gepubliceerd op 15 maart 2013
Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 Bij vonnis van 18 oktober 2011 in zake Nathalie Brulant en anderen, in aanwezigheid van de procureur des Konings, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ing « Schenden de bepalingen van artikel 162bis, tweede lid, van het Wetboek van strafvordering (ingevo(...)
GRONDWETTELIJK HOF
Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere
wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten
type
wet
prom.
06/01/1989
pub.
18/02/2008
numac
2008000108
bron
federale overheidsdienst binnenlandse zaken
Bijzondere wet op het Arbitragehof
sluiten Bij vonnis van 18 oktober 2011 in zake Nathalie Brulant en anderen, in aanwezigheid van de procureur des Konings, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 13 februari 2013, heeft de Correctionele Rechtbank te Charleroi de volgende prejudiciële vraag gesteld : « Schenden de bepalingen van artikel 162bis, tweede lid, van het Wetboek van strafvordering (ingevoegd bij de wet van 21 april 2007, in werking getreden op 1 januari 2008) het gelijkheidsbeginsel zoals het in de artikelen 10 en 11 van de Grondwet is vervat, in zoverre wordt bepaald dat de burgerlijke partij die rechtstreeks heeft gedagvaard en die in het ongelijk wordt gesteld, zal worden veroordeeld tot het betalen van de in artikel 1022 van het Gerechtelijk Wetboek bedoelde vergoeding aan de beklaagde, terwijl de burgerlijke partijen die niet rechtstreeks hebben gedagvaard maar die een samenvoeging genieten van de zaken die aanhangig zijn gemaakt door het openbaar ministerie en door de verzoekende partijen middels een rechtstreekse dagvaarding om hun burgerlijkepartijstelling tot de rechtstreeks gedagvaarde en tot de burgerrechtelijk aansprakelijke uit te breiden, niet zullen worden veroordeeld tot het betalen van een rechtsplegingsvergoeding aan de vrijgesproken rechtstreeks gedagvaarde en aan de burgerrechtelijk aansprakelijke, hetgeen niet het geval zou zijn indien die burgerlijke partijen rechtstreeks hadden gedagvaard ? ».
Die zaak is ingeschreven onder nummer 5571 van de rol van het Hof.
De griffier, P.-Y. Dutilleux