Etaamb.openjustice.be
Wet van 15 mei 2014
gepubliceerd op 19 juni 2014

Wet houdende diverse bepalingen

bron
federale overheidsdienst sociale zekerheid
numac
2014022239
pub.
19/06/2014
prom.
15/05/2014
ELI
eli/wet/2014/05/15/2014022239/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)Kamer (parl. doc.)Senaat (fiche)
Document Qrcode

15 MEI 2014. - Wet houdende diverse bepalingen (1)


FILIP, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

De Kamers hebben aangenomen en Wij bekrachtigen hetgeen volgt : TITEL 1. - Inleidende bepaling

Artikel 1.Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.

TITEL 2. - Verjaring HOOFDSTUK 1. - Werknemers

Art. 2.In de wet van 28 april 2003 betreffende de aanvullende pensioenen en het belastingstelsel van die pensioenen en van sommige aanvullende voordelen inzake sociale zekerheid wordt artikel 55 vervangen als volgt : "

Art. 55.Alle rechtsvorderingen tussen een werknemer en/of een aangeslotene, enerzijds, en een inrichter en/of een pensioeninstelling, anderzijds, die voortvloeien uit of verband houden met een aanvullend pensioen of het beheer ervan, verjaren door verloop van vijf jaar vanaf de dag volgend op die waarop de benadeelde werknemer of aangeslotene kennis heeft gekregen of redelijkerwijze kennis had moeten krijgen, hetzij van het voorval dat het vorderingsrecht doet ontstaan, hetzij van de schade en van de identiteit van de daarvoor aansprakelijke persoon.

Alle rechtsvorderingen tussen een begunstigde, enerzijds, en een inrichter en/of een pensioeninstelling, anderzijds, die voortvloeien uit of verband houden met een aanvullend pensioen of het beheer ervan, verjaren door verloop van vijf jaar vanaf de dag volgend op die waarop de begunstigde kennis heeft gekregen of redelijkerwijze kennis had moeten krijgen, hetzij tegelijk van het bestaan van het aanvullend pensioen, van zijn hoedanigheid van begunstigde en van het voorval dat de prestaties opeisbaar doet worden, hetzij van de schade en van de identiteit van de daarvoor aansprakelijke persoon.

De verjaring loopt niet tegen minderjarigen, onbekwaamverklaarden en andere onbekwamen.

De verjaring loopt evenmin tegen de werknemer, de aangeslotene of de begunstigde die zich door overmacht in de onmogelijkheid bevindt om binnen de hierboven vermelde verjaringstermijn op te treden.

De bepalingen van dit artikel zijn van dwingend recht."

Art. 3.De nieuwe verjaringstermijnen waarin artikel 2 voorziet, beginnen slechts te lopen vanaf de inwerkingtreding van artikel 2, wanneer de vordering voordien is ontstaan. De totale duur van de verjaringstermijn mag evenwel niet meer zijn dan de duur van de oorspronkelijke verjaringstermijn vanaf het feit dat de vordering doet ontstaan.

Art. 4.De inwerkingtreding van artikel 2 kan niet tot gevolg hebben dat een nieuwe verjaringstermijn begint te lopen voor vorderingen die reeds verjaard zijn. HOOFDSTUK 2. - Zelfstandigen

Art. 5.In Titel II, hoofdstuk 1, afdeling 4, van de programmawet (I) van 24 december 2002 wordt een onderafdeling 8/1 ingevoegd die als volgt luidt : "Verjaring".

Art. 6.In onderafdeling 8/1 van dezelfde wet zoals ingevoegd bij artikel 5 wordt een artikel 62/1 ingevoegd dat als volgt luidt : "

Art. 62/1.Alle rechtsvorderingen tussen een zelfstandige en/of een aangeslotene, enerzijds, en een pensioeninstelling, anderzijds, die voortvloeien uit of verband houden met een aanvullend pensioen of het beheer ervan, verjaren door verloop van vijf jaar vanaf de dag volgend op die waarop de benadeelde zelfstandige of aangeslotene kennis heeft gekregen of redelijkerwijze kennis had moeten krijgen, hetzij van het voorval dat het vorderingsrecht doet ontstaan, hetzij van de schade en van de identiteit van de daarvoor aansprakelijke persoon.

Alle rechtsvorderingen tussen een begunstigde, enerzijds, en een pensioeninstelling, anderzijds, die voortvloeien uit of verband houden met een aanvullend pensioen of het beheer ervan, verjaren door verloop van vijf jaar vanaf de dag volgend op die waarop de begunstigde kennis heeft gekregen of redelijkerwijze kennis had moeten krijgen, hetzij tegelijk van het bestaan van het aanvullend pensioen, van zijn hoedanigheid van begunstigde en van het voorval dat de prestaties opeisbaar doet worden, hetzij van de schade en van de identiteit van de daarvoor aansprakelijke persoon.

De verjaring loopt niet tegen minderjarigen, onbekwaamverklaarden en andere onbekwamen.

De verjaring loopt evenmin tegen de zelfstandige, de aangeslotene of de begunstigde die zich door overmacht in de onmogelijkheid bevindt om binnen de hierboven vermelde verjaringstermijn op te treden.

De bepalingen van dit artikel zijn van dwingend recht."

Art. 7.De nieuwe verjaringstermijnen waarin artikel 6 voorziet, beginnen slechts te lopen vanaf de inwerkingtreding van artikel 6, wanneer de vordering voordien is ontstaan. De totale duur van de verjaringstermijn mag evenwel niet meer zijn dan de duur van de oorspronkelijke verjaringstermijn vanaf het feit dat de vordering doet ontstaan.

Art. 8.De inwerkingtreding van artikel 6 kan niet tot gevolg hebben dat een nieuwe verjaringstermijn begint te lopen voor vorderingen die reeds verjaard zijn.

TITEL 3. - Informatie voor de werknemers, de zelfstandigen en de ambtenaren over gegevens betreffende aanvullende pensioenen HOOFDSTUK 1. - Wijzigingen van de wetgeving betreffende de gegevensbank "Opbouw aanvullende pensioenen"

Art. 9.In Titel XI van de programmawet (I) van 27 december 2006 wordt het opschrift van hoofdstuk VII als volgt vervangen : "Hoofdstuk VII. - Oprichting van een gegevensbank betreffende de aanvullende pensioenen en de informatie voor de werknemers, de zelfstandigen en de ambtenaren over gegevens betreffende aanvullende pensioenen".

Art. 10.In titel XI, hoofdstuk VII, van dezelfde wet wordt het opschrift van Afdeling 1 als volgt vervangen "Definities".

Art. 11.Artikel 305 van dezelfde wet wordt vervangen als volgt : "

Art. 305.Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt verstaan onder : 1° DB2P : de gegevensbank betreffende de aanvullende pensioenen;2° WAP : de wet van 28 april 2003 betreffende de aanvullende pensioenen en het belastingstelsel van die pensioenen en van sommige aanvullende voordelen inzake sociale zekerheid;3° WAPZ : afdeling 4 van hoofdstuk 1 van titel II van de programmawet (I) van 24 december 2002;4° WAP bedrijfsleider : titel IV van de wet van 15 mei 2014 houdende diverse bepalingen;5° aanvullend pensioen : het aanvullend pensioen zoals bedoeld in artikel 3, § 1, 1°, van de WAP, in artikel 42, 1°, van de WAPZ of in artikel 35, 1°, van de WAP bedrijfsleider evenals ieder Belgisch en buitenlands voordeel dat bedoeld is als aanvulling op het wettelijk pensioen, dat niet valt onder de toepassing van de WAP, de WAPZ of de WAP bedrijfsleider maar toegekend wordt aan een werknemer, een zelfstandige of een ambtenaar, op grond van wettelijke, reglementaire of statutaire bepalingen, een arbeidsovereenkomst, een arbeidsreglement, een collectieve arbeidsovereenkomst, een individuele overeenkomst of enig ander document;6° pensioentoezegging : de toezegging van een aanvullend pensioen door een inrichter aan één of meerdere werknemers, zelfstandigen of ambtenaren en/of hun rechthebbenden;7° inrichter : de inrichter zoals bedoeld in artikel 3, § 1, 5°, van de WAP, in artikel 35, 5°, van de WAP bedrijfsleider, de zelfstandige die een pensioenovereenkomst afsluit in uitvoering van de WAPZ evenals iedere natuurlijke of rechtspersoon of iedere entiteit die een aanvullend pensioen toekent aan een werknemer, een zelfstandige of een ambtenaar terwijl dit aanvullend pensioen niet valt onder de toepassing van de WAP, de WAPZ of de WAP bedrijfsleider;8° pensioeninstelling : de pensioeninstellingen zoals bedoeld in artikel 3, § 1, 16°, van de WAP, in artikel 42, 2°, van de WAPZ of in artikel 35, 12°, van de WAP bedrijfsleider evenals iedere instelling die belast wordt met de uitvoering van een pensioentoezegging die niet valt onder de toepassing van de WAP, de WAPZ of de WAP bedrijfsleider;9° solidariteitsinstelling : de rechtspersoon die belast wordt met de uitvoering van een solidariteitstoezegging zoals bedoeld in hoofdstuk IX van Titel II van de WAP en de inrichter van een solidariteitsstelsel zoals bedoeld in artikel 56 van de WAPZ;10° verworven reserves : de verworven reserves zoals bedoeld in artikel 3, § 1, 13°, van de WAP, de reserves die voortvloeien uit de overdracht van de reserves zoals bedoeld in artikel 32, § 1, 1°, 2°, 3° b), van de WAP, de reserves die voortvloeien uit de toepassing van artikel 33 van de WAP, de verworven reserves zoals bedoeld in artikel 42, 8°, van de WAPZ, de verworven reserves zoals bedoeld in artikel 35, 10°, van de WAP bedrijfsleider evenals de reserves waarop een werknemer, een zelfstandige of een ambtenaar recht heeft ingevolge een andere wettelijke, reglementaire of statutaire bepaling, een arbeidsovereenkomst, een arbeidsreglement, een collectieve arbeidsovereenkomst, een individuele overeenkomst of enig ander document, in voorkomend geval middels de naleving van bepaalde voorwaarden;11° verworven prestaties : de verworven prestaties zoals bedoeld in artikel 3, § 1, 12°, van de WAP, in artikel 42, 8° /1, van de WAPZ of in artikel 35, 11°, van de WAP bedrijfsleider evenals de prestaties waarop een werknemer, een zelfstandige of een ambtenaar op de pensioenleeftijd aanspraak kan maken ingevolge een andere wettelijke, reglementaire of statutaire bepaling, een arbeidsovereenkomst, een arbeidsreglement, een collectieve arbeidsovereenkomst, een individuele overeenkomst of enig ander document, in voorkomend geval middels de naleving van bepaalde voorwaarden;12° pensioenleeftijd : de pensioenleeftijd die wordt vermeld in het pensioenreglement of de pensioenovereenkomst evenals de pensioenleeftijd die voortvloeit uit een wettelijke, reglementaire of statutaire bepaling, een arbeidsovereenkomst, een arbeidsreglement, een collectieve arbeidsovereenkomst, een individuele overeenkomst of enig ander document;13° FSMA : de Autoriteit voor Financiële Diensten en Markten, ingesteld door artikel 44 van de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten.

Art. 12.In hoofdstuk VII van titel XI van dezelfde wet wordt afdeling 2 afdeling 4.

Art. 13.In titel XI, hoofdstuk VII, van dezelfde wet wordt na artikel 305 een afdeling 2 ingevoegd, luidende "Gegevensbank betreffende de aanvullende pensioenen", die artikel 306 bevat.

Art. 14.Artikel 306 van dezelfde wet wordt vervangen als volgt : "

Art. 306.§ 1. Er wordt een gegevensbank betreffende de aanvullende pensioenen opgericht die DB2P wordt genoemd en die gegevens bevat betreffende aanvullende pensioenen, voor zover die gegevens noodzakelijk zijn voor de realisatie van de in § 2 vermelde doelstellingen.

Het vorige lid is eveneens van toepassing op de solidariteitstoezeggingen zoals bedoeld in artikel 3, § 1, 17°, van de WAP en de solidariteitsstelsels zoals bedoeld in artikel 42, 9°, van de WAPZ. De Koning bepaalt, na advies van de FSMA, de lijst van de in het eerste lid vermelde gegevens die aan DB2P moeten worden meegedeeld. § 2. Onverminderd de toepassing van de wet van 15 januari 1990 houdende oprichting en organisatie van een Kruispuntbank van de sociale zekerheid en haar uitvoeringsbesluiten, verzamelt DB2P alle nuttige gegevens die meegedeeld worden door de pensioeninstellingen, de solidariteitsinstellingen of de inrichters met het oog op de volgende doeleinden : 1° de toepassing, door de FSMA of andere daartoe gemachtigde instellingen, van de bepalingen met betrekking tot de aanvullende pensioenen voor werknemers, vervat in de WAP en haar uitvoeringsbesluiten;2° de toepassing, door de FSMA of andere daartoe gemachtigde instellingen, van de bepalingen met betrekking tot de aanvullende pensioenen voor zelfstandigen, vervat in de WAPZ en haar uitvoeringsbesluiten;3° de toepassing, door de FSMA of andere daartoe gemachtigde instellingen, van de bepalingen met betrekking tot de aanvullende pensioenen voor zelfstandige bedrijfsleiders, vervat in de WAP bedrijfsleider en haar uitvoeringsbesluiten;4° de toepassing, door de terzake bevoegde diensten van de Federale Overheidsdienst Financiën of andere daartoe gemachtigde instellingen, van de artikelen 59 en 60 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 en de artikelen 34 en 35 van het koninklijk besluit tot uitvoering van dit Wetboek;5° de informatieverplichtingen zoals bedoeld in afdeling 3;6° de informatieverplichtingen die worden overgenomen door de VZW SiGeDiS op grond van artikel 26, § 6, van de WAP, artikel 48, § 4, van de WAPZ en artikel 39, § 5, van de WAP bedrijfsleider;7° de inning alsook de controle van de inning door de inningsinstellingen van de bijzondere bijdrage bedoeld in artikel 38, § 3ter, eerste lid, § 3duodecies en § 3terdecies, van de wet van 29 juni 1981 houdende de algemene beginselen van de sociale zekerheid voor werknemers;8° de inning alsook de controle van de naleving door het Rijksinstituut voor de sociale verzekering der zelfstandigen van de bijzondere bijdrage bedoeld in titel 6, hoofdstuk 1, afdeling 2, van de programmawet van 22 juni 2012. DB2P is toegankelijk voor de overheidsinstellingen die belast zijn met de controle van de wetgeving bedoeld in 1°, 2°, 3°, 4°, 7° en 8° voor zover nodig voor de uitvoering van deze taken.

De gegevens uit DB2P kunnen tevens worden aangewend voor historische, statistische of wetenschappelijke doeleinden en voor beleidsvoorbereidende doeleinden. § 3. De gegevens meegedeeld aan DB2P gelden, tot bewijs van het tegendeel, als bewijs lastens de inrichter, de werkgever, de pensioeninstelling of de solidariteitsinstelling. Het tegenbewijs kan geleverd worden overeenkomstig de bewijsregels die gelden in de juridische context waarbinnen de gegevens worden gebruikt.

De gegevens in DB2P kunnen worden gewijzigd in de gevallen, binnen de termijnen en overeenkomstig de nadere regels bepaald door de Koning. § 4. Als een belastingplichtige ten gevolge van de niet-naleving van de voorwaarde vervat in artikel 59, § 1, eerste lid, 5°, of artikel 60, 3°, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 door toedoen van de verantwoordelijke voor de aangifte een recht op aftrek als beroepskost verliest, dan kan hij deze schade verhalen op de betrokken verantwoordelijke voor de aangifte. Indien de schade geheel of gedeeltelijk het gevolg is van zijn eigen daden of nalatigheid, wordt de aansprakelijkheid verhoudingsgewijs verdeeld tussen de belastingplichtige en de verantwoordelijke voor de aangifte. § 5. De artikelen 14 en 15 van de wet van 15 januari 1990 houdende oprichting en organisatie van een Kruispuntbank van de sociale zekerheid zijn van toepassing op de mededeling van persoonsgegevens aan en uit DB2P. § 6. DB2P wordt beheerd door de VZW SiGeDiS, opgericht overeenkomstig artikel 12 van het koninklijk besluit van 12 juni 2006 tot uitvoering van Titel III, hoofdstuk II, van de wet van 23 december 2005 betreffende het generatiepact.

Art. 15.In hoofdstuk VII van titel XI van dezelfde wet wordt na artikel 306 een afdeling 3 ingevoegd, luidende : "Informatie voor de werknemer, de zelfstandige of de ambtenaar over gegevens betreffende de aanvullende pensioenen."

Art. 16.In afdeling 3 ingevoegd bij artikel 15 wordt een onderafdeling 1 ingevoegd, luidende : "Algemene bepalingen".

Art. 17.In onderafdeling 1 ingevoegd bij artikel 16 wordt een artikel 306/1 ingevoegd, luidende : "

Art. 306/1.De werknemers, de zelfstandigen en de ambtenaren hebben in DB2P toegang tot gegevens betreffende hun aanvullend(e) pensioen(en) op de wijze zoals omschreven in de artikelen 306/2 tot 306/8. Ze kunnen ten laatste op 31 december 2016 voor de eerste maal deze gegevens raadplegen.

Voor de toepassing van deze afdeling worden onder werknemer, zelfstandige of ambtenaar ook de voormalige werknemer, zelfstandige of ambtenaar verstaan.

Deze gegevens worden minstens één maal per jaar geactualiseerd. De opeenvolgende geactualiseerde gegevens blijven raadpleegbaar.

De werknemer, de zelfstandige of de ambtenaar kan zijn gegevens raadplegen via een beveiligde webtoepassing die beantwoordt aan de standaarden van de Kruispuntbank van de sociale zekerheid en die wordt ontwikkeld en beheerd door de VZW SiGeDiS."

Art. 18.In onderafdeling 1 ingevoegd bij artikel 16 wordt een artikel 306/2 ingevoegd, luidende : "

Art. 306/2.§ 1. Ieder jaar verwittigt de VZW SiGeDiS de werknemer, de zelfstandige of de ambtenaar dat hij in DB2P gegevens betreffende zijn aanvullend(e) pensioen(en) kan raadplegen. Deze verwittiging gebeurt via de beveiligde elektronische brievenbus van de sociale zekerheid.

De Koning kan de modaliteiten van deze informatieverstrekking bepalen, alsook de modaliteiten met betrekking tot de toegang van de werknemer, de zelfstandige of de ambtenaar tot DB2P vanuit de beveiligde elektronische brievenbus.

De werknemer, de zelfstandige of de ambtenaar kan aan de VZW SiGeDiS een elektronisch adres bezorgen waarnaar de VZW SiGeDiS een bericht kan sturen dat melding maakt van de ontvangst van een verwittiging in de beveiligde elektronische brievenbus. § 2. De VZW SiGeDiS zendt één maal per jaar een document naar de hiervoor vermelde brievenbus van de werknemer, de zelfstandige of de ambtenaar dat de in artikel 306/1 bedoelde gegevens bevat. Dit document kan op papier worden afgedrukt."

Art. 19.In onderafdeling 1 ingevoegd bij artikel 16 wordt een artikel 306/3 ingevoegd, luidende : "

Art. 306/3.De pensioeninstelling of, bij gebrek aan pensioeninstelling, de inrichter bezorgt vóór 30 september van elk jaar aan de VZW SiGeDiS de gegevens die nodig zijn voor de in artikel 306, § 2, 5°, bedoelde informatieverstrekking."

Art. 20.In afdeling 3 ingevoegd bij artikel 15 wordt een onderafdeling 2 ingevoegd, luidende : "Inhoud van de informatie".

Art. 21.In onderafdeling 2 ingevoegd bij artikel 20 wordt een artikel 306/4 ingevoegd, luidende : "

Art. 306/4.De in artikel 306/1 bedoelde informatie wordt als volgt gestructureerd : 1. De informatie die op een geglobaliseerde wijze de gegevens betreffende de aanvullende pensioenen herneemt waarbij rekening wordt gehouden met alle pensioentoezeggingen, reglementen of overeenkomsten van de werknemer, de zelfstandige of de ambtenaar.2. De informatie die de in punt 1 bedoelde gegevens herneemt en opsplitst naargelang het statuut van werknemer, zelfstandige of ambtenaar binnen hetwelke een aanvullend pensioen wordt of is opgebouwd, met uitsluiting van het bedrag van de rente bedoeld in artikel 306/5, punt 2.3. Op basis van de in punt 2 bedoelde opsplitsing per statuut, de informatie die de in punt 2 bedoelde gegevens herneemt en vervolledigt.Deze informatie wordt gedetailleerd per inrichter enerzijds en per pensioeninstelling anderzijds. Binnen deze gedetailleerde informatie worden de gegevens opgesplitst in functie van de verschillende pensioentoezeggingen, reglementen of overeenkomsten."

Art. 22.In onderafdeling 2 ingevoegd bij artikel 20 wordt een artikel 306/5 ingevoegd, luidende : "

Art. 306/5.De in artikel 306/4, punt 1, bedoelde informatie omvat de volgende geglobaliseerde gegevens : 1. Het bedrag van de verworven reserves op 1 januari van het betrokken jaar, berekend op basis van de persoonlijke gegevens en de parameters van het aanvullend pensioen die in aanmerking werden genomen bij de laatste herberekeningsdatum bepaald in het pensioenreglement of de pensioenovereenkomst of, bij gebrek aan pensioenreglement en pensioenovereenkomst, in de wettelijke, reglementaire of statutaire bepalingen, de arbeidsovereenkomst, het arbeidsreglement, de collectieve arbeidsovereenkomst, de individuele overeenkomst of enig ander document waarbij een aanvullend pensioen wordt toegekend.2. Het bedrag van de verwachte maandelijkse rente waarbij rekening wordt gehouden met de volgende veronderstellingen : - de rente wordt uitgekeerd vanaf de leeftijd van 65 jaar tot aan het overlijden van de werknemer, de zelfstandige of de ambtenaar; - de in punt 1 bedoelde reserves zijn de reserves die beschikbaar zijn op het moment dat de betrokken werknemer, zelfstandige of ambtenaar de leeftijd van 65 jaar bereikt en worden omgerekend in een rente op basis van een coëfficiënt die verkregen wordt door de volgende parameters toe te passen : a) de prospectieve en genderneutrale sterftetafels die worden bepaald aan de hand van de laatste demografische studies van de algemene directie Statistieken en Economische Informatie van de Federale Overheidsdienst Economie, KMO, Middenstand en Energie en het Federaal Planbureau en die van kracht zijn op het moment van inwerkingtreding van deze titel;b) de intrestvoet die overeenstemt met de gemiddelde intrestvoet op de OLO van 10 jaar berekend over de laatste 6 kalenderjaren die voorafgaan aan de inwerkingtreding van deze titel;c) een jaarlijkse indexering van de maandelijkse rente aan 2 % per jaar, waarbij de maandelijkse rente voor 80 % overdraagbaar is ten voordele van een andere persoon die dezelfde leeftijd heeft. De voormelde coëfficiënt wordt voor de eerste maal door de FSMA bepaald. Hij wordt om de 5 jaar herzien op basis van de voormelde parameters zoals die van kracht zijn op 1 januari van het jaar van herziening. 3. Het bedrag, op 1 januari van het betrokken jaar, van de prestatie bij overlijden vóór de pensioenleeftijd, berekend op basis van de persoonlijke gegevens en de parameters van het aanvullend pensioen die in aanmerking werden genomen bij de laatste herberekeningsdatum bepaald in het pensioenreglement of de pensioenovereenkomst of, bij gebrek aan pensioenreglement en pensioenovereenkomst, in de wettelijke, reglementaire of statutaire bepalingen, de arbeidsovereenkomst, het arbeidsreglement, de collectieve arbeidsovereenkomst, de individuele overeenkomst of enig ander document waarbij dergelijke prestatie wordt toegekend. Er wordt eveneens aangegeven of er een wezenrente bestaat en of er een aanvullende prestatie in geval van overlijden door een ongeval bestaat."

Art. 23.In onderafdeling 2 ingevoegd bij artikel 20 wordt een artikel 306/6 ingevoegd, luidende : "

Art. 306/6.De in artikel 306/4, punt 3, bedoelde informatie omvat de volgende gegevens die opgesplitst worden per inrichter en per pensioeninstelling : 1. het bedrag van de verworven reserves op 1 januari van het betrokken jaar, berekend op basis van de persoonlijke gegevens en de parameters van het aanvullend pensioen die in aanmerking werden genomen bij de laatste herberekeningsdatum bepaald in het pensioenreglement of de pensioenovereenkomst of, bij gebrek aan pensioenreglement of pensioenovereenkomst, in de wettelijke, reglementaire of statutaire bepalingen, de arbeidsovereenkomst, het arbeidsreglement, de collectieve arbeidsovereenkomst, de individuele overeenkomst of enig ander document waarbij een aanvullend pensioen wordt toegekend.Indien het gaat om een bedrag aan reserves die, in voorkomend geval, alleen verworven worden als bepaalde voorwaarden vervuld worden, moeten die voorwaarden worden vermeld. De herberekeningsdatum wordt eveneens vermeld alsook desgevallend het gewaarborgd bedrag krachtens artikel 24 van de WAP of artikel 47, tweede lid, van de WAPZ indien het bedrag van de verworven reserves lager ligt dan dit bedrag.

Bovendien worden het bedrag van de verworven reserves met betrekking tot de financiering door de inrichter en het bedrag van de verworven reserves met betrekking tot de financiering door de werknemer, de zelfstandige of de ambtenaar vermeld. 2. Als de verworven prestaties berekenbaar zijn, het bedrag ervan op 1 januari van het betrokken jaar, berekend op basis van de persoonlijke gegevens en de parameters van het aanvullend pensioen die in aanmerking werden genomen bij de laatste herberekeningsdatum bepaald in het pensioenreglement of de pensioenovereenkomst of, bij gebrek aan pensioenreglement of pensioenovereenkomst, in de wettelijke, reglementaire of statutaire bepalingen, de arbeidsovereenkomst, het arbeidsreglement, de collectieve arbeidsovereenkomst, de individuele overeenkomst of enig ander document waarbij een aanvullend pensioen wordt toegekend.De herberekeningsdatum wordt eveneens vermeld, alsook de datum waarop de verworven prestaties opeisbaar zijn. 3. Het bedrag op 1 januari van het betrokken jaar van de verwachte prestatie zoals bedoeld in artikel 26, § 1, 1°, punt 3, van de WAP, in artikel 48, § 1, 1°, punt 3, van de WAPZ of in artikel 39, § 1, 1°, punt 3, van de WAP bedrijfsleider.De herberekeningsdatum die voor de raming van de verwachte prestatie is gebruikt, wordt eveneens vermeld. 4. Het bedrag op 1 januari van het betrokken jaar van de prestatie bij overlijden vóór de pensioenleeftijd, berekend op basis van de persoonlijke gegevens en de parameters van het aanvullend pensioen die in aanmerking werden genomen bij de laatste herberekeningsdatum bepaald in het pensioenreglement of de pensioenovereenkomst of, bij gebrek aan pensioenreglement of pensioenovereenkomst, in de wettelijke, reglementaire of statutaire bepalingen, de arbeidsovereenkomst, het arbeidsreglement, de collectieve arbeidsovereenkomst, de individuele overeenkomst of enig ander document waarbij dergelijke prestatie wordt toegekend.De datum van herberekening wordt eveneens vermeld.

Er wordt eveneens aangegeven of er een wezenrente bestaat en of er een aanvullende prestatie in geval van overlijden door een ongeval bestaat. 5. Het actuele financieringsniveau van de verworven reserves op 1 januari van het betrokken jaar en, in voorkomend geval, van de waarborg bedoeld in artikel 24 van de WAP of in artikel 47, tweede, lid van de WAPZ. Op vraag van de pensioeninstelling wordt een hyperlink naar diens beveiligde webtoepassing voorzien. De Koning kan nadere regels met betrekking tot deze hyperlink bepalen ."

Art. 24.In onderafdeling 2 ingevoegd bij artikel 20 wordt een artikel 306/7 ingevoegd, luidende : "

Art. 306/7.De in artikel 306/1 bedoelde informatie moet op een heldere en begrijpelijke wijze worden voorgesteld."

Art. 25.In onderafdeling 2 ingevoegd bij artikel 20 wordt een artikel 306/8 ingevoegd, luidende : "

Art. 306/8.De werknemers, de zelfstandigen of de ambtenaren die een aanvullend pensioen aan het opbouwen zijn, kunnen in DB2P het pensioenreglement of de pensioenovereenkomst raadplegen of, bij gebrek aan pensioenreglement of pensioenovereenkomst, de wettelijke, reglementaire of statutaire bepalingen, de arbeidsovereenkomst, het arbeidsreglement, de collectieve arbeidsovereenkomst, de individuele overeenkomst of ieder ander document waarbij een aanvullend pensioen wordt toegekend.

De Koning kan de mogelijkheid om de hiervoor vermelde documenten te raadplegen uitbreiden naar andere werknemers, zelfstandigen of ambtenaren dan diegenen voor wie aanvullende pensioenrechten in opbouw zijn.

Art. 26.In afdeling 3 ingevoegd bij artikel 15 wordt een onderafdeling 3 ingevoegd, luidende : "Verplichting tot informeren in hoofde van de VZW SiGeDiS betreffende prestaties inzake aanvullende pensioenen".

Art. 27.In onderafdeling 3 ingevoegd bij artikel 26 wordt een artikel 306/9 ingevoegd, luidende : "

Art. 306/9.Als de VZW SiGeDiS vaststelt dat aanvullende pensioenprestaties niet zijn uitbetaald aan een werknemer, een zelfstandige of een ambtenaar binnen de zes maanden na het moment waarop de betrokkene het wettelijk pensioen opgenomen heeft dat verbonden is aan de beroepsactiviteit naar aanleiding waarvan het aanvullend pensioen opgebouwd is geweest, dan stelt zij de betrokkene onverwijld per brief van dit feit op de hoogte. Daarbij geeft zij aan tot welke pensioeninstelling(en) of, bij gebrek aan pensioeninstelling(en), tot welke inrichter(s) de betrokken werknemer, zelfstandige of ambtenaar zich moet wenden om de betaling van deze prestaties te verkrijgen."

Art. 28.Dit hoofdstuk treedt in werking op 1 januari 2016. HOOFDSTUK 2. - Wijzigingen van de wetgeving betreffende de aanvullende pensioenen voor werknemers

Art. 29.Artikel 26 van de wet van 28 april 2003 betreffende de aanvullende pensioenen en het belastingstelsel van die pensioenen en van sommige aanvullende voordelen inzake sociale zekerheid, vervangen bij de wet van 27 april 2007 en gewijzigd bij de wet van 3 maart 2011, wordt vervangen als volgt : "

Art. 26.§ 1. De pensioeninstelling of de inrichter zelf, indien deze laatste daar om vraagt, deelt ieder jaar aan de aangeslotenen die nog niet zijn uitgetreden een pensioenfiche mee waarop wordt vermeld : 1° in een eerste deel uitsluitend de volgende gegevens : 1.Het bedrag van de verworven reserves op 1 januari van het betrokken jaar, berekend op basis van de persoonlijke gegevens en de parameters van het aanvullend pensioen die in aanmerking werden genomen bij de laatste herberekeningsdatum bepaald in het pensioenreglement of de pensioenovereenkomst. De herberekeningsdatum wordt eveneens vermeld alsook desgevallend het krachtens artikel 24 gewaarborgd bedrag indien het bedrag van de verworven reserves lager ligt dan dit bedrag.

Bovendien worden het bedrag van de verworven reserves met betrekking tot de financiering door de inrichter en het bedrag van de verworven reserves met betrekking tot de financiering door de werknemer vermeld. 2. Als de verworven prestaties berekenbaar zijn, het bedrag ervan op 1 januari van het betrokken jaar, berekend op basis van de persoonlijke gegevens en de parameters van het aanvullend pensioen die in aanmerking werden genomen bij de laatste herberekeningsdatum bepaald in het pensioenreglement of de pensioenovereenkomst.De herberekeningsdatum wordt eveneens vermeld, alsook de datum waarop de verworven prestaties opeisbaar zijn. 3. Het bedrag van de prestatie op de pensioenleeftijd op 1 januari van het betrokken jaar, berekend op basis van de volgende veronderstellingen : a.de aangeslotene blijft in dienst tot aan de pensioenleeftijd; b. de persoonlijke gegevens en de parameters van het aanvullend pensioen die beschikbaar zijn op de laatste herberekeningsdatum bepaald in het pensioenreglement of de pensioenovereenkomst.De herberekeningsdatum wordt vermeld, alsook in voorkomend geval het rendement.

Er wordt bepaald dat het gaat om een raming die geen kennisgeving van een recht op een aanvullend pensioen inhoudt. 4. Het bedrag van de prestatie bij overlijden vóór de pensioenleeftijd op 1 januari van het betrokken jaar, berekend op basis van de persoonlijke gegevens en de parameters van het aanvullend pensioen die in aanmerking werden genomen bij de laatste herberekeningsdatum bepaald in het pensioenreglement of de pensioenovereenkomst.De herberekeningsdatum wordt vermeld.

Er wordt eveneens vermeld of er een wezenrente bestaat en of er een bijkomende prestatie wordt toegekend in geval van overlijden door een ongeval. 2° in een tweede deel minstens de volgende gegevens : 1.het actuele financieringsniveau van de verworven reserves en van de in artikel 24 bedoelde waarborg op 1 januari van het betrokken jaar; 2. de in 1°, punt 1, bedoelde bedragen die betrekking hebben op het voorgaande jaar;3. de variabele elementen waarmee bij de berekening van de in 1°, punten 1 en 2, bedoelde bedragen rekening wordt gehouden. Ter gelegenheid van de in deze paragraaf bedoelde informatieverstrekking brengt de pensioeninstelling of, in voorkomend geval, de inrichter de aangeslotene ervan op de hoogte dat : - de tekst van het pensioenreglement op eenvoudig verzoek kan worden opgevraagd bij de persoon die daartoe overeenkomstig het reglement is aangewezen; - hij de gegevens betreffende zijn aanvullend(e) pensioen(en) kan raadplegen in de gegevensbank betreffende de aanvullende pensioenen opgericht door artikel 306 van de programmawet (I) van 27 december 2006.

De informatieverstrekking kan onder de volgende voorwaarden op elektronische wijze gebeuren : - de op elektronische wijze consulteerbare pensioenfiche moet kunnen worden afgedrukt; - de op elektronische wijze consulteerbare pensioenfiche moet door de pensioeninstelling op een duurzame drager worden bewaard; - als de elektronische mededeling toegang tot een beveiligde site veronderstelt die niet kan worden geraadpleegd via een computer die niet toebehoort aan de inrichter, dan stelt de inrichter aan de werknemers die in zijn onderneming geen toegang tot een computer hebben, binnen de onderneming de nodige middelen ter beschikking om in alle vertrouwelijkheid de pensioenfiche te raadplegen.

Als de pensioenfiche elektronisch wordt bezorgd, dan behoudt de aangeslotene het recht de vraag te stellen om de pensioenfiche voortaan op papier te ontvangen. § 2. De pensioeninstelling of de inrichter, indien deze laatste daar om vraagt, deelt op eenvoudig verzoek van de aangeslotene een historisch overzicht mee van : - het bedrag van de verworven reserves, in voorkomend geval met vermelding van het bedrag dat overeenstemt met de waarborgen bedoeld in artikel 24; - als de verworven prestaties berekenbaar zijn, het bedrag van de verworven prestaties en de datum waarop deze opeisbaar zijn.

Dit overzicht kan worden beperkt tot de periode van aansluiting bij de pensioeninstelling en tot de periode na 1 januari 1996. § 3. Bij de pensionering of wanneer er andere uitkeringen verschuldigd worden, licht de pensioeninstelling of de inrichter zelf, indien deze laatste daar om vraagt, de begunstigde of zijn rechthebbenden in over de uitkeringen die verschuldigd zijn en over de mogelijke wijzen van uitbetaling. § 4. De mededelingen bedoeld in de paragrafen 1 tot en met 3 vermelden eveneens de volgende gegevens : 1° de identificatie van de aangeslotene of de betrokkene, met inbegrip van het INSZ-nummer behalve voor de begunstigden van een prestatie bij overlijden;2° in voorkomend geval de identificatie van de inrichter, met inbegrip van het KBO-nummer;3° de identificatie van de pensioeninstelling, met inbegrip van het KBO-nummer;4° de identificatie van de pensioentoezegging. De Koning kan de lijst met gegevens vermeld in het eerste lid aanvullen.

Indien de inrichter of de pensioeninstelling bijkomende informatie wensen mee te delen aan de aangeslotene of de betrokkene, dient dit te gebeuren in een duidelijk onderscheiden gedeelte. § 5. De FSMA kan een gestandaardiseerde presentatiewijze bepalen die voor mededelingen bedoeld in dit artikel dient gebruikt te worden. § 6. De inrichter of de pensioeninstelling kan geheel of gedeeltelijk worden ontheven van de uitvoering van de verplichtingen opgelegd in dit artikel voor zover de VZW SiGeDiS, opgericht overeenkomstig artikel 12 van het koninklijk besluit van 12 juni 2006 tot uitvoering van Titel III, Hoofdstuk II, van de wet van 23 december 2005 betreffende het generatiepact, zich er op grond van een overeenkomst met de inrichter of de pensioeninstelling toe verbindt om de uitvoering van de verplichtingen over te nemen. § 7. De pensioeninstelling deelt aan de VZW SiGeDiS, opgericht overeenkomstig artikel 12 van het koninklijk besluit van 12 juni 2006 tot uitvoering van titel III, hoofdstuk II, van de wet van 23 december 2005 betreffende het generatiepact, de gegevens mee die noodzakelijk zijn voor de in artikel 306, § 2, 5°, van de programmawet (I) van 27 december 2006 bedoelde informatieverstrekking."

Art. 30.Artikel 29 treedt in werking op 1 januari 2016. HOOFDSTUK 3. - Wijzigingen van de wetgeving betreffende de aanvullende pensioenen voor zelfstandigen

Art. 31.In artikel 42 van de programmawet (I) van 24 december 2002, gewijzigd bij de wet van 22 december 2003, bij de wet van 27 oktober 2006, bij de wet van 24 juli 2008, bij de wet van 28 april 2010 en bij het koninklijk besluit van 3 maart 2011, wordt de bepaling onder 8° /1 ingevoegd, luidende : "8° /1. verworven prestaties : de prestaties waarop de aangeslotene aanspraak kan maken op de pensioenleeftijd conform de pensioenovereenkomst wanneer hij zijn verworven reserves bij de pensioeninstelling laat zonder verdere bijdragebetaling."

Art. 32.Artikel 48 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 27 oktober 2006 en bij de wet van 27 december 2006, wordt vervangen als volgt : "

Art. 48.§ 1. De pensioeninstelling deelt ieder jaar aan de aangeslotenen die het voorgaande jaar een bijdrage hebben betaald, een pensioenfiche mee waarop wordt vermeld : 1° in een eerste deel uitsluitend de volgende gegevens : 1.Het bedrag van de verworven reserves op 1 januari van het betrokken jaar.

Het bedrag van de waarborg bedoeld in artikel 47, tweede lid, wordt eveneens vermeld als het bedrag van de verworven reserves lager ligt dan het bedrag van de waarborg. 2. Als de verworven prestaties berekenbaar zijn, het bedrag ervan op 1 januari van het betrokken jaar, alsook de datum waarop ze opeisbaar zijn.3. Het bedrag van de prestatie op de pensioenleeftijd op 1 januari van het betrokken jaar, berekend op basis van de veronderstelling dat de aangeslotene bijdragen betaalt tot aan de pensioenleeftijd en deze bijdragen gelijk zijn aan die betaald in het vorige jaar. Er wordt bepaald dat het gaat om een raming die geen kennisgeving van een recht op een aanvullend pensioen inhoudt. 4. Het bedrag van de prestatie bij overlijden vóór de pensioenleeftijd op 1 januari van het betrokken jaar, rekening houdende met de pensioenovereenkomst.2° in een tweede deel, minstens de volgende gegevens : 1.het actuele financieringsniveau van de verworven reserves en van de waarborg bedoeld in artikel 47, tweede lid, op 1 januari van het betrokken jaar; 2. de in 1°, eerste punt, bedoelde bedragen die betrekking hebben op het voorgaande jaar;3. de variabele elementen waarmee bij de berekening van de in 1°, punten 1 en 2, bedoelde bedragen rekening wordt gehouden;4. het bedrag van de bijdragen die in de loop van het voorbije jaar gestort zijn, opgesplitst per voordeel;5. in voorkomend geval, de informatie betreffende de winstdeelname die de Koning bepaalt;6. in voorkomend geval, het bedrag van de toeslagen die in het voorbije boekjaar ten laste van de aangeslotene werden gelegd;7. in voorkomend geval, de rentevoet die in de loop van het voorbije boekjaar gewaarborgd werd. Ter gelegenheid van de in deze paragraaf bedoelde informatieverstrekking brengt de pensioeninstelling de aangeslotene ervan op de hoogte dat hij de gegevens betreffende zijn aanvullend(e) pensioen(en) kan raadplegen in de gegevensbank betreffende de aanvullende pensioenen opgericht door artikel 306 van de programmawet (I) van 27 december 2006.

De informatieverstrekking kan onder de volgende voorwaarden op elektronische wijze gebeuren : - de op elektronische wijze consulteerbare pensioenfiche moet kunnen worden afdrukt; - de op elektronische wijze consulteerbare pensioenfiche moet door de pensioeninstelling op een duurzame drager worden bewaard.

Als de pensioenfiche elektronisch wordt bezorgd, dan behoudt de aangeslotene het recht de vraag te stellen om de pensioenfiche voortaan op papier te ontvangen. § 2. De pensioeninstelling deelt op eenvoudig verzoek aan de aangeslotene een historisch overzicht van de verworven reserves mee.

Daarbij wordt, in voorkomend geval, het bedrag van de waarborg bedoeld in artikel 47, tweede lid, vermeld. Dit overzicht kan worden beperkt tot de periode van aansluiting bij de pensioeninstelling en tot de periode na de inwerkingtreding van deze wet. § 3. Bij de pensionering of wanneer er andere uitkeringen verschuldigd worden, licht de pensioeninstelling de begunstigde of, in geval van overlijden, zijn rechthebbenden in over de uitkeringen die verschuldigd zijn en over de mogelijke wijzen van uitbetaling. § 4. De pensioeninstelling kan geheel of gedeeltelijk worden ontheven van de uitvoering van de verplichtingen opgelegd in dit artikel, voor zover de VZW SiGeDiS, opgericht overeenkomstig artikel 12 van het koninklijk besluit van 12 juni 2006 tot uitvoering van Titel III, Hoofdstuk II, van de wet van 23 december 2005 betreffende het generatiepact, zich er op grond van een overeenkomst met de pensioeninstelling toe verbindt om de uitvoering van die verplichtingen over te nemen. § 5. De pensioeninstelling deelt aan de VZW SiGeDiS, opgericht overeenkomstig artikel 12 van het koninklijk besluit van 12 juni 2006 tot uitvoering van Titel III, Hoofdstuk II, van de wet van 23 december 2005 betreffende het generatiepact, de gegevens mee die noodzakelijk zijn voor de in artikel 306, § 2, 5°, van de programmawet (I) van 27 december 2006 bedoelde informatieverstrekking."

Art. 33.In artikel 47, eerste lid, van dezelfde wet worden de woorden "en verworven prestaties" ingevoegd na "reserves".

Art. 34.De artikelen 31 tot en met 33 treden in werking op 1 januari 2016.

TITEL 4. - Aanvullend pensioen voor bedrijfsleiders HOOFDSTUK 1. - Definities

Art. 35.Voor de toepassing van deze titel wordt verstaan onder : 1° aanvullend pensioen : het rust- en/of overlevingspensioen bij overlijden van de aangeslotene vóór of na de pensioenleeftijd, of de ermee overeenstemmende kapitaalswaarde, die op basis van de in een pensioenreglement of een pensioenovereenkomst bepaalde verplichte stortingen worden toegekend ter aanvulling van een krachtens een wettelijke socialezekerheidsregeling vastgesteld pensioen;2° pensioentoezegging : de toezegging van een aanvullend pensioen door een inrichter aan één of meerdere bedrijfsleiders;3° pensioenstelsel : een collectieve pensioentoezegging;4° individuele pensioentoezegging : een pensioentoezegging aan een bedrijfsleider en/of zijn rechthebbenden;5° inrichter : de rechtspersoon die een pensioentoezegging doet;6° bedrijfsleider : de natuurlijke persoon bedoeld in artikel 32, eerste lid, 1° en 2°, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992;7° aangeslotene : de bedrijfsleider die van een pensioentoezegging geniet alsook de voormalige bedrijfsleider die nog steeds actuele of uitgestelde rechten geniet overeenkomstig het pensioenreglement of de pensioenovereenkomst;8° pensioenreglement : het reglement waarin de rechten en de verplichtingen van de inrichter, van de aangeslotene en zijn rechthebbenden en van de pensioeninstelling, alsook de regels inzake de uitvoering van het pensioenstelsel worden bepaald;9° pensioenovereenkomst : de overeenkomst waarin de rechten en de verplichtingen van de inrichter, van de aangeslotene en zijn rechthebbenden en van de pensioeninstelling, alsook de regels inzake de uitvoering van de individuele pensioentoezegging worden bepaald;10° verworven reserves : de reserves waarop de aangeslotene op een bepaald ogenblik recht heeft overeenkomstig het pensioenreglement of de pensioenovereenkomst;11° verworven prestaties : de prestaties waarop de aangeslotene op de pensioenleeftijd aanspraak kan maken overeenkomstig het pensioenreglement of de pensioenovereenkomst, indien hij, wanneer hij niet langer bedrijfsleider van de inrichter is, zijn verworven reserves bij de pensioeninstelling laat;12° pensioeninstelling : een instelling bedoeld in artikel 2, § 1 of § 3, 5°, van de wet van 9 juli 1975 betreffende de controle der verzekeringsondernemingen of in artikel 2, 1°, van de wet van 27 oktober 2006, die belast is met de uitvoering van de pensioentoezegging;13° pensioenleeftijd : de pensioenleeftijd die wordt vermeld in het pensioenreglement of de pensioenovereenkomst;14° de wet van 27 oktober 2006 : de wet van 27 oktober 2006 betreffende het toezicht op de instellingen voor bedrijfspensioenvoorziening;15° de wetgeving inzake prudentieel toezicht : de wet van 9 juli 1975 betreffende de controle der verzekeringsondernemingen en de wet van 27 oktober 2006, en hun uitvoeringsbesluiten;16° de FSMA : de Autoriteit voor Financiële Diensten en Markten, ingesteld door artikel 44 van de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten;17° de Bank : de Nationale Bank van België, bedoeld in de wet van 22 februari 1998 tot vaststelling van het organiek statuut van de Nationale Bank van België. HOOFDSTUK 2. - Algemene bepalingen met betrekking tot pensioentoezeggingen

Art. 36.§ 1. Elke pensioentoezegging wordt beheerst door een pensioenreglement of een pensioenovereenkomst. § 2. Onverminderd de vermeldingen die er krachtens andere wettelijke bepalingen in moeten opgenomen worden, moet het pensioenreglement of de pensioenovereenkomst de pensioenleeftijd vastleggen. § 3. De tekst van het pensioenreglement of de pensioenovereenkomst wordt op eenvoudig verzoek aan de aangeslotene meegedeeld. Het pensioenreglement of de pensioenovereenkomst bepaalt of deze kennisgeving door de inrichter of door de pensioeninstelling moet gebeuren.

Art. 37.Onverminderd de bepalingen in artikel 3, § 3, 1° en 2°, van de wet van 27 oktober 2006 vertrouwt de inrichter de uitvoering van de pensioentoezegging aan een pensioeninstelling toe. HOOFDSTUK 3. - Verworven reserves, verworven prestaties, informatie aan de aangeslotene en uitbetaling van de prestaties

Art. 38.De aangeslotene heeft recht op de verworven reserves en prestaties overeenkomstig het pensioenreglement of de pensioenovereenkomst.

Art. 39.§ 1 De pensioeninstelling of de inrichter zelf, indien deze laatste daar om vraagt, deelt ieder jaar aan de bedrijfsleiders van de inrichter een pensioenfiche mee waarop wordt vermeld : 1° / in een eerste gedeelte uitsluitend de volgende gegevens : 1.Het bedrag van de verworven reserves op 1 januari van het betrokken jaar, berekend op basis van de persoonlijke gegevens en de parameters van het aanvullend pensioen die in aanmerking werden genomen bij de laatste herberekeningsdatum bepaald in het pensioenreglement of de pensioenovereenkomst. De herberekeningsdatum wordt eveneens vermeld.

Bovendien worden het bedrag van de verworven reserves met betrekking tot de financiering door de inrichter en het bedrag van de verworven reserves met betrekking tot de financiering door de bedrijfsleider vermeld. 2. Als de verworven prestaties berekenbaar zijn, het bedrag ervan op 1 januari van het betrokken jaar, berekend op basis van de persoonlijke gegevens en de parameters van het aanvullend pensioen die in aanmerking werden genomen bij de laatste herberekeningsdatum bepaald in het pensioenreglement of de pensioenovereenkomst.De herberekeningsdatum wordt eveneens vermeld, alsook de datum waarop de verworven prestaties opeisbaar zijn. 3. Het bedrag van de prestatie op de pensioenleeftijd op 1 januari van het betrokken jaar, berekend op basis van de volgende veronderstellingen : a.de aangeslotene geniet van de pensioentoezegging tot aan de pensioenleeftijd; b. de persoonlijke gegevens en de parameters van het aanvullend pensioen die beschikbaar zijn op de laatste herberekeningsdatum bepaald in het pensioenreglement of de pensioenovereenkomst.De herberekeningsdatum wordt vermeld, alsook in voorkomend geval het rendement.

Er wordt bepaald dat het gaat om een raming die geen kennisgeving van een recht op een aanvullend pensioen inhoudt. 4. Het bedrag van de prestatie bij overlijden vóór de pensioenleeftijd op 1 januari van het betrokken jaar, berekend op basis van de persoonlijke gegevens en parameters van het aanvullend pensioen die in aanmerking werden genomen bij de laatste herberekeningsdatum bepaald in het pensioenreglement of de pensioenovereenkomst.De herberekeningsdatum wordt vermeld.

Er wordt eveneens vermeld of er een wezenrente bestaat en of er een bijkomende prestatie wordt toegekend in geval van overlijden door een ongeval. 2° / in een tweede deel, minstens de volgende gegevens : 1.het actuele financieringsniveau van de verworven reserves op 1 januari van het betrokken jaar; 2. de in 1°, punt 1, bedoelde bedragen die betrekking hebben op het vorige jaar;3. de variabele elementen waarmee bij de berekening van de bedragen in 1°, punten 1 en 2, rekening wordt gehouden. Ter gelegenheid van de in deze paragraaf bedoelde informatieverstrekking brengt de pensioeninstelling of, in voorkomend geval, de inrichter de aangeslotene ervan op de hoogte dat : - de tekst van het pensioenreglement op eenvoudig verzoek kan worden opgevraagd bij de persoon die daartoe overeenkomstig het reglement is aangewezen; - hij de gegevens betreffende zijn aanvullend(e) pensioen(en) kan raadplegen in de gegevensbank betreffende de aanvullende pensioenen opgericht door artikel 306 van de programmawet (I) van 27 december 2006.

De informatieverstrekking kan onder de volgende voorwaarden op elektronische wijze gebeuren : - de op elektronische wijze consulteerbare pensioenfiche moet kunnen worden afgedrukt; - de op elektronische wijze consulteerbare pensioenfiche moet door de pensioeninstelling op een duurzame drager worden bewaard.

Als de pensioenfiche elektronisch wordt bezorgd, dan behoudt de in deze paragraaf bedoelde bedrijfsleider het recht de vraag te stellen om de pensioenfiche voortaan op papier te ontvangen. § 2. Bij de pensionering of wanneer er andere uitkeringen verschuldigd worden, licht de pensioeninstelling of de inrichter zelf, indien deze laatste daar om vraagt, de begunstigde of zijn rechthebbenden in over de uitkeringen die verschuldigd zijn en over de mogelijke wijzen van uitbetaling. § 3. De mededelingen bedoeld in de paragrafen 1 en 2 vermelden eveneens de volgende gegevens : 1° de identificatie van de aangeslotene of de betrokkene, met inbegrip van het INSZ-nummer behalve voor de begunstigden van een prestatie bij overlijden;2° in voorkomend geval de identificatie van de inrichter, met inbegrip van het KBO-nummer;3° de identificatie van de pensioeninstelling, met inbegrip van het KBO-nummer;4° de identificatie van de pensioentoezegging. De Koning kan de lijst met gegevens vermeld in het eerste lid aanvullen.

Indien de inrichter of de pensioeninstelling bijkomende informatie wensen mee te delen aan de aangeslotene of de betrokkene, dient dit gebeuren in een duidelijk onderscheiden gedeelte. § 4. De FSMA kan een gestandaardiseerde presentatiewijze bepalen die voor mededelingen bedoeld in dit artikel dient gebruikt te worden. § 5. De inrichter of de pensioeninstelling kan geheel of gedeeltelijk worden ontheven van de uitvoering van de verplichtingen opgelegd in dit artikel voor zover de VZW SiGeDiS, opgericht overeenkomstig artikel 12 van het koninklijk besluit van 12 juni 2006 tot uitvoering van Titel III, Hoofdstuk II, van de wet van 23 december 2005 betreffende het generatiepact, zich er op grond van een overeenkomst met de inrichter of de pensioeninstelling toe verbindt om de uitvoering van die verplichtingen over te nemen. § 6. De pensioeninstelling deelt aan de VZW SiGeDiS, opgericht overeenkomstig artikel 12 van het koninklijk besluit van 12 juni 2006 tot uitvoering van Titel III, Hoofdstuk II, van de wet van 23 december 2005 betreffende het generatiepact, de gegevens mee die noodzakelijk zijn voor de in artikel 306, § 2, 5°, van de programmawet (I) van 27 december 2006 bedoelde informatieverstrekking.

Art. 40.§ 1. Onverminderd de bepalingen in § 2 en het recht van de bedrijfsleider, wanneer hij ophoudt bedrijfsleider van de inrichter te zijn, op overdracht van zijn reserves naar een pensioeninstelling die de reserves beheert overeenkomstig deze titel, kan de aangeslotene het recht op afkoop van zijn reserves enkel uitoefenen of de uitbetaling van zijn prestaties verkrijgen op het ogenblik van zijn pensionering of vanaf het ogenblik waarop hij de leeftijd van 60 jaar heeft bereikt voor zover het pensioenreglement of de pensioenovereenkomst het uitdrukkelijk voorziet. § 2. Voorschotten op prestaties, inpandgevingen van pensioenrechten voor het waarborgen van een lening en de toewijzing van de afkoopwaarde aan de wedersamenstelling van een hypothecair krediet mogen enkel worden toegestaan om de aangeslotene in staat te stellen op het grondgebied van de Europese Economische Ruimte onroerende goederen die belastbare inkomsten opbrengen te verwerven, te bouwen, te verbeteren, te herstellen of te verbouwen. Die voorschotten en leningen moeten worden terugbetaald zodra die goederen uit het vermogen van de aangeslotene verdwijnen.

Indien het pensioenreglement of de pensioenovereenkomst in voorschotten op prestaties of inpandgevingen van pensioenrechten of in de mogelijkheid tot toewijzing van de afkoopwaarde aan de wedersamenstelling van een hypothecair krediet voorziet, dienen de beperkingen vermeld in het eerste lid uitdrukkelijk in het pensioenreglement of in de pensioenovereenkomst te worden vermeld. HOOFDSTUK 4. - Transparantie

Art. 41.De pensioeninstelling stelt een schriftelijke verklaring op met de beginselen van haar beleggingsbeleid. Zij herziet deze verklaring ten minste om de drie jaar en onverwijld na elke belangrijke wijziging van het beleggingsbeleid.

Deze verklaring bevat ten minste de toegepaste wegingsmethoden voor beleggingsrisico's, de risicobeheersprocedures en de strategische spreiding van de activa in het licht van de aard en de duur van de pensioentoezeggingen.

De pensioeninstelling stelt de FSMA binnen de maand in kennis van elke wijziging van de verklaring inzake de beginselen van het beleggingsbeleid.

De FSMA kan bij reglement nadere regels vaststellen met betrekking tot de inhoud en de vorm van deze verklaring.

Art. 42.§ 1. De pensioeninstelling stelt elk jaar een verslag op over het beheer van de pensioentoezegging. Dit verslag wordt ter beschikking gesteld van de inrichter die het op eenvoudig verzoek aan de aangeslotenen meedeelt.

Het verslag moet informatie bevatten over de volgende elementen : 1° de wijze van financiering van de pensioentoezegging en de structurele wijzigingen in die financiering;2° de beleggingsstrategie op lange en korte termijn en de mate waarin daarbij rekening wordt gehouden met sociale, ethische en leefmilieuaspecten;3° het rendement van de beleggingen;4° de kostenstructuur;5° in voorkomend geval de winstdeling. § 2. De pensioeninstelling verstrekt aan de aangeslotenen, hun rechthebbenden of hun vertegenwoordigers op eenvoudig verzoek : 1° de verklaring inzake de beginselen van het beleggingsbeleid bedoeld in artikel 41;2° de jaarrekening en het jaarverslag van de pensioeninstelling, alsook, in voorkomend geval, deze die met de betrokken pensioentoezegging overeenstemt;3° wanneer de aangeslotene het beleggingsrisico draagt, alle eventueel beschikbare beleggingsmogelijkheden en de feitelijke beleggingsportefeuille, met een beschrijving van de risico's en de kosten die met de beleggingen verbonden zijn. De FSMA kan bij reglement de inhoud en de vorm bepalen van de inlichtingen bedoeld in deze paragraaf. HOOFDSTUK 5. - Toezicht

Art. 43.Het toezicht op de naleving van de bepalingen van deze titel en zijn uitvoeringsbesluiten wordt toevertrouwd aan de FSMA.

Art. 44.Met het oog op het toezicht op de naleving van de bepalingen van deze titel en zijn uitvoeringsbesluiten bezorgen de pensioeninstellingen aan de FSMA de lijst van de pensioentoezeggingen die zij beheren, de identiteitsgegevens van de betrokken inrichters evenals de inlichtingen over de beheerde toezeggingen, die de FSMA bepaalt.

De in het eerste lid bedoelde inlichtingen worden verstrekt volgens de frequentie, de inhoud en de drager die de FSMA bepaalt.

Voor zover de in het eerste lid bedoelde inlichtingen door de pensioeninstellingen in overeenstemming met de door de VZW SiGeDiS vastgelegde aangifte-instructies meegedeeld worden aan de door artikel 306 van de programmawet (I) van 27 december 2006 opgerichte gegevensbank betreffende de aanvullende pensioenen, wordt er geacht aan de in het eerste lid bedoelde communicatieverplichting voldaan te zijn.

Art. 45.Op verzoek van de FSMA verstrekken de pensioeninstellingen en de inrichters alle inlichtingen en documenten met het oog op het toezicht op de naleving van de bepalingen van deze titel en zijn uitvoeringsbesluiten.

Met hetzelfde doel kan de FSMA op de Belgische zetel van de pensioeninstellingen en van de inrichters inspecties verrichten of een kopie maken van alle gegevens waarover zij beschikken, in voorkomend geval nadat zij de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst hiervan verwittigd heeft.

Met hetzelfde doel zijn de agenten, makelaars of tussenpersonen ertoe gehouden op eenvoudig verzoek alle nodige inlichtingen te verstrekken aan de FSMA over de pensioenstelsels of de pensioenovereenkomsten die aan de bepalingen van deze titel zijn onderworpen.

Voor de uitvoering van de drie voorgaande leden kan de FSMA leden van haar personeel of zelfstandige hiertoe gemachtigde deskundigen afvaardigen, die haar verslag uitbrengen.

Art. 46.§ 1. Indien de FSMA vaststelt dat de pensioeninstellingen en inrichters bedoeld in artikel 45 zich niet schikken naar de bepalingen van deze titel of zijn uitvoeringsbesluiten, bepaalt zij de termijn binnen dewelke die toestand dient te worden verholpen.

Indien de toestand niet is verholpen na deze termijn kan de FSMA, ongeacht de andere maatregelen waarin door of krachtens de wet is voorzien, de inrichter, de aangeslotenen en de begunstigden van de pensioenstelsels of de pensioenovereenkomsten of hun vertegenwoordigers in kennis stellen van haar aanmaningen.

Onder de voorwaarden bepaald in dit artikel kan de FSMA haar aanmaningen bekendmaken in het Belgisch Staatsblad of in de pers.

De kosten van de kennisgeving en de bekendmaking zijn ten laste van de bestemmeling van de aanmaningen. § 2. Indien de in artikel 45 bedoelde pensioeninstellingen en personen in gebreke blijven bij het verstrijken van de termijn bedoeld in § 1, kan de FSMA, nadat de instelling of persoon zijn middelen heeft kunnen laten gelden, een dwangsom opleggen die per kalenderdag vertraging niet meer mag bedragen dan 50.000 euro, noch meer dan 2.500.000 euro voor de miskenning van eenzelfde aanmaning. § 3. Onverminderd andere maatregelen bepaald door deze titel of andere wetten en reglementen, kan de FSMA, indien zij een inbreuk vaststelt op de bepalingen van deze titel of van de besluiten of reglementen genomen ter uitvoering ervan, aan de daarvoor verantwoordelijke persoon een administratieve geldboete opleggen, die niet meer mag bedragen dan 2.500.000 euro voor hetzelfde feit of voor hetzelfde geheel van feiten. § 4. De dwangsommen en boetes die met toepassing van dit artikel worden opgelegd, worden ten voordele van de Schatkist geïnd door de administratie van het Kadaster, de Registratie en de Domeinen. § 5. De FSMA stelt de Bank in kennis van de beslissingen die zij met toepassing van §§ 1 en 2 neemt ten aanzien van een aan het toezicht van de Bank onderworpen pensioeninstelling.

Art. 47.De FSMA stelt een tweejaarlijks verslag op over de materies bedoeld in deze titel en zijn uitvoeringsbesluiten.

Art. 48.De erkende commissarissen en de actuarissen aangeduid overeenkomstig de wetgeving inzake het prudentieel toezicht brengen de FSMA op de hoogte van elk feit of elke beslissing waarvan zij bij de uitvoering van hun opdracht kennis hebben gekregen en die een inbreuk op de bepalingen van deze titel en zijn uitvoeringsbesluiten uitmaken.

Melding te goeder trouw aan de FSMA door de erkende commissarissen en de actuarissen van de in het eerste lid bedoelde feiten of beslissingen vormt geen inbreuk op ongeacht welke beperking inzake de openbaarmaking van informatie, opgelegd op grond van een contract of van een wettelijke of bestuursrechtelijke bepaling, en leidt voor de betrokken personen tot geen enkele vorm van aansprakelijkheid met betrekking tot de inhoud van die melding.

Art. 49.De in artikel 60 van de programmawet (I) van 24 december 2002 bedoelde Raad voor het Vrij Aanvullend Pensioen voor Zelfstandigen wordt belast met de regelmatige opvolging van de toepassing van de bepalingen van deze titel en met een periodieke evaluatie hiervan. Hij kan op verzoek of uit eigen beweging adviezen of aanbevelingen formuleren ter attentie van de FSMA of van de bevoegde ministers. Hij wordt daarenboven belast met alle taken die hem krachtens een wet of door de Koning worden toegewezen.

Art. 50.De in artikel 61 van de programmawet (I) van 24 december 2002 bedoelde Commissie voor het Vrij Aanvullend Pensioen voor Zelfstandigen heeft als opdracht advies te verstrekken over de besluiten die in uitvoering van deze titel worden genomen en overleg te plegen omtrent alle vragen inzake de toepassing van deze titel en zijn uitvoeringsbesluiten die haar door de bevoegde ministers, de Raad voor het Vrij Aanvullend Pensioen voor Zelfstandigen of door de FSMA worden voorgelegd.

De hiervoor vermelde Commissie voor het Vrij Aanvullend Pensioen voor Zelfstandigen kan uit eigen beweging adviezen geven over alle problemen inzake de toepassing van deze titel en zijn uitvoeringsbesluiten. HOOFDSTUK 6. - Strafbepalingen

Art. 51.Met een gevangenisstraf van een maand tot vijf jaar en met een geldboete van 25 tot 250 euro, of met één van die straffen alleen worden gestraft, de beheerders, zaakvoerders of lasthebbers van pensioeninstellingen en de inrichters of hun lasthebbers die over de toepassing van deze titel wetens en willens onjuiste verklaringen hebben afgelegd aan de FSMA of aan de door haar gevolmachtigde persoon, of die hebben geweigerd de ter uitvoering van deze titel of zijn uitvoeringsbesluiten gevraagde inlichtingen te verstrekken.

Dezelfde straffen zijn van toepassing op de beheerders, commissarissen, aangeduide actuarissen, directeurs, zaakvoerders of lasthebbers van pensioeninstellingen en op de inrichters of hun lasthebbers die niet hebben voldaan aan de verplichtingen hun opgelegd door deze titel of zijn uitvoeringsbesluiten of die hebben meegewerkt aan de uitvoering van pensioenstelsels of pensioenovereenkomsten die in strijd zijn met deze titel of zijn uitvoeringsbesluiten.

Alle bepalingen van boek I van het Strafwetboek, hoofdstuk VII en artikel 85 niet uitgezonderd, zijn toepasselijk op de misdrijven in deze titel omschreven, zonder dat het bedrag van de geldboete lager mag zijn dan 40 % van de in dit hoofdstuk bepaalde minimumbedragen. HOOFDSTUK 7. - Verjaring

Art. 52.Alle rechtsvorderingen tussen een bedrijfsleider en/of een aangeslotene, enerzijds, en een inrichter en/of een pensioeninstelling, anderzijds, die voortvloeien uit of verband houden met een aanvullend pensioen of het beheer ervan, verjaren door verloop van vijf jaar vanaf de dag volgend op die waarop de benadeelde bedrijfsleider of aangeslotene kennis heeft gekregen of redelijkerwijze kennis had moeten krijgen, hetzij van het voorval dat het vorderingsrecht doet ontstaan, hetzij van de schade en van de identiteit van de daarvoor aansprakelijke persoon.

Alle rechtsvorderingen tussen een begunstigde, enerzijds, en een inrichter en/of een pensioeninstelling, anderzijds, die voortvloeien uit of verband houden met een aanvullend pensioen of het beheer ervan, verjaren door verloop van vijf jaar vanaf de dag volgend op die waarop de begunstigde kennis heeft gekregen of redelijkerwijze kennis had moeten krijgen, hetzij tegelijk van het bestaan van het aanvullend pensioen, van zijn hoedanigheid van begunstigde en van het voorval dat de prestaties opeisbaar doet worden, hetzij van de schade en van de identiteit van de daarvoor aansprakelijke persoon.

De verjaring loopt niet tegen minderjarigen, onbekwaamverklaarden en andere onbekwamen.

De verjaring loopt evenmin tegen de bedrijfsleider, de aangeslotene of de begunstigde die zich door overmacht in de onmogelijkheid bevindt om binnen de hierboven vermelde verjaringstermijn op te treden.

De bepalingen van dit artikel zijn van dwingend recht. HOOFDSTUK 8. - Inwerkingtreding en overgangsbepalingen

Art. 53.De bepalingen van deze titel uitgezonderd artikel 40 zijn niet van toepassing op : 1° individuele pensioentoezeggingen die werden toegekend aan bedrijfsleiders bedoeld in artikel 32, eerste lid, 1°, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 : - tot beloop van het verzekerd kapitaal van een vóór 1 juli 2012 ter financiering van die toezegging gesloten bedrijfsleidersverzekering; - voor het overige tot beloop van de interne voorziening bedoeld in artikel 66 van de programmawet van 22 juni 2012 tenzij die interne voorziening werd overgedragen aan een pensioeninstelling; 2° individuele pensioentoezeggingen die werden toegekend aan bedrijfsleiders bedoeld in artikel 32, eerste lid, 2°, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 en die vóór 16 november 2003 bestonden : - tot beloop van het verzekerd kapitaal van een vóór 1 juli 2012 ter financiering van die toezegging gesloten bedrijfsleidersverzekering; - voor het overige tot beloop van de interne voorziening bedoeld in artikel 66 van de programmawet van 22 juni 2012 tenzij die interne voorziening werd overgedragen aan een pensioeninstelling.

Art. 54.De verjaringstermijnen waarin artikel 52 voorziet, beginnen slechts te lopen vanaf de inwerkingtreding van artikel 52, wanneer de vordering voordien is ontstaan. De totale duur van de verjaringstermijn mag evenwel niet meer zijn dan de duur van de oorspronkelijke verjaringstermijn vanaf het feit dat de vordering doet ontstaan.

Art. 55.De inwerkingtreding van artikel 52 kan niet tot gevolg hebben dat een nieuwe verjaringstermijn begint te lopen voor vorderingen die reeds verjaard zijn.

Art. 56.Artikelen 40, 41 en 42 treden in werking op 1 januari 2015 en artikel 39 treedt in werking op 1 januari 2016.

TITEL 5. - Uittreding

Art. 57.In artikel 3 van de wet van 28 april 2003 betreffende de aanvullende pensioenen en het belastingstelsel van die pensioenen en van sommige aanvullende voordelen inzake sociale zekerheid, gewijzigd bij de wet van 27 oktober 2006, het koninklijk besluit van 3 maart 2011 en de wet van 5 mei 2014, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° § 1, 11°, wordt vervangen als volgt : "11° uittreding : a) Wanneer de inrichter een rechtspersoon bedoeld in 5°, a) is : 1.Hetzij de beëindiging van de arbeidsovereenkomst, anders dan door overlijden of pensionering. Wordt evenwel niet als een uittreding beschouwd, de beëindiging van de arbeidsovereenkomst, anders dan door overlijden of pensionering, die wordt gevolgd door het sluiten van een arbeidsovereenkomst met een andere werkgever die onder het toepassingsgebied van hetzelfde pensioenstelsel valt als dat van de vorige werkgever, op voorwaarde dat er in het geval van een multi-inrichterspensioenstelsel een overeenkomst bestaat in de zin van artikel 33/2 die de overname van de rechten en verplichtingen regelt; 2. Hetzij het einde van de aansluiting vanwege het feit dat de werknemer niet langer de aansluitingsvoorwaarden van het pensioenstelsel vervult, zonder dat dit samenvalt met de beëindiging van de arbeidsovereenkomst, anders dan door overlijden of pensionering;3. Hetzij het einde van de aansluiting vanwege het feit dat de werkgever of, in geval van de overgang van de arbeidsovereenkomst, de nieuwe werkgever niet langer valt onder het toepassingsgebied van de collectieve arbeidsovereenkomst die het pensioenstelsel heeft ingevoerd;b) Wanneer de inrichter een werkgever is : 1.Hetzij de beëindiging van de arbeidsovereenkomst, anders dan door overlijden of pensionering. Wordt evenwel niet als een uittreding beschouwd, de beëindiging van de arbeidsovereenkomst, anders dan door overlijden of pensionering, die wordt gevolgd door het sluiten van een arbeidsovereenkomst met een andere werkgever die deelneemt aan hetzelfde multi-inrichterspensioenstelsel als dat van de vorige werkgever, op voorwaarde dat er een overeenkomst bestaat in de zin van artikel 33/2 die de overname van de rechten en verplichtingen regelt; 2. Hetzij het einde van de aansluiting vanwege het feit dat de werknemer niet langer de aansluitingsvoorwaarden van het pensioenstelsel vervult, zonder dat dit samenvalt met de beëindiging van de arbeidsovereenkomst, anders dan door overlijden of pensionering; 3. Hetzij de overgang van een werknemer in het kader van een overgang van een onderneming, van een vestiging of van een deel van een onderneming of een vestiging, naar een andere onderneming of naar een andere vestiging, als gevolg van een conventionele overdracht of een fusie, waarbij het pensioenstelsel van de werknemer niet wordt overgedragen;" 2° § 1 wordt aangevuld met een 25°, luidend : "25° multi-inrichterspensioenstelsel : een identiek pensioenstelsel ingevoerd door meerdere inrichters waarvan de uitvoering toevertrouwd wordt aan dezelfde pensioeninstelling of aan dezelfde pensioeninstellingen."

Art. 58.In artikel 5 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 27 oktober 2006, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in paragraaf 2 wordt het tweede lid opgeheven;2° er wordt een paragraaf 2/1 ingevoegd, luidende : " § 2/1.Onverminderd de vermeldingen waarvan de opname wordt opgelegd door andere wettelijke of reglementaire bepalingen, vermeldt het pensioenreglement van een multi-inrichterspensioenstelsel, naast het feit dat het om een multi-inrichterspensioenstelsel gaat en de inrichters die dit pensioenstelsel invoeren, of er al dan niet een overeenkomst bestaat in de zin van artikel 33/2 die de overname van de rechten en verplichtingen regelt.

Als er geen overeenkomst bestaat in de zin van artikel 33/2 die de overname van de rechten en verplichtingen regelt, vermeldt het pensioenreglement van het multi-inrichterspensioenstelsel de gevolgen die verbonden zijn aan het ontbreken van deze overeenkomst.

Als er een overeenkomst bestaat in de zin van artikel 33/2 die de overname van de rechten en verplichtingen regelt, vermeldt het pensioenreglement van het multi-inrichterspensioenstelsel het doel van deze overeenkomst, met name de opheffing van de gevolgen van de beëindiging van de arbeidsovereenkomst anders dan door overlijden of pensionering voor de aangeslotene en de modaliteiten van deze opheffing. Een kopie van de overeenkomst in de zin van artikel 33/2 die de overname van de rechten en verplichtingen regelt, wordt aan het pensioenreglement gehecht."

Art. 59.In artikel 30 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het eerste lid worden de woorden "bij de uittreding" vervangen door de woorden "in geval van uittreding"; 2° het artikel wordt aangevuld met een lid, luidende : " De in het vorige lid bedoelde aanzuivering moet ten laatste verricht worden op het moment dat één van de volgende gebeurtenissen zich voordoet : de overdracht van de verworven reserves bedoeld in artikel 32, de pensionering of de opheffing van de pensioentoezegging."

Art. 60.In dezelfde wet wordt een artikel 33/1 ingevoegd, luidende : "

Art. 33/1.§ 1. In de gevallen van uittreding bedoeld in artikel 3, § 1, 11°, a), 2°, en b), 2°, wordt de toepassing van de bepalingen van de artikelen 24, 29, 30, 31, 32 en 33 uitgesteld tot de beëindiging van de arbeidsovereenkomst anders dan door overlijden of pensionering.

In afwijking van het vorige lid, kan een werknemer, in het geval van een uittreding bedoeld in artikel 3, § 1, 11°, a), 2°, en b), 2°, de verworven reserves, desgevallend aangevuld tot de bedragen gewaarborgd met toepassing van artikel 24, overdragen naar een onthaalstructuur, wanneer hij niet meer van een overlijdensdekking geniet en wanneer het pensioenreglement, in overeenstemming met artikel 32, § 2, in een onthaalstructuur voorziet.

In geval van een in het vorig lid bedoelde overdracht zijn, in afwijking van het eerste lid, de artikelen 24, 29 en 30 van toepassing op de overdracht. § 2. Wanneer het gaat om een inrichter bedoeld in artikel 3, § 1, 5°, a), deelt de werkgever een geval van uittreding bedoeld in artikel 3, § 1, 11°, a), 2°, schriftelijk mee aan de inrichter binnen een termijn van dertig dagen die volgt op de uittreding.

De inrichter stelt op zijn beurt binnen een termijn van dertig dagen die volgt op de in het eerste lid bedoelde mededeling, de pensioeninstelling schriftelijk van het geval van uittreding bedoeld in artikel 3, § 1, 11°, a), 2°, in kennis.

De pensioeninstelling beschikt vervolgens over een termijn van dertig dagen om de aangeslotene schriftelijk in te lichten over de uittreding, over het feit of de overlijdensdekking al dan niet wordt gehandhaafd en, indien de overlijdensdekking niet wordt gehandhaafd, over de gevolgen van het gebrek aan handhaving ervan en over zijn recht om, overeenkomstig het tweede lid van de eerste paragraaf, desgevallend de verworven reserves over te dragen naar de onthaalstructuur.

Wanneer, in overeenstemming met het tweede lid van de eerste paragraaf, een aangeslotene het recht heeft om de verworven reserves over te dragen naar de onthaalstructuur en een termijn van dertig dagen na het verzenden van de in het derde lid bedoelde mededeling van de pensioeninstelling laat verstrijken, wordt hij verondersteld om niet te hebben gekozen voor de overdracht van de hiervoor bedoelde verworven reserves naar de onthaalstructuur. § 3. Wanneer het gaat om een inrichter bedoeld in artikel 3, § 1, 5°, b), deelt de inrichter een geval van uittreding bedoeld in artikel 3, § 1, 11°, b), 2°, schriftelijk mee aan de pensioeninstelling binnen een termijn van dertig dagen die volgt op de uittreding.

De pensioeninstelling beschikt vervolgens over een termijn van dertig dagen om de aangeslotene schriftelijk in te lichten over de uittreding, over het feit of de overlijdensdekking al dan niet wordt gehandhaafd en, indien de overlijdensdekking niet wordt gehandhaafd, over de gevolgen van het gebrek aan handhaving ervan en over zijn recht om, overeenkomstig het tweede lid van de eerste paragraaf desgevallend de verworven reserves over te dragen naar de onthaalstructuur.

Wanneer, in overeenstemming met het tweede lid van de eerste paragraaf, een aangeslotene het recht heeft om de verworven reserves over te dragen naar de onthaalstructuur en een termijn van dertig dagen na het verzenden van de in het tweede lid bedoelde mededeling van de pensioeninstelling laat verstrijken, wordt hij verondersteld om niet te hebben gekozen voor de overdracht van de hiervoor bedoelde verworven reserves naar de onthaalstructuur."

Art. 61.In dezelfde wet wordt een artikel 33/2 ingevoegd, luidende : "

Art. 33/2.§ 1. De inrichters van een multi-inrichterspensioenstelsel kunnen een overeenkomst sluiten waarvan het voorwerp is de gevolgen op te heffen van de beëindiging van de arbeidsovereenkomst van een aangeslotene bij een inrichter van een multi-inrichterspensioenstelsel, anders dan door overlijden of pensionering, die een nieuwe arbeidsovereenkomst sluit met een inrichter die aan hetzelfde multi-inrichterspensioenstelsel deelneemt. § 2. De in de vorige paragraaf bedoelde overeenkomst regelt de overname van het geheel van de rechten en verplichtingen van de inrichter die door de aangeslotene verlaten wordt, door de inrichter die de door de aangeslotene vervoegd wordt, met inbegrip van de garanties bedoeld in artikel 24.

De modaliteiten van deze overname worden door deze overeenkomst bepaald.

De in de eerste paragraaf bedoelde overeenkomst en de door haar bepaalde overname van alle rechten en verplichtingen kunnen aan de aangeslotenen worden tegengeworpen. Tegenover de inrichter die hij vervoegt, kan de aangeslotene alle aanspraken laten gelden die hij kon laten gelden tegenover de inrichter die hij verlaat. De inrichter die door de aangeslotene verlaten wordt, blijft evenwel hoofdelijk aansprakelijk ten opzichte van de aangeslotene in geval van niet-nakoming door de inrichter die door de aangeslotene vervoegd wordt. § 3. De aangeslotene moet, binnen de dertig dagen die volgen op de overname van de rechten, schriftelijk worden geïnformeerd over deze overname en al haar gevolgen. Deze informatie moet in het bijzonder aangeven dat de overname voor de aangeslotene geen enkele wijziging van zijn pensioentoezegging met zich brengt en dat alle rechten en verplichtingen die uit het pensioenstelsel voortvloeien in hun geheel worden overgenomen door de inrichter die hij vervoegt vanaf de datum van de overname. Er wordt tevens meegedeeld dat de inrichter die hij verlaat, hoofdelijk aansprakelijk blijft in geval van niet-nakoming door de inrichter die hij vervoegt.

De overeenkomst bepaalt wie deze informatie aan de aangeslotene bezorgt, de inrichter die de aangeslotene verlaat, de inrichter die de aangeslotene vervoegt of de pensioeninstelling." TITEL 6. - Het begrip pensioenleeftijd HOOFDSTUK 1. - Wijzigingen van de programmawet (I) van 24 december 2002

Art. 62.In artikel 42 van de programmawet (I) van 24 december 2002, gewijzigd bij de wet van 22 december 2003, bij de wet van 9 juli 2004, bij de wet van 27 oktober 2006, bij de wet van 24 juli 2008, bij de wet van 28 april 2010, bij het koninklijk besluit van 25 maart 2003 en bij het koninklijk besluit van 3 maart 2011, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in de bepaling onder 1° worden de woorden "de pensionering" vervangen door de woorden "de pensioenleeftijd"; 2° het artikel wordt aangevuld met de bepaling onder 15°, luidende : "15° pensioenleeftijd : de pensioenleeftijd die in de pensioenovereenkomst wordt vermeld."

Art. 63.In artikel 44, § 1, van dezelfde wet worden tussen het eerste en het tweede lid een lid ingevoegd, luidende : "Onverminderd de vermeldingen die er krachtens andere wettelijke of regelgevende bepalingen in moeten opgenomen worden, moet het pensioenreglement of de pensioenovereenkomst de pensioenleeftijd vastleggen."

Art. 64.In lid 2 van artikel 47 van dezelfde wet worden de woorden "voor de pensionering" door de woorden "voor de pensioenleeftijd" vervangen.

Art. 65.In paragraaf 3, eerste lid, van artikel 48 van dezelfde wet worden de woorden "bij pensionering" vervangen door de woorden "op de pensioenleeftijd". HOOFDSTUK 2. - Wijzigingen van de wet van 28 april 2003 betreffende de aanvullende pensioenen en het belastingstelsel van die pensioenen en van sommige aanvullende voordelen inzake sociale zekerheid

Art. 66.In artikel 3, § 1, van de wet van 28 april 2003 betreffende de aanvullende pensioenen en het belastingstelsel van die pensioenen en van sommige aanvullende voordelen inzake sociale zekerheid, gewijzigd bij de wet van 27 oktober 2006, bij het koninklijk besluit van 3 maart 2011 en de wet van 5 mei 2014, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in de bepaling onder 1° wordt het woord "pensionering" vervangen door het woord "de pensioenleeftijd"; 2° de paragraaf wordt aangevuld met de bepaling onder 26°, luidende : "26° pensioenleeftijd : de pensioenleeftijd die in het pensioenreglement of de pensioenovereenkomst wordt vermeld."

Art. 67.In artikel 5 van dezelfde wet, gewijzigd door de wet van 27 oktober 2006, worden de paragrafen 2/2 en 2/3 ingevoegd, luidende : " § 2/2. Onverminderd de vermeldingen die er krachtens andere wettelijke of regelgevende bepalingen in moeten opgenomen worden, moet het pensioenreglement of de pensioenovereenkomst de pensioenleeftijd vastleggen. § 2/3. De tekst van het pensioenreglement of de pensioenovereenkomst wordt op eenvoudig verzoek aan de aangeslotene verstrekt. Het pensioenreglement of de pensioenovereenkomst bepaalt of de inrichter, de werkgever of de pensioeninstelling daarmee wordt belast."

Art. 68.In artikel 18 van dezelfde wet, vervangen bij de wet van 27 oktober 2006, wordt het woord "pensionering" vervangen door het woord "pensioenleeftijd".

Art. 69.In artikel 19 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 27 oktober 2006, worden volgende aanpassingen aangebracht : 1° in paragraaf 4, tweede lid, worden de woorden "op het ogenblijk van de pensionering" opgeheven;2° het woord "pensionering" wordt telkens vervangen door het woord "pensioenleeftijd".

Art. 70.In artikel 21 van dezelfde wet wordt het woord "pensionering" vervangen door het woord "pensioenleeftijd".

Art. 71.In artikel 22 van dezelfde wet wordt het woord "pensionering" vervangen door het woord "pensioenleeftijd".

Art. 72.In artikel 24 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 27 oktober 2006, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in paragraaf 1 worden de woorden "de pensionering" vervangen door de woorden "de pensioenleeftijd";2° in paragraaf 2, eerste lid, worden de woorden "de pensionering" vervangen door de woorden "de pensioenleeftijd";3° in paragraaf 2, derde lid, wordt het woord "pensionering" vervangen door het woord "pensioenleeftijd". TITEL 7. - Andere wijzigingsbepalingen

Art. 73.In artikel 38, § 3duodecies, van de wet van 29 juni 1981 houdende de algemene beginselen van de sociale zekerheid voor werknemers, vervangen bij de wet van 27 december 2012, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in A, eerste lid, wordt het woord "werkgever" vervangen door de woorden "inrichter bedoeld in artikel 3, § 1, 5°, van de wet van 28 april 2003 betreffende de aanvullende pensioenen en het belastingstelsel van die pensioenen en van sommige aanvullende voordelen inzake sociale zekerheid"; 2° in A, derde lid, 1°, tweede lid, wordt de zin "Tot het bijdragejaar 2014 wordt met aanvullend rust- of overlevingspensioen niet bedoeld datgene dat desgevallend opgebouwd wordt op het niveau van de bedrijfstak waarvan de werkgever afhangt voor de betrokken werknemer." geschrapt; 3° in A, derde lid, 2°, tweede lid, wordt de zin "Tot het bijdragejaar 2014 wordt met de vermelde overlijdensdekking niet diegene bedoeld die desgevallend opgebouwd wordt op het niveau van de bedrijfstak waarvan de werkgever afhangt voor de betrokken werknemer." geschrapt; 4° in A, vijfde lid, wordt in de eerste zin het woord "werkgever" vervangen door de woorden "inrichter bedoeld in artikel 3, § 1, 5°, van de wet van 28 april 2003 betreffende de aanvullende pensioenen en het belastingstelsel van die pensioenen en van sommige aanvullende voordelen inzake sociale zekerheid";5° in A, vijfde lid, tweede zin, worden de woorden "van de werkgever" geschrapt;6° in A, vijfde lid, tweede zin worden de woorden ", dat niet door de aangeslotene werd gedragen," ingevoegd tussen de woorden "in bedrag X" en de woorden "indien dit aandeel";7° in A wordt het zesde lid geschrapt;8° in D, tweede lid, worden de woorden "de werkgevers en de sectorale inrichters" vervangen door de woorden "de inrichters bedoeld in artikel 3, § 1, 5°, van de wet van 28 april 2003 betreffende de aanvullende pensioenen en het belastingstelsel van die pensioenen en van sommige aanvullende voordelen inzake sociale zekerheid";9° in D, tweede lid, wordt het woord "werkgever" vervangen door de woorden "inrichter bedoeld in artikel 3, § 1, 5°, van de wet van 28 april 2003 betreffende de aanvullende pensioenen en het belastingstelsel van die pensioenen en van sommige aanvullende voordelen inzake sociale zekerheid";10° in D, tweede lid, worden de woorden "respectievelijk voor werkgevers en sectorale inrichters" vervangen door de woorden "respectievelijk voor de inrichters bedoeld in artikel 3, § 1, 5°, b), en die bedoeld in artikel 3, § 1, 5°, a), van de wet van 28 april 2003 betreffende de aanvullende pensioenen en het belastingstelsel van die pensioenen en van sommige aanvullende voordelen inzake sociale zekerheid";11° in E wordt het woord "werkgevers" vervangen door de woorden "inrichters bedoeld in artikel 3, § 1, 5°, van de wet van 28 april 2003 betreffende de aanvullende pensioenen en het belastingstelsel van die pensioenen en van sommige aanvullende voordelen inzake sociale zekerheid"; 12° er wordt een K ingevoegd, luidende : "Voor de inrichters bedoeld in artikel 3, § 1, 5°, a), van de wet van 28 april 2003 betreffende de aanvullende pensioenen en het belastingstelsel van die pensioenen en van sommige aanvullende voordelen inzake sociale zekerheid treedt deze paragraaf in werking vanaf het bijdragejaar 2014."

Art. 74.Artikel 73 heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2014.

Art. 75.In artikel 49, § 2, van de programmawet (I) van 24 december 2002 worden de woorden "Europese Unie" vervangen door de woorden "Europese Economische Ruimte".

Art. 76.In artikel 52bis, tweede lid, van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 27 oktober 2006, wordt het woord "pensioenverplichtingen" vervangen door de woorden "aanvullende pensioenverplichtingen".

Art. 77.In artikel 53, § 2, 2°, van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 27 oktober 2006, worden de woorden "van het pensioenstelsel" vervangen door de woorden "met betrekking tot het aanvullend pensioen".

Art. 78.Artikel 58bis van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 27 oktober 2006 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 3 maart 2011, wordt aangevuld met een lid luidende : "Voor zover de in het eerste lid bedoelde inlichtingen door de pensioeninstellingen en de rechtspersonen die bij de uitvoering van de solidariteitsstelsels betrokken zijn, in overeenstemming met de door de VZW SiGeDiS vastgelegde aangifte-instructies meegedeeld worden aan de door artikel 306 van de programmawet (I) van 27 december 2006 opgerichte gegevensbank betreffende de aanvullende pensioenen, wordt er geacht aan de in het eerste lid bedoelde rapporteringsverplichting voldaan te zijn."

Art. 79.In artikel 61, § 2, 3°, van dezelfde wet worden de woorden "het Raadgevend Comité der Gepensioneerden" vervangen door de woorden "de Federale Adviesraad voor Ouderen"

Art. 80.In artikel 6, § 1, van de wet van 28 april 2003 betreffende de aanvullende pensioenen en het belastingstelsel van die pensioenen en van sommige aanvullende voordelen inzake sociale zekerheid wordt het tweede lid vervangen als volgt : "Een inrichter mag geen individuele pensioentoezegging doen tijdens de laatste 36 maanden vóór de pensionering, de ingang van een werkloosheidsregeling met bedrijfstoeslag of de ingang van een periode waarin aanvullende vergoedingen bij sommige socialezekerheidsuitkeringen bedoeld in artikel 114, 3°, a), van de wet van 27 december 2006 houdende diverse bepalingen worden betaald."

Art. 81.In artikel 13 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 10 mei 2007, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° de tweede zin van het eerste lid wordt een tweede lid; 2° het huidige tweede lid dat het derde lid wordt, wordt vervangen als volgt : "De aangeslotene geniet, zolang hij in dienst is, van de pensioentoezegging alsook, in voorkomend geval, van de solidariteitstoezegging verbonden aan de pensioentoezegging."

Art. 82.In artikel 27, § 2, van dezelfde wet worden de woorden "Europese Unie" vervangen door de woorden "Europese Economische Ruimte".

Art. 83.In artikel 41bis, tweede lid, van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 27 oktober 2006, wordt het woord "pensioenverplichtingen" vervangen door het woord "pensioentoezeggingen".

Art. 84.Artikel 49bis van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 27 oktober 2006 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 3 maart 2011, wordt aangevuld met een lid, luidende : "Voor zover de in het eerste lid bedoelde inlichtingen door de pensioeninstellingen en de rechtspersonen die bij de uitvoering van de solidariteitstoezeggingen betrokken zijn, in overeenstemming met de door de VZW SiGeDiS vastgelegde aangifte-instructies meegedeeld worden aan de door artikel 306 van de programmawet (I) van 27 december 2006 opgerichte gegevensbank betreffende de aanvullende pensioenen, wordt er geacht aan de in het eerste lid bedoelde rapporteringsverplichting voldaan te zijn."

Art. 85.In artikel 53, § 2, 4°, van dezelfde wet worden de woorden "het Raadgevend Comité der Gepensioneerden" vervangen door de woorden "de Federale Adviesraad voor Ouderen".

TITEL 8. - Bepalingen gemeenschappelijk aan de titels 3 tot 7

Art. 86.De formele aanpassing van de pensioenreglementen en -overeenkomsten aan de bepalingen van de titels 3 tot en met 7 dient uiterlijk op 1 juli 2017 te zijn beëindigd.

Art. 87.Vanaf 2016 ontvangt elke burger tijdens het jaar waarin hij de leeftijd van 45 jaar bereikt per brief een geïndividualiseerde informatieverstrekking met betrekking tot zowel zijn wettelijke als zijn aanvullende pensioenrechten. Wat de wettelijke pensioenrechten betreft, bevat de informatieverstrekking een loopbaanoverzicht alsook een raming van deze rechten. Wat de aanvullende pensioenrechten betreft, neemt deze informatieverstrekking de gegevens over bepaald in artikel 306/1 van de programmawet (I) van 27 december 2006, zoals beschikbaar op 1 januari van het betrokken jaar. Deze geïndividualiseerde informatieverstrekking vermeldt hoe de gegevens betreffende het wettelijk en aanvullend pensioen via elektronische weg geraadpleegd kunnen worden.

Als een burger niet gekozen heeft voor de mededeling via elektronische weg van de in het eerste lid bedoelde geïndividualiseerde informatie of als hij de gegevens betreffende zijn wettelijke en/of aanvullende pensioenrechten niet via elektronische weg geraadpleegd heeft gedurende de periode tussen zijn 45 en 50 jaar, dan wordt vanaf 2016 de in het eerste lid bedoelde, geactualiseerde, geïndividualiseerde informatie hem op het einde van deze periode per brief meegedeeld.

Hetzelfde geldt voor de periodes tussen zijn 50 en 55 jaar, tussen zijn 55 en 60 jaar en tussen zijn 60 en 65 jaar, indien de burger op het einde van deze periodes nog steeds niet gekozen heeft voor de mededeling van de in het eerste lid bedoelde geïndividualiseerde informatie via elektronische weg of indien hij de gegevens betreffende zijn wettelijke en/of aanvullende pensioenrechten nog steeds niet via elektronische weg geraadpleegd heeft.

De Koning kan de nadere regels van de in dit artikel bedoelde geïndividualiseerde informatieverstrekking bepalen.

TITEL 9. - Specifieke bepaling voor de bedrijfsrevisoren

Art. 88.Artikel 8, § 2, van de wet van 22 juli 1953 houdende oprichting van een Instituut van de Bedrijfsrevisoren en tot organisatie van het publiek toezicht op het beroep van bedrijfsrevisor, gecoördineerd op 30 april 2007, wordt opgeheven.

Art. 89.Artikel 88 heeft uitwerking op 1 april 2014.

TITEL 10. - Wijziging van de wetgeving betreffende de overlevingspensioenen van de overheidssector HOOFDSTUK 1. - Wijzigingen van de wet van 15 mei 1984 houdende maatregelen tot harmonisering in de pensioenregelingen

Art. 90.In artikel 2 van de wet van 15 mei 1984 houdende maatregelen tot harmonisering in de pensioenregelingen, gewijzigd bij de wet van 21 mei 1991, bij het koninklijk besluit van 16 juli 1998 en bij de wet van 3 februari 2003, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° § 1 wordt aangevuld met een lid, luidende : "Voor de bepaling van de in het eerste lid bedoelde minimumduur van één jaar huwelijk, wordt in voorkomend geval rekening gehouden met de duur van de aan het huwelijk onmiddellijk voorafgaande wettelijke samenwoning tussen de langstlevende echtgenoot en de overleden echtgenoot.Enkel de verklaring van wettelijke samenwoning bedoeld in artikel 1476 van het Burgerlijk Wetboek wordt evenwel in aanmerking genomen.". 2° § 3 wordt vervangen door de volgende bepaling : " § 3.De langstlevende echtgenoot kan geen aanspraak maken op de voordelen van dit hoofdstuk indien hij vanwege misdrijven gepleegd ten aanzien van zijn echtgenoot onwaardig is om te erven overeenkomstig artikel 727, § 1, 1° of 3° van het Burgerlijk Wetboek.".

Art. 91.In boek 1, Titel 1 van dezelfde wet, wordt een hoofdstuk IIbis ingevoegd, met als opschrift "Overgangsuitkering".

Art. 92.In dit hoofdstuk IIbis ingevoegd bij artikel 91, wordt een artikel 5/1 ingevoegd, luidende : "

Art. 5/1.§ 1. Dit hoofdstuk is slechts van toepassing op de langstlevende echtgenoten van een echtgenoot overleden vanaf 1 januari 2015 en die minder dan 45 jaar oud zijn op het ogenblik van dit overlijden.

De in het eerste lid bepaalde leeftijd van 45 jaar wordt gebracht op : - 45 jaar en 6 maanden wanneer het overlijden van de echtgenoot zich voordoet binnen de periode vanaf 1 januari 2016 tot 31 december 2016; - 46 jaar wanneer het overlijden van de echtgenoot zich voordoet binnen de periode vanaf 1 januari 2017 tot 31 december 2017; - 46 jaar en 6 maanden wanneer het overlijden van de echtgenoot zich voordoet binnen de periode vanaf 1 januari 2018 tot 31 december 2018; - 47 jaar wanneer het overlijden van de echtgenoot zich voordoet binnen de periode vanaf 1 januari 2019 tot 31 december 2019; - 47 jaar en 6 maanden wanneer het overlijden van de echtgenoot zich voordoet binnen de periode vanaf 1 januari 2020 tot 31 december 2020; - 48 jaar wanneer het overlijden van de echtgenoot zich voordoet binnen de periode vanaf 1 januari 2021 tot 31 december 2021; - 48 jaar en 6 maanden wanneer het overlijden van de echtgenoot zich voordoet binnen de periode vanaf 1 januari 2022 tot 31 december 2022; - 49 jaar wanneer het overlijden van de echtgenoot zich voordoet binnen de periode vanaf 1 januari 2023 tot 31 december 2023; - 49 jaar en 6 maanden wanneer het overlijden van de echtgenoot zich voordoet binnen de periode vanaf 1 januari 2024 tot 31 december 2024; - 50 jaar wanneer het overlijden van de echtgenoot plaatsvindt na 31 december 2024.". § 2. De Koning kan, bij een besluit vastgelegd na overleg in de Ministerraad, onder de voorwaarden die Hij vastlegt, de langstlevende echtgenoot die de in § 1, eerste lid, bedoelde leeftijd bereikt, toelaten te kiezen voor het voordeel van de bepalingen van dit hoofdstuk inzake de overgangsuitkering. § 3. De Koning kan, bij een besluit vastgelegd na overleg in de Ministerraad, onder de voorwaarden die Hij vastlegt, het genot van de overgangsuitkering uitbreiden naar de wettelijke samenwonenden die niet verbonden zijn door een familieband, aanverwantschap of adoptie die een huwelijksverbod voorzien door het Burgerlijk Wetboek inhoudt.".

Art. 93.In hetzelfde hoofdstuk IIbis, wordt een artikel 5/2 ingevoegd, luidende : "

Art. 5/2.Voor de in artikel 5/1 bedoelde langstlevende echtgenoten wordt de betaling van het overeenkomstig hoofdstuk II bepaalde overlevingspensioen geschorst vanaf de ingangsdatum van dit pensioen tot het ogenblik waarop de betrokkene daadwerkelijk een rustpensioen komt te genieten.

Indien de titularis van het overlevingspensioen aanspraak kan maken op een Belgisch en een buitenlands rustpensioen, wordt voor de toepassing van het eerste lid enkel rekening gehouden met het Belgisch pensioen.

In geval van oppensioenstelling wegens lichamelijke ongeschiktheid van de titularis van het overlevingspensioen, wordt deze betaald vanaf de eerste dag van de maand die volgt op de periode zoals bedoeld in het tweede lid van artikel 5/3.

Indien op de wettelijke leeftijd van de oppensioenstelling, de titularis van het overlevingspensioen geen aanspraak kan maken op een rustpensioen, wordt het overlevingspensioen aan hem betaald vanaf de eerste dag van de maand die volgt op de maand tijdens dewelke deze titularis de wettelijke leeftijd bereikt.".

Art. 94.In hetzelfde hoofdstuk IIbis, wordt een artikel 5/3 ingevoegd, luidende : "

Art. 5/3.In de plaats van de betaling van het overlevingspensioen, wordt aan de langstlevende echtgenoot een tijdelijke overgangsuitkering toegekend gelijk aan het bedrag van het overlevingspensioen.

De overgangsuitkering wordt toegekend aan de langstlevende echtgenoot gedurende een periode van 12 maanden vanaf de eerste dag van de maand volgend op deze van het overlijden van zijn echtgenoot. Indien er echter op het ogenblik van het overlijden een kind ten laste is waarvoor één van de echtgenoten kinderbijslag ontving of in geval van postume geboorte binnen de 300 dagen na het overlijden, wordt de uitkering toegekend tijdens een periode van 24 maanden.".

Art. 95.In hetzelfde hoofdstuk IIbis, wordt een artikel 5/4 ingevoegd, luidende : "

Art. 5/4.§ 1. Een nieuw huwelijk van de titularis van een overgangsuitkering heeft de schorsing van de betaling van deze uitkering tot gevolg vanaf de eerste dag van de maand die volgt op die van het nieuwe huwelijk en tot de eerste dag van de maand die volgt op deze van het overlijden van de echtgenoot of van de gewezen echtgenoot met wie de langstlevende echtgenoot hertrouwd is. § 2. Uit hoofde van opeenvolgende huwelijken : - mag de langstlevende echtgenoot slechts van één enkele overgangsuitkering tegelijkertijd genieten, de hoogste; - is de cumulatie van een overlevingspensioen en een overgangsuitkering niet toegelaten. In dit geval wordt alleen het hoogste voordeel betaald.

Voor de toepassing van deze paragraaf : - wordt rekening gehouden met de pensioenen en uitkeringen toegekend in één van de pensioenregelingen zoals bedoeld in artikel 38 van de wet van 5 augustus 1978 houdende economische en budgettaire hervormingen; - worden de pensioenen en uitkeringen die voortvloeien uit onderscheiden activiteiten van eenzelfde echtgenoot, daarin begrepen deze uitgeoefend als werknemer of als zelfstandige, geacht één enkel pensioen of uitkering te vormen.".

Art. 96.In hetzelfde hoofdstuk IIbis, wordt een artikel 5/5 ingevoegd, luidende : "

Art. 5/5.§ 1. Zijn niet van toepassing op de overgangsuitkering : - de artikelen 4, § 3, 8 en 14; - het artikel 12 van de wet van 9 juli 1969 tot wijziging en aanvulling van de wetgeving betreffende de rust- en overlevingspensioenen van het personeel van de openbare sector; - de bepalingen van Titel 8, hoofdstuk 1 van de programmawet van 28 juni 2013.". § 2 De artikelen 118 tot en met 133 van de wet van 26 juni 1992 houdende sociale en diverse bepalingen, zijn van toepassing op de overgangsuitkering.

Art. 97.In dezelfde wet wordt het derde lid van artikel 6 vervangen door de volgende bepaling : "De uit de echt gescheiden echtgenoot kan geen aanspraak maken op de voordelen van dit hoofdstuk indien hij vanwege misdrijven gepleegd ten aanzien van zijn gewezen echtgenoot onwaardig is om te erven overeenkomstig artikel 727, § 1, 1° of 3° van het Burgerlijk Wetboek.".

Art. 98.In dezelfde wet wordt een artikel 6/1 ingevoegd, luidende : "

Art. 6/1.Wanneer het overlijden van de rechtgever zich voordoet vanaf 1 januari 2015 en de uit de echt gescheiden echtgenoot minder dan 45 jaar oud is op het ogenblik van dit overlijden, wordt het overlevingspensioen van de uit de echt gescheiden echtgenoot geschorst vanaf de ingangsdatum van dit pensioen tot de ingangsdatum van het rustpensioen.

Hetzelfde geldt voor de uit de echt gescheiden echtgenoot indien er op het ogenblik van het overlijden een langstlevende echtgenoot van minder dan 45 jaar oud is.

De leeftijd van 45 jaar wordt gebracht op 50 jaar volgens de modaliteiten bepaald in artikel 5/1.

Geen enkel overlevingspensioen kan worden uitbetaald aan de uit de echt gescheiden echtgenoot zolang hij de leeftijd van 45 jaar niet heeft bereikt, ten minste voor zover hij geen blijvende ongeschiktheid van ten minste 66 % bewijst of geen kind ten laste heeft. De Koning bepaalt de nadere regels voor de erkenning van de blijvende ongeschiktheid en bepaalt het begrip kind ten laste in de zin van dit lid.

Indien de titularis van het overlevingspensioen aanspraak kan maken op een Belgisch en een buitenlands rustpensioen, wordt voor de toepassing van het eerste lid enkel rekening gehouden met het Belgisch pensioen.".

Art. 99.In artikel 22, eerste lid van dezelfde wet worden de woorden "pensioenen toegekend aan de rechtverkrijgenden" vervangen door de woorden "pensioenen of uitkeringen toegekend aan de rechtverkrijgenden". HOOFDSTUK 2. - Inwerkingtreding. - Overgangsbepaling

Art. 100.Deze titel treedt in werking op 1 januari 2015.

Art. 101.§ 1. In afwijking van artikel 100 heeft artikel 90, 1° uitwerking met ingang van 1 januari 2000 en is het enkel van toepassing op overlijdens die plaatsvinden vanaf deze datum. § 2. Indien het overlijden plaats heeft gevonden vóór 1 april 2011, is het voordeel van de wijzigingen aangebracht bij artikel 90, 1° afhankelijk van de indiening van een aanvraag, die geacht wordt ingediend geweest te zijn op de datum van overlijden. § 3. De toepassing van de paragrafen 1 en 2 mag niet als gevolg hebben dat een reeds toegekend overlevingspensioen wordt verminderd of afgeschaft, ongeacht de rechthebbende die het geniet, en dit in voorkomend geval onder voorbehoud van hetgeen bepaald is in § 4. § 4. Indien met toepassing van artikel 9, tweede lid, van de wet van 15 mei 1984 houdende maatregelen tot harmonisering in de pensioenregelingen, een wezenpensioen werd toegekend aan een kind dat als vader en moeder het overleden personeelslid en de langstlevende echtgenoot heeft, kan deze langstlevende echtgenoot geen aanspraak maken op de betaling van zijn overlevingspensioen zolang de rechten op wezenpensioen bestaan. Niettemin, vanaf de eerste dag van de maand die volgt op deze van de bekendmaking van deze wet : - kan het pensioen van de langstlevende echtgenoot worden uitbetaald; - wordt een einde gesteld aan de betaling van het wezenpensioen.

TITEL 11. - Wijziging van de wet van 26 mei 2002 betreffende het recht op maatschappelijke integratie

Art. 102.In artikel 32 van de wet van 26 mei 2002 houdende het recht op maatschappelijke integratie, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in de eerste paragraaf worden de woorden "een toelage van 50 %" vervangen door de woorden "een toelage van 55 %";2° in paragraaf 2 worden de woorden "verhoogd tot 60 %" vervangen door de woorden "verhoogd tot 65 %";3° in paragraaf 3 worden de woorden "verhoogd tot 65 %" vervangen door de woorden "verhoogd tot 70 %";4° in paragraaf 5 worden de woorden "respectievelijk 50 % en 60 %" vervangen door de woorden "respectievelijk 55 % en 65 %".

Art. 103.In artikel 33 van dezelfde wet worden de woorden "70 % van het bedrag" vervangen door de woorden "75 % van het bedrag".

Art. 104.De bepalingen van deze titel treden in werking op 1 juli 2014.

TITEL 12. - Belasting over de toegevoegde waarde - Reisbureaus

Art. 105.In artikel 41 van het Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde, vervangen bij de wet van 26 november 2009 en gewijzigd bij de wet van 17 juni 2013, wordt een paragraaf 2bis ingevoegd, luidende : " § 2bis. Van de belasting is vrijgesteld de dienst verricht door een reisbureau indien de handelingen waarvoor het, voor de totstandkoming van de reis, een beroep doet op andere belastingplichtigen door laatstgenoemden buiten de Gemeenschap worden verricht.

Indien de in het eerste lid bedoelde handelingen zowel binnen als buiten de Gemeenschap worden verricht, mag alleen het gedeelte van de dienst van het reisbureau betreffende de buiten de Gemeenschap verrichte handelingen worden vrijgesteld.".

Art. 106.De Koning bepaalt de datum van inwerkingtreding van deze titel bij een besluit vastgesteld na overleg in de ministerraad.

Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Gegeven te Brussel, 15 mei 2014.

FILIP Van Koningswege : De Minister van Pensioenen, A. DE CROO De Minister van Middenstand, K.M.O's, Zelfstandigen en Landbouw, Mevr. S. LARUELLE Met 's Lands zegel gezegeld : De Minister van Justitie, Mevr. A. TURTELBOOM _______ Nota (1) Kamer van volksvertegenwoordigers : (www.dekamer.be) : Stukken : 53-3500 Senaat (www.senaat.be) : Stukken : 5-2863 Ontwerp geëvoceerd door de Senaat.

^