Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 12 mei 2015
gepubliceerd op 22 mei 2015

Koninklijk besluit tot vaststelling van de erkenningscriteria van de vereniging of organisatie bedoeld in de artikelen VI.114 en XIV.81 van het Wetboek van economisch recht

bron
federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie, federale overheidsdienst justitie en federale overheidsdienst volksgezondheid, veiligheid van de voedselketen en leefmilieu
numac
2015011201
pub.
22/05/2015
prom.
12/05/2015
ELI
eli/besluit/2015/05/12/2015011201/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

12 MEI 2015. - Koninklijk besluit tot vaststelling van de erkenningscriteria van de vereniging of organisatie bedoeld in de artikelen VI.114 en XIV.81 van het Wetboek van economisch recht


VERSLAG AAN DE KONING Sire, De wijzigingen die de wet van 10 juli 2012Relevante gevonden documenten type wet prom. 10/07/2012 pub. 25/07/2012 numac 2012011280 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet houdende diverse bepalingen inzake elektronische communicatie sluiten houdende diverse bepalingen inzake elektronische communicatie heeft aangebracht aan de wet van 6 april 2010 betreffende marktpraktijken en consumentenbescherming (WMPC), beogen een einde te stellen aan praktijken die door veel telefoonabonnees als hinderlijk worden ervaren.

Het gaat om praktijken waarbij zij op elk gepast en ongepast ogenblik telefonisch worden gecontacteerd om promotionele redenen. In deze context moet "promotioneel" ruim worden begrepen en niet worden verengd tot zuiver commerciële doelstellingen waarbij het de bedoeling is de verkoop van producten te bevorderen of tot stand te brengen.

Evengoed worden bedoeld de oproepen door of namens organisaties met een niet commercieel oogmerk, bijvoorbeeld met het oog op ledenwerving of financiële ondersteuning.

Ondertussen werd de wet van 21 december 2013Relevante gevonden documenten type wet prom. 21/12/2013 pub. 30/12/2013 numac 2013011649 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet houdende invoeging van boek VI "Marktpraktijken en consumentenbescherming" in het Wetboek van economisch recht en houdende invoeging van de definities eigen aan boek VI, en van de rechtshandhavingsbepalingen eigen aan boek VI, in de boeken I en XV van het Wetboek van economisch recht type wet prom. 21/12/2013 pub. 31/12/2013 numac 2013024448 bron federale overheidsdienst volksgezondheid, veiligheid van de voedselketen en leefmilieu Wet tot wijziging van de artikelen 41 en 43 van de wet van 15 december 2013 met betrekking tot medische hulpmiddelen en van artikel 605quater van het Gerechtelijk Wetboek type wet prom. 21/12/2013 pub. 30/12/2013 numac 2013009561 bron federale overheidsdienst justitie Wet betreffende de wijziging van de inwerkingtreding van sommige artikelen van de wet van 13 juni 2006 tot wijziging van de wetgeving betreffende de jeugdbescherming en het ten laste nemen van minderjarigen die een als misdrijf omschreven feit hebben gepleegd type wet prom. 21/12/2013 pub. 22/08/2014 numac 2014009440 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot wijziging van de artikelen 1322bis en 1322undecies van het Gerechtelijk Wetboek type wet prom. 21/12/2013 pub. 29/09/2014 numac 2014000738 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot wijziging van de artikelen 41 en 43 van de wet van 15 december 2013 met betrekking tot medische hulpmiddelen en van artikel 605quater van het Gerechtelijk Wetboek. - Duitse vertaling type wet prom. 21/12/2013 pub. 04/05/2015 numac 2015000222 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot wijziging van de artikelen 1322bis en 1322undecies van het Gerechtelijk Wetboek. - Duitse vertaling sluiten aangenomen waarbij boek VI "Marktpraktijken en consumentenbescherming" werd ingevoegd in het Wetboek van economisch recht (hierna WER). Dit boek herneemt precies de hiervoor geciteerde bepalingen. In hetzelfde Wetboek werd bij wet van 15 mei 2014Relevante gevonden documenten type wet prom. 15/05/2014 pub. 30/05/2014 numac 2014009282 bron federale overheidsdienst justitie Wet houdende invoeging van Boek XIV "Marktpraktijken en consumentenbescherming betreffende de beoefenaars van een vrij beroep" in het Wetboek van economisch recht en houdende invoeging van de definities eigen aan boek XIV en van de rechtshandhavingsbepalingen eigen aan boek XIV, in de boeken I en XV van het Wetboek van economisch recht type wet prom. 15/05/2014 pub. 19/06/2014 numac 2014022239 bron federale overheidsdienst sociale zekerheid Wet houdende diverse bepalingen sluiten ook een boek XIV "Marktpraktijken en consumentenbescherming betreffende de beoefenaars van een vrij beroep" ingevoegd. Dit boek XIV herneemt tekstueel de bepalingen inzake telefonische marketing van boek VI. Beide boeken zijn op 31 mei 2014 in werking getreden.

De bepalingen beogen de bescherming van "telefoonabonnees". Dit begrip is gedefinieerd in de wet van 13 juni 2005Relevante gevonden documenten type wet prom. 13/06/2005 pub. 20/06/2005 numac 2005011238 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet betreffende de elektronische communicatie sluiten betreffende de elektronische communicatie, meer bepaald in artikel 2, 15°, en omvat niet enkel de consumenten zoals bepaald in het WER, maar evengoed ondernemingen.

Het begrip "direct marketing" is niet specifiek omschreven in de wet zelf, niet in het WER, noch in de wet van 13 juni 2005Relevante gevonden documenten type wet prom. 13/06/2005 pub. 20/06/2005 numac 2005011238 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet betreffende de elektronische communicatie sluiten betreffende de elektronische communicatie.

Dit begrip is echter wel ruimer dan het begrip "reclame" dat we terugvinden in het WER. De Commissie tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer verwoordt het als volgt op haar website in de rubriek FAQ : "Direct marketing is ruimer dan hetgeen in België onder "reclame" wordt verstaan. Ook niet-commerciële boodschappen of politieke propaganda vallen bijvoorbeeld onder het begrip." Deze ruime zienswijze wordt ook onderschreven in haar Aanbeveling nr. 02/2013 van 30 januari 2013 en sluit aan bij de Aanbeveling nr. (85) 20 van het Comité van Ministers van de Raad van Europa van 25 oktober 1985 inzake de bescherming van persoonsgegevens aangewend voor direct marketing.

Hierin wordt direct marketing als volgt omschreven: "alle activiteiten die het mogelijk maken om goederen en diensten aan te bieden of andere boodschappen te verzenden aan een deel van de bevolking via de post, de telefoon of andere middelen, gericht op het informeren van of het uitlokken van een reactie van de betrokkene alsmede enige daarmee verband houdende dienst".

In toepassing van de wetsbepalingen moet elke telecomoperator ervoor zorgen dat zijn abonnees hem kunnen mededelen geen telefonische oproepen meer te willen ontvangen om redenen van direct marketing.

Elke operator verwerkt deze informatie in een gegevensbestand, dat hij kosteloos ter beschikking stelt van de ondernemingen of organisaties die aan direct marketing doen of aan de ondernemingen die voor rekening van andere ondernemingen of organisaties aan direct marketing doen.

De operator kan dit volledig zelf doen of dit laten doen door een derde partij die dit in zijn naam en voor zijn rekening doet.

Een andere mogelijkheid die de wet openlaat, is een unieke databank waarbij alle telecomoperatoren zich moeten aansluiten en die door een derde partij wordt beheerd. Een dergelijk uniek systeem biedt evidente voordelen, zowel voor de abonnees die zich steeds naar hetzelfde punt kunnen richten, ongeacht de operator die ze contracteren, als voor zij die via telefoon aan direct marketing willen doen en die zich bij één enkel punt kunnen informeren over de telefoonnummers waarnaar niet mag worden gebeld.

De erkenning van een organisatie of vereniging doet in hoofde van alle Belgische telefoonoperatoren de verplichting ontstaan om uitsluitend via deze vereniging of organisatie aan de wettelijke verplichtingen te voldoen. Zij zullen hun abonnees hiervan op de hoogte stellen en abonnees die geen oproepen voor redenen van direct marketing willen ontvangen, naar deze vereniging of organisatie verwijzen. Deze verplichting brengt ook mee dat de telefoonoperatoren kosten van de erkende vereniging of organisatie vergoeden. Zij nemen alle kosten ten laste, met uitzondering van de kosten die het gevolg zijn van de nodige investeringen voor de raadpleging van de gegevens van de geregistreerde abonnees door de ondernemingen die aan direct marketing doen. Tevens zullen de operatoren de nodige gegevens aan de vereniging of organisatie moeten verstrekken opdat de gegevensbank accuraat blijft; het gaat hier in het bijzonder om mededeling van telefoonnummers die buiten gebruik worden gesteld.

De ondernemingen die aan telefonische marketing willen doen, zullen dus ook een bijdrage moeten betalen voor de raadpleging van de gegevens van de vereniging in het kader van de verplichtingen die voortvloeien uit de bepalingen van het WER. Het voorliggende koninklijk besluit heeft tot doel het kader te scheppen met de precieze voorwaarden waaraan moet zijn voldaan opdat een vereniging of organisatie zou kunnen worden erkend als uniek contactpunt.

Daartoe worden de eisen die door de artikelen VI.114 en XIV.81 WER worden voorgeschreven, verder geëxpliciteerd.

De bepalingen van het besluit werden aangepast aan het advies dat de Raad van State heeft uitgebracht.

Zodoende werd de tekst opgesplitst in twee hoofdstukken. Het eerste stelt de voorwaarden vast die gelden voor de erkenning van de vereniging of organisatie die zal instaan voor het beheer van de unieke gegevensbank. Het tweede hoofdstuk omvat de verplichtingen voor de telefoonoperatoren. De Raad van State merkt onder punt 2 van zijn advies terecht op dat verplichtingen die aan derde personen worden opgelegd, niet thuishoren onder de erkenningsvoorwaarden van de vereniging of organisatie.

In artikel 1 zijn de erkenningsvoorwaarden opgenomen. Ze slaan op het gebruiksgemak, de afwezigheid van een winstgevend doel, de toegang tot de gegevens voor ondernemingen die aan direct marketing doen en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer.

Het gebruiksgemak voor de abonnee vereist eerst en vooral dat er slechts één enkel contactpunt is. De vraag bij welke operator hij zijn abonnement heeft, speelt dus geen enkele rol. Dit gaat gepaard met de verplichting voor de operatoren, uitsluitend op deze erkende organisatie of vereniging beroep te doen om hun wettelijke verplichtingen te vervullen. Deze verplichting vinden we terug in het tweede hoofdstuk.

Om de hiervoor reeds uiteengezette reden en om gevolg te geven aan het advies van de Raad van State werd als erkenningscriterium geschrapt de voorwaarde dat de operatoren wijzigingen in verband met een oproepnummer moeten mededelen. Deze verplichting voor de telefoonoperatoren werd ondergebracht in hoofdstuk 2.

In het geval dat de toekenning van een nummer aan een welbepaalde abonnee een einde neemt of in geval een oproepnummer niet meer actief is, geeft de operator daarvan tijdig kennis aan de vereniging of de organisatie.

De abonnee moet zonder kosten en via diverse kanalen van het systeem gebruik kunnen maken voor inschrijving, wijziging en raadpleging van zijn gegevens en uitschrijving.

Zoals ook door de wetsbepalingen voorzien wordt, ontvangt de abonnee die zich inschrijft, binnen de vijf werkdagen een bevestiging. Dit geldt ook bij uitschrijving of wijziging van een inschrijving. Er is voorzien dat deze bevestiging onder meer de zgn. prioriteitsregel toelicht.

In tegenstelling tot wat de Raad van State stelt in zijn advies, vindt deze bepaling zijn juridische grond in de wet zelf. De wet stelt immers een algemeen recht van verzet in tegen gelijk welke oproep om redenen van telefonische marketing en stelt dat van zodra dit verzet is geregistreerd, ondernemingen dit nummer voor deze redenen niet meer mogen oproepen.

Een algemeen recht op verzet heeft maar zin, wanneer dit verzet een einde stelt aan elke andere vroegere toelating, ook al is die op contractuele basis gegeven. Omgekeerd is het zo dat dit verzet niet zal gelden ten aanzien van een welbepaalde onderneming, wanneer deze van de abonnee een individuele toelating heeft gekregen op een latere datum dan die van zijn algemeen verzet.

De inschrijving heeft een onbepaalde geldigheidsduur. Uitschrijving, het niet langer toegekend zijn van een oproepnummer of het niet meer actief zijn van een oproepnummer maken een einde aan de inschrijving.

Het beheer van een centrale databank mag geen winstgevende activiteit vormen. Daartoe is vereist dat de vereniging of organisatie die wordt erkend, zo kostenefficiënt mogelijk werkt en zodoende slechts een verantwoorde kost doorrekent, verdeeld over de telecomoperatoren en zij die de databank willen raadplegen in het kader van telefonische direct marketing.

Commerciële exploitatie van de opgeslagen gegevens is uit den boze.

Het enige gebruik van deze gegevens is dat dat voortvloeit uit het WER. Om te voldoen aan de bemerkingen van de Raad van State met betrekking tot de bepalingen over de ontbinding van de erkende vereniging of organisatie, wordt voorzien dat de gegevens die ze bezit en haar netto-actief worden overgedragen aan ofwel een nieuw erkende vereniging of organisatie ofwel aan de telefoonoperatoren. Er wordt geen onderscheid meer gemaakt tussen de vrijwillige of andere ontbinding.

Eveneens als gevolg van het advies van de Raad van State werd het algemeen verbod tot deelname in andere verenigingen of rechtspersonen genuanceerd.

De personen die aan direct marketing doen, moeten permanent via elektronische weg toegang kunnen krijgen tot het gegevensbestand met de telefoonnummers waarnaar geen oproepen mogen worden gedaan om dergelijke redenen.

De vergoedingen die de erkende vereniging of organisatie hiervoor aanrekent, dekken de kosten die noodzakelijk zijn om de toegang tot de gegevens mogelijk te maken, daarin inbegrepen de investeringskosten op dit vlak. De telefoonoperatoren, aan wie de wet ook verplichtingen oplegt, dragen de overige kosten.

Meer concreet houdt dit in dat de zgn. technische kosten voor rekening van de telefoonoperatoren zijn: de opstartkosten van het platform, de kosten van de online inschrijvingstool en van de IVR en het gebruik ervan, de kosten van het call-center.

De andere kosten zijn de zgn. operationele kosten die verbonden zijn aan het gebruik van de geregistreerde gegevens. Ze bevatten de onderhoudskosten van het online-platform, de communicatiekosten, de vaste kosten en de secretariaatskosten. Deze zijn ten laste van de ondernemingen die de gegevens willen raadplegen in het kader van telefonische marketing.

Er wordt voorzien dat de toewijzing van de kosten in volle transparantie gebeurt, in overleg met de telefoonoperatoren en de ondernemingen die aan telefonische direct marketing doen. De kostenverdeling wordt verduidelijkt in het huishoudelijk reglement.

Het koninklijk besluit waarborgt ook dat zowel een eenmalige raadpleging van de gegevens als een toegang voor langere duur mogelijk is.

Deze waarborgen inzake toegankelijkheid gelden evengoed ten aanzien van ondernemingen of organisaties die zelf met eigen middelen aan telefonische marketing willen doen als ten aanzien van ondernemingen, zoals call centra, die dit namens en voor rekening van derden doen.

Tot slot is er een vierde groep vereisten in verband met de bescherming van de persoonsgegevens. Van belang is hierbij dat de organisatie of vereniging voldoende inzet op beveiliging van de gegevens en dat zij enkel relevante gegevens meedeelt aan zij die aan telefonische marketing willen doen, nl. het betrokken telefoonnummer en de datum van inschrijving in de databank. Deze datum van inschrijving is van groot belang daar hij het moment vastlegt waarop de abonnee zich verzet tegen het ontvangen van telefonische oproepen voor redenen van direct marketing en elke vroegere individuele toelating die aan een onderneming of een organisatie werd gegeven, teniet doet.

Eenmaal een abonnee is ingeschreven op de centrale lijst van de erkende organisatie of vereniging, zal geen enkele onderneming hem nog mogen contacteren of laten contacteren om reden van telefonische marketing, met uitzondering van de onderneming die daartoe op een latere datum een vrije, specifieke en geïnformeerde toestemming heeft gekregen van die abonnee.

De personen die toegang krijgen tot de betrokken telefoonnummers en de bijhorende inschrijvingsdatum, mogen deze uitsluitend aanwenden binnen het wettelijk doel, nl. erover waken dat ingeschreven abonnees op de betrokken telefoonnummers geen oproepen meer ontvangen om redenen van direct marketing. Elk ander gebruik ervan vormt een overtreding van de wet. Dit sluit echter niet uit dat deze personen een verwerker kunnen mandateren conform het artikel 1, § 5, van de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens om de hierboven vermelde telefoonnummers te gebruiken voor rekening van deze.

Artikel 2 stelt een rapporteringsplicht aan de ministers in lastens de erkende vereniging of organisatie op jaarlijkse basis.

Vertegenwoordigers van de bevoegde ministers kunnen worden aangeduid krachtens artikel 3 . Deze ontvangen alle stukken die de leden van de statutaire organen ontvangen en kunnen alle bijeenkomsten van deze organen bijwonen. Ze hebben ook een inzagerecht in alle documenten. De bedoeling hiervan is niet dat deze personen zouden tussenkomen in de beslissingen van de statutaire organen, maar dat ze permanent kunnen waken over de naleving van de wettelijke en reglementaire voorwaarden waaraan de erkende vereniging of organisatie moet voldoen. Artikel 4 voorziet immers dat op elk ogenblik de erkenning kan worden ingetrokken, mocht niet meer aan de voorwaarden zijn voldaan.

Vervolgens voorziet artikel 4 dat een gegadigde vereniging of organisatie een gemotiveerde aanvraag moet indienen om de erkenning te verkrijgen. Deze aanvraag dient maar eenmaal te worden ingediend, bij de minister van Economie en Consumenten. De beslissing tot erkenning wordt gezamenlijk genomen door de bevoegde ministers.

De verplichtingen voor de telefoonoperatoren werden opgenomen in een hoofdstuk 2 dat de artikelen 5, 6 en 7 bevat. Dit om te voldoen aan de bemerkingen die de Raad van State had geformuleerd in zijn advies.

De tekst van het besluit dat U wordt voorgelegd, was aangepast in functie van de opmerkingen die in het advies van de Commissie tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer werden geformuleerd. Ten aanzien van punt 23 van dit advies, willen we verwijzen naar de informatieverplichtingen die wegen op de telecomoperatoren krachtens de artikelen VI.111, § 1, en XIV,78, § 1, WER bij het aangaan van een overeenkomst. Bovendien zal de FOD Economie ervoor zorgen dat samen met de erkende organisatie of vereniging sensibilisering van het publiek wordt verzekerd.

Wij hebben de eer te zijn, Sire, Van Uwe Majesteit, de zeer eerbiedige en zeer getrouwe dienaar, De Minister van Economie en Consumenten, Kris PEETERS De Minister van Telecommunicatie en Post, Alexander DE CROO De Minister van Justitie, Koen GEENS De Minister van Volksgezondheid, Maggie DE BLOCK De Minister van Middenstand, Zelfstandigen en K.M.O.'s, Willy BORSUS

Raad van State afdeling Wetgeving Advies 57.021/4 van 23 februari 2015 over een ontwerp van koninklijk besluit `tot vaststelling van de erkenningscriteria van de vereniging of organisatie bedoeld in de artikelen VI.114 en XIV.81 van het Wetboek van economisch recht' Op 23 januari 2015 is de Raad van State, afdeling Wetgeving, door de Vice-Eerste Minister en Minister van Economie verzocht binnen een termijn van dertig dagen een advies te verstrekken over een ontwerp van koninklijk besluit `tot vaststelling van de erkenningscriteria van de vereniging of organisatie bedoeld in de artikelen VI.114 en XIV.81 van het Wetboek van economisch recht'.

Het ontwerp is door de vierde kamer onderzocht op 23 februari 2015. De kamer was samengesteld uit Pierre Liénardy, kamervoorzitter, Jacques Jaumotte en Bernard Blero, staatsraden, Christian Behrendt en Jacques Englebert, assessoren, en Colette Gigot, griffier.

Het verslag is uitgebracht door Anne Vagman, eerste auditeur.

De overeenstemming tussen de Franse en de Nederlandse tekst van het advies is nagezien onder toezicht van Pierre Liénardy.

Het advies, waarvan de tekst hierna volgt, is gegeven op 23 februari 2015.

Aangezien de adviesaanvraag ingediend is op basis van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State, beperkt de afdeling Wetgeving overeenkomstig artikel 84, § 3, van de voornoemde gecoördineerde wetten haar onderzoek tot de rechtsgrond van het ontwerp, de bevoegdheid van de steller van de handeling en de te vervullen voorafgaande vormvereisten.

Wat deze drie punten betreft, geeft het ontwerp aanleiding tot de volgende opmerkingen.

ALGEMENE OPMERKINGEN 1. Uit de aanhef blijkt dat het ontwerpbesluit tot doel heeft uitvoering te geven aan de artikelen VI.114, § 2, en XIV.81, § 2, van het Wetboek van economisch recht.

Om die reden wordt het ontwerp voorgedragen door de minister van Economie en Consumenten en door de minister van Middenstand, Zelfstandigen en K.M.O.'s.

In dat verband dient er rekening mee te worden gehouden dat in artikel I.1, 3°, (boek I, titel 1) van het wetboek, dat de definities bevat die van toepassing zijn op alle bepalingen van het wetboek, de minister gedefinieerd wordt als de "minister bevoegd voor Economie".

Zijnerzijds omvat boek I, titel 2, van hetzelfde wetboek, dat de specifieke definities bevat die eigen zijn aan bepaalde boeken, een artikel I.8, 36°, waarin, voor de toepassing van boek XIV, de minister gedefinieerd wordt als "de ministers bevoegd voor justitie en desgevallend economie, K.M.O. en middenstand, en volksgezondheid".

Doordat geen afdoende reden is opgegeven voor het feit dat in casu de betrokkenheid uitgesloten wordt van de ministers die respectievelijk bevoegd zijn voor Justitie en Volksgezondheid, dienen ook zij aan de Koning voor te stellen het ontworpen besluit vast te stellen en het te medeondertekenen. 2. In artikel 5 van het ontwerpbesluit wordt de uitvoering ervan opgedragen aan de minister bevoegd voor Economie en Consumenten en aan de minister bevoegd voor Middenstand, ieder wat hem betreft.Om de bovengenoemde redenen moet, doordat geen afdoende redenen zijn opgegeven om zulks niet te doen, de uitvoering van het ontworpen besluit in principe eveneens worden opgedragen aan de minister bevoegd voor Justitie en aan de minister bevoegd voor Volksgezondheid.

Artikel 5 behoort dienovereenkomstig te worden herzien.

Voorts dient die bepaling in verband te worden gebracht met de artikelen 2, 3 en 4 van het ontwerp waarin bepaalde taken of bevoegdheden worden opgedragen aan de "minister".(1) Zoals door de gemachtigde is bevestigd, moet het woord "minister" in die bepalingen zo worden begrepen dat het slaat op alle ministers aan wie de uitvoering van het ontworpen besluit is opgedragen en die in voorkomend geval beslissen in gezamenlijk overleg.

De rechtszekerheid zou beter worden gewaarborgd als de ontworpen tekst aldus zou worden herzien en aangevuld dat zulks duidelijk tot uiting komt.

BIJZONDERE OPMERKINGEN AANHEF 1. In verband met het eerste lid wordt verwezen naar de eerste opmerking die hierna over artikel 1 van het ontwerp wordt gemaakt. 2. Het advies van de Raad van State dient als volgt te worden vermeld: "Gelet op advies 57.021/4 van de Raad van State, gegeven op 23 februari 2015, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;".(2) 3. In verband met de vermelding van de voordragende ministers wordt verwezen naar de eerste algemene opmerking hierboven. DISPOSITIEF Artikel 1 1. Wat de bepaling onder 1°, c), betreft, heeft de afdeling Wetgeving vragen bij de draagwijdte van het woord "prioriteitsregel". Uit het advies dat de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer over de ontworpen tekst gegeven heeft, blijkt dat de invoering van een "prioriteitsregel" ertoe strekt de impact te regelen van een beding dat zou voorkomen in een bijzondere overeenkomst tussen enerzijds de klant en anderzijds bijvoorbeeld een bank, een verzekeringsmaatschappij,... waarbij de klant zijn toestemming zou geven voor de verwerking van zijn persoonsgegevens met het oog op (tele)marketing. Met andere woorden is het aldus de bedoeling door het invoeren van een prioriteitsregel te bepalen dat "de datum van de laatste beslissing van de abonnee bepalend is" waardoor "de inschrijving in het verzetsbestand [...] elke voorgaande (individuele) toestemming met het ontvangen van telefoonoproepen met het oog op direct marketing teniet[doet]".

Hoewel het nut van het invoeren van een dergelijke regeling begrijpelijk is, neemt dit niet weg dat het de bedoeling is om met die regeling, door het voorwerp zelf ervan, een van de bedingen op de helling te zetten van een overeenkomst die de abonnee gesloten heeft met een derde die niet de operator is.

Voor het invoeren van een regeling met dit gevolg kan geen afdoende rechtsgrond worden gevonden in de wetsbepalingen die in het ontwerpbesluit als rechtsgrond worden opgegeven en, nog meer fundamenteel, het systeem schendt zowel artikel VI.112, § 2, als artikel XIV.79, § 2, van het Wetboek van economisch recht.

De verwijzing naar het begrip "prioriteitsregel" in artikel 1, c), dient te worden weggelaten. 2. Luidens de inleidende zin van artikel 1 van het ontwerp strekt die bepaling ertoe de voorwaarden vast te stellen voor de erkenning van de vereniging of de organisatie bedoeld in de artikelen VI.114, § 2, en XIV.81, § 2, van het Wetboek van economisch recht.

Bepaalde onderverdelingen van dat artikel 1 zijn evenwel rechtstreeks gericht tot derden, zoals operatoren of ondernemingen, en dat zijn niet de verenigingen of de organisaties die dienen te worden erkend.

Dit geldt voor artikel 1, 1°, e), dat als volgt luidt: "de operatoren stellen de vereniging of organisatie onmiddellijk op de hoogte, wanneer een oproepnummer niet meer langer is toegekend aan een abonnee of niet meer actief is". Dit is ook het geval met artikel 1, 3°, c), waarin wordt bepaald dat "de kosten van de informaticastructuur en software worden verhaald op de telefoonoperatoren" en dat "de investeringen nodig voor de toegang tot de gegevens van de vereniging of organisatie en de verdeling van de kosten die eruit voortvloeien [...] in overleg met de telefoonoperatoren en de ondernemingen [worden] bepaald".

Die twee bepalingen vinden voldoende rechtsgrond enerzijds in de artikelen VI.111 en VI.114, § 2, en anderzijds in de artikelen XIV.78 en XIV.81, § 2, van het Wetboek van economisch recht, gelezen in samenhang met artikel 108 van de Grondwet.

De ontworpen tekst dient evenwel aldus te worden herzien dat door de redactie ervan niet meer tot uitdrukking komt dat beide bepalingen voorwaarden zijn voor de erkenning van de betrokken vereniging of organisatie.

Voorts dient het eerste lid van de aanhef te worden vervangen door de volgende twee leden: "Gelet op artikel 108 van de Grondwet;

Gelet op het Wetboek van economisch recht, de artikelen VI.111 en VI.114, § 2, ingevoegd bij de wet van 21 december 2013Relevante gevonden documenten type wet prom. 21/12/2013 pub. 30/12/2013 numac 2013011649 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet houdende invoeging van boek VI "Marktpraktijken en consumentenbescherming" in het Wetboek van economisch recht en houdende invoeging van de definities eigen aan boek VI, en van de rechtshandhavingsbepalingen eigen aan boek VI, in de boeken I en XV van het Wetboek van economisch recht type wet prom. 21/12/2013 pub. 31/12/2013 numac 2013024448 bron federale overheidsdienst volksgezondheid, veiligheid van de voedselketen en leefmilieu Wet tot wijziging van de artikelen 41 en 43 van de wet van 15 december 2013 met betrekking tot medische hulpmiddelen en van artikel 605quater van het Gerechtelijk Wetboek type wet prom. 21/12/2013 pub. 30/12/2013 numac 2013009561 bron federale overheidsdienst justitie Wet betreffende de wijziging van de inwerkingtreding van sommige artikelen van de wet van 13 juni 2006 tot wijziging van de wetgeving betreffende de jeugdbescherming en het ten laste nemen van minderjarigen die een als misdrijf omschreven feit hebben gepleegd type wet prom. 21/12/2013 pub. 22/08/2014 numac 2014009440 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot wijziging van de artikelen 1322bis en 1322undecies van het Gerechtelijk Wetboek type wet prom. 21/12/2013 pub. 29/09/2014 numac 2014000738 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot wijziging van de artikelen 41 en 43 van de wet van 15 december 2013 met betrekking tot medische hulpmiddelen en van artikel 605quater van het Gerechtelijk Wetboek. - Duitse vertaling type wet prom. 21/12/2013 pub. 04/05/2015 numac 2015000222 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot wijziging van de artikelen 1322bis en 1322undecies van het Gerechtelijk Wetboek. - Duitse vertaling sluiten, en de artikelen XIV.78 en XIV.81, § 2, ingevoegd bij de wet van 15 mei 2014Relevante gevonden documenten type wet prom. 15/05/2014 pub. 30/05/2014 numac 2014009282 bron federale overheidsdienst justitie Wet houdende invoeging van Boek XIV "Marktpraktijken en consumentenbescherming betreffende de beoefenaars van een vrij beroep" in het Wetboek van economisch recht en houdende invoeging van de definities eigen aan boek XIV en van de rechtshandhavingsbepalingen eigen aan boek XIV, in de boeken I en XV van het Wetboek van economisch recht type wet prom. 15/05/2014 pub. 19/06/2014 numac 2014022239 bron federale overheidsdienst sociale zekerheid Wet houdende diverse bepalingen sluiten;". 3. Bij artikel 1, 2°, c) en d), worden de volgende erkenningsvoorwaarden opgelegd: "c) bij ontbinding van de vereniging of de organisatie wordt het netto-actief enkel bestemd ten voordele van een initiatief met dezelfde doelstellingen, of bij gebreke, aan de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer; d) bij vrijwillige ontbinding van de vereniging of de organisatie, kan deze pas ingaan na oprichting van een andere vereniging met hetzelfde doel en na kosteloze overdracht van alle beschikbare gegevens van deze laatste;".

Die twee bepalingen geven aanleiding tot de volgende opmerkingen. 1° Het is de afdeling Wetgeving niet duidelijk hoe die bepalingen kunnen samengaan: wat meer in het bijzonder de mogelijkheid van een vrijwillige ontbinding van de vereniging of de organisatie betreft, blijken ze elkaar tegen te spreken.De bepaling onder c) stelt immers dat het nettoactief van de ontbonden vereniging of organisatie aan de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer zou moeten worden overgedragen wanneer na een niet nader gepreciseerde ontbinding - die dus vrijwillig of gerechtelijk kan zijn - geen "initiatief met dezelfde doelstellingen" voorhanden is(3) terwijl de bepaling onder d), waarin wordt gesteld dat de vrijwillige ontbinding van de vereniging of de organisatie pas kan ingaan na oprichting van een andere vereniging met hetzelfde doel, evenwel noodzakelijkerwijs meebrengt dat er "een (...) initiatief met hetzelfde doel" bestaat en dat het nettoactief bijgevolg niet aan de voornoemde Commissie zal worden overgedragen. 2° In zoverre die overdracht zou meebrengen dat een verwerking van persoonsgegevens aan de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer zou worden toevertrouwd en die Commissie bijgevolg de verantwoordelijke voor de verwerking van persoonsgegevens zou worden, kan de regeling die bij de bepaling onder c) ingevoerd wordt, niet aanvaard worden, zoals de Commissie in haar advies van 30 april 2014 heeft opgemerkt.Die regeling is immers niet verenigbaar met de "onafhankelijkheid" die de Commissie en haar leden in acht moeten nemen.(4) Toen hierover aan de gemachtigde vragen werden gesteld, heeft hij evenwel aangegeven dat de term "nettoactief" niet aldus geïnterpreteerd mag worden dat het ook de persoonsgegeven omvat die door de vereniging of organisatie worden bijgehouden, zodat de overdracht die wordt voorgeschreven de onafhankelijkheid van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer niet in het gedrang zou kunnen brengen. Die uitleg kan weliswaar worden aanvaard voor zover ze betrekking heeft op de onafhankelijkheid van de Commissie, maar dat neemt niet weg dat de in het vooruitzicht gestelde overdracht van het nettoactief elke rechtsgrond ontbeert: er is geen enkele wettelijke bepaling die de Koning machtigt een dergelijke overdracht van vermogens te organiseren, noch in de wet van 8 december 1992 `tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens', noch onder de bepalingen van het Wetboek van economisch recht waaraan bij het besluit uitvoering wordt verleend. Daarenboven dient erop te worden gewezen dat de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer geen rechtspersoonlijkheid bezit en een controleorgaan is dat bij de Kamer van volksvertegenwoordigers is ingesteld, zodat de afdeling Wetgeving niet begrijpt hoe het nettoactief van de ontbonden vereniging of organisatie aan de Commissie zou kunnen worden overgedragen. De voorgestelde regeling, die voorziet in de overdracht van het nettoactief van de ontbonden vereniging of organisatie aan de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, kan bijgevolg niet aanvaard worden. 3° Een fundamenteler bezwaar is dat het begrip "nettoactief" uit de aard der zaak de persoonsgegevens omvat die door de vereniging worden bewaard, terwijl de ontworpen bepalingen niet voorzien in een regeling van hetgeen met die gegevens moet gebeuren in het geval van een niet-vrijwillige ontbinding van de vereniging. Uit de algemene strekking van de wet en, zowel uit artikel VI.111 als uit artikel XIV.78 van het Wetboek van economisch recht, blijkt dat de persoonsgegevens aan elke betrokken operator moeten worden teruggegeven.

Bovendien moeten de nadere regels worden bepaald voor de verdeling, onder de operatoren, van de andere tegoeden van de vzw die in vereffening is.

Artikel 1, 2°, c) en d), moet in het licht van de voorgaande opmerkingen worden herzien. 4. Artikel 1, 2°, f), bepaalt dat "de vereniging of organisatie (...) niet [kan] deelnemen in andere verenigingen of rechtspersonen". Dat verbod is in uitermate algemene bewoordingen gesteld en beperkt zich niet tot bepaalde categorieën van verenigingen zonder winstoogmerk of rechtspersonen. Bij de huidige stand van zaken blijkt echter uit het dossier dat aan de afdeling Wetgeving is overgezonden, en inzonderheid uit het advies van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer d.d. 30 april 2014, dat het aldus nagestreefde doel erin bestaat een "[s]tructurele onafhankelijkheid ten opzichte van de direct marketingsector" te waarborgen, wat "voordelen [biedt] qua onafhankelijk beheer en correcte communicatie naar alle verzetsmogelijkheden en hun rechtsbasis".

In het licht van artikel 27 van de Grondwet begrijpt de afdeling Wetgeving niet op grond van welke motieven de vzw niet zou mogen deelnemen in de organisatie van andere rechtspersonen of niet zou mogen samenwerken met verenigingen die een gelijksoortig doel nastreven en gelijksoortige verplichtingen moeten naleven. 5. De steller van het ontwerp moet ervoor zorgen dat de Nederlandse en Franse tekst van artikel 1, 1°, g), volledig overeenstemmen. 6. De vraag rijst welke voorwaarden voor de erkenning bij de ontworpen tekst worden gesteld teneinde te zorgen voor de naleving van artikel VI.114, § 2, tweede lid, 2°, en artikel XIV.81, § 2, tweede lid, 2°, van het Wetboek van economisch recht. Luidens die bepalingen moeten de voorwaarden voor de erkenning met name "het uitsluitende gebruik van de gegevens uit het gegevensbestand met het oog op het naleven van de rechten van de abonnee overeenkomstig artikel VI.111, § 1 [/ artikel XIV.78, § 1]" garanderen.

Naar aanleiding van vragen in dat verband, heeft de gemachtigde van de minister toegelicht dat het de voorwaarde betreft die bij artikel 1, 2°, g), van het ontwerp wordt gesteld. Die bepaling onder 2° heeft echter betrekking op de "afwezigheid van een winstgevend doel" zoals vermeld in artikel VI.114, § 2, tweede lid, 3°, en in artikel XIV.81, § 2, tweede lid, 3°, van het Wetboek van economisch recht, en niet op de voorwaarde vermeld onder 2° van die beide wetsbepalingen.

De ontworpen tekst moet aldus worden herzien dat de voorwaarde bepaald in artikel 1, 2°, g), van het ontwerp, onder artikel 1, 4°, wordt ondergebracht. 7. De ontworpen tekst bevat geen enkele erkenningsvoorwaarde die, overeenkomstig het voorschrift van artikel VI.114, § 2, tweede lid, 5°, en artikel XIV.81, § 2, tweede lid, 5°, van het Wetboek van economisch recht, de naleving van artikel VI.114, § 1, en van artikel XIV.81, § 1, van hetzelfde Wetboek zou kunnen waarborgen.

Naar aanleiding van een vraag hierover heeft de gemachtigde als reden daarvoor opgegeven dat de Koning tot dan toe nog geen gebruik had gemaakt van de mogelijkheid die de voornoemde artikelen VI.114, § 1, en XIV.81, § 1, hem bieden.

De steller van het ontwerp wordt erop gewezen dat, indien de Koning in de toekomst die machtigingen ten uitvoer wenst te leggen, het ontworpen besluit dan dienovereenkomstig moet worden aangevuld, conform het voorschrift van artikel VI.114, § 2, tweede lid, 5°, en artikel XIV.81, § 2, tweede lid, 5°, van het Wetboek van economisch recht.

Artikel 2 Het woord "kalenderjaar" moet worden vervangen door het woord "jaar".

Artikel 3 In de Franse tekst moet het woord "préparatifs" worden vervangen door het woord "préparatoires".

Artikel 4 De rechtszekerheid en het gelijkheidsbeginsel zouden beter in acht worden genomen als de ontworpen tekst zou worden aangevuld met de opgave van de nadere regels van de procedure voor de toekenning en de intrekking van de in het vooruitzicht gestelde erkenning.(5) De steller van het ontwerp wordt er in dat verband op gewezen dat, indien de ontworpen tekst niet overeenkomstig de bovenstaande opmerking wordt aangevuld, de overheid die gemachtigd is de erkenning in kwestie te verlenen of in te trekken, zich hoe dan ook zal moeten houden aan het gelijkheidsbeginsel, met name door middel van een openbare oproep tot gegadigden,(6) en de algemene beginselen van behoorlijk bestuur, zoals het beginsel van het volledig en daadwerkelijk onderzoek van het dossier en de regel audi et alteram partem.

De griffier, Colette Gigot De voorzitter, Pierre Liénardy _______ Nota's (1) Zie de artikelen 2, 3 en 4 van het ontwerp. (2) Beginselen van de wetgevingstechniek - Handleiding voor het opstellen van wetgevende en reglementaire teksten, www.raadvst-consetat.be, tab "Wetgevingstechniek", aanbeveling 36.1 en formule F 3-5-2, bij analogie. (3) Zie hierover punt 2°, infra.(4) Zie artikel 24, § 4, tweede lid, van de wet van 8 december 1992 `tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens';zie ook artikel 28.1 van richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 1995 `betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens'. (5) Voor dergelijke bepalingen kan een rechtsgrond worden gevonden in de bepalingen waarnaar in het eerste lid van de aanhef wordt verwezen, gelezen in samenhang met artikel 108 van de Grondwet. (6) Zie advies 39.428/4, op 14 december 2005 gegeven over een ontwerp dat ontstaan heeft gegeven aan het koninklijk besluit van 23 januari 2006Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 23/01/2006 pub. 10/02/2006 numac 2006011046 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Koninklijk besluit betreffende de samenstelling van de Ethische Commissie voor het aanbieden van betalende diensten via elektronische-communicatienetwerken sluiten `betreffende de samenstelling van de Ethische Commissie voor het aanbieden van betalende diensten via elektronische-communicatienetwerken', advies 39.982/4, op 29 maart 2006 gegeven over een ontwerp dat ontstaan heeft gegeven aan het koninklijk besluit van 14 juni 2006Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 14/06/2006 pub. 03/07/2006 numac 2006011299 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Koninklijk besluit tot regeling van de samenstelling en de werking van het raadgevend comité voor de telecommunicatie sluiten `tot regeling van de samenstelling en de werking van het raadgevend comité voor de telecommunicatie' en advies 54.015/4, op 15 oktober 2013 gegeven over een voorontwerp dat ontstaan heeft gegeven aan het decreet van 23 januari 2014Relevante gevonden documenten type decreet prom. 23/01/2014 pub. 10/02/2014 numac 2014200854 bron waalse overheidsdienst Decreet betreffende de erkenning en de subsidiëring van de milieuverenigingen en tot wijziging van Boek I van het Milieuwetboek en van het decreet van 6 november 2008 houdende rationalisatie van de adviesverlenende functie sluiten `betreffende de erkenning en de subsidiëring van de milieuverenigingen en tot wijziging van Boek I van het Milieuwetboek en van het decreet van 6 november 2008 houdende rationalisatie van de adviesverlenende functie', opmerking betreffende artikel 29 (Parl.St. W.Parl. 2013-14, 925/1, 16-23).

12 MEI 2015. - Koninklijk besluit tot vaststelling van de erkenningscriteria van de vereniging of organisatie bedoeld in de artikelen VI.114 en XIV.81 van het Wetboek van economisch recht FILIP, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de Grondwet, artikel 108 ;

Gelet op het Wetboek van economisch recht, de artikelen VI.111 en VI.114, § 2, ingevoegd bij de wet van 21 december 2013Relevante gevonden documenten type wet prom. 21/12/2013 pub. 30/12/2013 numac 2013011649 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet houdende invoeging van boek VI "Marktpraktijken en consumentenbescherming" in het Wetboek van economisch recht en houdende invoeging van de definities eigen aan boek VI, en van de rechtshandhavingsbepalingen eigen aan boek VI, in de boeken I en XV van het Wetboek van economisch recht type wet prom. 21/12/2013 pub. 31/12/2013 numac 2013024448 bron federale overheidsdienst volksgezondheid, veiligheid van de voedselketen en leefmilieu Wet tot wijziging van de artikelen 41 en 43 van de wet van 15 december 2013 met betrekking tot medische hulpmiddelen en van artikel 605quater van het Gerechtelijk Wetboek type wet prom. 21/12/2013 pub. 30/12/2013 numac 2013009561 bron federale overheidsdienst justitie Wet betreffende de wijziging van de inwerkingtreding van sommige artikelen van de wet van 13 juni 2006 tot wijziging van de wetgeving betreffende de jeugdbescherming en het ten laste nemen van minderjarigen die een als misdrijf omschreven feit hebben gepleegd type wet prom. 21/12/2013 pub. 22/08/2014 numac 2014009440 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot wijziging van de artikelen 1322bis en 1322undecies van het Gerechtelijk Wetboek type wet prom. 21/12/2013 pub. 29/09/2014 numac 2014000738 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot wijziging van de artikelen 41 en 43 van de wet van 15 december 2013 met betrekking tot medische hulpmiddelen en van artikel 605quater van het Gerechtelijk Wetboek. - Duitse vertaling type wet prom. 21/12/2013 pub. 04/05/2015 numac 2015000222 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot wijziging van de artikelen 1322bis en 1322undecies van het Gerechtelijk Wetboek. - Duitse vertaling sluiten en de artikelen XIV.78 en XIV.81, § 2, ingevoegd bij de wet van 15 mei 2014Relevante gevonden documenten type wet prom. 15/05/2014 pub. 30/05/2014 numac 2014009282 bron federale overheidsdienst justitie Wet houdende invoeging van Boek XIV "Marktpraktijken en consumentenbescherming betreffende de beoefenaars van een vrij beroep" in het Wetboek van economisch recht en houdende invoeging van de definities eigen aan boek XIV en van de rechtshandhavingsbepalingen eigen aan boek XIV, in de boeken I en XV van het Wetboek van economisch recht type wet prom. 15/05/2014 pub. 19/06/2014 numac 2014022239 bron federale overheidsdienst sociale zekerheid Wet houdende diverse bepalingen sluiten;

Gelet op het advies van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, gegeven op 30 april 2014 ;

Gelet op advies 57.021/4 van de Raad van State, gegeven op 23 februari 2015, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Op de voordracht van de Minister van Economie en Consumenten, van de Minister van Telecommunicatie en Post, van de Minister van Justitie, van de Minister van Volksgezondheid en van de Minister van Middenstand, Zelfstandigen en K.M.O.'s, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFDSTUK 1. - Erkenningsvoorwaarden voor de vereniging of organisatie belast met het beheer van een uniek gegevensbestand

Artikel 1.De vereniging of organisatie bedoeld in de artikelen VI.114, § 2, en XIV.81, § 2, van het Wetboek van economisch recht kan worden erkend indien zij aan de volgende voorwaarden voldoet : 1° inzake gebruiksgemak: a) de vereniging of organisatie registreert het verzet van de abonnees van alle telefoonoperatoren bedoeld in de artikelen VI.111 en XIV.78 van hetzelfde Wetboek; b) de abonnee kan zich op eender welk moment via telefoon, brief of internet inschrijven of uitschrijven of wijzigingen aanbrengen aan zijn inschrijving;c) binnen vijf werkdagen wordt aan de abonnee een gedateerde bevestiging van zijn inschrijving, van zijn uitschrijving of van de wijziging van zijn inschrijving toegestuurd per brief of op een andere duurzame gegevensdrager;deze bevestiging verduidelijkt de draagwijdte van de inschrijving of uitschrijving, in het bijzonder wat betreft de prioriteitsregel, en verstrekt bijkomend informatie over het schrappingsrecht uit de gidsen en de andere mogelijkheden die de abonnee heeft om zich te verzetten tegen het ontvangen van marketing; d) de abonnee kan op elk ogenblik zijn gegevens raadplegen via internet, of indien hij niet over de nodige middelen daartoe beschikt, deze gegevens opvragen;e) er wordt geen enkele kost aan de abonnee in rekening gebracht;f) de inschrijving van de abonnee blijft geldig, totdat hij zich uitschrijft, het oproepnummer niet meer aan hem is toegekend of het oproepnummer niet meer actief is;2° inzake afwezigheid van een winstgevend doel: a) de vereniging of organisatie wordt opgericht voor onbepaalde duur onder de vorm van een vereniging zonder winstoogmerk en leeft te allen tijde de wet van 27 juni 1921Relevante gevonden documenten type wet prom. 27/06/1921 pub. 19/08/2013 numac 2013000498 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de verenigingen zonder winstoogmerk, de internationale verenigingen zonder winstoogmerk en de stichtingen. - Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen sluiten betreffende de verenigingen zonder winstoogmerk, de internationale verenigingen zonder winstoogmerk en de stichtingen na; b) het maatschappelijk doel van de vereniging of organisatie beperkt zich strikt tot de opdrachten die uit de artikelen VI.111 tot VI.114 en XIV.78 tot XIV.81 van hetzelfde Wetboek voortvloeien; c) bij ontbinding van de vereniging of de organisatie: - worden de beschikbare gegevens gratis overgemaakt aan een nieuw erkende vereniging of organisatie, of bij gebreke aan de respectievelijke telefoonoperatoren; - wordt het overige netto-actief bestemd aan deze nieuw erkende vereniging of organisatie, of bij gebreke, aan de telefoonoperatoren op basis van de verdeelsleutel bedoeld in artikel 7, tweede lid; d) het mandaat van bestuurder van de vereniging of organisatie wordt niet vergoed;e) de vereniging of organisatie kan enkel deelnemen in andere verenigingen of rechtspersonen, wanneer deze geen winstgevend doel hebben en voor zover hun maatschappelijk doel gelijkaardig is;f) de vereniging of organisatie beperkt de kosten tot wat strikt nodig is voor een efficiënte uitvoering van haar opdracht; 3° inzake toegang voor personen die om redenen van direct marketing telefonische oproepen willen doen of voor wier rekening dit gebeurt: a) deze personen krijgen op eender welk ogenblik via elektronische weg toegang tot de nodige gegevens om te kunnen voldoen aan de artikelen VI.112 en XIV.79 van hetzelfde Wetboek; b) de toegangsrechten worden zowel op eenmalige basis als voor een bepaalde duur verleend;c) de vereniging of de organisatie beperkt de vergoedingen die worden aangerekend aan deze personen, tot wat strikt nodig is voor het dekken van de kosten voor de toegang tot de gegevens en van de investeringskosten die daarvoor nodig zijn;d) de verdeling van de kosten wordt in het huishoudelijk reglement vastgelegd in overleg met de telefoonoperatoren en de ondernemingen die aan direct marketing doen via de telefoon;daartoe verleent de vereniging of de organisatie inzage in haar boekhouding die voldoende gedetailleerd is; 4° inzake de bescherming van de persoonlijke levenssfeer: a) enkel de telefoonnummers die opgenomen zijn in het bestand van de vereniging of organisatie en de datum waarop de abonnee heeft meegedeeld geen oproepen meer te willen ontvangen, worden verstrekt aan de personen die om redenen van direct marketing telefonische oproepen willen doen of voor wier rekening dit gebeurt;b) de personen die deze telefoonnummers bekomen van de vereniging of organisatie, gebruiken de verkregen inlichtingen uitsluitend om na te gaan of een abonnee zich niet heeft verzet tegen oproepen om redenen van direct marketing naar een bepaald telefoonnummer;c) alle nodige voorzieningen zijn getroffen om de gegevens waarover de vereniging of organisatie beschikt te beveiligen tegen diefstal of misbruik;d) de vereniging of organisatie duidt een aangestelde voor de gegevensbescherming en/of een veiligheidsconsulent aan; e) de gegevens waarover de vereniging of organisatie beschikt, worden uitsluitend aangewend voor de doelstellingen die zijn voorzien in de artikelen VI.111 tot VI.114 en XIV.78 tot XIV.81 van hetzelfde Wetboek.

Art. 2.De vereniging of organisatie die wordt erkend krachtens de artikelen VI.114 en XIV.81 van het Wetboek van economisch recht, maakt jaarlijks voor eind maart een verslag over aan de minister bedoeld in artikel I.1, 3°, van hetzelfde Wetboek, aan de minister bedoeld in artikel I.8, 36°, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 15 mei 2014Relevante gevonden documenten type wet prom. 15/05/2014 pub. 30/05/2014 numac 2014009282 bron federale overheidsdienst justitie Wet houdende invoeging van Boek XIV "Marktpraktijken en consumentenbescherming betreffende de beoefenaars van een vrij beroep" in het Wetboek van economisch recht en houdende invoeging van de definities eigen aan boek XIV en van de rechtshandhavingsbepalingen eigen aan boek XIV, in de boeken I en XV van het Wetboek van economisch recht type wet prom. 15/05/2014 pub. 19/06/2014 numac 2014022239 bron federale overheidsdienst sociale zekerheid Wet houdende diverse bepalingen sluiten en aan de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer over de werkzaamheden van het vorige jaar en over de interne privacy- en impactanalyses.

Art. 3.De ministers bedoeld in artikel 2 kunnen een vertegenwoordiger aanwijzen die alle bijeenkomsten van de statutaire organen kan bijwonen.

De vertegenwoordigers ontvangen zoals de leden van de statutaire organen alle documenten in voorbereiding van deze bijeenkomsten. Ze hebben inzage in alle stukken van de vereniging op eenvoudige vraag.

Art. 4.Om te worden erkend, maakt de vereniging of organisatie aan de minister bedoeld in artikel I.1, 3°, van het Wetboek van economisch recht een aanvraag over, die aantoont dat wordt voldaan aan de voorwaarden bedoeld in artikel 1.

De erkenning wordt ingetrokken wanneer de vereniging of organisatie niet voldoet aan de voorwaarden van dit besluit. HOOFDSTUK 2. - Verplichtingen voor de telefoonoperatoren

Art. 5.De telefoonoperatoren maken uitsluitend gebruik van de diensten van de erkende vereniging of organisatie om te voldoen aan de verplichtingen bedoeld in de artikelen VI.111, VI.113, XIV.78 en XIV.80 van het Wetboek van economisch recht.

Art. 6.De telefoonoperatoren stellen de erkende vereniging of organisatie onmiddellijk op de hoogte, wanneer een oproepnummer niet meer langer is toegekend aan een abonnee of niet meer actief is.

Art. 7.De telefoonoperatoren nemen alle kosten van de erkende vereniging of organisatie ten laste met betrekking tot de informaticastructuur en software, met uitzondering van de kosten voor de toegang tot de gegevens voor personen die aan direct marketing via de telefoon willen doen en van de investeringskosten die daarvoor nodig zijn.

De verdeelsleutel voor de bepaling van het aandeel van elke telefoonoperator wordt in onderling overleg bepaald in het reglement van inwendige orde van de erkende vereniging of organisatie. HOOFDSTUK 3. - Slotbepaling

Art. 8.De minister bevoegd voor Economie en Consumenten, de minister bevoegd voor de Telecommunicatie, de minister bevoegd voor Justitie, de Minister bevoegd voor Volksgezondheid en de minister bevoegd voor Middenstand zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 12 mei 2015.

FILIP Van Koningswege : De Minister van Economie en Consumenten, Kris PEETERS De Minister van Telecommunicatie en Post, Alexander DE CROO De Minister van Justitie, Koen GEENS De Minister van Volksgezondheid, Maggie DE BLOCK De Minister van Middenstand, Zelfstandigen en K.M.O.'s, Willy BORSUS

^