gepubliceerd op 23 september 2004
Decreet betreffende Boek II van het Milieuwetboek, dat het Waterwetboek inhoudt
27 MEI 2004. - Decreet betreffende Boek II van het Milieuwetboek, dat het Waterwetboek inhoudt (1)
De Waalse Gewestraad heeft aangenomen en Wij, Regering, bekrachtigen hetgeen volgt :
Artikel 1.De hiernavolgende bepalingen vormen het decreetgevende gedeelte van Boek II van het Milieuwetboek : "Boek II. - WATER Deel I. - Algemeen Titel I. - Beginselen
Artikel 1.§ 1. Het water maakt deel uit van het gemeenschappelijk erfgoed van het Waalse Gewest. De kringloop van het water wordt op globale en geïntegreerde wijze beheerd met de blijvende bekommernis om in het kader van een duurzame ontwikkeling tegelijk de kwaliteit en het voortbestaan van die rijkdom te waarborgen. § 2. Het waterbeleid in het Waalse Gewest heeft als doelstellingen : 1° aquatische ecosystemen en, wat de waterbehoeften ervan betreft, terrestrische ecosystemen en waterrijke gebieden die rechtstreeks afhankelijk zijn van aquatische ecosystemen, voor verdere achteruitgang behoeden, en beschermen en verbeteren;2° duurzaam gebruik van water bevorderen, op basis van de bescherming van de beschikbare waterbronnen op lange termijn;3° verhoogde bescherming en verbetering van het aquatische milieu beogen, onder andere door specifieke maatregelen voor de progressieve vermindering van lozingen, emissies en verliezen van prioritaire stoffen en voor het stopzetten of geleidelijk beëindigen van lozingen, emissies of verliezen van prioritaire gevaarlijke stoffen;4° zorgen voor de progressieve vermindering van de verontreiniging van grondwater en oppervlaktewater en verdere verontreiniging hiervan voorkomen;5° bijdragen aan de afzwakking van de gevolgen van overstromingen en perioden van droogte;6° de menselijke gezondheid beschermen tegen de schadelijke gevolgen van de aantasting van het voor menselijke consumptie bestemde water door de gezondheid en de schoonheid ervan te waarborgen in overeenstemming met Richtlijn 98/83/EG van de Raad van 3 november 1998 betreffende de kwaliteit van voor menselijke consumptie bestemd water. Op die manier draagt de kaderrichtlijn Water bij tot : 1° de beschikbaarheid van voldoende oppervlaktewater en grondwater van goede kwaliteit voor een duurzaam, evenwichtig en billijk gebruik van water;2° de gevoelige vermindering van de verontreiniging van grond- en oppervlaktewater;3° de bescherming van territoriale en mariene wateren;4° het bereiken van de doelstellingen van de toepasselijke internationale overeenkomsten, met inbegrip van die welke tot doel hebben de verontreiniging van het mariene milieu te voorkomen en te elimineren en het stopzetten of geleidelijk beëindigen van lozingen, emissies of verliezen van prioritaire gevaarlijke stoffen die een onaanvaardbaar gevaar voor of via het aquatisch milieu inhouden met als ultieme doelstelling het bereiken, in het mariene milieu, van concentraties die dicht bij de basisniveaus liggen voor de natuurlijk aanwezige stoffen en die dicht bij nul liggen voor de door de mens voortgebrachte stoffen;5° de valorisering van het water als economische hulpbron en de verdeling van die hulpbron om bij alle verschillende gebruiken, activiteiten of werken aan de vereisten inzake gezondheid, volksgezondheid, veiligheid van de burgers en bevoorrading van de bevolking met drinkwater, de instandhouding en het vrije verloop van water en de bescherming tegen de overstromingen, de landbouw, de visvangst, de nijverheid, de energieproductie, het vervoer, het toerisme en de watersport, evenals alle andere toegelaten menselijke activiteiten te voldoen of ze te verzoenen. § 3. Iedere persoon heeft het recht om over drinkwater van voldoende kwaliteit en in voldoende hoeveelheid te beschikken voor zijn voeding, zijn huishoudelijke behoeften en zijn gezondheid. De voor de uitoefening van dat recht verrichte waterwinningen en lozingen van afvalwater mogen de natuurlijke functies en het voortbestaan van de rijkdom niet in gevaar brengen.
Titel II. - Begripsomschrijvingen
Art. 2.Voor de toepassing van dit boek wordt verstaan onder : 1° "agglomeratie" : gebied waarin de bevolking en/of de economische activiteiten voldoende geconcentreerd zijn om het opvangen van stedelijk afvalwater en de afvoer ervan naar een waterzuiveringsstation of een uiteindelijke lozingsplaats mogelijk te maken;2° "gecombineerde benadering" : benadering waarbij de verontreiniging aan de bron aangepakt wordt door de vaststelling van emissiegrenswaarden en milieukwaliteitsnormen;3° "watervoerende laag" : één of meerdere ondergrondse rotslagen of andere geologische lagen die voldoende poreus en doorlaatbaar zijn voor een significante grondwaterstroming of de onttrekking van aanzienlijke hoeveelheden grondwater;4° "openbare sanering" : het geheel der verrichtingen inzake de opvang van afvalwater, openbare waterzuivering en afwateringswerken als bedoeld in artikel 217, tweede lid, met inbegrip van het afvoeren van overstromingswater naar mijnverzakkingsgebieden in zoverre dit onontbeerlijk is voor het behalen van resultaten inzake de openbare sanering;5° "stroomgebiedsoverheid" : de bestuurlijke overheid die bevoegd is voor het beheer van alle Waalse stroomgebieden;6° "stroomgebied" : elk gebied vanwaar al het over een oppervlak lopend water via een reeks rivieren, stromen en, eventueel, meren naar zee stroomt, waarin het door één enkele monding, trechtermonding of delta terechtkomt;7° "Waals stroomgebied" : het deel van elk internationaal stroomgebiedsdistrict dat op het grondgebied van het Waalse Gewest gelegen is;8° "boot" : vaartuig dat zich al dan niet met behulp van een motor op het wateroppervlak drijvende kan houden;9° "last van de dienst" : het geheel der verplichtingen die opgelegd worden aan de persoon die, naar gelang het geval, de hoedanigheid van abonnee of gebruiker heeft;10° "verzamelleidingen" : leidingen die de rioleringen verbinden met de plaatsen die voorzien zijn of vermoedelijk voorzien zijn voor de zuivering van afvalwater;11° "comité voor watercontrole" : comité ingesteld bij artikel 4;12° "wateradviescommissie" : commissie ingesteld bij artikel 3;13° "internationale commissie ter bescherming van de Maas" : de internationale commissie ingesteld bij het internationale Maas-akkoord;14° "internationale commissie ter bescherming van de Schelde" : de internationale commissie ingesteld bij het internationale Schelde-akkoord;15° "meter" : meetinstrument en toebehoren voor de bepaling van de over een bepaalde periode verbruikte waterhoeveelheid;16° "dienstencontract voor sanering" : overeenkomst gesloten tussen een producent van tot drinkwater verwerkbaar water en de "Société publique de gestion de l'eau" (Openbare maatschappij voor waterbeheer) waarbij de waterproducent de dienst van de "Société" huurt om volgens een bepaalde planning de openbare sanering te verrichten van een waterhoeveelheid die overeenstemt met de geproduceerde waterhoeveelheid om via het openbare leidingennet in het Waalse Gewest te worden verdeeld;17° " dienstencontract inzake waterzuivering en -opvang" : overeenkomst gesloten tussen de "Société publique de Gestion de l'Eau" en de erkende waterzuiveringsmaatschappijen waarbij laatstgenoemden tegen vergoeding in naam en opdracht van eerstgenoemde overheidstaken, onderzoeken, de bouw van zuiveringssystemen en de zuivering van bepaalde hoeveelheden afvalwater uitvoeren;18° " dienstencontract voor de bescherming van tot drinkwater verwerkbaar water" : overeenkomst gesloten tussen een producent van tot drinkwater verwerkbaar water die dat water voor verdeling over de openbare leidingen bestemt en de "Société publique de Gestion de l'Eau" waarbij laatstgenoemde tegen vergoeding de bescherming van tot drinkwater verwerkbaar water zoals bepaald in de programma's bedoeld in artikel 318, § 2, laat uitvoeren;19° "controles van de emissies" : controles die een specifieke emissiegrens vereisen, bijvoorbeeld een emissiegrenswaarde, of waarbij op een andere wijze grenzen of voorwaarden worden opgelegd aan de gevolgen, de aard of aan andere kenmerken van een emissie of van functioneringsvoorwaarden die de emissies beïnvloeden;20° "niet-bevaarbare waterlopen" : de rivieren en beken die de regering niet bij de klasse van bevaarbare waterlopen heeft ondergebracht, stroomafwaarts van het punt waarop hun waterbekken minstens honderd hectare bedraagt.Dat punt wordt oorsprong van de waterloop genoemd; 21° "milieukosten" : kostprijs van de schade van het watergebruik voor het leefmilieu, de ecosystemen en de gebruikers van het leefmilieu;22° "kosten voor de hulpbron" : kostprijs van de uitputting van de bodemrijkdom die het teloorgaan van bepaalde mogelijkheden voor andere gebruikers teweegbrengt als gevolg van het inkrimpen van de bodemrijkdommen tot onder het natuurlijke hernieuwings- of recuperatiecijfer;23° "reële kostprijs voor de sanering" : kostprijs, berekend per kubieke meter, die de gezamenlijke kostprijs voor de openbare sanering van het huishoudelijk afvalwater inhoudt;24° "reële kostprijs voor de verdeling" : kostprijs, berekend per kubieke meter, die de gezamenlijke kostprijs voor de waterproductie en de waterverdeling inhoudt, met inbegrip van de kostprijs voor de bescherming van het met het oog op de openbare verdeling ontnomen water;25° "datum van de kennisgeving" : de eerste dag na de afgifte aan de post van het stuk waarvan kennis gegeven wordt;26° "lozing van afvalwater" : het afvalwater dat via leidingen of via elk ander middel, met uitzondering van het natuurlijke afvloeien van hemelwater, in grondwater of oppervlaktewater binnendringt;27° "directe lozing in het grondwater" : lozing van verontreinigende stoffen in grondwater zonder dat het via de bodem of de ondergrond doorsijpelt;28° "verdeler" : uitbater van de dienstverlening "openbare waterverdeling";29° "internationaal stroomgebiedsdistrict" : een land- en zeegebied bestaande uit één of meerdere aan elkaar grenzende stroomgebieden van meerdere lid-Staten van de Europese Gemeenschap, met de bijkomende grond- en kustwateren, dat als voornaamste eenheid voor het stroomgebiedsbeheer wordt omschreven;30° "kustwateren" : de oppervlaktewateren, gelegen aan de landzijde van een lijn waarvan elk punt zich op een afstand bevindt van één zeemijl zeewaarts van het dichtstbijzijnde punt van de basislijn vanwaar de breedte van de territoriale wateren wordt gemeten, zo nodig uitgebreid tot de buitengrens van een overgangswater;31° "binnenwateren" : het stilstaand of stromende water op het landoppervlak en het grondwater aan de landzijde van de basislijn vanwaar de breedte van de territoriale wateren wordt gemeten;32° "koelwater" : het water dat in de nijverheid gebruikt wordt voor de afkoeling in open kringloop en dat niet in aanraking is gekomen met de af te koelen stoffen;33° "voor menselijke consumptie bestemd water" : water, dat onbehandeld of na behandeling bestemd is om gedronken te worden, te koken, levensmiddelen te bereiden of voor andere huishoudelijke doeleinden, ongeacht de herkomst ervan, en ongeacht of het verdeeld wordt via een distributiekanaal via leidingen of vanaf een privé-aansluitpunt, een watertankwagen of -boot, evenals het water dat verstrekt wordt aan de voedingsmiddelenbedrijven via een distributienet voor het in die ondernemingen bewerkt of behandeld wordt;34° "oppervlaktewater" : binnenwateren, met uitzondering van grondwater, overgangswater en kustwateren, behalve voor zover het de scheikundige toestand betreft, ook de territoriale wateren;35° "gewoon oppervlaktewater" : het water van de bevaarbare waterwegen, het water van de niet-bevaarbare waterlopen, met inbegrip van hun ondergrondse loop, de beken en rivieren, zelfs met intermitterend stromend water stroomopwaarts van het punt waar ze ondergebracht zijn bij de niet-bevaarbare waterlopen, het water van meren, vijvers en ander stromend en stilstaand water, met uitzondering van het water van de kunstmatige afvoerwegen;36° "overgangswater" : een oppervlaktewaterlichaam in de nabijheid van een riviermonding, dat gedeeltelijk zout is in de nabijheid van kustwateren maar dat in belangrijke mate beïnvloed is door zoetwaterstromen;37° "tot drinkwater verwerkbaar water" : alle grond- of oppervlaktewater dat op natuurlijke wijze of na een aangepaste fysisch-chemische of microbiologische behandeling bestemd is om verdeeld te worden en zonder gevaar voor de gezondheid gedronken kan worden;38° "grondwater" : al het water dat zich onder het bodemoppervlak bevindt in de verzadigde bodem en rechtstreeks in voeling staat met de bodem of ondergrond;39° "afvalwater" : - het kunstmatig verontreinigd water of het water waarvan gebruik is gemaakt, met inbegrip van het koelwater; - het kunstmatig van regen afkomstige afvloeiend hemelwater; - het met het oog op lozing gezuiverde water; 40° "afvalwater uit de landbouw" : het afvalwater dat afkomstig is van bedrijven waar dieren gehouden of gefokt worden en die daardoor een globale afvoer van vervuilende stoffen tot stand brengen die lager is dan een door de regering vastgesteld cijfer en die noch permanente dierentuinen of -parken zijn.Voor de toepassing van de artikelen 275 tot en met 316 wordt dat water gelijkgesteld met huishoudelijk afvalwater, behoudens door de regering toegestane afwijking; 41° "huishoudelijk afvalwater" : a) het water dat enkel bevat : - water afkomstig van sanitaire installaties; - water afkomstig uit keukens; - water afkomstig van de schoonmaak van gebouwen zoals woningen kantoren, ruimtes voor klein- of groothandel, schouwburgen, kazernes, campings, gevangenissen, onderwijsinrichtingen met of zonder internaat, hospitalen, klinieken en andere inrichtingen waar niet-besmettelijke zieken ondergebracht zijn en verzorgd worden, zwembaden, hotels, restaurants, drankslijterijen, kapsalons; - water afkomstig van de thuis verrichte huishoudelijke was; - water afkomstig van de reiniging van niet van motoren voorziene rijtuigen (fietsen, tandems, driewielers enz) en van rijwielen met hulpmotoren (cyclinderinhoud die de 50 cm3 niet te boven gaat); - water afkomstig van de reiniging van minder dan tien voertuigen en hun aanhangwagens per dag (zoals voertuigen, bestelwagens en vrachtwagens, autobussen en autocars, tractoren, motorfietsen), met uitzondering van spoorvoertuigen; - evenals, in voorkomend geval, regenwater; b) afvalwater afkomstig van wasinrichtingen waarvan de wasmachines uitsluitend door de klanten worden gebruikt;c) afvalwater afkomstig van fabrieken, werkplaatsen, opslagplaatsen en laboratoria die minder dan zeven personen tewerkstellen, behalve indien de overheid die bevoegd is voor de toekenning van de milieuvergunning of de milieuverklaring ontvangt, oordeelt dat het afvalwater schadelijk is voor de riolering en/of voor de normale werking van een waterzuiveringsstation of het milieu dat het afvalwater ontvangt en dat niet als bij de klasse van het huishoudelijk afvalwater mag worden ondergebracht;42° "industrieel afvalwater" : ander afvalwater dan huishoudelijk afvalwater en afvalwater uit landbouw;43° "openbare riolering" : openbare waterafvoerwegen, bestaande uit ondergrondse leidingen bestemd voor de opvang van afvalwater;44° "zuivering" : primaire, secundaire of gepaste afvalwaterbehandeling, voor lozing ervan in een stroomgebied, met het oog op de inachtneming van de normen en voorschriften met betrekking tot het stedelijk afvalwater en met het oog op het bekomen, in het ontvangende milieu, van water dat beantwoordt aan de dwingende waarden of aan de richtwaarden, overeenkomstig de bepalingen betreffende het ontvangende water;45° "oppervlaktewatertoestand" : de algemene aanduiding van de toestand van een oppervlaktewaterlichaam, bepaald door de ecologische en de scheikundige toestand ervan, en wel door de slechtste van beide toestanden;46° "grondwatertoestand" : de algemene aanduiding van de toestand van een grondwaterlichaam, bepaald door de ecologische en de scheikundige toestand ervan, en wel door de slechtste van beide toestanden;47° "scheikundige toestand van oppervlaktewater" : de aanduiding van de concentratie aan verontreinigende stoffen in het water, het sediment of de levende wezens;48° "scheikundige toestand van grondwater" : de aanduiding van de geleidbaarheid en van de concentraties aan verontreinigende stoffen in een grondwaterlichaam;49° "ecologische toestand" : de aanduiding van de kwaliteit van de structuur en van het functioneren van de aquatische ecosystemen die met het oppervlaktewater geassocieerd zijn;50° "kwantitatieve toestand" : de aanduiding van de mate waarin een grondwaterlichaam door directe of indirecte wateronttrekking beïnvloed wordt;51° "ambtenaar belast met de invordering" : de ambtenaar die in het ambt van de "ontvanger der belastingen en retributies" is geïnstalleerd bij het secretariaat-generaal van het ministerie van het Waalse Gewest, Afdeling Thesaurie;52° "sociaal waterfonds" : het financiële mechanisme omschreven in de artikelen 237 tot en met 251 waaraan de verdelers, de openbare centra voor maatschappelijk welzijn en de "Société publique de Gestion de l'Eau" een bijdrage leveren;53° leveranciers : a) de uitbater van een openbaar net voor de waterdistributie via waterleidingen;b) de uitbater van een privé-wateraansluitpunt waardoor de verbruikers via waterleidingen bevoorraad kunnen worden zonder dat een openbaar waterleidingennet ingeschakeld wordt;c) de operator die water verstrekt met een watertankwagen of -boot;54° "slijk" : de stof voortgebracht bij het schoonmaken van een septische put;55° "woning" : individuele woning in de zin van artikel 1, 4°, van de Waalse Huisvestingscode;56° "meer" : een massa stilstaand landoppervlaktewater;57° "kunstmatig waterlichaam" : oppervlaktewaterlichaam dat tot stand komt door de menselijke bedrijvigheid;58° "oppervlaktewaterlichaam" : een onderscheiden oppervlaktewater van aanzienlijke omvang, zoals een meer, een reservoir, een rivier, een stroom of een kanaal, een deel van een rivier, een stroom of een kanaal, overgangswater of een strook kustwater;59° "sterk veranderd waterlichaam" : oppervlaktewaterlichaam dat door fysische kwaliteitswijzigingen ingevolge de menselijke bedrijvigheid wezenlijk is veranderd van aard, zoals aangewezen door de stroomgebiedsoverheid;60° "grondwaterlichaam" : een afzonderlijke grondwatermassa binnen één of meerdere watervoerende lagen;61° "algemene beschermingsmaatregelen" : maatregelen ter bescherming van het grondwater en het tot drinkwater verwerkbaar water, geldend voor het gehele grondgebied van het Waalse Gewest;62° "milieukwaliteitsnorm" : de concentratie van een bepaalde verontreinigende stof of groep van verontreinigende stoffen in water, sediment of biota die om de menselijke gezondheid en het leefmilieu te beschermen, niet overschreden mag worden;63° "kennisgeving" : het versturen van een procedureakte als origineel of als afschrift, bij ter post aangetekend schrijven;64° "leefmilieudoelstellingen" : doelstellingen vervat in artikel 22;65° "waterwinningswerken" : alle putten, waterwinningen, draineringen en, in het algemeen, alle werken en installaties die als doel of gevolg het winnen van water hebben, met inbegrip van de waterwinningspunten bij het ontspringen van bronnen;66° "verontreinigende stof" : elke stof die tot verontreiniging kan leiden;67° "verontreinging" : de directe of indirecte inbreng door menselijke activiteiten van stoffen of warmte in lucht, water of bodem die de gezondheid van de mens of de kwaliteit van aquatische ecosystemen of van rechtstreeks van aquatische ecosystemen afhankelijke terrestrische ecosystemen kunnen aantasten, schade berokkenen aan materiële goederen dan wel de belevingswaarde van het milieu of ander rechtmatig milieugebruik aantasten of daaraan in de weg staan;68° "ecologisch potentieel" : de toestand van een sterk veranderde of kunstmatig waterlichaam dat overeenkomstig de krachtens artikel 22, § 7, door de regering getroffen bepalingen bij een klasse is ondergebracht;69° "waterwinning" : waterwinningsverrichting, met inbegrip van het uitputten van toevallige toevloeiingen;70° "aansluiting" : geheel der waterleidingen en instrumenten voor de waterbevoorrading van een pand, vanaf de waterwinning op de moederleiding van de verdeler tot en met de meter;71° "belastingplichtige" : elke persoon die waterhoeveelheden afneemt die krachtens artikel 252 onderhevig zijn aan een retributie of een bijdrage;72° "rivier" : binnenwaterlichaam dat voor het merendeel op het bodemoppervlak stroomt, maar dat eveneens op een deel van zijn traject ondergronds kan stromen;73° "dienstverlening" : geheel der technische en bestuurlijke handelingen met het oog op het waarborgen van de openbare waterverdeling;74° "waterdiensten" : alle diensten die ten behoeve van de huishoudens, openbare instellingen of andere economische actoren voorzien in : a) onttrekking, opstuwing, opslag, behandeling en distributie van oppervlakte- of grondwater;b) installaties voor de verzameling en behandeling van afvalwater, die daarna in oppervlaktewater lozen;75° "betekening" : de afgifte bij gerechtsdeurwaardersexploot van een afschrift van de akte; 76° "S.P.G.E." : de "Société publique de Gestion de l'Eau" (Openbare Maatschappij voor Waterbeheer); 77° "deelstroomgebied" : het gebied vanwaar al het over het oppervlak lopende water een reeks stromen, rivieren en eventueel meren volgt, tot een bepaald punt in een waterloop (gewoonlijk een meer of een samenvloeiing van rivieren);78° "Waals deelstroomgebied" : het deel van een Waals stroomgebied zoals bedoeld in artikel 7;79° "gevaarlijke stoffen" : de stoffen of groepen van stoffen die giftig, persistent en bioaccumuleerbaar zijn, en andere stoffen of groepen van stoffen die aanleiding geven tot evenveel bezorgdheid;80° "prioritaire gevaarlijke stoffen" : stoffen aangewezen door de regering;81° "prioritaire stoffen" : stoffen aangewezen door de regering;82° "gebruiker" : elke persoon die de dienstverlening openbare waterverdeling geniet als bewoner van een aangesloten pand;83° "watergebruik" : de waterdiensten, evenals elke andere activiteit geïdentificeerd volgens de bewoordingen van de omschrijving vereist krachtens artikel 17, met significante gevolgen op de toestand van het water;84° "richtwaarden" : parametrische waarden waaraan het oppervlaktewater in een bepaald gebied conform dient te zijn binnen een niet nader bepaalde termijn;85° "dwingende waarden" : parametrische waarden waaraan het oppervlaktewater in een bepaald gebied conform dient te zijn ofwel onmiddellijk ofwel binnen een nader bepaalde termijn;86° "emissiegrenswaarden" : de in bepaalde specifieke parameters uitgedrukte massa, de concentratie en/of het niveau van een emissie die tijdens één of meerdere vastgestelde periodes niet overschreden mag worden.De emissiegrenswaarden kunnen eveneens voor bepaalde groepen, families of categorieën van stoffen vastgesteld worden; 87° "parametrische waarden" : metingen van verschillende kenmerken van een parameter;88° "kunstmatige afvloeiingswegen" : riolen, grachten of waterleidingen die bestemd zijn voor het afvloeien van regenwater of gezuiverd afvalwater;89° "waterwegen" : eigenlijke waterwegen, bestaande uit een door de regering bij de bevaarbare waterwegen ondergebrachte waterloop of een kanaal, de bijhorigheden ervan, bestaande uit de gronden, de kunstwerken en de constructies die bestemd zijn om er in het onderhoud, het gebruik of de uitbating van te voorzien, evenals die welke bijdragen aan het waterstelsel of die voor het voorbijvaren van de boten dienen.De waterwegen houden eveneens de stuwdammen en bijhorigheden in; 90° "gebied" : in de zin van artikel 218, deel van het grondgebied dat geen agglomeratie uitmaakt, maar in een deelstroomgebied gelegen is en voldoende homogeen is om er een saneringsregeling door te voeren;91° "gebied van tot drinkwater verwerkbaar water" : gebied voor de bescherming van tot drinkwater verwerkbaar water vastgesteld krachtens artikel 156;92° "verdelingsgebied" : geografisch gebied waarin het voor menselijke consumptie bestemde water afkomstig is van één of meerdere bronnen en waarin de kwaliteit als éénvormig wordt beschouwd;93° "waterwinningsgebied" : geografisch gebied waarin de werken voor waterwinning aan de oppervlakte geïnstalleerd zijn;94° "preventiegebied" : geografisch gebied waarin elke verontreinigende stof de waterwinning kan binnendringen zonder dat die stof op voldoende wijze afgebroken of opgelost kan worden zonder dat hij doeltreffend gerecupereerd kan worden;95° "bewakingsgebied" : geografisch gebied dat het bevoorradingsbekken al dan niet gedeeltelijk omvat en het hydrogeologisch bekken, of deel ervan, dat een bestaand of eventueel waterwinningsgebied zou kunnen bevoorraden. Titel III. - Adviesinstanties HOOFDSTUK I. - Wateradviescommissie
Art. 3.§ 1. Er wordt een wateradviescommissie opgericht waarvan de Regering de samenstelling en de werking vaststelt alsmede het bedrag van de eventuele vergoedingen en aanwezigheidsgeld.
De commissie brengt advies uit over alle decreetontwerpen betreffende het waterbeleid en reglementaire besluitontwerpen die ter uitvoering van de bepalingen van dit boek alsook in de andere gevallen bedoeld in dit boek, worden genomen. Ze kan, op eigen initiatief, adviezen verlenen aan de Regering over het waterbeleid en bijdragen tot de samenhang van de aanpak in het Waalse Gewest wat het geïntegreerd en globaal waterbeheer betreft. § 2. De commissie omvat leden, benoemd uit de door de organisaties voorgedragen gegadigden die representatief zijn voor : - de industrie, de handel en de middenstand; - de landbouwers en de veehouders; - de werknemers; - de vissers; - de verbruikers; - de riviercontracten; - de steden en gemeenten; - de operatoren van de antropogene watercyclus; alsmede leden, benoemd uit de door de federaties voor de zwemsport en de vrijetijdsbesteding in de sector van de watersport en door de verenigingen voor de bescherming van het leefmilieu voorgestelde gegadigden.
De voorzitter en de twee ondervoorzitters van de commissie kunnen buiten de in het eerste en het tweede lid vermelde personen om worden aangewezen. § 3. De Regering stelt de termijn vast waarbinnen de adviezen van de commissie moeten worden gegeven bij ontstentenis waarvan het advies geacht wordt gunstig te zijn. HOOFDSTUK II. - Comité voor watercontrole
Art. 4.§ 1. Er wordt een Comité voor watercontrole ingesteld, dat via zijn adviezen ervoor moet zorgen dat de prijs van het water gebaseerd wordt op het algemeen belang en het waterbeleid gevoerd in het Waalse Gewest en het in rekening nemen van de reële kostprijs. Dit Comité zorgt voor de toepassing door de operatoren van de antropogene watercyclus van de bepalingen bedoeld in de artikelen 194 tot 209, 228 tot 233, 417 tot 419, 443 en 444, en van de reglementaire bepalingen die krachtens deze genomen worden. § 2. Het Controlecomité bestaat uit veertien gewone en veertien plaatsvervangende leden benoemd door de Regering, waaronder : 1° vier vertegenwoordigers van de gemeenten gekozen uit een dubbeltal dat voorgedragen wordt door de "Union des villes et communes de Wallonie";2° twee vertegenwoordigers van het Gewest;3° twee vertegenwoordigers van de verbruikers gekozen uit een dubbeltal dat voorgedragen wordt door de centrale Raad voor de consumptie; 4° zes vertegenwoordigers gekozen uit een dubbeltal dat voorgedragen wordt door de "C.E.R.S.W." (Sociaal-economische Raad van het Waalse Gewest).
Bovendien wonen de volgende personen het Controlecomité bij : 1° twee vertegenwoordigers van de "S.P.G.E." (Openbare Maatschappij voor Waterbeheer); 2° twee vertegenwoordigers van de producenten en twee vertegenwoordigers van de door de in artikel 333, § 2, 4°, van het decreet bedoelde handelsvennootschap aangewezen zuiveringsinstellingen. De hoedanigheid van lid van de Raad van bestuur van de "S.P.G.E." of van lid van het Comité van de deskundigen is onverenigbaar met die van lid van het Comité voor controle op het waterbeheer. § 3. Elke prijswijziging van het water wordt noodzakelijkerwijze voorgelegd voor advies aan het controlecomité vóór elke andere procedure opgelegd door andere wetgevingen.
Het controlecomité beschikt over dertig dagen om een advies in te dienen. Bij verstrijken van deze termijn wordt het advies geacht gunstig te zijn. Het wordt verstuurd ter informatie naar de Algemene Inspectie voor prijs en concurrentie. § 4. De Regering bepaalt de zetel van het Comité, de werkwijze, de duur van de mandaten van zijn leden alsmede het bedrag van de eventueel toegekende vergoedingen en presentiegelden.
De leden van het Comité kunnen elk ogenblik ontslagen worden in geval van onmogelijkheid hun ambt uit te oefenen of wegens grove tekortkoming of wanneer ze de hoedanigheid waarvoor ze zijn benoemd, verliezen. § 5. Het secretariaat van het Comité wordt waargenomen door het personeel van de "Conseil économique et social de la Région wallonne", overeenkomstig artikel 4, § 3, van het decreet van 25 mei 1983 tot wijziging van de kaderwet van 15 juli 1970, houdende organisatie van de planning en economische decentralisatie en tot oprichting van een economische en sociale Raad van het Waalse Gewest.
Titel IV. - Kostenterugwinning voor waterdiensten
Art. 5.Het Waalse Gewest houdt rekening met het beginsel van terugwinning van de kosten van waterdiensten, inclusief milieukosten en kosten van de hulpbronnen.
De lidstaten kunnen daarbij de sociale effecten, de milieueffecten en de economische effecten van de kostenterugwinning voor waterdiensten, inclusief milieukosten en kosten van de hulpbronnen, alsmede de geografische en klimatologische omstandigheden van de betrokken gebieden in acht nemen.
Art. 6.De stroomgebiedsoverheid zorgt er tegen het jaar 2010 voor om aan de wetgever de aangepaste voorstellen te doen zodat : 1° het waterprijsbeleid adequate prikkels bevat voor de gebruikers om de watervoorraden efficiënt te benutten, en daardoor een bijdrage te leveren aan de milieudoelstellingen bedoeld in artikel 22;2° de diverse watergebruikssectoren, ten minste onderverdeeld in huishoudens, bedrijven en landbouw, een redelijke bijdrage leveren aan de terugwinning van kosten van waterdiensten, die gebaseerd is op de economische analyse uitgevoerd volgens artikel 17 en rekening houdt met het beginsel dat de vervuiler betaalt. Deel II. - Geïntegreerd beheer van de natuurlijke watercyclus Titel I. - Districten, stroomgebieden en deelstroomgebieden HOOFDSTUK I. - Samenstelling van de Waalse stroomgebieden en deelstroomgebieden
Art. 7.Er bestaan in het Waalse Gewest vier stroomgebieden en vijftien deelstroomgebieden : 1° het stroomgebied van de Maas dat de deelstroomgebieden bevat van de Maas stroomopwaarts, de Maas stroomafwaarts, de Samber, de Ourthe, de Amblève, de Semois-Chiers, de Vesder en de Lesse;2° het stroomgebied van de Schelde dat de deelstroomgebieden bevat van de Schelde-Leie, de Dender, de Dijle-Gete, de Haine en de Zenne;3° het stroomgebied van de Seine dat het deelstroomgebied bevat van de Oise;4° het stroomgebied van de Rijn dat het deelstroomgebied bevat van de Moezel.
Art. 8.§ 1. Voor elk deel van een internationaal stroomgebiedsdistrict in het Waalse Gewest wordt een Waals stroomgebied opgericht. De delen van de internationale stroomgebiedsdistricten op het grondgebied van het Waalse Gewest bestaan respectievelijk uit het Waalse stroomgebied van de Maas, de Schelde, de Seine en de Rijn. § 2. Elk Waals stroomgebied kan bestaan uit één of meerdere Waalse deelstroomgebieden die overeenkomen met de deelstroomgebieden opgesomd in artikel 7.
Art. 9.Het grondwater dat niet volledig het stroomgebied van de Maas, Schelde, Seine of Rijn volgt, wordt door de Regering bepaald en toegewezen aan het dichtstbijgelegen of het meest geschikte Waalse stroomgebied. HOOFDSTUK II. - Samenstelling van de internationale stroomgebiedsdistricten
Art. 10.Het stroomgebied van de Maas wordt toegewezen aan het internationaal stroomgebiedsdistrict van de Maas.
Het stroomgebied van de Schelde wordt toegewezen aan het internationaal stroomgebiedsdistrict van de Schelde.
Het stroomgebied van de Seine wordt toegewezen aan het internationaal stroomgebiedsdistrict van de Seine.
Het stroomgebied van de Rijn wordt toegewezen aan het internationaal stroomgebiedsdistrict van de Rijn. HOOFDSTUK III. - Bevoegde overheid
Art. 11.§ 1. Voor elk Waals stroomgebied heeft een stroomgebiedsoverheid als opdracht te helpen bij de toepassing van de regels van de artikelen 5, 6, 16 tot 19, 22 tot 24, 26 tot 30, 160 en 168 of van elke relevante wetgeving en de maatregelen voor deze toepassing te coördineren. De stroomgebiedsoverheid kan binnen de perken en de voorwaarden van de artikelen 16 tot 19, 23, 24, 26 tot 28 en 168, haar opdrachten vervullen in elk Waals deelstroomgebied. § 2. Voor elk Waals stroomgebied oefent de Regering de opdrachten uit van de stroomgebiedsoverheid. § 3. De Regering brengt de Europese Commissie op de hoogte van deze toewijzing alsmede van de toewijzing van elke internationale instelling waaraan het Waalse Gewest deelneemt. § 4. De Regering brengt de Europese commissie op de hoogte van elke wijziging van de gegevens verleend overeenkomstig het vorig paragraaf binnen drie maanden na de inwerkingtreding van deze wijziging. § 5. De Regering kan een coördinatieplatform oprichten voor het uitvoeren van de bepalingen van dit boek, ze bepaalt de werkingsmodaliteiten ervan. Dit platform omvat de betrokken administraties, de vertegenwoordigers van de Regering, AQUAWAL, de S.P.G.E. en de wetenschappelijke excellentiecentra. Het brengt regelmatig de wateradviescommissie op de hoogte van de resultaten van zijn werkzaamheden of studies. HOOFDSTUK IV. - Internationale coordinatie
Art. 12.§ 1. Binnen de perken van zijn bevoegdheden onderhandelt en sluit het Waalse Gewest de internationale en interregionale akkoorden af die noodzakelijk zijn voor de oprichting en organisatie van de internationale stroomgebiedsdistricten. § 2. Het bevordert de internationale en interregionale coördinatie die noodzakelijk is voor het vervullen van de verplichtingen opgelegd bij de richtlijn 2000/60/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2000 tot vaststelling van een kader voor communautaire maatregelen betreffende het waterbeleid.
Art. 13.De Regering treft de nuttige reglementen en beslissingen met het oog op het bijeenbrengen van de inlichtingen die noodzakelijk zijn voor het opstellen van de bescheiden die aan de internationale instellingen ter kennis moeten worden gebracht.
Art. 14.De Regering bepaalt de regels voor de samenstelling van de afvaardiging van de Waalse Regering bij de Internationale Scheldecommissie.
Art. 15.De Regering bepaalt de regels voor de samenstelling van de afvaardiging van de Waalse Regering bij de Internationale Maascommissie.
Titel II. - Beschrijvende toestand van het stroomgebied HOOFDSTUK I. - Kenmerken van het Waalse stroomgebied, beschrijving van de gevolgen van de menselijke activiteit op het milieu en economische analyse van het waterverbruik
Art. 16.Om een beschrijvende toestand van de waterhulpbronnen op te maken, bepaalt de stroomgebiedsoverheid de ligging en de grenzen van de oppervlaktewaterlichamen, het grondwater en de grondwaterlichamen die deel uitmaken van de Waalse stroomgebieden.
De stroomgebiedsoverheid kan beginnen met de bepaling van de ligging en de grenzen van de oppervlaktewaterlichamen, het grondwater en de grondwaterlichamen die deel uitmaken van de Waalse deelstroomgebieden.
Deze gegevens worden daarna samengevoegd en, in voorkomend geval, aangepast om de ligging en de grenzen te bepalen van de oppervlaktewaterlichamen, het grondwater en de grondwaterlichamen die deel uitmaken van de Waalse stroomgebieden.
Art. 17.§ 1. In elk Waals stroomgebied maakt de stroomgebiedsoverheid een beschrijvende toestand op. Deze toestand bevat 1° een analyse van de kenmerken van het Waalse stroomgebied;2° een beschrijving van de effecten van menselijke activiteiten op de toestand van het oppervlaktewater en op het grondwater;3° een economische analyse van het watergebruik;4° de saneringsplannen bedoeld in artikel 218;5° het wettelijk en reglementair kader, met inbegrip van een voorstelling van de maatregelen die reeds van toepassing zijn in het Waalse stroomgebied zoals bedoeld in titel VII. § 2. De analyse van de kenmerken van het oppervlaktewater betreft o.a. : 1° de indeling van de oppervlaktewaterlichamen in de categorieën "rivieren" of "meren";2° de bepaling van de sterk gewijzigde of kunstmatige oppervlaktewaterlichamen;3° de verdeling van de waterlichamen in soorten voor elk categorie waterlichaam;4° de bepaling van de referentievoorwaarden die kenmerkend zijn voor elke soort oppervlaktewaterlichamen. § 3. De analyse van de kenmerken van het grondwater betreft o.a. : 1° een initiële karakterisering van alle grondwaterlichamen om hun gebruik te evalueren en de mate waarin zij niet aan de leefmilieudoelstellingen kunnen beantwoorden zoals bedoeld in artikel 22;2° een meer gedetailleerde karakterisering van de grondwaterlichamen die de leefmilieudoelstellingen niet kunnen halen zoals bedoeld in artikel 22 om een meer nauwkeurige evaluatie van de risico-omvang vast te leggen. § 4. De stroomgebiedsoverheid kan beginnen met de opmaak van de beschrijving van elk Waals deelstroomgebied. De gegevens worden daarna samengevoegd en, in voorkomend geval, aangepast om de beschrijving van het Waalse stroomgebied samen te stellen. § 5. De Regering bepaalt de inhoud van de analyse van de kenmerken van het Waalse stroomgebied en de beschrijving van de invloed van de menselijke activiteit op de toestand van het oppervlaktewater en het grondwater, alsmede de procedures en de technische bepalingen noodzakelijk voor hun uitwerking. De Regering bepaalt ook de inhoud van de economische analyse van het watergebruik. § 6. De Regering kan optimaliseringsonderzoeken van het geïntegreerde beheer van de stroomgebieden of deelstroomgebieden uitvoeren. § 7. De beschrijving van de invloed van de menselijke activiteit en de analyses bedoeld in paragraaf 1 moeten om de zes jaar door de stroomgebiedsoverheid herbekeken worden en zo nodig bijgewerkt worden.
Art. 18.In elk Waals stroomgebied zorgt de stroomgebiedsoverheid voor het aanleggen van één of meer registers van elk beschermd gebied in het Waalse deelstroomgebied. De Regering bepaalt de inhoud van het register van beschermde gebieden.
De stroomgebiedsoverheid kan beginnen met het aanleggen van één of meer registers van elk beschermd gebied in elk Waals deelstroomgebied.
Deze gegevens worden vervolgens samengevoegd en, in voorkomend geval, aangepast om het register van elk beschermd gebied van het Waalse stroomgebied te vormen.
De registers van de beschermde gebieden worden uiterlijk één jaar na de inwerkingtreding van dit wetboek opgesteld en worden door de stroomgebiedsoverheid voortdurend gevolgd en bijgewerkt. HOOFDSTUK II. - Programma voor de monitoring en noodmaatregelen
Art. 19.§ 1. De stroomgebiedsoverheid draagt zorg voor de opstelling van één of meer programma's voor de systematische monitoring van de toestand van het oppervlaktewater, grondwater en de beschermde gebieden, teneinde een samenhangend en bijgewerkt totaalbeeld te krijgen van de watertoestand binnen het Waalse stroomgebied. De Regering bepaalt de inhoud, de procedures en de technische bepalingen die nodig zijn voor de oprichting van het monitoringsprogramma. § 2. Voor het oppervlaktewater houden die programma's voor de monitoring in : 1° ecologische en chemische toestand en ecologisch potentieel;2° volume en niveau of snelheid van stroming, voorzover van belang voor ecologische en chemische toestand en het ecologische potentieel. Voor grondwater houden die programma's monitoring van de chemische en de kwantitatieve toestand in.
Als dit water zich bevindt in een beschermd gebied, worden de programma's voor monitoring aangevuld met de bepalingen in de wetgeving krachtens welke het beschermde gebied is ingesteld. § 3. De stroomgebiedsoverheid kan beginnen met het uitwerken van één of meer programma's voor de monitoring van de watertoestand en van de beschermde gebieden in elk Waals deelstroomgebied. Deze gegevens worden samengevoegd en, in voorkomend geval, aangepast voor de uitwerking van één of meer programma's voor de monitoring van de watertoestand en de beschermde gebieden van het Waalse stroomgebied. § 4. De programma's voor monitoring bedoeld in paragraaf 1 zijn uiterlijk op 22 december 2006 operationeel.
Art. 20.De Regering kan ambtenaren en agenten belasten met het houden van toezicht op het water.
De Regering kan tevens, bij besluit of overeenkomst, openbare personen, met inbegrip van de in overeenstemming met artikel 343 erkende zuiveringsinstellingen, met opdrachten voor het houden van toezicht belasten.
De Regering kan, bij overeenkomst, aan privé-personen taken of opdrachten toevertrouwen die noodzakelijk zijn voor de uitoefening van het toezicht op het water. Zij bepaalt, bij besluit, de voorwaarden waaraan deze privé-personen moeten beantwoorden om met deze taken of opdrachten te worden belast.
Art. 21.§ 1. In geval van een ernstige en plotselinge vervuiling van het water of een onmiddellijke bedreiging van een ernstige vervuiling kan de Regering ambtshalve alle noodzakelijke maatregelen treffen om de vervuiling te voorkomen of te verminderen; zij kan tevens de gouverneur van de provincie of de burgemeester belasten met het treffen van de spoedeisende maatregelen die door haar aan hen worden aangeduid.
De Regering stelt de datum vast waarop de spoedeisende maatregelen aflopen; zij kan verschillende data vaststellen voor bepaalde of elk van de maatregelen die zij heeft getroffen of voorgeschreven.
De Regering kan de gouverneur van de provincie of de burgemeester belasten de datum vast te stellen waarop de spoedeisende maatregelen aflopen die door hen krachtens lid één zijn getroffen. § 2. De Regering kan, volgens de modaliteiten van een reglement dat door haar wordt opgesteld, terugvorderbare voorschotten aan de autoriteiten toekennen die, krachtens paragraaf één, ermee zijn belast spoedeisende maatregelen te treffen. § 3. De Regering kan een dienst voor onmiddellijke tussenkomsten oprichten waarvan zij de organisatie en de opdrachten regelt. De Regering kan de deelneming voorzien van de overheden die aan deze dienst ondergeschikt zijn gemaakt. Zij kan tevens overeenkomsten met particulieren of ondernemingen afsluiten voor het verzekeren van bepaalde taken die tot haar opdracht behoren.
Titel III. - Leefmilieudoelstellingen
Art. 22.§ 1. Bij de tenuitvoerlegging van het in het stroomgebiedsbeheerplan omschreven maatregelenprogramma zal het stroomgebied bijdragen tot de verwezenlijking van de doelstellingen bepaald in artikel 1 en, in het bijzonder zorgen voor : 1° voor oppervlaktewateren : a) het voorkomen van de achteruitgang van de toestand van alle oppervlaktelichamen;b) het beschermen, verbeteren en herstellen van alle oppervlaktewateren met de bedoeling uiterlijk 22 december 2015 een goede toestand van het oppervlaktewater te bereiken;c) het beschermen en verbeteren van alle kunstmatige en sterk veranderde waterlichamen, met de bedoeling uiterlijk 22 december 2015 een goed ecologisch potentieel en een goede chemische toestand van het oppervlaktewater te bereiken;d. het geleidelijk verminderen van de verontreiniging door prioritaire stoffen en het stopzetten of geleidelijk beëindigen van de emissies, lozingen en verliezen van gevaarlijke prioritaire stoffen;e) de beheersing van de emissies in oppervlaktewateren overeenkomstig de gecombineerde aanpak;2° voor grondwater : a) het voorkomen of beperken van de inbreng van verontreinigende stoffen in het grondwater;b) het voorkomen van de achteruitgang van de toestand van alle grondwaterlichamen;c) het beschermen, verbeteren en herstellen van alle grondwaterlichamen en zorgen voor een evenwicht tussen onttrekking en aanvulling van grondwater, met de bedoeling uiterlijk 22 december 2015 een goede grondwatertoestand te bereiken;d) het ombuigen van elke significante en aanhoudende stijgende tendens van de concentratie van een verontreinigende stof ten gevolge van menselijke activiteiten, teneinde de grondwaterverontreiniging geleidelijk te verminderen;3° voor beschermde gebieden vastgesteld krachtens artikel 18, op uiterlijk 22 december 2015, het voldoen aan alle normen en doelstellingen, voorzover niet anders bepaald in de wetgeving waaronder het betrokken beschermde gebied is ingesteld. § 2. De goede toestand van het water moet op 22 december 2015 bereikt worden, onder voorbehoud van toepassing van de uitzonderingen bedoeld in de paragrafen 5, 6, 7, 8 en 9.
De Regering bepaalt, voor elk soort waterlichaam, de algemene criteria van de goede toestand en de theoretische grenzen die de toestand "zeer goed" van de toestanden "goed", "matig", "ontoereikend" en "slecht" scheiden. Deze bepalingen hebben bindende kracht. De Regering bepaalt ook de presentatieregels van de watertoestand.
De stroomgebiedsoverheid bepaalt in het beheersplan de specifieke referentievoorwaarden voor elk soort waterlichaam, teneinde de goede toestand omschreven krachtens het vorig lid te bereiken en, desgevallend, de waarden nader te bepalen die de toestand "zeer goed" van de toestanden "goed", "matig", "ontoereikend" en "slecht" scheiden. § 3. Wanneer meer dan één van de leefmilieudoelstellingen betrekking heeft op een waterlichaam, is de strengste van toepassing. § 4. De stroomgebiedsoverheid gaat maatregelen invoeren ter vermindering van de concentratie van verontreinigende stoffen in het grondwater op grond van de criteria vastgelegd door de Europese gemeenschap of, bij gebrek aan dergelijke criteria, op grond van aangepaste criteria die ze voor 22 december 2005 vastlegt. Bij gebrek aan door de stroomgebiedsoverheid aangenomen criteria geldt voor de ombuiging van de stijgende tendens als beginpunt een maximum van 75 % van het niveau van de in de bestaande communautaire wetgeving vastgestelde kwaliteitsnormen voor grondwater.
Deze maatregelen worden ten uitvoer gelegd onder voorbehoud van de toepassing van de afwijkingen bedoeld in de paragrafen 8 en 9 en onverminderd de toepassing van paragraaf 11. § 5. De stroomgebiedsoverheid kan voor bepaalde waterlichamen leefmilieudoelstellingen aanwijzen waarvan de verwezenlijking na 2015 zal plaatsvinden, mits de toestand van het betrokken waterlichaam niet verder verslechtert en wanneer aan alle navolgende voorwaarden wordt voldaan : 1° de verlenging van de termijn komt ten minste overeen met één van de drie volgende redenen : a) de vereiste verbeteringen van de toestand van de waterlichamen zijn technisch slechts haalbaar in periodes die de gestelde termijn overschrijden;b) de verwezenlijking van de verbeteringen binnen de termijn zou onevenredig kostbaar zijn;c) de natuurlijke omstandigheden beletten een tijdige verbetering van de toestand van het waterlichaam;2° de verlenging van de termijn en de redenen daarvoor worden in het Waalse stroomgebiedsbeheersplan specifiek vermeld en toegelicht;3° verlengingen worden beperkt tot maximaal twee bijwerkingen van het Waalse stroomgebiedsbeheersplan, behalve wanneer de natuurlijke omstandigheden van dien aard zijn dat de doelstellingen niet binnen die termijn kunnen worden bereikt;4° in het Waalse stroomgebiedsbeheersplan wordt een overzicht gegeven van de ingevolge artikel 23 vereiste maatregelen die noodzakelijk worden geacht om de waterlichamen vóór het verstrijken van de verlengde termijn geleidelijk in de vereiste toestand te brengen, de redenen voor significante vertraging bij de operationalisering van deze maatregelen, alsmede het vermoedelijke tijdschema voor de uitvoering ervan.In de bijwerkingen van het Waalse stroomgebiedsbeheersplan wordt een evaluatie van de uitvoering van die maatregelen opgenomen, alsmede een overzicht van eventuele extra maatregelen. § 6. De stroomgebiedsoverheid mag voor specifieke waterlichamen minder strenge leefmilieudoelstellingen vaststellen, wanneer die lichamen in een zodanige mate door menselijke activiteiten zijn aangetast of hun natuurlijke gesteldheid van dien aard is dat het bereiken van die doelstellingen niet haalbaar of onevenredig kostbaar zou zijn, en aan alle navolgende voorwaarden wordt voldaan : 1° aan de ecologische en sociaal-economische behoeften die door zulke menselijke activiteiten worden gediend, kan niet worden voldaan met andere, voor het milieu aanmerkelijk gunstigere middelen die geen onevenredig hoge kosten met zich brengen;2° de oppervlaktewateren moeten de best mogelijke ecologische en chemische toestand bereiken die haalbaar is, gezien de redelijkerwijs niet te vermijden effecten vanwege de aard van de menselijke activiteiten of verontreiniging;3° de grondwateren mogen zo gering mogelijke veranderingen in de goede grondwatertoestand vertonen, gezien de redelijkerwijs niet te vermijden effecten vanwege de aard van de menselijke activiteiten of verontreiniging;4° er treedt geen verdere achteruitgang op in de toestand van het aangetaste waterlichaam;5° de vaststelling van minder strenge leefmilieudoelstellingen en de redenen daarvoor worden in het Waalse stroomgebiedsbeheersplan specifiek vermeld, en die doelstellingen worden om de zes jaar getoetst. § 7. De stroomgebiedsoverheid mag oppervlaktewaterlichamen als kunstmatig of sterk veranderd aanmerken, indien : 1° de voor het bereiken van een goede ecologische toestand noodzakelijke wijzigingen van de hydromorfologische kenmerken van die lichamen significante negatieve effecten zouden hebben op : a) het milieu in bredere zin;b) scheepvaart, met inbegrip van havenfaciliteiten, of recreatie;c) activiteiten waarvoor water wordt opgeslagen, zoals drinkwatervoorziening, energieopwekking of irrigatie;d) waterhuishouding, bescherming tegen overstromingen, afwatering;e) andere even belangrijke duurzame activiteiten voor menselijke ontwikkeling;2° het nuttige doel dat met de kunstmatige of veranderde aard van het waterlichaam gediend wordt, om redenen van technische haalbaarheid of onevenredig hoge kosten redelijkerwijs niet kan worden bereikt met andere, voor het milieu aanmerkelijk gunstiger middelen. Het aanmerken van een waterlichaam als kunstmatig of sterk veranderd en de redenen daarvoor worden uitdrukkelijk vermeld in het Waalse stroomgebiedsbeheersplan en worden om de zes jaar herzien.
Voor kunstmatige en sterk veranderde oppervlaktewaterlichamen bepaalt de Regering de algemene criteria van een goed ecologisch potentieel dat op 22 december 2015 bereikt moet worden, onder voorbehoud van de uitzonderingen bedoeld in de paragrafen 5, 6, 8 en 9.
De stroomgebiedsoverheid bepaalt in het beheersplan de specifieke referentievoorwaarden waaraan elk kunstmatig of sterk veranderd waterlichaam moet beantwoorden, teneinde het goede ecologische potentieel omschreven krachtens het vorig lid te bereiken en, desgevallend, de grenzen te bepalen die het ecologisch potentieel "goed" van het ecologisch potentieel "matig", "ontoereikend" of "slecht" scheiden. § 8. De stroomgebiedsoverheid kan beslissen dat een tijdelijke achteruitgang van de toestand van waterlichamen wordt toegelaten, indien deze het resultaat is van omstandigheden die zich door een natuurlijke oorzaak of overmacht voordoen of die zijn veroorzaakt door niet te voorziene ongevallen, op voorwaarde dat aan alle navolgende voorwaarden is voldaan : 1°alle haalbare stappen worden ondernomen om verdere achteruitgang van de toestand te voorkomen teneinde het bereiken van de doelstellingen voor andere, niet door die omstandigheden getroffen waterlichamen niet in het gedrang te brengen; 2° de voorwaarden waaronder uitzonderlijke of redelijkerwijs niet te voorziene omstandigheden mogen worden aangevoerd, met inbegrip van de vaststelling van passende indicatoren, worden in het Waalse stroomgebiedsbeheersplan vermeld;3° de maatregelen die in dergelijke uitzonderlijke omstandigheden moeten worden genomen, worden opgenomen in het maatregelenprogramma en mogen het herstel van de kwaliteit van het waterlichaam niet in de weg staan wanneer die omstandigheden niet meer bestaan;4° de gevolgen van uitzonderlijke of redelijkerwijs niet te voorziene omstandigheden worden jaarlijks geëvalueerd, en onder voorbehoud van de redenen zoals uiteengezet in paragraaf 5, 1°, worden alle haalbare maatregelen genomen om het waterlichaam zo snel als redelijkerwijs haalbaar is te herstellen in de toestand waarin het zich bevond voordat de effecten van die omstandigheden intraden, en 5° in de volgende bijwerking van het Waalse stroomgebiedsbeheersplan wordt een overzicht gegeven van de effecten van de omstandigheden en van de maatregelen die zijn of zullen worden genomen. § 9. De stroomgebiedsoverheid kan beslissen om een toelating te verlenen voor het niet bereiken van een goede grondwatertoestand, een goede ecologische toestand, of in voorkomend geval een goed ecologisch potentieel, of het niet-voorkomen van achteruitgang van de toestand van een oppervlakte- of grondwaterlichaam ten gevolge van nieuwe veranderingen van de fysische kenmerken van een oppervlaktewaterlichaam of wijzigingen in de stand van grondwaterlichamen, of voor het niet-voorkomen van de achteruitgang van een zeer goede toestand van een oppervlaktewater naar een goede toestand als deze achteruitgang het gevolg is van nieuwe duurzame activiteiten van menselijke ontwikkeling, en als aan alle volgende voorwaarden is voldaan : 1° alle haalbare stappen worden ondernomen om de negatieve effecten op de toestand van het waterlichaam tegen te gaan;2° de redenen voor die veranderingen of wijzigingen worden specifiek vermeld en toegelicht in het Waalse stroomgebiedsbeheersplan en worden om de zes jaar getoetst;3° de redenen voor die veranderingen of wijzigingen zijn van hoger openbaar belang of de nut ervan voor de gezondheid van de mens, de handhaving van de veiligheid van de mens of duurzame ontwikkeling is belangrijker dan de verwezenlijking van leefmilieudoelstellingen vastgelegd in het eerste paragraaf;4° het nuttige doel dat met die veranderingen of wijzigingen wordt gediend, kan vanwege technische haalbaarheid of onevenredig hoge kosten niet worden bereikt met andere, voor het milieu aanmerkelijk gunstigere middelen. § 10. De stroomgebiedsoverheid oefent bevoegdheden uit die opgesomd zijn in de paragrafen 5, 6, 7, eerste lid, 8 en 9 na het inwinnen van het advies van de Wateradviescommissie. Een rapport wordt door de stroomgebiedsoverheid opgesteld om het gebruik van dergelijke bepalingen te rechtvaardigen. § 11.Het bereiken van de leefmilieudoelstellingen in andere waterlichamen wordt niet verhinderd of in gevaar gebracht door de toepassing van dit artikel en is verenigbaar met de toepassing van andere voorschriften inzake milieubescherming. § 12. Stappen moeten worden genomen door de stroomgebiedsoverheid om ervoor te zorgen dat de toepassing van dit artikel, met name de paragrafen 5, 6, 7, 8 en 9 ten minste hetzelfde beschermingsniveau waarborgt als de bestaande wetgeving.
Titel IV. - Coördinatie-actie HOOFDSTUK I. - Maatregelenprogramma
Art. 23.§ 1. Voor elk Waals stroomgebied wordt door de stroomgebiedsoverheid een maatregelenprogramma opgesteld, teneinde de doelstellingen vastgesteld overeenkomstig artikel 22 te verwezenlijken. § 2. Elk maatregelenprogramma omvat de in paragraaf 3 genoemde "basismaatregelen" en, waar nodig, de in paragraaf 4 genoemde "aanvullende maatregelen". § 3. Elk programma omvat minstens : 1° maatregelen die voor de toepassing van de communautaire wetgeving voor de waterbescherming nodig zijn, met inbegrip van maatregelen die krachtens de in artikel 160 genoemde wetgeving vereist zijn en de maatregelen opgesomd door de regering;2° maatregelen die bijdragen tot de kostenterugwinning voor waterdiensten;3° aangepaste maatregelen voor een efficiënt gebruik van de waterhulpbronnen om hun beschikbaarheid voor de volgende generaties in stand te houden;4° de vereiste maatregelen voor de uitvoering van de saneringsplannen per deelstroomgebied, bedoeld in artikel 218;5° maatregelen om aan de voorschriften van artikel 168 te voldoen, met inbegrip van maatregelen om de waterkwaliteit veilig te stellen teneinde het niveau van de zuivering dat voor de productie van voor menselijke consumptie bestemd water vereist is, te verminderen;6° de beheersingsmaatregelen van de onttrekking van oppervlaktewater en grondwater en de opstuwing van oppervlaktewater.De stroomgebiedsoverheid kan onttrekkingen en opstuwingen die geen significant effect hebben op de watertoestand, van deze beheersingsmaatregelen vrijstellen; 7° beheersingsmaatregelen voor de kunstmatige aanvulling of vergroting van grondwaterlichamen;8° beheersingsmaatregelen voor lozingen door puntbronnen;9° beheersingsmaatregelen voor lozingen door diffuse bronnen;10° maatregelen voor de verwezenlijking van de doelstellingen in geval van significante negatieve effecten vastgesteld door de beschrijving van de effecten, opgesteld overeenkomstig artikel 17;11° een verbod op de rechtstreekse lozing van verontreinigende stoffen in het grondwater;12° maatregelen ter opruiming van de gevaarlijke prioritaire stoffen en voor de progressieve vermindering van de verontreinigende stoffen in het oppervlaktewater;13° maatregelen die nodig zijn ter voorkoming van aanzienlijke lekkage van verontreinigende stoffen uit technische installaties en ter voorkoming en/of beperking van de gevolgen van incidentele verontreiniging, met inbegrip van de passende maatregelen om het risico voor de aquatische ecosystemen te beperken.14° maatregelen ter vermindering van de gevolgen van overstromingen en droogte;15° specifieke maatregelen ter voorkoming en beheersing van grondwaterverontreiniging overeenkomstig de maatregelen vastgesteld door het Europees Parlement en de Raad;16° maatregelen om een geïntegreerd en afgesproken beheer te ontwikkelen via de informatie, de sensibilisatie en de samenwerking van de betrokken actoren en het publiek in de verschillende fasen van de opmaking van de beheersplannen bedoeld in artikel 24. Het maatregelenprogramma wordt opgesteld en bijgewerkt overeenkomstig de artikelen 26 tot 31. De Regering kan regels betreffende de inhoud van het maatregelenprogramma opstellen. Deze maatregelen kunnen, in voorkomend geval, bestaan uit reeds genomen maatregelen ter uitvoering van de bepalingen van de reglementaire en wetgevende teksten toepasselijk op het Waalse Gewest in dit bereik.
Voor elke rubriek probeert de stroomgebiedsoverheid het verschil te maken tussen de aan te brengen verbeteringen aan de reeds toepasbare maatregelen in het Waalse stroomgebied en de nieuw te nemen maatregelen. § 4. Elk programma kan aanvullende maatregelen bevatten waarvan de niet-limitatieve lijst door de Regering opgesteld wordt. Zulke maatregelen worden door de stroomgebiedsoverheid gespecificeerd in het maatregelenprogramma als zij aangenomen worden.De stroomgebiedsoverheid kan met het oog op extra bescherming of verbetering van het water nog andere aanvullende maatregelen vaststellen, met inbegrip van maatregelen ter uitvoering van de relevante internationale overeenkomsten, bedoeld in artikel 1. § 5. De stroomgebiedsoverheid kan beginnen met het opstellen van een maatregelenprogramma van elk Waals deelstroomgebied. Deze programma's worden vervolgens samengevoegd en, in voorkomend geval, aangepast om het ontwerp-maatregelenprogramma te vormen en daarna het maatregelenprogramma van elk Waals stroomgebied. § 6. De voorgeschreven bepalingen van het maatregelenprogramma hebben een indicatieve waarde voor de stroomgebiedsoverheid, de gewestelijke administratie, de gewestelijke instellingen van openbaar nut, de particulieren belast met een opdracht van openbare dienst en, in de materies van gewestelijk belang, de provincies, gemeenten en gemeentenverenigingen. § 7. Wanneer uit monitoringsgegevens of andere gegevens blijkt dat de doelstellingen uit hoofde van artikel 22 vermoedelijk niet worden bereikt, zorgt de stroomgebiedsoverheid ervoor dat : 1° de reden van het eventuele falen worden onderzocht;2° de betrokken vergunningen en toestemmingen onderzocht en zo nodig herzien worden;3° de monitoringsprogramma's getoetst en zo nodig bijgesteld worden;4° eventueel noodzakelijke aanvullende maatregelen worden getroffen teneinde die doelstellingen te bereiken, waaronder indien nodig de vaststelling van strengere milieukwaliteitsnormen. Indien deze reden het resultaat zijn van redelijkerwijs niet te voorziene of uitzonderlijke omstandigheden die het gevolg zijn van natuurlijke oorzaken of overmacht, met name omvangrijke overstromingen of lange droogteperioden, kan de stroomgebiedsoverheid bepalen dat aanvullende maatregelen niet haalbaar zijn. § 8. Het maatregelenprogramma van het Waalse stroomgebied kan uitgevoerd worden in elk Waals deelstroomgebied. § 9. Ter uitvoering van de maatregelen uit hoofde van paragraaf 3 worden alle passende stappen ondernomen opdat de verontreiniging van mariene wateren niet toeneemt. Onverminderd de bestaande wetgeving mag de toepassing van maatregelen uit hoofde van paragraaf 3 in geen geval direct of indirect tot meer verontreiniging van oppervlaktewateren leiden. Dit voorschrift is niet van toepassing indien het tot meer verontreiniging van het milieu in zijn geheel zou leiden. § 10. De maatregelenprogramma's worden uiterlijk op 22 december 2009 opgesteld en alle maatregelen dienen uiterlijk op 22 december 2012 operationeel te zijn. De maatregelenprogramma's worden getoetst en zo nodig om de zes jaar bijgesteld door de stroomgebiedsoverheid. HOOFDSTUK II. - Beheersplan Afdeling 1. - Principes
Art. 24.§ 1. Een beheersplan van elk Waals stroomgebied wordt door de stroomgebiedsoverheid opgesteld. De Regering bepaalt de inhoud van het beheersplan van het Waalse stroomgebied.
Elk plan omvat o.a. : 1° een algemene beschrijving van de kenmerken van het Waalse stroomgebied alsmede een samenvatting van de beschrijving van de gevolgen van de menselijke activiteit op de watertoestand en van de economische analyse;2° de kaarten van de toezichtsnetwerken en de cartografische weergave van de beschermde gebieden;3° een lijst met de vastgestelde leefmilieudoelstellingen voor het Waalse stroomgebied, met inbegrip van de identificatie van de gevallen waarvoor afwijkingen worden toegelaten overeenkomstig artikel 22;4° een samenvatting van het of de maatregelenprogramma('s);5° een samenvatting van de genomen maatregelen voor de informatie of raadpleging van het publiek;6° een balans van het vorig beheersplan. Elk plan bevat, indien nodig, een register en een samenvatting van de beheersplannen opgesteld krachtens paragraaf 2. § 2. De stroomgebiedsoverheid kan beginnen met het opstellen van een beheersplan van elk Waals deelstroomgebied. Deze plannen worden vervolgens samengevoegd en, in voorkomend geval, aangepast om het ontwerp van beheersplan te vormen en vervolgens het beheersplan van het Waalse stroomgebied. § 3. Het beheersplan van het Waalse stroomgebied wordt opgesteld en bijgesteld overeenkomstig de artikelen 26 tot 31. Het wordt uiterlijk op 22 december 2009 bekendgemaakt en wordt om de zes jaar getoetst en bijgesteld door de stroomgebiedsoverheid. § 4. Het beheersplan van het Waalse stroomgebied is vergezeld van gegevens betreffende zijn voorzienbaar effect op de prijs van het water, op de budgettaire gevolgen voor de openbare overheden, zijn voorzienbare effecten uit sociaal, economisch en milieuoogpunt.
Art. 25.Het beheersplan bevat een plan van de zuiveringsinstallaties dat de sites vermeld die kunnen dienen voor de vestiging van een zuiveringsstation.
De Regering stelt de voorwaarden vast die tot doel hebben de coherentie tussen de ligging van de voor de oprichting van zuiveringsstations bestemde sites en de regels betreffende de ruimtelijke ordening te waarborgen. Ze kan bovendien de criteria en voorwaarden voor de afwijking van de plannen van aanleg en de gemeentelijke plannen van aanleg nader bepalen. Afdeling 2. - Opstellingsprocedure
Art. 26.§ 1. Bij de opstelling van het beheersplan bedoeld in artikel 24, § 1, zal de stroomgebiedsoverheid een ontwerp van tijdschema en werkprogramma opstellen, met inbegrip van de vermelding van de te nemen raadplegingsmaatregelen. § 2. Minstens drie jaar vóór de voorziene datum van publicatie van het beheersplan en ten laatste drie jaar vóór 22 december 2009 worden de ontwerpen van tijdschema en werkprogramma per uittreksel bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad en door de stroomgebiedsoverheid onderworpen aan een terinzagelegging van minstens zes maanden.
Tegelijk worden door de stroomgebiedsoverheid de ontwerpen van tijdschema en werkprogramma alsook de informatie gebruikt voor de opstelling ervan, ter beschikking gesteld op een internetsite en in elk betrokken Waals deelstroomgebied. § 3. De terinzagelegging wordt aangekondigd in elke gemeente van het Waalse stroomgebied door middel van een aanplakbiljet of van een bericht geplaatst in minstens drie kranten die verspreid worden over heel het grondgebied van het Waalse Gewest waarvan één in de Duitse taal. Indien een gemeente- of reclameblad gratis wordt uitgedeeld aan de bevolking wordt het bericht daarin gepubliceerd.
Om een enkel stroomgebiedsbeheersplan voort te brengen, wordt de terinzagelegging ook schriftelijk aangekondigd aan de andere staten of regio's van het internationaal stroomgebiedsdistrict.
Begin en einde van de termijn voor terinzagelegging worden meegedeeld in het bericht, alsmede de adressen van de website en de plaatsen waar de ontwerpen van tijdschema en werkprogramma geraadpleegd kunnen worden en het adres waar de schriftelijke opmerkingen toegezonden kunnen worden, de plaats en het ogenblik waarop de mondelinge opmerkingen worden ontvangen. § 4. Samen met de terinzagelegging van de ontwerpen van tijdschema en werkprogramma wint de stroomgebiedsoverheid het advies in van de gemeenten van het Waalse stroomgebied, AQUAWAL, de "Conseil wallon de l'Environnement pour le Développement durable", de "Société publique de Gestion de l'Eau", de Wateradviescommissie, de "Commission régionale de l'Aménagement du Territoire", de betrokken "Commission de conservation", het Comité voor Watercontrole, alsmede van elke andere instantie waarvan zij het advies nuttig acht. § 5. De adviezen worden vóór het einde van de terinzagelegging aan de stroomgebiedsoverheid overgemaakt. Bij gebrek worden ze geacht gunstig te zijn. § 6. Binnen zestig dagen na het einde van de terinzagelegging bepaalt de stroomgebiedsoverheid het tijdschema en werkprogramma. Haar beslissing wordt met reden omkleed. Het tijdschema en werkprogramma worden bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad. § 7. Deze procedure is ook van toepassing op de procedures voor de bijwerking van het beheersplan.
Art. 27.§ 1. Bij de opstelling van het beheersplan bedoeld in artikel 24, § 1, zal de stroomgebiedsoverheid een tussentijds overzicht opstellen van de belangrijke waterbeheerskwesties die zijn vastgesteld in het stroomgebied. § 2. Minstens twee jaar vóór de voorziene datum van publicatie van het beheersplan en ten laatste twee jaar vóór 22 december 2009 wordt het tussentijdse overzicht van de belangrijke kwesties per uittreksel bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad en door de stroomgebiedsoverheid onderworpen aan een terinzagelegging van minstens zes maanden. Tegelijk wordt door de stroomgebiedsoverheid het tussentijdse overzicht van de belangrijke kwesties alsook de informatie gebruikt voor de opstelling ervan, ter beschikking gesteld op een website en in elk betrokken Waals deelstroomgebied. § 3. De terinzagelegging wordt aangekondigd in elke gemeente van het Waalse stroomgebied door middel van een aanplakbiljet en van een bericht geplaatst in minstens drie kranten die verspreid worden over heel het grondgebied van het Waalse Gewest waarvan één in de Duitse taal.
Om een enkel stroomgebiedsbeheersplan voort te brengen, wordt de terinzagelegging ook schriftelijk aangekondigd aan de andere staten of regio's van het internationaal stroomgebiedsdistrict.
Begin en einde van de termijn voor terinzagelegging worden meegedeeld in het bericht, alsmede de adressen van de website en de plaatsen waar het tussentijdse overzicht van de belangrijke kwesties geraadpleegd kan worden en het adres waar de schriftelijke opmerkingen toegezonden kunnen worden, de plaats en het ogenblik waarop de mondelinge opmerkingen worden ontvangen. § 4. Samen met de terinzagelegging van het tussentijdse overzicht van de belangrijke kwesties wint de stroomgebiedsoverheid het advies in van de gemeenten van het Waalse stroomgebied, "AQUAWAL", de "Conseil wallon de l'Environnement pour le Développement durable", de "Société publique de Gestion de l'Eau", de Wateradviescommissie, de "Commission régionale de l'aménagement du territoire", de betrokken "Commission de conservation", het Comité voor watercontrole, alsmede van elke andere instantie waarvan zij het advies nuttig acht. § 5. De adviezen worden vóór het einde van de terinzagelegging aan de stroomgebiedsoverheid overgemaakt. Bij gebrek worden ze gunstig verklaard. § 6. Binnen zestig dagen na het einde van de terinzagelegging bepaalt de stroomgebiedsoverheid het tussentijdse overzicht van de belangrijke kwesties. Haar beslissing wordt met reden omkleed. Het tussentijdse overzicht van de belangrijke kwesties wordt bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad. § 7. Deze procedure is ook van toepassing op de procedures voor de bijwerking van het beheersplan.
Art. 28.§ 1. Bij de opstelling van het beheersplan bedoeld in artikel 24, § 1, zal de stroomgebiedsoverheid een ontwerp van beheersplan en maatregelenprogramma opstellen, met name op grond van de adviezen en opmerkingen ingewonnen na de procedures van de artikelen 27 en 28. § 2. Minstens een jaar vóór de voorziene datum van publicatie van het beheersplan en ten laatste één jaar vóór 22 december 2009 wordt het ontwerp van beheersplan en maatregelenprogramma per uittreksel bekendgemaakt in Belgisch Staatsblad en door de stroomgebiedsoverheid onderworpen aan een terinzagelegging van minstens zes maanden.
Tegelijk worden door de stroomgebiedsoverheid het ontwerp van beheersplan en maatregelenprogramma alsook de informatie gebruikt voor de opstelling ervan, ter beschikking gesteld op een website en in elk betrokken Waals deelstroomgebied. § 3. De terinzagelegging wordt aangekondigd in elke gemeente van het Waalse stroomgebied door middel van een aanplakbiljet of van een bericht geplaatst in minstens drie kranten die verspreid worden over heel het grondgebied van het Waalse Gewest waarvan één in de Duitse taal.
Om een enkel stroomgebiedsbeheersplan voort te brengen, wordt de terinzagelegging ook schriftelijk aangekondigd aan de andere staten of regio's van het internationaal stroomgebiedsdistrict.
Begin en einde van de termijn voor terinzagelegging worden meegedeeld in het bericht alsmede de adressen van de website en de plaatsen waar het ontwerp van beheersplan en maatregelenprogramma geraadpleegd kan worden en het adres waar de schriftelijke opmerkingen toegezonden kunnen worden, de plaats en het ogenblik waarop de mondelinge opmerkingen worden ontvangen. § 4. Samen met de terinzagelegging van de ontwerpen van beheersplan en maatregelenprogramma wint de stroomgebiedsoverheid het advies in van de gemeenten van het Waalse stroomgebied, "AQUAWAL", de "Conseil wallon de l'environnement pour le développement durable", de "Société publique de gestion de l'eau", de Wateradviescommissie, de "Commission régionale de l'aménagement du territoire", de betrokken "Commission de conservation", het Comité voor watercontrole, alsmede van elke andere instantie waarvan zij het advies nuttig acht. § 5. De adviezen worden vóór het einde van de terinzagelegging aan de stroomgebiedsoverheid overgemaakt. Bij gebrek worden ze gunstig verklaard. § 6. De resultaten van de terinzagelegging alsmede de adviezen van de instanties bedoeld in paragraaf 4 worden in beschouwing genomen bij de goedkeuring van het beheersplan en het maatregelenprogramma.
Het beheersplan bevat een samenvatting van de maatregelen genomen voor de informatie en raadpleging van het publiek, alsook de resultaten van deze maatregelen. Het beheersplan en het maatregelenprogramma worden uiterlijk op 22 december 2009 goedgekeurd door de stroomgebiedsoverheid en daarna om de zes jaar. § 7. Het beheersplan en het maatregelenprogramma worden bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad.
De voorgeschreven bepalingen van het maatregelenprogramma hebben een indicatieve waarde tien dagen na de bekendmaking van het maatregelenprogramma in het Belgisch Staatsblad.
Binnen tien dagen na bekendmaking in het Belgisch Staatsblad worden afschriften van het beheersplan en het maatregelenprogramma overgemaakt aan de personen en instanties die zijn geraadpleegd krachtens paragraaf 4.
Art. 29.Wanneer het beheersplan en/of het maatregelenprogramma worden onderworpen aan een milieueffectevaluatie krachtens artikel 53 van het decretale deel van boek I, zijn de bepalingen van de artikelen 55 tot 61 van het decretale deel van boek I van toepassing naast de bepalingen bedoeld in artikel 28.
Samen met het ontwerp van beheersplan en maatregelenprogramma, maakt de stroomgebiedsoverheid het milieueffectrapport op bedoeld in artikel 56 van het decretale deel van boek I. Wanneer de informatie vereist in artikel 56 van het decretale deel van boek I voldoende is in het ontwerp van beheersplan of van maatregelenprogramma, mag het milieueffectrapport over dit punt beperkt worden tot een nauwkeurige verwijzing naar dit ontwerp.
Art. 30.§ 1. De stroomgebiedsoverheid zendt de Europese commissie en eventuele andere betrokken lidstaten afschriften van de Waalse stroomgebiedsbeheersplannen binnen drie maanden na publicatie daarvan toe. § 2. De stroomgebiedsoverheid legt beknopte verslagen voor met betrekking tot : - de krachtens artikel 17 vereiste beschrijvende toestand; - de in artikel 19 bedoelde monitoringsprogramma's die ten behoeve van het eerste beheersplan zijn uitgevoerd binnen drie maanden na de voltooiing daarvan. § 3. Binnen drie jaar na de publicatie van elk Waals stroomgebiedsbeheersplan of van elke bijstelling legt de stroomgebiedsoverheid een tussentijds verslag voor over de vordering in de uitvoering van het geplande maatregelenprogramma.
Art. 31.Indien een stroomgebiedsoverheid een probleem constateert dat voor zijn waterbeheer gevolgen heeft, maar niet door die stroomgebiedsoverheid kan worden opgelost, kan ze dat probleem voorleggen aan de Europese commissie en eventuele andere betrokken staten of regio's en daarbij aanbevelingen doen voor de oplossing ervan HOOFDSTUK III. - Riviercontract
Art. 32.Op initiatief van de plaatselijke overheid, van operatoren van de watercyclus en/of verenigingen kan een riviercontract opgemaakt worden binnen elk Waals deelstroomgebied. Het riviercontract verenigt een meerderheid van gemeenten en openbare en privé-actoren die betrokken zijn bij het beheer van de waterhulpbronnen van het deelstroomgebied.
Het riviercontract ontvangt het publiek, de overheden en de actoren van de watersector om hen te informeren over en te sensibiliseren voor het geïntegreerde en globale beheer van de watercyclus. De Regering kan aan het riviercontract informatie-, sensibilisatie- en overlegopdrachten toewijzen om de dialoog te bevorderen, alsook bepaalde technische opdrachten.
De Regering kan de riviercontracten subsidiëren volgens zelf bepaalde regels. Het riviercontract maakt een jaarlijks activiteitenverslag op.
De evaluatie van het riviercontract wordt jaarlijks uitgevoerd door het Directoraat-generaal Natuurlijke Hulpbronnen en Energie, Afdeling Water.
Titel V. - Waterlopen HOOFDSTUK I. - Algemeen
Art. 33.De waterlopen van het Waalse Gewest zijn samengesteld uit onbevaarbare waterlopen en waterwegen. Ze kunnen worden gerangschikt in één van deze categorieën volgen de regels vastgelegd in artikel 2, 20° en 90°. Ze worden beheerd overeenkomstig de regels van deze Titel en in overeenstemming met hun hoofddoel, hun verschillende functies en gebruiken alsmede de bijzondere verplichtingen die eraan verbonden zijn.
Overeenkomstig de internationale akkoorden die ze mee ondertekend heeft zorgt het Gewest voor het vrije verkeer van de vissen in al zijn stroomgebieden. HOOFDSTUK II. - Onbevaarbare waterlopen Afdeling 1. - Bepaling van de onbevaarbare waterlopen
Art. 34.De Regering bepaalt de oorsprong van de onbevaarbare waterlopen, omschreven in artikel 2, 20° en wijst hun beheerder aan.
Art. 35.De Regering mag, om redenen van algemeen nut of klaarblijkelijk belang, elke kunstmatige waterweg alsmede waterlopen of delen van waterlopen waarvan de gehele grondoppervlakte geen 100 ha omvat en waarvoor het water wordt afgevoerd door de waterloop dat stroomopwaarts ligt van een bepaald punt bij de onbevaarbare waterlopen indelen.
Art. 36.De beheerder(s) is (zijn) belast, zich voegend naar de onderrichtingen van de Regering, met het opmaken en bijhouden van de beschrijvende tabellen van de Atlas van de onbevaarbare waterlopen en van alle andere bescheiden dienend om de toestand ervan op te nemen.
De Regering bepaalt welke aanduidingen in deze tabellen en bescheiden moeten voorkomen en schrijft voor op welke wijze en binnen welke termijn zij worden opgemaakt. Zij bepaalt de modaliteiten van het onderzoek, van de bezwaren en van de beroepen waartoe het opmaken van de tabellen en bescheiden aanleiding geeft alsook die van hun definitieve goedkeuring. Zij stelt eveneens regelen inzake het bewaren en bijhouden van deze bescheiden. Afdeling 2. - Onderhoudswerken en kleine herstellingen
Art. 37.§ 1. De onderhoudswerken en kleine herstellingen bevatten de tussenkomsten in verband met het onderhoud van de waterlopen en werken die eraan verbonden zijn, uitgevoerd op een aangepaste en evenredige manier om de veiligheid van de goederen en personen en de bescherming van het leefmilieu en de natuur te garanderen. § 2. De onderhoudswerken en kleine herstellingen moeten worden uitgevoerd door de beheerder overeenkomstig het door de Regering bepaald gewestelijk reglement betreffende de onbevaarbare waterlopen.
Dit reglement moet de modaliteiten van die uitvoering regelen, onder meer de termijnen binnen welke zij moet geschieden; het moet ook bepalen dat jaarlijks een schouwing zal gedaan worden van de waterlopen ten einde vast te stellen welke werken moeten worden ten uitvoer gelegd in de loop van de daaropvolgende periode van twaalf maanden.
Onverminderd de bepalingen van dit reglement zorgen de gemeenten overeenkomstig artikel 123, 11°, van de nieuwe gemeentewet voor de dringende onderhoudswerken en kleine herstellingen die noodzakelijk zijn voor de onmiddellijke veiligheid van de goederen en de personen.
Art. 38.De door die werken veroorzaakte kosten worden gedragen door het Gewest. Een bijdrage in die kosten mag ten laste gelegd worden van de privaat- of publiekrechtelijke personen die gebruiker zijn van de waterloop of die eigenaar zijn van een kunstwerk dat zich op de waterloop bevindt, in verhouding tot de verzwaring van de kosten van die werken welke het gevolg is van het gebruik van de waterloop of van het bestaan van het kunstwerk.
Die bijdrage wordt bepaald door de Regering.
Art. 39.De bijzondere verplichtingen welke, hetzij door het gebruik, hetzij door titels of overeenkomsten opgelegd worden, blijven behouden en zij moeten uitgevoerd worden onder de leiding van de beheerder aangewezen overeenkomstig artikel 34.
De bruggen en andere private werken worden onderhouden en hersteld door diegenen aan wie ze toebehoren, zoniet kan de Regering de werken doen uitvoeren op kosten van de eigenaars, onverminderd de bij dit hoofdstuk en de artikelen 423 en 424 bepaalde straffen. Afdeling 3. - Werken die aan een milieuvergunning of aangifte kunnen
onderworpen worden
Art. 40.Aan een milieuvergunning of -aangifte volgens de regels omschreven bij het decreet van 11 maart 1999 kunnen onderworpen worden : 1° elk beduidend werk van wijziging van de waterloop en van de kunstwerken die zich op de waterloop bevinden;2° elk werk ter verbetering van de waterafloop;3° elk werk ter bestrijding van de overstromingen;4° elke oprichting of afschaffing van een waterloop;5° de bagger- of ruimingswerken van de waterloop en de uitvoering ervan door de beheerder. De beheerder kan ambtshalve tot de uitvoering van elk werk overgaan waarvan de vertraging een gevaar of schade zou kunnen veroorzaken. Hij is belast met het onmiddellijk verwittigen van de Regering.
Art. 41.Onverminderd de door de openbare besturen verleende toelagen worden de door die werken veroorzaakte kosten gedragen door hen die er het initiatief van genomen hebben.
De Regering kan een deel van de kosten ten laste leggen van de publiekrechtelijke of privaatrechtelijke personen die de waterloop gebruiken of die eigenaar zijn van een kunstwerk dat zich op de waterloop bevindt en uit bedoelde werken voordeel halen of deze werken noodzakelijk hebben gemaakt. Afdeling 4. - Algemene bepalingen
Art. 42.De bedding van een onbevaarbare waterloop wordt geacht toe te behoren aan het Gewest.
Art. 43.§ 1. De aangelanden, de gebruikers en de eigenaars van kunstwerken op de waterlopen zijn verplicht : 1. doorgang te verlenen aan de personeelsleden van het bestuur, aan de werklieden en aan de andere met de uitvoering van de werken en met het algemeen toezicht van de waterlopen belaste personen;2. op hun gronden of eigendommen de voor de uitvoering van de werken nodige materialen, gereedschap en werktuigen te laten plaatsen. § 2. De aangelanden, de gebruikers en de eigenaars van kunstwerken kunnen aanspraak maken op een schadeloosstelling voor de schade die zij hebben geleden naar aanleiding van de uitvoering van de werken bedoeld in artikel 40. Die schadeloosstelling wordt in de kosten van de werken verrekend.
Art. 44.De uit de bedding van de waterloop opgehaalde voorwerpen worden beheerd overeenkomstig de bepalingen van het decreet van 27 juni 1996 betreffende de afvalstoffen en zijn uitvoeringsbesluiten.
Art. 45.Onderhavig hoofdstuk is van toepassing in de wateringen.
Art. 46.De overeenkomstig de artikelen 34, de aanwijzing van de beheerder uitgezonderd, 35, 38 en 41 te nemen beslissingen, moeten worden voorafgegaan door een openbaar onderzoek in de betrokken gemeenten.
Art. 47.De Regering is bevoegd om een algemeen politiereglement van de onbevaarbare waterlopen op te maken.
Zij bepaalt in dat reglement wat zal gebeuren met de werken die wederrechterlijk op de onbevaarbare waterlopen bestaan.
Zij stelt, in ditzelfde reglement, benevens de straf, regelen betreffende de modaliteiten van de herstelling van de overtreding en bepaalt de te volgen procedure voor het geval dat de beklaagde een recht van eigendom of een ander zakelijk recht inroept. HOOFDSTUK III. - Waterwegen Afdeling 1. - Algemeen
Art. 48.Dit hoofdstuk beoogt het behoud van de materiële en fysieke integriteit van de goederen van het gewestelijk openbaar waterwegendomein en van hun oorspronkelijke bestemming alsmede een duurzaam beheer van de waterwegen.
De Regering kan een lijst opmaken van de waterwegen.
Art. 49.De beheerder van de waterwegen wordt door de Regering aangewezen. Afdeling 2. - Onderhoudswerken en kleine herstellingen
Art. 50.§ 1. De onderhoudswerken en kleine herstellingen bevatten de tussenkomsten in verband met het onderhoud van de waterwegen, uitgevoerd op een aangepaste en evenredige manier om de veiligheid van de goederen en personen en de bescherming van het milieu en de natuur te garanderen. § 2. De onderhoudswerken en kleine herstellingen moeten worden uitgevoerd door de beheerder overeenkomstig het gewestelijk reglement betreffende de waterwegen.
Dit reglement moet de modaliteiten van die uitvoering regelen, onder meer de termijnen binnen welke zij moet geschieden; het moet ook bepalen dat jaarlijks een schouwing zal gedaan worden van de waterwegen ten einde vast te stellen welke werken ten uitvoer moeten worden gelegd in de loop van de daaropvolgende periode van twaalf maanden. Afdeling 3. - Werken die aan een milieuvergunning of aangifte kunnen
onderworpen worden
Art. 51.Aan een milieuvergunning of aangifte volgens de regels omschreven bij het decreet van 11 maart 1999 betreffende de milieuvergunning kunnen onderworpen worden : 1° elk beduidend werk van wijziging van de waterloop en van de kunstwerken die zich op de waterloop bevinden;2° elk werk van verbetering van de waterafloop;3° elk werk ter bestrijding van de overstromingen;4° elke oprichting of afschaffing van een waterloop;5° de bagger- of ruimingswerken van de waterloop en de uitvoering ervan door de beheerder;6° de vaste of mobiele installaties uitgevoerd op het gewestelijk waterwegendomein;7° de lozingen in het gewestelijk waterwegendomein;8° het opstellen van dijken, ophogingen, afsluitingen, beplantingen die de waterloop kunnen hinderen of storen in geval van hoogwater, alsmede alle andere werken uitgevoerd in het waterwegendomein;9° de winning van aarde, zand en andere grondstoffen op minder dan twintig meter van de oevers van de waterwegen. De beheerder kan ambtshalve tot de uitvoering van elk werk overgaan waarvan de vertraging een gevaar of schade zou kunnen veroorzaken. Hij is belast met het onmiddellijk verwittigen van de Regering. HOOFDSTUK IV. - Beheer van de niet in de Hoofdstukken I tot III bedoelde waterwegen
Art. 52.De Regering bepaalt in een reglement politionele en beheersregels die van toepassing zijn op de waterlopen die niet onder de toepassing van de hoofdstukken I tot III vallen. HOOFDSTUK V. - Bepalingen inzake de bestrijding van overstromingen
Art. 53.De Regering kan alle nodige maatregelen treffen teneinde de gevolgen van overstromingen efficiënt te bestrijden.
Zij maakt een cartografische lijst op van de gebieden die overstroomd kunnen worden.
De voorschriften van deze documenten hebben een reglementaire waarde en vormen de gebieden bedoeld in artikel 40, 5° van het Waalse Wetboek van Ruimtelijke Ordening, Stedenbouw en Patrimonium en bepalen het overstromingsrisico waaraan onroerende goederen worden blootgesteld in de zin van artikel 136 van het Waalse Wetboek van Ruimtelijke Ordening, Stedenbouw en Patrimonium.
De Regering kan bovendien een cartografische lijst opmaken van : - de overstromingskwetsbaarheid van de goederen die zich in de overstromingsgebieden bevinden; - de aan overstromingen toe te schrijven schaderisico's.
Ze kan een methodologie voor het opstellen van deze documenten vastleggen.
Art. 54.De Regering richt een gecentraliseerde dienst op voor de aankondiging, opvolging en verwachtingen inzake hoogwater en overstromingen. Ze regelt de organisatie en opdrachten van deze dienst. De beheerder van de waterwegen wordt door haar belast met de installatie en de werking van de dienst.
Titel VI. - Wateringen HOOFDSTUK I. - Inrichting van de wateringen
Art. 55.Wateringen zijn openbare besturen, ingesteld met het oog op het tot stand brengen en handhaven, binnen de grenzen van hun territoriaal gebied, van een waterstelsel gunstig voor de landbouw en de hygiëne alsmede voor het beschermen van de gronden tegen overstromingen.
In de omtrekken van de Natura 2000-sites opgenomen in die van de wateringen in de zin van de wet van 12 juli 1973 op het natuurbehoud worden deze wateringen bovendien ingesteld met het oog op het tot stand brengen en handhaven van een aangepast waterstelstel zoals bepaald in het aanwijzingsbesluit van de site overeenkomstig artikel 26, § 1 van voornoemde wet.
Art. 56.De Regering bepaalt het gebied van elke watering. De natuurreservaten en de vochtige gebieden die een biologisch belang vertonen krachtens de wet van 12 juli 1973 op het natuurbehoud worden onttrokken aan het gebied van elke watering.
De zetel van de watering wordt door haar reglement vastgesteld. Hij moet evenwel gelegen zijn in de gemeente of in een van de gemeenten waarover het gebied van de watering zich uitstrekt, behoudens afwijking toegestaan door de Regering.
Art. 57.Onder de gelding van deze titel vallen alle besturen, verenigingen of gemeenschappen die bestaan onder de benaming wateringen en die effectief de opdrachten uitoefenen bedoeld in de wet van 5 juli 1956 betreffende de wateringen, voor het voorwerp bedoeld in artikel 55.
Besturen, verenigingen of gemeenschappen die bestaan onder de benaming wateringen en die op 1 januari 2003 alle voorwaarden bedoeld in de artikelen 14, 16, 26, 27, 29 en 80 van de wet van 5 juli 1956 betreffende de wateringen niet vervuld hebben, worden niet beschouwd als instanties die de voorwaarden bedoeld in het eerste lid naleven.
Bij gebrek aan meedelen aan de Regering van de inlichtingen die kunnen bewijzen dat ze deze voorwaarden vervullen een maand na de inwerkingtreding van deze titel, zullen deze wateringen van rechtswege ontbonden worden.
De Regering stelt de naleving van de voorwaarden bedoeld in het tweede lid vast of, bij gebrek, de ontbinding van de watering.
Art. 58.Twee jaar na de inwerkingtreding van deze titel overhandigen de wateringen aan de Regering een administratief en financieel verslag dat met name de documenten bevat bedoeld in de artikelen 66 en 68, de notulen van de algemene vergaderingen en een lijst van de maatregelen die hun beraadslagingen hebben uitgevoerd, de inventaris en een samenvatting van de budgetten en rekeningen samen met een toelichting die de financiële toestand van de watering beschrijft.
De Regering maakt een evaluatie van het verslag bedoeld in het eerste lid. Op grond van deze evaluatie is ze bevoegd om alle nodige maatregelen te nemen voor de goede uitvoering van de opdrachten van de wateringen.
Art. 59.De Regering kan wateringen opheffen, de bestaande gebieden wijzigen, verscheidene wateringen samensmelten of bevelen dat zij een vereniging vormen met het oog op hun gemeenschappelijke verdediging of voor de uitvoering van werken waarbij zij gemeenschappelijk belang hebben.
Het besluit waarbij een watering wordt opgeheven, gesplitst of gewijzigd of waarbij verscheidene wateringen worden samengesmolten regelt de overgang van de vermogens.
Art. 60.Aan de beslissingen bedoeld in artikel 59 gaat een onderzoek vooraf, ingesteld door de Regering.
Te dien einde wordt het ontwerp van beslissing, eventueel samen met de kaart van de wijzigingen of innovaties, gezonden naar alle wateringen die er belang bij kunnen hebben en ten gemeentehuize neergelegd in alle gemeenten die het aangaat. In die gemeentehuizen worden een maand lang registers geopend voor de opmerkingen van de eigenaars.
Zodra zij gesloten zijn, worden de registers gezonden naar de Regering.
Art. 61.Gaat het in de beslissing om het vormen van een of meer nieuwe wateringen, door samensmelting, dan moet ieder van de nieuwe openbare besturen zich binnen de hierna gestelde termijn een reglement opmaken.
De Regering stelt een ontwerp op, dat het reglement tot voorbeeld zal dienen. Over het reglement wordt gestemd door een vergadering samengesteld uit de personen aan wie het ontwerp onder de voorwaarden gesteld door artikel 67 voorlopig stemrecht verleent en door de Regering bijeengeroepen binnen de termijn die ze bepaalt. De vergadering zendt het reglement ter goedkeuring aan de Regering.
Heeft de vergadering haar het behoorlijk aangenomen reglement niet binnen drie maanden na de eerste bijeenkomst doen toekomen, dan stelt de Regering het reglement ambtshalve vast.
Art. 62.Gaat het in de beslissing om het vormen van een vereniging van wateringen, dan verzoekt de Regering deze wateringen het reglement van hun vereniging op te stellen binnen de termijn die ze bepaalt. De vereniging van wateringen zendt het reglement ter goedkeuring aan de regering.
Hebben de wateringen haar niet binnen de genoemde termijn het reglement van hun vereniging doen toekomen, dan stelt de Regering dit reglement ambtshalve vast.
Art. 63.De wateringen kunnen zich ook uit eigen beweging verenigen met het oog op hun gemeenschappelijke verdediging of voor de uitvoering van werken waarbij zij gemeenschappelijk belang hebben. In dat geval stellen zij het reglement van hun vereniging vast onder voorbehoud van de Regeringsgoedkeuring.
Art. 64.De vereniging van wateringen bezit rechtspersoonlijkheid. Het reglement van de vereniging bepaalt haar benaming, haar zetel, haar doel, de wijze van benoemingen en afzetting van de beheerders en hun bevoegdheden, de wijze van vereffening.
Verenigde wateringen behouden in de groepering hun rechtspersoonlijkheid. HOOFDSTUK II. - Het beheer van de wateringen Afdeling 1. - De algemene vergadering
Art. 65.De algemene vergadering van de watering bestaat uit de stemgerechtigde ingelanden.
Ingelanden zijn in de zin van deze titel, zij die een titel hebben van zakelijke rechten waaraan genot van de in het gebied van de watering gelegen erven verbonden is.
Art. 66.Door het bestuur van de watering wordt een legger opgemaakt van al de in de watering gelegen erven.
Die legger wordt bijgehouden en jaarlijks, binnen de eerste zes maanden, door het bestuur herzien.
Het tijdstip waarop die verrichting plaats heeft, wordt door het bestuur ter kennis gebracht van de ingelanden. Gedurende deze tijd kunnen de ingelanden de legger inzien en opmerkingen maken.
Binnen acht dagen na die herziening wordt hiervan verslag gedaan aan de Regering.
Komt het bestuur van de watering deze verplichting niet na, dan geeft de Regering aan de bewaarder van het kadaster opdracht de legger op kosten van de watering op te maken en vast te stellen.
De Regering is te allen tijde gerechtigd de in de legger vastgestelde vergissingen te doen herstellen.
Art. 67.Het reglement van elke watering moet, in billijke mate, de vertegenwoordiging van de kleine eigendommen waarborgen. Het moet, ten minste, stemrecht waarborgen aan iedere ingelande die, in het gebied van de watering, grond bezit ter grootte van : 1° één halve hectare in een gebied van minder dan 100 hectaren;2° één hectare in een gebied van 100 tot 499 hectaren;3° twee hectaren in een gebied van 500 tot 999 hectaren; 4° drie hectaren in een gebied van 1.000 tot 4.999 hectaren; 5° vier hectaren in een gebied van 5.000 tot 9.999 hectaren; 6° vijf hectaren in een gebied van 10.000 hectaren en meer.
Eigenaars die afzonderlijk geen stemrecht hebben, kunnen hun eigendommen groeperen tot het in het reglement vastgestelde minimum, om gezamenlijk een afgevaardigde naar de algemene vergadering te zenden.
Elk lid van de algemene vergadering beschikt slechts over een stem.
Art. 68.Het bestuur van de watering is gehouden de lijst van de stemgerechtigden op te maken.
Deze lijst wordt ieder jaar vóór 1 oktober herzien en, te rekenen van die datum, gedurende één maand ter beschikking gehouden van belanghebbenden, die gedurende die termijn en op straffe van verval, hun eventuele bezwaren bij de Regering moeten indienen. Ze beslist zonder verwijl en, in ieder geval, vóór het einde van het jaar.
Zij die op de aldus vastgestelde lijst niet voorkomen, hebben geen recht van stemmen in de loop van het volgende jaar.
Art. 69.Behoort het stemrecht aan een rechtspersoon, dan wijst deze een speciaal gemachtigde aan om het uit te oefenen.
Behoort het stemrecht aan eigenaars van onverdeelde goederen, of aan een eigenaar samen met houders van een recht van vruchtgebruik, erfpacht, opstal, gebruik of bewoning, dan kan dat stemrecht slechts worden uitgeoefend door een gemeenschappelijke mandataris, die door de belanghebbenden of, bij gebreke van overeenstemming, door de vrederechter wordt aangesteld. Deze doet uitspraak binnen een maand nadat het verzoek hem daartoe door de meest gerede partij is toegezonden.
Art. 70.Stemgerechtigden kunnen zich op de algemene vergaderingen door een gevolmachtigde naar hun keuze, die al dan niet ingelande is, laten vertegenwoordigen.
Een gevolmachtigde kan slechts drager zijn van één volmacht.
Art. 71.De burgemeesters der gemeenten waarover het gebied van de watering zich uitstrekt of hun gemachtigden, maken van rechtswege, maar zonder medebeslissende stem, deel uit van de algemene vergadering.
De door de Regering aangewezen ambtenaren moeten op de algemene vergaderingen uitgenodigd worden. Zij hebben daarin raadgevende stem.
Art. 72.Ieder lid van de algemene vergadering dat niet woont in één van de gemeenten waarover het gebied van de watering zich uitstrekt, is verplicht aldaar woonplaats te kiezen voor alles wat zijn betrekkingen met het bestuur van de watering aangaat.
Bij gebreke aan dergelijke keuze van woonplaats worden de betekeningen en oproepingen geldig gezonden aan het gemeentebestuur van de plaats waar de watering haar zetel heeft.
Art. 73.Onverminderd de bevoegdheden haar door bijzondere bepalingen toegekend, omvat de bevoegdheid van de algemene vergadering : 1° het opmaken van het huishoudelijk reglement;2° het opmaken van bijzondere politiereglementen van de watering onder de voorwaarden bepaald bij artikel 75;3° de beslissingen betreffende het aanleggen en verbeteren van de verdedigings-, droogleggings- of bevloeiingswerken en van de wegen;de bepalingen betreffende de overeenkomsten, die met het Gewest worden gesloten, voor de uitvoering van werken door deze laatste binnen het gebied van de watering; 4° het opmaken van de begroting van de watering;5° het onderzoek van de rekeningen en het geven van ontlasting aan de rekenplichtigen;6° de beslissingen betreffende het principe en de voorwaarden van de verhuring en verpachtingen van goederen van de watering en het eventueel kwijtschelden van verplichtingen aangegaan door huurders, pachters en aannemers van werken of leveranties;7° het vervreemden of andere daden van beschikking met betrekking tot de goederen van de watering;8° de geldleningen door de watering aan te gaan;9° het goedkeuren van het geschot of belasting ten behoeve van de watering.
Art. 74.De algemene vergadering is gehouden jaarlijks op de begroting de uitgaven te brengen die ingevolge de wet of bij overeenkomst te haren laste komen.
Indien de ontvangsten geraamd op de begroting ontoereikend zijn, is zij verplicht daarin te voorzien door het invoeren van gewone of buitengewone belastingen.
Blijft de algemene vergadering in gebreke aan die voorschriften te voldoen, dan wordt daarin door de Regering voorzien, het bestuur van de watering en de ingelanden gehoord. De Regering geeft kennis van haar beslissing aan het bestuur van de watering en het bestuur geeft er kennis van aan de ingelanden.
Art. 75.Het bijzonder politiereglement van de watering mag slechts ten doel hebben het behoud van de dijken, waterlozingen en bevloeiingen, van de wegen, van de kunstwerken en hun aanhorigheden.
Het reglement kan de inbreuken op zijn bepalingen of op sommige daarvan als overtreding vaststellen. Die overtredingen worden gestraft met gevangenisstraf van één dag tot zeven dagen en met geldboete van één euro tot vijfentwintig euro of slechts met een van die straffen.
Behalve de straf beveelt de rechter, zo nodig, de herstelling van de overtreding binnen de door hem vastgestelde termijn en hij bepaalt dat bij niet-uitvoering het bestuur van de watering erin zal voorzien op kosten van de overtreder, die, krachtens het vonnis, tot terugbetaling van de uitgave gedwongen kan worden op een eenvoudige staat door dit college opgemaakt.
Het reglement mag niet in strijd zijn met de wetten of algemene verordeningen.
Het wordt bindend met ingang van de tiende dag na de bekendmaking.
De wijze waarop deze bekendmaking geschiedt en de vormen waarin ze wordt gesteld, worden bij besluit bepaald.
Art. 76.De besluiten van de algemene vergadering worden met volstrekte meerderheid van stemmen genomen. Bij staking van stemming beslist de stem van de voorzitter.
Geheime stemming geschiedt van rechtswege wanneer één vierde der aanwezige leden zulks vragen.
Art. 77.Na twee achtereenvolgende, uit de briefwisseling blijkende waarschuwingen, kan de Regering één of meer commissarissen gelasten zich ter plaatse te begeven, op kosten van de watering die verzuimde aan de waarschuwingen te voldoen, met opdracht om de gevraagde inlichtingen of opmerkingen in te winnen of de maatregelen, voorgeschreven door de decretale en reglementaire bepalingen, en de ter uitvoering van deze decretale bepalingen genomen beslissingen van alle bevoegde overheden ten uitvoer te leggen.
De invordering van die kosten geschiedt, zoals in zake directe belastingen, door de rijksontvanger, op bevel van de Regering.
Art. 78.Onverminderd de bijzondere decretale en reglementaire bepalingen, zijn aan de goedkeuring der Regering onderworpen : 1° overeenkomsten tussen wateringen onderling of tussen wateringen en derde personen betreffende afwatering of watertoevoer;2° vervreemdingen, verkrijgingen, ruilingen en dadingen welke onroerende goederen of rechten betreffen en de huurovereenkomsten;3° geldleningen en overeenkomsten, waaruit lasten van blijvende aard voortvloeien voor de watering;4° beslissingen houdende vaststelling van de belastingen ten behoeve van de watering;5° begrotingen en rekeningen.
Art. 79.Aan de Regeringsgoedkeuring zijn onderworpen, de reglementen van de wateringen, alsook de in deze reglementen aangebrachte wijzigingen.
Aan dezelfde goedkeuring zijn onderworpen, de krachtens artikel 63 tussen verscheidene wateringen gesloten overeenkomsten, betreffende hun vereniging, alsook de reglementen van elke vereniging van wateringen.
De Regering kan de reglementen ambtshalve aanvullen met alle nodige bepalingen ter uitvoering van deze titel.
Art. 80.De beslissingen van de algemene vergaderingen die niet worden onderworpen aan de goedkeuring van de hogere overheid, kunnen door de Regering vernietigd worden indien zij strijdig zijn met deze titel, met het door de hogere overheid goedgekeurd reglement van de watering, met algemene belangen of met die van een ander bestuur, openbare instelling of inrichting.
De beslissing kan door de Regering niet meer vernietigd worden na het verstrijken van een termijn van zes maanden, te rekenen van de dag waarop ze kennis heeft gekregen van de beslissing.
Tijdens die termijn van zes maanden kan de Regering de uitvoering van de beslissing schorsen; deze schorsing neemt een einde ten laatste bij het verstrijken van die termijn. Afdeling 2. - Het bestuur
Art. 81.Iedere watering heeft een bestuur, bestaande uit een voorzitter, een ondervoorzitter en beheerders, wier aantal bepaald wordt door het reglement.
Het bestuur wordt bijgestaan door een ontvanger-griffier.
Art. 82.De leden van het bestuur en de ontvanger-griffier mogen onderling bloed- noch aanverwant zijn in de eerste en in de tweede graad. Zij mogen met elkaar niet door het huwelijk verbonden zijn.
In geval van aanverwantschap, ontstaan sedert de benoeming, mag degene die ze heeft doen ontstaan, zijn ambt niet verder waarnemen. Wanneer het huwelijk na de benoeming plaats heeft, mag de echtgenote haar ambt niet verder waarnemen.
Afwijkingen van het bepaalde bij dit artikel kunnen door de Regering verleend worden.
Art. 83.Indien de watering aan minder dan vier ingelanden toebehoort, worden de voorzitter, de ondervoorzitter en de beheerders benoemd door de Regering.
Deze kan een of meer bestuursleden buiten de ingelanden benoemen; in dat geval maken zij van rechtswege deel uit van de algemene vergadering.
Art. 84.Buiten het geval bedoeld in artikel 83 benoemt de algemene vergadering de leden van het bestuur bij geheime stemming, onder de ingelanden. Zij wijst onder de leden van het bestuur, bij twee afzonderlijke stemmingen, de voorzitter en de ondervoorzitter aan.
Zij die verkozen mochten worden onder de ingelanden die geen stemrecht hebben, verkrijgen dit recht krachtens hun benoeming.
Art. 85.De voorzitter, ondervoorzitter en beheerders moeten op de datum van hun benoeming of verkiezing of van de vernieuwing van hun mandaat, Belg en meerderjarig zijn. Behoudens bijzondere toestemming van de Regering moeten zij hun gewone verblijfplaats hebben in een der gemeenten waarover het gebied van de watering zich uitstrekt, of in een aangrenzende gemeente.
Art. 86.Het mandaat van voorzitter, van ondervoorzitter en van beheerder duurt zes jaar. Het kan worden vernieuwd.
Het reglement van de watering stelt een orde van aftreden vast.
Art. 87.De bestuursleden leggen de eed af in handen van de Regering of van zijn gemachtigde.
Art. 88.Behoudens bijzondere toestemming van de Regering mag niemand in meer dan één watering voorzitter, ondervoorzitter of beheerder zijn.
Art. 89.Een voorzitter die verhinderd is, wordt vervangen door de ondervoorzitter, en indien ook deze verhinderd is, door de oudste beheerder in jaren.
Zijn al de beheerders verhinderd, dan wijst de Regering een derde persoon aan om het ambt van voorzitter tijdelijk waar te nemen.
Art. 90.Klachten tegen de voorzitter worden aan de algemene vergaderingen voorgelegd. Voor het onderzoek van die klachten op de algemene vergadering wordt de voorzitter vervangen zoals bepaald in artikel 89, eerste en tweede lid.
De algemene vergadering hoort de voorzitter. Acht zij de klacht ongegrond, dan beslist zij dat er geen aanleiding is tot straf. Meent zij dat een straf nodig is, dan zendt zij het dossier, samen met haar besluit, aan de Regering.
De Regering, na de voorzitter gehoord te hebben, kan beslissen dat er geen aanleiding is tot straf ofwel de voorzitter schorsen of afzetten.
Art. 91.De algemene vergadering kan de ondervoorzitter en de beheerders schorsen op verslag van de voorzitter en na de betrokkene te hebben gehoord.
Meent zij dat de schorsing meer dan een maand moet duren, of dat de betrokken ondervoorzitter of beheerder moet worden afgezet, dan wordt haar besluit aan de Regering gezonden. Die uitspraak doet na de betrokkene gehoord te hebben.
Art. 92.De Regering kan eveneens, ambtshalve, na de betrokkenen gehoord te hebben, en na het advies van de op haar initiatief speciaal daarvoor bijeengeroepen algemene vergadering ingewonnen te hebben, de voorzitter, de ondervoorzitter of de beheerders schorsen dan wel afzetten.
De algemene vergadering geeft haar advies eerst na de betrokkenen gehoord te hebben.
Art. 93.Onverminderd de bevoegdheden, door bijzondere bepalingen verleend, is het bestuur belast : 1° met het voorbereiden van de werkzaamheden van de algemene vergadering;2° met het uitvoeren van haar beslissingen;3° met het dagelijks bestuur en met het toezicht op de belangen van de watering, en in het bijzonder met het onderhoud en het in stand houden van de verdedigings-, droogleggings- of bevloeiingswerken en van de wegen;4° met het beheer van het domein van de watering;5° met het opmaken van de plannen en bestekken van de werken en leveringen;6° met het nazien van de boeken en de kas, gehouden door de ontvanger-griffier;7° met het bijhouden van de lijst van de ingelanden die belasting ten behoeve van de watering schuldig zijn en van het kohier dier belastingen;8° met het vaststellen van de wedden en lonen van de wachters, de sluiswachters en van de overige leden van het personeel der watering, behalve van de ontvanger-griffier.
Art. 94.De voorzitter roept de algemene vergadering samen op de plaats daartoe door het reglement bepaald; hij zit deze vergadering voor.
Hij is gehouden de algemene vergadering bijeen te roepen op schriftelijk verzoek van ten minste een derde der leden.
Art. 95.Hij vraagt de goedkeuring van de hogere overheid voor de daden en beslissingen aan die goedkeuring onderworpen.
Art. 96.Hij gelast de betaling van de werken en leveranties, na oplevering en op zicht van de bewijsstukken betreffende de uitgave, die moeten bewaard worden om tot staving van de rekeningen te worden overlegd.
Art. 97.Hij voert de beslissingen van het bestuur uit.
Hij treedt in rechte op voor de watering overeenkomstig de aanwijzingen van het bestuur en na daartoe gemachtigd te zijn door de algemene vergadering en door de Regering voor andere rechtsgedingen als eiser dan de bezitsvorderingen en de vorderingen in kortgeding.
Hij tekent al de akten en bescheiden van de watering, zonder zijn ambtsbevoegdheid te moeten rechtvaardigen tegenover derden. De akten en bescheiden betreffende het geldelijk beheer van de watering moeten evenwel medeondertekend worden door de ontvanger-griffier.
De obligatiën van geldleningen worden getekend door de voorzitter en medeondertekend door een beheerder.
Art. 98.Hij heeft de leiding van en houdt toezicht over het personeel van de watering.
Art. 99.In processen-verbaal die bewijskracht hebben tot het tegendeel is bewezen, stelt hij de overtredingen vast, omschreven bij deze titel, bij de ter uitvoering daarvan genomen besluiten of bij het politiereglement van de watering.
Art. 100.In spoedeisende gevallen neemt hij de beslissingen die tot de bevoegdheid van het bestuur behoren, mits hij bij dit bestuur daarover zo spoedig mogelijk verslag uitbrengt.
Art. 101.Bij hoge waterstand en telkens wanneer de watering in gevaar van overstroming verkeert, begeven de bestuursleden zich naar de bedreigde plaatsen en treffen er de nodige maatregelen. Afdeling 3. - De ontvanger-griffier
Art. 102.De ontvanger-griffier wordt door de algemene vergadering benoemd.
Art. 103.Hij moet Belg en meerderjarig zijn. Zijn ambt neemt een einde op de leeftijd van 65 jaar, met dit voorbehoud dat hij de dienst waarneemt tot de dag dat zijn opvolger de eed aflegt.
De algemene vergadering stelt zijn wedde vast, die door de Regering moet goedgekeurd worden.
Art. 104.Hij legt ter vergadering van het bestuur de eed af in handen van de voorzitter.
Art. 105.Hij stort een borgsom waarvan het bedrag door de algemene vergadering wordt vastgesteld.
Deze borgsom mag het bedrag van zijn jaarwedde niet overschrijden; zij wordt hem eerst terugbetaald na het neerleggen van zijn ambt en na goedkeuring, door de algemene vergadering, van zijn rekening van klerk tot meester.
Art. 106.Hij houdt zijn kantoor in de gemeente waar het bestuur van de watering haar zetel heeft, of in een aangrenzende gemeente.
Art. 107.De ontvanger-griffier stelt de notulen op van de algemene vergaderingen en van de bestuursvergaderingen en ondertekent ze samen met de voorzitter.
Art. 108.Hij is verantwoordelijk voor de bewaring van de boeken, de stukken van comptabiliteit en beheer alsook het archief van de watering.
Art. 109.Hij legt deze bescheiden voor op ieder verzoek van de voorzitter, van het bestuur, van de Regering.
Gedurende vijftien dagen vóór elke algemene vergadering kan ieder lid inzage nemen van de bescheiden betreffende de punten die aan de orde zijn. Wanneer de vaststelling van de begroting of het onderzoek van de rekeningen aan de orde is, ontvangt elk lid uiterlijk vijftien dagen vóór de algemene vergadering een afschrift van die bescheiden.
Van het archief van de watering kan inzage worden genomen door ieder die de toestemming van de voorzitter verkregen heeft.
Art. 110.Meent het bestuur dat een sanctie moet worden getroffen ten laste van de ontvanger-griffier, dan brengt het de zaak vóór de algemene vergadering. Deze hoort de belanghebbende. Zij kan hem voor één maand schorsen. Acht zij een strengere sanctie noodzakelijk, dan kan zij aan de Regering de schorsing voor meer dan een maand of de afzetting voorstellen.
Art. 111.Is de ontvanger-griffier geschorst of verhinderd zijn ambt te vervullen, dan voorziet het bestuur in zijn tijdelijke vervanging. Afdeling 4. - De wachters en de sluiswachters of sluismeesters
Art. 112.De wachters en sluiswachters worden door het bestuur benoemd, geschorst of uit hun ambt ontzet.
Zij kunnen eveneens door de Regering worden geschorst of uit hun ambt ontzet, het bestuur van de watering gehoord.
Geen tuchtstraf wordt getroffen tenzij de belanghebbende vooraf gehoord is.
Art. 113.Om wachter of sluiswachter te zijn, moet men meer dan 21 zijn en minder dan 65 jaar oud.
Art. 114.De wachters en sluiswachters leggen de eed af vóór de vrederechter van het kanton waarin de watering haar zetel heeft.
Art. 115.In processen-verbaal, die bewijskracht hebben tot het tegendeel is bewezen, stellen zij de overtredingen vast omschreven bij deze titel en bij het politiereglement van de watering.
In de wateringen waar geen wachter noch sluiswachter is, behoort die politiebevoegdheid aan de ontvanger-griffier.
Art. 116.Zij kunnen belast worden met de dienst van bode of dwangbeveldrager. HOOFDSTUK III. De belastingen ten behoeve van de wateringen Afdeling 1. - Het vestigen der belastingen
Art. 117.Op al de erven binnen het gebied van de watering kan een belasting ten behoeve van de watering worden geheven op de grondslagen en volgens het onderscheid te bepalen bij het reglement.
Dit reglement mag het aandeel in de belasting differentieel onder de verschillende categorieën van erven vaststellen.
De belastingvoet wordt jaarlijks door de algemene vergadering vastgesteld.
Art. 118.Voor de betaling van de belasting, van de intresten en de kosten heeft de watering een hoofdelijke rechtsvordering tegen de eigenaars, erfpachters, opstalhouders, vruchtgebruikers en houders van een recht van gebruik van eenzelfde erf.
De mede-eigenaars van een erf zijn ook hoofdelijk gehouden.
Art. 119.Erfgenamen en erfopvolgers van een overleden schuldenaar zijn hoofdelijk aansprakelijk voor de schuld. Afdeling 2. - Wijze van invordering der belastingen
Art. 120.Het kohier van de belasting ten behoeve van de watering wordt elk jaar door de algemene vergadering opgemaakt en vastgesteld volgens de regelen bepaald door het reglement.
Het wordt door de Regering uitvoerbaar verklaard.
Een aanvullend kohier kan door de algemene vergadering worden opgemaakt voor het heffen van buitengewone belastingen.
Bezwaren worden vóór de Regering gebracht binnen drie maanden na ontvangst van het aanslagbiljet, in de vormen en onder de voorwaarden bepaald bij de artikelen 25 tot 27 van het decreet van 6 mei 1999 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillen inzake de directe gewestelijke belastingen.
Tegen de beslissingen over deze bezwaren door de Regering getroffen, mag men zich in verbreking voorzien overeenkomstig de bepalingen van artikel 28 van bovenvermeld decreet.
Art. 121.De belasting moet betaald zijn binnen de termijnen door de algemene vergadering vastgesteld.
Het reglement voorziet in de betaling van een verwijlinterest.
De ontvanger-griffier is verantwoordelijk voor de belastingen die door zijn schuld niet binnen de gestelde tijd zijn geïnd. In afwachting van de inning kan hij door de Regering gedwongen worden persoonlijk het bedrag voor te schieten om de uitgaven van de watering te dekken, zonder uit dien hoofde op enige intrest aanspraak te hebben.
Art. 122.Buitengewone belastingen kunnen over verscheidene dienstjaren verdeeld worden, met goedkeuring van de Regering.
Art. 123.De ontvanger-griffier volgt, voor de invordering van de belastingen, van de intresten en de kosten, de regelen vastgesteld voor de invordering der directe belastingen door de Staat.
Art. 124.De kosten van dwangbevel en tenuitvoerlegging worden vastgesteld zoals inzake directe belastingen. Afdeling 3. - Waarborgen voor de invordering der belasting
Art. 125.De schuldenaren van de belasting ten behoeve van de watering staan in met hun in het gebied van de watering gelegen onroerende goederen en met al hun roerende goederen.
Art. 126.De gewone en buitengewone belastingen ten behoeve van de watering, de intresten en de kosten zijn gewaarborgd door een algemeen voorrecht op de inkomsten en op de roerende goederen van alle aard van de belastingsplichtige en door een wettelijke hypotheek op al de hem toebehorende goederen in het gebied van de watering gelegen en die daarvoor vatbaar zijn.
Art. 127.Het voorrecht neemt rang onmiddellijk na dat hetwelk ingesteld is ten voordele van de Openbare Schatkist voor de invordering der directe belastingen, onverminderd artikel 13 van de wet van 5 juli 1871 en artikel 4 van de wet van 11 april 1895.
Het wordt uitgeoefend gedurende twee jaar te rekenen van de datum van de uitvoerbaarverklaring van het kohier.
Bij beslag op de inkomsten of goederen vóór het verstrijken van die termijn blijft het voorrecht behouden tot hun tegeldemaking.
Met beslag gelijkgesteld wordt het verzoek van de ontvanger-griffier bij ter post aangetekend schrijven gedaan aan de pachters, huurders, ontvangers, agenten, huismeesters, notarissen, deurwaarders, griffiers, curators, vertegenwoordigers en andere bewaarnemers en schuldenaars van de inkomsten, sommen, waarden of roerende goederen om, op het bedrag van de fondsen of waarden die zij verschuldigd zijn of die zich in hun handen bevinden, ter ontlasting van de belastingplichtigen, te betalen tot beloop van al of een deel van de door de laatstgenoemden aan de watering verschuldigde belastingen.
De uitwerking van dit verzoek strekt zich uit tot de voorwaardelijke schuldvorderingen of die op termijn, op welk tijdstip ook zij opeisbaar worden.
Art. 128.§ 1. De wettelijke hypotheek schaadt geenszins de vorige voorrechten en hypotheken. § 2. Zij neemt rang vanaf haar inschrijving.
Behalve wanneer de rechten van de watering in gevaar verkeren, mag de inschrijving slechts worden genomen vanaf het verstrijken van een termijn van zes maanden, ingaande op de datum van de uitvoerbaarverklaring van het kohier waarin de gewaarborgde belastingen zijn opgenomen. § 3. De hypotheek wordt ingeschreven op verzoek van de ontvanger-griffier belast met de invordering. De inschrijving heeft plaats niettegenstaande verzet, betwisting of beroep op voorlegging van een door de ontvanger-griffier voor echt verklaard afschrift van het aanslagbiljet houdende vermelding van de datum van de uitvoerbaarverklaring van het kohier. § 4. Onverminderd de toepassing van artikel 87 van de wet van 16 december 1851 kan de inschrijving worden gevorderd voor een door de ontvanger-griffier in het borderel te bepalen bedrag dat de intresten en toebehoren, die vóór de vereffening van de aan de watering verschuldigde belasting zouden kunnen verschuldigd zijn, vertegenwoordigt. § 5. De ontvanger-griffier verleent handlichting in de administratieve vorm, zonder dat hij tegenover de hypotheekbewaarder gehouden is de betaling der verschuldigde sommen te verantwoorden. § 6. Zo de betrokkenen, alvorens de bedragen vereffend te hebben die door de wettelijke hypotheek gewaarborgd zijn, wensen al of een deel van bezwaarde goederen vrij te maken van hypotheek, dienen zij daartoe een verzoek in bij de ontvanger-griffier. Dit verzoek wordt ingewilligd zo de watering reeds voldoende zekerheid bezit of zo deze haar wordt gegeven voor het bedrag van hetgeen haar verschuldigd is. § 7. De kosten der hypothecaire formaliteiten in verband met de wettelijke hypotheek zijn ten laste van de belastingplichtige. Afdeling 4. - De verjaringen
Art. 129.Er is verjaring voor de invordering der belastingen, intresten en kosten na twee jaar te rekenen van de 1ste januari die volgt op het jaar waarin de belasting moet worden betaald.
Art. 130.Onverminderd het bij artikel 120 ingestelde beroep vervalt de eis tot teruggave van elke ten onrechte geïnde som, van rechtswege, na twee jaar, te rekenen van de betaling.
Art. 131.De termijn bepaald in de artikelen 129 en 130 kan worden onderbroken op de wijze omschreven in artikel 2244 en volgende van het Burgerlijk Wetboek en door afstand te doen van het reeds verlopen gedeelte van de verjaringstermijn.
In geval van stuiting van de verjaring is een nieuwe verjaring, die op dezelfde wijze gestuit kan worden, verkregen twee jaar na de laatste akte of handeling waardoor de vorige verjaring gestuit indien er geen geding aanhangig is bij het gerecht is. HOOFDSTUK IV. - De werken door de wateringen uit te voeren
Art. 132.§ 1. De wateringen maken om de vijf jaar een beheersplan op dat een staat bevat van de werken die in die periode moeten uitgevoerd worden voor het aanleggen, verbeteren, onderhouden en instandhouden van de verdedigings- droogleggings- en bevloeiingswerken en van de wegen van de watering.
Het beheersplan omvat de beheersdoelstellingen en de bijzondere uitsluitingen vastgelegd bij de besluiten, genomen krachtens de wet van 12 juli 1973 op het natuurbehoud, tot aanwijzing van de Natura 2000-site(s) die bestaat (bestaan) binnen het gebied van de watering.
Het bevat de nodige werken om de doelstellingen van het actief beheersstelsel te vervullen zoals omschreven in het aanwijzingsbesluit van de site(s). § 2. Het beheersplan bevat een raming van de uitgaven en maakt een onderscheid tussen de indicatieve lijst van de werken bedoeld in artikel 133, enerzijds, en de onderhouds- en instandhoudingswerken, anderzijds.
Het eerste beheersplan wordt uiterlijk op 15 april 2005 opgesteld. Het wordt meegedeeld aan de Regering en aan zijn goedkeuring voorgelegd.
Indien het dossier volledig is, wordt de goedkeuring als verworven beschouwd bij gebrek aan kennisgeving van een tegengestelde beslissing binnen veertig dagen na de ontvangst van het beheersplan door de Regering. § 3. In de omtrekken van de Natura 2000 sites bedoeld in de eerste paragraaf, tweede lid, geldt de goedkeuring van dit beheersplan door de Regering als afsluiten van een actief beheerscontract in de zin van artikel 27 van de wet van 12 juli 1973 op het natuurbehoud wat betreft de verwezenlijking en de instandhouding van een aangepast waterstelsel.
Art. 133.Aan een milieuvergunning of aan een aangifte volgens de regels omschreven bij het decreet van 11 maart 1999 betreffende de milieuvergunning kunnen onderworpen worden : 1° de werkzaamheden uitgevoerd door een watering betreffende het aanleggen, doen verdwijnen of wijzigen van een dijk, een langsgracht of kunstwerk in de dijken;2° alle andere aanleg- en verbeteringswerken uitgevoerd door een watering.
Art. 134.De wateringen mogen ambtshalve alle werken uitvoeren die niet zonder gevaar of schade uitgesteld kunnen worden, mits onmiddellijk hiervan kennis te geven aan de Regering.
De Regering mag voorlopig de schorsing of de wijziging van de werken bevelen in afwachting van het vervullen van de formaliteiten bedoeld in artikel 133.
Art. 135.Het bestuur van de watering kiest de wijze waarop de opdrachten voor aanneming van werken, leveringen en diensten worden gegund en stelt de voorwaarden vast; het stelt de procedure in en gunt de opdracht.
Behoudens in de spoedeisende gevallen bedoeld in artikel 134 wordt het besluit tot gunning van de opdracht onderworpen aan de goedkeuring van de Regering.
De goedkeuring wordt geacht te zijn verleend bij ontstentenis van betekening van een andersluidende beslissing binnen veertig dagen nadat het besluit bij de Regering is ingekomen.
Art. 136.De leden van het bestuur noch de ontvanger-griffier mogen, op straffe van afzetting en onverminderd de straffen gesteld bij artikel 245 van het Strafwetboek, enig belang, welk het ook zij, nemen of aanvaarden in de leveringen en werken die de watering aangaan.
Art. 137.De oplevering van de werken en materialen geschiedt onder de verantwoordelijkheid van het bestuur.
De processen-verbaal van oplevering worden, tot staving, gevoegd bij de definitieve betalingsmandaten uitgereikt door de voorzitter.
Art. 138.Om grond en ander materiaal uit te halen die nodig zijn voor de werken bedoeld in artikel 134, mag de watering, tegen een voorafgaande billijke vergoeding aan de betrokken eigenaars en exploitanten, uitgravingen doen binnen haar gebied.
Onverminderd het bij artikel 134 bepaalde wijst de voorzitter, in overleg met de door de Regering aangewezen bevoegde ambtenaar, de plaats en de afmetingen aan van die uitgravingen derwijze dat ze geen schade kunnen doen aan het instandhouden van de verdedigingswerken. HOOFDSTUK V. - De toezichtsmaatregelen en ambtshalve uitgevoerde werken
Art. 139.Onverminderd de bij artikel 93, 3°, opgelegde verplichtingen is het bestuur van de watering gehouden, ieder jaar in de loop van de maand maart of april en van de maand september, de stand van onderhoud en bewaring van de verdedigingswerken, van de droogleggings- en van de beveiligingswerken van de watering grondig te onderzoeken.
Art. 140.Indien blijkt uit een verslag, opgemaakt door de Regering en waarvan kennis wordt gegeven aan het bestuur van de watering, dat voor het onderhoud en de veiligheid van de watering noodzakelijke werken verwaarloosd zijn, hoort de Regering, hoogdringend, het bestuur van de watering in bijzijn van de bevoegde ambtenaar en stelt in voorkomend geval een termijn vast binnen welke de algemene vergadering tot de uitvoering van de werken moet beslissen.
Art. 141.Neemt de watering deze beslissing niet binnen de gestelde termijn, dan kan de Regering de nodige maatregelen treffen, in naam en voor de rekening van de watering, bij toepassing van artikel 77.
De Regering kan ook ambtshalve de uitvoering van de werken bevelen. In dit geval worden de nodige gelden door het Gewest voorgeschoten.
Art. 142.Alle werken worden uitgevoerd onder het toezicht van de Regering.
De Regering is bovendien aanwezig bij de oplevering van de werken, behoudens wanneer het onderhouds- of instandhoudingswerken betreft.
Art. 143.Wanneer de Regering verneemt dat een watering zonder de vereiste vergunningen of zonder inachtneming van de gestelde voorwaarden enig werk uitvoert of heeft uitgevoerd, en wanneer dit werk schadelijk blijkt voor het algemeen belang, voor de belangen van provincie of gemeente of voor de belangen van een andere watering, hoort zij op tegenspraak de betrokken besturen en beveelt zij, zo nodig, dat de zaken in hun vorige staat worden hersteld.
Zo de watering nalaat de bevelen van de Regering, uit te voeren mag deze te werk gaan overeenkomstig artikel 141.
Art. 144.§ 1. Voor het invorderen van hetgeen hem verschuldigd is uit hoofde van de voorschotten die hij heeft verstrekt, van de intresten en van de kosten, beschikt het Gewest tegen de watering over een burgerlijke rechtsvordering.
Deze voorschotten, intresten en kosten zijn gewaarborgd door een algemeen voorrecht op de inkomsten en de roerende goederen van alle aard van de watering en door een wettelijke hypotheek op alle goederen van de watering die daarvoor vatbaar zijn. § 2. Het voorrecht neemt rang onmiddellijk na dat, hetwelk ten behoeve van de Openbare Schatkist ingesteld is voor de invordering van de directe belastingen.
Het wordt uitgeoefend te rekenen van de dag waarop de in artikel 145 bedoelde termijn van drie maanden is verstreken.
Dit voorrecht blijft bestaan totdat de schuld aan het Gewest volledig is gedelgd.
Bij beslag op de inkomsten of goederen vóór dat tijdstip, blijft het voorrecht tot de tegeldemaking van die inkomsten of goederen gehandhaafd.
Met beslag wordt gelijkgesteld het verzoek van de Regering, bij een ter post aangetekende brief gedaan aan de pachters, huurders, ontvangers, agenten, huismeesters, notarissen, deurwaarders, griffiers, curators, vertegenwoordigers en andere bewaarnemers en schuldenaars van de inkomsten, sommen, waarden of roerende goederen om, op het bedrag van de fondsen of waarden die zij verschuldigd zijn of die zich in hun handen bevinden, ter ontlasting van de watering te betalen tot het beloop van alle of van een deel der door de watering verschuldigde sommen.
De uitwerking van dit verzoek strekt zich uit tot de voorwaardelijke schuldvorderingen of die op termijn, op welk tijdstip zij ook opeisbaar worden. § 3. De wettelijke hypotheek schaadt geenszins de vroegere voorrechten en hypotheken.
Zij neemt rang vanaf haar inschrijving.
De hypotheek wordt ingeschreven op verzoek van de Regering, op overlegging van twee borderellen houdende, behalve vermelding van het betrokken ministerie of de betrokken watering, opgave van het bedrag waarvoor de inschrijving wordt gevorderd en speciale aanduiding van de aard en de ligging van elk der onroerende goederen waarop de hypotheek betrekking zal hebben.
De Regering verleent handlichting in de administratieve vorm zonder dat hij, tegenover de hypotheekbewaarder, gehouden is de betaling der verschuldigde sommen te verantwoorden.
De kosten van de hypotheekformaliteiten zijn ten laste van de watering.
Art. 145.Aan de watering wordt een termijn toegestaan om de voor de betaling nodige maatregelen te nemen. Deze termijn mag niet minder bedragen dan drie maanden ingaande op het tijdstip waarop de Regering van de afrekening kennis geeft.
De Regering kan, naar omstandigheden, termijnbetaling toestaan. Ook kan zij, indien de omstandigheden zulks wettigen, een deel van de schuld kwijtschelden.
Art. 146.Indien de watering, binnen de termijn in het vorige artikel gesteld, de nodige maatregelen niet heeft getroffen om, volgens de voorgestelde modaliteiten, de betaling te verzekeren van de schuldvordering van het Gewest, of indien later de watering aan haar verplichtingen te kort komt, heeft het Gewest het recht de inning van zijn schuldvordering tegen de watering te vervolgen zoals in domeinzaken.
Art. 147.Zowel vóór als na het instellen van de vervolgingen heeft het Gewest het recht tegen de watering maatregelen van bewaring voor de inning van zijn schuldvordering te nemen overeenkomstig de rechtsregelen in burgerlijke zaken.
Art. 148.In gevallen als omschreven in artikel 146 mag het Gewest, ook met het oog op de terugbetaling van zijn schuldvordering, bij de watering stappen doen om haar er toe te brengen gewone of buitengewone belastingen ten behoeve van de watering in te voeren.
Blijft de watering in gebreke die belastingen in te voeren, dan kan het Gewest ze, overeenkomstig artikel 77, door een bijzondere commissaris doen vestigen.
Het innen van deze belastingen, intresten en kosten wordt door de ontvanger-griffier vervolgd.
Zo nodig kan de Regering voor het innen van die belastingen een ontvanger der domeinen in de plaats stellen van de ontvanger-griffier.
In dit geval vervult de ontvanger der domeinen alle formaliteiten in de plaats van de overheden van de watering. Hij boekt de geïnde bedragen als ontvangen, ter aflossing van de schuld van de watering.
Art. 149.Binnen de grenzen van de gebieden die onder de gelding van deze titel vallen kan de Regering elke maatregel voorschrijven en van ambtswege alle werken bevelen die voor het algemeen belang vereist zijn. Zulke werken worden door het Gewest op zijn kosten uitgevoerd.
Op voorstel van de algemene vergadering van de watering kan de Regering, na het advies van de betrokken gemeenteraad te hebben ingewonnen, verordenen dat de wegen in het gebied van de watering naar het openbaar domein van de gemeente zullen overgebracht worden om van de gemeentewegen deel uit te maken. HOOFDSTUK VI. - Verschillende bepalingen
Art. 150.Ten opzichte van de particuliere eigendommen die buiten hun gebied gelegen zijn, maken de besturen van de wateringen gebruik van de erfdienstbaarheden omschreven bij de artikelen 15 tot 21 van het Veldwetboek, volgens de bij die bepalingen gestelde regelen.
Art. 151.Ten opzichte van de eigendommen die deel uitmaken van hun gebied beslissen de besturen van de wateringen over de noodzakelijkheid gebruik te maken van deze erfdienstbaarheden, en de rechterlijke overheid, aangewezen in artikel 21 van het Veldwetboek, is slechts bevoegd uitspraak te doen over het bedrag der verschuldigde vergoedingen.
Art. 152.Wanneer een watering verplicht is gebruik te maken van het domein van een andere watering voor doeleinden als omschreven bij de artikelen 15 tot 21 van het Veldwetboek, worden de ter zake getroffen overeenkomsten aan de goedkeuring van de Regering onderworpen.
Bij verschil van mening tussen de betrokken besturen doet de Regering uitspraak zowel over de noodzaak van de overwogen maatregelen als over de voorwaarden van uitvoering, daarin begrepen de vergoedingen.
Art. 153.De Regering is bevoegd een algemeen politiereglement van de wateringen op te maken.
Overtreding van het bepaalde in dat reglement wordt gestraft met gevangenisstraf van één dag tot zeven dagen en met een geldboete van één euro tot vijfentwintig euro, of met een van die straffen alleen.
Art. 154.De Regering kan van deze titel afwijken ten behoeve van wateringen waarvan het gebied zich gedeeltelijk over een naburig land uitstrekt.
Art. 155.Het Waalse Gewest erft de rechten en verplichtingen van de provincies, met inbegrip van de rechten en verplichtingen voortvloeiend uit de huidige en komende gerechtelijke procedures wat betreft de wateringen.
Titel VII. - Bescherming van het water HOOFDSTUK I. - Bescherming van het oppervlaktewater Afdeling 1. - Doelstellingen inzake kwaliteit en beschermingszones
Art. 156.§ 1. De Regering kan de algemene normen vaststellen voor de kwaliteitsdoelstellingen waaraan oppervlaktewater bestemd voor welbepaalde doeleinden, moet voldoen.
Na advies van de wateradviescommissie wijst de Regering "beschermingszones" aan die door haar worden gewijzigd en afgebakend en waarin het oppervlaktewater, met name in verband met het gebruik of de bestemming hiervan, met bepaalde parametrische waarden in overeenstemming moet zijn.
Na advies van dezelfde commissie en onverminderd de toepassing van de verplichte internationale normen en de algemene of sectorale wettelijke normen kan de Regering, voor in overeenstemming met lid één aangewezen en afgebakende beschermingszones gebiedende waarden en richtwaarden vaststellen.
Dezelfde gebiedende waarden en dezelfde richtwaarden worden, krachtens het tweede lid, vastgesteld voor alle beschermingszones waarvan het oppervlaktewater hetzelfde gebruik of dezelfde bestemming heeft. In verband met de omstandigheden die aan de desbetreffende zone eigen zijn kan de Regering evenwel gebiedende waarden en richtwaarden vaststellen voor een vastgestelde beschermingszone met afwijking van de normen die door haar voor andere zones van dezelfde aard zijn opgesteld.
Wanneer de grenzen van twee beschermingszones die in verband met verschillende gebruiksmogelijkheden of bestemmingen zijn aangewezen, samenvallen, moet het oppervlaktewater, voor wat de gemeenschappelijke parameters betreft, in overeenstemming zijn met de strengste parametrische waarden hetgeen zowel voor de richtwaarden als voor de gebiedende waarden geldt. In voorkomend geval is dezelfde regel voor het gedeelte van toepassing dat voor beide zones gemeenschappelijk is. § 2. Indien deze maatregel noodzakelijk is voor de inachtneming van vastgestelde parametrische waarden in een lager gelegen beschermingszone, kan de Regering, na advies van de wateradviescommissie, hoger gelegen zones aanwijzen en afbakenen waarvan het oppervlaktewater met bepaalde parametrische waarden in overeenstemming moet zijn. § 3. De handhaving van de kwaliteit van het oppervlaktewater kan niet worden opgevat alsof dit een verplichting ten laste van het Gewest tot gevolg zou kunnen hebben, behoudens voor wat de gebiedende waarden van de doelstellingen inzake kwaliteit in de beschermingszones betreft; het Gewest is met name niet verplicht kunstwerken voor zuiveringsdoeleinden te bouwen. Zij is slechts verplicht de bouw hiervan te financieren binnen de grenzen vastgesteld door de regels ter verlening van subsidies, die krachtens onderhavig boek werden vastgelegd.
Art. 157.De Regering stelt de inventaris op van de krachtens artikel 156 aangewezen zones en houdt deze inventaris bij.
Deze inventaris vermeldt : 1° de grenzen van iedere zone en zonegedeelte;2° de parameters en de voor iedere zone vastgestelde parametrische waarden die voortvloeien hetzij uit de door de Regering genomen besluiten krachtens artikel 156, hetzij uit algemene of sectorale wettelijke normen, hetzij uit verplichte internationale normen. De inventaris met de beschermingszones en de hoger gelegen zones, alsmede de bijwerkingen van deze inventaris, worden in het Belgisch Staatsblad gepubliceerd, onverminderd de publicatie van de door de Regering genomen besluiten krachtens artikel 156 en de publicatie van de verschillende wettelijke of verplichte internationale normen in de beschermingszones en de hoger gelegen zones.
Art. 158.Wanneer in een beschermingszone wordt vastgesteld dat het oppervlaktewater niet met de gebiedende waarden in overeenstemming is, kan de Regering de nodige maatregelen treffen om ervoor te zorgen dat dit water de vereiste kwaliteit terugkrijgt.
De Regering kan bovendien een bepaald gebruik van het water van de beschermingszone tijdelijk onderbreken indien de reglementering van dit gebruik onder de bevoegdheid van het Gewest valt. In het tegenovergestelde geval betekent de Regering aan de bevoegde autoriteit de redenen die een tijdelijke opschorting van de machtiging van dit gebruik zouden kunnen rechtvaardigen. Afdeling 2. - Handelingen waarvoor een milieuvergunning of aangifte
vereist kunnen worden
Art. 159.Met inachtneming van de voorschriften bepaald bij het decreet van 11 maart 1999 betreffende de milieuvergunning kan de milieuvergunning of de aangifte vereist worden voor : 1° de lozing van afvalwater in gewoon oppervlaktewater;2° de lozing van industrieel afvalwater in openbare rioleringen, verzamelriolen voor afvalwater of kunstmatige afvoerwegen voor regenwater;3° de tijdelijke of vaste afzetting van verontreinigende stoffen op een plaats waar zij door een natuurlijk verschijnsel in het oppervlaktewater of in openbare rioleringen kunnen terechtkomen;4° de lozingen van motoren van vaartuigen in gewoon oppervlaktewater;5° lozingen van huishoudelijk afvalwater in openbare rioleringen, verzamelriolen voor afvalwater of kunstmatige afvoerwegen voor regenwater;6° lozingen van afvalwater uit de landbouw in openbare rioleringen, verzamelriolen voor afvalwater of kunstmatige afvoerwegen voor regenwater;7° de installatie van septische putten en gelijksoortige zuiveringssystemen;8° de onttrekking van oppervlaktewater dat zich niet in een tot drinkwater verwerkbare waterzone bevindt. Afdeling 3. - Gecombineerde aanpak
Art. 160.§ 1. De stroomgebiedsoverheid draagt er zorg voor dat alle lozingen zoals bedoeld in paragraaf 2, in oppervlaktewateren worden beheerst overeenkomstig de in dit artikel uiteengezette gecombineerde aanpak. § 2. De stroomgebiedsoverheid draagt zorg voor de invoering en/of toepassing van : 1° de op de beste beschikbare techniek gebaseerde emissiebeheersingsmaatregelen, of 2° de toepasselijke emissiegrenswaarden, of, 3° in geval van diffuse effecten, de beheersingsmaatregelen, met inbegrip van de beste milieupraktijken, indien van toepassing, die zijn vervat in : 1° het deceet van 11 maart 1999 betreffende de milieuvergunning;2° richtlijn 91/271/EEG van de Raad van 21 mei 1991 inzake de behandeling van stedelijk afvalwater;3° richtlijn 91/676/EEG van de Raad van 12 december 1991 inzake de bescherming van water tegen verontreiniging door nitraten uit agrarische bronnen;4° de door de Regering vernoemde wetgevingen;5° andere relevante wetgeving; uiterlijk 22 december 2012, tenzij in de desbetreffende wetgeving anders bepaald. § 3. Wanneer op grond van een kwaliteitsdoelstelling of kwaliteitsnorm, vastgesteld overeenkomstig dit boek, of overeenkomstig andere wetgevende bepalingen strengere voorwaarden vereist zijn dan die welke zouden voortvloeien uit de toepassing van paragraaf 2, worden er dienovereenkomstig strengere emissiebeheersingsmaatregelen vastgesteld. Afdeling 4. - Bijzondere beschermingsmaatregelen en statistieken
Art. 161.Het is verboden : 1° vervuilende gassen, vloeistoffen die door de Regering zijn verboden, vaste afvalstoffen die vooraf aan een mechanische verbrijzeling werden onderworpen of water dat dergelijke stoffen bevat in de openbare rioleringen, de verzamelleidingen en het oppervlaktewater te brengen;2° voorwerpen te werpen of neer te leggen in en andere stoffen dan afvalwater in de openbare rioleringen, de verzamelleidingen en het oppervlaktewater te brengen.
Art. 162.De Regering kan voorschriften opleggen met betrekking tot het onderhoud van de vijvers en andere watervlakken waarin zich geen stromend water bevindt met het oog op het verhoeden van de organische vervuiling die uit het ledigen of reinigen hiervan voortvloeit.
De Regering kan bovendien aan de overheden, belast met beheer van de straten en wegen, voorschriften opleggen ter aanvulling op de algemene normen voor wat het opvangen, bijeenbrengen, afvoeren en behandelen van het afvloeiwater betreft.
Art. 163.De Regering kan de lozingen in de binnenwateren reglementeren, afkomstig van de boten alsmede de maatregelen vaststellen, ertoe bestemd de vervuiling van het water in de binnenhavens te voorkomen.
Art. 164.De Regering kan de fabricage, de verkoop, het aanbod tot verkoop en het gebruik van producten reglementeren die, indien zij na gebruik in het rioleringswater of het oppervlaktewater terechtkomen, hetzij de vervuiling van het oppervlaktewater zouden kunnen veroorzaken, hetzij hierin de verschijnselen van zelfzuivering belemmeren, hetzij nadelig zouden kunnen zijn voor de werking van de installaties voor de zuivering van het afvalwater en de septische putten.
Art. 165.Wanneer individuele inlichtingen volstrekt noodzakelijk zijn voor het voorbereiden, het uitwerken of het uitvoeren van een reglementering inzake de bescherming van het oppervlaktewater tegen de vervuiling of voor het uitvoeren van de internationale verplichtingen, kan de Regering laten overgaan tot alle noodzakelijke onderzoekingen met het oog op het ter beschikking stellen van deze inlichtingen van de diensten van het Gewest die door haar worden aangeduid. De ter gelegenheid hiervan bijeengebrachte individuele inlichtingen mogen slechts voor de volgende doeleinden worden gebruikt : 1° toepassing van de andere artikelen van onderhavig Boek en de reglementaire bepalingen krachtens deze genomen;2° opstellen van de statistieken;3° wetenschappelijke navorsingen in het domein van de bescherming van het leefmilieu, op voorwaarde dat de houder van de gegevens zich vooraf schriftelijk ten aanzien van de Regering ertoe heeft verbonden geen gegevens ruchtbaar te maken, door derden ruchtbaar te laten maken of te publiceren op een dusdanige manier waardoor individuele toestanden aan het licht zouden kunnen worden gebracht. De Regering kan globale en anonieme statistieken publiceren, met uitsluiting van de gegevens waarvan, als gevolg van het beperkte aantal declaranten, de ruchtbaarmaking dusdanig van aard zou zijn dat hierdoor individuele toestanden aan het licht zouden kunnen worden gebracht.
Art. 166.Degene die, ongeacht te welke titel dan ook, in het bezit is van inlichtingen die industriële of handelsgeheimen zouden kunnen bevatten welke zijn bijeengebracht in uitvoering van onderhavig hoofdstuk, of van globale en anonieme statistieken die met behulp van deze inlichtingen zijn opgesteld en nooit door de Regering zijn gepubliceerd, mag deze inlichtingen, statistieken of informatie niet publiceren en deze al evenmin ter kennis brengen van niet-gekwalificeerde personen of diensten om er kennis van te nemen.
Behoudens indien er sprake is van een overtreding van onderhavig hoofdstuk, mogen deze inlichtingen, statistieken of informatie bovendien niet aan het licht worden gebracht in het geval beoogd door artikel 29 van het Wetboek van strafvordering en al evenmin in het geval van een getuigenis in rechte. HOOFDSTUK II. - Bescherming van het grond- en water gebruikt voor de winning van tot drinkwater verwerkbaar water Afdeling 1. - Algemene maatregelen van bescherming
Art. 167.Onverminderd de bepalingen met betrekking tot de wetgeving op de bescherming van het oppervlaktewater en met betrekking tot de afvalstoffen, neemt de Regering alle besluiten die noodzakelijk zijn om de concentratie van verontreinigende stoffen in het grondwater geleidelijk te verminderen en het tot drinkwater verwerkbaar oppervlaktewater, tegen verontreiniging te beschermen.
Zij kan met name het lozen of opslaan van stoffen die het grondwater en tot drinkwater verwerkbaar oppervlaktewater, kunnen verontreinigen, verbieden, reglementeren of aan milieuvergunning of aangifte onderwerpen.
Art. 168.De stroomgebiedsoverheid wijst binnen elk Waals stroomgebied alle waterlichamen aan die voor de onttrekking van tot drinkwater verwerkbaar water worden gebruikt en gemiddeld meer dan 10 m3 per dag leveren of meer dan 50 personen bedienen, alsmede de voor dat toekomstig gebruik bestemde waterlichamen.
De stroomgebiedsoverheid kan binnen elk Waals deelstroomgebied beginnen met het aanwijzen van alle waterlichamen die voor de onttrekking van voor menselijke consumptie bestemd water worden gebruikt en dagelijks gemiddeld meer dan 10 m3 per dag leveren of meer dan 50 personen bedienen, alsmede de voor dat toekomstig gebruik bestemde waterlichamen. Deze gegevens worden vervolgens samengevoegd en, in voorkomend geval, aangepast voor het aanwijzen, in elk Waals stroomgebied, van alle waterlichamen die voor de onttrekking van voor menselijke consumptie bestemd water worden gebruikt en gemiddeld meer dan 10 m3 per dag leveren of meer dan 50 personen bedienen, alsmede de voor dat toekomstig gebruik bestemde waterlichamen.
De stroomgebiedsoverheid monitort overeenkomstig artikel 19 de waterlichamen die gemiddeld meer dan 100 m3 per dag leveren.
De stroomgebiedsoverheid draagt zorg voor de nodige bescherming van de aangewezen waterlichamen met de bedoeling de achteruitgang van de kwaliteit daarvan te voorkomen, teneinde het niveau van zuivering dat voor de productie van voor menselijke consumptie bestemd water is vereist, te verlagen. Afdeling 2. - Handelingen waarvoor een milieuvergunning of aangifte
vereist worden
Art. 169.De milieuvergunning of de aangifte kan, met inachtneming van de voorschriften bepaald bij het decreet van 11 maart 1999 vereist worden voor : 1° winplaatsen van grondwater en tot drinkwater verwerkbaar water;2° de waterwinplaatsen gelegen in een gebied voor tot drinkwater verwerkbaar water;3° de aanvullingen en pogingen tot kunstmatige aanvulling van grondwater;4° de vrijwillige overbrenging van grondwater tussen de stroomgebieden;5° elke installatie en activiteit die een belangrijk negatief effect kunnen hebben, onderstrepen door de beschrijving van de effecten van de menselijke activiteit op de toestand van het water bedoeld in artikel 17. De milieuvergunning voor een waterwinplaats bepaalt de rechten en verplichtingen van de houder ervan, met name de waterhoeveelheid die jaarlijks gewonnen mag worden. Zij bepaalt eventueel de piëzometrische grenzen, alsmede de perken en het stelsel van de wincapaciteit. Zij bevat eveneens de voorschriften voor de controle op de gewonnen waterhoeveelheid.
De Regering waarborgt een duurzame rationele exploitatie van het water en de billijke verdeling ervan onder de verschillende houders van een milieuvergunning voor een waterwinplaats.
Art. 170.In afwijking van artikel 23, paragraaf 3, 11° kan een milieuvergunning of aangifte, met inachtneming van de voorschriften bepaald bij het decreet van 11 maart 1999 betreffende de milieuvergunning vereist worden voor : 1° de herinjectie in dezelfde watervoerende laag van voor geothermische doeleinden gebruikt water;2° de injectie van water dat stoffen bevat ingevolge exploratie- en winningsactiviteiten van koolwaterstoffen of mijnbouw, en injectie van water om technische redenen, in geologische formaties waaruit koolwaterstoffen of andere stoffen zijn gewonnen of in geologische formaties die van nature blijvend ongeschikt zijn voor andere doeleinden;3° de herinjectie van uit mijnen en steengroeven gepompt grondwater of met civieltechnische bouw- of onderhoudswerkzaamheden geassocieerd grondwater;4° de injectie van aardgas of vloeibaar petroleumgas (LPG) voor opslag in geologische formaties die van nature blijvend ongeschikt zijn voor andere doeleinden;5° de injectie van aardgas of vloeibaar petroleumgas (LPG) voor opslag in andere geologische formaties indien het hoger belang van het waarborgen van de gasvoorziening zulks vereist en indien de injectie van dien aard is dat ieder onmiddellijk of toekomstig gevaar van verslechtering van de kwaliteit van ieder eventueel ontvangend grondwater wordt voorkomen;6° civieltechnische en bouw- en constructiewerkzaamheden en soortgelijke werkzaamheden op of in de grond die in contact komen met grondwater;7° lozingen van kleine hoeveelheden stoffen voor wetenschappelijke doeleinden, met het oog op karakterisering, bescherming of herstel van waterlichamen, welke beperkt blijven tot de hoeveelheden die strikt noodzakelijk zijn voor de nagestreefde doeleinden; op voorwaarde dat die lozingen niet verhinderen dat de voor dat grondwaterlichaam vastgestelde milieudoelstellingen worden bereikt. Afdeling 3. - Winningszones
Onderafdeling 1. - Waterwinningszones
Art. 171.§ 1. De Regering bepaalt : 1° de grenzen van de waterwinningszones alsmede de procedure voor de afbakening van die zones;2° de gevallen waarin een wijziging van de waterwinningszones is vereist. § 2. In geval van winning van tot drinkwater verwerkbaar water dat bestemd is om via leidingnetten te worden geleverd voor gemeenschappelijk verbruik, is de houder van de milieuvergunning voor een waterwinplaats verplicht een zakelijk recht te verkrijgen dat hem in staat stelt in het genot te treden van de binnen het waterwingebied gelegen onroerende goederen, behalve als het Gewest er eigenaar van is.
De Regering wordt gemachtigd verder te onteigenen ten einde de onteigende goederen voor de inrichting van de waterwinningszone te bestemmen.
Onderafdeling 2. - Voorkomingszones
Art. 172.§ 1. De Regering bepaalt de winplaatsen van water die voor een voorkomingszone in aanmerking komen. § 2. De voorkomingszone wordt vastgelegd en afgebakend door de Regering.
De Regering bepaalt de modaliteiten inzake vestiging van de voorkomingszones.
Art. 173.Onverminderd de bepalingen met betrekking tot de wetgeving op de bescherming van het oppervlaktewater tegen verontreiniging en met betrekking tot de afvalstoffen kan de Regering binnen de voorkomingszones verbieden, reglementeren of aan milieuvergunning of aangifte onderwerpen : het vervoeren, opslaan, deponeren, afvoeren, ingraven, storten en uitstrooien van stoffen die het water kunnen verontreinigen en alle kunstwerken, activiteiten, werken, beplantingen en installaties, alsook wijzigingen van de bodem en van de ondergrond die het water verontreinigen.
Art. 174.§ 1. Wanneer als gevolg van een maatregel genomen in uitvoering van artikel 173, gebouwen, inrichtingen, werken, kunstwerken of beplantingen moeten worden gebouwd, verbouwd of gesloopt, of wanneer werkzaamheden moeten worden stopgezet, beperkt of omgeschakeld, is de houder van de milieuvergunning, bij gebreke aan tegemoetkoming van de Regering krachtens artikel 178 of krachtens de wetgeving betreffende de afvalstoffen, ertoe gehouden de daaruit voortvloeiende rechtstreekse en materiële schade te vergoeden.
Het eerste lid is slechts van toepassing op de bestaande gebouwen, inrichtingen, werken, kunstwerken en beplantingen en op de dag van de aanvraag van de milieuvergunning uitgeoefende werkzaamheden. § 2. Wanneer overeenkomstig § 1 verschillende houders van de milieuvergunning verplicht zijn een vergoeding te storten, betalen zij hun aandeel daarin naar rata van de waterhoeveelheden bepaald in de milieuvergunning.
Elke nieuwe houder van de milieuvergunning die zich in een afgebakende voorkomingszone vestigt, wordt ertoe gehouden de houders van de afgegeven milieuvergunningen of het Gewest een deel van het bedrag van de door hen betaalde vergoedingen terug te betalen.
De Regering bepaalt de berekeningsregelen en de terugbetalingsmodaliteiten. § 3. Met toepassing van artikel 318, § 2, 12°, kan de Regering optreden en de verschillende percentages van haar tegemoetkoming in de vergoeding van de in § 1 bedoelde maatregelen vaststellen, rekening houdend met de hydrogeologische situatie van de voorkomingszone.
Onderafdeling 3. - Toezichtszones
Art. 175.§ 1. De Regering kan toezichtszones vaststellen en afbakenen waarvan zij de vestigingsmodaliteiten bepaalt. § 2. De artikelen 173 en 174 zijn van toepassing op de toezichtszones.
Het Gewest zorgt voor de in artikel 174 bedoelde vergoeding. § 3. Elke nieuwe houder van de milieuvergunning die zich in een toezichtszone vestigt, wordt ertoe gehouden het bedrag van de door het Gewest betaalde vergoeding geheel of gedeeltelijk terug te betalen aan het Gewest. De Regering bepaalt de berekeningsregelen en de modaliteiten van die terugbetaling. Afdeling 4. - Bijzondere maatregelen
Art. 176.Wanneer individuele inlichtingen noodzakelijk zijn voor de voorbereiding, de uitwerking of de uitvoering van een reglementering inzake bescherming, van het grondwater tegen verontreiniging of voor de uitvoering van de in § 2 bedoelde internationale verplichtingen, kan de Regering elk onderzoek uitvoeren dat noodzakelijk is ten einde die inlichtingen ter beschikking te stellen van de diensten van het Gewest die zij aanwijst.
De bij die gelegenheid verzamelde individuele inlichtingen mogen alleen voor de volgende doeleinden worden gebruikt : 1° toepassing van de andere artikelen van dit deel;2° opmaken van statistieken;3° wetenschappelijk onderzoek inzake bescherming van het leefmilieu, voor zover de bezitter van de gegevens zich er ten opzichte van de Regering vooraf schriftelijk toe verbindt noch die gegevens te verspreiden of door derden te laten verspreiden noch te publiceren op zulke manier dat individuele toestanden onthuld zouden kunnen worden. HOOFDSTUK III. - Territoriale bevoegdverklaring
Art. 177.Om de waterkwaliteit te beschermen, kan de Regering alle nodige maatregelen treffen om het gebruik van stoffen te reglementeren zoals organische of meststoffen die in het kader van landbouwactiviteiten worden uitgestrooid.
Hiervoor kan ze o.a. : 1° zones aanduiden die een beschermingsstatuut kunnen krijgen in functie van de bijzondere milieubelasting die ze ondergaan;2° programma's voorzien om de uitstrooiingen bedoeld in dit artikel te beperken. Titel VIII. - Financiering van het beheer van de natuurlijke cyclus
Art. 178.De Regering kan subsidies aan de ondernemingen toekennen die een uitzonderlijk hoge financiële last dragen om te voldoen aan de voorwaarden waarop hen een milieuvergunning is verleend.
De Regering stelt de regels vast volgens dewelke deze subsidies worden toegekend.
De Regering kan subsidies aan de ondernemingen toekennen die tot één of tot verscheidene industriële sectoren behoren welke navorsingen en tests hebben ondernomen of gaan ondernemen teneinde hetzij een minder vervuilende fabricagewerkwijze te ontdekken, hetzij een doeltreffender werkwijze voor zuivering.
De Regering bepaalt de voorwaarden voor de toekenning van deze subsidies.
Art. 179.Er wordt een wetenschappelijke en technische dienst van het water opgericht die de navorsingen en de verspreiding van de resultaten inzake de bescherming van het oppervlaktewater coördineert; deze dienst oriënteert de navorsingen in de nieuwe domeinen, met name afhankelijk van de voorstellen die aan deze dienst door de zuiveringsinstellingen worden gedaan.
Deel III. - Beheer van de antropogene watercyclus Titel I. - Fasen van de antropogene watercyclus HOOFDSTUK I. - Waterproductie en -verdeling Afdeling 1. - Voor menselijke consumptie bestemd water
Onderafdeling 1. - Doelstellingen en definities
Art. 180.De Regering zal ervoor zorgen dat de toepassing van de overeenkomstig deze afdeling genomen maatregelen er in geen geval, direct of indirect, toe leidt dat de huidige kwaliteit van het voor menselijke consumptie bestemde water afneemt, voor zover dit een invloed kan hebben op de bescherming van de menselijke gezondheid, of dat de verontreiniging van het voor de drinkwaterproductie bestemde water toeneemt.
Art. 180.In de zin van deze afdeling verstaat men onder : 1° "abonnee" : a) elke houder van een recht van eigendom, vruchtgebruik, blote eigendom, gebruik, woning, oppervlakte, erfpacht op een gebouw dat op de openbare distributie aangesloten is;b) elke houder van een contract voor wateraankoop voor eigen verbruik zonder beroep te moeten doen op een openbaar waterdistributienetwerk;2° "verbruiker" : elke persoon die het genot heeft van het door een leverancier beschikbaar gestelde water;3° "privé-installatie voor waterdistributie" : de leidingen en apparaten die stroomafwaarts van het verbindingspunt ingericht zijn. De kranen, leidingen en apparaten die na het verbindingspunt zijn ingericht, maken deel uit van de privé-installatie voor waterdistributie; 4° "aansluitingspunt" : de grens tussen het distributienet en de privé-distributieinstallatie die onmiddellijk na de meter ligt.Bij gebrek aan meter wordt dit verbindingspunt bepaald bij overeenkomst tussen de abonnee en de leverancier.
Onderafdeling 2. - Toepassingsgebied
Art. 182.§ 1. Deze afdeling is van toepassing op het voor menselijke consumptie bestemde water, met uitzondering van : 1° het natuurlijke mineraalwater;2° het geneeskrachtige water;3° het voor menselijke consumptie bestemde water afkomstig uit een individuele bron die gemiddeld minder dan 10 m3 per dag produceert of minder dan 50 personen bevoorraadt, tenzij het water in het kader van een commerciële, toeristische of openbare activiteit geleverd wordt. § 2. De leverancier van het in § 1, 3°, bedoelde water is verplicht de betrokken bevolking kennis te geven van mogelijke risico's en van elke maatregel die genomen kan worden om de menselijke gezondheid te beschermen tegen de nefaste gevolgen van verontreiniging van het voor menselijke consumptie bestemde water.
Als bovendien blijkt dat de kwaliteit van dat water potentieel gevaarlijk is voor de menselijke gezondheid, moet de leverancier de verbruikers op de gepaste manier adviseren. § 3. In geval van bevoorrading vanaf een alternatieve hulpbron of op een wijze die waterdistributie via leidingen aanvult, worden beide bevoorradingscircuits totaal gescheiden door de abonnee, zonder fysieke verbinding.
Onderafdeling 3. - Verplichtingen van de leverancier A. Algemene verplichtingen
Art. 183.De Regering bepaalt de in acht te nemen procedure als afbreuk wordt gedaan aan de kwaliteit van het voor menselijke consumptie bestemde water.
Ze wijst de bevoegde overheden aan die moeten tussenkomen en bepaalt de minimale maatregelen die de leveranciers moeten nemen om de risico's voor de verbruikers te voorkomen en om het water weer te zuiveren en te reinigen.
Art. 184.Onverminderd de afwijkingen bedoeld in artikel 191 is het verboden water voor menselijke consumptie te leveren als niet gegarandeerd kan worden dat het zuiver en rein is.
Overeenkomstig de bepalingen van deze afdeling is het water voor menselijke consumptie zuiver en rein als het : 1° geen micro-organismen, parasieten of andere stoffen bevat in hoeveelheden of concentraties die gevaarlijk kunnen zijn voor de menselijke gezondheid, 2° voldoet aan de minimumvereisten die de Regering overeenkomstig artikel 185 bepaalt.
Art. 185.De Regering bepaalt de minimumvereisten inzake zuiverheid en reinheid van het voor menselijke consumptie bestemde water, met inbegrip van : 1° de microbiologische parameterwaarden;2° de chemische parameterwaarden;3° de indicatieve parameters die enkel voor controledoeleinden en voor de toepassing van artikel 190, § 5, eerste lid, vastgelegd worden.
Art. 186.De Regering bepaalt de lijst en de maximale dosissen van de stoffen en materialen die gebruikt mogen worden bij de bereiding of de distributie van het voor menselijke consumptie bestemde water. De leverancier neemt de nodige maatregelen opdat het concentratieniveau van de stoffen of materialen die bestemd zijn voor nieuwe installaties of voor de versterking of de reparatie van bestaande installaties en die gebruikt worden bij de bereiding of de distributie van water voor menselijke consumptie, alsmede het concentratieniveau van de vuildeeltjes voortgebracht door die voor nieuwe installaties bestemde stoffen of materialen, in het water voor menselijke consumptie niet hoger zou zijn dan het niveau vereist om het doel te bereiken waarvoor ze gebruikt worden en opdat ze geen afbreuk zouden doen aan de bescherming van de menselijke gezondheid waarin deze afdeling voorziet, noch rechtstreeks noch onrechtstreeks.
Art. 187.§ 1. De overeenkomstig artikel 185 vastgelegde parameterwaarden worden in acht genomen op het punt waar : 1° binnen lokalen of in een gebouw het via een distributienetwerk geleverde water uit de kranen komt die normaliter voor menselijke consumptie gebruikt worden;2° het door een tankauto of -schip geleverde water uit de tankauto of het tankschip komt. § 2. Behalve op de in § 3 bedoelde plaatsen wordt de leverancier geacht te hebben voldaan aan zijn verplichtingen in de zin van de artikelen 184 en 190, § 2, wanneer kan worden vastgesteld dat de niet-inachtneming van de overeenkomstig artikel 185 vastgestelde parameterwaarden toe te schrijven is aan de privé-installatie voor waterdistributie of aan het onderhoud daarvan. § 3. In de lokalen en in gebouwen waar het publiek van water wordt voorzien, wordt de privé-installatie voor waterdistributie gecertificeerd door een erkende instelling overeenkomstig de door de Regering bepaalde regels.
Elk gebouw waarvan de eerste bewoning als huisvesting op een door de Regering te bepalen datum volgt, is onderworpen aan dezelfde regels.
De Regering bepaalt de lijst van de categorieën lokalen en inrichtingen die onder de bepalingen van deze paragraaf vallen, en bepaalt een procedure en termijnen voor de certificering van de private binneninstallaties. § 4. Als het gevaar bestaat dat het water niet voldoet aan de overeenkomstig artikel 185 vastgestelde parameterwaarden, moet de leverancier : 1° de geschikte maatregelen nemen om dat gevaar te beperken of uit te sluiten, o.a. door de eigenaars eventueel herstelmaatregelen aan te bevelen; 2° en/of geschikte behandelingstechnieken aanwenden om de aard of de eigenschappen van het water vóór de levering zodanig te wijzigen dat het gevaar na de levering wordt verkleind of uitgesloten; 3° en de betrokken verbruikers informeren en adviseren i.v.m. eventueel te nemen aanvullende herstelmaatregelen.
B. Controle
Art. 188.§ 1. Om na te gaan of het voor menselijke consumptie bestemd water aan de vereisten van deze afdeling en, meer bepaald, aan de overeenkomstig artikel 185 vastgelegde parameterwaarden voldoet, wordt een jaarlijks controleprogramma door de leverancier opgemaakt en uitgevoerd.
Hij maakt het jaarlijkse programma over aan het Directoraat-generaal Natuurlijke Hulpbronnen en Leefmilieu, Afdeling Water.
Hij neemt monsters die representatief zijn voor de kwaliteit van het gedurende het jaar verbruikte water.
Als het voor menselijke consumptie bestemde water bij de bereiding of distributie gedesinfecteerd wordt, controleert de leverancier of de desinfectiebehandeling doeltreffend is en vergewist hij zich ervan dat besmetting door subproducten van de desinfectie tot een minimum wordt herleid, zonder de desinfectie in het gedrang te brengen. § 2. De Regering bepaalt de modaliteiten betreffende de jaarlijkse controleprogramma's bedoeld in § 1, alsmede de plaatsen van monsterneming en de informatieverstrekking. Zij bepaalt met name de te analyseren parameters en de minimale frequenties van de monsternemingen en analyses. § 3. De analyses worden toevertrouwd aan een laboratorium erkend krachtens de federale wetgeving betreffende de erkenning van certificerings- en controle-instellingen alsmede proeflaboratoria, dat op zijn minst beschikt over een systeem van analytische kwaliteitscontrole.
De monsternemingen worden uitgevoerd door daartoe erkende instellingen. De Regering bepaalt de modaliteiten voor de analyse van de parameters en voor de monsterneming. § 4. De leverancier laat, overeenkomstig de procedure bedoeld in artikel 183, een aanvullende controle uitvoeren door een erkend laboratorium indien er redenen zijn om aan te nemen dat het water stoffen of micro-organismen bevat waarvoor geen parameterwaarden overeenkomstig artikel 185 zijn vastgelegd en waarvan de hoeveelheid of het aantal gevaar voor de menselijke gezondheid kan inhouden.
Art. 189.Met inachtneming van de principes betreffende de bescherming van het privé-leven en na de bewoners 48 uur op voorhand schriftelijk te hebben verwittigd, krijgen de aangestelden van de leverancier, op vertoon van een dienstkaart en van hun identiteitskaart, alsmede de controle-instellingen tussen 8 en 20 uur in het bijzijn van de bewoners of hun vertegenwoordiger vlot en veilig toegang tot de aansluiting en de privé-installatie voor waterdistributie om alle handelingen i.v.m. de controle van de waterkwaliteit uit te voeren.
C. Herstelmaatregelen en gebruiksbeperkingen
Art. 190.§ 1. Onder voorbehoud van artikel 187, § 2, geeft de leverancier het Directoraat-generaal natuurlijke hulpbronnen en energie, Afdeling Water, onmiddellijk kennis van de niet-inachtneming van de overeenkomstig artikel 185 vastgelegde parameterwaarden en voert een onderzoek naar de oorzaak daarvan. Laatstgenoemde gaat na of de niet-inachtneming gevaar voor de menselijke gezondheid inhoudt. Als dat het geval is, maakt het zijn conclusies, zodra die gekend zijn, over aan de leverancier en aan de burgemeester(s) van de betrokken gemeente(n). § 2. De leverancier neemt zo spoedig mogelijk de nodige herstelmaatregelen om de waterkwaliteit weer op peil te brengen. Hij geeft voorrang aan de toepassing ervan, gelet met name op de mate waarin de relevante parameterwaarde is overschreden en op het mogelijke gevaar voor de menselijke gezondheid.
Als het Directoraat-generaal natuurlijke hulpbronnen en energie, Afdeling Water, overeenkomstig § 1 een risico voor de menselijke
gezondheid heeft vastgesteld, wordt het in kennis gesteld van elke maatregel die de leverancier treft, en van de evolutie van de toestand. Als eerstgenoemde van mening is dat de niet-naleving van de parameterwaarden gevaar inhoudt voor de menselijke gezondheid, informeert de leverancier de verbruikers onmiddellijk over de toestand en geeft hij hen in voorkomend geval kennis van de genomen of te nemen herstelmaatregelen. § 3. Als het voor menselijke consumptie bestemde water potentieel gevaar voor de menselijke gezondheid inhoudt, onderbreekt de leverancier de distributie ervan, beperkt hij het gebruik ervan of treft hij de nodige maatregelen om de menselijke gezondheid te beschermen, ongeacht het feit of de overeenkomstig artikel 185 vastgelegde parameterwaarden in acht genomen werden.
In dat geval informeert hij onmiddellijk verbruikers en abonnees en geeft hij hen de nodige aanbevelingen.
De leverancier beslist welke maatregelen genomen moeten worden rekening houdende met de risico's die een onderbreking van de distributie of een gebruiksbeperking van het voor menselijke consumptie bestemde water inhouden voor de menselijke gezondheid. Zijn beslissing wordt onmiddellijk voor informatie en eventueel advies aan het Directoraat-generaal Natuurlijke Hulpbronnen en Energie, Afdeling Water overgemaakt. § 4. In geval van dringende noodzakelijkheid, gemotiveerd door het potentiële gevaar voor de menselijke gezondheid en het onvermogen van de leverancier, kan de Regering of haar gemachtigde al de in § 3 bedoelde maatregelen nemen. § 5. De Regering kan regels van goede praktijk uitvaardigen zodat de leverancier kan voldoen aan zijn verplichtingen overeenkomstig paragraaf 3.
Art. 191.Wanneer op de in artikel 187, § 3, bedoelde plaatsen kan worden vastgesteld dat de niet-inachtneming van de overeenkomstig artikel 185 vastgelegde parameterwaarden toe te schrijven is aan de privé-installatie voor waterdistributie of aan het onderhoud daarvan, stelt de leverancier de erkende instelling die voor de certificering instaat, zoals bepaald in artikel 187, § 3, onmiddellijk in kennis van de overeenkomstig artikel 190 genomen herstelmaatregelen.
D. Afwijkingen
Art. 192.§ 1. De Regering kan in overleg met het Directoraat-generaal Natuurlijke Hulpbronnen en Energie, Afdeling Water voorzien in afwijkingen van de parameterwaarden voor zover ze geen potentieel gevaar opleveren voor de menselijke gezondheid en wanneer er geen ander redelijk middel bestaat om de levering van voor menselijke consumptie bestemd water in het desbetreffende gebied te handhaven.
Als de Regering het advies van het Directoraat-generaal Natuurlijke Hulpbronnen en Energie, Afdeling Water afwijst, motiveert ze haar beslissing.
De afwijkingen zijn beperkt in de tijd en mogen niet langer duren dan drie jaar. Na afloop van die termijn maakt de Regering een balans op om na te gaan of voldoende vooruitgang werd geboekt. De Regering kan een tweede afwijking voor een periode van drie jaar toekennen. In uitzonderlijke gevallen kan de Regering, na advies van de Europese Commissie, een derde afwijking van maximum drie jaar toekennen.
Elke afwijking die de Regering toestaat, gaat vergezeld van de volgende gegevens : - de redenen ervoor; - de bedoelde parameter; - een passend controleschema dat voorziet in een verhoogde controlefrequentie en in de nodige herstelmaatregelen; - de duur ervan.
De afwijkingen mogen niet betrekking hebben op giftige en microbiologische factoren. § 2. De leverancier die in aanmerking komt voor één of meer afwijkingen waarin dit artikel voorziet, stelt de belanghebbende verbruikers zo spoedig mogelijk en op de gepaste wijze in kennis van de afwijking en van voorwaarden die ermee gepaard gaan. Hij geeft ook aanbevelingen aan specifieke verbruikersgroepen voor wie de afwijking een bijzonder risico kan inhouden.
De leverancier informeert het Directoraat-generaal Natuurlijke Hulpbronnen en Energie, Afdeling Water over alle maatregelen die overeenkomstig het vorige lid genomen worden.
E. Informatie
Art. 193.§ 1. De leverancier informeert zijn abonnees minstens één keer per jaar over de kwaliteit van het water geleverd in de loop van het afgelopen kalenderjaar. De informatie gaat vergezeld van het advies van het Directoraat-generaal Natuurlijke Hulpbronnen en Energie, Afdeling Water over de eventuele weerslag van het geleverde water op de gezondheid van de verbruikers.
De leverancier verstrekt aan elke verbruiker die erom verzoekt gepaste en recente gegevens over de kwaliteit van het water in het distributiegebied dat hij bevoorraadt. § 2. De leverancier verstrekt het Directoraat-generaal Natuurlijke Hulpbronnen en Energie, Afdeling Water alle gegevens over de waterkwaliteit en -levering die ze nodig heeft om deze afdeling uit te voeren en om haar Europese en internationale verplichtingen na te komen.
De regering stelt de modaliteiten vast betreffende de inhoud, de vorm en de procedure voor het mededelen van die inlichtingen. § 3. De Regering bezorgt het Waalse Parlement een jaarverslag over de kwaliteit van het voor menselijke consumptie bestemde water. Dat verslag betreft o.a. de kwaliteit van het Waalse consumptiewater, de niet-inachtneming van de parameterwaarden door de verschillende leveranciers, de toegestane afwijkingen en de voornaamste herstelmaatregelen uitgevoerd om de kwaliteit van het voor menselijke consumptie bestemde water te herstellen. Afdeling 2. - Algemene voorwaarden voor waterdistributie in Wallonië
Onderafdeling 1. - Definities
Art. 194.In de zin van deze afdeling verstaat men onder : 1° "abonnee" : elke houder van een recht van eigendom, vruchtgebruik, blote eigendom, gebruik, woning, oppervlakte, erfpacht op een gebouw dat op de openbare distributie aangesloten is;2° "private distributie-installatie" : de leidingen en toestellen die stroomafwaarts de meter geïnstalleerd zijn. Onderafdeling 2. - Toegang tot de openbare waterdistributie en -aansluiting
Art. 195.Elke houder van een zakelijk recht op een gebouw mag bedoeld gebouw op eigen verzoek en voor eigen rekening op het net van de openbare waterdistributie laten aansluiten. De eventuele uitbreiding van het net van de verdeler die nodig is voor de aansluiting van het gebouw is voor rekening van de verzoeker : - integraal als het gaat om een verkaveling in de zin van artikel 89 van het Waalse Wetboek van Ruimtelijke Ordening, Stedenbouw en Patrimonium; - integraal als het gaat om een uitbreiding buiten een bestaande openbare weg; - verder dan de eerste vijftig meters, als het gaat om een andere aanvraag tot uitbreiding, waarbij de uitbreiding over de eerste vijftig meters ten laste valt van de verdeler.
Art. 196.§ 1. De aansluitingswerken zijn voor rekening van de abonnee en maken het voorwerp uit van een bestek.
De aansluiting wordt integraal betaald vóór de inbedrijfstelling ervan.
Als de abonnee verzoekt om de wijziging van de aansluiting of om de stopzetting van de dienst, zijn de werken eveneens voor zijn rekening en wordt een bestek opgemaakt.
Het bestek wordt aan de verzoeker overgemaakt binnen tien kalenderdagen na ontvangst van de aanvraag.
Een voorschot van hoogstens 50 % van het bestek kan door de verdeler geëist worden.
Behalve overmacht wordt het werk door de verdeler uitgevoerd binnen dertig kalenderdagen na ontvangst van de uitdrukkelijke instemming van de verzoeker met het uitvoeringsbestek en onder voorbehoud van de uitvoeringsvoorwaarden waarin het voorziet. § 2. Als de abonnee om de stopzetting van de dienst verzoekt, neemt de verdeler alle technische maatregelen om de veiligheid en de gezondheid niet in het gedrang te brengen.
Als de abonnee niet de gebruiker is, mag de aanvraag slechts met de uitdrukkelijke instemming van de gebruiker in overweging worden genomen. § 3. De verdeler draagt de kosten van de wijzigingen die hij op de aansluiting uitvoert. § 4. Onverminderd artikel 198 behoort de aansluiting toe aan de verdeler. Hij is er verantwoordelijk voor en staat in voor haar onderhoud.
Art. 197.Elke aansluiting wordt van een meter voorzien.
Voor nieuwe aansluitingen wordt een meter geplaatst om het verbruik van elke woning, commerciële activiteit of gebouw afzonderlijk te meten.
Voor bestaande aansluitingen kan de verdeler op eigen kosten in overeenstemming met de abonnee of op diens verzoek in een te zijner beschikking gesteld technisch lokaal de meter die het verbruik van verschillende woningen, commerciële activiteiten of gebouwen meet, vervangen door een set meters waarmee het verbruik van elke woning, commerciële activiteit of gebouw afzonderlijk gemeten kan worden. In dat geval wordt voorzien in een bijkomende meter om het gemeenschappelijke verbruik te meten.
De Regering bepaalt de voorwaarden die de verdeler moet vervullen bij de uitvoering van de aansluiting.
Art. 198.De abonnee en de gebruiker treffen alle maatregelen om beschadiging van de meter te voorkomen. Ze geven de verdeler kennis van elke beschadiging.
Ze zijn verantwoordelijk voor vorstschade aan de meter en voor het gedeelte van de aansluiting gelegen binnen elk gebouw waar zich een meter bevindt, behalve als vast staat dat de verdeler een fout heeft begaan bij het ontwerpen of het plaatsen van de aansluiting.
De verdeler informeert de abonnees minstens één keer per jaar of op hun verzoek over de maatregelen ter voorkoming van elke beschadiging van de meter.
Elke meter wordt voorzien van zegels die niet vervalst mogen worden op straffe van een boete waarvan de modaliteiten door de Regering bepaald worden, onverminderd een eventuele onmiddellijke onderbreking van de dienst.
Art. 199.Bij verandering van abonnee verwittigen de voormalige en de nieuwe houder van zakelijke rechten op het aangesloten gebouw de verdeler; zolang ze die verplichting niet nakomen, dragen ze de lasten van de dienst.
De Regering bepaalt de modaliteiten van die verplichting.
Onderafdeling 3. - Bevoorrading, gebruik en bescherming van de installaties § 1. - Terbeschikkingstelling
Art. 200.Naast de wettelijke en reglementaire voorschriften bedoeld in de artikelen 180 tot 193, 411 tot 415 en 430, voert de verdeler zijn opdracht van openbare dienst uit wanneer hij de op het openbare distributienet aangesloten gebouwen regelmatig bevoorraadt, behoudens uitzonderlijke omstandigheden of omstandigheden die redelijkerwijs niet beheerst kunnen worden.
De Regering bepaalt de voorwaarden van een regelmatige bevoorrading.
Alle werken die nuttig zijn om de bevoorrading te waarborgen, worden zo spoedig mogelijk door de verdeler uitgevoerd.
Art. 201.Elke klacht van een gebruiker van de dienst wordt onmiddellijk in aanmerking genomen; de verdeler wijst binnen zijn midden personen aan die de klachten in ontvangst nemen en behandelen.
Art. 202.De openbare watervoorziening van een gebouw dat gedeeltelijk of geheel voor woning bestemd is, mag slechts afgesloten worden : - voor de bescherming van de openbare gezondheid, de salubriteit, de continuïteit van de dienst; - op verzoek van de gebruiker; - ter uitvoering van een rechterlijke beslissing wegens niet-betaling waarbij de distributie onderbroken mag worden; - als behoorlijk vastgesteld is dat de toegang tot de meter verhinderd wordt, overeenkomstig artikel 198.
De openbare watervoorziening van een gebouw dat niet voor woning bestemd is mag slechts afgesloten worden : - in de gevallen bepaald bij of krachtens het decreet; - op verzoek van de gebruiker; - bij niet-betaling na aanmaning; - als behoorlijk vastgesteld is dat de toegang tot de meter verhinderd wordt, overeenkomstig artikel 207.
Als de dienst om veiligheids- of openbare gezondheidsredenen onderbroken wordt, verwittigt de verdeler onmiddellijk de burgemeester van betrokken gemeente en geeft hij hem kennis van de gronden van de onderbreking.
Als de dienst onderbroken wordt na een rechterlijke beslissing, wordt de voorzitter van het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn zo spoedig mogelijk door de verdeler verwittigd.
De bijzondere bepalingen betreffende de onderbreking van de dienst worden door de Regering bepaald.
Art. 203.De verdeler kan de dienst opschorten in geval van overmacht of telkens als de noodzaak van herstel-, vernieuwings-, wijzigings-, verplaatsings-, onderhouds- of exploitatiewerken het rechtvaardigt.
De verdeler doet er alles aan om de onderbrekingen uit te voeren op tijdstippen waarop de gezamenlijke verbruikers zo min mogelijk hinder ondervinden en beperkt het aantal en de duur ervan.
Behoudens dringende noodzakelijkheid worden de gebruikers drie werkdagen op voorhand d. m.v. een omzendbrief of een openbaar bericht verwittigd.
Onverminderd artikel 200 en artikelen 180 tot 193, 411 tot 415 en 430 komt de verdeler de verplichting na waarbij alle middelen ingezet moeten worden om de handelingen van de dienst uit te voeren. § 2. - Gebruik en bescherming van de installaties
Art. 204.De Regering bepaalt de voorschriften van technische aard waarop de normen voor de bescherming van de installaties berusten.
Ze kan ook de voorwaarden bepalen voor de verwezenlijking en het gebruik van de private binneninstallaties van de gebruikers en abonnees.
Art. 205.De gebruiker zorgt voor een zuinig watergebruik en houdt rekening met de beslissingen en richtlijnen van de verdeler waarbij het watergebruik beperkt wordt in geval van droogte, van technische incidenten of van problemen i.v.m. de kwaliteit van het water, onverminderd de bevoegdheden waarover de bevoegde overheden beschikken.
Art. 206.De abonnees en de gebruikers treffen de nodige maatregelen om hun installaties te beschermen tegen alle eventuele ongevallen te wijten aan een drukvariatie of aan de tijdelijke opschorting van de dienst.
De verdeler verstrekt minstens jaarlijks of op verzoek van de abonnees of gebruikers nuttige informatie voor de bescherming van de installaties. § 3. Toegang tot de installaties en de meters
Art. 207.Mits inachtneming van de beginselen inzake bescherming van het privé-leven en na schriftelijke verwittiging van de bewoners binnen minimum de voorafgaande achtenveertig uren krijgen de aangestelden van de verdeler die over een dienstkaart en hun identiteitskaart beschikken tussen acht en twintig uur vlotte en veilige toegang tot de aansluiting en de privé-distributie-installatie om elke handeling uit voeren i.v.m. de meting van het verbruik en de controle van de installaties en de meter.
Onderafdeling 4. - Registratie van het verbruik
Art. 208.De verbruikte volumes worden geregistreerd d. m.v. een meter die door de verdeler geplaatst wordt. Het tijdstip en de periodiciteit van de meting van de verbruikte volumes worden door de verdeler bepaald. De meting wordt minstens één keer per jaar uitgevoerd en de gebruiker verleent de verdeler de fysische toegang tot de installaties om die meting minstens één keer om de vijf jaar uit te voeren.
Onderafdeling 5. - Informatie
Art. 209.De verdeler legt een lijst van de geldende tarieven alsook de technische en administratieve voorschriften ter inzage van de gebruiker.
De verdeler is verplicht de gebruikers actief te informeren over de technische en administratieve voorwaarden waaronder de kwaliteit van de door hem verstrekte dienst wordt bepaald.
Bepaalde gegevens worden mogelijkerwijs evenwel niet meegedeeld als de mededeling de bescherming van het privé-leven belet, tegen het algemeen belang indruist of de openbare veiligheid in het gedrang zou kunnen brengen.
Behoudens andersluidende wetsbepaling kan de verdeler op verzoek en met de instemming van de gebruiker hem elk gegeven i.v.m. de stand van zijn rekeningen meedelen, alsook aan de instellingen die een opdracht inzake sociale begeleiding vervullen. HOOFDSTUK II. - Herstel van schade veroorzaakt door het winnen en pompen van grondwater
Art. 210.§ 1. De uitbater van een grondwaterwinning en de bouwheer van de publieke of private werken die door hun activiteit een daling van de grondwaterlaag veroorzaken, zijn objectief aansprakelijk : 1° voor de schade aan de oppervlakte die eruit voortvloeit voor de onroerende goederen en voor de machines en installaties geïncorporeerd in deze onroerende goederen;2° de nadelen veroorzaakt door de niet-bezetting of het niet-gebruik van de geteisterde goederen, indien de niet-bezetting of het niet-gebruik voor oorzaak heeft de schade voortvloeiend uit de daling van de waterlaag;3° de kosten van herhuisvesting en verhuis van de bewoners van de geteisterde goederen. Elke schade bedoeld in het eerste lid wordt verondersteld veroorzaakt te zijn door een daling van de waterlaag uitgelokt door de activiteit van de uitbater van een grondwaterwinning of de bouwheer van publieke of private werken, tenzij deze bewijzen dat hun activiteit hetzij de daling van de grondwaterlaag, hetzij de daaruit voortvloeiende schade niet veroorzaakt hebben. § 2. Zij die, door hun gezamenlijke activiteit, de daling van de grondwaterlaag veroorzaken, zijn solidair aansprakelijk voor de schade die eruit voortvloeit. § 3. Hoe dan ook, wanneer onder hen die deze gezamenlijke activiteit hebben uitgeoefend, sommigen het deden met inachtname van de wettelijke bepalingen en de reglementen betreffende het volume van uitwinning van grondwater, terwijl anderen ze overtraden gedurende geheel of een deel van de periode waarin de daling van de grondwaterlaag zich voordeed door onwettige afname van een volume van meer dan 96 m3 per dag, zijn de hiernavolgende regels van toepassing bij afwijking van artikel 1214, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek : 1° de uitbater of de bouwheer die wettelijk, gedurende gans de uitwinningsperiode, water heeft uitgewonnen en die het slachtoffer heeft moeten vergoeden overeenkomstig § 1, heeft het recht de volledige terugbetaling te eisen van de betaalde vergoeding, meer de intresten, ten laste van gelijk welke uitbater of bouwheer die het water onwettelijk putte, en dit zelfs indien de overtreding slechts een deel van de hiervoorgenoemde periode duurde;2° de uitbater of de bouwheer die onwettelijk, gedurende gans de hiervoorgenoemde periode of gedurende een deel van deze periode, water putte, mag geen enkel deel opeisen, of het ook zij ten laste van een uitbater of een bouwheer die wettelijk water putte. § 4. Indien dezen die een gezamenlijke activiteit, bedoeld in § 2, uitoefenden met inachtname van de wettelijke bepalingen en reglementen betreffende het volume van grondwaterwinning en enkelen onder hen een fout begingen in de zin van artikel 1382 e.v. van het Burgerlijk Wetboek, wordt er rekening gehouden met het bestaan van deze fout voor de toepassing van de solidariteitsregel bedoeld in § 2. § 5. Het huidige hoofdstuk is niet van toepassing op de schade voortvloeiend uit de drooglegging van de mijnen.
Art. 211.Enkel de vrederechter is bevoegd om kennis te nemen in eerste aanleg, welk ook het bedrag is van de vraag, van de vorderingen gesteund op het huidige hoofdstuk.
Hij beslist in laatste aanleg op de vragen betreffende het bedrag dat 12 500 euro niet overschrijdt.
Art. 212.De dagvaarding voor de vrederechter dient, op straffe van onontvankelijkheid van de vordering, te worden voorafgegaan door een verzoeningspoging, gedaan door oproeping in verzoening voor de vrederechter.
Indien de aansprakelijkheid niet wordt betwist, zijn de gedaagden verplicht een voorstel van schadevergoeding te doen binnen een termijn van drie maanden vanaf de eerste verschijning in verzoening, of, in geval van hoogdringendheid, binnen de termijn vastgesteld door de vrederechter.
Het proces-verbaal van verschijning vermeldt het akkoord of het niet-akkoord. Het bedrag van het eventuele aanbod wordt erin vermeld.
Een uitgifte van het proces-verbaal bekleed met de uitvoerende formule wordt afgeleverd.
In geval van niet-akkoord moet de benadeelde persoon, op straffe van onontvankelijkheid van de vordering, de dagvaarding inleiden voor de vrederechter binnen de drie maanden die volgen op afgifte van de uitgifte van proces-verbaal dat het niet-akkoord vaststelt.
Art. 213.§ 1. De eisers dienen vooraf de schade te laten vaststellen door de bevoegde beambten van het Ministerie van het Waalse Gewest die ertoe gehouden zijn de vaststelling te doen en te betekenen aan eisers binnen een termijn van veertig dagen vanaf de aanvraag tot vaststelling gedaan bij een per post aangetekende brief.
De vaststelling gedaan vóór 17 januari 1986 door de bevoegde beambten in toepassing van de wet van 10 januari 1977 regelende het herstel van de schade veroorzaakt door grondwaterwinning en pomping, zijn eveneens geldig. § 2. De verzoeken tot verzoening gesteund op het huidige hoofdstuk dienen ingeleid te worden voor de vrederechter binnen de twee jaar vanaf de betekening van de vinding van de schade overeenkomstig § 1.
Na deze termijn zal het gemeenrecht van toepassing zijn. § 3. Indien het feit dat een verzoek werd gericht aan het Directoraat-generaal Natuurlijke Hulpbronnen en Energie, Afdeling Water bij een per post aangetekende brief, deze niet is overgegaan tot de vaststelling binnen een termijn van veertig dagen, kan de verzoeker een verzoek tot verzoening inleiden zonder dat de vaststelling heeft plaatsgehad. § 4. Gevat door het beroep tot verzoening kan de vrederechter bevel geven aan het Directoraat-generaal Natuurlijke Hulpbronnen en Energie, Afdeling Water om over te gaan tot de vaststellingen binnen een
termijn van vijftien dagen. De bevelschriften zijn gericht aan de beambten hiertoe aangeduid door de Regering. § 5. De Regering mag ook experten erkennen om over te gaan tot de vaststellingen in de plaats van de beambten, overeenkomstig de modaliteiten die zij bepaalt; deze experten zullen hun functie uitoefenen op kosten van het Gewest, overeenkomstig het tarief vastgelegd door de Regering.
Art. 214.De eiser wordt veroordeeld geheel of gedeeltelijk tot de kosten indien het bedrag van de vergoeding toegekend door de vrederechter minder bedraagt dan deze van het aanbod bedoeld in artikel 212.
Art. 215.Iedere uitbater van een grondwaterwinning kan door de bevoegde dienst van de regionale administratie, in zijn installaties, het debiet van het gewonnen water en de genomen voorzorgen laten vaststellen.
Hij ontvangt een voor eensluidend verklaard afschrift van deze vaststelling. De Regering stelt het tarief van de kosten van bevinding vast die ten laste vallen van de verzoeker. HOOFDSTUK III. - Zuivering van het water Afdeling 1. - Algemene bepalingen
Art. 216.De Regering belast de "SPGE" bij beheerscontract met de uitvoering van het beheersplan voor het Waalse waterbekken, wat betreft de openbare zuivering van het afvalwater. Afdeling 2. Bepalingen betreffende de rioleringen en de afvloeiing en
de verwerking van afvalwater
Art. 217.Voor de toepassing van de Richtlijnen van de Europese Commissie en van andere internationale akten inzake bescherming van het oppervlaktewater kan de Regering de gemeenten verplichten tot het uitvoeren van rioleringswerkzaamheden op een gedeelte of op het geheel van hun grondgebied, onder de voorwaarden en binnen de termijn die zij bepaalt.
Om dezelfde doelstelling te bereiken kan ze bovendien criteria vaststellen waardoor die van de werken vermeld in het in artikel 218 bedoelde algemeen gemeentelijk afwateringsplan kunnen worden bepaald.
Deze werken moeten bij voorrang worden uitgevoerd hetzij om de optimalisering van de werking van de zuiveringsstations te waarborgen, hetzij nog om een snelle bescherming van de kwetsbare gebieden zoals de voorkomings- of toezichtgebieden te verzekeren.
Art. 218.§ 1. De Regering legt een algemeen zuiveringsreglement vast voor de afvoer en de behandeling van het stedelijk afvalwater.
Het algemeen zuiveringsreglement bepaalt : - de algemene verplichtingen i.v.m. de afvoer en de behandeling van het stedelijk afvalwater, - de autonome en overgangsstelsels inzake collectieve zuivering; - de bepalingscriteria en de verplichtingen i.v.m. de toepassing van die stelsels binnen de agglomeraties en de zones; - de modaliteiten voor de toepassing van de zuiveringsstelsels per agglomeratie of per zone, alsook de evolutie ervan; - de principes voor de vastlegging van de zuiveringsplannen per hydrografisch onderbekken en de voorwaarden voor de herzieningen en bijwerkingen ervan. § 2. Het algemeen zuiveringsreglement voorziet in een zuiveringsplan voor ieder hydrografisch onderbekken.
Het zuiveringsplan per hydrografisch onderbekken vermeldt de agglomeraties of de zones en de stelsels voor de zuivering van het stedelijk afvalwater die erop van toepassing zijn.
Die zuiveringsplannen worden uitgewerkt door de S.P.G.E., uitgevoerd door de erkende zuiveringsinstellingen en goedgekeurd door de Regering.
Art. 219.Om de twee jaar stellen de gemeenten een verslag op aan de hand van de door de Regering vastgestelde modaliteiten, alvorens het naar het Gewest te sturen. Dat verslag bevat : 1° een inventaris inzake afvoer en verwerking van het afvalwater afkomstig van op hun grondgebied gelegen gebouwen alsmede hun effecten op voorkomings- of toezichtgebieden;2° het programma van de afwateringswerkzaamheden die de gemeenten wensen uit te voeren;3° de coördinatie tussen de afwateringswerken en de zuiveringsinstallaties die bestaan of die binnen de vijf volgend jaren moeten worden aangelegd en die het afvalwater afkomstig van rioleringen kunnen opvangen. Dat verslag wordt bij de gemeentelijke begroting gevoegd. De gemeente maakt het bestaan van dat verslag bekend op de gemeentelijke aanplakplaatsen en stelt het ter beschikking van de bevolking die het het hele jaar door tijdens de openingsuren op het gemeentebestuur kan inzien.
Art. 220.De gemeenteraad vaardigt een gemeentelijk reglement uit ter aanvulling, in voorkomend geval, van de verplichtingen tot afvoer en behandeling van het afvalwater die vastliggen in het algemeen zuiveringsreglement bedoeld in artikel 218, § 1.
Alle gemeentelijke werkzaamheden i.v.m. de zuivering van stedelijk afvalwater worden opgenomen in het zuiveringsplan betreffende het grondgebied van de gemeente waar ze uitgevoerd worden.
Art. 221.In geval van dringende noodzakelijkheid - met name als de volksgezondheid of het milieu ernstig worden bedreigd - kan de Regering de door haar aangewezen gemeente(n) verplichten rioleringswerkzaamheden of andere werkzaamheden i.v.m. de afvoer van afvalwater binnen de door haar vastgestelde termijn te laten uitvoeren.
Indien de voorgeschreven werkzaamheden niet binnen de vastgestelde termijn worden uitgevoerd, kan de Regering de Gouverneur opdracht geven om ze op rekening van de gemeente te laten uitvoeren. De aldus uitgevoerde werkzaamheden kunnen het voorwerp van een subsidie uitmaken.
Art. 222.§ 1. De Regering kan regels voor het onderhoud van de individuele zuiveringssystemen voorschrijven; zij kan, met name, de verplichting opleggen het slijk te overhandigen aan de ruimers die werden erkend in overeenstemming met de regels die zij vaststelt. § 2. De erkende ruimers zijn verplicht het slijk door een van de drie volgende middelen op te ruimen : 1° hetzij door dit te overhandigen aan een landbouwer om het uit te strooien volgens de door de Regering vastgestelde regels;2° hetzij door dit te overhandigen aan een zuiveringsstation dat voor dit doel door een zuiveringsinstelling werd aangewezen in overeenstemming met § 4;3° hetzij door dit uit het Gewest uit te voeren, op voorwaarde het Directoraat-generaal Natuurlijke Hulpbronnen en Energie, Afdeling Water te informeren over de bestemming en hiervan het bewijs te leveren volgens de door de Regering vastgestelde regels. § 3. De Regering stelt de regels vast die moeten worden gevolgd door de zuiveringsinstellingen voor wat het aantal, het vermogen en de inplanting van de zuiveringsinstallaties betreft, bestemd voor het opvangen en behandelen van het ruimslijk.
De Regering kan aan de ruimers het verbod opleggen, via een besluit of in de erkenningsakte, een beroep op bepaalde uitgeruste stations te doen teneinde het slijk te verdelen, afhankelijk van de vermogens van de stations. HOOFDSTUK IV. - Gemeenschappelijke bepalingen inzake waterproductie, -distributie en -zuivering
Art. 223.§ 1. De Regering kan na onderzoek verklaren dat het algemeen belang biedt dat installaties voor de productie en de distributie van water of de verzameling of de zuivering van afvalwater aangebracht worden onder, op of boven onbebouwde privé terreinen of privé domein.
Die verklaring van algemeen belang geeft de beheerder van de installaties ten gunste van wie ze wordt afgelegd, het recht om dergelijke installaties aan te leggen onder, op of boven privé-terreinen of privé-domein, om er toezicht op uit te oefenen en de nodige werkzaamheden uit te voeren met het oog op de werking en het onderhoud ervan onder de voorwaarden die in de verklaring vastliggen.
De werkzaamheden mogen pas aangevat worden na afloop van een termijn van twee maanden, te rekenen van de kennisgeving die bij aangetekend schrijven gericht wordt aan de houders van zakelijke rechten en aan de belanghebbende huurders. § 2. De begunstigde van de erfdienstbaarheid bedoeld in paragraaf 1 is gehouden tot de betaling van een vergoeding ten gunste van de eigenaar van het met die erfdienstbaarheid bezwaarde erf of van houders van zakelijke rechten i.v.m. dat erf.
De vergoeding kan uitbetaald worden in één keer en geldt dan als forfaitaire vergoeding. Ze kan ook betaald worden in de vorm van een op voorhand te betalen jaarlijkse heffing. § 3. De Regering bepaalt : 1° de in acht te nemen procedure betreffende de verklaring van algemeen belang bedoeld in paragraaf 1, meer bepaald het aanvraagformulier, de bij de aanvraag te voegen stukken, de behandeling van het dossier en de onderzoeken uit te voeren door de overheid die de aanvragen in ontvangst neemt, de termijnen waarin de bevoegde overheid moet beslissen en de aanvrager kennis moet geven van haar beslissing en van de bijdrage die hij voor de behandeling van het dossier moet betalen;2° de wijze waarop de in paragraaf 2 bedoelde bijdragen berekend worden, alsook de wijze waarop ze geïndexeerd worden.
Art. 224.Bij de gedeeltelijke bezetting van de privé-terreinen of het privé-domein wordt rekening gehouden met het gebruik waarvoor ze bestemd zijn. De bezetting geeft niet aanleiding tot onteigening maar tot een wettelijke erfdienstbaarheid van openbaar nut die elke handeling verbiedt waardoor schade kan worden berokkend aan de installaties of aan de exploitatie ervan.
De Regering legt de verbodsbepalingen en voorschriften vast die in acht genomen moeten worden door iedereen die in de buurt van de installaties werken of handelingen uitvoert, laat uitvoeren of overweegt uit te voeren.
De eigenaar van het met de erfdienstbaarheid bezwaarde erf kan de Regering binnen de haar bepaalde termijn informeren dat hij de begunstigde van de erfdienstbaarheid verzoekt het bezette terrein te kopen. Bij gebrek aan een minnelijke verkoopovereenkomst tussen de eigenaar van het bezwaarde erf en de netbeheerder zijn de bepalingen van artikel 227 van toepassing.
Art. 225.§ 1. De installaties worden verplaatst en desnoods verwijderd op verzoek van de eigenaar van het bezwaarde erf of van degene die het recht heeft om er gebouwen op trekken, als ze gebruik wensen te maken van dat recht. De Regering kan de begunstigde van de erfdienstbaarheid een bijkomende termijn geven zodat hij de nodige vergunningen kan verkrijgen voor die verplaatsing.
Als de belanghebbenden gebruik maken van dat recht zonder de verplaatsing of de verwijdering van die installaties te eisen, behoudt de begunstigde van de erfdienstbaarheid het recht om toezicht op de installaties uit te oefenen en om de werken uit te voeren die nodig zijn voor hun werking, onderhoud en herstel.
De verplaatsingskosten en die i.v.m. de verwijdering van de installaties worden door de begunstigde van de erfdienstbaarheid gedragen; de personen bedoeld in het eerste lid zijn evenwel verplicht schriftelijk te verwittigen binnen zes maanden vóór de aanvang van de geplande werken. § 2. Niettegenstaande paragraaf 1 kan de begunstigde van de erfdienstbaarheid, om de verplaatsing van de installaties te voorkomen, voorstellen dat de eigenaar het bezette terrein koopt. Hij geeft de Regering kennis daarvan. Bij gebrek aan een minnelijke overeenkomst tussen de eigenaar van het bezwaarde erf en de netbeheerder zijn de bepalingen van artikel 227 van toepassing.
Art. 226.De beheerder van de installaties is gehouden tot het herstel van de schade veroorzaakt door de werken die hij heeft uitgevoerd bij de aanleg of de exploitatie van zijn installaties, alsmede tot de vergoeding van de schade berokkend aan derden, hetzij door zijn werken, hetzij wegens het gebruik van het door de erfdienstbaarheid bezwaarde erf. De gezamenlijke vergoedingen i.v.m. de veroorzaakte schade worden door de beheerder gedragen. Ze zijn verschuldigd aan de personen die de schade lijden. Het bedrag ervan worden hetzij minnelijk, hetzij door de rechtbanken bepaald.
Art. 227.De beheerder van de installaties ten gunste van wie de Regering een besluit tot verklaring van algemeen belang heeft genomen, kan, op eigen verzoek en binnen de perken van dat besluit, door de Regering gemachtigd worden om de nodige onteigeningen op eigen kosten voort te zetten namens het Gewest of in eigen naam als hij beschikt over de bevoegdheid om krachtens een decreetbepaling te onteigenen. De rechtspleging bij hoogdringende omstandigheden bepaald bij de artikelen 2 à 20 van de wet van 26 juli 1962 betreffende de rechtspleging bij hoogdringende omstandigheden inzake onteigeningen ten algemenen nutte is toepasselijk op die onteigeningen.
Titel II. - Financiering van het beheer van de antropogene watercyclus HOOFDSTUK I. - Waterprijs Afdeling 1. - Tarifering en facturatie van het water
Onderafdeling I. - Tarifering van het water
Art. 228.Krachtens het principe van vervuiler-betaler wordt een eenvormige watertarifering ingevoerd die toepasselijk is op het verbruik waarvoor een mogelijkerwijs vooraf betaalbare jaarlijkse heffing per meter betaald wordt die dient voor de betaling van het voordeel gebonden aan de terbeschikkingstelling van water ongeacht of er al dan niet verbruik is. De tarifering bestaat uit drie tranches opgedeeld naar gelang van de jaarlijkse verbruiksvolumes berekend volgens onderstaande formule : Heffing : (20 x C.V.D.) + (30 x C.V.A.) Verbruik : eerste tranche van 0 tot 30 m3 : 0.5 x C.V.D. tweede tranche van 30 tot 5 000 m3 : C.V.D. + C.V.A. derde tranche boven 5 000 m3 : (0.9 x C.V.D.) + C.V.A. De bijdrage in het Sociaal Waterfonds wordt op het grondgebied van het Franse taalgebied aan dit tarief toegevoegd.
De C.V.D. wordt door de verdeler bepaald overeenkomstig het door de Regering vastgelegde gestandaardiseerde boekhoudplan van de watersector.
De C.V.A. wordt voor het gezamenlijke Waalse grondgebied door de S.P.G.E. bepaald krachtens de beheersovereenkomst die ze met de Regering gesloten heeft.
Dezelfde verdeler mag slechts één enkel tarief toepassen op het grondgebied van een hydrografisch onderbekken zoals bepaald bij artikel 7.
Het toegepaste tarief kan van bovenbedoelde tariefstructuur afwijken voor jaarlijkse verbruikvolumes boven 25 000 m3 maar mag geenszins lager zijn dan (0.50 C.V.D.) + C.V.A. De distributiewaterprijs is het voorwerp van een tweejarig evaluatierapport. Dat rapport wordt na advies van het comité voor watercontrole de oneven jaren uiterlijk 31 maart door de Regering aan het Waalse Parlement overgemaakt, enerzijds, op grond van de gegevens verstrekt door de verdeler wat de C.D.V. betreft, en, anderzijds, op grond van de gegevens verstrekt door de 'S.P.G.E.' wat de C.V.A. betreft.
Art. 229.In het kader van de tarifering bedoeld in artikel 228 wordt de C.V.A. niet toegepast in de volgende gevallen : - als de gebruiker onderworpen is aan de belasting op het lozen van industrieel afvalwater; - als de gebruiker in aanmerking komt voor de vrijstelling of de terugbetaling van de belasting op het lozen van ander afvalwater dan industrieel afvalwater, overeenkomstig artikel 228.
Onderafdeling 2. - Facturatie
Art. 230.Er wordt een jaarlijkse factuur door de verdeler opgesteld.
Daarnaast worden minstens om de drie maanden voorschotten of tussentijdse facturen opgesteld.
Bij verandering van gebruiker alsook in geval van wijziging van de facturatieperiode door de verdeler worden de heffing en de verbruikstranches berekend naar evenredigheid van de periode van bewoning van het gebouw of van gebouwgedeelte waarop de factuur betrekking heeft. In voorkomend geval is de vooraf betaalde heffing het voorwerp van een regularisatie.
Art. 231.De Regering bepaalt de standaardregels voor de overlegging van de facturen, die de diverse elementen van de C.D.V. en de C.V.A., alsook de bijdrage in het Sociaal Waterfonds duidelijk vermelden. De verdeler wordt volgens de door de Regering bepaalde regels vergoed voor de gezamenlijke kosten i.v.m. de inning van de C.V.A. Onderafdeling 3. - Betaling van de facturen en invordering
Art. 232.In geval van niet-nakoming van de verlichtingen en, meer bepaald, in geval van niet-betaling binnen de voorgeschreven termijn van de sommen die op basis van de in artikel 230 bedoelde voorschotten en facturen aan de verdeler verschuldigd zijn, gaat deze laatste met alle rechtsmiddelen over tot de invordering van zijn schuldvordering ten laste van de gebruikers en, in voorkomend geval, van de abonnee zoals bedoeld in artikel 233.
De Waalse Regering bepaalt de modaliteiten voor de betaling van de facturen en voor de invordering ervan en legt de desbetreffende minimumtermijnen vast.
De verdeler kan wegens de specifieke en objectieve kenmerken van de gebruiker verzoeken om een garantie voor de betaling van de hem verschuldigde bedragen.
Het maximumbedrag en de modaliteiten betreffende die garantie worden door de Regering bepaald en zijn slechts van toepassing op de openbare waterdistributie van een gebouw dat niet voor bewoning bestemd is.
Art. 233.Als de gebruiker niet houder is van een zakelijk recht op het aangesloten gebouw, mag de abonnee jegens de schuldenaar niet hoofdelijk en ondeelbaar gehouden worden tot de betaling van alle sommen die de gebruiker na aanmaning verschuldigd blijft voorzover : - hij het bewijs levert dat hij de verdeler uiterlijk dertig kalenderdagen na de wijziging van bewoning van het goed kennis gegeven heeft van de identiteit van de intrekkende en vertrekkende gebruikers, alsook van de meterindex; - het gebouw vooraf door de verdeler is uitgerust met een meter per woning; - een ongewoon hoog verbruik niet te wijten is aan de staat van de private installaties. Afdeling 2. - Sociaal Waterfonds
Onderafdeling 1. - Algemene bepalingen A. Toepassingsgebied
Art. 234.Deze afdeling regelt, krachtens artikel 138 van de Grondwet, een aangelegenheid bedoeld in artikel 128, § 1, van de Grondwet. Ze is slechts van toepassing op het Franse taalgebied.
B. Definitie
Art. 235.In de zin van deze afdeling verstaat men onder "verbruiker" : elke natuurlijke persoon die, rechtstreeks of onrechtstreeks, het genot heeft van het water dat een verdeler hem in zijn hoofdverblijfplaats ter beschikking stelt voor een uitsluitend huishoudelijk gebruik, en zodoende inspeelt op zijn behoeften en op die van zijn gezin.
C. Doelstelling
Art. 236.Deze afdeling beoogt de invoering van een financieel mechanisme, met name het "Sociaal Waterfonds", dat voornamelijk zal tussenkomen in de betaling van de waterfactuur van de verbruiker.
Onderafdeling 2. - Financieel mechanisme A. Algemene bepalingen
Art. 237.Iedere verbruiker die, onder welke titel ook, in aanmerking komt voor een sociale hulpverlening, overeenkomstig artikel 57 van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, kan een tegemoetkoming in de betaling van zijn waterfacturen genieten.
Art. 238.Die tegemoetkoming berust op een financieel mechanisme, met name het "Sociaal Waterfonds", waarbij de verdelers, de openbare centra voor maatschappelijk welzijn en de "S.P.G.E." betrokken zijn.
Art. 239.Elke waterfactuur die een verdeler stuurt, vermeldt, als bestanddeel van de reële waterprijs, het bestaan van een bijdrage ten laste van de verdelers die vastgelegd is op 0,0125 euro per gefactureerde m3 water.
Die bijdrage kan aangepast worden bij besluit van de Waalse Regering, na evaluatie van de noden. De gecumuleerde verhogingen mogen in geen geval hoger zijn dan 10 % van het bedoelde bedrag.
Art. 240.De bijdrage bedoeld in artikel 239 financiert : 1° voor minimum 85 % ervan, de uitgaven i.v.m. de tegemoetkoming bedoeld in artikel 237; 2° voor minimum 9 % ervan, de uitgaven i.v.m. de werkingskosten van de openbare centra voor maatschappelijk welzijn; 3° voor maximum 1 % ervan, de uitgaven i.v.m. de werkingskosten van de "S.P.G.E." in het kader van deze afdeling; 4° voor een bedrag gelijk aan het saldo ervan, de uitgaven i.v.m. de nodige technische verbeteringen waardoor de verbruikers die in aanmerking komen voor de in artikel 237 bedoelde tegemoetkoming, bijgestaan kunnen worden door de verdelers met het oog op een rationeel waterbeheer.
De modaliteiten voor de verdeling van die uitgaven worden door de Regering vastgelegd op voorstel van de Minister.
De modaliteiten voor de tegemoetkoming in de werkingskosten bedoeld in het eerste lid, 2° en 3°, worden door de Regering vastgelegd, o.a. op grond van : - het aantal verbruikers met betalingsmoeilijkheden, zoals bedoeld in artikel 241; - het aantal personen die recht hebben op maatschappelijke integratie overeenkomstig de wet van 26 mei 2002 betreffende het recht op maatschappelijke integratie; - het aantal aansluitingen op het openbaar netwerk voor waterverdeling in de gemeente.
B. Regels betreffende de tegemoetkoming in de betaling van de waterfacturen
Art. 241.In geval van betalingsmoeilijkheden wordt de verbruiker in de rappelbrief van de verdeler geïnformeerd dat hij in aanmerking kan komen voor de tegemoetkoming bedoeld in artikel 237.
De brief wijst erop dat de verbruiker zich tegen die tegemoetkoming mag verzetten.
Behoudens verzet van de verbruiker, maakt de verdeler de lijst van verbruikers met betalingsmoeilijkheden over aan het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn zodat het contact kan opnemen met de verbruikers.
De modaliteiten betreffende het verzet van de klant en de overmaking van die lijst worden door de Regering vastgelegd.
Art. 242.§ 1. Het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn beslist binnen dertig dagen over de toekenning en het bedrag van de tegemoetkoming binnen de perken bepaald bij deze afdeling en de daaruit voortvloeiende reglementaire bepalingen. Artikel 60 van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn is toepasselijk op de besluitvorming terzake.
Overeenkomstig artikel 62bis van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn wordt de beslissing inzake tegemoetkoming, genomen door de raad voor sociale hulp of door één van de organen waaraan de raad bevoegdheden heeft overgedragen, bij ter post aangetekend schrijven of tegen ontvangbewijs aan de verbruiker meegedeeld binnen acht dagen, te rekenen van de datum van de besluitvorming.
Het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn geeft de verdeler kennis van zijn beslissing m.b) t. de aangevraagde tegemoetkoming. § 2. De beslissing is met redenen omkleed en vermeldt de mogelijkheid om beroep in te dienen overeenkomstig artikel 71 van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, de indieningstermijn, de vorm van het verzoek, het adres van de bevoegde beroepsinstantie en de naam van de contactdienst of -persoon binnen het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn. § 3. De openbare centra voor maatschappelijk welzijn bezorgen de "S.P.G.E." jaarlijks een activiteitenverslag over de uitvoering van deze afdeling. De Regering bepaalt de gegevens die het verslag moet bevatten, alsook de kalender van de berichten. § 4. Vanaf de datum waarop de rappelbrief door de verdeler aan de verbruiker gestuurd wordt, overeenkomstig de voorwaarden bedoeld in artikel 241, tot een beslissing door het O.C.M.W. wordt genomen, zoals bedoeld in paragraaf 1 van dit artikel, is elke eenzijdige afsluiting van de watervoorziening door de verdeler wegens niet-betaling van de factuur, verboden.
Deze bepaling is niet van toepassing als de verbruiker zich verzet tegen een tegemoetkoming zoals bedoeld in deze afdeling.
Art. 243.De Regering bepaalt, op voorstel van de "S.P.G.E." en na advies van het Comité voor watercontrole, de modaliteiten voor de tegemoetkoming bedoeld in artikel 237 en voor de berekening van het maximumbedrag ervan.
Voor elke verbruiker wordt de tegemoetkoming beperkt tot een maximumbedrag, al naar gelang de samenstelling van het gezin.
Art. 244.De tegemoetkoming bedoeld in artikel 237 dekt, binnen de perken van de begrotingskredieten, de gehele of gedeeltelijke betaling van de facturen betreffende de individuele of gezinswoning van de verbruiker.
Art. 245.De Regering bepaalt de modaliteiten voor de verdeling van de beschikbare bedragen onder de openbare centra voor maatschappelijk welzijn voor het lopende boekjaar.
Die verdeling wordt uitgevoerd op grond van o.a. : - het aantal verbruikers met betalingsmoeilijkheden, zoals bedoeld in artikel 241; - het aantal personen die recht hebben op maatschappelijke integratie overeenkomstig de wet van 26 mei 2002 betreffende het recht op maatschappelijke integratie; - het aantal aansluitingen op het openbaar netwerk voor waterdistributie in de gemeente.
C. Opdrachten van de "S.P.G.E." in het kader van het sociaal fonds
Art. 246.De "S.P.G.E." staat in, onder de voorwaarden en binnen de perken van deze afdeling, voor het beheer van het in artikel 236 bedoelde financieel mechanisme, dat tussenkomt in de betaling van de waterfactuur van de verbruiker.
Art. 247.De "S.P.G.E." legt het bedrag van de tussenkomsten van elke verdeler, zoals bedoeld in artikel 239, jaarlijks vast op grond van de gefactureerde hoeveelheden van het vorige jaar.
Art. 248.De "S.P.G.E." geeft de openbare centra voor maatschappelijk welzijn uiterlijk 31 maart van elk jaar kennis van de beschikbare bedragen, per verdeler, bestaande uit de bijdragen bedoeld in artikel 239 en uit de niet-gebruikte overtollige saldo's, verminderd met de uitgaven bedoeld in artikel 240, lid 1°, 2°, 3° en 4°
Art. 249.De "S.P.G.E." maakt jaarlijks een verslag over de werking van het in artikel 236 bedoelde financieel mechanisme over aan de Regering en aan het Comité voor watercontrole. De Regering richt dat verslag binnen drie maanden aan de Voorzitter van het Waalse Parlement.
De Regering bepaalt de gegevens die in dat verslag vermeld moeten worden, alsook de kalender van de berichten.
Art. 250.Het overtollige saldo van het vorige boekjaar wordt uiterlijk 31 maart van elk jaar door de verdelers aan de "S.P.G.E." gestort.
De Regering bepaalt de modaliteiten voor de storting van die saldo's alsook voor hun aanwending door de "S.P.G.E.".
D. Verplichtingen van de verdelers
Art. 251.De verdelers moeten : 1° de tijdens het afgelopen jaar door de verdeler gefactureerde hoeveelheden uiterlijk op 31 maart van elk jaar aan de "S.P.G.E." overmaken; 2° de som voor de werkingskosten uiterlijk op 31 maart van elk jaar aan de "S.P.G.E." storten, overeenkomstig artikel 240, eerste lid, 2° en 3°; 3° het saldo van de in artikel 239 bedoelde bijdrage bewaren na storting van de bedragen bedoeld onder 2° en 8° om het aan te wenden voor de doeleinden bedoeld in artikel 240, eerste lid, 1° en 4°;4° de financiële stromen betreffende het Sociaal Waterfonds uiterlijk op 31 maart van elk jaar individualiseren op specifieke balans- en beheersrekeningen;5° zorgen voor het dagelijks beheer van de aandelen die toegekend worden aan elk openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn van de gemeenten die de verdeler bedient, in nauwe samenwerking met hen;6° zorgen voor het beheer van de fondsen voor technische verbeteringen; 7° de "S.P.G.E." uiterlijk 31 maart van elk jaar kennis geven van het aantal verbruikers met betalingsmoeilijkheden, zoals bedoeld in artikel 241, derde lid, van het aantal tegemoetkomingen waartoe besloten werd door het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn, van het geïndividualiseerde bedrag van de toegestane tegemoetkoming en van het globale bedrag van de tegemoetkomingen per gemeente; 8° de eventuele overtollige saldo's aan de "S.P.G.E." storten binnen de termijn bedoeld in artikel 250; 9° de "S.P.G.E." jaarlijks uiterlijk op 28 februari alle stukken en gegevens verstrekken die noodzakelijk zijn voor het vastleggen van het bedrag van hun bijdrage alsook van de bedragen waarover de openbare centra voor maatschappelijk welzijn mogen beschikken.
De Regering bepaalt de modaliteiten voor de uitvoering van die verplichtingen. Afdeling 3. - Retributies en belasting op de waterwinningen
Onderafdeling I. - Algemene bepaling
Art. 252.§ 1. De winningen van tot drinkwater verwerkbaar worden onderworpen : - enerzijds, hetzij aan de betaling van een retributie waarvan het bedrag tot 0,0744 euro is vastgesteld per m3 water geproduceerd in de loop van het winningsjaar, hetzij aan het afsluiten van een dienstencontract voor de bescherming van het tot drinkwater verwerkbaar water met de "SPGE"; - anderzijds, hetzij aan de sluiting van een dienstencontract voor zuivering met de "SPGE", volgens welke de waterproducent de diensten van de Maatschappij huurt om, volgens een bepaalde planning, de openbare zuivering te verrichten van een waterhoeveelheid overeenstemmend met de geproduceerde waterhoeveelheid bestemd om via het openbare watervoorzieningsnet in het Waalse Gewest verdeeld te worden, hetzij aan de vervulling van deze zuiveringsopdracht door hem zelf, overeenstemmend met de waterhoeveelheid die hij produceert. § 2. De andere grondwaterwinningen worden onderworpen aan een jaarlijkse winningsbelasting waarvan het bedrag als volgt is vastgesteld : 1° van 0 tot 20.000 m3 water : 0,0248 euro per m3 uitgepompt water; 2° van 20.001 tot 100.000 m3 water : 0,0496 euro per m3 uitgepompt water; 3° boven 100.000 m3 : 0,0744 euro per m3 uitgepompt water.
Het uitpompen van minder dan 3.000 m3 is belastingvrij. § 3. De volgende grondwaterwinningen zijn niet onderworpen aan de in § 1 bedoelde heffingen of aan de in § 2 bedoelde winningsbelastingen : 1° pompingen verricht door zuiveringsinstellingen in het kader van hun ontwateringsopdracht, met uitzondering van de door hen verkochte of geleverde hoeveelheden water;2° proefpompingen met een maximumduur van twee maanden;3° tijdelijke pompingen verricht ter gelegenheid van werken van openbare of private burgerlijke bouwkunde;4° pompingen met het oog op de bescherming van goederen, met uitzondering van pompingen verricht voor industriële of winstgevende doeleinden;5° de geothermische pompingen bestemd voor het collectief verwarmen van woningen of openbare gebouwen;6° de helft van de hoeveelheid uitgepompt grondwater, op voorwaarde dat dit water na bemaling gratis ter beschikking wordt gesteld van de Waalse producenten van voor menselijke consumptie bestemd water met het oog op de terugwinning ervan.
Art. 253.De producenten van tot drinkwater verwerkbaar water, waarvan de waterwinningen in het Waalse Gewest zijn gelegen, zijn ertoe gehouden tot de financiering van de beschermingsmaatregelen van het tot drinkwater verwerkbaar water bij te dragen naar verhouding tot de hoeveelheden geproduceerd tot drinkwater verwerkbaar water.
Elke producent van tot drinkwater verwerkbaar water zorgt met het oog op de handhaving van zijn kwaliteit voor de openbare zuivering van het huishoudelijke afvalwater naar verhouding tot de hoeveelheden water bestemd om verdeeld te worden in het Waalse Gewest via het openbare watervoorzieningsnet.
Voor de toepassing van dit artikel wordt verstaan onder "producenten van tot drinkwater verwerkbaar water" : de houders van waterwinningen in het Waalse Gewest of elke andere persoon die het water ruwweg ontvangt van een andere waterproducent die wat betreft de verkochte hoeveelheden niet heeft bijgedragen tot de openbare zuivering van het afvalwater.
Onderafdeling 2. - Aangifte, betaling en inning van de heffing en van de belasting
Art. 254.Elke belastingplichtige moet het Directoraat-generaal Natuurlijke Hulpbronnen en Energie, Afdeling Water jaarlijks alle gegevens verstrekken die nodig zijn voor de bepaling van de tijdens het jaar tevoren geproduceerde of uitgepompte hoeveelheid water.
Art. 255.§ 1. De aangifte wordt gedaan aan de hand van een formulier waarvan het model door de Regering wordt bepaald en dat het Directoraat-generaal Natuurlijke Hulpbronnen en Energie, Afdeling Water vóór 31 januari van het aanslagjaar rechtstreeks aan de belastingplichtigen zendt.
De belastingplichtige die het formulier niet ontvangen heeft, moet er één bij het Directoraat-generaal Natuurlijke Hulpbronnen en Energie, Afdeling Water aanvragen.
Bij stopzetting van de activiteiten moet de belastingplichtige een aangifteformulier bij het Directoraat-generaal Natuurlijke Hulpbronnen en Energie, Afdeling Water aanvragen en het er binnen twee maanden na de stopzetting terug naartoe zenden. § 2. Het formulier wordt behoorlijk ingevuld, voor echt verklaard, gedateerd en ondertekend. § 3. De over te leggen stukken, lijsten of inlichtingen maken noodzakelijk deel uit van de aangifte en moeten er bij gevoegd worden.
Art. 256.De aangifte moet jaarlijks vóór 31 maart in het bezit zijn van het Directoraat-generaal natuurlijke hulpbronnen en energie, Afdeling Water.
Art. 257.Na onderzoek van de aangifte bepaalt het Directoraat-generaal Natuurlijke Hulpbronnen en Energie, Afdeling Water het bedrag van de heffing of de belasting. Het gaat uit van de verstrekte gegevens om de heffing of de belasting te berekenen.
Als de aangegeven hoeveelheid niet d. m.v. een telsysteem is vastgesteld, baseert het zich op elk bewijsstuk waarover het beschikt.
Wanneer een grondwaterwinning aangelegd wordt zonder milieuvergunning of zonder aanvraag overeenkomstig artikel 434 zal het bedrag van de krachtens artikel 252 berekende belasting met 370 euro vermeerderd worden.
Art. 258.Op verzoek van het Directoraat-generaal Natuurlijke Hulpbronnen en Energie, Afdeling Water moet elke belastingplichtige zonder verplaatsing ter nazicht elk document verstrekken dat nuttig is voor de bepaling van de berekeningsgrondslag.
Tijdens de werkuren moet hij het Directoraat-generaal Natuurlijke Hulpbronnen en Energie, Afdeling Water of een door de Regering aangewezen en door eerstgenoemde gemachtigde instelling tevens toegang verlenen tot zijn lokalen, terreinen en installaties met het oog op de technische controle.
Onverminderd het recht van het Directoraat-generaal Natuurlijke Hulpbronnen en Energie, Afdeling Water om mondelinge inlichtingen te vragen, moet elke belastingplichtige op verzoek van eerstgenoemde binnen de maand na de aanvraag schriftelijk alle nuttige inlichtingen verstrekken voor de verificatie van de berekeningsgrondslag.
Art. 259.Wanneer het Directoraat-generaal Natuurlijke Hulpbronnen en Energie, Afdeling Water gegevens meent te moeten rechtzetten die de belastingplichtige heeft meegedeeld in een aangifte overeenkomstig de in de artikelen 255 tot 258 gestelde voorwaarden, of die hij schriftelijk heeft aanvaard, stelt het hem in kennis van de rechtzetting van de aangegeven hoeveelheid water.
Elke rechtzetting wordt aan de belastingplichtige meegedeeld binnen een termijn van acht maanden te rekenen vanaf de dag van de ontvangst van de aangifte door het Directoraat-generaal natuurlijke hulpbronnen en energie, Afdeling Water.
De belastingplichtige kan zijn opmerkingen schriftelijk indienen binnen een termijn van één maand te rekenen vanaf deze betekening. Het bedrag van de heffing of van de belasting kan niet bepaald worden vóór het verstrijken van deze termijn, behalve als de belastingplichtige schriftelijk heeft ingestemd met de rechtzetting van zijn aangifte.
Art. 260.§ 1. Het Directoraat-generaal Natuurlijke Hulpbronnen en Energie, Afdeling Water kan het bedrag van de heffing of van de belasting ambtshalve bepalen op grond van de gegevens waarover het beschikt en, eventueel, van het toezicht dat het uitoefent of laat uitoefenen wanneer de belastingplichtige verzuimd heeft : 1° een aangifte af te geven binnen de in de artikelen 255 en 256 bedoelde termijnen;2° het (de) gebrek(en) in de vorm dat (die) zijn aangifte aantast(en) binnen de daartoe verleende termijn weg te werken;3° de schriftelijke gegevens die hem krachtens artikel 258, alinea 3, gevraagd werden, binnen de voorgeschreven termijn te verstrekken. Het Directoraat-generaal Natuurlijke Hulpbronnen en Energie, Afdeling Water beroept zich op deze procedure binnen een termijn van twee jaar met ingang van 1 april van het jaar na dat van de winning. § 2. Alvorens het bedrag van de heffing of van de belasting ambtshalve te bepalen, stelt het Directoraat-generaal Natuurlijke Hulpbronnen en Energie, Afdeling Water de belastingplichtige in kennis van zijn beslissing zich op deze procedure te beroepen en van de gegevens die als grondslag zullen dienen voor de berekening van de heffing of van de belasting. § 3. De belastingplichtige beschikt over een termijn van één maand te rekenen vanaf deze betekening om zijn opmerkingen schriftelijk in te dienen. Het bedrag van de heffing of van de belasting kan niet bepaald worden vóór het verstrijken van deze termijn, behalve als de belastingplichtige schriftelijk heeft ingestemd met het meegedeelde bedrag.
Art. 261.Als de belastingplichtige binnen de in artikel 259, derde lid, en artikel 260, § 3, bepaalde termijn laat weten dat hij het gedeeltelijk of geheel oneens is, handelt het Directoraat-generaal Natuurlijke Hulpbronnen en Energie, Afdeling Water als volgt : 1° als het kan instemmen met de door de belastingplichtige aangevoerde redenen, bepaalt het het bedrag van de heffing of de belasting op grond van de gegevens die het zelf heeft aanvaard of bepaald en die t.a.v. deze redenen herzien werden; 2° als het niet kan instemmen met de door de belastingplichtige aangevoerde redenen, bepaalt het het bedrag van de heffing of van de belasting op grond van de gegevens die het zelf aanvaard of bepaald heeft. In geval van toepassing van het eerste lid, 2°, betekent het Directoraat-generaal Natuurlijke Hulpbronnen en Energie, Afdeling Water zijn beslissing aan de belastingplichtige binnen twee maanden na ontvangst van de onenigheid.
Art. 262.De heffing en de belasting worden d. m.v. driemaandelijkse voorschotten geïnd. Elke voorschot is gelijk aan 20 % van het bedrag van de laatste heffing of belasting die door het Directoraat-generaal Natuurlijke Hulpbronnen en Energie, Afdeling Water is vastgesteld.
Als er nog geen heffing of belasting is vastgesteld, is elk voorschot m.b) t. het eerste jaar gelijk aan 20 % van het bedrag dat overeenstemt met de door de belastingplichtige in zijn vergunningaanvraag aangegeven winningen.
De winning heeft het debiteren van de voorschotten tot gevolg.
De voorschotten zijn betaalbaar uiterlijk de twintigste van de maand na elk kwartaal van het winningsjaar.
In geval van niet-betaling binnen de in het vorige lid bepaalde termijn zijn de voorschotten het voorwerp van bijzondere kohieren.
De ten kohiere gebrachte voorschotten zijn onmiddellijk opeisbaar.
Het bedrag ervan wordt door de met de inning belaste ambtenaar ter kennis gebracht van de belastingplichtige, die een aanslagbiljet toegezonden krijgt.
Art. 263.De heffing en de belasting zijn het voorwerp van jaarlijkse of bijzondere kohieren.
Art. 264.De kohieren worden vastgesteld door het Directoraat-generaal Natuurlijke Hulpbronnen en Energie, Afdeling Water en uitvoerbaar verklaard door de Inspecteur-generaal van de Afdeling Thesaurie van het Secretariaat-generaal van het Ministerie van het Waalse Gewest of door de ambtenaar die dit ambt uitoefent.
Art. 265.§ 1. De heffing of de belasting wordt uiterlijk 30 juni van het jaar na dat van de indiening van de aangifte of van de belasting van ambtswege vastgelegd.
De voorschotten worden van het heffings- of belastingsbedrag afgetrokken. § 2. Het aanslagbiljet vermeldt in voorkomend geval de voorschotten die van het heffings- of belastingbedrag afgetrokken worden. § 3. De heffing en de belasting zijn betaalbaar binnen twee maanden na toezending van het aanslagbiljet.
Art. 266.Zodra de kohieren uitvoerbaar verklaard worden, worden uittreksels daaruit aan de betrokken belastingplichtigen overgemaakt.
Art. 267.In geval van niet-betaling van de voorschotten, de heffing of de belasting, de rente of de kosten, is de eerste vervolgingsakte voor de inning ervan een dwangbevel.
Het dwangbevel wordt uitgevaardigd door de ambtenaar die met de inning belast is.
Het wordt bij deurwaardersexploot betekend, met bevel tot betaling.
In de door de Regering bepaalde gevallen kan het dwangbevel ook betekend worden aan de belastingplichtige.
Art. 268.De Regering bepaalt : 1° de uitvoeringsmodaliteiten voor artikel 262;2° de te volgen wijze voor de aangiften, het opmaken van de kohieren, voor de betalingen, de kwijtingen, de vervolgingen; 3° de administratieve kosten, ten laste van de belastingplichtige, en overeenstemmend met de handelingen die het Directoraat-generaal Natuurlijke Hulpbronnen en Energie, Afdeling Water werkelijk heeft verricht i.v.m. de inning van de heffing of de belasting.
Art. 269.§ 1. Onder voorbehoud van de bepalingen in de §§ 2 tot 4 wordt het dwangbevel uitgevoerd volgens de bepalingen van deel V, titel III, van het Gerechtelijk Wetboek betreffende de gedwongen tenuitvoerlegging. § 2. Na de betekening of kennisgeving waarvan sprake in artikel 267, kan de met de inning belaste ambtenaar in de door de Regering bepaalde gevallen laten overgaan tot de kennisgeving die als uitvoerend beslag onder derden geldt op de sommen of goederen die aan de belastingplichtige verschuldigd zijn of hem toebehoren.
Het derdenbeslag dient eveneens bij ter post aangetekende brief ter kennis van de belastingplichtige te worden gebracht.
Het beslag heeft uitwerking vanaf het ogenblik waarop het stuk aan de belastingplichtige wordt afgegeven.
Het geeft aanleiding tot het opmaken en het zenden door de met de inning belaste ambtenaar van een bericht van beslag, zoals bepaald in artikel 1390 van het Gerechtelijk Wetboek. § 3. Onder voorbehoud van de bepaling in § 2 zijn de bepalingen van de artikelen 1539, 1540, 1542, alinea's 1 en 2, en 1543 van het Gerechtelijk Wetboek van toepassing op dit beslag, met dien verstande dat het bedrag van het beslag ter hand wordt gesteld aan de met de inning belaste ambtenaar. § 4. Het uitvoerend beslag onder derden dient overeenkomstig de bepalingen van de artikelen 1539 tot 1544 van het Gerechtelijk Wetboek bij deurwaardersexploot te worden gelegd, wanneer na het beslag dat overeenkomstig § 2 bij ter post aangetekende brief is gelegd, uit de aangifte waartoe de beslagen derde gehouden is, blijkt dat : 1° de beslagen schuldenaar zich verzet tegen het uitvoerend beslag onder derden;2° de beslagen derde zijn schuld tegenover de beslagen schuldenaar betwist;3° een andere schuldeiser zich vóór het beslag door de met de inning belaste ambtenaar heeft verzet tegen de afgifte door de beslagen derde van de door hem verschuldigde sommen. In die gevallen behoudt het door de ambtenaar bij ter post aangetekende brief verrichte beslag zijn bewarende uitwerkingen wanneer de ambtenaar, zoals bepaald in artikel 1539 van het Gerechtelijk Wetboek, bij deurwaardersexploot een uitvoerend beslag onder derden doet leggen binnen de maand die volgt op het deponeren bij de post van de aangifte van de beslagen derde. § 5. De uitvoering van het dwangbevel kan slechts worden onderbroken door een met redenen omkleed verzet ingediend door de belastingplichtige, met bij exploot aan het Gewest te betekenen dagvaarding voor het gerecht.
Art. 270.De inning van de heffing of de belasting verjaart na vijf jaar, te rekenen vanaf de datum waarop het kohier uitvoerbaar verklaard werd.
Art. 271.§ 1. Voor de inning van de heffing of de belasting, de rente of de kosten, heeft het Gewest een algemeen voorrecht op de inkomsten en op alle roerende goederen van de belastingplichtige, met uitzondering van schepen en boten.
Het voorrecht heeft rang onmiddellijk na de voorrechten waarvan sprake in de artikelen 19 en 20 van de wet van 16 december 1851 en in artikel 23 van Boek II van het Handelswetboek, en na de voorrechten die overeenkomstig artikel 87 van het Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde aan de Staat worden voorbehouden. § 2. De heffing of de belasting, de rente en de kosten, worden gewaarborgd door een wettelijke hypotheek op de in België gelegen goederen die de belastingplichtige toebehoren en waarop hypotheek kan worden bevestigd.
De wettelijke hypotheek doet geen afbreuk aan de vorige voorrechten en hypotheken; zij heeft slechts rang na inschrijving ervan.
De hypotheek wordt op verzoek van de met de inning belaste ambtenaar ingeschreven. De hypotheek wordt ingeschreven, niettegenstaande verzet, betwisting of beroep.
Zij kan slechts verworven worden na verloop van de opeisbaarheidstermijn, zoals bepaald in artikel 265, alinea 3. § 3. Artikel 447, alinea 2, van Boek III van het Handelswetboek met betrekking tot de faillissementen, bankbreuken en betalingsuitstellen is niet van toepassing op de wettelijke hypotheek wat betreft de heffingen of belastingen opgenomen in de kohieren die voor het vonnis van faillietverklaring uitvoerbaar verklaard werden.
Art. 272.Het bezwaarschrift tot terugbetaling van de heffing of de belasting wordt ingediend bij een aan het Gewest betekend exploot van dagvaarding voor het gerecht.
Deze aanvraag wordt binnen twee jaar na de betaling ingediend.
Art. 273.Bij niet-betaling binnen de in de artikelen 262 en 265 bedoelde termijn brengen de verschuldigde sommen ten bate van de fondsen, vanaf de volgende dag en voor de duur van de achterstand, van rechtswege rente op tegen de wettelijke rentevoet.
Deze rente wordt maandelijks berekend op basis van het verschuldigde bedrag van de heffing, de belasting of het voorschot en wordt afgerond naar het lagere tiental euro's. Elk maandgedeelte wordt voor een volledige maand gerekend.
De rente wordt slechts opgeëist als ze in totaal 2,5 euro bedraagt.
Art. 274.In geval van terugbetaling van de heffing of de belasting wordt een moratoire rente tegen de wettelijke rentevoet toegekend.
De rente wordt maandelijks berekend op basis van het bedrag van elke betaling, afgerond op het lagere tiental euro. Elk maandgedeelte wordt voor een volledige maand gerekend.
Er wordt geen moratoire rente toegekend in geval van terugbetaling : 1° van bedragen die ambtshalve bepaald worden na verloop van de termijn waarbinnen gevorderd moet worden, overeenkomstig de artikelen 259 en 260;2° als de rente in totaal minder dan 2,5 euro bedraagt. Afdeling 4. - Belasting op lozingen van industrieel en huishoudelijk
afvalwater Onderafdeling I. - Algemene bepalingen
Art. 275.Een jaarlijkse belasting wordt ingevoerd op het lozen van afvalwater.
Art. 276.De belasting betreft : 1° alle publiek- of privaatrechtelijke natuurlijke of rechtspersonen, hierna "ondernemingen" genoemd, die ten minste zeven personen tewerkstellen en industrieel afvalwater lozen in openbare rioleringen, verzamelleidingen voor afvalwater, zuiveringsstations van zuiveringsinstellingen of in oppervlakte- of grondwater;2° ondernemingen die minder dan zeven personen tewerkstellen en afvalwater lozen in de ontvangers bedoeld in 1° als de overheid die bevoegd is voor de aflevering van de lozingsvergunning, oordeelt dat bedoeld water niet onder huishoudelijk water mag worden ingedeeld;3° elke publiek- of privaatrechtelijke natuurlijke of rechtspersoon die ander afvalwater dan industrieel afvalwater loost in de ontvangers bedoeld in 1° en die wegens een bevoorrading die niet van de openbare distributie komt, niet bijdraagt in de zuiveringskosten berekend in de reële prijs van het water. Deze bepaling is niet van toepassing op lozingen van landbouwafvalwater gelijkgesteld met huishoudelijk afvalwater uit inrichtingen waar dieren gehouden en gefokt worden en die aan de door de Waalse Regering bepaalde voorwaarden voldoen; 4° elke publiek- of privaatrechtelijke natuurlijke of rechtspersoon die ander afvalwater dan industrieel afvalwater loost in de ontvangers bedoeld in 1° wegens een bevoorrading die van de openbare distributie komt, met uitzondering van lozingen van landbouwafvalwater gelijkgesteld met huishoudelijk afvalwater uit inrichtingen waar dieren gehouden en gefokt worden en die aan de door de Waalse Regering bepaalde voorwaarden voldoen. Onderafdeling 2. - Bijzondere bepalingen betreffende het lozen van industrieel afvalwater
Art. 277.De jaarlijkse belasting op het lozen van industrieel afvalwater is evenredig met de hoeveelheid verontreinigende stoffen ervan berekend overeenkomstig de in de artikelen 279 en 282 bepaalde formules.
De in aanmerking te nemen hoeveelheid verontreinigende stoffen is die van het industriële afvalwater geloosd gedurende het jaar dat aan het belastingjaar voorafgaat.
Art. 278.De belasting per eenheid verontreinigende stoffen van het geloosde industriële afvalwater, hierna eenheidsbelasting genoemd, is vastgesteld op 8,9242 euro.
Art. 279.De hoeveelheid verontreinigende stoffen van het geloosde industriële afvalwater wordt berekend aan de hand van de volgende formule : N = N1 + N2 + N3 + N4 waarbij : * N = het totale aantal eenheden verontreinigende stoffen; * N1 = Q/180 (a + 0,35 x MS/500 + 0,45 (DCO/525)) x (0,4 + 0,6 d) waarbij : N1 = het aantal eenheden verontreinigende stoffen verbonden aan de aanwezigheid van zwevende en oxydeerbare stoffen;
Q = het dagelijks gemiddelde volume van het industriële afvalwater, exclusief koelwater, uitgedrukt in liter, geloosd door het bedrijf tijdens de drukste maand van het jaar; het gemiddelde volume is het resultaat van de deling van het maandelijkse volume door het aantal lozingsdagen tijdens de drukste maand;
MS = het gehalte aan zwevende stoffen, uitgedrukt in mg/l, van het ruwe water waarop Q betrekking heeft;
COD = het chemische zuurstofverbruik, uitgedrukt in mg/l, van het water waarop Q betrekking heeft na bezinking van twee uren; a = een coëfficiënt met als waarde 0,2, behalve als het water rechtstreeks in het oppervlaktewater wordt geloosd; dan is de waarde gelijk aan 0; d = de verbeterende factor resulterende uit een breuk met als noemer 225 en als teller het aantal dagen gedurende dewelke afvalwater wordt geloosd; die factor wordt in aanmerking genomen voor de seizoengebonden of periodieke activiteiten waarvoor kan worden bewezen dat gedurende minder dan 225 kalenderdagen per jaar afvalwater wordt geloosd; in de andere gevallen is de factor gelijk aan 1. * N2 = (Q1 (Xi + 0,2 Yi + 10 Zi))/500 waarbij : N2 = het aantal eenheden verontreinigende stoffen verbonden aan de aanwezigheid van zware metalen;
Q1 = het jaarlijkse volume industrieel afvalwater, exclusief koelwater, uitgedrukt in m3, dat tijdens het jaar is geloosd;
Xi = de som van de gemiddelde arsenicum-, chroom-, koper-, nikkel-, lood-, zilverconcentraties, gemeten in het water waarop Q1 betrekking heeft en uitgedrukt in mg/l;
Yi = de gemiddelde zinkconcentratie, gemeten in het water waarop Q1 betrekking heeft en uitgedrukt in mg/l;
Zi = de som van de gemiddelde cadmium- en kwikconcentraties, gemeten in het water waarop Q1 betrekking heeft en uitgedrukt in mg/l. * N3 = (Q1 (N + P))/10 000 waarbij : N3 = het aantal eenheden verontreinigende stoffen verbonden aan de aanwezigheid van voedingsstoffen;
N = de gemiddelde concentratie van totale stikstof, gemeten in het afvalwater waarop Q1 betrekking heeft en uitgedrukt in mgN/l;
P = de gemiddelde concentratie van totaal fosfor, gemeten in het afvalwater waarop Q1 betrekking heeft en uitgedrukt in mg P/l; * N4 = 0,2.Q2 dt/10 000 waarbij : N4 = het aantal eenheden verontreinigende stoffen verbonden aan het temperatuurverschil tussen het geloosde afvalwater en het ontvangende oppervlaktewater;
Q2 = het door het bedrijf jaarlijks geloosde volume koelwater, uitgedrukt in m3; dt = het gemiddelde temperatuurverschil, uitgedrukt in C°, tussen het opgevangen en het geloosde water waarop Q2 betrekking heeft;
N4 = wordt enkel in aanmerking genomen indien Q2 dt of groter dan of gelijk is aan 1 000 000.
Art. 280.§ 1. De waarden van de in artikel 279 bedoelde parameters zijn de in de milieuvergunning van de belastingplichtige vermelde maximale waarden, voor zover zij erin vermeld staan en de belastingplichtige de bewoordingen van de milieuvergunning of de werkelijke gemiddelde waarden in acht neemt, die op kosten van de belastingplichtige door een door de Regering erkend laboratorium bepaald zijn overeenkomstig de voorschriften en onder toezicht van het Directoraat-generaal natuurlijke hulpbronnen en energie, Afdeling Water.
Als de belastingplichtige de in aanmerking te nemen parameterswaarden verzuimt mede te delen aan het Directoraat-generaal Natuurlijke Hulpbronnen en Energie, Afdeling Water en laatstgenoemde tot monsternemingen en analyses overgaat of laat overgaan om die waarden te bepalen, kunnen die verrichtingen ten laste komen van de belastingplichtige.
De Regering stelt de technische modaliteiten vast voor de bepaling van de waarden van de in artikel 279 bedoelde parameters. § 2. Van de in het geloosde afvalwater gemeten waarden van de parameters MS, COD, Xi, Yi, Zi, N en P kan de belastingplichtige de overeenstemmende waarden aftrekken die, overeenkomstig de voorschriften en onder toezicht van het Directoraat-generaal natuurlijke hulpbronnen en energie, Afdeling Water, op zijn kosten worden gemeten door een door de Regering erkend laboratorium. De aftrek gebeurt afzonderlijk en mag niet tot gevolg hebben dat de waarden van bepaalde parameters negatief worden.
Art. 281.Als het Directoraat-generaal Natuurlijke Hulpbronnen en Energie, Afdeling Water de waarden van de parameters van de in artikel 279 bepaalde formule niet kent en het die parameters niet redelijkerwijs kan vaststellen op basis van de beoordelingselementen waarover het beschikt, of als technische of economische moeilijkheden de betrouwbare vaststelling van de reële gemiddelde waarden van die parameters in de weg staan, berekent het de hoeveelheid verontreinigende stoffen aan de hand van de in artikel 282 bepaalde vereenvoudigde formule.
Art. 282.De vereenvoudigde formule van de hoeveelheid verontreinigende stoffen is de volgende : N = N1 + N2 waarbij : * N = het totaal aantal eenheden verontreinigende stoffen; * N1 = A C1/B waarbij : N1 = het aantal eenheden verontreinigende stoffen verbonden aan de aanwezigheid van zwevende en oxydeerbare stoffen;
A = de jaarlijkse bedrijvigheid uitgedrukt overeenkomstig de gebruikte basis;
B = de basis vermeld in kolom 3 van de tabel in bijlage 1;
C1 = de omzettingscoëfficiënt vermeld in kolom 4 van de tabel in bijlage 1. * N2 = (Q1. - Q2) C2 + Q2. C3 waarbij : N2 = het aantal eenheden verontreinigende stoffen verbonden aan de aanwezigheid van zware metalen, voedingsstoffen en koelwater;
Q1 = het jaarlijkse volume van het geloosde industriële afvalwater, uitgedrukt in m3;
Q2 = het jaarlijkse volume van het geloosde koelwater, uitgedrukt in m3;
C2 = het 1/100ste behalve wanneer een andere omzettingscoëfficiënt wordt vermeld in kolom 5 van de tabel in bijlage 1;
C3 = het 1/10 000ste.
Het product Q2 X C3 wordt enkel in aanmerking genomen als Q2 groter dan of gelijk is aan 200.000 m3.
Art. 283.De jaarlijkse belasting is het product van de vermenigvuldiging van de in artikel 278 bedoelde eenheidsbelasting met het in artikel 279 of artikel 282 bepaalde aantal N eenheden verontreinigende stoffen.
Onderafdeling 3. - Bijzondere bepalingen betreffende de lozingen van ander afvalwater dan industrieel afvalwater
Art. 284.De jaarlijkse belasting op het lozen van ander afvalwater dan industrieel afvalwater is evenredig met het volume geloosd water.
De eenheidsbelasting per kubieke meter geloosd afvalwater, bedoeld in artikel 276, 3°, wordt vastgelegd op 0,5542 euro vanaf 1 januari 2003.
De eenheidsbelasting per kubieke meter geloosd afvalwater, bedoeld in artikel 276, 4°, wordt vastgelegd op 0,0813 euro en is van kracht tussen 1 oktober 2003 en 31 december 2004. Ze wordt opgeheven op 1 januari 2005.
Art. 285.§ 1. Het watervolume onderworpen aan de in artikel 284 bedoelde belasting wordt overeenkomstig de hierna vermelde regels bepaald door middel van meetinrichtingen die de door de belastingplichtige opgevangen waterhoeveelheden die afkomstig zijn van de openbare verdeling, opmeten of, bij gebrek eraan, op basis van zijn geraamd waterverbruik of van ieder ander bewijsstuk waarover het Directoraat-generaal Natuurlijke Hulpbronnen en Energie, Afdeling Water beschikt om zijn waterverbruik vast te stellen. Indien het water gedeeltelijk afkomstig is van het openbare watervoorzieningsnet, stemt het aan de belasting onderworpen jaarlijkse volume overeen met het verschil tussen het totaalvolume uitgepompt water of, bij gebrek aan meetsysteem, de geschatte watervolumes en het watervolume dat vermeld staat in de laatste verbruiksopmeting afkomstig van het openbare watervoorzieningsnet over een periode van één jaar.
Het geraamde waterverbruik van de belastingplichtige is gelijk aan het product van de vermenigvuldiging van het in bijlage 2 bedoelde aantal eenheden met het overeenstemmende geraamde waterverbruik. Het in aanmerking te nemen aantal eenheden is het maximumaantal dat in de loop van het lozingsjaar op dezelfde dag wordt geregistreerd. § 2. Voor personen die uitsluitend huishoudelijk afvalwater lozen, is het aan de belasting onderworpen watervolume gelijk aan het opgevangen volume. § 3. Voor personen die industrieel en huishoudelijk afvalwater lozen, is de in artikel 284 bedoelde belasting van toepassing op het gedeelte van het totaal opgevangen volume dat als huishoudelijk afvalwater wordt geloosd. § 4. Voor personen die met huishoudelijk afvalwater gelijkgesteld landbouwafvalwater lozen en niet aan de in artikel 276, 3°, bedoelde vrijstellingsvoorwaarden voldoen, is de belasting van toepassing op het totaal opgevangen watervolume. Indien dat volume niet kan worden vastgesteld door middel van meetinrichtingen, is het gelijk aan het volume verkregen door het vermoedelijke waterverbruik van het gezin, hetzij 100 m3, en het geraamde waterverbruik van de veestapel op te tellen. De Regering bepaalt de ramingsmodaliteiten voor het dierenwaterverbruik. Zij beroept zich op de in bijlage 3 vermelde eenheidshoeveelheden verontreinigende stoffen.
Het voor elke categorie in aanmerking te nemen aantal dieren is het aantal gehouden of gefokte dieren van die categorie zoals het vermeld staat in de bij het Nationaal Instituut voor Statistieken ingediende aangifte ter gelegenheid van de landbouw- en tuinbouwtelling die plaatsvindt op 15 mei van het jaar dat aan het belastingjaar voorafgaat.
Voor personen die de vrijstellingsvoorwaarden vervullen, is het volume gelijk aan het vermoedelijke waterverbruik van het gezin, hetzij 100 m3.
Art. 286.De jaarlijkse belasting is het product van de vermenigvuldiging van de in artikel 284 bedoelde eenheidsbelasting met het in artikel 285 bepaalde watervolume.
Art. 287.Het slib afkomstig van septische putten en gelijksoortige zuiveringsinrichtingen wordt gratis behandeld door een erkende instelling mits naleving van de volgende voorwaarden : 1° het slib moet uitsluitend afkomstig zijn van de behandeling van in het Waalse Gewest geproduceerd huishoudelijk afvalwater;2° de septische putten en gelijksoortige zuiveringsinrichtingen dienen te worden geruimd door een door de Regering erkend ruimingsbedrijf.
Art. 288.De publiek- of privaatrechtelijke natuurlijke of rechtspersonen die ander afvalwater zuiveren dan het industrieel afvalwater dat ze voortbrengen of voor behandeling opvangen, genieten de vrijstelling of de terugbetaling van de belasting onder de door de Regering bepaalde voorwaarden.
De volumes water opgenomen door de begunstigden van een vrijstelling of een terugbetaling van de belasting worden niet meegerekend in de volumes water bedoeld in artikel 253, tweede lid.
Onderafdeling 4. - Aangifte, betaling en invordering van de belasting op het lozen van afvalwater A. Aangifte, betaling en invordering van de belasting op het lozen van industrieel afvalwater
Art. 289.Elke belastingplichtige moet jaarlijks alle gegevens vereist voor de vaststelling van zijn hoeveelheid verontreinigende stoffen van het voorgaande jaar bij het Directoraat-generaal Natuurlijke Hulpbronnen en Energie, Afdeling Water aangeven.
Art. 290.§ 1. De aangifte wordt opgemaakt aan de hand van het formulier waarvan het model door de Regering is vastgesteld en dat de belastingplichtige vóór 31 januari van het belastingjaar rechtstreeks door het Directoraat-generaal Natuurlijke Hulpbronnen en Energie, Afdeling Water wordt toegezonden.
De belastingplichtingen die het formulier niet hebben ontvangen, moeten het op de zetel van het Directoraat-generaal Natuurlijke Hulpbronnen en Energie, Afdeling Water afhalen.
In geval van stopzetting van zijn activiteiten moet de belastingplichtige een aangifteformulier bij het Directoraat-generaal Natuurlijke Hulpbronnen en Energie, Afdeling Water opeisen en het binnen twee maanden na de stopzetting van de activiteiten bij de zetel van laatstgenoemde doen toekomen. § 2. Het formulier wordt ingevuld overeenkomstig de aanwijzingen die erin vermeld staan, voor echt verklaard, gedateerd en ondertekend. § 3. De overeenkomstig het formulier over te leggen documenten, opmetingen of inlichtingen maken noodzakelijk deel uit van de aangifte en moeten erbij worden gevoegd.
Art. 291.De aangifte moet elk jaar vóór 31 maart naar het Bestuur worden gezonden of op de zetel van het Directoraat-generaal Natuurlijke Hulpbronnen en Energie, Afdeling Water worden afgegeven.
Art. 292.De aangifte wordt onderzocht en het bedrag van de belasting wordt door het Directoraat-generaal Natuurlijke Hulpbronnen en Energie, Afdeling Water bepaald.
De belasting wordt berekend op basis van de aangegeven elementen.
Art. 293.Als het Directoraat-generaal Natuurlijke Hulpbronnen en Energie, Afdeling Water zulks van hem vordert, wordt elke belastingplichtige ertoe gehouden de voor de bepaling van de berekeningsbasis vereiste stukken voor onderzoek mede te delen, zonder zich te verplaatsen.
Hij is ook verplicht gedurende de openingsuren toegang te verlenen tot zijn lokalen, terreinen en installaties opdat het Directoraat-generaal Natuurlijke Hulpbronnen en Energie, Afdeling Water of een door de Regering aangewezen en door eerstgenoemde gemandateerde instelling technische controles zou kunnen verrichten.
Onverminderd het recht van het Directoraat-generaal Natuurlijke Hulpbronnen en Energie, Afdeling Water mondelinge inlichtingen te vorderen, is elke belastingplichtige verplicht, wanneer eerstgenoemde zulks van hem vordert, de vereiste inlichtingen binnen de maand van de aanvraag schriftelijk te verstrekken ten einde de berekeningsbasis te onderzoeken.
Art. 294.Als verscheidene bedrijven hun afvalwater gezamenlijk lozen of behandelen, wordt de belasting in gelijke aandelen onder hen verdeeld.
Ieder bedrijf is verplicht de bepalingen van de artikelen 289 tot 293 in acht te nemen.
De bedrijven die hun hoeveelheid verontreinigende stoffen nauwkeurig kunnen bepalen, mogen echter afzonderlijk worden belast.
Het saldo van de belasting wordt dan door het Directoraat-generaal Natuurlijke Hulpbronnen en Energie, Afdeling Water in gelijke aandelen verdeeld onder de overblijvende bedrijven.
Art. 295.Als het Directoraat-generaal Natuurlijke Hulpbronnen en Energie, Afdeling Water oordeelt dat de gegevens die de belastingplichtige hetzij heeft vermeld in een aangifte die voldoet aan de in de artikelen 290 tot 293 bepaalde voorwaarden, hetzij schriftelijk heeft aangenomen, moeten worden rechtgezet, deelt het de rechtzetting van de aangegeven hoeveelheid verontreinigende stoffen mede aan de belastingplichtige.
Elke wijziging wordt medegedeeld aan de belastingplichtige binnen een termijn van 8 maanden met ingang van de dag waarop het Directoraat-generaal Natuurlijke Hulpbronnen en Energie, Afdeling Water de aangifte heeft ontvangen.
De belastingplichtige beschikt over een termijn van één maand met ingang van die bekendmaking om zijn opmerkingen bij geschrifte voor te dragen. Het bedrag van de belasting mag niet worden vastgesteld vóór het verstrijken van die termijn, behalve als de belastingplichtige schriftelijk instemt met de rechtzetting van zijn aangifte.
Art. 296.§ 1. Het Directoraat-generaal Natuurlijke Hulpbronnen en Energie, Afdeling Water kan overgaan tot de ambtshalve aanslag op basis van de gegevens waarover het beschikt en eventueel van de controles die het verricht of laat verrichten als de belastingplichtige verzuimt : 1° hetzij een aangifte in te dienen binnen de in de artikelen 290, § 1, en 291, bedoelde termijn;2° hetzij binnen de toegestane termijn een einde te maken aan de gebreken in de vorm die zijn aangifte aantasten;3° hetzij de krachtens artikel 293, § 3, van hem vereiste schriftelijke inlichtingen binnen de voorgeschreven termijn mede te delen. De ambtshalve aanslag vindt plaats binnen een termijn van twee jaar met ingang van 31 maart van het jaar volgend op het lozingsjaar. § 2. Alvorens over te gaan tot de ambtshalve aanslag moet het Directoraat-generaal Natuurlijke Hulpbronnen en Energie, Afdeling Water de belastingplichtige kennisgeven van zijn beslissing die procedure toe te passen en van de gegevens waarop de aanslag wordt berekend. § 3. De belastingplichtige beschikt over een termijn van één maand met ingang van die bekendmaking om zijn opmerkingen bij geschrifte voor te dragen. Het bedrag van de belasting mag niet worden vastgesteld vóór het verstrijken van die termijn, behalve als de belastingplichtige schriftelijk instemt met de verrichte aanslag.
Art. 297.Als de belastingplichtige zijn gedeeltelijke of gehele onenigheid betekent binnen de in de artikelen 295, derde lid, en 296, § 3, bedoelde termijn, handelt het Directoraat-generaal Natuurlijke Hulpbronnen en Energie, Afdeling Water als volgt : 1° als het kan instemmen met de door de belastingplichtige aangevoerde redenen, stelt het het bedrag van de belasting vast op basis van de gegevens die het voorafgaandelijk heeft aangenomen of vastgesteld en die omwille van die redenen werden herzien;2° als het niet kan instemmen met de door de belastingplichtige aangevoerde redenen, stelt het de belasting vast op basis van de gegevens die het voorafgaandelijk heeft aangenomen of vastgesteld. In geval van toepassing van het eerste lid, 2°, geeft het Directoraat-generaal Natuurlijke Hulpbronnen en Energie, Afdeling Water de belastingplichtige kennis van zijn beslissing binnen twee maanden na ontvangst van de onenigheid.
Art. 298.De belasting is het voorwerp van jaarlijkse of bijzondere kohieren.
De kohieren worden vastgesteld door het Directoraat-generaal Natuurlijke Hulpbronnen en Energie, Afdeling Water en uitvoerbaar verklaard door de inspecteur-generaal van de Afdeling Thesaurie van het Secretariaat-generaal van het Ministerie van het Waalse Gewest of door de ambtenaar die dat ambt vervult.
Art. 299.De belasting wordt uiterlijk 30 juni van het jaar na dat van de indiening van de aangifte of van de belasting van ambtswege vastgelegd.
Art. 300.Zodra de kohieren uitvoerbaar verklaard worden, worden uittreksels daaruit aan de betrokken belastingplichtigen overgemaakt.
Art. 301.De belasting dient te worden betaald binnen twee maanden na de zending van het aanslagbiljet.
Art. 302.Bij niet-betaling van de belasting, de interesten of de kosten is het dwangbevel de eerste handeling van vervolging met het oog op hun invordering.
Het dwangbevel wordt uitgevaardigd door de ambtenaar belast met de invordering.
Het wordt betekend bij deurwaardersexploot, met bevel tot betaling.
In de door de Regering bepaalde gevallen kan het eveneens aan de belastingplichtige worden bekendgemaakt.
Art. 303.De Regering bepaalt : 1° de te volgen procedure voor de aangiften, het opmaken van de kohieren, de betalingen, de kwijtingen, de vervolgingen;2° het tarief van de vervolgingskosten die ten laste van de belastingplichtige komen. B. Betaling en invordering van de belasting op het lozen van ander afvalwater dan industrieel afvalwater
Art. 304.De Regering stelt de modaliteiten vast inzake inning, controle en invordering van de belasting op het lozen van ander afvalwater dan industrieel afvalwater.
Zij bepaalt het tarief van de vervolgingskosten die ten laste van de belastingplichtige komen.
Art. 305.De Regering kan de openbare watervoorzieningsmaatschappijen ermee belasten de op de opgeleverde totale hoeveelheid water berekende belasting voor rekening van het Gewest bij hun abonnees te innen of te helpen innen, zonder dat die maatschappijen of hun afgevaardigden en hoedanigheid van boekhouder van het Gewest genieten.
Zij regelt eveneens het bijhouden van registers door de watervoorzieningsmaatschappijen, alsmede de modaliteiten voor de inning van de belasting en voor de storting van de geïnde bedragen aan het Gewest, de wijze van mededeling aan het Gewest van de inlichtingen vereist voor de controle en de invordering van de eventueel ongeïnde belastingen.
Art. 306.De belasting dient te worden betaald binnen de termijn vermeld in het door het Directoraat-generaal Natuurlijke Hulpbronnen en Energie, Afdeling Water opgemaakte betalingsbericht en gericht aan de belastingplichtige door de met de invordering belaste ambtenaar of, in geval van toepassing van artikel 305, door de watervoorzieningsmaatschappij waarvan de factuur die de belasting duidelijk vermeldt als betalingsbericht geldt.
De betalingstermijn bedraagt minstens vijftien dagen en loopt met ingang van de zendingsdatum van het betalingsbericht.
Art. 307.De belasting die de in artikel 285, § 3 en § 4, eerste lid, bedoelde personen overeenkomstig artikel 305 gedurende het voorgaande jaar betaald hebben, moet worden afgetrokken van het totale bedrag van de door het Directoraat-generaal Natuurlijke Hulpbronnen en Energie, Afdeling Water overeenkomstig de artikelen 283 en 286 berekende
belasting.
Art. 308.Bij niet-betaling van de belasting is een dwangbevel de eerste handeling van vervolging met het oog op de invordering van de belasting, de interesten en de kosten.
Dat dwangbevel wordt uitgevaardigd door de met de invordering belaste ambtenaar; het wordt ondertekend en uitvoerbaar verklaard door de secretaris-generaal van het Ministerie van het Waalse Gewest of de door hem afgevaardigde ambtenaar.
Het wordt betekend bij deurwaardersexploot, met bevel tot betaling.
In de door de Regering bepaalde gevallen kan het eveneens aan de belastingplichtige worden bekendgemaakt.
Art. 309.De in artikel 308, derde en vierde lid, bedoelde betekening of bekendmaking doet de overeenkomstig artikel 315 berekende moratoire renten lopen.
C. Algemene bepalingen
Art. 310.De Regering mag iedere publiekrechtelijke rechtspersoon belasten met elke technische opdracht waarbij het Gewest het aantal eenheden verontreinigende stoffen kan vaststellen.
Art. 311.§ 1. Onder voorbehoud van het bepaalde in de paragrafen 2 tot 4, wordt het dwangbevel uitgeoefend overeenkomstig de bepalingen van het Gerechtelijk Wetboek, Titel III, deel V, betreffende de gedwongen tenuitvoerlegging. § 2. Na de in de artikelen 302 en 308 bedoelde betekening of bekendmaking mag de met de invordering belaste ambtenaar in de door de Regering bepaalde gevallen laten overgaan tot de bekendmaking die als uitvoerend beslag onder derden geldt op de sommen en effecten verschuldigd door of toebehorend aan de belastingplichtige.
Het derdenbeslag moet eveneens bij aangetekende brief aan de belastingplichtige worden bekendgemaakt.
Het beslag heeft uitwerking met ingang van de afgifte van het stuk aan de geadresseerde.
Een bericht van beslag moet worden opgemaakt en verzonden door de met de invordering belaste ambtenaar, zoals bepaald in artikel 1390 van het Gerechtelijk Wetboek. § 3. Onder voorbehoud van het bepaalde in paragraaf 2 zijn de bepalingen van de artikelen 1539, 1540, 1542, eerste en tweede lid, en 1543 van het Gerechtelijk Wetboek van toepassing op dat beslag, met dien verstande dat het bedrag van het beslag ter hand wordt gesteld aan de met de invordering belaste ambtenaar. § 4. Het uitvoerend beslag onder derden dient bij deurwaardersexploot te worden gelegd overeenkomstig het bepaalde in de artikelen 1539 tot 1544 van het Gerechtelijk Wetboek, wanneer na het beslag dat overeenkomstig § 2 bij ter post aangetekende brief is gelegd, uit de verklaring waartoe de beslagen derde is gehouden, blijkt dat : 1° de beslagen schuldenaar zich verzet tegen het uitvoerend beslag onder derden;2° de beslagen derde zijn schuld tegenover de beslagen schuldenaar betwist;3° een andere schuldeiser zich vóór de inbeslagneming door de met de invordering belaste ambtenaar heeft verzet tegen de afgifte door de beslagen derde van de door hem verschuldigde sommen. In die gevallen behoudt het door de ambtenaar bij ter post aangetekende brief gelegde beslag zijn bewarende uitwerkingen indien die ambtenaar zoals bepaald in artikel 1539 van het Gerechtelijk Wetboek een uitvoerend beslag onder derden bij deurwaardersexploot laat leggen binnen de maand die volgt op het afgeven ter post van de aangifte van de beslagen derde. § 5. De uitvoering van het dwangbevel kan slechts worden onderbroken door een met redenen omkleed verzet ingediend door de belastingplichtige met een bij deurwaardersexploot aan het kabinet van de Minister-President van de Regering te betekenen dagvaarding voor het gerecht.
Art. 312.De invordering van de belasting op het lozen van industrieel afvalwater verjaart na vijf jaar met ingang van de datum waarop het kohier uitvoerbaar is verklaard.
De invordering van de belasting op het lozen van ander afvalwater dan industrieel afvalwater verjaart per vijf jaar met ingang van de datum waarop het dwangbevel uitvoerbaar is verklaard.
Art. 313.§ 1. Voor de invordering van de belasting, de interesten en de kosten heeft het Gewest een algemeen voorrecht op de inkomsten en op alle roerende goederen van de belastingplichtige, met uitzondering van schepen en boten.
Het voorrecht heeft rang onmiddellijk na de voorrechten die in de artikelen 19 en 20 van de wet van 16 december 1851 en in artikel 23 van Boek II van het Handelswetboek zijn vermeld en na het voorrecht dat overeenkomstig artikel 87 van het Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde aan de Staat is voorbehouden. § 2. De belastingen, interesten en kosten zijn gewaarborgd door een wettelijke hypotheek op de in België gelegen goederen die aan de belastingplichtige toebehoren en waarop hypotheken kunnen worden gevestigd.
De wettelijke hypotheek doet geen afbreuk aan vroegere voorrechten en hypotheken; zij heeft slechts rang met ingang van haar inschrijvingsdatum.
De hypotheek wordt ingeschreven op verzoek van de met de invordering belaste ambtenaar. De inschrijving vindt plaats niettegenstaande verzet, betwisting of beroep.
Ze mag slechts worden gevorderd na verloop van de in artikel 301 bedoelde termijn van invorderbaarheid of na de in artikel 308 bedoelde betekening of bekendmaking.
Bij toepassing van artikel 308 wordt de hypotheek ingeschreven op overlegging van een door de met de invordering belaste ambtenaar voor eensluidend verklaard afschrift van het dwangbevel dat de betekenings- of bekendmakingsdatum vermeldt. § 3. Artikel 447, tweede lid, van Boek II van het Handelswetboek met betrekking tot de faillissementen, bankbreuken en betalingsuitstellen is niet van toepassing op de wettelijke hypotheek : 1° voor de belastingen ingeschreven in de kohieren die vóór het faillietverklaarde vonnis uitvoerbaar werden verklaard;2° voor de verschuldigde belastingen waarvoor vóór het faillietverklarende vonnis een dwangbevel aan de belastingplichtige werd betekend of bekendgemaakt.
Art. 314.De klacht betreffende de aanvraag tot terugbetaling van de belasting wordt ingediend bij exploot met een aan het Gewest aan het kabinet van de Minister-President van de Regering te betekenen dagvaarding voor het gerecht.
Die aanvraag wordt ingediend binnen twee jaar na de betaling.
Art. 315.Bij niet-betaling binnen de in artikel 301 bepaalde termijn, brengen de verschuldigde sommen, met ingang van de volgende dag, voor de duur van de achterstallige betaling van rechtswege interesten ten behoeve van de Schatkist op tegen de wettelijke rentevoet.
Die interest wordt maandelijks berekend op basis van het bedrag van de nog verschuldigde belasting, naar beneden afgerond op het lagere tiental euro. Elk maandgedeelte wordt voor een volledige maand gerekend.
De interest wordt slechts opgeëist indien ze in totaal 2,5 euro bedraagt.
Art. 316.§ 1. In geval van terugbetaling van de belasting zijn moratoire renten tegen de wettelijke rente verschuldigd.
De interesten worden maandelijks berekend op het bedrag van iedere betaling, naar beneden afgerond op het lagere tiental euro. Elk maandgedeelte wordt voor een volledige maand gerekend.
Er is geen moratoire rente verschuldigd in geval van terugbetaling : 1° van de in de artikelen 295 en 296 bedoelde bijbelastingen die van ambtswege worden geïnd na het verstrijken van de klachttermijn;2° indien de interest niet 2,5 euro in totaal bedraagt. Afdeling 5. - Toelagen
Art. 317.§ 1. De Regering kan de installatie van septische putten en soortgelijke zuiveringssystemen subsidiëren.
Daartoe kan ze de gemeente betrekken bij de procedure van aanvraag en uitbetaling van de subsidie of bij het toezicht op de installatie van de septische put of van het soortgelijke zuiveringssysteem. Ze bepaalt de vergoeding voor de door de gemeente bewezen dienst. Ze stelt de modaliteiten voor de toekenning van de toelagen vast in het kader van het in artikel 220 bedoelde algemene reglement. HOOFDSTUK II. - Budgettaire bepalingen
Art. 318.§ 1. De door het Gewest verleende diensten hebben betrekking op het beheer, de productie, de preventieve maatregelen en het toezicht op het water en waarborgen hoe dan ook de kwalitatieve en kwantitatieve duurzaamheid van het tot drinkwater verwerkbare water dat beschikbaar is. § 2. De opbrengst van de in artikel 252, § 1, bedoelde heffingen en de eventuele stortingen, waarvan sprake in § 4 van dit artikel, zijn uitsluitend bestemd voor een Fonds voor de bescherming van water, dat met het oog hierop binnen de algemene begroting van het Waalse Gewest bij artikel 324 is opgericht.
Wat de toepassing van artikelen 3, 13, 167, 169, 171 tot 176, 252, 254 tot 274, 318, 407 tot 410, 434 en 435 betreft, verleent het Fonds zijn tegemoetkoming : 1° op basis van programma's voorgelegd door producenten van tot drinkwater verwerkbaar water en goedgekeurd door de Regering;2° op basis van het door de Regering vastgestelde programma;de Regering bepaalt de werkingsregels van het Fonds.
Om de in § 1 van dit artikel bedoelde doelstellingen te bereiken worden de ontvangsten van het Fonds aangewend in het kader van de onderstaande opdrachten, onverminderd artikel 319 : 1° de nodige studies voor het afbakenen van toezichtszones;2° de vergoedingen voor werken die particulieren uitvoeren om watervervuiling te voorkomen;3° de maatregelen inzake toezicht en controle op het voor menselijke consumptie bestemde water;4° het beheer en de verbetering van de kwaliteit en de kwantiteit van het tot drinkwater verwerkbare water dat beschikbaar is;5° de studies en de uitvoering van werken die een einde moeten maken aan de overexploitatie van bepaalde waterlagen;6° de beschermingsmaatregelen waarbij wordt voldaan aan de algemene immissienormen in de zones van tot drinkwater verwerkbaar water;7° het uitwerken en het uitvoeren van actieprogramma's voor kwetsbare zones;8° de inning en de invordering van de heffing;9° de werken voor de bestrijding van toevallige vervuilingen in de toezichtszones;10° de administratieve behandeling van de door het Gewest en de milieuvergunninghouders overeenkomstig artikelen 3, 13, 167, 169, 171 tot 176, 252, 254 tot 274, 318, 407 tot 410, 434 en 435 ingediende dossiers;11° de aankoop van onroerende goederen binnen de preventiezones;12° de door de milieuvergunninghouders binnen de preventiezone getroffen maatregelen zoals : a) studies;b) de nodige werken voor de bescherming van de zone;c) de in artikel 174 bedoelde vergoedingen;d. de werken voor de bestrijding van toevallige vervuilingen. § 3. De opbrengst van de in artikel 252, § 2, bedoelde belasting is uitsluitend bestemd voor een Fonds voor waterbescherming dat met het oog hierop binnen de algemene begroting van het Waalse Gewest bij artikel 324 is opgericht.
De Regering bepaalt de werkingsregels en de tegemoetkomingsmodaliteiten van het Fonds.
Om de kwantitatieve duurzaamheid van het grondwater te garanderen worden de ontvangsten van het Fonds aangewend om de volgende opdrachten te vervullen : 1° de systemen voor het toezicht en de controle op de grondwatervoorraden;2° de monsternemingen en de analyses waarbij kan worden nagegaan of de bepalingen van artikelen 3, 13, 167, 169, 171 tot 176, 252, 254 tot 274, 318, 407 tot 410, 434 en 435 en de daaruit voortvloeiende reglementaire bepalingen worden nageleefd;3° de inventarisatie van de grondwatervoorraden van het Gewest en een lijst van de bestaande waterwinningen;4° het beheer en een rationeler gebruik van het grondwater;5° de studies en de uitvoering van werken die een einde moeten maken aan de overexploitatie van bepaalde waterlagen;6° de werken voor de bescherming van het grondwater;7° de inning en de invordering van de belasting;8° de administratieve behandeling van de door het Gewest en de milieuvergunninghouders overeenkomstig artikelen 3, 13, 167, 169, 171 tot 176, 252, 254 tot 274, 318, 407 tot 410, 434 en 435 ingediende dossiers;9° de getroffen maatregelen voor de terugwinning van het uitgepompte water. § 4. Onverminderd de bestaande bepalingen kan de Regering de niet-belastingplichtigen in aanmerking laten komen voor de tegemoetkoming van het Fonds voor de bescherming van water, zoals bepaald in § 2, voor zover deze personen hun bijdrage leveren aan het Fonds, overeenkomstig de regels van artikelen 3, 13, 167, 169, 171 tot 176, 252, 254 tot 274, 318, 407 tot 410, 434 en 435 en met onvoorwaardelijke inachtneming van alle bepalingen ervan. § 5. De Regering kan de "S.P.G.E." ermee belasten werken uit te voeren voor de bescherming van bepaalde winningen wanneer deze nodig blijken te zijn en voor zover ze in de in § 2 bedoelde programma's niet worden vermeld en voorgesteld door de producenten. § 6. De Regering kan de "S.P.G.E." ook ermee belasten elk onderzoek uit te voeren met het oog op : 1° het opmaken van een model van dagboek voor de uitbating van de waterproductie, dat de belastingplichtigen moeten bijhouden; 2° het opmaken van een model van een jaarlijks technisch verslag, dat de belastingplichtigen binnen een bepaalde termijnen aan het Directoraat-generaal Natuurlijke Hulpbronnen en Energie, Afdeling Water en aan de "S.P.G.E." moeten overmaken; 3° het bepalen van de regels voor het voeren van een gepaste boekhouding;4° het bepalen van de regels en criteria waardoor de productiekosten kunnen worden beperkt;5° het bepalen van de regels voor een grotere doorzichtigheid van de kosten die voortvloeien uit de kostprijs van het geproduceerde water.
Art. 319.Onverminderd artikel 318 is het Fonds voor waterbescherming, waarin is voorzien op de algemene uitgavenbegroting van het Waalse Gewest en dat is ingesteld bij artikel 324, uitsluitend bestemd voor de volgende uitgaven : 1° de kosten die nodig zijn voor het opmaken van het bewakingsprogramma, het maatregelenprogramma en het beheersplan voor het waterbekken, zoals bedoeld in artikelen 19, 23 en 24;2° de subsidies toegekend aan de ondernemingen bedoeld in artikel 178;3° de investeringsuitgaven die nodig zijn om voor de werking van de dienst onmiddellijke interventie te zorgen;4° de inningskosten van de belastingen;5° de kosten veroorzaakt door het opstellen van statistieken, waartoe besloten is krachtens artikel 165;6° de kosten met betrekking tot het toezicht op de staat van het oppervlaktewater waarin voorzien is bij artikel 20;7° de kosten met betrekking tot artikelen 392 tot 406, die ten laste van het Gewest komen.8° de toelagen om het plaatsen van septische putten en gelijksoortige zuiveringssystemen te bevorderen en de uitgaven voor het toezicht op de installaties van septische putten en gelijksoortige zuiveringssystemen beslist krachtens artikelen 317 en 222.
Art. 320.De volgende ontvangsten worden, krachtens de speciale bestemming die deze in toepassing van de artikelen 321 en 322 ontvangen, opgenomen in een speciale afdeling van de ontvangstenbegroting : 1° de giften en alle andere toevallige ontvangsten die in verband staan met de uitoefening van de bevoegdheden van het Gewest op het gebied van de zuivering van het oppervlaktewater;2° de bijdragen van Belgische, buitenlandse of internationale instellingen aan uitgaven op het gebied van de zuivering van het oppervlaktewater;3° de terugbetaling van de terugvorderbare voorschotten die in toepassing van artikel 21 werden toegekend;4° het vermoedelijke overschot, tijdens het voorgaande boekjaar, van de ontvangsten uitgetrokken in de bijzondere afdeling van de ontvangstenbegroting in verhouding tot de uitgaven uitgetrokken in de bijzondere afdeling van de uitgavenbegroting.
Art. 321.De in artikel 320 vermelde ontvangsten worden bestemd voor de volgende uitgaven die in een speciale afdeling van de uitgavenbegroting worden uitgetrokken. Deze ontvangsten verzekeren de financiering van deze uitgaven : 1° de betaling als tegenprestatie voor de opdrachten en verbintenissen die de "S.P.G.E." krachtens het beheerscontract heeft overgenomen; 2° de in de artikel 178 bedoelde toelagen;3° de kosten voor de werking van de wetenschappelijke en technische Waterdienst, bedoeld in artikel 179, en van de Dienst Onmiddellijke Interventie;4° de in artikel 64 bedoelde terugvorderbare voorschotten;5° de benodigde uitgaven voor investeringen teneinde de werking van de in artikel 64 bedoelde Dienst Onmiddellijke Interventie te verzekeren;6° de bezoldiging van de door de Regering aangewezen deskundigen om haar bij te staan in de functies die zij moet vervullen krachtens artikel 6, § 4, 2°, en krachtens artikel 81 van de speciale wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen indien het betrekking gaat om de onderhandeling over internationale akkoorden betreffende één van de doelstellingen van deze afdeling;7° de inningskosten van de vergoedingen en belastingen;8° het eventuele overschot, tijdens het voorgaande boekjaar, van de uitgaven uitgetrokken in de speciale afdeling van de uitgavenbegroting in verhouding tot de ontvangsten uitgetrokken in de speciale afdeling van de ontvangstenbegroting.
Art. 322.De in artikel 320 vermelde ontvangsten kunnen eveneens voor de volgende uitgaven worden bestemd : 1° de kosten, ontstaan door het opstellen van statistieken waartoe krachtens artikel 165 werd besloten;2° de kosten voor het houden van toezicht op de staat van het oppervlaktewater zoals door artikel 20 wordt voorzien;3° de kosten met betrekking tot het opsporen, het vaststellen en het vervolgen van de overtredingen in zoverre deze kosten, krachtens de artikelen 405 en 406, ten laste van het Gewest vallen.
Art. 323.De in artikel 322 beoogde uitgaven worden eveneens uitgetrokken in de speciale afdeling van de uitgavenbegroting waarin de in artikel 321 bedoelde uitgaven worden uitgetrokken in het geval waarin een besluit over de bestemming van genoemde ontvangsten voor de in onderhavig artikel opgesomde uitgaven wordt genomen.
Art. 324.§ 1. Op de algemene uitgavenbegroting van het Waalse Gewest wordt voorzien in een Fonds voor waterbescherming. Dit Fonds wordt gestijfd door : 1° de opbrengst van de belasting bedoeld in artikel 275;2° de opbrengst van de retributie en de bijdrage bedoeld in artikel 252, §§ 1 en 2. § 2. Het beschikbare saldo en de uitstaande vastleggingen van het Fonds bedoeld in artikel 319 worden op 1 januari 1998 overgedragen naar het in § 1 bedoelde Fonds voor waterbescherming.
De beschikbare saldo's en de uitstaande vastleggingen van de fondsen bedoeld in artikel 318, §§ 2 en 3 worden op 1 januari 1998 overgedragen naar het in § 1 bedoelde Fonds voor waterbescherming. § 3. De Waalse Regering is gemachtigd om ten belope van het in de algemene uitgavenbegroting vermelde bedrag, dat als machtiging tot vastlegging geldt, uitgaven vast te leggen ten laste van het in § 1 bedoelde Fonds, ongeacht het beschikbare saldo ervan. § 4. De ontvangsten van het Fonds worden geheel of gedeeltelijk afgestaan aan de "S.P.G.E." wanneer ze de door het Gewest aangegane verbintenissen en leningen alsmede de opdrachten waarvoor het Fonds wordt ingesteld en die vermeld staan in het beheerscontract, herneemt.
Art. 325.§ 1. Er wordt een "Waals Fonds van voorschotten voor het herstel van de schade veroorzaakt door de grondwaterwinningen en oppompingen" opgericht, hiernagenoemd "het Fonds", belast om binnen de voorwaarden en de grenzen van artikelen 210 tot 215, 325 tot 330, 346 en 416 voorschotten toe te kennen in de gevallen van schade bedoeld in artikel 210 alsook de voorschotten voor de financiering van de studies en expertises nodig voor de vaststelling en de evaluatie van de schade. § 2. Bovendien is het Fonds belast om de uitvoering van de maatregelen en de algemene studies met het oog op het voorkomen en het beperken van de schade bedoeld in artikel 210 te financieren. Deze studies die, onder andere, betrekking hebben op belangrijke toekomstige en bestaande grondwaterwinning, moeten kunnen dienen als basis voor elke expertise die zal opgesteld worden in geval van een verzoek tot vergoeding. § 3. Het Fonds heeft rechtspersoonlijkheid. Het wordt gerangschikt in categorie A ingericht door artikel 1 van de wet van 16 maart 1954 betreffende de controle op sommige instellingen van openbaar nut.
Art. 326.§ 1. In het geval dat een dagvaarding in rechte ingeleid wordt overeenkomstig artikel 212, kan het Fonds een voorschot toekennen naar billijkheid indien een beknopt onderzoek het bestaan van een relatie tussen de schade, de daling van de grondwaterlaag en de waterwinning of pomping heeft aangetoond. § 2. Er zullen geen intresten gevorderd worden van de eiser wiens rechtsvordering verworpen werd. § 3. Het Fonds wordt in de rechten en rechtsvorderingen van de benadeelde persoon gesubrogeerd ten belope van het volledige voorschot.
Art. 327.De Regering mag de grenzen, de modaliteiten en de voorwaarden voor de uitoefening van de in artikel 325 bedoelde opdrachten van het Fonds, nader bepalen.
Art. 328.§ 1. Het Fonds wordt gevoed door bijdragen van natuurlijke of rechtspersonen van privaat of publiek recht, waarvan de activiteiten de aard hebben om de schade bedoeld door dit hoofdstuk te veroorzaken of te verzwaren, en, ten aanvullende titel, door leningen op korte termijn waaraan de Executieve de waarborg van het Gewest kan hechten. § 2. De Regering besluit : 1° het deel van iedere categorie van inkomsten;2° de onderwerpingscriteria, de modaliteiten van bijdrage van de ondernemingen ten gunste van het Fonds en de modaliteiten van invordering van de bijdragen bedoeld onder § 1.
Art. 329.De werking van het Fonds wordt verzekerd door de beambten van het Ministerie van het Waalse Gewest, hiervoor aangeduid door de Regering. Zij bewaren hun hoedanigheid van beambte van dit Ministerie.
Het Fonds kan beroep doen op experten voor bepaalde taken.
Art. 330.Het Fonds verzekert de verplichtingen van het Nationaal Fonds van voorschotten wat betreft schade ontstaan vanaf 1 oktober 1980.
De Regering kan, overeenkomstig de door haar vastgestelde modaliteiten, het Fonds eveneens belasten met het verzekeren van de verplichtingen van het Nationaal Fonds voor voorschotten voor wat betreft de schade ontstaan vóór 1 oktober 1980.
Titel III.. - Instellingen voor het beheer van de antropogene watercyclus HOOFDSTUK I. - Inzake bescherming van winningen en zuivering Afdeling I. - "Société publique de gestion de l'eau" (Openbare
Maatschappij voor Waterbeheer) Onderafdeling I. - Oprichting, maatschappelijk doel en toepasselijke wetten, werking, samenstelling en controle
Art. 331.§ 1. De Regering of de "S.R.I.W. - Société régionale d'investissement de Wallonie" (Waalse Gewestelijke Investeringsmaatschappij) is ertoe gemachtigd om een publiekrechtelijke N.V. samen te stellen. Deze heeft de vorm van een gespecialiseerde dochtermaatschappij in de zin van artikel 22 van de wet van 2 april 1962.
Deze dochtermaatschappij wordt genoemd " Société publique de gestion de l'eau", afgekort "S.P.G.E.".
De gecoördineerde wetten op de handelsvennootschappen zijn erop toepasselijk behoudens afwijking bij deze afdeling.
De handelingen van de "S.P.G.E." worden geacht commercieel te zijn in de zin van de artikelen 2 en 3 van het Wetboek van koophandel. § 2. De statuten van de "S.P.G.E." en hun wijzigingen behoeven de goedkeuring van de Regering.
De Regering keurt eveneens wat volgt goed : 1° de samenstelling van de Raad van bestuur, van het Comité van de deskundigen en het statuut van hun leden;2° de oprichting van dochtermaatschappijen en de afstand van meerderheidsdeelnemingen;3° de kapitaalverhogingen;4° de maximumprijs van de zuiverings- en beschermingsdiensten voor winningen per geproduceerd m3. § 3. De Maatschappij wordt vrijgesteld van de onroerende voorheffing. § 4. De maatschappelijke en administratieve zetel van de Maatschappij worden gevestigd te Verviers.
Art. 332.§ 1. De Maatschappij heeft tot doel : 1° de winningen van tot drinkwater verwerkbaar water te beschermen en voor de openbare zuivering van het afvalwater te zorgen;2° tot de verrichtingen betreffende de kringloop van het water bij te dragen alsmede de coördinatie van deze verrichtingen te bevorderen door tegelijkertijd te streven naar de optimalisatie en de harmonisatie van de activiteiten van de watersector in het Waalse Gewest;tot de doorzichtigheid van de verschillende kosten die optreden in de kringloop van het water bij te dragen; - onderzoeken uit te voeren om de haar opgelegde doelstellingen te bereiken; - opdrachten te vervullen die haar zijn toevertrouwd door de Waalse Regering in de watersector en met name zoals bepaald in de statuten. § 2. Bij het nastreven van haar maatschappelijk doel en onverminderd artikel 21 van de wet van 2 april 1962 vervult de Maatschappij de volgende openbare opdrachten : 1° als dienstverlening, de openbare zuivering van het afvalwater op het grondgebied van het Waalse Gewest om een duurzame, evenwichtige en rechtvaardige drinkwatervoorziening aan de verbruikers te garanderen met inachtneming van de naleving van de beginselen van de reële kost en van de solidariteit. Deze opdracht wordt uitgeoefend met de medewerking van zuiveringsinstellingen erkend krachtens artikelen 344 tot 345; 2° de bescherming van de winningen ten gunste van de producenten van tot drinkwater verwerkbaar water bestemd voor de openbare verdeling, die gelegen zijn op het grondgebied van het Waalse Gewest. Deze opdracht kan worden vervuld met de in artikel 169 bedoelde winplaatsen; 3° de ontwikkeling van middelen die nodig zijn om haar maatschappelijk doel te bereiken, met name via de eigen middelen die ze ontwikkelt als tegenprestatie voor de diensten die ze verleent inzake bescherming en zuivering en via elke willekeurige financiële verrichting;4° de bevordering van een coördinatie tussen de afwatering en de zuivering via een tegemoetkoming in de kosten van de uitvoering van de afwateringswerken bedoeld in artikel 217, tweede lid.De tegemoetkomingsvoorwaarden worden bepaald door de Waalse Regering op voorstel van de "S.P.G.E."; 5° de nodige onderzoeken uitvoeren met het oog op de verbetering van het beheer van de kringloop van het water, op de ontwikkeling van een algemene methodologie voor het beheer en het bepalen van de kosten die alle producenten, verdelers en zuiveringsinstellingen moeten toepassen om : - een structuur van de kostprijs van het water te bepalen die de producenten en verdelers moeten toepassen; - de beginselen en criteria toepasselijk op een universele levering van het water en op een aangepaste sociale tarifering te bepalen; - de convergentie tussen de producenten, verdelers en zuiveringsinstellingen te bepalen en te bevorderen. 6° de opdrachten uitvoeren die haar toevertrouwd worden bij artikelen 234 tot 251. Onderafdeling 2. - Maatschappelijk kapitaal en Raad van bestuur A. Maatschappelijk kapitaal
Art. 333.§ 1. Het bij de oprichting van de "S.P.G.E." geplaatst kapitaal wordt vastgesteld op 24 789 352,48 euro. Het kan verhoogd worden, overeenkomstig de voorwaarden bepaald in de statuten.
De "S.P.G.E." kan in verschillende aandelencategorieën voorzien en preferente dividenden toewijzen aan één of meer van deze categorieën.
Ze kan bovendien in winstdelende aandelen voorzien, waarop de oprichters al dan niet inschrijven.
Ze kan tenslotte ook in aandelen met of zonder stemrecht voorzien. § 2. Mogen aandeelhouders zijn van de "S.P.G.E." : 1° het Waalse Gewest; 2° een openbare holding die de "Société régionale d'investissement de Wallonie" en de "S.W.D.E." omvat voor zover deze niet meer dan 20 % van de aandelen van deze holding bezit; 3° de door de Regering erkende financiële instellingen;4° een handelsvennootschap die door de in het tweede lid, a tot en met d, van de vorige paragraaf bedoelde personen moet worden opgericht. De in het eerste lid, 4°, van dit artikel bedoelde handelsvennootschap kan de volgende natuurlijke of rechtspersonen als aandeelhouders hebben : a) houders van winplaatsen van tot drinkwater verwerkbaar water in de zin van artikelen 3, 13, 167, 169, 171 tot 176, 252, 254 tot 274, 318, 497 tot 410, 434 en 435;b) waterverdelers;c) zuiveringsinstellingen erkend op grond van artikel 343;d) vennootschappen die opgericht worden door de in de punten a tot en met c bedoelde personen, met inbegrip van de gemeenten. § 3. De openbare aandeelhouders vormen minimum 50 % van het kapitaal plus één aandeel. § 4. Een recht van voorkoop op de afgestane aandelen wordt toegekend aan de in § 2, 4°, bedoelde maatschappij. Als de in § 2, 4°, bedoelde maatschappij dit recht geheel of gedeeltelijk niet uitoefent, wordt het toegekend aan de holding. Als de holding dit recht geheel of gedeeltelijk niet uitoefent, wordt het toegekend aan de " S.W.D.E.".
Als deze dit recht van voorkoop geheel of gedeeltelijk op de blijvende aandelen niet uitoefent, wordt het toegekend aan het Gewest. § 5. Elke afstand wordt ter beslissing voorgelegd aan de Raad van bestuur die met eenparigheid van de aanwezige of vertegenwoordigde leden beslist. Bij gebrek aan overeenstemming binnen de Raad van bestuur wordt de vraag verwezen naar de algemene Vergadering waar de beslissing tot afstand met een gekwalificeerde meerderheid van 75 % van de vertegenwoordigde aandelen wordt getroffen. § 6. De aandeelhouder die de in § 2 bedoelde voorwaarden niet meer vervult, moet de aandelen van de "S.P.G.E." die hij bezit afstaan tegen een door de deskundige mede te delen bepaalde prijs.
Deze aandelen worden voorgesteld aan de verschillende openbare vennoten, overeenkomstig het in § 4 bedoelde recht van voorkoop.
Als de aandeelhouder een rechtspersoon is, kunnen zijn vennoten vóór de uitoefening van het recht van voorkoop bedoeld in § 4 een percentage van de afgestane aandelen bij voorkeur verkrijgen dat maximum gelijk is aan het percentage dat ze binnen de "S.P.G.E." bezitten dankzij hun deelneming in de rechtspersoon.
B. Onverenigbaarheden
Art. 334.§ 1. De hoedanigheid van bestuurder die in de Raad of in het Comité van beheer zitting heeft, is onverenigbaar met de uitoefening van een ambt dat zijn onafhankelijkheid in de vervulling van zijn opdrachten binnen de "S.P.G.E." of in de uitvoering van het beheerscontract in het gedrang zou kunnen brengen. § 2. In afwijking van het vorige lid is een derde van de bestuurders die de in artikel 333, § 2, 4°, bedoelde maatschappij vertegenwoordigen, toegelaten in de Raad van bestuur van de "S.P.G.E.". Bij de oprichting van de "S.P.G.E." vertegenwoordigen twee bestuurders de belangen van de producenten en van de verdelers en vertegenwoordigen drie bestuurders de belangen van de zuiveringsinstellingen. De "S.W.D.E." wordt tevens vertegenwoordigd door een bestuurder.
Onderafdeling 3. - Beheerscontract A. Aard en inhoud van het beheerscontract
Art. 335.§ 1. De "S.P.G.E." vervult haar opdrachten bedoeld in artikel 332, § 2, op grond van een met de Regering gesloten beheerscontract. § 2. Dit contract bepaalt de inzake de openbare zuivering en de bescherming van de winningen te bereiken doelstellingen rekening houdende met het beleid van de Regering m.b) t. het waterbeheer gevoerd op grond van het beheersplan voor de stroomgebieden. § 3. Het beheerscontract bepaalt volgens de algemene uitvoeringsbeginselen voor de openbare opdrachten de krachtens artikel 337, § 2 aan de "S.P.G.E." toevertrouwde opdrachten.
Het regelt de volgende aangelegenheden : 1° het programma van de inzake de openbare zuivering en de bescherming van de winningen te verrichten investeringen;2° het financiële plan overeenstemmende met de werkingslasten van de zuiveringsstations;3° de uit te werken en toe te passen instrumenten ter meting van het prestatievermogen en technieken zoals richtnormen inzake productie, zuivering en afwatering, methodologie voor een uniforme berekening van de kosten, de uniformering van de bestekken; 4° de beginselen m.b) t. de bezoldiging van de diensten betreffende de bescherming van de winning en de zuivering; 5° de inzake de coördinatie van de actoren en de versnelling van de besluitvormingen verwachte doelstellingen. § 4. Het beheerscontract omvat ook : a) de administratieve, reglementaire en sociale verbintenissen van het Gewest;b) de belangstelling van de maatschappij voor de haar toevertrouwde doelstellingen alsmede de financiële sancties in geval van niet-naleving door een deel van haar verbintenissen voortvloeiend uit het beheerscontract;c) de gegevens die het in artikel 337 bedoelde bedrijfsplan moet bevatten en de termijnen voor de mededeling en de goedkeuring van het plan;d) de voorwaarden betreffende de herziening en de aanpassing van het contract, rekening houdende met : - onbedoelde omstandigheden; - de actualisatie van het beheersplan voor de stroomgebieden; - uit te voeren dringende maatregelen. § 5. Elk uitdrukkelijk ontbindend beding in het beheerscontract wordt geacht niet geschreven te zijn.
Artikel 1184 van het Burgerlijk Wetboek is niet van toepassing op het beheerscontract. De partij jegens welke een verbintenis in het beheerscontract niet wordt uitgevoerd, mag slechts de tenuitvoerlegging van de verbintenis vervolgen en, in voorkomend geval, om schadevergoeding verzoeken onverminderd de toepassing van elke bijzondere sanctie bedoeld in het beheerscontract. § 6. Het beheerscontract wordt aangevuld met een bestek. Het bepaalt de bijzondere uitvoeringsvoorwaarden voor het geheel of een gedeelte van de elementen van het beheerscontract. Dit bestek beschrijft met name de opdrachten en de verplichtingen van elke groep van actoren krachtens de bestaande wetsbepalingen.
B. Sluiting en duur van het beheerscontract
Art. 336.§ 1. Het beheerscontract wordt voor een termijn van vijf jaar gesloten. Het kan het voorwerp uitmaken van een aanvullende clausule.
Het treedt pas in werking na bekendmaking in het Belgisch Staatsblad.
Het wordt medegedeeld door de Regering aan het Waalse Parlement vóór zijn inwerkingtreding. § 2. Een jaarlijks evaluatierapport over de uitvoering van het beheerscontract wordt uiterlijk 1 juli van het jaar na het boekjaar waarop het betrekking door de "S.P.G.E." aan de Regering heeft voorgelegd.
Het jaarlijks rapport wordt in de loop van de volgende maand door de Regering overgemaakt aan het Waalse Parlement. § 3. Zes maanden vóór het verstrijken van het beheerscontract legt de Regering bij voorrang een voorstel van een nieuw beheerscontract aan de "S.P.G.E." voor.
Als na het verstrijken van het beheerscontract geen nieuw contract wordt gesloten, wordt het lopende beheerscontract, als het niet volledig wordt uitgevoerd, met één jaar van rechtswege verlengd. Na deze verlenging legt de Regering een beheersplan dat één enkele keer vernieuwbaar is, voor één jaar voor.
C. Bedrijfsplan en instrumentenborden.
Art. 337.De "S.P.G.E." : a) maakt een bedrijfsplan op dat met name een intern systeem voor controle op het beheer aan de hand van prestatiewijzers omvat;b) bepaalt jaarlijks instrumentenborden voor de algemene prestatie van de watersector en met name de resultaten die behaald zijn inzake de openbare zuivering en de bescherming van winningen. Onderafdeling 4. - Technische bijstand en personeel
Art. 338.§ 1. Het Gewest kan mits toestemming van de Raad van bestuur van de "S.P.G.E." via een besluit van Regering verslag uitbrengen over het beheers-, gebruiks- en genotsrecht alsmede over elk recht betreffende de percelen van zijn domein dat nuttig is voor de uitoefening van de opdrachten van de "S.P.G.E." met inbegrip van het bouwrecht.
In dat geval zijn de nieuwe verbintenissen die het gevolg zijn van de uitoefening van de door het Gewest afgestane rechten, ten laste van de "S.P.G.E.". § 2. Nadat ze ervoor door de Regering is gemachtigd, kan de "S.P.G.E." voor het bereiken van haar maatschappelijk doel gebouwen onteigenen op grond van de wet van 26 juli 1962 betreffende de onteigeningen ten algemenen nutte en de concessies voor de bouw van de autosnelwegen.
Art. 339.De Waalse Regering is ertoe gemachtigd personeel van haar diensten ter beschikking te stellen van de Maatschappij op grond van de regels betreffende de opdrachten en volgens de door haar bepaalde voorwaarden.
Onderafdeling 5. - Comité van de deskundigen
Art. 340.§ 1. Er wordt binnen de "S.P.G.E." een Comité van de deskundigen opgericht, waarvan de opdrachten de volgende zijn : 1° adviezen uitbrengen aan de Raad van bestuur, hetzij op eigen initiatief, hetzij op verzoek van deze Raad over elke technische vraag betreffende het waterbeheer;2° adviezen uitbrengen over de technische vragen die aan het licht zouden komen in een geschil tussen elke houder van een waterwinning, elke waterverdeler of elke zuiveringsinstelling. Behalve andersluidende bepaling op het moment van de aanvraag om advies worden deze adviezen binnen twintig dagen uitgebracht nadat ze bij het Comité aanhangig zijn gemaakt. § 2. Het Comité van de deskundigen bestaat uit acht gewone en acht plaatsvervangende leden benoemd door de Waalse Regering, waaronder twee de Regering vertegenwoordigen en : 1° twee natuurlijke personen gekozen uit een dubbeltal dat voorgedragen wordt door de Raad van bestuur van de "S.P.G.E.", de sector van de waterproductie en verdeling vertegenwoordigen; 2° twee natuurlijke personen gekozen uit een dubbeltal dat voorgedragen wordt door de Raad van bestuur van de "S.P.G.E.", de zuiveringssector vertegenwoordigen; 3° twee natuurlijke personen gekozen uit een dubbeltal dat voorgedragen wordt door de "Union des villes et communes de Wallonie" (Vereniging van Waalse Steden en Gemeenten) de gemeenten vertegenwoordigen. Het Comité wijst uit zijn midden een voorzitter en een ondervoorzitter aan.
De hoedanigheid van lid van de Raad van bestuur van de "S.P.G.E." of van lid van het Comité voor controle op het waterbeheer is onverenigbaar met die van lid van het Comité van de deskundigen.
De voorzitter en de ondervoorzitters van de "S.P.G.E." of hun afgevaardigden wonen de vergaderingen van het Comité bij. Het secretariaat van het Comité wordt door de "S.P.G.E." waargenomen. § 3. Het Comité van de deskundigen wordt bijgestaan door een permanente cel waarvan de leden aangeworven worden door de "S.P.G.E." en die belast is de voorzitter en de ondervoorzitter van het Comité bij te staan. § 4. De leden van het Comité van de deskundigen kunnen elk ogenblik ontslagen worden in geval van onmogelijkheid hun ambt uit te oefenen of wegens grove tekortkoming of wanneer ze de hoedanigheid waarvoor ze zijn benoemd, verliezen. § 5. De Regering bepaalt de duur van de mandaten, de werkwijze van het Comité, het bedrag van de eventueel toegekende vergoedingen en presentiegelden alsmede de vragen waarvoor het advies van het Comité van de deskundigen verplicht wordt vereist.
Onderafdeling 6. - Ontbinding van de Maatschappij
Art. 341.De ontbinding van de "S.P.G.E." wordt slechts uitgesproken krachtens een decreet dat de vereffeningswijze en voorwaarden zal regelen.
Onderafdeling 7. - Diverse bepalingen
Art. 342.Het Gewest kan mits toestemming van de Raad van bestuur van de "S.P.G.E." via een besluit van de Regering de goederen die aan het domein van het Gewest toebehoren in natura inbrengen bij de "S.P.G.E.", met name de aandelen die het Gewest bezit binnen de "S.W.D.E".
De deelnemingen van de "S.P.G.E." in het kapitaal van de "S.W.D.E." mogen 20 % niet overschrijden. Afdeling 2. - Zuiveringsinstellingen
Art. 343.Onverminderd artikel 135 van de nieuwe gemeentewet van 24 juni 1988 kan de Regering publiekrechtelijke rechtspersonen erkennen als zuiveringsinstelling om de in artikel 344 bedoelde opdrachten in een bepaald territoriaal rechtsgebied te vervullen.
De Regering kan aanmaningen richten, de erkenning intrekken wanneer de zuiveringsinstelling verzuimt haar verplichtingen voortvloeiend uit het in artikel 345 bedoelde beheerscontract na te komen.
De Regering bepaalt de redenen van de erkenningsintrekking.
Art. 344.Om als zuiveringsinstelling te worden erkend moet de publiekrechtelijke rechtspersoon de vorm aannemen van een intercommunale en met name de volgende opdrachten als doel hebben : 1° tot de uitwerking van zuiveringsprogramma's bijdragen ter uitvoering van het beheersplan voor de stroomgebieden en voor de zuiveringsdienst zorgen;2° voor de beheersing van de opzet, de verwezenlijking en de inrichting van de werken bestemd voor de opvang en de zuivering van afvalwater afkomstig van openbare rioleringen zorgen;3° de doeltreffendheid van de installaties die in het territoriaal rechtsgebied van de instelling zorgen voor de zuivering van het door de openbare rioleringen opgevangen afvalwater, beheren, exploiteren en verbeteren;4° een afzonderlijke boekhouding voeren voor haar zuiveringsverrichtingen, die voldoet aan de door de Regering bepaalde regels;5° het slijk ontstaan bij het ledigen van septische putten verwijderen en het door erkende rioolruimers gegeven slijk in deze stations aanvaarden, overeenkomstig de bepalingen van artikelen 317 en 322; 6° meewerken aan de verwezenlijking van zuiveringsplannen voor elk hydrografisch onderbekken en aan de herzieningen ervan onder de verantwoordelijkheid en het toezicht van de "S.P.G.E"; 7° op verzoek van de "S.P.G.E." andere opdrachten inzake de zuivering van afvalwater vervullen; 8° het "Directoraat-generaal natuurlijke hulpbronnen en energie", Afdeling Water verwittigen over de aankomst van abnormale afvalstoffen
en verstoringen in het te behandelen afvalwater die binnen haar territoriaal rechtsgebied zijn vastgesteld;9° een perfecte coördinatie tussen de zuivering en de gemeentelijke afwatering met de gemeenten die zich op het territoriaal rechtsgebied van de instelling bevinden, organiseren.
Art. 345.§ 1. De "S.P.G.E." vervult haar zuiveringsopdrachten die vermeld staan in het in artikel 335 bedoelde beheerscontract hetzij rechtstreeks, hetzij via een onderaannemer, aan de hand van een met de zuiveringsinstellingen gesloten dienstencontract voor zuivering en opvang. § 2. Het dienstencontract voor zuivering en opvang valt onder toepassing van de bovenvermelde regels. De regels van het burgerlijk recht zijn van toepassing onder aanvullende titel.
Het dienstencontract voor zuivering en opvang omvat een kadercontract gesloten voor een termijn van twintig jaar en wordt met aanvullende clausules nader bepaald, die perioden van drie jaar dekken, met uitzondering van de eerste aanvullende clausule, die een periode van twee jaar dekt.
Het kadercontract regelt de rechten en verplichtingen betreffende de volgende elementen : 1° de onderzoeken, de afstanden van zakelijke rechten, de overeenkomsten voor huur en onroerende financiering, alsmede de diensten en werken die nodig zijn voor de uitvoering van de in het beheersplan voor waterbekkens bedoelde werken;2° de werking van de installaties, met inbegrip van de voorwaarden voor het beheer en de uitvoering van de in het beheersplan voor de stroomgebieden bedoelde werken; 3° de delegaties en mandaten die toevertrouwd zijn aan de zuiveringsinstelling om namens en voor rekening van de "S.P.G.E." werken te beheren; 4° de andere opdrachten bedoeld in artikel 344, 1° tot 9°;5° de normen en criteria voor de evaluatie van de prestatievermogens;6° de regels voor de bepaling en de berekening van de dienstprijs alsmede de betalingstermijnen, met inbegrip van de regels voor de voorschotten;7° de voorwaarden van de controle op de uitvoering van het contract;8° de straffen en bijzondere maatregelen in geval van niet-nakoming of van slechte nakoming van de verplichtingen. De aanvullende clausules regelen met name de rechten en verplichtingen betreffende de volgende elementen : 1° de uit te voeren werken, de uitvoeringstermijnen en de bedoelde zuiveringszone;2° de werken waarvoor de werking moet worden verzekerd;3° de herzieningen en de aanpassingen van de regels voor de bepaling van de kosten van de zuiveringsdienst en de normen en criteria voor de evaluatie van de prestatievermogens. Een jaar vóór het verstrijken van de termijn van de aanvullende clausule beginnen de onderhandelingen om de termijnen van de volgende aanvullende clausule vast te stellen. § 3. Wat betreft de opdrachten die vervuld zijn door de instellingen en die in tijd en geld moeilijk geëvalueerd kunnen worden, kan een forfaitair bedrag overeengekomen worden naar verhouding tot de omvang van de werken waarvoor deze opdrachten worden vervuld.
Wanneer de zuiveringsinstellingen de overheidsprocedure gebruiken voor de uitvoering van enkele opdrachten of prestaties, worden deze laatste tegen de kostprijs bezoldigd. § 4. De zuiveringsinstellingen komen hun verplichtingen na zoals bedoeld in het contract met inachtneming van de wetgeving over de overheidsopdrachten. § 5. Wanneer het geschatte bedrag van de voor de uitvoering van de in artikel 344, 1° tot 4° bedoelde werken nodige onderzoeken meer dan 1,24 miljoen euro BTW excl. en 3,72 miljoen euro BTW excl. voor het bedrag van de werken bedraagt, vraagt de "S.P.G.E." het advies van het "Directoraat-generaal natuurlijke hulpbronnen en energie", Afdeling Water. Dit laatste brengt zijn met redenen omkleed advies binnen de door de Maatschappij bepaalde termijn uit, die tussen vijftien en veertig kalenderdagen begrepen moet zijn. Deze termijnen worden tussen 15 juli en 15 augustus geschorst.
Wanneer het "Directoraat-generaal natuurlijke hulpbronnen en energie", Afdeling Water verzuimt zijn advies binnen de voorgeschreven termijn
uit te brengen, wordt deze geacht gunstig te zijn en beslist de "S.P.G.E." zonder advies. § 6. De ontwerpen betreffende werken bestemd om de zuivering van het oppervlaktewater te verzekeren moeten opgenomen worden in het in artikel 335 bedoelde beheersplan en aan de krachtens artikel 162 bepaalde technische regels en de door de Regering vastgestelde criteria voldoen. § 7. De "S.P.G.E." : 1° maakt een model van dagboek voor de exploitatie van de zuiveringsstations op, dat de instellingen of de gemeenten moeten bijhouden; 2° maakt een model van een jaarlijks technisch verslag op, dat de instellingen binnen een bepaalde termijnen aan het "Directoraat-generaal natuurlijke hulpbronnen en energie", Afdeling Water of aan de "S.P.G.E." moeten overmaken. § 8. De Regering kan op voorstel van de "S.P.G.E." de regels voor het voeren van een afzonderlijke boekhouding betreffende de opdrachten die haar krachtens artikel 344 worden toevertrouwd, bepalen. § 9. De Regering zorgt ervoor dat de zuiveringsinstellingen de regels van deze afdeling in acht nemen. Ze bepaalt de regels van die controle en wijst de ambtenaren van het "Directoraat-generaal natuurlijke hulpbronnen en energie", Afdeling Water aan die ze daartoe machtigt om de zuiveringsinstallaties te betreden en zich alle technische en boekhoudingsdocumenten die er bijgehouden moeten worden, te laten overleggen. De controleverslagen worden zo spoedig mogelijk aan de "S.P.G.E." overgemaakt. HOOFDSTUK II.. - Inzake waterproductie en -distributie Afdeling I. - Algemene bepalingen
Art. 346.§ 1. Er wordt een maatschappij onder de naam "Waalse Maatschappij voor Watervoorzieningen" (W.M.W.V.) opgericht.
Zij is een publiekrechtelijke rechtspersoon, opgericht in de vorm van een b.v.b.a., hieronder "de Maatschappij" genoemd.
Zij heeft geen commerciële doelstelling.
De zetel van deze maatschappij is te Verviers gevestigd.
Art. 347.Het Waalse Gewest, de "S.P.G.E.", de provincies, gemeenten, intercommunales en publiek- of privaatrechtelijke personen maken deel uit van de maatschappij, al naar gelang de voorwaarden waarin haar statuten voorzien.
Art. 348.De wettelijke en reglementaire bepalingen, die van toepassing zijn op de coöperatieve vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid, gelden ook voor de maatschappij voor zover dit hoofdstuk er niet van afwijkt op grond van haar publieke karakter.
De vennoten mogen zich slechts afzonderlijk en ten belope van een bepaalde som verbinden.
De maatschappij is niet onderworpen aan de bepalingen van de faillissementswet van 8 augustus 1997, noch aan de wet van 17 juli 1997 betreffende het gerechtelijk akkoord.
Wat betreft de oprichting van de maatschappij en de aansprakelijkheid van de oprichters, wordt afgeweken van de artikelen 66, 401, 405 en 424 van het Wetboek van de vennootschappen.
Wat de inbrengen betreft, wordt afgeweken van de artikelen 395, 398, en 399 van hetzelfde Wetboek.
Wat de kapitaalverhoging betreft, wordt afgeweken van de artikelen 422 en 423 van hetzelfde Wetboek.
Wat betreft de door de maatschappij aangegane leningen, wordt afgeweken van artikel 430 van hetzelfde Wetboek.
Wat betreft de toetreding, de uittreding en de uitsluiting van de vennoten, wordt afgeweken van de artikelen 366 tot en met 376 van hetzelfde Wetboek.
Wat de verplichtingen van de vennoten betreft, wordt afgeweken van de artikelen 32 en 404 van hetzelfde Wetboek.
De maatschappij geniet de vrijstelling van uitvoering voor de goederen die geheel of gedeeltelijk bestemd zijn voor de uitvoering van haar openbare opdrachten.
Art. 349.De statuten van de maatschappij regelen haar werking. Ze moeten voldoen aan de bepalingen van dit hoofdstuk en aan wie welke de handelsvennootschappen regelen.
De statuten worden aangenomen door de algemene Vergadering van de vennoten, die bij tweederde meerderheid van de uitgedrukte stemmen beslist, en worden goedgekeurd door de Regering.
De algemene Vergadering van de vennoten, die bij tweederde meerderheid beslist, mag wijzigingen aanbrengen in de statuten, onder voorbehoud van de goedkeuring van de Regering.
Art. 350.De maatschappij wordt voor een onbepaalde duur opgericht.
Haar ontbinding is slechts mogelijk op grond van een decreet waarin de modaliteiten van haar liquidatie en de toestand van de personeelsleden vastliggen.
Art. 351.Het ontslag van een publiekrechtelijke vennoot, tijdens de activiteitsperiode van de maatschappij, wordt slechts toegestaan als tweederde van de leden van de algemene Vergadering ermee instemt. Afdeling 2. - Doel van de maatschappij en openbare opdrachten
Art. 352.De maatschappij staat in voor : - de waterproductie; - de watervoorziening via leidingen; - de bescherming van de grondwaterbronnen; - elke handeling betreffende de waterkringloop.
Art. 353.De maatschappij vervult haar openbare opdrachten uitsluitend op het grondgebied van het Waalse Gewest, met name : 1° de waterproductie;2° de watervoorziening via leidingen; 3° de bescherming van het voor menselijke consumptie bestemde water in het kader van de opdrachten die aan de "S.P.G.E." worden toevertrouwd bij artikel 351, § 2, 2°; 4° het nakomen van alle verplichtingen voortvloeiend uit wettelijke en reglementaire voorschriften betreffende de waterkringloop;5° het vervullen van elke opdracht die aan de verdelers toevertrouwd wordt in het kader van de reglementaire bepalingen betreffende de berekening, de heffing, de inning, de vrijstelling en de terugbetaling van de belasting op het lozen van industrieel en huishoudelijk afvalwater;6° de dienstverleningen van sociale of humanitaire aard inzake de drinkwatervoorziening. Om haar opdrachten te vervullen, mag de maatschappij de nodige infrastructuur kopen, bouwen, onderhouden, beheren en uitbaten. Onder infrastructuur, wordt verstaan met name het geheel van de voorzieningen voor de winning, de aanvoer, de opslag (watertoren, reservoirs,...), de stuwing, het oppompen, de behandeling, de verdeling en de telling en hun accessoires, alsmede de terreinen waar ze gelegen zijn, met inbegrip van de innemingen van de ondergrond en de erfdienstbaarheden die de maatschappij bezit.
De maatschappij mag haar openbare opdrachten niet uitvoeren ten nadele van dienstverleners die dezelfde activiteit uitoefenen in het Waalse Gewest. Afdeling 3. - Beheerscontract
Onderafdeling I. - Definitie en inhoud
Art. 354.§ 1. De maatschappij vervult de haar toevertrouwde openbare opdrachten met inachtneming van de voorschriften, modaliteiten en doelstellingen die vastliggen in het beheerscontract dat ze met het Waalse Gewest gesloten heeft. § 2. Het beheerscontract wijst op de verplichtingen van de maatschappij betreffende : 1° de modaliteiten voor de uitvoering van haar openbare opdrachten;2° de vastlegging van de tarieven voor diensten verleend in het kader van haar openbare opdrachten; 3° de princiepen die de maatschappij in acht moet nemen i.v.m. haar betrekkingen met de begunstigden van de openbare dienstverleningen; 4° haar financiële structuur;5° de indicatoren die in het driemaandelijkse situatie-overzicht moeten voorkomen, alsmede de termijnen waarbinnen het aan de Regering moet worden overgemaakt. § 3. Het beheerscontract wijst op de verplichtingen van het Gewest i.v.m. : 1° de algemene beschermingsmaatregelen betreffende de door de maatschappij geëxploiteerde waterwinningen; 2° de behandeling of de bijsturing van de door de maatschappij ingediende dossiers m.b) t. de aanvragen om een waterwinningsvergunning; 3° de controle op de toegang tot de alternatieve watervoorzieningsbronnen;4° de toegang tot zijn databanken betreffende de watersector en zijn medewerking aan alle communicatiemiddelen en alle andere middelen die het beheer van die sector kunnen verbeteren;5° de financiële verplichtingen voor specifieke of bijzondere opdrachten die het Gewest aan de maatschappij toevertrouwt. § 4. Het beheerscontract bepaalt bovendien : 1° de sancties als een partij de verplichtingen niet nakomt waarin het voorziet;2° de methode om het te evalueren. De "S.W.D.E." bezorgt de Regering, jaarlijks uiterlijk 1 juli van het jaar na het boekjaar waarop het betrekking heeft, een evaluatierapport over de uitvoering van het beheerscontract.
Het jaarrapport wordt binnen de volgende maand door de Regering aan het Waalse Parlement overgemaakt. § 5. Elk uitdrukkelijk ontbindend beding in het beheerscontract wordt geacht ongeschreven te zijn.
Artikel 1184 van het burgerlijk Wetboek is niet van toepassing op het beheerscontract. De partij, jegens welke een verbintenis van het beheerscontract niet wordt uitgevoerd, mag slechts de tenuitvoerlegging van de verbintenis vervolgen en in voorkomend geval schadevergoeding vorderen, onverminderd de toepassing van elke specifieke sanctie waarin het beheerscontract voorziet.
De sancties wegens niet-nakoming door een partij van de verplichtingen, waarin het beheerscontract voorziet, worden geregeld als volgt : als de in het beheerscontract bedoelde verplichtingen niet worden nagekomen door een of andere partij, plegen de partijen overleg over de te nemen corrigerende maatregelen en leggen ze de datum van de volgende evaluatie vast.
Als op die datum blijkt dat de maatregelen geen resultaat hebben opgeleverd, mag de partij jegens welke een verplichting niet is nagekomen, de sancties activeren waarin het beheerscontract voorziet.
De maatschappij mag niet bestraft worden met een sanctie waarin het beheerscontract voorziet, noch gehouden worden tot de betaling van schadevergoeding wegens het niet-vervullen van haar opdrachten, als die toestand te wijten is aan een tekortkoming van het Gewest of van een instelling die door het Gewest toevertrouwde opdrachten vervult, of aan toeval of overmacht. § 6. Het beheerscontract mag in geen geval nadelig zijn voor de rechten waarover derden beschikken wegens de uitvoering van het contract. Afdeling 2. - Sluiting, goedkeuring, einde en hernieuwing
Art. 355.Bij de besprekingen over het beheerscontract, wordt de maatschappij vertegenwoordigd door haar voorzitter en haar directeur-generaal.
Het beheerscontract wordt onderworpen aan de goedkeuring van de Raad van bestuur, die bij tweederde meerderheid van de uitgedrukte stemmen beslist, en aan de goedkeuring van de Regering.
Het treedt pas in werking als het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt. Het wordt vóór zijn inwerkingtreding door de Regering aan het Waalse Parlement overgemaakt.
Art. 356.§ 1. Het beheerscontract wordt gesloten voor vijf jaar. Elke partij kan steeds voorstellen indienen om het contract te wijzigen. De wijzigingen worden, overeenkomstig artikel 355, aangebracht. Het beheerscontract wordt geëvalueerd na drie jaar. § 2. Uiterlijk zes maanden vóór het verstrijken van het beheerscontract, legt de maatschappij een ontwerp van een nieuw beheerscontract voor aan de Regering.
Het lopende beheerscontract wordt van rechtswege verlengd met één jaar als na het verstrijken ervan geen nieuw contract in de plaats komt. Na de verlenging, legt de Regering een eenjarig beheersplan vast, dat slechts één keer hernieuwbaar is. Afdeling 4. - Autonomie
Art. 357.Binnen de perken van dit hoofdstuk, mag de maatschappij alle activiteiten ontwikkelen die beantwoorden aan haar maatschappelijk doel.
De maatschappij mag binnen de perken van haar maatschappelijk doel lichamelijke en onlichamelijke goederen aankopen, gebruiken en vervreemden, zakelijke rechten op die goederen aanleggen of tenietdoen en dergelijke beslissingen uitvoeren.
Art. 358.Onverminderd artikel 354, § 2, 2°, bepaalt de maatschappij de tarieven en de tariefstructuren voor haar dienstverleningen, met inachtneming van de wetgeving betreffende de prijszetting.
Art. 359.De maatschappij mag met de voorafgaande toestemming van de Regering goederen en onroerende rechten ten algemene nutte onteigenen.
De Raad van bestuur beslist welke minnelijk aangekochte onroerende goederen ten algemene nutte verworven worden.
Art. 360.De maatschappij mag op eigen initiatief en in het kader van haar opdrachten alle werken uitvoeren op of onder pleinen, wegen, straten, paden, waterlopen en kanalen van het openbaar domein van de Staat, het Gewest, de provincies en de gemeenten, overeenkomstig de wet van 17 januari 1938 tot regeling van het gebruik door de openbare besturen, de verenigingen van gemeenten en de concessiehouders van openbare diensten of van diensten van openbaar nut, van de openbare domeinen van den Staat, van de provinciën en van de gemeenten, voor het aanleggen en het onderhouden van leidingen en inzonderheid van gas- en waterleidingen.
Art. 361.De Regering kan de maatschappij onder de haar bepaalde voorwaarden machtigen om : 1° één van haar watervoorzieningsdiensten geheel of gedeeltelijk aan een gemeente of een intercommunale af te staan;2° de exploitatie van één van haar diensten stop te zetten op voorstel van de meerderheid van de gemeentelijke vennoten die houder zijn van sociale aandelen waarop in bedoelde dienst werd ingetekend, voor zover de vennoten bovendien de meerderheid van het kapitaal van die dienst in handen hebben. Bij gedeeltelijke of gehele overdracht of bij stopzetting van een dienst, maken de vennoten die houder zijn van sociale aandelen in die dienst niet langer deel uit van de maatschappij, tenzij ze houder zijn van aandelen in andere diensten.
Er wordt vervolgens overgegaan tot de vereffening van het maatschappelijke bezit van de afgestane of stopgezette dienst.
Als de verdeelsleutel van het bezit niet vaststaat bij de oprichting van de dienst, wordt het bedrag van het aan elke vennoot terug te betalen aandeel na advies van het Adviescomité van de betrokken dienst bepaald door de Raad van bestuur, onverminderd alle aan de maatschappij verschuldigde schadeloosstellingen en -vergoedingen.
Art. 362.§ 1. De maatschappij beslist binnen de perken van haar maatschappelijk doel en in voorkomend geval, overeenkomstig de bepalingen van haar beheerscontract betreffende de financiële structuur, over de omvang, de technieken en de voorwaarden van haar externe financiering. § 2. De maatschappij beslist over de belegging van haar beschikbare fondsen, met inachtneming van de bepalingen die eventueel vastliggen in het beheerscontract.
Art. 363.§ 1. De Maatschappij kan rechtstreekse of onrechtstreekse participaties nemen in de Belgische of buitenlandse publiek- of privaatrechtelijke maatschappijen, verenigingen of instellingen waarvan het maatschappelijk doel overeenstemt met haar eigen doel. § 2. De Raad van bestuur beslist bij tweederde meerderheid van de uitgedrukte stemmen over elke participatie. § 3. De Maatschappij informeert de Regering als ze in § 1 bedoelde participaties beslist te nemen of af te staan. De Regering beschikt over dertig dagen, te rekenen van de dag waarop ze kennis neemt van de beslissing, om elke opmerking te formuleren die ze nuttig acht of om zich eventueel tegen de beslissing te verzetten. § 4. De vertegenwoordigers van de Maatschappij binnen de maatschappijen, waarin de "S.W.D.E." een participatie heeft genomen, worden door de Raad van bestuur aangewezen onder de bestuurders, de directeur-generaal, de adjunct-directeurs-generaal en de personeelsleden van de Maatschappij. § 5. Elke vertegenwoordiger van de Maatschappij moet : 1° de Raad van bestuur van de maatschappij minstens één keer per jaar verslag uitbrengen over de uitoefening van zijn mandaat en telkens als hij erom verzoekt; 2° de Raad van bestuur van de Maatschappij steeds informeren over elk verzoek om gegevens dat hem door een Regeringscommissaris gericht wordt in verband met zijn mandaat of de toestand van de maatschappij waar hij aangewezen is als vertegenwoordiger van de "S.W.D.E.".
Het mandaat van de vertegenwoordiger van de "S.W.D.E." binnen de maatschappij(en), waar hij aangewezen is, eindigt van rechtswege wanneer hij de hoedanigheid van bestuurder, directeur-generaal, adjunct-directeur-generaal of van personeelslid verliest. § 6. In voorkomend geval, kan de Regering de Maatschappij onder de door haar bepaalde specifieke voorwaarden machtigen om een maatschappij waarin ze een participatie heeft genomen, te betrekken bij de uitvoering van haar openbare opdrachten, voor zover de rechtstreekse of onrechtstreekse participatie van de overheden in die maatschappij hoger is dan 50 % van het kapitaal en statutair recht geeft op meer dan 50 % van de stemmen en mandaten in alle organen van de betrokken maatschappij.
De maatschappij, die, overeenkomstig het eerste lid, belast wordt met de uitvoering van openbare opdrachten, valt onder de bepalingen van artikel 348.
Elke overdracht van aandelen, die het kapitaal vertegenwoordigen, waardoor de rechtstreekse of onrechtstreekse participatie van de in het vorige lid bedoelde overheid minder dan 50 % zou bedragen, is van rechtswege nietig als die participatie binnen drie maanden na de overdracht niet boven 50 % wordt gebracht via een kapitaalverhoging waarop geheel of gedeeltelijk wordt ingetekend door de overheden. De overdracht heeft binnen die termijn geen uitwerking zolang de participatievoorwaarde niet vervuld is.
Voor de toepassing van dit lid, wordt verstaan onder openbare overheid, het Waalse Gewest alsmede elke publiekrechtelijke persoon die onder zijn gezag of controle staat. § 7. In het geval bedoeld in § 6, eerste lid, zijn de maatschappij, waarin de Maatschappij een participatie heeft genomen, en de maatschappij hoofdelijk aansprakelijk t.o.v. het Gewest voor de uitvoering door eerstgenoemde van de openbare opdrachten waarbij ze is betrokken, tot de inwerkingtreding van een beheerscontract dat op grond van de in de artikelen 356 en 357 bedoelde regels mutatis mutandis gesloten is met de maatschappij waarin de Maatschappij een participatie heeft genomen.
Bij gebrek aan een beheerscontract, gesloten tussen het Gewest en de maatschappij, blijft de Maatschappij aansprakelijk t.o.v. het Gewest voor de uitvoering door de maatschappij van de openbare opdrachten waarbij deze laatste betrokken is. Afdeling 5. - Algemene Vergadering
Art. 364.De algemene Vergadering oefent de bevoegdheden uit die haar specifiek toekomen krachtens dit hoofdstuk, de wet of de statuten.
De vertegenwoordigers van de vennoten binnen de algemene Vergadering beschikken over een stemrecht dat overeenstemt met de sociale aandelen die ze bezitten, met uitzondering van de uitdrukkelijke bepalingen bedoeld in deze afdeling, in de wet of in de statuten. Afdeling 6. - Bestuur
Onderafdeling 1. - Raad van Bestuur
Art. 365.§ 1. De maatschappij wordt door een Raad van bestuur beheerd. § 2. De Raad van bestuur mag alle handelingen verrichten die nodig of nuttig zijn voor de uitvoering van het maatschappelijk doel van de maatschappij, met uitzondering van degene die krachtens de wet, de statuten of dit hoofdstuk aan de algemene Vergadering worden toegewezen. § 3. De Raad van bestuur ziet toe op het dagelijkse beheer waargenomen door het Directiecomité dat daarover regelmatig verslag uitbrengt aan de Raad. De Raad van bestuur of zijn voorzitter kan het Directiecomité elk ogenblik verzoeken om een verslag over de activiteiten van de maatschappij of over een deel ervan. § 4. De Raad van bestuur kan zijn bevoegdheden geheel of gedeeltelijk overdragen aan het Directiecomité, behalve : 1° het uitstippelen van het algemeen beleid van de maatschappij;2° alle bevoegdheden die krachtens de wet, dit hoofdstuk of de statuten uitdrukkelijk worden toegewezen aan de Raad van bestuur. Elke machtigingshandeling moet duidelijk aangeven op welke bevoegdheden de machtiging slaat.
Elke machtiging mag niet langer lopen dan één jaar en is hernieuwbaar.
Art. 366.§ 1. De Raad van bestuur bestaat uit 17 leden, onder wie een voorzitter en twee ondervoorzitters.
De algemene Vergadering regelt de bevoegdheden en bezoldigingen van de voorzitter, de twee ondervoorzitters en de bestuurders.
Negen bestuurders worden door de algemene Vergadering gekozen. Acht bestuurders worden door de Regering benoemd, van wie twee op voorstel van de "S.P.G.E.". § 2. De leden van de Raad van bestuur worden voor een hernieuwbaar mandaat van 6 jaar aangewezen.
De Raad wordt vernieuwd bij de eerste gewone algemene vergadering na de provincieraads- of gemeenteraadsverkiezingen. § 3. Als een plaats van bestuurder vacant is bij de benoeming van de algemene Vergadering, hebben de overblijvende bestuurders het recht om ze, overeenkomstig de evenredige regel bedoeld in § 6, derde lid, in te vullen totdat de volgende algemene vergadering overgaat tot een definitieve benoeming. § 4. De Regering benoemt de voorzitter van de Raad van bestuur. De eerste ondervoorzitter en de tweede ondervoorzitter worden door de Raad van bestuur aangewezen onder zijn vertegenwoordigers. Minstens één van die drie functies is voorbehouden aan één van de leden van de Raad van bestuur uit de algemene Vergadering. De statuten bepalen de regels betreffende hun respectieve bevoegdheden. § 5. Bij staking van stemmen binnen de Raad van bestuur, is de stem van de voorzitter beslissend.
De voorzitter kan elk ogenblik ter plaatse inzage nemen van de boeken, de briefwisseling, de notulen en, in het algemeen, van alle documenten en geschriften van de maatschappij. Hij kan de nodige uitleg of gegevens vragen aan het Directiecomité en de personeelsleden van de maatschappij vragen en alle onderzoeken instellen die hij nuttig acht voor de uitvoering van zijn mandaat. § 6. De door de algemene Vergadering gekozen bestuurders moeten burgemeester, schepen of gemeenteraadslid van een verenigde gemeente zijn.
De door de algemene Vergadering gekozen bestuurder, die lid van een Gemeenteraad of burgemeester is en die hoedanigheid verliest, wordt van rechtswege geacht ontslag te nemen.
De door de algemene Vergadering gekozen bestuurders worden naar evenredigheid van de gezamenlijke gemeenteraden van de verenigde gemeenten aangewezen, rekening houdende met de eventuele individuele facultatieve verklaringen van politieke verwantschap of hergroepering.
Bij de berekening van de evenredigheid, wordt de waarde van elke gemeentelijke vennoot gewogen naar gelang van het aantal sociale aandelen die hij bezit. § 7. De Raad van bestuur kan zich laten bijstaan door één of meer waarnemers, die de vergaderingen met raadgevende stem bijwonen. § 8. De Raad van bestuur mag pas beraadslagen en beslissen als de meerderheid van zijn leden aanwezig of vertegenwoordigd is. De beslissingen worden bij meerderheid van stemmen genomen, behalve de uitzonderingen die vastliggen in de statuten, in het Wetboek van de vennootschappen en in dit hoofdstuk.
Onderafdeling 2. - Het mandaat van bestuurder
Art. 367.§ 1. Onverminderd de andere beperkingen waarin voorzien wordt bij of krachtens een wet, een decreet of de statuten van de maatschappij, is het mandaat van bestuurder onverenigbaar met : 1° de hoedanigheid van lid van een Regering;2° de hoedanigheid van provinciegouverneur;3° de hoedanigheid van lid van het Directiecomité;4° de hoedanigheid van personeelslid of gepensioneerd lid van de maatschappij. § 2. Als een bestuurder één van de in § 1 bedoelde hoedanigheden verwerft, moet hij zijn mandaten of functies neerleggen binnen een termijn van drie maanden. Als hij dat niet doet, wordt hij na afloop van die termijn geacht van rechtswege ontslag te hebben genomen bij de maatschappij.
Het mandaat van bestuurder eindigt van rechtswege de dag waarop de betrokken persoon de leeftijd van 65 jaar bereikt.
Onderafdeling 3. - Het Directiecomité
Art. 368.Het Directiecomité bestaat uit een directeur-generaal, die er voorzitter van is, en uit twee adjunct-directeurs-generaal.
Het staat in voor het dagelijks beheer en de vertegenwoordiging van de maatschappij, alsmede voor de uitvoering van de beslissingen van de Raad van bestuur.
De leden van het Directiecomité wonen de vergaderingen van de Raad van bestuur bij met raadgevende stem.
Art. 369.De Regering benoemt de leden van het Directiecomité voor een hernieuwbaar mandaat van zes jaar.
Als één van de leden bij zijn benoeming ouder is dan negenenvijf jaar, verkort de Regering de duur van zijn mandaat om het te laten eindigen de dag waarop bedoeld lid de leeftijd van 65 jaar bereikt.
De leden van het Directiecomité mogen slechts door de Regering ontslaan worden : 1° ofwel op voorstel van de Raad van bestuur;2° ofwel op initiatief van de Regering na advies van de Raad van bestuur.
Art. 370.§ 1. De wederzijdse rechten, met inbegrip van de bezoldiging, en verplichtingen van de leden van het Directiecomité, enerzijds, en van de maatschappij, anderzijds, worden bij een bijzondere overeenkomst tussen de betrokken partijen geregeld. Om deze overeenkomst te sluiten, wordt de maatschappij vertegenwoordigd door de Raad van bestuur.
De overeenkomst voorziet in bijzondere bepalingen om in geval van niet-vernieuwing van het mandaat of van ontslag de sociale en financiële toestand van de leden van het Directiecomité te waarborgen, die hun functie hebben moeten neerleggen of een van zelfstandige activiteit hebben moeten stopzetten om hun mandaat bij de "S.W.D.E." uit te oefenen.
De leden van het Directiecomité, die zich bij hun benoeming in een statutaire band bevinden met de maatschappij of met elke andere publiekrechtelijke persoon die onder het Gewest ressorteert, worden voor een opdracht van algemeen belang ambtshalve met verlof geplaatst voor de hele duur van het mandaat. § 2. De bezoldiging van de leden van het Directiecomité is voor rekening van de maatschappij.
Onderafdeling 4. - Diensten, adviescomités en zonecomités A. Diensten
Art. 371.De maatschappij wordt ingedeeld in productie- en distributiediensten. De openbare opdracht i.v.m. waterproductie wordt vervuld door een productiedienst. Deze dienst beschikt over de nodige infrastructuur voor de uitvoering van die opdracht. Hij maakt het voorwerp uit van een aparte rekening in de analytische exploitatieboekhouding. De openbare opdracht i.v.m. waterverdeling wordt vervuld door distributiediensten. Elke distributiedienst beschikt over de nodige infrastructuur voor de uitvoering van die opdracht op het grondgebied van de gemeenten die hij bedient en maakt het voorwerp uit van een aparte rekening in de analytische exploitatieboekhouding.
B. Adviescomités
Art. 372.Elke in exploitatie zijnde dienst heeft een Adviescomité.
Het Adviescomité van de productiedienst bestaat uit zijn gemeentelijke en intergemeentelijke vennoten en uit de "S.P.G.E.".
Het Adviescomité van elke distributiedienst bestaat uit de vennoten, met uitzondering van het Gewest, uit de "S.P.G.E." en de provincies.
Elk Adviescomité wordt voorgezeten door een lid van de Raad van bestuur, dat door deze laatste wordt aangewezen.
De Raad van bestuur bepaalt de regels voor de werking van de adviescomités onder voorbehoud van de goedkeuring van de algemene Vergadering.
Elk Comité vergadert minstens twee keer per jaar en onderzoekt de jaarrekeningen bij elke vergadering.
Elke vennoot beschikt over een stem binnen de adviescomités waarvan hij deel uitmaakt.
Art. 373.Het advies van de adviescomités wordt vereist voor : 1. ieder project tot fusie van een dienst met één of verschillende diensten;2. ieder project tot wijziging van de waterverkooptarieven;3. ieder project tot uitbreiding, inkrimping of wijziging van de dienst;4. ieder voorstel tot toelating van een nieuw lid dat eventueel deel zou uitmaken van die dienst;5. ieder voorstel tot uittreding of uitsluiting van een vennoot die deel uitmaakt van die dienst;6. ieder project tot gehele of gedeeltelijke overdracht van een distributiedienst aan een gemeente of een intercommunale;7. ieder werkprogramma waarvoor de dienst interesse toont. C. Zonecomités
Art. 374.Er worden zonecomités opgericht waarin de distributiediensten per deelstroomgebied ingedeeld worden. Elk Zonecomité vergadert minstens één keer per jaar. Bij unanieme beslissing, mag een Adviescomité zijn bevoegdheden overdragen aan het betrokken Zonecomité.
De samenstelling en de werkingsmodaliteiten van de zonecomités worden bepaald door de Raad van bestuur.
Art. 375.Het advies van de zonecomités wordt vereist voor projecten betreffende de acties die de maatschappij moet voeren in het kader van een geïntegreerd beheer van de waterkringloop en voor een betere waterkwaliteit.
Art. 376.De Raad van bestuur wordt minstens één keer per jaar uitgebreid tot de voorzitters van de zonecomités. Tijdens deze vergadering, wordt informatie over de strategische opties van de maatschappij verstrekt. Afdeling 7. - Administratief toezicht en controle
Onderafdeling I. - Administratief toezicht
Art. 377.§ 1. De Regering is bevoegd om controle uit te oefenen op de maatschappij. Wat de openbare opdrachten betreft, wordt de controle uitgeoefend door twee regeringscommissarissen die benoemd en ontslagen worden door de Regering. De Regering regelt de uitoefening van de opdrachten van de commissarissen. § 2. De regeringscommissarissen, die individueel of gezamenlijk handelen, zien toe op de naleving van de wet, het decreet, de statuten van de maatschappij, het beheerscontract en, in voorkomend geval, het voorlopige beheersplan. § 3. De regeringscommissarissen worden uitgenodigd op alle vergaderingen van de Raad van bestuur. Ze beschikken over de ruimste bevoegdheden om hun opdracht te vervullen. § 4. De regeringscommissarissen kunnen binnen een termijn van vier vrije dagen een beroep instellen bij de Regering tegen elke beslissing die ze strijdig achten met de wet, het decreet, de statuten, het beheerscontract of, in voorkomend geval, het voorlopige beheersplan.
Die termijn loopt vanaf de dag van de vergadering waarop de beslissing is genomen, voor zover de regeringscommissarissen er regelmatig op uitgenodigd werden, en, in de andere gevallen, de dag waarop ze kennis hebben genomen van de beslissing. Het beroep is opschortend.
De beslissing wordt definitief als de Regering de nietigverklaring niet uitspreekt binnen een termijn van twintig vrije dagen, die ingaat op dezelfde dag als de termijn bedoeld in het eerste lid. De Regering betekent de nietigverklaring aan het bestuursorgaan.
Art. 378.Als de wet, het decreet, de statuten of het beheerscontract het eist, kan de Regering de Raad van bestuur door bemiddeling van een regeringscommissaris verzoeken om binnen de door hem gestelde termijn te beraadslagen over iedere aangelegenheid die hij aangeeft.
Onderafdeling 2. - Controle op de rekeningen
Art. 379.De controle, overeenkomstig de wetgeving en de statuten, op de financiële toestand, de jaarrekeningen en de regelmatigheid van de verrichtingen i.v.m. de jaarrekeningen, wordt opgedragen aan een College van commissarissen dat uit drie leden bestaat.
Hun beraadslagingen zijn collegiaal. Hun verslagen en opmerkingen worden overgemaakt aan de Regering en aan de algemene Vergadering.
De voorzitter van het College wordt aangewezen door de algemene Vergadering onder de leden van het Instituut der Bedrijfsrevisoren, overeenkomstig de bepalingen van het Wetboek van de vennootschappen.
Hij heeft de hoedanigheid van bedrijfsrevisor.
De twee andere leden worden benoemd door de Regering.
De commissarissen worden benoemd voor een verlengbare termijn van drie jaar. Tijdens hun mandaat, mogen ze alleen om ernstige redenen worden ontslagen. Hun opdracht, actiemiddelen, statuut en bezoldiging, met uitzondering van de in § 2 bedoelde bezoldiging, liggen vast in het beheerscontract. § 2. De algemene Vergadering bepaalt de bezoldiging van de bedrijfsrevisor, die voor rekening van de maatschappij is. Afdeling 8. - Boekhouding en jaarrekeningen
Art. 380.§ 1. De maatschappij voert haar boekhouding per kalenderjaar. De activiteiten in verband met haar openbare opdrachten en haar overige activiteiten worden telkens in een aparte boekhouding opgenomen.
Het resultaat wordt opgedeeld volgens de regels die vastliggen in de statuten. Daarbij wordt onder meer rekening gehouden met het aantal aansluitingen en het zuinige waterbeheer.
Het Gewest, de "S.P.G.E." en de provincies worden niet betrokken bij de opdeling van het resultaat van de activiteiten i.v.m. de openbare opdrachten.
De bijlage bij de jaarrekeningen bevat een samenvattende staat van de rekeningen betreffende de openbare opdrachten en een commentaar. De Regering kan regels vastleggen i.v.m. de vorm en de inhoud van de samenvattende staat en het commentaar. § 2. De Raad van bestuur bezorgt de Regering de jaarrekeningen vóór 30 juni van het jaar na het bedoelde boekjaar, alsmede het beheersverslag, het verslag van de bedrijfsrevisor en het verslag van het College van commissarissen.
De Regering stuurt de in het eerste lid bedoelde documenten vóór 31 juli van het jaar na het bedoelde boekjaar naar de Waalse Gewestraad.
Art. 381.Naast haar algemene boekhouding, voert de maatschappij ook een analytische en begrotingsboekhouding. Afdeling 9. - Maatschappelijk kapitaal
Art. 382.Het maatschappelijk kapitaal bestaat uit drie soorten aandelen : 1° aandelen tot kapitaalvorming;2° aandelen die participaties in het kapitaal van de productiedienst en de distributiediensten vertegenwoordigen;op die aandelen kan ingetekend worden door het Gewest, de "S.P.G.E.", de provincies, de intercommunales, de gemeenten en de publiek- of privaatrechtelijke personen; 3° aandelen die de Raad van bestuur mag uitgeven naar gelang van de specifieke activiteiten in verband met het maatschappelijk kapitaal. De gemeentelijke aandeelhouders vertegenwoordigen steeds minimum 50 % van het kapitaal, plus één aandeel.
Afgezien van de omvang van de inbreng van de verschillende partijen bij de kapitaalvorming, beschikken de gemeenten steeds over de meerderheid van stemmen in de verschillende beheersorganen van de maatschappij, behalve in het Directiecomité.
De aandelen tot kapitaalvorming mogen niet afgestaan worden. De andere aandelen van een publiekrechtelijke vennoot mogen slechts aan een andere publiekrechtelijke vennoot worden afgestaan. Om aandeelhouder te worden, moeten de privaatrechtelijke personen eerst door de Regering gemachtigd worden. Afdeling 10. - Personeel
Art. 383.Het statuut van het personeel en het arbeidsreglement worden door de Raad van bestuur aangenomen op voorstel van het Directiecomité. Afdeling 11. - Voorlopige bepalingen
Art. 384.§ 1. De Maatschappij wordt vanaf 1 januari 2001 aangewezen als bouwheer voor de opdrachten die het voorwerp hebben uitgemaakt van een vastlegging op Titel V. - "Gewestelijk bedrijf : ERPE" van de algemene uitgavenbegroting van het Waalse Gewest en waarvan de lijst opgenomen is in de jaarrekeningen van het "ERPE" (Gewestelijk bedrijf voor waterproductie en -toevoer) voor het boekjaar 2000, met uitzondering van de opdrachten betreffende de "Transhennuyère". § 2. De eigendom van de goederen die het voorwerp zijn van de opdrachten waarvoor besloten werd tot een vastlegging op titel V "Gewestelijk bedrijf : ERPE" van de algemene uitgavenbegroting van het Waalse Gewest en waarvan de lijst vermeld staat in de jaarrekeningen van het "ERPE" voor het boekjaar 2000, met uitsluiting van de goederen die deel uitmaken van de "Transhennuyère", wordt automatisch overgedragen aan de Maatschappij zodra de voorlopige oplevering door de bouwheer wordt toegestaan.
De overdracht van de betrokken goederen kan zonder verdere formaliteiten van rechtswege tegengeworpen aan derden.
Art. 385.§ 1. De Maatschappij wordt vanaf 1 januari 2001 aangewezen als bouwheer voor de opdrachten betreffende de Transhennuyère die het voorwerp hebben uitgemaakt van een vastlegging op Titel V. - "Gewestelijk bedrijf : ERPE" van de algemene uitgavenbegroting van het Waalse Gewest en waarvan de lijst opgenomen is in de jaarrekeningen van het "ERPE" voor het boekjaar 2000.
Zodra het geheel van de goederen die deel uitmaken van de Transhennuyère operationeel is, wordt hun beheer bij overeenkomst door de Regering toevertrouwd aan de maatschappij. De overeenkomst regelt de modaliteiten van de uitvoering van het beheer, alsmede de deelneming van de gebruikers van die goederen in het beheer. De maatschappelijke zetel van die gebruikers is gevestigd in het Waalse Gewest. § 2. De Regering kan goederen van de Transhennuyère inbrengen in Maatschappij. Zij bepaalt de lijst van die goederen.
De overdracht kan zonder verdere formaliteiten van rechtswege tegengeworpen worden aan derden zodra het Regeringsbesluit tot bepaling van de goederenlijst in werking treedt.
De rechten en plichten van de gebruiker-klant worden vastgelegd in de overeenkomst bedoeld in artikel 389.
Art. 386.De eigendom van de goederen bestemd voor de activiteit van het "ERPE" die op 31 december 2000 aan het Gewest toebehoorden en waarvan de lijst opgenomen is in bijlage IV, wordt aan de Maatschappij overgedragen, met inbegrip van de voornaamste en bijhorende roerende en onroerende goederen en desbetreffende rechten, zelfs wanneer ze niet uitdrukkelijk overgenomen worden.
De overdracht kan zonder verdere formaliteiten van rechtswege tegengeworpen aan derden.
Art. 387.§ 1. Het Gewest geeft de Maatschappij zo spoedig mogelijk kennis van de akten en documenten, met inbegrip van de uittreksels uit de kadastrale leggers en uit het kadastraal plan waarin melding wordt gemaakt van de lasten, rechten en verplichtingen betreffende de goederen waarvan de eigendom bij of krachtens dit hoofdstuk is overgedragen.
Er wordt zo spoedig mogelijk een inventaris van die akten en documenten opgemaakt. Die inventaris wordt ondertekend door de Regering, alsook door de voorzitter van de raad van bestuur van de Maatschappij. § 2. De Maatschappij erft de rechten en verplichtingen van het Gewest voor de goederen waarvan de eigendom bij of krachtens dit hoofdstuk overgedragen wordt, met inbegrip van de rechten en verplichtingen die voortvloeien uit lopende of komende gerechtelijke procedures.
In geval van geschil kan het geheel of een gedeelte van de goederen waarvan de eigendomstitels niet aan de Maatschappij zijn overgedragen, treedt het Gewest op ten gunste van de Maatschappij. § 3. Het Gewest moet enkel de verplichtingen nakomen waarvan de betaling of de uitvoering vóór de eigendomsoverdracht opeisbaar was, met uitzondering van de financiering van de opdrachten die het voorwerp zijn van een budgettaire vastlegging op titel V "Entreprise régionale : ERPE" van de algemene uitgavenbegroting van het Waalse Gewest, overgedragen aan de Maatschappij en gedekt door bestaande waarden gelijkgesteld met het reserve- en delgingsfonds in de boekhouding van het "ERPE" vastgelegd vóór de sluiting van haar vereffening.
In afwachting van de sluiting van de vereffening van het "ERPE" kan het Gewest aan de Maatschappij de sommen storten die nodig zijn voor de betaling van de facturen betreffende het uitstaand bedrag van de opdrachten bedoeld in artikel 384 mits aftrek van de bestaande waarden geïdentificeerd in de reserve- en delgingsfondsen bij de financiering van bedoelde uitgaven.
De stortingen worden uitgevoerd op grond van de facturen die de Maatschappij in ontvangst neemt.
Voor het bouwheerschap betreffende de opdrachten i.v.m. de "Transhennuyère" kan het Gewest aan de Maatschappij eveneens de sommen storten die nodig zijn voor de betaling van de facturen i.v.m. de saldi van de visa van de vastleggingen toegerekend op artikel 01.01.05 van de organieke afdeling 13 van de begroting van het Ministerie van het Waalse Gewest en in ontvangst genomen door de Maatschappij. Het saldo van de vastleggingen toegerekend op de bijzondere afdeling van die begroting alsook elke opdracht tot betaling op de bijkomende vastleggingen uit te voeren ten laste van het Waterbeschermingsfonds kunnen aan de Maatschappij gestort worden op grond van de overeenstemmende facturen.
Art. 388.Als compensatie voor de overdracht van de eigendom van de goederen bedoeld in de artikelen 384 tot 386 ontvangt het Gewest maatschappelijke aandelen volgens de regels die toepasselijk zijn op de Maatschappij. Naar aanleiding van die overdracht maakt het Gewest de eigendom van de gezamenlijke als compensatie ontvangen aandelen over aan de "S.P.G.E." .
Een overeenkomst tussen het Gewest, de Maatschappij en de "S.P.G.E." bepaalt de waarde van de overdracht en de modaliteiten van die inbreng.
Art. 389.Een overeenkomst tussen het Gewest, de "S.P.G.E." en de Maatschappij regelt de modaliteiten voor de participatie van de gebruikers-klanten in het beheer van de goederen bedoeld in de artikelen 384 en 386.
Art. 390.Het eerste beheerscontract vervalt op 31 december 2005.
Art. 391.Het fiscale statuut van de maatschappij is hetzelfde als dat waarover de Nationale Maatschappij der Waterleidingen en de "SWDE" vroeger beschikten.
Deel IV.. - Vaststelling van de overtredingen en strafmaatregelen Titel 1. - Vaststelling van de overtredingen en strafmaatregelen inzake oppervlaktewater HOOFDSTUK I. - Overtredingen inzake vervuiling van het water
Art. 392.Gestraft wordt met een gevangenisstraf van acht dagen tot zes maanden en met een boete van zesentwintig euro tot vijfhonderdduizend euro, of met slechts één van deze straffen : 1° degene die in strijd met de krachtens de artikelen 3, 13, 156 tot 159, 161 tot 166, 178, 179, 216 tot 222, 317, 320 tot 323, 343, 344, 345, 392 tot 406 genomen reglementen afvalwater loost in gewoon oppervlaktewater, in openbare rioleringen of de kunstmatige afvoerwegen;2° degene die niet het door artikel 161 ingestelde verbod erkent;3° degene die een overtreding van een reglement begaat dat in uitvoering van artikel 163 werd getroffen;4° degene die installaties of toestellen gebruikt in strijd met het verbod waartoe krachtens artikel 406 werd besloten;5° degene die de op basis van artikel 162 uitgevaardigde regels of voorschriften schendt. De lozingen met een overtredend karakter zijn ook strafbaar indien zij slechts uit nalatigheid of een schuldige onthouding om op te treden, werden begaan.
Indien er evenwel geen sprake is van herhaling, zal de verantwoordelijke slechts onderworpen zijn aan de in artikel 393 voorziene boetestraf indien hij onverwijld, hetzij de federale politie, hetzij de in artikel 21 beoogde dienst voor onmiddellijke tussenkomsten heeft verwittigd.
Art. 393.Gestraft wordt met een gevangenisstraf van acht dagen tot één maand en een boete van zesentwintig euro tot tienduizend euro, of met slechts één van deze straffen : 1° degene die door Regering genomen reglementaire bepalingen inzake de bescherming van het oppervlaktewater en de vervuiling van het grondwater vanaf het oppervlaktewater overtreedt;2° degene die het oppervlaktewater gebruikt in schending van een krachtens artikel 158 uitgesproken verbod;3° degene die poogt een van de in artikel 392, 2° en 5°, vermelde handelingen te begaan;4° degene die, beroepshalve, producten fabriceert, te koop aanbiedt, verkoopt en gebruikt ter overtreding van een reglement dat krachtens artikel 164 werd getroffen;5° degene die het ruimen bewerkstelligt en het slijk van septische putten en zinkputten bijeenbrengt bij derden : - hetzij zonder over de erkenning te beschikken die vereist zal zijn bij een besluit dat krachtens de artikelen 222 en 317 werd genomen; - hetzij door het opruimen van het slijk op een bij dit artikel verboden manier; 6° degene die een motorvoertuig, een machine of andere soortgelijke werktuigen in een gewoon oppervlaktewater reinigt of op minder dan 10 meter hiervan verwijderd en wanneer het reinigende product in dit water zou kunnen uitstromen zonder de vereiste vergunning.
Art. 394.Gestraft wordt met een gevangenisstraf van zes maanden tot drie jaar en een boete van honderd euro tot tienduizend euro, of met slechts één van deze straffen : 1° degene die opzettelijk zuiveringsinstallaties en installaties voor het meten van de vervuiling vernietigt of beschadigt of hiervan de juiste werking, ongeacht op welke wijze dan ook, verhindert;degene die poogt deze zelfde installaties opzettelijk te vernietigen of te beschadigen; 2° degene die zich verzet tegen de uitvoering van de opdracht inzake controle en toezicht van de krachtens de artikelen 3, 13, 156 tot 159, 161 tot 166, 178, 179, 216 tot 222, 317, 320 tot 323, 343, 344, 345, 392 tot 406 aangewezen agenten;3° degene die weigert, of het nalaat, een spoedeisende maatregel uit te voeren waartoe door de Regering, de gouverneur van de provincie of de burgemeester krachtens artikel 21, § 1, werd gelast;4° degene die, wanneer hij verplicht is een aangifte krachtens de artikelen 3, 13, 156 tot 159, 161 tot 166, 178, 179, 216 tot 222, 317, 320 tot 323, 343, 344, 345, 392 tot 406 of de krachtens deze genomen reglementaire bepalingen te doen, zich ervan onthoudt deze verklaring over te leggen of een opzettelijk onvolledige en onjuiste verklaring overlegt, met de bedoeling de toepassing van de artikelen 3, 13, 156 tot 159, 161 tot 166, 178, 179, 216 tot 222, 317, 320 tot 323, 343, 344, 345, 392 tot 406 of de krachtens deze genomen reglementaire bepalingen te ontduiken.
Art. 395.Indien een veroordeling krachtens artikel 392 of artikel 397 wordt uitgesproken, kan de rechter, hetzij op verzoek van de procureur des Konings, hetzij op verzoek van het Gewest of op verzoek van de burgerlijke partij, hetzij ambtshalve, met het oog op het herstellen van een toestand die gelijkwaardig is aan die welke zonder de overtreding zou hebben bestaan, het verbod bevelen om gedurende een tijdsperiode die de rechter zal vaststellen maar die niet meer dan één jaar zal mogen bedragen, de installatie of de toestellen te gebruiken of te laten werken die ten grondslag liggen aan de door de overtreding teweeggebrachte vervuiling. De rechter kan dit verbod bevelen zelfs indien de installatie of de toestellen de eigendom van iemand anders zijn of tot de inrichting behoren die door een derde wordt uitgebaat.
In een dergelijk geval, zal het verbod ten opzichte van deze derde slechts kunnen worden bevolen nadat hij bij het proces betrokken zal zijn geweest en de gelegenheid gehad zal hebben zijn verdedigingsmiddelen naar voren te brengen.
Art. 396.Gestraft wordt met de in artikel 394 aangeduide straffen, degene die het uitvoeren van de in het voorgaande artikel vermelde verbodsmaatregel weigert of nalaat.
Art. 397.Gestraft wordt, volgens het geval, met de in de artikelen 392, 393, of 394 voorziene straffen : 1° degene die, wanneer hij de werkgever is van een in deze artikelen beoogde persoon, aan laatstgenoemde niet de nodige middelen heeft gegeven voor het in acht nemen van de artikelen 3, 13, 156 tot 159, 161 tot 166, 178, 179, 216 tot 222, 317, 320 tot 323, 343, 344, 345, 392 tot 406 of de krachtens deze genomen reglementaire bepalingen, rekening houdend met de opdracht die hij aan de persoon in zijn dienst had toegewezen;2° degene die, wanneer hij de werkgever is van een in deze artikelen beoogde persoon, aan laatstgenoemde een opdracht heeft toevertrouwd waarvoor bedoelde persoon niet de kennis bezat die hem in staat stelde zich van genoemde opdracht te kwijten met eerbiediging van de artikelen 3, 13, 156 tot 159, 161 tot 166, 178, 179, 216 tot 222, 317, 320 tot 323, 343, 344, 345, 392 tot 406 of de krachtens deze genomen reglementaire bepalingen, zonder op de daartoe geëigende manier te hebben gekontroleerd dat bedoelde persoon deze kennis bezat;3° degene die, wanneer hij de werkgever is van een in deze artikelen beoogde persoon, wist dat een overtreding zou worden begaan of werd begaan en nagelaten heeft de uitwerking hiervan te verhinderen of eraan te verhelpen hoewel hij daartoe de mogelijkheid heeft gehad.
Art. 398.De werkgever is burgerlijk aansprakelijk voor de betaling van de boeten, de kosten en de gerechtelijke kosten waartoe zijn aangestelden worden veroordeeld naar aanleiding van een overtreding van de artikelen 3, 13, 156 tot 159, 161 tot 166, 178, 179, 216 tot 222, 317, 320 tot 323, 343, 344, 345, 392 tot 406 of de krachtens deze genomen reglementaire bepalingen die in de uitoefening of ter gelegenheid van hun functie werd begaan.
Iedere rechtspersoon is burgerlijk aansprakelijk voor de betaling van de boeten, de kosten en de gerechtelijke kosten waartoe haar organen worden veroordeeld naar aanleiding van een overtreding van de artikelen 3, 13, 156 tot 159, 161 tot 166, 178, 179, 216 tot 222, 317, 320 tot 323, 343, 344, 345, 392 tot 406 of de krachtens deze genomen reglementaire bepalingen die in de uitoefening of ter gelegenheid van hun functie werd begaan.
Art. 399.§ 1. De straf kan tot het dubbele van het maximum worden opgetrokken indien een nieuwe in de artikelen 392 tot 397 voorziene overtreding wordt begaan binnen een termijn van vijf jaar vanaf een voorgaande veroordeling wegens het overtreden van een van deze zelfde artikelen, uitgesproken door een besluit dat in kracht van gewijsde is gegaan; in een dergelijk geval kan de boete of de straf bovendien niet minder zijn dan het tienvoudige van het minimum. § 2. Boek 1 van het Wetboek van strafrecht, met inbegrip van hoofdstuk VII en artikel 85, is op de door onderhavige hoofdstuk voorziene overtredingen van toepassing.
Art. 400.§ 1. In geval van in de artikelen 392-1°, 392-2°, 393-3°, 393-5°, 396 en 397 beoogde overtredingen, kan de rechter de publicatie van het vonnis op kosten van de overtreder of van zijn medeplichtige gelasten in maximum drie dagbladen die door hem worden aangewezen en binnen de termijn die hij vaststelt. § 2. Onverminderd de artikelen 42 en 43 van het Wetboek van strafrecht, kan in geval van in artikel 392, 2°, en, beoogde overtredingen, de verbeurdverklaring tevens worden bevolen ten opzichte van roerende zaken die gediend hebben of bestemd waren voor het begaan van de overtreding, wanneer deze de eigendom van de medeplichtige zijn en inbegrepen in geval van toepassing van artikel 85 van het Wetboek van strafrecht. HOOFDSTUK II. - Andere overtredingen
Art. 401.Gestraft wordt met een boete van zesentwintig euro tot tienduizend euro, degene die, wanneer hem dit regelmatig werd gevraagd ze te verstrekken, zich ervan onthoudt inlichtingen mede te delen die hem krachtens de artikelen 13 en 165 en krachtens deze genomen reglementaire bepalingen werden gevraagd.
Art. 402.Iedere overtreding van artikel 166 wordt gestraft met de door artikel 458 van het Wetboek van strafrecht voorziene straffen, onverminderd de eventuele toepassing van strafmaatregelen.
Art. 403.De Regering kan straffen instellen op de overtredingen van de krachtens de artikelen 3, 13, 156 tot 159, 161 tot 166, 178, 179, 216 tot 222, 317, 320 tot 323, 343, 344, 345, 392 tot 406 getroffen reglementen die niet door een van de artikelen van onderhavig hoofdstuk worden bestraft. Deze straffen zullen de politiestraffen niet te boven mogen gaan.
Art. 404.De in de artikelen 401 tot 403 voorziene straffen kunnen tot het dubbele van het maximum worden opgetrokken indien, binnen een termijn van twee jaar vanaf een voorgaande veroordeling wegens een overtreding van een van deze artikelen, uitgesproken door een besluit dat in kracht van gewijsde is gegaan, een nieuwe overtreding van hetzelfde artikel door dezelfde bewerker wordt begaan.
Alle bepalingen van boek 1 van het Wetboek van strafrecht, zonder uitzondering, van hoofdstuk VII of van artikel 85, zijn op de in deze artikelen voorziene overtredingen van toepassing. HOOFDSTUK III. - Vaststelling, opsporing en vervolging van de overtredingen.
Art. 405.Onverminderd de plichten van de officieren van de gerechtelijke politie, zijn de burgemeester en de door de Regering aangewezen ambtenaren en personeelsleden bevoegd om toe te zien op de uitvoering van de artikelen 3, 13, 156 tot 159, 161 tot 166, 178, 179, 216 tot 222, 317, 320 tot 323, 343, 344, 345, 392 tot 406 en de krachtens deze genomen reglementaire bepalingen. Ze beschikken over de prerogatieven bedoeld in artikel 61 van het decreet van 11 maart 1999 betreffende de milieuvergunning om hun opdrachten te vervullen.
De ambtenaren en personeelsleden leggen de eed af voor de rechtbank van eerste aanleg van hun woonplaats.
De hoofdgriffier maakt een afschrift van de commissie en van de akte van eedaflegging over aan zijn collega's van de rechtbanken van eerste aanleg gelegen in het ambtsgebied waar de ambtenaar of het personeelslid zijn ambt moet uitoefenen.
Bij gewone verandering van woonplaats moeten ze geen nieuwe eed afleggen.
Art. 406.§ 1. Wanneer proces-verbaal wordt opgemaakt voor een overtreding bedoeld in artikel 392, kunnen de burgemeester en de daartoe door de Regering aangewezen ambtenaren en personeelsleden, ten einde de in artikel 2 van het decreet van 11 maart 1999 betreffende de milieuvergunning bedoelde risico's, hinder en ongemakken te voorkomen, te beperken of te verhelpen : 1° de gehele of gedeeltelijke stopzetting van het bedrijf gelasten;2° de toestellen verzegelen en, in voorkomend geval, onmiddellijk de tijdelijke sluiting van de inrichting gelasten;3° de exploitant een interventieplan opleggen of hem bevelen een saneringsplan in te dienen en, in voorkomend geval, met inachtneming van één van de voorschriften bedoeld in artikel 55 van het decreet van 11 maart 1999 betreffende de milieuvergunning, ten gunste van het Gewest een zekerheid stellen om de sanering van de plaats te waarborgen. Als de burgemeester verzuimt op te treden, beschikken de in het eerste lid bedoelde ambtenaren en personeelsleden over dezelfde prerogatieven als hij.
De overeenkomstig het eerste lid, 1° en 2°, genomen maatregelen worden van rechtswege opgeheven als de milieuvergunning wordt toegekend of als de aangifte aan het bevoegde college van burgemeester en schepenen wordt gericht. § 2. Het saneringsplan, goedgekeurd volgens de door de Regering bepaalde voorschriften, geldt als milieuvergunning. De Regering kan voorschriften bepalen voor de opstelling, de goedkeuring en de uitvoering van de saneringsplannen. § 3. Als de overtreder verzuimt een plan in te dienen of de voorschriften ervan niet in acht neemt, kan de burgemeester of de Regering ambtshalve laten overgaan tot de sanering van de plaats. Ze handelen overeenkomstig paragraaf 4. § 4. Als de overtreder de opgelegde maatregelen niet binnen de voorgeschreven termijn neemt, kan de Regering of haar gemachtigde de sanering ambtshalve of op verzoek van de burgemeester voor rekening van de overtreder laten uitvoeren door de maatschappij bedoeld in artikel 39 van het decreet van 27 juni 1996 op de afvalstoffen. De Regering of haar gemachtigde kan bovendien eisen dat de in het eerste lid bedoelde personen een zekerheid stellen overeenkomstig artikel 55.
De Regering of haar gemachtigde stelt de persoon of personen die de zekerheid moet(en) stellen bij aangetekend schrijven in kennis van het bedrag van de zekerheid en van de wijzen waarop ze gesteld kan worden.
Als de zekerheid niet gesteld is binnen acht dagen, geeft de Regering of haar gemachtigde de overtreder bevel tot betaling binnen vierentwintig uren, op straffe van tenuitvoerlegging bij wijze van beslag.
Het feit dat naar aanleiding van een bevel tot betaling een zekerheid wordt gesteld waarvan het bedrag niet volstaat, belet de voortzetting van de vervolgingen niet.
Zodra de termijn voor het bevel verstreken is, kan de Regering of haar gemachtigde beslag laten leggen op de bij het Gerechtelijk Wetboek bepaalde wijze.
Titel II.. - Vaststelling van de overtredingen en strafmaatregelen inzake grondwater. HOOFDSTUK I. - Toezicht en administratieve politie. Afdeling 1. - Toezicht.
Art. 407.Onverminderd de plichten van de officieren van de gerechtelijke politie, zijn de burgemeester en de door de Regering aangewezen ambtenaren en personeelsleden bevoegd om toe te zien op de uitvoering van de artikelen 3, 13, 167, 171, 252, 254 tot 274, 318, 497 tot 410, 434 en 435 en de krachtens deze genomen reglementaire bepalingen. Ze beschikken over de prerogatieven bedoeld in artikel 61 van het decreet van 11 maart 1999 betreffende de milieuvergunning om hun opdrachten te vervullen.
De ambtenaren en personeelsleden leggen de eed af voor de rechtbank van eerste aanleg van hun woonplaats. De hoofdgriffier maakt een afschrift van de commissie en van de akte van eedaflegging over aan zijn collega's van de rechtbanken van eerste aanleg gelegen in het ambtsgebied waar de ambtenaar of het personeelslid zijn ambt moet uitoefenen.
Bij gewone verandering van woonplaats moeten ze geen nieuwe eed afleggen. Afdeling 2. - Maatregelen van administratieve politie.
Art. 408.Wanneer proces-verbaal is opgemaakt voor een overtreding bedoeld in de artikelen 3, 13, 167, 171, 252, 254 tot 274, 318, 497 tot 410, 434 en 435, kan de burgemeester op basis van een verslag van de door de Regering aangewezen ambtenaren en personeelsleden, ten einde de in artikel 2 van het decreet van 11 maart 1999 betreffende de milieuvergunning bedoelde risico's, hinder en ongemakken te voorkomen, te beperken of te verhelpen : 1° de gehele of gedeeltelijke stopzetting van het bedrijf gelasten;2° de toestellen verzegelen en, in voorkomend geval, onmiddellijk de tijdelijke sluiting van de inrichting gelasten;3° de exploitant een interventieplan opleggen of hem bevelen een saneringsplan in te dienen en, in voorkomend geval, met inachtneming van één van de voorschriften bedoeld in artikel 55 van het decreet van 11 maart 1999 betreffende de milieuvergunning, een zekerheid ten gunste van het Gewest stellen om de sanering van de plaats te waarborgen. Als de burgemeester verzuimt op te treden, beschikken de in het eerste lid bedoelde ambtenaren en personeelsleden over dezelfde prerogatieven als hij.
De overeenkomstig het eerste lid, 1° en 2°, genomen maatregelen worden van rechtswege opgeheven als de milieuvergunning wordt toegekend of als de aangifte aan het bevoegde college van burgemeester en schepenen wordt gericht. § 2. Het saneringsplan, goedgekeurd volgens de door de Regering bepaalde voorschriften, geldt als milieuvergunning. De Regering kan voorschriften bepalen voor de opstelling, de goedkeuring en de uitvoering van de saneringsplannen. § 3. Als de overtreder nalaat een plan in te dienen of de voorschriften ervan niet in acht neemt, kan de burgemeester of de Regering de plaats ambtshalve laten saneren. Ze handelen overeenkomstig paragraaf 4. § 4. Als de overtreder de opgelegde maatregelen niet binnen de voorgeschreven termijn neemt, kan de Regering of haar gemachtigde de sanering ambtshalve of op verzoek van de burgemeester voor rekening van de overtreder laten uitvoeren door de maatschappij bedoeld in artikel 39 van het decreet van 27 juni 1996 op de afvalstoffen. De Regering of haar gemachtigde kan bovendien eisen dat de in het eerste lid bedoelde personen een zekerheid stellen overeenkomstig artikel 55 van het decreet van 11 maart 1999 betreffende de milieuvergunning.
De Regering of haar gemachtigde stelt de persoon of personen die de zekerheid moet(en) stellen bij aangetekend schrijven in kennis van het bedrag van de zekerheid en van de wijzen waarop ze gesteld kan worden.
Als de zekerheid niet gesteld is binnen acht dagen, geeft de Regering of haar gemachtigde de overtreder bevel tot betaling binnen vierentwintig uren, op straffe van tenuitvoerlegging bij wijze van beslag.
Het feit dat naar aanleiding van een bevel tot betaling een zekerheid wordt gesteld waarvan het bedrag niet volstaat, belet de voortzetting van de vervolgingen niet.
Zodra de termijn voor het bevel verstreken is, kan de Regering of haar gemachtigde beslag laten leggen op de bij het Gerechtelijk Wetboek bepaalde wijze. HOOFDSTUK II. - Sancties Afdeling 1. - Strafbepalingen.
Art. 409.§ 1. Met een gevangenisstraf van acht dagen tot drie jaar en met een geldboete van honderd tot vijfhonderdduizend euro, of met één van die straffen alleen, wordt gestraft : 1° Hij die een krachtens de artikelen 167 tot 173 genomen reglement of verbodmaatregel niet naleeft;2° Hij die zich verzet tegen de uitvoering van de opdrachten van controle en toezicht waarmee de overeenkomstig artikel 407 aangewezen ambtenaren zijn belast;3° Eenieder die met bedrieglijke middelen ontsnapt aan de betaling van de heffingen of belastingen die krachtens de artikelen 3, 13, 167, 171, 252, 254 tot 274, 318, 497 tot 410, 434 en 435 en de krachtens deze genomen reglementaire bepalingen.te zijnen laste vallen. § 2. Met een geldboete van zesentwintig tot tienduizend euro wordt gestraft, degene die, wanneer hem dit regelmatig werd gevraagd ze te verstrekken, zich ervan onthoudt inlichtingen mede te delen die hem krachtens de artikelen 13 en 176 en krachtens deze genomen reglementaire bepalingen werden gevraagd. Afdeling 2. - Terugbetalingen
Art. 410.Onverminderd de toepassing van hoofdstuk XXIII van Boek IV van deel vier van het Gerechtelijk Wetboek, kan de rechter, op kosten van de veroordeelde, het volgende bevelen : 1° het afbreken van de installaties die zijn opgericht in overtreding van de artikelen 3, 13, 167, 169, 171 tot 176, 252, 254 tot 274, 318, 497 tot 410, 434 en 435;2° het herstellen van de plaatsen in hun oorspronkelijke staat;3° de uitvoering van de maatregelen die voor de afschaffing van de overtreding of de vermindering van de onveiligheid of de ongezondheid noodzakelijk zijn. De rechter kan eveneens het Directoraat-generaal Natuurlijke Hulpbronnen en Energie,Afdeling Water, machtigen de plaatsen in hun oorspronkelijke staat te herstellen of de noodzakelijke maatregelen te treffen en de kosten ervan ten laste van de veroordeelde te innen.
Titel III.. - Vaststelling van de overtredingen en strafmaatregelen inzake het voor menselijke consumptie bestemde water HOOFDSTUK I. - Vaststelling, opsporing en vervolging van de overtredingen.
Art. 411.§ 1. Onverminderd de plichten van de officieren van de gerechtelijke politie zijn de door de Regering aangewezen ambtenaren en personeelsleden bevoegd om toe te zien op de uitvoering van de artikelen 180 tot 193, 411 tot 415 en 430 en de krachtens deze genomen reglementaire bepalingen. Daartoe kunnen ze in het kader van hun opdracht : 1° alle plaatsen - zelfs gesloten en overdekte - betreden wanneer ernstige redenen laten vermoeden dat een overtreding van de artikelen 180 tot 193, 411 tot 415 en 430 of van de krachtens deze genomen reglementaire bepalingen wordt begaan;2° de federale en de lokale politie om bijstand vragen;3° op grond van ernstige aanwijzingen van overtreding de nodige onderzoeken, controles en enquêtes instellen, alsook alle gegevens inwinnen die zij nodig achten om zich ervan te vergewissen dat de bepalingen van de artikelen 180 tot 193, 411 tot 415 en 430 daadwerkelijk nageleefd worden, en met name : a) elke persoon ondervragen over elk feit waarvan de kennisneming nuttig is voor de uitoefening van het toezicht;b) zich ter plaatse alle documenten, stukken of titels laten overleggen of opzoeken die nuttig zijn in het kader van hun opdracht, er een fotokopie of een ander afschrift van nemen of ze tegen ontvangbewijs meenemen;4° monsters nemen volgens de door de Regering bepaalde voorschriften;5° analyses laten uitvoeren volgens de overeenkomstig artikel 412 vastgestelde voorschriften.Als uit het analyseprotocol blijkt dat een overtreding is begaan, wordt proces-verbaal opgemaakt, overeenkomstig § 2, 2°, van dit artikel.
Bovendien wordt in het proces-verbaal vermeld dat de overtreder een tegenanalyse op eigen kosten kan laten verrichten; 6° de voor het vervoer gebruikte voertuigen tegenhouden, de lading ervan controleren;7° de nodige bewarende maatregelen nemen met het oog op de bewijslevering en, met name, binnen een termijn van maximum tweeënzeventig uren : a) verbieden voorwerpen te verplaatsen of de inrichtingen of installaties verzegelen waar vermoedelijk een overtreding is begaan;b) de vervoermiddelen en andere toestellen waarmee een overtreding zou kunnen zijn begaan, tegenhouden, tot stilstand brengen of verzegelen. Ze verwittigen binnen 24 uur de procureur des Konings.
De ambtenaren en personeelsleden leggen de eed af voor de rechtbank van eerste aanleg van hun verblijfplaats. De hoofdgriffier maakt een afschrift van de aanstellingsakte en van de akte van eedaflegging over aan zijn collega's van de rechtbanken van eerste aanleg gelegen in het ambtsgebied waar de ambtenaar of het personeelslid zijn ambt moet uitoefenen.
In het geval van een gewone verandering van verblijfplaats moeten ze geen nieuwe eed afleggen. § 2. In geval van overtreding van de artikelen 180 tot 193, 411 tot 415 en 430 en de krachtens deze genomen reglementaire bepalingen de in § 1 bedoelde ambtenaren en personeelsleden : 1° de overtreder een termijn opleggen om orde op zaken te stellen.Die termijn mag slechts één keer verlengd worden. De ambtenaar of het personeelslid deelt de getroffen maatregelen mee aan de procureur des Konings en aan de burgemeester van de gemeente waar de inrichting gevestigd is. Na afloop van de termijn of van de verlengde termijn, al naar gelang het geval, maakt de ambtenaar of het personeelslid een verslag op dat hij binnen vijftien dagen aan de overtreder en aan de procureur des Konings overmaakt; 2° een proces-verbaal opmaken dat bewijskracht heeft, tenzij het tegendeel is bewezen;dat proces-verbaal wordt binnen vijftien dagen na de vaststelling van de overtreding of na afloop van de in 1° bedoelde termijn bij ter post aangetekend schrijven aan de procureur des Konings en aan de overtreder overgemaakt, op straffe van nietigheid. § 3. In de verslagen en processen-verbaal kan de ambtenaar of het personeelslid, als hij/het zulks gepast acht, de procureur des Konings voorstellen de artikelen 216bis en 216ter van het Wetboek van strafvordering toe te passen. In voorkomend geval geeft hij/het de analyse- of expertisekosten op.
Art. 412.De Regering laat officiële analyses uitvoeren door één of meer laboratoria erkend krachtens de federale wetgeving betreffende de erkenning van certificerings- en controle-instellingen alsmede proeflaboratoria. Ze kan modellen van analyseprotocollen vastleggen, alsmede methodes inzake analyses en tegenanalyses. Ze kan ook regels opleggen op grond waarvan de analyses onder de laboratoria worden verdeeld en modaliteiten bepalen voor de financiering van de analyses en monsternemingen. HOOFDSTUK II. - Administratieve sancties.
Art. 413.§ 1. Een boete van maximum 12.400 euro kan opgelegd worden aan de leverancier die niet naar behoren voldoet aan de verplichtingen bedoeld in de artikelen 182, § 2, eerste lid, 187, § § 3 en 4, en aan de artikelen 188 tot 193 of aan de bepalingen genomen krachtens die artikelen.
De personen die overeenkomstig dit artikel strafbaar zijn met administratieve boetes, worden met het woord "overtreder" aangeduid.
De administratieve boete is slechts op de overtreder toepasselijk, zelfs als de overtreding door een aangestelde of een gemachtigde wordt begaan.
De administratieve boete wordt door de leidend ambtenaar van het Directoraat-generaal Natuurlijke Hulpbronnen en Energie, Afdeling Water opgelegd. § 2. De vastgestelde overtredingen van de bepalingen bedoeld in § 1, eerste lid, worden bij wege van administratieve boetes vervolgd, tenzij het openbaar ministerie, rekening houdende met de ernst van de overtreding, oordeelt dat er grond is tot strafvervolgingen.
De strafvervolgingen sluiten het opleggen van een administratieve boete uit, zelfs als een betaling er een einde aan maakt. § 3. Eén exemplaar van het proces-verbaal tot vaststelling van de overtreding wordt aan de leidend ambtenaar van het Directoraat-generaal Natuurlijke Hulpbronnen en Energie, Afdeling Water overgemaakt.
Het openbaar ministerie beschikt over vier maanden vanaf de datum van ontvangst van het proces-verbaal om de leidend ambtenaar van het Directoraat-generaal Natuurlijke Hulpbronnen en Energie, Afdeling Water kennis te geven van zijn beslissing over het al dan niet opleggen van strafvervolgingen. § 4. Als het openbaar ministerie van vervolgingen afziet of zijn beslissing binnen de voorgeschreven termijn verzuimt mee te delen, beslist de leidend ambtenaar van het Directoraat-generaal Natuurlijke Hulpbronnen en Energie, Afdeling Water, nadat hij de overtreder in staat heeft gesteld zijn verweermiddelen te doen gelden, of er grond bestaat om een administratieve boete uit hoofde van de overtreding op te leggen.
De beslissing van de leidend ambtenaar van het Directoraat-generaal Natuurlijke Hulpbronnen en Energie, Afdeling Water vermeldt het bedrag van de administratieve boete en is met redenen omkleed. Ze wordt bij ter post aangetekend schrijven aan de overtreder meegedeeld, samen met een aanmaning tot betaling van de boete binnen de door de Regering voorgeschreven termijn.
De kennisgeving van de beslissing waarbij het bedrag van de administratieve boete wordt bepaald, doet de strafvordering vervallen.
De betaling van de boete maakt een einde aan de actie van het Directoraat-generaal Natuurlijke Hulpbronnen en Energie, Afdeling Water. § 5. De overtreder die de beslissing van de leidend ambtenaar van het Directoraat-generaal Natuurlijke Hulpbronnen en Energie, Afdeling Water betwist, stelt binnen twee maanden na de kennisgeving van de beslissing bij wijze van verzoek een beroep in vóór de burgerlijke rechtbank, op straffe van verval. Dat beroep schorst de uitvoering van de beslissing.
De bepaling van het vorige lid wordt vermeld in de beslissing waarbij de administratieve boete wordt opgelegd. § 6. Als de overtreder verzuimt de boete te betalen, wordt de beslissing van de leidend ambtenaar van het Directoraat-generaal Natuurlijke Hulpbronnen en Energie, Afdeling Water of de in kracht van gewijsde gegane beslissing van de burgerlijke rechtbank overgemaakt aan de Afdeling Thesaurie van het Ministerie van het Waalse Gewest met het oog op de invordering van het bedrag van de administratieve boete. § 7. Als binnen drie jaar, te rekenen van de datum van het proces-verbaal, een nieuwe overtreding wordt vastgesteld, wordt het in § 1, eerste lid, van dit artikel bedoelde bedrag verdubbeld.
De administratieve beslissing waarbij de administratieve boete wordt opgelegd, mag niet meer worden genomen vijf jaar na het feit dat aan de basis ligt van een in dit artikel bedoelde overtreding. Het in § 4, eerste lid, bedoelde verzoek dat binnen de in het vorige lid bepaalde termijn aan de overtreder gestuurd wordt zodat hij zijn verweermiddelen kan doen gelden, onderbreekt evenwel de loop van de verjaring. Met deze daad begint een nieuwe termijn van gelijke duur te lopen, zelfs ten opzichte van personen die er niet bij betrokken zijn. § 8. De Regering bepaalt de wijze van invordering van de boete. HOOFDSTUK III. - Straffen
Art. 414.§ 1. Een gevangenisstraf van acht dagen tot drie jaar en een geldboete van 2,50 euro tot 25.000 euro of één van die straffen worden opgelegd aan : 1° de leverancier die de gepaste aanbevelingen bedoeld in artikel 182, § 2, tweede lid, niet geeft;2° de leverancier die de minimale maatregelen vastgelegd overeenkomstig de in artikel D.420 bedoelde procedure niet neemt; 3° de leverancier die de bepalingen van artikel 184 overtreedt;4° de leverancier die de nodige maatregelen waarin artikel 186, tweede lid, voorziet, niet neemt;5° de leverancier die het jaarlijkse controleprogramma bedoeld in artikel 188, § 1, niet opmaakt of uitvoert;6° de leverancier die de doeltreffendheid van de toegepaste behandeling waarin artikel 188, § 1, derde lid, voorziet, niet controleert; 7° de leverancier die de "D.G.R.N.E." niet inlicht en die het onderzoek niet uitvoert overeenkomstig artikel 190, § 1, die de in artikel 190, § 2, bedoelde herstelmaatregelen niet neemt en die de in artikel 190, § 3, eerste lid, bedoelde maatregelen niet neemt; 8° de leverancier die de verbruikers niet inlicht overeenkomstig artikel 192, § 2. § 2. Een boete van 0,65 euro tot 248 euro wordt opgelegd aan : 1° de leverancier die geen informatie verstrekt aan de bevolking die onder de bepalingen van artikel 182, § 2, eerste lid, valt;2° de abonnee die de bepalingen van artikel 182, § 3, niet naleeft;3° de eigenaar van een privé-installatie voor waterdistributie die niet overeenkomstig artikel 187, § 3 gecertificeerd zou zijn;4° de leverancier die de verplichtingen bedoeld in artikel 187, § 4, niet nakomt;5° de particulier die de toegang tot zijn privé-installatie niet overeenkomstig artikel 189 verleent;6° de leverancier die de verbruikers niet inlicht over de toestand en, in voorkomend geval, over de herstelmaatregelen genomen krachtens artikel 190, § 2, derde lid;7° de leverancier die de verbruikers niet inlicht of die de nodige aanbevelingen niet geeft overeenkomstig artikel 190, § 3, tweede lid;8° de leverancier die geen beslissing neemt of die de overeenkomstig artikel 190, § 3, derde lid, te nemen maatregelen niet meedeelt;9° de leverancier die de in artikel 191 bedoelde erkende instelling niet inlicht;10° de leverancier die de in artikel 193, § 2, bedoelde informatie niet meedeelt. De overtreder van de uitvoeringsbesluiten genomen overeenkomstig de vermelde artikelen wordt gestraft met de straffen bedoeld in § 1 of 2.
Art. 415.De in dit hoofdstuk bedoelde straffen kunnen het dubbel van het maximum bedragen als een nieuwe overtreding, bedoeld in artikel 414, wordt begaan binnen een termijn van vijf jaar, te rekenen van een in kracht van gewijsde uitgesproken vroegere veroordeling wegens overtreding van één van die artikelen.
Bovendien mag de minimale straf in dat geval niet kleiner zijn dan het tienvoud van het minimumbedrag.
Titel IV. - Vaststelling van de overtredingen en strafmaatregelen inzake de schade veroorzaakt door grondwaterwinningen en pompingen
Art. 416.§ 1. De inbreuken op de verplichting tot bijdrage voorzien door artikel 328 en de reglementaire bepalingen genomen krachtens dit artikel worden bestraft met een gevangenisstraf van één maand tot vijf jaar en een geldboete van 100 euro tot 10 000 euro of door één van deze straffen alleen. § 2. In geval van recidive binnen de vijf jaar, kan de straf gebracht worden op het dubbel van het maximum. § 3. De bepalingen van Boek 1 van het Strafwetboek, hierin begrepen het hoofdstuk 7 en artikel 85, zijn van toepassing op de overtredingen bedoeld in de artikelen 210 tot 215 en 325 tot 330. § 4. De rechtspersoon is burgerlijk aansprakelijk voor de betaling van de geldboeten waartoe zijn aangestelden of zijn mandatarissen veroordeeld zijn.
Titel V. - Vaststelling van de overtredingen en strafmaatregelen inzake tarifering
Art. 417.Als een gebruiker voorzien wordt van water dat niet voldoet aan de wettelijke en reglementaire bepalingen, bij gebrek aan een regelmatige voorziening overeenkomstig de door de Waalse Regering bepaalde voorwaarden, in geval van onderbreking of van opschorting van de dienst zonder inachtneming van de voorwaarden bedoeld in artikel 203 wordt de volgende factuur die aan de door de schuld van de dienst benadeelde gebruiker gestuurd wordt verminderd met een bedrag berekend d. m.v. de volgende formule : A vermenigvuldigd met B vermenigvuldigd met C, waarbij : A = het gefactureerde verbruik/de duur van de facturatiecyclus B = het aantal dagen in gebreke C = het tarief van de eerste verbruikstranche van kracht op de datum van de facturatie.
Art. 418.Er wordt jaarlijks een boete van 2,50 à 25.000 euro opgelegd aan : 1° de verdeler die geen meter plaatst overeenkomstig artikel 197;2° de verdeler die de tarifering niet toepast volgens het systeem van de tranches opgedeeld in jaarlijkse verbruiksvolumes overeenkomstig artikel 228;3° de verdeler die het bedrag van de heffing niet aanpast op de datum bedoeld in artikel 444 van dit decreet;4° de verdeler die niet voldoet aan de bepalingen betreffende de facturatie en de invordering van het waterverbruik, zoals bedoeld in de artikelen 228, 230 en 232;5° de verdeler die de dienst eenzijdig opzegt in de gevallen waarin de artikelen 194 tot 209, 228 tot 233, 417 tot 419, 443 tot 444 niet voorzien; 6° de gebruiker die niet voldoet aan de beslissingen en richtlijnen van de verdeler waarbij het watergebruik beperkt wordt in geval van droogte, technische incidenten of problemen i.v.m. de kwaliteit van het water; 7° de abonnee of de gebruiker die de in artikel 204 bedoelde modaliteiten niet in acht neemt.
Art. 419.De territoriale bevoegdheid van de rechterlijke overheden waar de geschillen i.v.m. de toepassing van de artikelen 194 tot 209, 228 tot 233, 417 tot 419, 443 tot 444 en de reglementaire bepalingen genomen krachtens die artikelen aanhangig gemaakt worden, wordt volgens de regels van het Gerechtelijk Wetboek vastgelegd.
Titel VI. - Vaststelling van de overtredingen en strafmaatregelen inzake inning en betaling van de belastingen
Art. 420.Degene die met bedrieglijke middelen de betaling van de belasting bedoeld in de artikelen 275 tot 316 en 319 geheel of gedeeltelijk ontduikt of tracht te ontduiken zal worden gestraft met een gevangenisstraf van acht dagen tot zes maanden en met een geldboete die gelijk is aan het dubbele van de ontdoken belasting, met een minimumbedrag van 12,50 euro, of met slechts één van deze straffen.
Art. 421.De wet van 5 maart 1952 betreffende de opdeciemen op de strafgeldboeten is niet van toepassing op de in artikel 420 vermelde straffen.
Titel VII. - Vaststelling van de overtredingen en strafmaatregelen inzake het Sociaal Waterfonds
Art. 422.§ 1. Indien niet wordt voldaan aan de verplichting bedoeld in artikel 239, is de verdeler de "S.P.G.E." een bedrag verschuldigd dat gelijk is aan 0,0250 euro per gefactureerde m3 water waarvoor geen bijdrage werd verleend. § 2. In geval van herhaling binnen vijf jaar kan de straf worden verhoogd worden tot het dubbele van het maximumbedrag. § 3. De bepalingen van titel I van het Strafwetboek, met inbegrip van hoofdstuk VII en artikel 85, zijn toepasselijk op de overtredingen bedoeld in deze titel. § 4. De rechtspersoon is burgerlijk aansprakelijk voor de betaling van de boeten waartoe zijn ondergeschikten of gemachtigden veroordeeld zijn.
Titel VIII. - Vaststelling van de overtredingen en strafmaatregelen inzake de onbevaarbare waterlopen
Art. 423.Met politiestraffen worden gestraft, onverminderd de zwaardere straffen bij het Wetboek van strafrecht voorgeschreven, zij die de artikelen 34 tot 47 of van de ter uitvoering ervan getroffen reglementaire bepalingen overtreden.
Art. 424.De door de Regering aangewezen ambtenaren van het Gewest hebben, zowel als de officieren van gerechtelijke politie, het recht de bij artikelen 423 en 441 bedoelde overtredingen op te sporen en bij middel van processen-verbaal vast te stellen.
Titel IX. - Vaststelling van de overtredingen en strafmaatregelen inzake waterwegen
Art. 425.Onverminderd de bevoegdheid die bij of krachtens andere wets- of decreetsbepalingen aan andere ambtenaren verleend wordt, mogen de hiernavermelde personen binnen de grenzen van hun ambtsgebied de overtredingen van de artikelen 48 tot 51 en 425 tot 429 en van de reglementaire bepalingen genomen krachtens die artikelen vaststellen en proces-verbaal opmaken : 1° de ambtenaren van rang A4 die het ambt van directeur uitoefenen;2° de ambtenaren van rang A5 en A6 die houder zijn van een diploma van burgerlijk of industrieel ingenieur;3° de ambtenaren van niveau 2+, 2 en 3 die door de Waalse Regering aangewezen worden als wachter der waterwegen of controleur van de werken. De in het vorige lid bedoelde ambtenaren zijn bekleed met de hoedanigheid van agent van de gerechtelijke politie en worden daartoe aangesteld en beëdigd. Hun processen-verbaal hebben bewijskracht tenzij de vastgestelde feiten weerlegd kunnen worden.
Art. 426.De in artikel 425, tweede lid, bedoelde processen-verbaal worden binnen vijftien dagen na het opmaken ervan door de ambtenaar van het bedoelde gebied, die titularis is van een graad van minstens rang A4 of die er het ambt van uitoefent, verzonden naar de overtreder en de officier die bekleed is met het ambt van het bevoegde openbaar ministerie.
Art. 427.§ 1. De in artikel 425, eerste lid, bedoelde ambtenaren mogen waarschuwingen richten aan de vermoedelijke dader van een in de artikelen 48 tot 51 en 425 tot 429 bedoelde overtreding. § 2. Wanneer ze tot één van de in artikel 2, eerste lid, 1° en 2°, bedoelde categorieën behoren, mogen deze ambtenaren de staking bevelen van handelingen of werken die de bruikbaarheid of de integriteit van het gewestelijk openbaar waterwegendomein in het gedrang brengen.
Elk gegeven bevel wordt in een proces-verbaal opgenomen en binnen drie dagen na de vaststelling van de feiten, die daartoe aanleiding hebben gegeven, aan de overtreder betekend door een ambtenaar van het bedoelde gebied die titularis is van een graad van minstens rang A2 of die er het ambt van uitoefent.
Art. 428.§ 1. Wanneer de dader van een in de artikelen 48 tot 51 en 425 tot 429 bedoelde overtreding schade heeft aangericht of zou kunnen aanrichten aan het gewestelijk openbaar waterwegendomein, wordt deze schade bij een afzonderlijk proces-verbaal vastgesteld door de in artikel 425, eerste lid, bedoelde ambtenaren.
Dit proces-verbaal wordt binnen vijftien dagen na het opmaken ervan bij aangetekende brief aan de overtreder betekend. De werken die uitgevoerd moeten worden om het gewestelijk openbaar waterwegendomein te herstellen en de termijn voor hun uitvoering worden nader bepaald in die brief. § 2. Wanneer de overtreder de werken niet uitvoert binnen de voorgeschreven termijn, is de Waalse Regering ertoe gemachtigd het gewestelijk openbaar waterwegendomein op kosten en op risico van de overtreder te laten herstellen. § 3. Wanneer de behoeften van de openbare diensten of de dringende noodzakelijkheid het wettigen, mag de Waalse Regering onmiddellijk bevel geven tot werken om het gewestelijk openbaar domein te laten herstellen op kosten en op risico van de overtreder.
Art. 429.Met een boete van minstens 1 en hoogstens 25 euro worden gestraft : 1° degenen die zonder aangifte of milieuvergunning bedoeld in artikel 51, of zonder schriftelijke machtiging van de beheerder het gewestelijk openbaar waterwegendomein zijn binnengedrongen of één van de handelingen bedoeld in artikel 51 of elke andere handeling hebben verricht die de integriteit van het domein aantast;2° degenen die materialen hebben gestolen die voor de behoeften van de wegendienst opgeslagen waren op het gewestelijk openbaar waterwegendomein;3° degenen die het waterwegendomein geheel of gedeeltelijk hebben bezet, zonder schriftelijke machtiging van de beheerder en zonder inachtneming van de bestemming van het waterwegendomein;4° degenen die zonder schriftelijke machtiging van de beheerder ontspannings-, sport- of toeristische activiteiten organiseren op het gewestelijk openbaar waterwegendomein;5° degenen die op het gewestelijk openbaar waterwegendomein ontspannings-, sport-, of toeristische activiteiten uitoefenen zonder inachtneming van de door de Waalse Regering bepaalde voorwaarden;6° degenen die zonder schriftelijke machtiging van de beheerder reclameborden plaatsen op het gewestelijk openbaar waterwegendomein;7° de eigenaars, huurders of gebruikers van terreinen gelegen in door de beheerder aangeduide valleien die aan overstromingen onderhevig zijn, wanneer zij bij hoogwater de opgeslagen landbouwproducten of materialen verzuimen veilig te stellen, waardoor deze door de stroom kunnen worden meegevoerd en de tijdelijke of vaste kunstwerken kunnen vernielen of beschadigen;8° degenen die de bruikbaarheid van het gewestelijk openbaar waterwegendomein of de werken, installaties of aanplantingen op dat domein in gevaar brengen door een vaartuig te loodsen zonder rekening te houden met de vormgeving van het domein noch met de instructies van de in artikel 425, eerste lid, bedoelde ambtenaren. Deel V. - Overgangsbepalingen
Art. 430.Vanaf 14 januari 2003 beschikken de niet-erkende laboratoria die analyses uitvoeren voor rekening van een leverancier en de niet-erkende instellingen die monsters nemen sinds 1 januari 2001 krachtens de artikelen 180 tot 193, 411 tot 415 en 430 over een termijn van drie jaar om orde op zaken te stellen.
Art. 431.De Regering bepaalt de datum(s) van inwerkingtreding van de bepalingen van de artikelen 234 tot 251.
Art. 432.In afwijking van artikel 336 wordt het eerste beheerscontract afgesloten voor een periode die op 31 december 2005 verstrijkt.
Art. 433.In afwijking van artikel 253, tweede lid, worden de geproduceerde waterhoeveelheden die bestemd zijn om in het Waalse Gewest verdeeld te worden en op grond waarvan de producenten de sanering van het afvalwater verhoudingsgewijs uitvoeren, gedurende een overgangsperiode die op 31 december 2004 verstrijkt, berekend op grond van de waterhoeveelheden die verdeeld en aan de consumenten gefactureerd worden.
Art. 434.Wanneer de Regering een nieuwe beschermingszone van tot drinkwater verwerkbaar water afbakent, beschikt de exploitant van een binnen de zone gelegen waterwinning waarvoor een milieuvergunning of een aangifte wordt vereist, over een termijn van twee maanden om een aanvraag om milieuvergunning of om aangifte in te dienen. Tijdens de onderzoeksperiode van die aanvraag is artikel 409, § 1, a, niet van toepassing.
Art. 435.De op basis van de wet van 1 augustus 1924 omtrent de bescherming der minerale of thermale wateren bepaalde beschermingsomtrekken vormen de in de artikelen 3, 13, 167, 169, 171 tot 176, 252, 254 tot 274, 318, 497 tot 410, 434 en 435 voorziene voorkomingszones.
Onverminderd de uitbreiding van die omtrekken of een versterking van de desbetreffende beschermingsmaatregelen, blijven de krachtens de wet bedoeld in het eerste lid bepaalde beschermingsmaatregelen in die zones van toepassing, behoudens onderscheidende bepalingen van de Regering.
Art. 436.Binnen drie maanden na de goedkeuring door de Raad van bestuur van het in artikel 383 bedoelde statuut, wordt een procedure opgestart om de ambtenaren van het Ministerie van het Waalse Gewest die tewerkgesteld zijn bij het "Entreprise régionale de production et d'adduction d'eau", op vrijwillige basis over te plaatsen naar de maatschappij.
De modaliteiten voor de overdracht worden besproken binnen het Sectorcomité en nemen de volgende principes in acht : 1° de ambtenaren worden overgeplaatst met hun graad of een gelijkwaardige graad en in hun hoedanigheid. Zij behouden minstens de geldelijke rechten en de anciënniteit die zij hadden of gehad zouden hebben als zij in hun dienst van herkomst het ambt nog zouden bekleden dat zij bij hun overplaatsing bekleden.
De overgeplaatste ambtenaren worden van rechtswege onderworpen aan de rechten en verplichtingen voortvloeiend uit het statuut van het personeel van de maatschappij; 2° de kandidaten voor de overplaatsing worden opgeroepen binnen een termijn van drie maanden en het nominatieve overplaatsingsbesluit heeft uitwerking binnen de drie volgende maanden.
Art. 437.De directeur-generaal en de adjunct-directeur-generaal in dienst bij de "S.W.D.E." (Waalse Maatschappij voor Waterdistributie) op 17 maart 2001 zijn van rechtswege voorzitter en lid van het Directiecomité. Het derde lid van het Directiecomité wordt door de Regering gekozen onder de ambtenaren-generaal van de "S.W.D.E.".
Hun rechten en verplichtingen en die van de maatschappij worden geregeld krachtens de bepalingen van artikel 370.
Ze aanvaarden hun ambt de eerste dag volgend op de installatie van de eerste raad van bestuur die overeenkomstig de bepalingen van dit hoofdstuk wordt benoemd.
Art. 438.De personeelsleden van de "S.W.D.E.", die in dienst zijn op 17 maart 2001, blijven personeelslid van de "Société wallonne des Eaux". Ze behouden de voordelen die ze hadden op 17 maart 2001.
Art. 439.De voorschriften van de algemene gemeentelijke afwateringsplannen blijven van toepassing tot de inwerkingtreding van de saneringsplannen per deelstroomgebied.
Art. 440.De artikelen 386 tot 388 treden in werking op 17 maart 2001.
Art. 441.Blijven van toepassing, de provinciale reglementen betreffende de onbevaarbare waterlopen en de waterlopen die niet onder de gelding vallen van dit boek, zolang zij niet worden vervangen door het gewestelijk reglement van onbevaarbare waterlopen bedoeld in artikel 37.
Art. 442.Het Waalse Gewest erft de rechten en plichten van de provincies en gemeenten met inbegrip van de rechten en plichten voortvloeiend uit de huidige en komende rechtszaken wat betreft de waterlopen die in tweede en derde categorie worden gerangschikt voor 1 januari 2005, alsook wat betreft de waterlopen die niet onder de toepassing van de artikelen 34 tot 47 vallen.
De vergunningen bezorgd krachtens de wet van 28 december 1967 betreffende de onbevaarbare waterlopen zullen ophouden gevolgen te hebben op 1 januari 2005.
Art. 443.In afwijking van artikel 197 wordt een op de datum van inwerkingtreding van dit decreet bestaande aansluiting uiterlijk 31 december 2005 door de verdeler op zijn kosten van een meter voorzien als zulks niet het geval is.
Tijdens die overgangsperiode wordt de overeenkomstig artikel 228 ingevoerde standaardtarifering per aansluiting toegepast voor een aansluiting die niet met een meter uitgerust is.
De op 1 juli 2003 lopende specifieke overeenkomsten blijven van toepassing.
Art. 444.Artikel 228 treedt in werking op 1 januari 2005.
Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Bijlage IV Lijst met goederen bestemd voor de activiteiten van de "ERPE" 1. INSTALLATIES VOOR WATERPRODUCTIE EN -TOEVOER 1.1.1. Het gebouw gebruikt als waterbehandelingsstation, met inbegrip van de toevoerleidingen aangelegd in de tunnel onder de overloop en in de stuwdam zelf, incluis hun veiligheidskleppen. 1.1.2. De installaties voor elektriciteitsproductie (turbines, alternatoren, elektrische en elektromechanische uitrustingen) die zich onderaan de stuwdam bevinden, met inbegrip van alle toegangsleidingen. 1.1.3. De bijbehorende constructies, met name : 1.1.3.1. Een hal voor het afladen van reagentia, gelegen op de heuvel op de rechteroever van de stuwdam, alsmede de reagentialeidingen tussen de hal en het behandelingsstation.
Een slibbezinkingsinstallatie op de rechteroever stroomafwaarts van het station, bestaande uit vijf bekkens en uit opslagplaatsen. 1.1.3.3. Een geijkte weegbrug voor de kwantitatieve controle op de stortgoederenleveringen. 1.1.3.4. Een bovenste reservoir van 50 000 m3 voor de opslag van het behandelde water en twee dienstreservoirs van 60 m3, het ene op de linkeroever en het andere op de rechteroever van het meer, alsmede de leidingen die de twee reservoirs met het behandelingsstation verbinden. 1.1.3.5. De stuwdamhuizen gelegen op de heuvel op de linkeroever van de stuwdam (6 dubbelhuizen, de garages, het transformatorstation en de toegang ertoe), met uitzondering van het huis van de stuwdamwachter. 1.2. Complex van het waterbehandelingsstation van de Gileppe te Stembert (Verviers). 1.2.1. Een gebouw gebruikt als waterbehandelingsstation. 1.2.2. De bijbehorende constructies, met name : 1.2.2.1. Een reservoir van 30 000 m3 (Bronde). 1.2.2.2. Een reservoir van 30 000 m3 (La Louveterie). 1.2.2.3. Een opslaghal met een entrepot van 400 m2, kantoren en werkplaatsen. 1.2.2.4. Een 300 m lang betonnen aquaductgedeelte van de Gileppe. 1.2.2.5. Een betonnen doorstroomopening tussen het behandelingsstation en het reservoir van Bronde. Die doorstroomopening beschikt op het aquaduct over een kamer voor de opvang van ruw water. 1.2.2.6. Een lokaal genoemd restitutiekamer naar het aquaduct (gedeelte bestemd voor het behandelde water) 1.2.3. De volgende leidingen : 1.2.3.1. Twee stalen leidingen DN 800 mm tussen de reservoirs van Bronde en La Louveterie, met inbegrip van een zuigkamer, een lozingskamer en een wateropvangkamer voor de cliënt. 1.2.3.2. Twee stalen leidingen DN 800 mm tussen het reservoir van Bronde en de restitutiekamer naar het aquaduct, met inbegrip van de lozingskamer. 1.2.3.3. Twee stalen leidingen DN 800 mm tussen het reservoir van Bronde en kamer 9bis van de toevoerleiding Eupen. - Seraing. - Thiba, met inbegrip van de lozingskamer. 1.2.3.4. Een betonnen leiding DN 600 mm voor de afvoer van het regenwater van het station naar de Vesder. 1.2.3.5. Een betonnen leiding DN 400 mm voor de afvoer van het industriële afvalwater van het station naar de collector van de Vesder. 1.2.3.6. Een betonnen leiding DN 600 mm vanaf het station voor de regenwaterafvoer van het reservoir van La Louveterie naar la Bovegnée. 1.2.3.7. De toevoerleidingen en het reservoir naar het circuit van Francorchamps en Stavelot : 1.2.3.7.1. Een stalen leiding DN 600 van Tiège naar het reservoir van Sart 1.2.3.7.2. Een reservoir van 1 500 m3 te Sart. 1.3. Toevoer Eupen. - Verviers. - Seraing. - Thiba 1.3.1. De leidingen met diverse DN (1 100, 900 en 800 mm), de afsluiterputten, de lokalen voor de luchtgaten, lozingen, ontlastingskleppen en brandkranen, alsmede de elektromechanische installaties tussen het waterbehandelingsstation van Eupen en de Maas te Flémalle, met inbegrip van de Maashevel. 1.3.2. De leiding DN 250 mm die de toppen van Eupen bevoorraadt. 1.3.3. De woningen van het personeel dat toeziet op de toevoerleidingen : 2 huizen gelegen te Petit-Rechain, route de Battice nrs. 99 en 101, 2 huizen gelegen te Romsée, avenue Colonel Piron nrs. 116 en 137. 1.3.4. De leidingen, kamers, lokalen en uitrustingen die deel uitmaken van de verbinding tussen de stuwdammen van de Vesder en de Gileppe. 1.3.5. De leidingen, kamers, lokalen en uitrustingen die deel uitmaken van de verbinding Maas. - Hollogne. - Thiba. 1.3.5.1. Een gesplitste stalen leiding DN 800 mm tussen de Maashevel en de rue Elva te Flémalle. 1.3.5.2. Een stalen leiding DN 800 mm tussen de rue des Priesses en de rue des Anes te Grâce-Hollogne. 1.3.5.3. Een stalen leiding DN 700 mm tussen de rue des Anes en het reservoir van Thiba, die het eigendom is van de "C.I.L.E.". 1.4. Complex van het waterbehandelingsstation van de Ourthe te Nisramont 1.4.1. Een gebouw en de uitbreidingen ervan, gebruikt als waterbehandelingsstation, met inbegrip van de leidingen en afsluiters van ruw water tot aan de stuwdammuur, alsmede de slibbehandelingsinstallaties. 1.4.2. De installaties voor elektriciteitsproductie (turbines, alternatoren, elektrische en elektromechanische uitrustingen) gelegen aan de voet van de stuwdam, met inbegrip van de toegangsleidingen. 1.4.3. De bijbehorende constructies, met name : 1.4.3.1.De stuwdamhuizen en -appartementen op de linkeroever van de stuwdam, alsmede de toegangswegen, het transformatorstation, de garages, met uitzondering van het huis en de garage van de stuwdamwachter. 1.4.3.2. Een geheel van twee reservoirs van 3 000 m3 voor de opslag van het behandelde water, met inbegrip van het pompstation, het transformatorstation en de toegangsweg. 1.4.3.3. De gebouwen en uitrustingen van het reservoir (12 000 m3) te Ortho. 1.4.4.De twee toevoerleidingen DN 400 mm tussen het station en de reservoirs, met inbegrip van de kamers voor lozingen, wateropvang, afsluit- en koppelingskleppen van beide leidingen, alsmede de drukpiekbeveiliging. 1.5. Complex van het waterbehandelingsstation van de Ry de Rome te Pétigny (Couvin) 1.5.1. Een gebouw gebruikt voor de behandeling van het water van het meer van de Ry de Rome. 1.5.2. De bijbehorende constructies, met name : 1.5.2.1. Een bovenste reservoir van 5 000 m3 voor de opslag van behandeld water, met inbegrip van het aanpalende gebouw voor de afsluiters. 1.5.2.2. Een doorstromingsopening tussen het behandelingsgebouw en de bovenste reservoir. 1.5.2.3. Leidingen DN 200 mm, buiten de gebouwen aangelegd tussen de place Général Piron en Olloy. 1.5.2.4. Een opslaghal. 1.5.2.5. Twee vijvers voor de opvang van het afvalwater. 1.5.3. De hydraulische, mechanische en elektrische uitrustingen, de bedienings- en controleapparatuur, alsook alle aanhorigheden die nodig zijn voor de exploitatie van het zuiveringsstation en in bovenbedoelde gebouwen ondergebracht zijn. 1.5.4. De toevoerleidingen uit rekbaar gietijzer 1.5.4.1. Couvin. - Olloy DN 150 mm. 1.5.4.2. Ry de Rome. - Oignies. - Le Mesnil DN (160-110) mm. 1.5.4.3. Fonds de l'Eau. - Presgaux. - Aublain DN 150 mm. 1.5.4.4. Mariembourg. - Les Vercons DN 300 mm. 1.5.4.5. Les Vercons. - Samart DN 250 mm. 1.5.4.6. Olloy-sur-Viroin. - Mazée. - Niverlée DN 150 mm. 1.5.4.7. Les Vercons. - Cerfontaine DN 300 mm. 1.5.4.8. Olloy-sur-Viroin. - Reservoir K2 DN 150 mm. 1.5.4.9. Splitsing Ry de Rome. - Mariembourg DN 400 mm. 1.5.4.10. Samart. - Sautour. - Merlemont DN 150 mm. 1.5.4.11. Olloy-sur-Viroin. - Dourbes DN 100 mm. 1.5.4.12. Cerfontaine. - Fourbechies DN 150 mm. 1.5.4.13. Pont du Roy. - Cul des Sarts DN 250 mm. 1.5.4.14. Philippeville. - Florennes DN 200 mm. 1.5.5. De pompstations en reservoirs : 1.5.5.1. Pompstation Ry de Rome naar Oignies 1.5.5.2. Pompstation Fond de l'Eau naar Presgaux 1.5.5.3. Pompstation van Mariembourg naar Philippeville 1.5.5.4. Pompstation van Samart 1.5.5.5. Pompstation van Treignes 1.5.5.6. Reservoir van Oignies 1.5.5.7. Reservoir van Presgaux 1.5.5.8. Reservoir K2. 1.6. De gebouwen van de "Unité Pilote" gelegen in het complex van de Vesder 2. WATERTOEVOER. 2.1. De toevoer vanuit Noord-Luxemburg van diverse DN tussen 50 en 500 mm 2.1.1. De leiding Ortho. - Bande. - Soy, met inbegrip van de toevoerleidingen naar Erneuville, Beausaint, Rendeux, Hodister, Grimblemont, Verdenne, Marenne, Bourdon, Waharday et Hotton. 2.1.2. De leiding Bande. - Nassogne. - Rochefort, met inbegrip van de toevoerleidingen naar Masbourg, Forrières, Lesterny, Jemelle et Nassogne. 2.1.3. De leiding Bande. - Waha. - On, met inbegrip van de toevoerleidingen naar Harsin, Aye en Humain. 2.1.4. De leiding voor de watervoorziening van de stad Marche. 2.1.5. De leiding Ortho. - Laroche. - Amonines. - Soy, met inbegrip van de toevoer naar Marcourt. 2.1.6. De leiding Soy. - Heid. - Izier, met inbegrip van de toevoerleidingen naar Fanzel, Mormont, Hoursinne, Rideux, Aisne, Villers-Sainte-Gertrude, Vieuxville, Bomal, Izier et Vieux Fourneau. 2.1.7. De leiding voor de watervoorziening van Barvaux. 2.1.8. De leiding Izier. - Tohogne. 2.1.9. De leidingen Izier. - Xhoris en Izier. - Ferrières. 2.1.10. Het overdrukstation van Ortho. 2.1.11. De watertoren van Izier en haar overdrukinstallaties. 2.1.12. De reservoirs voor drukonderbreking van Ambly, Roy, Hotton, Barvaux et Heyd. 2.1.13. De leidingen voor de aansluiting op de hoofdreservoirs van de gemeentelijke netwerken en van de 'S.W.D.E.'. 2.1.14. De afsluiterputten, de kamers voor de ontluchting, splitsingen en hoge punten. 2.2. Werken voor de versterking van de toevoerleiding van Noord-Luxemburg 2.2.1. Splitsing van de verbinding Ortho. - Laroche in DN 500 mm. 2.2.2. Verbinding Lignières. - Roy. - Marche in DN 300 mm, met inbegrip van het gebouw voor de drukonderbreking. 2.2.3. Versterking van de toevoer naar Hargimont in DN 150 mm. 2.3. De werken op de hoogvlakte van Bastenaken. 2.3.1. Verbinding Ortho. - Luzery in DN 400 mm. 2.3.2. Het reservoir van Luzery (5 000 m3), met inbegrip van de elektromechanische installaties. 2.3.3. De toevoerleiding Luzery. - Senonchamps. - Sainlez. - Strainchamps. - Martelange. 2.3.4. De leiding tussen Bertogne en Sainte-Ode in DN 50 tot 200 mm. 2.3.5. De toevoerleiding Luzery. - Houffalize. 2.3.6. De toevoerleiding Noville. - Michamps. 2.3.7. De toevoerleiding Luzery. - Bastenaken. 2.3.8. De toevoerleiding Strainchamps. - Fauvillers. - Ebly. 2.3.9. De leidingen voor de aansluiting op de gemeentelijke reservoirs, met inbegrip van de hydraulische uitrusting van die leidingen betreffende de installaties van : Bertogne, Compogne, Longchamps, Noville Haut et Bas, Mabompré, Houffalize, Milchamps, Bastenaken, Senonchamps, Sainlez, Martelange, Fauvillers et Witry. 2.3.10. De afsluiterputten, de kamers voor ontluchting en splitsingen van de hoge punten. 2.3.11. De watertoren van Luzery (3 000 m3). 2.3.12. De hydraulische, mechanische en elektrische uitrustingen, de bedienings- en controletoestellen, alsook alle aanhorigheden die nodig zijn voor de exploitatie van de installaties op de hoogvlakte van Bastenaken.
DN van bovenbedoelde installaties : 60 à 400 mm. 2.4. Leidingen van de "Bouclage Ouest de Charleroi". 2.4.1. Leiding van DN 500, 600 en 700 mm tussen Fontaine-l'Evêque (Forchies) en Gerpinnes (Loverval). 2.4.2. Leiding DN 400 mm naar Fontaine-l'Evêque. 2.4.3. Leiding DN 600 mm tussen Aiseau en Châtelet. 2.4.4. Leiding DN 400 mm tussen Châtelet en Châtelineau. 2.4.5. Leiding DN 700 mm tussen Aiseau en Presles. 2.5. Toevoerleiding Néblon. - Aywaille 2.5.1. Leiding Néblon (Comblain-la-Tour). - pompstation Crétalles DN 350. 2.5.2. Pompstation en reservoir Crétalles (Comblain-la-Tour) 500 m3. 2.5.3. Leiding Crétalles. - reservoir van Xhoris DN 350. 2.5.4. Reservoir van Xhoris 1 000 m3. 2.5.5. Leiding Xhoris. - Aywaille DN 350. 2.5.6. Aansluiting van Awan op de leiding Néblon. - Aywaille DN 2000. 2.5.7. Reservoir van Awan (200 m3). 2.5.8. Versterking van de toevoer naar Chambralles en Hoyémont. 3. TERREINEN. De terreinen binnen de grenzen waarvan de gebouwen, constructies en leidingen bedoeld in 1.1 tot 1.2 zijn gelegen (innemingen van de ondergrond, non aedificandi zones en erfdienstbaarheden), alsook het geheel van de aanpalende terreinen met grasperken en beboste ruimten. 4. ROERENDE GOEDEREN. Met name het rollend materieel, de materialen en stoffen, de werktuigen, het kantoormateriaal, het telecommunicatiemateriaal, de specifieke software, zoals opgenomen in de op 16 maart 2001 opgemaakte fysische inventaris van het "Entreprise régionale de production et d'adduction d'eau".
Het saldo van de schatkist van de "ERPE" na aanzuivering van de verbintenissen vastgesteld op 31 december 2000 betreffende de aanbestedingen waarvoor de "S.W.D.E." als bouwheer optreedt 5. ALLERLEI GOEDEREN 5.1. een stalen leiding DN 600 van de reservoir van Sart te Cokaifagne (Baronheid); 5.2. een leiding tussen Marcourt en Lignières DN 300 mm; 5.3. een stalen leiding DN 800 mm tussen de rue Elva en de rue des Priesses te Flémalle. 6. CARTOGRAFISCHE STEUN De bovenvermelde onroerende goederen b worden aangegeven op een kaart. De kaarten liggen ter inzage op de maatschappelijke zetel van de SWDE. Hierna volgt de lijst van de kaarten : Plan van het patrimonium ERPE./S.W.D.E. nr. 1.
Provincie Luxemburg : Complex van de Ourthe.
Toevoerleidingen van Noord-Luxemburg.
Toevoerleidingen van de hoogvlakte van Bastenaken.
Plan van het patrimonium ERPE./S.W.D.E. nr. 2.
Provincie Luik : Complex van de Vesder.
Complex van de Gileppe.
Toevoerleidingen Eupen-Seraing-Thiba.
Toevoerleidingen Néblon-Aywaille.
Plan van het patrimonium ERPE./S.W.D.E. nr. 3.
Provincie Henegouwen : Complex van de Ry de Rome.
Toevoerleidingen van de Ry de Rome.
Plan van het patrimonium ERPE./S.W.D.E. nr. 4.
Provincie Henegouwen : Bouclage Ouest de Charleroi.
Plan van het patrimonium ERPE./S.W.D.E. nr. 5.
Provincie Namen : Complex van de Ry de Rome.
Toevoerleidingen van de Ry de Rome.
Art. 2.Opgeheven worden : 1° de wet van 5 juli 1956 betreffende de Wateringen, gewijzigd bij de wet van 3 juni 1957, de wet van 28 december 1967, het koninklijk besluit van 28 november 1969 en de wet van 14 juli 1976;2° de wet van 28 december 1967 betreffende de onbevaarbare waterlopen, gewijzigd bij de wet van 22 juli 1970 en de wet van 23 februari 1977;3° de wet van 26 maart 1971 op de bescherming van de oppervlaktewateren tegen verontreiniging.gewijzigd bij de wet van 22 mei 1979, het decreet van 16 juni 1982, het decreet van 7 oktober 1985, de wet van 21 december 1998 en het decreet van 11 maart 1999; 4° de wet van 4 mei 1983 betreffende de algemene normen die de kwaliteitsobjectieven bepalen van oppervlaktewater bestemd voor welbepaalde doeleinden;5° het decreet van 7 oktober 1985 op de bescherming van het oppervlaktewater, gewijzigd bij het decreet van 30 april 1990, het decreet van 23 juni 1994, het programmadecreet van 17 december 1997, het programmadecreet van 16 december 1998, het decreet van 11 maart 1999, het decreet van 15 april 1999 en het decreet van 22 oktober 2003;6° het decreet van 11 oktober 1985 houdende het herstel van schade veroorzaakt door grondwaterwinningen en pompingen, gewijzigd bij het besluit van de Waalse Regering van 20 december 2001;7° het decreet van 23 april 1986 houdende oprichting van een Waalse Maatschappij voor Watervoorzieningen, gewijzigd bij het decreet van 5 november 1987, het decreet van 25 juli 1991 en het decreet van 7 maart 2001;8° het decreet van 30 april 1990 op de bescherming en de exploitatie van het grondwater en het tot drinkwater verwerkbaar water, gewijzigd bij het decreet van 23 december 1993, het decreet van 7 maart 1996, het programmadecreet van 17 december 1997, het decreet van 11 maart 1999, het decreet van 15 april 1999, het besluit van de Waalse Regering van 20 december 2001 en het decreet van 12 december 2002;9° het decreet van 30 april 1990 tot instelling van een belasting op het lozen van industrieel en huishoudelijk afvalwater, gewijzigd bij het decreet van 25 juli 1991, het decreet van 23 december 1993, het decreet van 23 juni 1994,het decreet 7 maart 1996, het programmadecreet van 17 december 1997, het decreet van 11 maart 1999, het decreet van 15 april 1999, het decreet van 31 mei 2001, het besluit van de Waalse Regering van 20 december 2001 en het decreet van 12 december 2002;10° artikel 16 van het programmadecreet van 17 december 1997 houdende verschillende maatregelen inzake belastingen, taksen en retributies, huisvesting, onderzoek, milieu, plaatselijke besturen en vervoer, gewijzigd bij het decreet van 15 april 1999;11° het decreet van 15 april 1999 betreffende de kringloop van het water en houdende oprichting van een "Société publique de Gestion de l'Eau" (Openbare Maatschappij voor Waterbeheer), gewijzigd bij het decreet van 7 maart 2001 en het decreet van 22 oktober 2003;12° het decreet van 7 maart 2001 houdende hervorming van de "Société wallonne des Distributions d'Eau" (Waalse Watervoorzieningsmaatschappij), gewijzigd bij het decreet van 18 juli 2001, het decreet van 20 december 2001, het decreet van 19 december 2002 en het decreet van 22 oktober 2003;13° het decreet van 12 december 2002 betreffende de kwaliteit van het voor menselijke consumptie bestemde water;14° het decreet van 20 februari 2003 houdende oprichting van een Sociaal Waterfonds in het Waalse Gewest, gewijzigd bij het programmadecreet van 18 december 2003;15° het decreet van 27 november 2003 houdende instemming met het Internationale Maasverdrag, gesloten te Gent op 3 december 2002, alsmede met de Bijlagen erbij;16° het decreet van 27 november 2003 houdende instemming met het Internationale Scheldeverdrag, gesloten te Gent op 3 december 2002, alsmede met de Bijlagen erbij;17° het decreet van 12 februari 2004 betreffende de tarifering en de algemene voorwaarden van de openbare waterdistributie in het Waalse Gewest;
Art. 3.§ 1. De Regering kan de decretale bepalingen bedoeld in artikel 1 coördineren en in overeenstemming brengen met de besluiten van de Waalse Regering die hetzelfde onderwerp betreffen door er de nodige wijzigingen in aan te brengen met het oog op een formele vereenvoudiging, zonder dat afbreuk kan worden gedaan aan de beginselen van de decretale bepalingen.
Daartoe kan zij : 1° de volgorde, de nummering en, in het algemeen, de presentatie van de te coördineren bepalingen wijzigen;2° een onderscheid maken tussen de decretale en de reglementaire bepalingen : a) onder de titel "Decretale bepalingen" en "Reglementaire bepalingen";b) met de letter "D" en de letter "R" aan het hoofd van elk artikelnummer;3° de verwijzingen die de te coördineren bepalingen zouden bevatten, wijzigen om ze in overeenstemming te brengen met de nieuwe nummering. De coördinatie heeft het volgende opschrift : "Boek II van het Milieuwetboek : Water". § 2. De Regering kan wijzigingen aanbrengen in de verwijzingen die zouden voorkomen in de wets- en decreetsbepalingen die niet het voorwerp uitmaken van de coördinatie bedoeld in § 1, om ze in overeenstemming te brengen met de nummering van boek II van het Milieuwetboek.
Art. 4.Dit decreet treedt in werking op de door de Regering bepaalde datum. De Regering kan een afzonderlijke datum van inwerkingtreding vastleggen per artikel of per bepaling van een artikel.
Kondigen dit decreet af, bevelen dat het in het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.
Namen, 27 mei 2004.
De Minister-President, J.-Cl. VAN CAUWENBERGHE De Minister van Economie, K.M.O.'s, Onderzoek en Nieuwe Technologieën, S. KUBLA De Minister van Vervoer, Mobiliteit en Energie, J. DARAS De Minister van Begroting, Huisvesting, Uitrusting en Openbare Werken, M. DAERDEN De Minister van Ruimtelijke Ordening, Stedenbouw en Leefmilieu, M. FORET De Minister van Landbouw en Landelijke Aangelegenheden, J. HAPPART De Minister van Binnenlandse Aangelegenheden en Ambtenarenzaken, Ch. MICHEL De Minister van Sociale Aangelegenheden en Gezondheid, Th. DETIENNE De Minister van Tewerkstelling, Vorming en Huisvesting, Ph. COURARD _______ Nota (1) Zitting 2003-2004. Stukken van de Raad 696 (2003-2004) Nrs. 1 en 2.
Volledig verslag, openbare vergadering.
Bespreking. - Stemming.