gepubliceerd op 01 juli 1999
6 MEI 1999 - Decreet betreffende de vestiging, de invordering en de geschillen inzake de directe gewestelijke belastingen
6 MEI 1999 - Decreet betreffende de vestiging, de invordering en de geschillen inzake de directe gewestelijke belastingen (1)
De Waalse Gewestraad heeft aangenomen en Wij, Regering, bekrachtigen hetgeen volgt : HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen
Artikel 1.Dit decreet is van toepassing op de directe belastingen die gevestigd worden bij decreten van het Waalse Gewest, behalve voor zover bedoelde decreten daarvan afwijken.
Art. 2.De Regering wijst de ambtenaren aan die belast zijn met het in ontvangst nemen en het nazien van de aangiften, het vestigen en het inkohieren van de directe gewestelijke belastingen.
Art. 3.De gewestelijke belastingen worden in jaarlijkse of in bijzondere kohieren ingeschreven.
Art. 4.De Regering bepaalt : 1. de wijze waarop de aangiften en de kohieren worden opgesteld, de wijze waarop van de kohieren kennis wordt gegeven, de betalingen worden doorgevoerd en de kwitanties afgeleverd;2. het tarief van de vervolgingskosten.
Art. 5.Mededelingen in verband met de aangifte en de controle worden, evenals de aanslagbiljetten, in een verzegelde enveloppe aan de belastingplichtige overgemaakt. HOOFDSTUK II. - Aangifte van belasting
Art. 6.De belastingplichtigen die een aangifte van belasting moeten indienen, dienen gebruik te maken van het formulier dat door de Regering is vastgesteld.
Bedoelde formulieren worden afgeleverd door de dienst die door de Regering is aangewezen.
Art. 7.Om het formulier in te vullen, dienen de daarop vermelde aanwijzingen te worden gevolgd. Belastingformulieren moeten voor echt verklaard, van een datum voorzien en ondertekend worden.
Stukken en inlichtingen die krachtens het formulier verplicht moeten worden voorgelegd, maken onlosmakelijk deel uit van de aangifte en moeten bij de aangifte worden gevoegd.
Afschriften van stukken moeten voor eensluidend worden verklaard; de andere bijlagen moeten voor echt verklaard, van een datum voorzien en ondertekend worden, behalve indien ze van derden uitgaan.
De aangifte van belasting moet binnen de op het belastingformulier vermelde termijn aan de betrokken dienst worden opgestuurd of overhandigd.
Art. 8.Is de belastingplichtige overleden of is hij handelingsonbekwaam, hebben, in het eerste geval, de erfgenamen of de algemene legatarissen dan wel begiftigden en, in het tweede geval, de wettelijke vertegenwoordiger de plicht om aangifte van belasting te doen.
Voor ontbonden vennootschappen komt die plicht aan de vereffenaars toe.
Art. 9.Gemachtigden mogen eveneens het ondertekenen van aangiften op zich nemen, maar moeten in dat geval het bewijs van de machtiging leveren dat hen in staat stelt te handelen.
Belastingplichtigen die niet kunnen lezen of ondertekenen, mogen hun aangiften laten invullen door de ambtenaren van de dienst waar de aangifte moet worden ingediend, op voorwaarde dat de vereiste aanwijzingen worden gegeven. Die omstandigheid wordt dan op de aangifte vermeld, welke ondertekend wordt door de ambtenaar bij wie de aangifte is geschied.
Art. 10.Binnen de termijn van één maand nadat de aanvraag daartoe is opgestuurd, dienen de belastingplichtigen zonder zich te verplaatsen alle inlichtingen, boeken en stukken over te maken die door het bestuur nodig worden geacht om de rechtmatige inning der belasting te waarborgen.
Die inlichtingen kunnen betrekking hebben op de verrichtingen waaraan de belastingplichtige deelachtig was en mogen worden aangewend om de belasting te heffen op derden die eveneens aan die verrichtingen deel hadden.
Art. 11.Het bestuur mag voor een welbepaalde belastingplichtige zich schriftelijke attesten laten uitreiken, derden verhoren en van natuurlijke en rechtspersonen, en van verenigingen zonder rechtspersoonlijkheid, diensten, openbare instellingen en inrichtingen uitgesloten, eisen dat alle inlichtingen die het bestuur nodig acht om de rechtmatige inning der belasting te waarborgen, binnen de door het bestuur opgelegde termijn worden verstrekt, waarbij bedoelde termijn om wettige redenen kan worden verlengd.
Art. 12.Om te bepalen of een persoon aan de belasting dient te worden onderworpen en om belastinggrondslag en bedrag vast te stellen mag de door de Regering aangewezen dienst alle bewijsmiddelen aanwenden die door het gemene recht worden toegelaten, behalve de eed. HOOFDSTUK III. - Aanslagprocedure Afdeling 1. - Wijziging van de aangifte
Art. 13.Indien het bestuur meent dat de bestanddelen die de belastingplichtige in zijn aangifte opgenomen heeft, dienen te worden gewijzigd, worden laatstgenoemde bij ter post aangetekend schrijven de bestanddelen medegedeeld die het bestuur voornemens is in de plaats te stellen van de in de aangifte opgenomen bestanddelen, waarbij de redenen worden opgegeven die de wijziging van aangifte kennelijk staven.
Art. 14.De belastingplichtige mag het bestuur binnen één maand te rekenen vanaf de datum waarop de wijziging van aangifte is opgestuurd, waarbij bedoelde termijn om wettige redenen kan worden verlengd, kennis geven van de bemerkingen waarop hij van zins is zich te beroepen.
Vóór het verstrijken van bedoelde termijn mag de belasting niet worden gevestigd, tenzij de rechten van de gewestelijke Schatkist wegens een andere reden dan het verstrijken van de aanslagtermijn in gevaar zijn. Afdeling 2. - Aanslag van ambtswege
Art. 15.Het bestuur mag de aanslag van ambtswege doorvoeren op grond van de belastinggrondslag die vermoed wordt naar aanleiding van de bestanddelen waarover wordt beschikt in gevallen waarin de belastingplichtige: - verzuimd heeft om binnen de vereiste termijn indiening te doen van de aangifte waartoe hij bij het decreet tot vestiging van de belasting verplicht is; - verzuimd heeft om de door het bestuur opgevraagde inlichtingen binnen de vastgestelde termijn te verstrekken of de van hem geëiste boeken en stukken over te maken.
Art. 16.Vóór de aanslag van ambtswege gevestigd wordt, geeft het bestuur de belastingplichtige bij ter post aangetekend schrijven kennis van de redenen waarom tot deze maatregel is beslist, van de bestanddelen waarop de aanslag steunt, van de wijze waarop bedoelde bestanddelen zijn bepaald en van het belastingbedrag.
De belastingplichtige beschikt over een termijn van één maand te rekenen vanaf de datum waarop bedoelde kennisgeving is opgestuurd om zijn bemerkingen schriftelijk mede te delen.
Art. 17.Bij aanslag van ambtswege is het de belastingplichtige die het bewijs van het juiste bedrag van de belastinggrondslag moet leveren, behalve indien de belastingplichtige aantoont dat hij om wettige redenen verhinderd is zijn verplichtingen binnen de vastgestelde termijn na te komen of indien de aanslag van ambtswege op basis van de grondslag die vermeld is in het bericht van aanslag van ambtswege gevestigd werd vóór het verstrijken van de termijn voorzien in artikel 14, om reden dat de rechten van de Schatkist in gevaar zijn. HOOFDSTUK IV. - Aanslagtermijn en eisbaarheid van de belasting
Art. 18.De kohieren worden opgesteld en uitvoerbaar verklaard door de ambtenaar die door de Regering is aangewezen.
Art. 19.Het belastbaar tijdperk valt samen met het kalenderjaar waarop de voor belasting in aanmerking genomen toestand betrekking heeft, of met het deel van het kalenderjaar waarin de belastingplichtige de voorwaarden heeft vervuld om aan de belasting te worden onderworpen.
Het aanslagjaar valt samen met het kalenderjaar dat volgt op het belastbaar tijdperk.
In afwijking van het tweede lid valt het aanslagjaar voor de belasting op het huisvuil bedoeld in afdeling 1 van hoofdstuk II van het decreet van 25 juli 1991 met betrekking tot de belasting op de afvalstoffen in het Waalse Gewest samen met het belastbare tijdperk.
De belasting die voor een aanslagjaar verschuldigd is, wordt gevestigd op basis van de belastbare grondslag die betrekking heeft op het belastbare tijdperk.
Art. 20.De belasting moet uiterlijk gevestigd zijn op 30 juni van het jaar dat volgt op het aanslagjaar.
Indien de aangifte die door dit decreet of door het decreet tot vestiging van de belasting niet is ingediend binnen de termijn voorgeschreven bij artikel 7 of indien de verschuldigde belasting meer bedraagt dan de belasting die betrekking heeft op de bestanddelen vermeld in het aangifteformulier, kan de belasting of de aanvullende belasting alsnog gedurende drie jaar te rekenen vanaf 1 januari van het aanslagjaar worden gevestigd.
Indien het decreet tot vestiging van de belasting met bedrieglijk opzet wordt overtreden, wordt bedoelde termijn met twee jaar verlengd.
Art. 21.Zodra de kohieren uitvoerbaar zijn verklaard, wordt er van de kohieruittreksels kennis gegeven aan de betrokken belastingplichtigen.
Art. 22.Op het aanslagbiljet moeten vermeld staan : 1. de woorden « Région wallonne » (« Waals Gewest »);2. de identiteit (naam en voornaam dan wel benaming) en het adres van de belastingplichtige;3. de verwijzing naar het decreet tot vestiging van de belasting en, als bijlage, uittreksels uit bedoeld decreet;4. het aanslagjaar;5. het artikelnummer van het kohier van de betreffende belasting;6. de datum van het visum dat het kohier uitvoerbaar verklaart;7. de berekeningsgrondslag en het belastingbedrag;8. de datum van eisbaarheid van de belasting;9. de vermelding van naam en adres van de dienst die belast is met het vestigen van de belasting;10. de vermelding van naam en adres van de dienst die belast is met de inning van de belasting en vermelding van de rekening waarop de belasting moet worden betaald;11. de vermelding van naam en adres van de ambtenaar bij wie het administratief verhaal kan worden ingediend en de termijn waarbinnen het verhaal moet worden ingediend.
Art. 23.De belasting moet uiterlijk worden betaald binnen twee maanden volgend op de datum waarop het aanslagbiljet is toegestuurd.
Art. 24.Indien de rechten van de Schatkist in gevaar zijn, zijn de belastingen onmiddellijk tegen het totale bedrag eisbaar. HOOFDSTUK V. - Rechtsmiddelen Afdeling 1. - Administratief verhaal
Art. 25.Tegen de belasting die jegens de belastingplichtigen is gevestigd, kunnen bezwaarschriften worden ingediend bij de door de Regering aangewezen ambtenaar.
Het bezwaar moet met redenen omkleed en, op straffe van verval, uiterlijk voorgelegd worden binnen drie maanden na de datum waarop de belastingplichtige het aanslagbiljet toegestuurd heeft gekregen.
Art. 26.Door een met redenen omklede beslissing beslist de door de Regering aangewezen ambtenaar als administratieve overheid over het bezwaar.
In de beslissing moet vermeld worden dat een gerechtelijk beroep mogelijk is en moet worden aangegeven binnen welke termijn bedoeld beroep moet worden ingediend.
Art. 27.De door de Regering aangewezen ambtenaar staat de ontheffing toe van overbelastingen die toe te schrijven zijn aan materiële vergissingen en dubbele heffingen en van overbelastingen die zouden blijken uit bewijskrachtige nieuwe stukken of feiten welke de belastingplichtige om wettige redenen pas laattijdig heeft kunnen voorleggen of aanvoeren, op voorwaarde dat bedoelde overbelastingen door het bestuur vastgesteld of aan de belastingplichtige gemeld zijn binnen drie jaar te rekenen van 1 januari van het jaar waarin de belasting is gevestigd. Afdeling 2. - Gerechtelijk beroep
Art. 28.Indien het bezwaar wordt afgewezen of indien de door de Regering aangewezen ambtenaar binnen zes maanden te rekenen vanaf de ontvangst van het bezwaarschrift door bedoeld ambtenaar geen beslissing heeft getroffen, kan de belastingplichtige een gerechtelijk beroep indienen tegen de beslissing getroffen door bedoeld ambtenaar of, bij gebreke van beslissing, voor de burgerlijke rechtbank een gerechtelijk beroep indienen tegen de heffing.
Het gerechtelijk beroep moet met redenen zijn omkleed.
Het beroep moet ingediend worden bij deurwaardersexploot dat betekend moet worden aan het Gewest in de persoon van de Minister-President.
Het gerechtelijk beroep dat gericht is tegen een beslissing tot afwijzing van het bezwaar moet worden ingediend binnen drie maanden nadat het bestuur de belastingplichtige kennis gegeven heeft van de beslissing.
Indien gerechtelijk beroep ingediend wordt omdat over het bezwaar geen beslissing is getroffen na verstrijken van de termijn van zes maanden bedoeld in het eerste lid, wordt de behandeling van het bezwaar aan de door de Regering aangewezen ambtenaar onttrokken. HOOFDSTUK VI. - Interest Afdeling 1. - Nalatigheidsinterest ten laste van de belastingplichtige
Art. 29.Bij niet-betaling binnen de termijn vastgesteld bij artikel 23 is van rechtswege een nalatigheidsinterest verschuldigd waarvan de voet gelijk is aan de wettelijke rentevoet.
Art. 30.Die interest wordt voor elke belasting per kalendermaand berekend op de nog verschuldigde som en wordt naar het lagere duizendtal afgerond ofwel vanaf de eerste dag van de maand die volgt op de maand waarin de vervaldag ligt, ofwel, voor zover er een som toegerekend werd op de verschuldigde hoofdsom, vanaf de eerste dag van de maand die volgt op de maand waarin de voorgaande betaling werd verricht en tot en met de laatste dag van de maand waarin de betaling wordt verricht.
Er is geen interest verschuldigd indien diens bedrag lager is dan 1 000 frank.
Art. 31.De Regering of diens afgevaardigde kan tegen de voorwaarden die zij zelf bepaalt gedeeltelijke of gehele vrijstelling van nalatigheidsinteresten verlenen. Afdeling 2. - Moratoriumsinterest ten laste van het gewest
Art. 32.Bij teruggaaf van belastingen of nalatigheidsinteresten wordt de belastingplichtige een moratoriumsinterest toegekend waarvan de voet gelijk is aan de wettelijke rentevoet.
Art. 33.Die interest wordt per kalenderjaar berekend op het bedrag van elke naar het lager duizendtal afgeronde betaling; de maand waarin de betaling verricht wordt, wordt buiten beschouwing gelaten, maar de maand waarin de belastingplichtige het bericht toegestuurd krijgt dat de terug te geven som te zijner beschikking wordt gesteld, wordt als een hele maand beschouwd.
Art. 34.Er wordt geen enkele moratoriumsinterest toegekend : 1. indien de som van die interest minder bedraagt dan 1 000 frank per maand;2. indien de terugbetaling voortvloeit uit kwijtschelding of vermindering van boete. HOOFDSTUK VII. - Invordering Afdeling 1. - Vervolging
Art. 35.Indien de belasting, de boete en de eisbare interest niet betaald worden, kan de ontvanger der belastingen en retributies (hierna genoemd de ontvanger) een dwangschrift afleveren.
In het dwangschrift worden de gegevens van het aanslagbiljet weergegeven.
Enkel de ontvanger is bevoegd om vervaldata en termijnen toe te kennen. Indien de vervaldata en termijnen waarom is verzocht, worden geweigerd, dient de ontvanger zijn beslissing met redenen te omkleden.
Art. 36.Het dwangschrift wordt aan de belastingplichtige betekend bij gerechtsdeurwaardersexploot, met bevel om binnen 24 uur te betalen op straffe van uitvoering bij wijze van beslag.
Voorop in het dwangbevel moet een kohieruittreksel betreffende de belastingplichtige en een afschrift van de uitvoerbaarverklaring worden opgenomen.
Art. 37.Zodra de in het dwangbevel vermelde termijn verstreken is, laat de ontvanger uitvoerend beslag op roerend goed leggen volgens de wijze vastgesteld door het Gerechtelijk Wetboek en behalve de daarin voorziene afwijkingen.
Art. 38.Vóór het beslag eist de instrumenterend deurwaarder van de belastingplichtige dat laatstgenoemde hem de kwitantie van de gestorte aanbetalingen overmaakt en vermeldt deze opeising in het proces-verbaal van beslag.
Art. 39.Er wordt een uitvoerend beslag op roerend goed gelegd niettegenstaande elk verzet tegen het dwangbevel, tenzij de instrumenterend deurwaarder het nuttig acht om zich tot de ontvanger te wenden, die, volgens het geval, beveelt uitstel te verlenen voor of geen rekening te houden met verdere vervolging.
Art. 40.Voordat de instrumenterend deurwaarder tot verkoop overgaat, doet hij daar aangifte van bij het registratiekantoor.
Die formaliteit wordt in het proces-verbaal van verkoop vermeld.
Art. 41.Indien er geen kopers opdagen, wordt de verkoop uitgesteld en worden de voorwerpen krachtens de toelating van de beslagrechter overgebracht naar de meest naburige markt of naar een voordeligere plaats.
De instrumenterend deurwaarder stelt een proces-verbaal van niet-verkoop op en voorziet in een nieuwe verkoping.
Art. 42.Enkel het verzet dat gericht is tegen de vorm van de akten schort de uitvoering op, in die zin dat de verkoop van de voorwerpen pas doorgevoerd kan worden na gerechtelijke beslissing.
Art. 43.Tegenover belastingplichtigen die door roerende voorwerpen weg te halen of op andere wijze zouden trachten om de waarborgen van de gewestelijke Schatkist te doen verdwijnen of eenvoudigweg te verminderen, kan de ontvanger een uitvoerend beslag op roerend goed laten leggen zonder op voorhand een dwangbevel te laten betekenen.
In dat geval houdt het exploot van het beslag bevel voorafgaand aan beslag in en vermeldt dat exploot de gegevens bedoeld in artikel 22 en de gronden waarop het niet op voorhand betekenen van een dwangbevel steunen.
Art. 44.Het uitvoerend beslag op onroerend goed wordt doorgevoerd volgens de wijze vastgelegd door het Gerechtelijk Wetboek. Het beslag moet door de Regering worden goedgekeurd.
Art. 45.Bij zijn vraag om goedkeuring voegt de ontvanger 1. een door de hypotheekbewaarder afgeleverd certificaat der inschrijvingen waarmee de te onteigenen goeden zijn bezwaard;2. een staat waarop zijn vermeld : a.de naam van de belastingplichtige met betaalachterstand; b. de aard en het bedrag van de in te vorderen belastingen;c. de geschatte verkoopwaarde van bedoelde goederen;d. hun kadastraal inkomen;e. de bij benadering geschatte waarde van de roerende voorwerpen die worden aangerekend op het voorrecht van de gewestelijke Schatkist en waarop beslag zou kunnen worden gelegd.
Art. 46.De ontvanger en de instrumenterende deurwaarders mogen zich op straffe van nietigheid van de verkoop geen enkel voorwerp waarvan zij de verkoop vervolgen rechtsreeks of onrechtstreeks toeëigenen.
Art. 47.Indien er geen andere schuldeisers beslag gelegd of verzet aangetekend hebben, wordt de opbrengst van de verkoop na aftrek van de vervolgingskosten die aan de deurwaarder toekomen, aan de ontvanger gestort.
Indien er andere schuldeisers beslag gelegd of verzet aangetekend hebben, wordt de opbrengst volgens de wijze vastgelegd door het Gerechtelijk Wetboek evenredig verdeeld door de gerechtsdeurwaarder.
Art. 48.Bij ter post aangetekend schrijven kan de ontvanger in de handen van een derde uitvoerend beslag op derden laten leggen over bedragen en voowerpen verschuldigd of toebehorend aan de belastingplichtige.
Het beslag moet de belastingplichtige bij ter post aangetekend schrijven worden aangezegd.
Art. 49.Dat beslag heeft uitwerking te rekenen vanaf de overhandiging van het stuk aan de bestemmeling.
Naar aanleiding daarvan wordt door de ontvanger overeenkomstig artikel 1390 van het Gerechtelijk Wetboek een bericht van beslag opgesteld en opgestuurd.
Art. 50.Onder voorbehoud van wat voorzien is in de artikelen 48 en 49 zijn de bepalingen van de artikelen 1539, 1540, 1542, eerste en tweede lid, en 1453 van het Gerechtelijk Wetboek van toepassing op dat beslag, met dien verstande dat het bedrag van het beslag in de handen van de ontvanger wordt gelegd.
Art. 51.Het uitvoerend beslag onder derden moet per deurwaardersexploot worden gelegd op de wijze voorzien bij de artikelen 1539 tot en met 1544 van het Gerechtelijk Wetboek indien blijkt uit de verklaring die de derde beslagene na het beslag bij ter post aangetekend schrijven moet afgeven, dat : 1. de verschuldigde op wie het beslag geldt zich tegen het uitvoerend beslag onder derden verzet;2. de derde beslagene zijn schuld tegenover de verschuldigde op wie het beslag geldt bestrijdt;3. dat er een andere schuldeiser zich vóór het beslag door de ontvanger verzet tegen de overhandiging door de derde beslagene van de sommen die hij verschuldigd is;4. dat de voowerpen waarop beslag is gelegd vervreemd moeten worden.
Art. 52.Het uitvoerend beslag onder derden moet worden gelegd binnen één maand nadat de verklaring voorzien bij artikel 1452 van het Gerechtelijk Wetboek bij de post is afgeleverd; zoniet wordt het beslag bedoeld in artikel 48 geacht onbestaand te zijn.
In dat geval behoud het uitvoerend beslag onder derden dat door de ontvanger bij ter post aangetekend schrijven is gelegd, zijn bewarende werking indien de ontvanger zoals voorzien bij artikel 1539 van het Gerechtelijk Wetboek een uitvoerend beslag onder derden laat leggen in de handen van de derde binnen de maand die volgt op het afgeven aan de post van de verklaring van de derde beslagene. Afdeling 2. - Uitwerking van het beroep op de invordering
Art. 53.Indien er een administratief verhaal of een gerechtelijk beroep wordt ingediend, wordt de omstreden belasting, gebeurlijk vermeerderd met de boete, de interest en de kosten, beschouwd als een vaststaande schuld die op alle wijzen van uitvoering mag worden ingevorderd, voor zover ze beantwoordt : - aan de gegevens die vermeld zijn in de aangifte van de belastingplichtige of aan gegevens waarmee de belastingplichtige zich akkoord heeft verklaard bij het vestigen van de belasting; - of, in geval van aanslag van ambtswege bij gebreke van aangifte, aan de belasting van dezelfde aard die ingekohierd werd ten laste van de belastingplichtige voor het voorgaande aanslagjaar.
Voor zover de omstreden belasting de perken vermeld onder het eerste lid overschrijdt, kan de ontvanger enkel bewarend beslag laten leggen met het oog op het waarborgen van de latere invordering.
Art. 54.Voor de toepassing van artikel 53 geldt de opschortende kracht van het gerechtelijk beroep voor de eerste aanleg, voor de aanleg in beroep en in verbreking.
Art. 55.In bijzondere gevallen kan de door de Regering aangewezen ambtenaar de invordering laten uitstellen binnen de perken en tegen de voorwaarden die hij vastlegt. Afdeling 3. - Verjaring
Art. 56.Gewestelijke belastingen verjaren na vijf jaar vanaf vervaldatum zoals deze datum blijkt uit artikel 23 van dit decreet.
Art. 57.Die termijn kan worden gestuit op de wijze voorzien bij de artikelen 2244 en volgende van het Burgerlijk Wetboek of door afstand van de verstreken tijd van de verjaring.
Indien de verjaring gestuit wordt, is een nieuwe verjaring die op dezelfde manier gestuit kan worden, vaststaand vijf jaar na de laatste stuitingsakte van de voorgaande verjaring indien er geen aanleg voor de rechtbank plaats heeft gevonden. HOOFDSTUK VIII. - Recht en voorrecht van de schatkist inzake invordering
Art. 58.Voor de invordering van de belastingen, de interest en de kosten heeft het Gewest een algemeen voorrecht op alle roerende goeden van de belastingplichtige met uitzondering van de schepen en boten en een wettelijke hypotheek op alle in het Waals Gewest gelegen goeden die aan de belastingplichtige toebehoren en die voor hypotheek in aanmerking kunnen komen.
Art. 59.Het voorrecht neemt rang onmiddellijk na de voorrechten vermeld in de artikelen 19 en 20 van de wet van 16 december 1851 en in artikel 23 van Boek II van het Handelswetboek.
Art. 60.De hypotheek is ingeschreven op verzoek van de ontvanger niettegenstaand verzet, bezwaar of beroep op voorlegging van een door de ontvanger voor eensluidend verklaard afschrift van de aanslag waarin de datum van de tenuitvoerbaarverklaring van het kohier is vermeld.
Art. 61.De ontvanger verstrekt handlichting in de administratieve vorm zonder dat hij tegenover de hypotheekbewaarder verplicht is tot het staven van de betaling van de verschuldigde sommen.
Art. 62.De hypothecaire formaliteitskosten met betrekking tot de wettelijke hypotheek zijn ten laste van de belastingplichtige. HOOFDSTUK IX. - Administratieve straffen
Art. 63.Indien dit decreet of het decreet tot vestiging van de belasting overtreden worden met de bedoeling om de belasting te ontduiken wordt deze belasting van rechtswege vermeerderd met een boete ten belope van 100 % van het bedrag van de belasting dat de belastingplichtige getracht heeft te ontduiken.
Elke overtreding van de regels bedoeld in artikel 11 van dit decreet die door een derde wordt begaan, wordt beboet met een boete van 25 000 frank.
Die boetes worden gevestigd en ingevorderd op dezelfde wijze als de belasting waarop ze slaan.
Art. 64.De Regering of haar afgevaardigde spreken zich uit over de verzoekschriften m.b.t. de kwijtschelding van de fiscale boetes en gaat dadingen aan met de belastingplichtigen voor zover bedoelde dadingen niet de vrijstelling of vermindering van belasting als voorwerp hebben. HOOFDSTUK X. - Wijzigings- en opheffingsbepalingen
Art. 65.In artikel 1, § 2, van het decreet van 25 juli 1991 betreffende de belasting op de afvalstoffen in het Waalse Gewest worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1. in hoofdstuk II, afdeling II ingevoegd bij het decreet van 16 juli 1998, wordt het opschrift van de eerste onderafdeling vervangen door volgend opschrift : « Feit dat tot belasting aanleiding geeft »;2. in artikel 6bis ingevoegd bij decreet van 16 juli 1998 worden de woorden « op bedoelde afvalstoffen voorziene heffing » vervangen door de woorden « van de bedoelde belasting »;3. in de artikelen 6ter, 6quinquies, 18ter en 25, tweede lid, ingevoegd bij het decreet van 16 juli 1998, worden de woorden « van de heffing » vervangen door de woorden « van de belasting »;4. in de artikelen 6quater en 18bis, ingevoegd bij decreet van 16 juli 1998, worden de woorden « De heffing » vervangen door de woorden « De belasting »;5. artikel 21 van het decreet van 17 december 1992 wordt aangevuld met het volgende lid : « Bij gebreke van betaling van het voorschot binnen de vastgestelde termijn wordt de verschuldigde nalatigheidsinterest berekend op de som die per dag vertraging is verschuldigd op een basis van driehonderd vijfenzestig kalenderdagen.»; 6. in artikel 28, eerste lid, gewijzigd bij het decreet van 16 juli 1998, worden de woorden « of de heffing » geschrapt en worden de woorden « de ontdoken of betaalde belasting of heffing » vervangen door de woorden « de ontdoken of betaalde belasting ».
Art. 66.In het decreet van 25 juli 1991 betreffende de belastingen op de afvalstoffen in het Waalse Gewest worden opgeheven : 1. artikel 17;2. artikel 18, §§ 2 en 3, gewijzigd bij het decreet van 16 juli 1998;3. de artikelen 20, derde lid, 22, vierde lid, 23, 23bis, 23ter en 24, vervangen door het decreet van 17 december 1992;4. de artikelen 26, 27, 29 en 30, gewijzigd bij decreet van 16 juli 1998;5. artikel 31;6. artikel 32, gewijzigd bij decreet van 16 juli 1998;7. artikel 33;8. artikel 34, vervangen bij decreet van 17 december 1992. Kondigen dit decreet af, bevelen dat het in het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.
Namen, 6 mei 1999.
De Minister-President van de Waalse Regering, belast met Economie, Buitenlandse Handel, K.M.O.'s, Toerisme en Patrimonium, R. COLLIGNON De Minister van Ruimtelijke Ordening, Uitrusting en Vervoer, M. LEBRUN De Minister van Binnenlandse Aangelegenheden en Ambtenarenzaken, B. ANSELME De Minister van Begroting en Financiën, Tewerkstelling en Vorming, J.-Cl. VAN CAUWENBERGHE De Minister van Leefmilieu, Natuurlijke Hulpbronnen en Landbouw, G. LUTGEN De Minister van Sociale Actie, Huisvesting en Gezondheid, W. TAMINIAUX De Minister van Onderzoek, Technologische Ontwikkeling, Sport en Internationale Betrekkingen, W. ANCION _______ Nota (1) Zitting 1998-1999. Stukken van de Waalse Gewestraad 507 (1998-1999) nrs. 1 tot en met 5.
Volledig verslag, openbare vergadering van 28 april 1999. - Bespreking. - Stemming.