondsen. - Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen sluiten betreffende de ziekenfondsen en de landsbonden van ziekenfondsen, wordt de vermelding ", 84/1" ingevoegd na de vermelding "84". HOOFDSTUK VI. - Slotbepalingen

Art. 9.Dit besluit treedt in werking de dag waarop ze in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt. Het is van toepassing op iedere vordering tot schorsing of tot voorlopige maatregelen ingediend bij uiterst dringende noodzakelijkheid, te rekenen van die datum, en die geen bijkomende vordering vormt bij een vóór die datum ingediend beroep tot nietigverklaring, alsook op elke aanvraag, moeilijkheid en elk beroep, bedoeld in de artikelen 11, 12, 13, 14 en 16, 1° tot 8°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, ingediend te rekenen van die datum, en op de gelijktijdig dan wel later ingediende bijkomende vorderingen.

Art. 10.Onze Minister van Binnenlandse Zaken is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 28 maart 2014.

FILIP Van Koningswege : De Minister van Binnenlandse Zaken, Mevr. J. MILQUET

^