gepubliceerd op 23 september 2020
Uittreksel uit arrest nr. 106/2020 van 9 juli 2020 Rolnummers 7226 en 7257 In zake : de prejudiciële vragen over artikel 11bis, § 4, van het decreet van het Waalse Gewest van 6 mei 1999 « betreffende de vestiging, de invordering en de ge Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters A. Alen en F. Daoût, en de rechters L. L(...)
GRONDWETTELIJK HOF
Uittreksel uit arrest nr. 106/2020 van 9 juli 2020 Rolnummers 7226 en 7257 In zake : de prejudiciële vragen over artikel 11bis, § 4, van het decreet van het Waalse Gewest van 6 mei 1999 « betreffende de vestiging, de invordering en de geschillen inzake de Waalse gewestelijke belastingen », gesteld door de Rechtbank van eerste aanleg te Eupen.
Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters A. Alen en F. Daoût, en de rechters L. Lavrysen, J.-P. Moerman, P. Nihoul, J. Moerman en Y. Kherbache, bijgestaan door de griffier P.-Y. Dutilleux, onder voorzitterschap van voorzitter A. Alen, wijst na beraad het volgende arrest : I. Onderwerp van de prejudiciële vragen en rechtspleging Bij vonnissen van 27 juni 2019 en 26 september 2019, waarvan de expedities ter griffie van het Hof zijn ingekomen op 3 juli 2019 en 1 oktober 2019, heeft de Rechtbank van eerste aanleg te Eupen de volgende identieke prejudiciële vragen gesteld : « 1. Is een regeling zoals daarin is voorzien in artikel 11bis, § 4, van het decreet van 6 mei 1999Relevante gevonden documenten type decreet prom. 06/05/1999 pub. 01/07/1999 numac 1999027513 bron ministerie van het waalse gewest 6 MEI 1999 - Decreet betreffende de vestiging, de invordering en de geschillen inzake de directe gewestelijke belastingen type decreet prom. 06/05/1999 pub. 03/07/1999 numac 1999027517 bron ministerie van het waalse gewest Decreet betreffende de uitoefening door de Duitstalige Gemeenschap van de bevoegdheden van het Waalse Gewest inzake Tewerkstelling en Opgravingen sluiten betreffende de vestiging, de invordering en de geschillen inzake de Waalse gewestelijke belastingen bestaanbaar met het verbod van discriminatie (artikelen 10 en 11 van de Grondwet) en met de inachtneming van de bepalingen betreffende de eigendom (artikelen 16 en 17 van de Grondwet, in samenhang gelezen met artikel 1 van het Eerste Aanvullend Protocol bij het Europees Verdrag voor de rechten van de mens), inzonderheid wanneer ze in die zin wordt geïnterpreteerd dat de administratie bij de eenvoudige vaststelling dat een persoon met woonplaats in België een in het buitenland ingeschreven voertuig gebruikt, onmiddellijk en zonder dat een reguliere aanslagprocedure wordt ingesteld zoals beschreven in de artikelen 3 en 15 en volgende van het voormelde decreet, kan overgaan tot de onmiddellijke invordering van de verkeersbelastingen, de inbeslagneming van het voertuig en, indien nodig, de verkoop ? 2. Schendt die regeling artikel 13 van de Grondwet, in samenhang gelezen met artikel 6, lid 1, van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens, in zoverre aan de eigenaar van het voertuig niet het recht op een daadwerkelijk beroep wordt verleend, m.a.w. hem geen reële en concrete mogelijkheid wordt geboden om de inmenging in zijn rechten in rechte aan te klagen ? 3. Is die regeling in overeenstemming met de Grondwet wanneer ze in die zin wordt geïnterpreteerd dat ze slechts effect sorteert wanneer een rechtstitel voorhanden is (een ingekohierde verkeersbelasting) die ten uitvoer kan worden gelegd, zodat het bepaalde in artikel 11bis, § 4, van het voormelde decreet enkel betrekking heeft op een maatregel van tenuitvoerlegging die alleen door middel van een reeds bestaande rechtstitel in werking kan worden gesteld ? ». Die zaken, ingeschreven onder de nummers 7226 en 7257 van de rol van het Hof, werden samengevoegd. (...) III. In rechte (...) B.1. Artikel 11bis, § 4, d), van het decreet van het Waalse Gewest van 6 mei 1999 « betreffende de vestiging, de invordering en de geschillen inzake de Waalse gewestelijke belastingen » (hierna : het decreet van 6 mei 1999Relevante gevonden documenten type decreet prom. 06/05/1999 pub. 01/07/1999 numac 1999027513 bron ministerie van het waalse gewest 6 MEI 1999 - Decreet betreffende de vestiging, de invordering en de geschillen inzake de directe gewestelijke belastingen type decreet prom. 06/05/1999 pub. 03/07/1999 numac 1999027517 bron ministerie van het waalse gewest Decreet betreffende de uitoefening door de Duitstalige Gemeenschap van de bevoegdheden van het Waalse Gewest inzake Tewerkstelling en Opgravingen sluiten) bepaalt : « Om de inning van de verkeersbelasting, de belasting op de inverkeerstelling, [het] eurovignet en [de] kilometerheffing te controleren zijn de ambtenaren bedoeld in § 1 meer specifiek gemachtigd om : [...] d) het ontdoken bedrag van de belasting onmiddellijk in handen te doen betalen, verhoogd met een administratieve boete bij de vaststelling op de openbare weg van de overtreding van niet-betaling van de belasting. Als de bestuurder weigert om te betalen, wordt het voertuig aangehaald tot de verschuldigde sommen betaald zijn. Zijn deze niet betaald binnen zesennegentig uur na de vaststelling van de overtreding, dan wordt het voertuig in beslag genomen.
Een bericht van inbeslagneming wordt binnen twee werkdagen gezonden aan de natuurlijke of rechtspersoon die in het inschrijvingsbewijs is opgenomen of moet opgenomen worden.
Het risico en de eventuele kosten voortvloeiend uit de aanhaling en het beslag zijn ten laste van de natuurlijke of rechtspersoon die in het inschrijvingsbewijs is opgenomen of moet opgenomen worden of bij gebrek aan betaling ten laste van de eigenaar, de ondernemer, de houder of de bestuurder die hoofdelijk gehouden zijn overeenkomstig de wetgeving van de betrokken belasting.
Het beslag wordt na betaling van de verschuldigde sommen en kosten opgeheven.
Bij niet-betaling van deze sommen en kosten veroordeelt de rechtbank tot betaling ervan en gelast zij de verkoop van het in beslag genomen voertuig. De gerechtskosten, het bedrag van de betrokken belasting, de boete en de andere desbetreffende kosten worden aangerekend op de opbrengst van de verkoop van het voertuig en het eventueel overschot wordt aan de natuurlijke of rechtspersoon die in het inschrijvingsbewijs is opgenomen of moet opgenomen worden, terugbetaald.
Voor de toepassing van dit § 4, d), zijn de wets- en verordeningsbepalingen inzake douane en accijnzen betreffende de aanhaling, de inbeslagneming en de verkoop van toepassing ».
B.2. Met de eerste en de tweede prejudiciële vraag beoogt de verwijzende rechter van het Hof te vernemen of die bepaling, in de interpretatie dat de bevoegde ambtenaren van het Waalse Gewest bij de vaststelling op de openbare weg dat een persoon met woonplaats in België een in het buitenland ingeschreven voertuig gebruikt, onmiddellijk en zonder dat de reguliere aanslagprocedure wordt ingesteld zoals beschreven in de artikelen 3 en 15 en volgende van het voormelde decreet, kunnen overgaan tot de invordering van de verkeersbelastingen, de inbeslagneming van het voertuig en, indien nodig, de verkoop ervan, al dan niet bestaanbaar is met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, met de artikelen 16 en 17 ervan, in samenhang gelezen met artikel 1 van het Eerste Aanvullend Protocol bij het Europees Verdrag voor de rechten van de mens, en met artikel 13 van de Grondwet, in samenhang gelezen met artikel 6, lid 1, van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens.
Met de derde prejudiciële vraag beoogt die rechter van het Hof te vernemen of de in het geding zijnde bepaling « in overeenstemming [is] met de Grondwet », in de interpretatie dat de bevoegde ambtenaren van het Waalse Gewest ten aanzien van personen met woonplaats in België die een in het buitenland ingeschreven voertuig gebruiken, slechts over de voormelde bevoegdheden beschikken wanneer een rechtstitel voorhanden is, meer bepaald een met betrekking tot de verkeersbelastingen uitvoerbaar verklaard kohier.
B.3.1. De Waalse Regering voert aan dat de derde prejudiciële vraag niet ontvankelijk is, omdat in die vraag geen melding wordt gemaakt van de grondwetsartikelen waaraan de in het geding zijnde bepaling zou moeten worden getoetst.
B.3.2. Hoewel het Hof met de derde prejudiciële vraag wordt gevraagd of de in het geding zijnde bepaling, in de erin vermelde interpretatie, « in overeenstemming [is] met de Grondwet », kan uit het geheel van de aan het Hof gestelde vragen op voldoende duidelijke wijze worden afgeleid dat de gevraagde toetsing dezelfde referentienormen betreft als die welke worden vermeld in de eerste twee prejudiciële vragen.
De exceptie wordt verworpen.
B.4.1. De Waalse Regering voert eveneens aan dat de derde prejudiciële vraag geen antwoord behoeft, omdat die vraag zou steunen op een kennelijk verkeerde lezing van de in het geding zijnde bepaling.
B.4.2. Het staat in de regel aan de verwijzende rechter om de bepalingen die hij toepast, te interpreteren, onder voorbehoud van een kennelijk verkeerde lezing van de in het geding zijnde bepaling.
B.4.3. Het onderzoek van de vraag of de in de derde prejudiciële vraag vervatte interpretatie van de in het geding zijnde bepaling al dan niet kennelijk verkeerd is, valt te dezen samen met het onderzoek ten gronde.
B.5.1. Volgens artikel 3, § 1, van het koninklijk besluit van 20 juli 2001Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 20/07/2001 pub. 08/08/2001 numac 2001014153 bron ministerie van verkeer en infrastructuur Koninklijk besluit betreffende de inschrijving van voertuigen sluiten « betreffende de inschrijving van voertuigen " (hierna : het koninklijk besluit van 20 juli 2001Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 20/07/2001 pub. 08/08/2001 numac 2001014153 bron ministerie van verkeer en infrastructuur Koninklijk besluit betreffende de inschrijving van voertuigen sluiten) dienen de personen die in België verblijven de voertuigen die zij wensen in het verkeer te brengen in te schrijven in het repertorium van de voertuigen bedoeld in artikel 6 van dat koninklijk besluit, in beginsel zelfs indien die voertuigen reeds in het buitenland zijn ingeschreven.
B.5.2. De inschrijving van een voertuig in het repertorium van de voertuigen brengt de onderwerping aan de verkeersbelasting op de autovoertuigen en aan de belasting op de inverkeerstelling met zich mee (artikelen 21, 94, 1°, en 99, § 1, van het Wetboek van de met de inkomstenbelastingen gelijkgestelde belastingen).
B.5.3. Artikel 3, § 2, van het koninklijk besluit van 20 juli 2001Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 20/07/2001 pub. 08/08/2001 numac 2001014153 bron ministerie van verkeer en infrastructuur Koninklijk besluit betreffende de inschrijving van voertuigen sluiten voorziet in uitzonderingen op de in artikel 3, § 1, vervatte regel betreffende de verplichte inschrijving van voertuigen in het repertorium. Personen die in België verblijven kunnen in België gebruik maken van een in het buitenland ingeschreven voertuig, onder meer, wanneer het gaat om een « voertuig dat een natuurlijke persoon gebruikt in de uitoefening van zijn beroep en in bijkomende orde voor privé-doeleinden, en dat door een buitenlandse werkgever of opdrachtgever aan deze persoon wordt ter beschikking gesteld » (artikel 3, § 2, 2°). Die uitzondering vindt evenwel slechts toepassing wanneer « een kopie van de arbeidsovereenkomst of opdracht [...] zich aan boord van het voertuig [bevindt], evenals een door de buitenlandse werkgever of opdrachtgever opgesteld document waaruit blijkt dat laatstgenoemde het voertuig heeft ter beschikking gesteld van die persoon ».
B.5.4. Wanneer is voldaan aan de in artikel 3, § 2, 2°, van het koninklijk besluit van 20 juli 2001Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 20/07/2001 pub. 08/08/2001 numac 2001014153 bron ministerie van verkeer en infrastructuur Koninklijk besluit betreffende de inschrijving van voertuigen sluiten vermelde voorwaarden kan een persoon in België gebruik maken van een voertuig dat niet is ingeschreven in het repertorium van de voertuigen. De vrijstelling van de verplichting tot inschrijving van een voertuig in dat repertorium brengt met zich mee dat de betrokken personen niet worden onderworpen aan de verkeersbelasting op de autovoertuigen en de belasting op de inverkeerstelling.
B.6. Uit de verwijzingsbeslissingen blijkt dat de feiten van de zaken die hangende zijn voor de verwijzende rechter gebaseerd zijn op de vaststelling, door de bevoegde ambtenaren van het Waalse Gewest, dat de eisende partijen voor die rechter, die in België zijn gedomicilieerd, in het Waalse Gewest gebruik hebben gemaakt van een in het buitenland ingeschreven voertuig dat niet is ingeschreven in het Belgisch repertorium van de voertuigen, zonder dat de in artikel 3, § 2, 2°, van het koninklijk besluit van 20 juli 2001Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 20/07/2001 pub. 08/08/2001 numac 2001014153 bron ministerie van verkeer en infrastructuur Koninklijk besluit betreffende de inschrijving van voertuigen sluiten bedoelde documenten zich aan boord van het voertuig bevonden. Uit die verwijzingsbeslissingen blijkt ook dat de voertuigen eigendom zijn van buitenlandse ondernemingen en dat de echtgenoten van elk van de eisende partijen voor de verwijzende rechter beroepsactief zijn bij de desbetreffende ondernemingen.
Het Hof beperkt zijn onderzoek van de prejudiciële vragen tot die situatie.
B.7.1. Volgens artikel 3 van het decreet van 6 mei 1999Relevante gevonden documenten type decreet prom. 06/05/1999 pub. 01/07/1999 numac 1999027513 bron ministerie van het waalse gewest 6 MEI 1999 - Decreet betreffende de vestiging, de invordering en de geschillen inzake de directe gewestelijke belastingen type decreet prom. 06/05/1999 pub. 03/07/1999 numac 1999027517 bron ministerie van het waalse gewest Decreet betreffende de uitoefening door de Duitstalige Gemeenschap van de bevoegdheden van het Waalse Gewest inzake Tewerkstelling en Opgravingen sluiten worden de Waalse gewestelijke belastingen in jaarlijkse of in bijzondere kohieren ingeschreven, wat met zich meebrengt dat de verkeersbelasting op de autovoertuigen en de belasting op de inverkeerstelling in beginsel worden geïnd door middel van aanslagbiljetten, met uitnodiging tot betaling, die naar de belastingplichtigen worden verstuurd. De artikelen 15 tot 17 van het decreet van 6 mei 1999Relevante gevonden documenten type decreet prom. 06/05/1999 pub. 01/07/1999 numac 1999027513 bron ministerie van het waalse gewest 6 MEI 1999 - Decreet betreffende de vestiging, de invordering en de geschillen inzake de directe gewestelijke belastingen type decreet prom. 06/05/1999 pub. 03/07/1999 numac 1999027517 bron ministerie van het waalse gewest Decreet betreffende de uitoefening door de Duitstalige Gemeenschap van de bevoegdheden van het Waalse Gewest inzake Tewerkstelling en Opgravingen sluiten voorzien daarnaast in een procedure van aanslag van ambtswege die, onder meer, kan worden toegepast in de in artikel 15 omschreven gevallen van verzuim van de belastingplichtige. Voordat de aanslag van ambtswege gevestigd wordt, geeft de administratie de belastingplichtige bij ter post aangetekend schrijven kennis van de redenen waarom tot die maatregel is beslist, van de bestanddelen waarop de aanslag steunt, van de wijze waarop bedoelde bestanddelen zijn bepaald en van het belastingbedrag (artikel 16, eerste lid). De belastingplichtige kan vervolgens, binnen de in artikel 16 van het decreet van 6 mei 1999Relevante gevonden documenten type decreet prom. 06/05/1999 pub. 01/07/1999 numac 1999027513 bron ministerie van het waalse gewest 6 MEI 1999 - Decreet betreffende de vestiging, de invordering en de geschillen inzake de directe gewestelijke belastingen type decreet prom. 06/05/1999 pub. 03/07/1999 numac 1999027517 bron ministerie van het waalse gewest Decreet betreffende de uitoefening door de Duitstalige Gemeenschap van de bevoegdheden van het Waalse Gewest inzake Tewerkstelling en Opgravingen sluiten bepaalde termijn, zijn bemerkingen schriftelijk meedelen aan de administratie (artikel 16, tweede lid).
B.7.2. Artikel 11bis, § 4, d), van het decreet van 6 mei 1999Relevante gevonden documenten type decreet prom. 06/05/1999 pub. 01/07/1999 numac 1999027513 bron ministerie van het waalse gewest 6 MEI 1999 - Decreet betreffende de vestiging, de invordering en de geschillen inzake de directe gewestelijke belastingen type decreet prom. 06/05/1999 pub. 03/07/1999 numac 1999027517 bron ministerie van het waalse gewest Decreet betreffende de uitoefening door de Duitstalige Gemeenschap van de bevoegdheden van het Waalse Gewest inzake Tewerkstelling en Opgravingen sluiten - de in het geding zijnde bepaling - voorziet in een procedure van inning die afwijkt van de in B.7.1 beschreven procedures. Die bepaling machtigt de bevoegde ambtenaren van het Waalse Gewest om, bij de vaststelling op de openbare weg van een overtreding van niet-betaling van de verkeersbelasting en de belasting op de inverkeerstelling, het ontdoken bedrag van de belasting, verhoogd met een administratieve boete, onmiddellijk in hun handen te doen betalen.
Wanneer de bestuurder weigert te betalen, wordt het voertuig aangehaald tot de verschuldigde sommen betaald zijn.
Zijn die niet betaald binnen 96 uur na de vaststelling van de overtreding, dan wordt het voertuig in beslag genomen, waarbij een bericht van inbeslagneming binnen twee werkdagen dient te worden gezonden aan de natuurlijke of rechtspersoon die in het inschrijvingsbewijs is opgenomen of moet worden opgenomen. De eventuele kosten voortvloeiend uit de aanhaling en het beslag komen ten laste van de natuurlijke of rechtspersoon die in het inschrijvingsbewijs is opgenomen of moet worden opgenomen of, bij gebrek aan betaling, ten laste van de eigenaar, de ondernemer, de houder of de bestuurder die hoofdelijk gehouden zijn overeenkomstig de wetgeving van de betrokken belasting.
Het beslag wordt na betaling van de verschuldigde sommen en kosten opgeheven.
Bij niet-betaling van de voormelde sommen en kosten veroordeelt de rechtbank tot betaling ervan en gelast zij de verkoop van het in beslag genomen voertuig. De gerechtskosten, het bedrag van de betrokken belasting, de boete en de andere kosten worden aangerekend op de opbrengst van de verkoop van het voertuig en het eventuele overschot wordt aan de natuurlijke of rechtspersoon die in het inschrijvingsbewijs is opgenomen of moet worden opgenomen, terugbetaald.
B.8.1. Zoals de Waalse Regering aanvoert, kan de in het geding zijnde bepaling kennelijk niet worden geïnterpreteerd in die zin dat de bevoegde ambtenaren van het Waalse Gewest de in die bepaling vermelde bevoegdheden slechts kunnen aanwenden wanneer zij beschikken over een uitvoerbaar verklaard kohier. Uit het geheel van de in B.7.1 en B.7.2 beschreven procedures tot inning van de belastingen volgt immers dat de bevoegde ambtenaren van het Waalse Gewest door middel van de in het geding zijnde bepaling in afwijking van de reguliere inningsprocedure gemachtigd worden om, bij de vaststelling op de openbare weg van een overtreding van niet-betaling, het ontdoken bedrag van de belasting, verhoogd met een administratieve boete, onmiddellijk in hun handen te doen betalen. Uit het gebruik in die bepaling van de woorden « onmiddellijk » en « vaststelling op de openbare weg » blijkt dat die ambtenaren de in die bepaling vervatte bevoegdheden kunnen aanwenden zonder te weg beschikken over een uitvoerbaar verklaard kohier.
Volgens artikel 17bis, § 1, van het decreet van 6 mei 1999Relevante gevonden documenten type decreet prom. 06/05/1999 pub. 01/07/1999 numac 1999027513 bron ministerie van het waalse gewest 6 MEI 1999 - Decreet betreffende de vestiging, de invordering en de geschillen inzake de directe gewestelijke belastingen type decreet prom. 06/05/1999 pub. 03/07/1999 numac 1999027517 bron ministerie van het waalse gewest Decreet betreffende de uitoefening door de Duitstalige Gemeenschap van de bevoegdheden van het Waalse Gewest inzake Tewerkstelling en Opgravingen sluiten kan een belastingbedrag overigens niet alleen worden geïnd krachtens een uitvoerbaar verklaard kohier, maar ook krachtens een betalingsverplichting uit eigen beweging door de wetgeving opgelegd aan de belastingplichtige of krachtens een uitnodiging tot betaling of een fiscale afrekening, rechtstreeks gericht aan de belastingplichtige door de dienst aangewezen door de Regering.
B.8.2. Doordat de derde prejudiciële vraag gebaseerd is op een kennelijk verkeerde lezing van de in het geding zijnde bepaling, behoeft die vraag geen antwoord.
B.9.1. Artikel 16 van de Grondwet bepaalt : « Niemand kan van zijn eigendom worden ontzet dan ten algemenen nutte, in de gevallen en op de wijze bij de wet bepaald en tegen billijke en voorafgaande schadeloosstelling ».
Artikel 1 van het Eerste Aanvullend Protocol bij het Europees Verdrag voor de rechten van de mens bepaalt : « Alle natuurlijke of rechtspersonen hebben recht op het ongestoord genot van hun eigendom. Niemand zal van zijn eigendom worden beroofd behalve in het algemeen belang en met inachtneming van de voorwaarden neergelegd in de wet en in de algemene beginselen van het internationaal recht.
De voorgaande bepalingen zullen echter op geen enkele wijze het recht aantasten dat een Staat heeft om die wetten toe te passen welke hij noodzakelijk oordeelt om toezicht uit te oefenen op het gebruik van eigendom in overeenstemming met het algemeen belang of om de betaling van belastingen of andere heffingen en boeten te verzekeren ».
B.9.2. Aangezien artikel 1 van het Eerste Aanvullend Protocol bij het Europees Verdrag voor de rechten van de mens een draagwijdte heeft die analoog is met die van artikel 16 van de Grondwet, vormen de erin vervatte waarborgen een onlosmakelijk geheel met die welke zijn opgenomen in artikel 16 van de Grondwet, zodat het Hof, bij zijn toetsing van de in het geding zijnde bepaling, rekening houdt met de eerstgenoemde.
B.9.3. Artikel 1 van het Eerste Aanvullend Protocol biedt niet alleen bescherming tegen een onteigening of een eigendomsberoving (eerste alinea, tweede zin), maar ook tegen elke verstoring van het genot van eigendom (eerste alinea, eerste zin). Een belasting of een andere heffing houdt in beginsel een inmenging in het recht op ongestoord genot van de eigendom in.
Bovendien vermeldt artikel 1 van het Eerste Aanvullend Protocol dat de bescherming van het eigendomsrecht « echter op geen enkele wijze het recht [aantast] dat een Staat heeft om die wetten toe te passen welke hij noodzakelijk oordeelt om toezicht uit te oefenen op het gebruik van eigendom in overeenstemming met het algemeen belang of om de betaling van belastingen of andere heffingen en boeten te verzekeren ».
De inmenging in het recht op het ongestoord genot van de eigendom is enkel verenigbaar met dat recht indien ze een redelijk verband van evenredigheid heeft tot het nagestreefde doel, dit wil zeggen indien ze het billijke evenwicht tussen de vereisten van het algemeen belang en die van de bescherming van dat recht niet verbreekt. Ofschoon de fiscale wetgever over een ruime beoordelingsmarge beschikt, schendt een belasting bijgevolg dat recht, indien ze op de belastingplichtige een overdreven last doet wegen of fundamenteel afbreuk doet aan zijn financiële situatie (EHRM, 31 januari 2006, Dukmedjian t. Frankrijk, § § 52-58; beslissing, 15 december 2009, Tardieu de Maleissye e.a. t.
Frankrijk; 16 maart 2010, Di Belmonte t. Italië, § § 38-40).
B.10.1. Zoals is vermeld in B.5.3 en B.5.4, zijn natuurlijke personen die in België verblijven en in het Waalse Gewest gebruik maken van een voertuig dat in het buitenland is ingeschreven in beginsel vrijgesteld van de verkeersbelasting op de autovoertuigen en van de belasting op de inverkeerstelling wanneer dat voertuig door een buitenlandse werkgever of opdrachtgever ter beschikking werd gesteld en wordt gebruikt in de uitoefening van een beroep en in bijkomende orde voor privédoeleinden.
B.10.2. Bij een omzendbrief van het Waalse Gewest van 30 maart 2018 (« Omzendbrief betreffende de verkeersbelasting of de inverkeerstellingsbelasting op de auto's. - In het buitenland ingeschreven voertuigen die door een persoon die in het Waalse Gewest verblijft, op het Waalse grondgebied gebruikt worden. - Voorwaarden voor de aanslag, de vrijstelling, en de eisbaarheid betreffende de verkeersbelasting en de inverkeerstellingsbelasting ») worden de toepassingsvoorwaarden van de voormelde vrijstelling nader gepreciseerd.
Met betrekking tot de voorwaarde betreffende de terbeschikkingstelling van het voertuig « door een buitenlandse werkgever of opdrachtgever » verduidelijkt de omzendbrief dat de vrijstelling niet enkel geldt voor personen die met een buitenlandse werkgever zijn verbonden door middel van een arbeidsovereenkomst, maar eveneens voor personen die verbonden zijn met een buitenlandse opdrachtgever. Onder die laatste categorie vallen volgens de omzendbrief, onder meer, de personen die de hoedanigheid van zelfstandige hebben en die de uitoefening van een werkelijke beroepsactiviteit in de Staat waarin het gebruikte voertuig is ingeschreven, kunnen verantwoorden, evenals de werkende vennoten en de mandaathouders van een vennootschap, op voorwaarde dat ze voor hun activiteit worden bezoldigd.
Met betrekking tot de voorwaarde betreffende het gebruik van het voertuig « in de uitoefening van zijn beroep en in bijkomende orde voor privé-doeleinden » verduidelijkt de omzendbrief dat indien de persoon die recht geeft op de belastingvrijstelling niet de bestuurder van het betrokken voertuig is, de onderwerping aan de belasting afhankelijk is van de vraag of de bestuurder al dan niet zijn woonplaats heeft op hetzelfde adres als de persoon die het recht op een vrijstelling van de verplichting tot inschrijving van het voertuig in België opent : slechts indien de bestuurder dezelfde woonplaats heeft als de persoon die recht geeft op de belastingvrijstelling, geldt de belastingvrijstelling eveneens voor die bestuurder.
B.10.3. De in beginsel voor de voormelde personen geldende vrijstelling van de verkeersbelasting op autovoertuigen en van de belasting op de inverkeerstelling, is evenwel verbonden aan de in artikel 3, § 2, 2°, van het koninklijk besluit van 20 juli 2001Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 20/07/2001 pub. 08/08/2001 numac 2001014153 bron ministerie van verkeer en infrastructuur Koninklijk besluit betreffende de inschrijving van voertuigen sluiten vervatte voorwaarde dat « een kopie van de arbeidsovereenkomst of opdracht [...] zich aan boord van het voertuig [bevindt], evenals een door de buitenlandse werkgever of opdrachtgever opgesteld document waaruit blijkt dat laatstgenoemde het voertuig heeft ter beschikking gesteld van die persoon ». Die voorwaarde wordt voor de diverse categorieën van personen die in aanmerking komen voor de vrijstelling nader gepreciseerd in de voormelde omzendbrief van 30 maart 2018Relevante gevonden documenten type omzendbrief prom. 30/03/2018 pub. 15/05/2018 numac 2018202444 bron waalse overheidsdienst Omzendbrief betreffende de verkeersbelasting of de inverkeersstellingsbelasting op de auto's. - In het buitenland ingeschreven voertuigen die door een persoon die in het Waalse Gewest verblijft, op het Waalse grondgebied gebruikt worden. - Voorwaarden voor de aanslag, de vrijstelling, en de eisbaarheid betreffende de verkeersbelasting en de inverkeersstellingsbelasting sluiten.
Het zich niet aan boord van het voertuig bevinden van de voormelde documenten brengt, zoals eveneens blijkt uit de omzendbrief van 30 maart 2018Relevante gevonden documenten type omzendbrief prom. 30/03/2018 pub. 15/05/2018 numac 2018202444 bron waalse overheidsdienst Omzendbrief betreffende de verkeersbelasting of de inverkeersstellingsbelasting op de auto's. - In het buitenland ingeschreven voertuigen die door een persoon die in het Waalse Gewest verblijft, op het Waalse grondgebied gebruikt worden. - Voorwaarden voor de aanslag, de vrijstelling, en de eisbaarheid betreffende de verkeersbelasting en de inverkeersstellingsbelasting sluiten, de onderwerping van de bestuurder van het voertuig aan de verkeersbelasting op de autovoertuigen en aan de belasting op de inverkeerstelling met zich mee.
B.10.4. Wanneer de voormelde documenten zich niet aan boord van het voertuig bevinden, zijn de bevoegde ambtenaren, volgens de in het geding zijnde bepaling, gemachtigd om bij een controle op de openbare weg, het bedrag van de belastingen, verhoogd met een administratieve boete, onmiddellijk in hun handen te doen betalen en bij weigering tot betaling, om de in die bepaling vermelde maatregelen van aanhaling, inbeslagneming en verkoop van het voertuig in werking te stellen.
B.11. Uit het voorgaande volgt dat personen die, vanwege de bijzondere omstandigheden waarin zij zich bevinden, in beginsel in aanmerking komen voor een vrijstelling van de verkeersbelasting op de autovoertuigen en van de belasting op de inverkeerstelling, die vrijstelling verliezen wanneer naar aanleiding van een controle op de openbare wordt vastgesteld dat de voormelde documenten zich niet aan boord van het voertuig bevinden, en als gevolg daarvan door de bevoegde ambtenaren kunnen worden onderworpen aan de onmiddellijke betaling van de belastingen, verhoogd met een administratieve boete, waarbij bij weigering tot betaling, het voertuig, in de in de in het geding zijnde bepaling omschreven omstandigheden, kan worden aangehaald, in beslag kan worden genomen en in voorkomend geval kan worden verkocht.
B.12. Rekening houdend met het feit dat personen die verblijven in België en beroepsactief zijn in het buitenland, voor het gebruik in het Waalse Gewest van het in het kader van hun beroepsactiviteit ter beschikking gestelde voertuig dat in het buitenland is ingeschreven, in beginsel in aanmerking komen voor een vrijstelling van de bedoelde belastingen, evenals met de substantiële aard van het onmiddellijk in handen van de bevoegde ambtenaren te betalen bedrag van de belastingen en met de verregaande gevolgen die de in het geding zijnde bepaling verbindt aan de weigering tot onmiddellijke betaling van dat bedrag, is de in het geding zijnde bepaling niet evenredig ten aanzien van het doel te komen tot een correcte inning van de verkeersbelasting op de autovoertuigen en van de belasting op de inverkeerstelling. De onderwerping aan de bedoelde belastingen, de onmiddellijke inning van het te betalen bedrag van de belastingen en, in geval van weigering tot betaling, de inwerkingstelling van de maatregelen betreffende de aanhaling, de inbeslagneming en de verkoop van het voertuig, zijn ten aanzien van de voormelde personen immers in werkelijkheid uitsluitend het gevolg van het niet aanwezig zijn van bepaalde documenten aan boord van het voertuig. In zoverre de in het geding zijnde bepaling de betrokken personen niet de mogelijkheid biedt om op een later tijdstip aan de hand van de voormelde documenten aan te tonen dat zij zijn vrijgesteld van de verkeersbelasting op de autovoertuigen en van de belasting op de inverkeerstelling, verbreekt die bepaling het billijke evenwicht tussen de vereisten van het algemeen belang en de bescherming van het eigendomsrecht.
B.13. Ten aanzien van natuurlijke personen die verblijven in het Waalse Gewest, en die in dat Gewest in het kader van hun beroep en in bijkomende orde voor privédoeleinden gebruik maken van een voertuig dat is ingeschreven in het buitenland en dat hun door een buitenlandse werkgever of opdrachtgever ter beschikking werd gesteld, is de in het geding zijnde bepaling om de voormelde redenen niet bestaanbaar met het eigendomsrecht, zoals gewaarborgd bij artikel 16 van de Grondwet, in samenhang gelezen met artikel 1 van het Eerste Aanvullend Protocol bij het Europees Verdrag voor de rechten van de mens.
B.14. Rekening houdend met die vaststelling van ongrondwettigheid, is het niet noodzakelijk om de bestaanbaarheid van de in het geding zijnde bepaling met de andere in de eerste en tweede prejudiciële vraag bedoelde referentienormen te onderzoeken, aangezien dat onderzoek niet tot een ruimere vaststelling van ongrondwettigheid kan leiden.
Om die redenen, het Hof zegt voor recht : Artikel 11bis, § 4, d), van het decreet van het Waalse Gewest van 6 mei 1999 « betreffende de vestiging, de invordering en de geschillen inzake de Waalse gewestelijke belastingen » schendt artikel 16 van de Grondwet, in samenhang gelezen met artikel 1 van het Eerste Aanvullend Protocol bij het Europees Verdrag voor de rechten van de mens, in zoverre die bepaling de bevoegde ambtenaren van het Waalse Gewest machtigt om, ten aanzien van natuurlijke personen die verblijven in België, en die in het Waalse Gewest in het kader van hun beroep en in bijkomende orde voor privédoeleinden gebruik maken van een voertuig dat is ingeschreven in het buitenland en dat hun door een buitenlandse werkgever of opdrachtgever ter beschikking werd gesteld, bij de vaststelling op de openbare weg van een overtreding van het in artikel 3, § 2, b), van het koninklijk besluit van 20 juli 2001Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 20/07/2001 pub. 08/08/2001 numac 2001014153 bron ministerie van verkeer en infrastructuur Koninklijk besluit betreffende de inschrijving van voertuigen sluiten « betreffende de inschrijving van voertuigen » vervatte voorschrift met betrekking tot het zich aan boord bevinden van de in dat artikel omschreven documenten, het bedrag van de verkeersbelasting op de autovoertuigen en de belasting op de inverkeerstelling, verhoogd met een administratieve boete, onmiddellijk in hun handen te doen betalen, en, in geval van weigering tot betaling, om de in dat artikel 11bis, § 4, d), vermelde maatregelen betreffende de aanhaling, de inbeslagneming en de verkoop van het voertuig in werking te stellen.
Aldus gewezen in het Nederlands, het Frans en het Duits, overeenkomstig artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/01/1989 pub. 18/02/2008 numac 2008000108 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet op het Arbitragehof sluiten op het Grondwettelijk Hof, op 9 juli 2020.
De griffier, P.-Y. Dutilleux De voorzitter, A. Alen