Etaamb.openjustice.be
Arrest
gepubliceerd op 13 juli 2020

Uittreksel uit arrest nr. 20/2020 van 6 februari 2020 Rolnummer 7251 In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 89 van het Wetboek van de met de inkomstenbelastingen gelijkgestelde belastingen, gesteld door de Rechtbank van eerste aa Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters F. Daoût en A. Alen, en de rechters J.-P(...)

bron
grondwettelijk hof
numac
2020202598
pub.
13/07/2020
prom.
--
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

GRONDWETTELIJK HOF


Uittreksel uit arrest nr. 20/2020 van 6 februari 2020 Rolnummer 7251 In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 89 van het Wetboek van de met de inkomstenbelastingen gelijkgestelde belastingen, gesteld door de Rechtbank van eerste aanleg Namen, afdeling Namen.

Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters F. Daoût en A. Alen, en de rechters J.-P. Moerman, T. Merckx-Van Goey, T. Giet, R. Leysen en M. Pâques, bijgestaan door de griffier F. Meersschaut, onder voorzitterschap van voorzitter F. Daoût, wijst na beraad het volgende arrest : I. Onderwerp van de prejudiciële vraag en rechtspleging Bij vonnis van 12 september 2019, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 20 september 2019, heeft de Rechtbank van eerste aanleg Namen, afdeling Namen, de volgende prejudiciële vraag gesteld : « Schendt artikel 89 van het Wetboek van de met inkomstenbelastingen gelijkgestelde belastingen de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in samenhang gelezen met artikel 6 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, in zoverre het de rechtbank van eerste aanleg niet de mogelijkheid biedt de in die bepaling bedoelde sanctie met uitstel gepaard te doen gaan, terwijl de overtreder het voordeel ervan zou kunnen vragen en eventueel verkrijgen indien hij, wegens dezelfde feiten, voor de correctionele rechtbank zou verschijnen, teneinde de in artikel 90 van het Wetboek bedoelde strafsancties opgelegd te krijgen ? ».

Op 15 oktober 2019 hebben de rechters-verslaggevers T. Giet en R. Leysen, met toepassing van artikel 72, eerste lid, van de bijzondere wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/01/1989 pub. 18/02/2008 numac 2008000108 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet op het Arbitragehof sluiten op het Grondwettelijk Hof, het Hof ervan in kennis gesteld dat zij ertoe zouden kunnen worden gebracht voor te stellen het onderzoek van de zaak af te doen met een arrest gewezen op voorafgaande rechtspleging. (...) III. In rechte (...) B.1. De verwijzende rechter vraagt aan het Hof of artikel 89 van het Wetboek van de met inkomstenbelastingen gelijkgestelde belastingen bestaanbaar is met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in samenhang gelezen met artikel 6 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens, in zoverre het de rechtbank van eerste aanleg niet de mogelijkheid biedt de in die bepaling bedoelde boete met uitstel gepaard te doen gaan, terwijl de overtreder het voordeel ervan zou kunnen verkrijgen indien hij, wegens dezelfde feiten, voor de correctionele rechtbank zou verschijnen, teneinde de in artikel 90 van het Wetboek bedoelde strafsancties opgelegd te krijgen.

B.2. Artikel 89, §§ 1 en 2, van het Wetboek van de met inkomstenbelastingen gelijkgestelde belastingen, in de in het Waalse Gewest toepasselijke versie ervan, bepaalt : « § 1. Bij gebrek aan betaling wordt de ontdoken belasting vervijfvoudigd. § 2. In afwijking van § 1 wordt de administratieve boete die evenredig is met het vijfvoud van de belasting verminderd volgens de volgende graduaties in de volgende gevallen.

A. Overtreding te wijten aan omstandigheden onafhankelijk van de wil van de belastingplichtige: nihil.

B. Overtreding begaan te goeder trouw, zonder het opzet de belasting te ontduiken : - eerste overtreding: 250 % ; - vanaf de tweede overtreding worden de overtredingen van die aard overeenkomstig § 1 bestraft. [...] ».

Artikel 90, § 1, van hetzelfde Wetboek bepaalt : « Onverminderd de toepassing van de administratieve boete bedoeld in de artikelen 89 en 89bis dit Wetboek en in artikel 63, § 2, 2°, van het decreet van 6 mei 1999Relevante gevonden documenten type decreet prom. 06/05/1999 pub. 01/07/1999 numac 1999027513 bron ministerie van het waalse gewest 6 MEI 1999 - Decreet betreffende de vestiging, de invordering en de geschillen inzake de directe gewestelijke belastingen sluiten betreffende de vestiging, de invordering en de geschillen inzake de directe gewestelijke belastingen wordt hij die met het oogmerk te bedriegen of met de bedoeling schade te berokkenen de bepalingen van Titel III van dit Wetboek of van de uitvoeringsbesluiten ervan overtreedt, gestraft met een gevangenisstraf van acht dagen tot twee jaar en met een geldboete van 250 EUR à 500 000 EUR of met slechts één van deze straffen ».

B.3. Wanneer de dader van eenzelfde feit op een alternatieve wijze kan worden gestraft, dat wil zeggen wanneer hij, voor dezelfde feiten, ofwel naar de correctionele rechtbank kan worden verwezen ofwel hem een administratieve geldboete kan worden opgelegd waartegen hem een beroep wordt geboden voor een rechtbank, heeft het Hof geoordeeld dat er in beginsel een parallellisme moet bestaan tussen de maatregelen van individualisering van de straf : wanneer voor dezelfde feiten de correctionele rechtbank een boete kan opleggen die minder bedraagt dan het wettelijk minimum indien verzachtende omstandigheden aanwezig zijn (artikel 85 van het Strafwetboek) of wanneer uitstel kan worden toegekend ( wet van 29 juni 1964Relevante gevonden documenten type wet prom. 29/06/1964 pub. 27/11/2009 numac 2009000776 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de opschorting, het uitstel en de probatie. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten), moet de rechtbank, waarbij het beroep tegen de beslissing om een administratieve sanctie op te leggen aanhangig is gemaakt, in beginsel over dezelfde mogelijkheden van individualisering van de straf beschikken.

Het Hof heeft onder meer geoordeeld dat bepalingen waarbij een fiscale geldboete (arresten nrs. 13/2013 van 21 februari 2013 en 157/2008 van 6 november 2008), een belastingverhoging (arrest nr. 55/2014 van 27 maart 2014), een forfaitaire vergoeding (arrest nr. 112/2014 van 17 juli 2014) of een verdubbeling van het kijk- en luistergeld (arrest nr. 138/2018 van 11 oktober 2018) worden opgelegd, de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, al dan niet in samenhang gelezen met artikel 6 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens, schenden in zoverre zij de rechtbank niet toelaten de in die bepalingen voorgeschreven sanctie gepaard te laten gaan met uitstel.

B.4.1. De administratieve boete bedoeld in artikel 89 van het Wetboek van de met de inkomstenbelastingen gelijkgestelde belastingen heeft tot doel de niet-betaling van de belasting op de automatische ontspanningstoestellen bedoeld in titel IV van dat Wetboek te voorkomen en te bestraffen. Zij heeft derhalve een repressief karakter en is strafrechtelijk in de zin van artikel 6 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens.

B.4.2. In tegenstelling tot de persoon die wordt gedagvaard om voor de correctionele rechtbank te verschijnen, kan de persoon die voor de burgerlijke rechtbank opkomt tegen de beslissing waarbij hem een administratieve boete wordt opgelegd, evenwel geen uitstel, dat krachtens de wet van 29 juni 1964Relevante gevonden documenten type wet prom. 29/06/1964 pub. 27/11/2009 numac 2009000776 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de opschorting, het uitstel en de probatie. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten enkel door een strafgerecht kan worden bevolen, genieten.

B.4.3. Onder voorbehoud dat hij geen maatregel mag nemen die kennelijk onredelijk is, vermag de democratisch gekozen wetgever het repressief beleid zelf vast te stellen en aldus de beoordelingsvrijheid van de rechter te beperken.

De wetgever heeft nochtans meermaals geopteerd voor de individualisering van straffen, met name door de rechter toe te staan maatregelen tot uitstel toe te kennen.

B.4.4. Het staat aan de wetgever te oordelen of het wenselijk is de rechter te dwingen tot gestrengheid wanneer een inbreuk inzonderheid het algemeen belang schaadt. Die gestrengheid kan met name betrekking hebben op de maatregelen tot uitstel.

Het Hof zou een dergelijke keuze alleen kunnen afkeuren indien die kennelijk onredelijk zou zijn of indien de in het geding zijnde bepaling ertoe zou leiden aan een categorie van rechtsonderhorigen het recht op een eerlijk proces voor een onafhankelijke en onpartijdige rechterlijke instantie, zoals gewaarborgd bij artikel 6, lid 1, van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens, te ontzeggen.

B.5.1. Het uitstel van de tenuitvoerlegging van de straffen heeft tot doel de nadelen die inherent zijn aan de tenuitvoerlegging van de straffen, te beperken en de re-integratie van de veroordeelde niet in het gedrang te brengen. Het kan worden bevolen met betrekking tot geldboeten. Bovendien blijkt uit artikel 157, § 1, van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, vervangen bij artikel 2 van de wet van 19 december 2008Relevante gevonden documenten type wet prom. 19/12/2008 pub. 31/12/2008 numac 2008024536 bron federale overheidsdienst sociale zekerheid Wet tot wijziging van artikel 157 van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994 type wet prom. 19/12/2008 pub. 19/03/2009 numac 2009000182 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot wijziging van artikel 157 van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994. - Duitse vertaling sluiten « tot wijziging van artikel 157 van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994 » en gewijzigd bij artikel 5, 1°, van de wet van 29 maart 2012 houdende diverse bepalingen (II), dat het uitstel door de wetgever niet onverenigbaar wordt geacht met een geldboete die wordt opgelegd door een andere overheid dan een strafgerecht.

De in het geding zijnde regeling van de administratieve boete kan allicht in diverse bestanddelen verschillen van de regeling van de in het Wetboek van de met de inkomstenbelastingen gelijkgestelde belastingen voorgeschreven strafrechtelijke sancties of van de regeling van de in andere aangelegenheden voorgeschreven administratieve sancties, ongeacht of het gaat om de verschillende formulering van de vereiste van het morele bestanddeel, om de mogelijkheid administratieve geldboeten samen te voegen, om de wijze van vaststelling van de straffen of om de toepassing van opdeciemen.

Dergelijke verschillen kunnen weliswaar relevant zijn om de toepassing van specifieke regels op bepaalde gebieden te verantwoorden, maar ze zijn dat niet op het gebied dat het voorwerp uitmaakt van de prejudiciële vraag : ongeacht of het uitstel wordt verleend door de correctionele rechtbank of door een ander rechtscollege, zoals de burgerlijke rechtbank, kan het de veroordeelde ertoe aanzetten zijn gedrag te wijzigen, door de dreiging om, indien hij zou recidiveren, de veroordeling tot de betaling van een geldboete uit te voeren.

Indien de wet van 29 juni 1964Relevante gevonden documenten type wet prom. 29/06/1964 pub. 27/11/2009 numac 2009000776 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de opschorting, het uitstel en de probatie. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten niet van toepassing is, komt het aan de wetgever toe ter zake te bepalen onder welke voorwaarden een uitstel, net zoals eventueel een probatie-uitstel, kan worden verleend en de voorwaarden en de rechtspleging volgens welke dat uitstel kan worden ingetrokken, vast te stellen.

B.5.2. Uit hetgeen voorafgaat, vloeit voort dat artikel 89 van het Wetboek van de met de inkomstenbelastingen gelijkgestelde belastingen, in zoverre het de burgerlijke rechtbank niet mogelijk maakt het voordeel van het uitstel te verlenen aan de eerste in B.1 bedoelde overtreder, niet bestaanbaar is met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet.

B.5.3. Die vaststelling van gedeeltelijke ongrondwettigheid heeft echter niet tot gevolg dat die bepaling, in afwachting van een optreden van de wetgever, niet meer zou kunnen worden toegepast door de rechtsinstanties wanneer zij vaststellen dat de overtredingen vaststaan, dat het bedrag van de geldboete niet onevenredig is met de ernst van de overtreding en dat er geen reden zou zijn geweest om uitstel te verlenen zelfs indien de wet in die maatregel had voorzien.

B.6. De prejudiciële vraag dient bevestigend te worden beantwoord.

Om die redenen, het Hof, zegt voor recht : Artikel 89 van het Wetboek van de met de inkomstenbelastingen gelijkgestelde belastingen schendt de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in samenhang gelezen met artikel 6 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens, in zoverre het de burgerlijke rechtbank niet toelaat de in dat artikel voorgeschreven boete gepaard te laten gaan met uitstel.

Aldus gewezen in het Frans en het Nederlands, overeenkomstig artikel 65 van de bijzondere wet op het Grondwettelijk Hof, op 6 februari 2020.

De griffier, F. Meersschaut De voorzitter, F. Daoût

^