gepubliceerd op 03 juli 2009
Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 Bij vonnissen van 28 april, 5 en 12 mei 2009 in zake respectievelijk Jeanine Hubrechtsen en Dany Fraeyman tegen de nv « Axa Belgium », Machteld Lowagie tegen de nv « 1. « Schendt art. 162bis Sv, zoals ingevoegd door de wet van 21 april 2007, het gelijkheidsbeginsel(...)
GRONDWETTELIJK HOF
Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 Bij vonnissen van 28 april, 5 en 12 mei 2009 in zake respectievelijk Jeanine Hubrechtsen en Dany Fraeyman tegen de nv « Axa Belgium », Machteld Lowagie tegen de nv « Dexia Verzekeringen », en Luc Flipts en Mia Leenknegt tegen de nv « Fortis Insurance Belgium », waarvan de expedities ter griffie van het Hof zijn ingekomen op 5, 11 en 18 mei 2009, heeft de Politierechtbank te Brugge de volgende prejudiciële vragen gesteld : 1. « Schendt art.162bis Sv, zoals ingevoegd door de wet van 21 april 2007, het gelijkheidsbeginsel, zoals vastgelegd in art. 10 en 11 van de Grondwet, doordat het voorziet dat in een vonnis uitgesproken door een strafrechtbank enkel de beklaagde en de personen die voor het misdrijf burgerrechtelijk aansprakelijk zijn veroordeeld worden tot het betalen aan de burgerlijke partij van de rechtsplegingsvergoeding en dus niét de vrijwillig of gedwongen tussenkomende partij (verzekeringsmaatschappij), terwijl deze laatste in een vonnis uitgesproken door een burgerlijke rechtbank wel moet (minstens kan) veroordeeld worden tot het betalen van de rechtsplegingsvergoeding zodra ze wordt aangemerkt als ' in het ongelijk gestelde partij ', en dit alles in de hypothese dat de strafrechtbank enkel de (vrijwillig of gedwongen tussengekomen) verzekeraar van de beklaagde heeft veroordeeld tot het betalen van een schadevergoeding ? »; 2. « Schendt art.162bis Sv, zoals ingevoegd door de wet van 21 april 2007, samen gelezen met art. 89, § 5, van de wet van 25 juni 1992 op de Landverzekeringsovereenkomsten, het gelijkheidsbeginsel, zoals vastgelegd in art. 10 en 11 van de Grondwet, doordat zij samen gelezen, zoals gedaan door het Grondwettelijk Hof in zijn arrest van 23 april 2009, voorzien dat in een vonnis uitgesproken door een strafrechtbank de beklaagde en de personen die voor het misdrijf burgerrechtelijk aansprakelijk zijn in solidum met de vrijwillig of gedwongen tussenkomende partij (verzekeringsmaatschappij) veroordeeld worden tot het betalen aan de burgerlijke partij van de rechtsplegingsvergoeding, terwijl de vrijwillig of gedwongen tussenkomende partij, mede in het licht van het arrest van het Hof van Cassatie d.d. 2 december 2008, daartoe niét kan veroordeeld worden in een vonnis uitgesproken door een strafrechtbank en enkel gericht tegen deze vrijwillig of gedwongen tussenkomende partij ? ».
Die zaken, ingeschreven onder de nummers 4695, 4701 en 4709 van de rol van het Hof, werden samengevoegd.
De griffier, P.-Y. Dutilleux.