gepubliceerd op 28 april 2023
Koninklijk besluit betreffende de koopkrachtpremie
23 APRIL 2023. - Koninklijk besluit betreffende de koopkrachtpremie
VERSLAG AAN DE KONING Sire, Het besluit waarvan we de eer hebben aan uwe Majesteit ter ondertekening voor te leggen, heeft als doel om de regels en modaliteiten vast te stellen van de koopkrachtpremie.
Op basis van de wet van 26 juli 1996Relevante gevonden documenten type wet prom. 26/07/1996 pub. 05/10/2012 numac 2012205395 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot bevordering van de werkgelegenheid en tot preventieve vrijwaring van het concurrentievermogen. - Officieuzecoördinatie in het Duits sluiten tot bevordering van de werkgelegenheid en tot preventieve vrijwaring van het concurrentievermogen wordt een maximale marge voor de loonkostenontwikkeling vastgelegd op 0 % voor de periode 2023-2024.
Dit besluit beoogt dat ondernemingen die tijdens de crisis goede resultaten hebben behaald, hun werknemers in 2023 een verhoging bovenop deze maximale marge kunnen toekennen, de zogenaamde "koopkrachtpremie".
Om enerzijds het effect van deze koopkrachtpremie op de loonkost voor de werkgever zo beperkt mogelijk te houden en anderzijds de extra koopkracht voor de werknemer te maximaliseren wordt de koopkrachtpremie uitgesloten van het loonbegrip voor de sociale zekerheid.
De koopkrachtpremie wordt toegekend in de vorm van een cheque met een beperkte geldigheidsduur met als doel steun te verlenen bij de heropstart van de economie na de energiecrisis als gevolg van de stijgende energieprijzen en een oplopende inflatie, verder aangezwengeld door de gevolge van de oorlog in Oekraïne.
De koopkrachtpremie wordt uitgesloten van het loonbegrip en gaat gepaard met een gunstige sociale en fiscale behandeling, vastgelegd bij wet, die gerechtvaardigd is door de bijzondere voorwaarden voor het gebruik ervan: - de premie kan alleen worden uitgereikt vanaf 1 juni 2023 tot en met 31 december 2023; - het totale bedrag van de door de werkgever toegekende koopkrachtpremies mag niet meer dan 750 euro per werknemer bedragen; - de koopkrachtpremie kan alleen worden gebruikt voor specifieke bestedingen, om de consumptie te ondersteunen en bij te dragen tot het economisch herstel na de energiecrisis als gevolg van de stijgende energieprijzen en een oplopende inflatie, verder aangezwengeld door de gevolge van de oorlog in Oekraïne.
Wat betreft de opmerking inzake staatsteun, dient verwezen te worden naar het antwoord van de gemachtigde zoals weergeven in punt 5 van het advies van de Raad van State. Om te beoordelen of er sprake is van een voordeel, "dient de financiële situatie van de onderneming "nà" de maatregel te worden vergeleken met haar financiële situatie indien de maatregel niet was genomen" (Mededeling van de Commissie betreffende het begrip 'staatssteun' in de zin van artikel 107, lid 1, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (C/2016/2946), randnummer 67).
Van belang bij desbetreffende vergelijking, is dat de financiële situatie van eenzelfde onderneming dient te worden vergeleken met de situatie indien de maatregel niet was genomen. Het overheidsingrijpen (ie de genomen maatregel) houdt in dat er een mogelijkheid wordt geboden aan ondernemingen die goede resultaten hebben behaald in 2022 om een koopkrachtpremie aan hun werknemers te betalen in 2023. De onderneming die wenst een koopkrachtpremie uit te betalen aan zijn werknemers, zal dus meer socialezekerheidsbijdragen betalen dan in het geval waar desbetreffende onderneming dit niet wenst te doen.
Wat betreft de opmerking met betrekking tot de verenigbaarheid met de gewaarborgde beginselen van gelijkheid en niet-discriminatie, wordt erop gewezen dat de koopkrachtpremie ook verantwoord wordt door de bijzondere bestedingsvoorwaarden die ermee gepaard gaan.
Het verschil in fiscale en socialezekerheidsbehandeling van de koopkrachtpremie ten opzichte van de gewone bezoldiging is aldus gebaseerd op objectieve en redelijkerwijs gerechtvaardigde criteria.
De maatregel staat in verhouding tot het nagestreefde doel. De premie kan slechts voor een beperkte periode onder duidelijk omschreven voorwaarden en voor een welomschreven maximumbedrag worden toegekend, zoals bepaald wordt in artikel 19quinquies van het koninklijk besluit van 28 november 1969 tot uitvoering van de wet van 27 juni 1969Relevante gevonden documenten type wet prom. 27/06/1969 pub. 24/01/2011 numac 2010000730 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders.
Om ervoor te zorgen dat de regeling verenigbaar is met de Europese beginselen van vrij verkeer zijn de bestedingsmogelijkheden aangepast naar aanleiding van de bemerkingen van de Raad van State. Zo is de koopkrachtpremie uitgesloten van het toepassingsgebied van richtlijn 2015/2366 van 25 november 2015 (Europese richtlijn PSD II).
De regeling voorziet in de mogelijkheid voor werkgevers waar tijdens de crisis goede resultaten zijn behaald, een coronapremie toe te kennen aan de werknemers. Het zijn de partijen bij de arbeidsverhouding die beslissen over de toekenning van de premie.
Indien een dergelijke premie wordt toegekend en zij voldoet aan de voorwaarden van artikel 19quinquies van bovengenoemd koninklijk besluit van 28 november 1969, komt hij in aanmerking voor gunstige sociale en fiscale regelingen. De partijen bij de arbeidsverhouding beslissen door middel van een CAO of een koopkrachtpremie wordt toegekend overeenkomstig de in het wetgeving vastgestelde voorwaarden.
Daarbij dienen sectorale cao's de definitie te bevatten van 'hoge winst in 2022' en 'uitzonderlijk hoge winst in 2022'. Een strikte definitie van deze begrippen zou afbreuk doen aan het opzet om een instrument te creëren waarover sectoraal kan worden onderhandeld om deze al dan niet toe te kennen en onder welke voorwaarden. Gelet op deze doelstelling wordt niet ingegaan op de suggestie van de Raad van State om meer duidelijke criteria te hanteren. Daarnaast kan, voor wat betreft de verhouding tussen de collectieve arbeidsovereenkomsten op sectoraal en ondernemingsvlak verwezen worden naar de randnummer 12.1 tot 12.4 om, zover nodig, onduidelijkheden weg te nemen.
In de ontworpen paragraaf 5, derde lid van het artikel 19quinquies moeten de woorden 'om rechtsgeldig te zijn' gelezen worden in samengang met de wettelijke bepalingen die worden genomen inzake de koopkrachtpremie. Het betekent dat, als de sectorale collectieve arbeidsovereenkomst de definities inzake "(uitzonderlijk) hoge winst in 2022" niet bevatten enerzijds de specifiek afwijkende sociale en fiscale regels niet van toepassing zijn en de normale bijdragen en inhoudingen gelden. Anderzijds betekent dit ook dat de koopkrachtpremie niet kan worden uitgesloten van de toepassing van de loonnorm wet van 26 juli 1996Relevante gevonden documenten type wet prom. 26/07/1996 pub. 05/10/2012 numac 2012205395 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot bevordering van de werkgelegenheid en tot preventieve vrijwaring van het concurrentievermogen. - Officieuzecoördinatie in het Duits sluiten.
Wat de overheidssector betreft, zijn de voorwaarden die voor de consumptiecheque zijn vastgesteld, ook van toepassing op de koopkrachtpremie. Er wordt uitdrukkelijk bepaald dat voor de overheidssector over de toekenning van "de consumptiecheque" (lees "de koopkrachtpremie") moet zijn onderhandeld in het bevoegde onderhandelingscomité. De toekenning van een koopkrachtpremie is een zaak waarover de betrokken autoriteiten moeten beslissen. Hetzelfde geldt voor overheidsbedrijven.
Tenslotte dient opgemerkt te worden dat gevolg gevend aan de bemerkingen van de Raad van State een datum van inwerking is ingesteld op 1 mei 2023, waarbij het de bedoeling is dat de wet die de fiscale en sociale behandeling van de koopkrachtpremie regelt, op dezelfde dag in werking kan treden. Om een evenwicht te vinden tussen enerzijds de nood om de werknemers en werkgevers, vakbonden en werkgeversverenigingen, de uitgevers van de cheques en andere instanties die betrokken zijn bij deze regelgeving zo snel mogelijk te informeren en anderzijds voldoende tijd te laten om de maatregelen voor te bereiden, zal de koopkrachtpremie ten vroegste op 1 juni 2023 kunnen uitgereikt worden.
Het besluit werd aangepast aan de bemerkingen geformuleerd door de Raad van State in zijn advies 73.147/1 van 10 maart 2023.
Wij hebben de eer te zijn, Sire, Van Uwe Majesteit, de zeer eerbiedige en zeer getrouwe dienaars, De Minister Werk, P.-Y. DERMAGNE De Minister van Sociale Zaken, F. VANDENBROUCKE
RAAD VAN STATE afdeling Wetgeving Advies 73.147/1 van 10 maart 2023 over een ontwerp van koninklijk besluit 'betreffende de koopkrachtpremie' Op 20 februari 2023 is de Raad van State, afdeling Wetgeving, door de Minister van Sociale Zaken verzocht binnen een termijn van dertig dagen een advies te verstrekken over een ontwerp van koninklijk besluit 'betreffende de koopkrachtpremie'.
Het ontwerp is door de eerste kamer onderzocht op 2 maart 2023. De kamer was samengesteld uit Marnix VAN DAMME, kamervoorzitter, Wouter PAS en Inge VOS, staatsraden, Michel TISON en Johan PUT, assessoren, en Greet VERBERCKMOES, griffier.
Het verslag is uitgebracht door Jonas RIEMSLAGH, auditeur.
De overeenstemming tussen de Franse en de Nederlandse tekst van het advies is nagezien onder toezicht van Marnix VAN DAMME, kamervoorzitter.
Het advies, waarvan de tekst hierna volgt, is gegeven op 10 maart 2023. 1. Met toepassing van artikel 84, § 3, eerste lid, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, heeft de afdeling Wetgeving zich toegespitst op het onderzoek van de bevoegdheid van de steller van de handeling, van de rechtsgrond, alsmede van de vraag of aan de te vervullen vormvereisten is voldaan. * STREKKING EN RECHTSGROND VAN HET ONTWERP 2. Het om advies voorgelegde ontwerp van koninklijk besluit strekt ertoe een regeling betreffende een "koopkrachtpremie" in te voeren.In het ontwerp worden de voorwaarden vastgelegd waaronder dergelijke premie, die "geldig [is] tot en met 31 december 2024", niet wordt beschouwd als loon voor de toepassing van de sociale zekerheid (ontworpen artikel 19quinquies, § 5, van het koninklijk besluit van 28 november 1969 'tot uitvoering van de wet van 27 juni 1969Relevante gevonden documenten type wet prom. 27/06/1969 pub. 24/01/2011 numac 2010000730 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders'; artikel 1 van het ontwerp).
Benevens het voornoemde koninklijk besluit van 28 november 1969 strekt het ontwerp tevens tot het wijzigen van het koninklijk besluit van 12 oktober 2010Relevante gevonden documenten type wet prom. 30/12/2009 pub. 15/01/2010 numac 2010009013 bron federale overheidsdienst justitie Wet houdende diverse bepalingen betreffende Justitie (1) type wet prom. 30/12/2009 pub. 31/12/2009 numac 2009021138 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet houdende diverse bepalingen type wet prom. 30/12/2009 pub. 15/01/2010 numac 2010009012 bron federale overheidsdienst justitie Wet houdende diverse bepalingen betreffende Justitie (1) sluiten0 'tot vaststelling van de erkenningsvoorwaarden en erkenningsprocedure voor uitgevers van maaltijd-, eco- of consumptiecheques in een elektronische vorm, tot uitvoering van artikelen 183 tot 185 van de wet van 30 december 2009Relevante gevonden documenten type wet prom. 30/12/2009 pub. 15/01/2010 numac 2010009013 bron federale overheidsdienst justitie Wet houdende diverse bepalingen betreffende Justitie (1) type wet prom. 30/12/2009 pub. 31/12/2009 numac 2009021138 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet houdende diverse bepalingen type wet prom. 30/12/2009 pub. 15/01/2010 numac 2010009012 bron federale overheidsdienst justitie Wet houdende diverse bepalingen betreffende Justitie (1) sluiten houdende diverse bepalingen' (artikelen 2 en 3 van het ontwerp). Die wijzigingen voorzien onder meer in een erkenning van rechtswege voor de uitgifte van elektronische koopkrachtpremies van uitgevers die reeds een erkenning gekregen hebben voor de uitgifte van elektronische maaltijd-, eco- of consumptiecheques of van de elektronische coronapremies (ontworpen artikel 6/3 van het voornoemde koninklijk besluit van 12 oktober 2010Relevante gevonden documenten type wet prom. 30/12/2009 pub. 15/01/2010 numac 2010009013 bron federale overheidsdienst justitie Wet houdende diverse bepalingen betreffende Justitie (1) type wet prom. 30/12/2009 pub. 31/12/2009 numac 2009021138 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet houdende diverse bepalingen type wet prom. 30/12/2009 pub. 15/01/2010 numac 2010009012 bron federale overheidsdienst justitie Wet houdende diverse bepalingen betreffende Justitie (1) sluiten0; artikel 3 van het ontwerp).
Het is de bedoeling dat het ontworpen koninklijk besluit in werking treedt op de eerste dag van de maand na die waarin het wordt bekendgemaakt (artikel 4, 2°, van het ontwerp), terwijl tevens wordt voorzien in de inwerkingtreding op dezelfde dag van de wet waarvan het voorontwerp het voorwerp uitmaakt van adviesaanvraag 73.003/1[1] en waarmee het ontworpen koninklijk besluit samenhangt (artikel 4, 1°, van het ontwerp). 3.1. Artikel 1 van het ontwerp vindt rechtsgrond in artikel 14, § 2, van de wet van 27 juni 1969Relevante gevonden documenten type wet prom. 27/06/1969 pub. 24/01/2011 numac 2010000730 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten 'tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders' en artikel 23, tweede lid, van de wet van 29 juni 1981Relevante gevonden documenten type wet prom. 29/06/1981 pub. 31/05/2011 numac 2011000295 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet houdende de algemene beginselen van de sociale zekerheid voor werknemers. - Officieuze coördinatie in het Duits type wet prom. 29/06/1981 pub. 02/09/2014 numac 2014000386 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet houdende de algemene beginselen van de sociale zekerheid voor werknemers. - Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen type wet prom. 29/06/1981 pub. 17/11/2015 numac 2015000647 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet houdende de algemene beginselen van de sociale zekerheid voor werknemers. - Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen sluiten 'houdende de algemene beginselen van de sociale zekerheid voor werknemers'.
Het ontwerp beoogt weliswaar bepalingen te wijzigen die zijn gewijzigd bij artikel 2 van de wet van 31 juli 2020Relevante gevonden documenten type wet prom. 31/07/2020 pub. 07/08/2020 numac 2020015282 bron federale overheidsdienst justitie Wet houdende diverse dringende bepalingen inzake justitie type wet prom. 31/07/2020 pub. 17/08/2020 numac 2020203211 bron federale overheidsdienst sociale zekerheid Wet tot wijziging van diverse bepalingen met het oog op de invoering van de elektronische consumptiecheques sluiten 'tot wijziging van diverse bepalingen met het oog op de invoering van de elektronische consumptiecheques' en die bijgevolg formeel een wettelijk karakter hebben[2], maar luidens artikel 3 van die wet kan de Koning, bij een in Ministerraad overlegd besluit, de bij artikel 2 gewijzigde bepalingen opheffen, aanvullen, wijzigen of vervangen. 3.2. De artikelen 2 en 3 van het ontwerp strekken tot het aanpassen van het koninklijk besluit van 12 oktober 2010Relevante gevonden documenten type wet prom. 30/12/2009 pub. 15/01/2010 numac 2010009013 bron federale overheidsdienst justitie Wet houdende diverse bepalingen betreffende Justitie (1) type wet prom. 30/12/2009 pub. 31/12/2009 numac 2009021138 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet houdende diverse bepalingen type wet prom. 30/12/2009 pub. 15/01/2010 numac 2010009012 bron federale overheidsdienst justitie Wet houdende diverse bepalingen betreffende Justitie (1) sluiten0 aan de in te voeren koopkrachtpremie. Voor die bepalingen wordt blijkens de aanhef van het ontwerp als rechtsgrond een beroep gedaan op de artikelen 184 en 185[3] van de wet van 30 december 2009Relevante gevonden documenten type wet prom. 30/12/2009 pub. 15/01/2010 numac 2010009013 bron federale overheidsdienst justitie Wet houdende diverse bepalingen betreffende Justitie (1) type wet prom. 30/12/2009 pub. 31/12/2009 numac 2009021138 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet houdende diverse bepalingen type wet prom. 30/12/2009 pub. 15/01/2010 numac 2010009012 bron federale overheidsdienst justitie Wet houdende diverse bepalingen betreffende Justitie (1) sluiten 'houdende diverse bepalingen'.
De in die wetsbepalingen vervatte opdrachten aan de Koning hebben echter enkel betrekking op "maaltijd-, eco- en consumptiecheques".
Krachtens artikel 183, tweede lid, van de wet van 30 december 2009Relevante gevonden documenten type wet prom. 30/12/2009 pub. 15/01/2010 numac 2010009013 bron federale overheidsdienst justitie Wet houdende diverse bepalingen betreffende Justitie (1) type wet prom. 30/12/2009 pub. 31/12/2009 numac 2009021138 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet houdende diverse bepalingen type wet prom. 30/12/2009 pub. 15/01/2010 numac 2010009012 bron federale overheidsdienst justitie Wet houdende diverse bepalingen betreffende Justitie (1) sluiten wordt, voor de toepassing van het betrokken hoofdstuk van die wet en de uitvoeringsbesluiten daarvan, onder "consumptiecheques" ook de coronapremie verstaan die wordt bedoeld in artikel 19quinquies van het reeds genoemde koninklijk besluit van 28 november 1969. Die opdrachten gelden bijgevolg niet ten aanzien van de ontworpen koopkrachtpremie.
Weliswaar strekt artikel 3 van het voorontwerp van wet, dat het voorwerp uitmaakt van adviesaanvraag 73.003/1, tot wijziging van artikel 183 van de wet van 30 december 2009Relevante gevonden documenten type wet prom. 30/12/2009 pub. 15/01/2010 numac 2010009013 bron federale overheidsdienst justitie Wet houdende diverse bepalingen betreffende Justitie (1) type wet prom. 30/12/2009 pub. 31/12/2009 numac 2009021138 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet houdende diverse bepalingen type wet prom. 30/12/2009 pub. 15/01/2010 numac 2010009012 bron federale overheidsdienst justitie Wet houdende diverse bepalingen betreffende Justitie (1) sluiten teneinde ook de koopkrachtpremie gelijk te stellen met het begrip consumptiecheque.
Daardoor zouden de artikelen 184 en 185 van die wet wel degelijk rechtsgrond bieden voor de ontworpen bepalingen. In de huidige stand van de regelgeving ontbreekt evenwel een dergelijke rechtsgrond. De wijzigingen die worden beoogd in de artikelen 2 en 3 van het voorliggende ontwerp, kunnen derhalve enkel doorgang vinden indien de rechtsgrond biedende bepaling die is vervat in het voorontwerp van wet 73.003/1, in werking zal zijn getreden. 3.3. Specifiek wat artikel 2, a), van het ontwerp betreft, kan worden opgemerkt dat deze bepaling artikel 2, 6°, van het koninklijk besluit van 12 oktober 2010Relevante gevonden documenten type wet prom. 30/12/2009 pub. 15/01/2010 numac 2010009013 bron federale overheidsdienst justitie Wet houdende diverse bepalingen betreffende Justitie (1) type wet prom. 30/12/2009 pub. 31/12/2009 numac 2009021138 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet houdende diverse bepalingen type wet prom. 30/12/2009 pub. 15/01/2010 numac 2010009012 bron federale overheidsdienst justitie Wet houdende diverse bepalingen betreffende Justitie (1) sluiten0, beoogt te wijzigen. De ontworpen wijziging betreft meer in het bijzonder een zin die werd vervangen bij artikel 59 van de wet van 18 juli 2021Relevante gevonden documenten type wet prom. 18/07/2021 pub. 29/07/2021 numac 2021021520 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet houdende tijdelijke ondersteunings- maatregelen ten gevolge van de COVID-19-pandemie sluiten 'houdende tijdelijke ondersteuningsmaatregelen ten gevolge van de COVID 19-pandemie' en die bijgevolg wetskrachtig van aard is. Ook artikel 60 van die wet wijzigt het koninklijk besluit van 12 oktober 2010Relevante gevonden documenten type wet prom. 30/12/2009 pub. 15/01/2010 numac 2010009013 bron federale overheidsdienst justitie Wet houdende diverse bepalingen betreffende Justitie (1) type wet prom. 30/12/2009 pub. 31/12/2009 numac 2009021138 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet houdende diverse bepalingen type wet prom. 30/12/2009 pub. 15/01/2010 numac 2010009012 bron federale overheidsdienst justitie Wet houdende diverse bepalingen betreffende Justitie (1) sluiten0.
Artikel 61 van de wet van 18 juli 2021Relevante gevonden documenten type wet prom. 18/07/2021 pub. 29/07/2021 numac 2021021520 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet houdende tijdelijke ondersteunings- maatregelen ten gevolge van de COVID-19-pandemie sluiten luidt als volgt: "De Koning kan de bij artikelen 60 en 61 gewijzigde bepalingen van het koninklijk besluit van 12 oktober 2010Relevante gevonden documenten type wet prom. 30/12/2009 pub. 15/01/2010 numac 2010009013 bron federale overheidsdienst justitie Wet houdende diverse bepalingen betreffende Justitie (1) type wet prom. 30/12/2009 pub. 31/12/2009 numac 2009021138 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet houdende diverse bepalingen type wet prom. 30/12/2009 pub. 15/01/2010 numac 2010009012 bron federale overheidsdienst justitie Wet houdende diverse bepalingen betreffende Justitie (1) sluiten0 tot vaststelling van de erkenningsvoorwaarden en erkenningsprocedure voor uitgevers van maaltijdcheques in een elektronische vorm, tot uitvoering van artikelen 183 tot 185 van de wet van 30 december 2009Relevante gevonden documenten type wet prom. 30/12/2009 pub. 15/01/2010 numac 2010009013 bron federale overheidsdienst justitie Wet houdende diverse bepalingen betreffende Justitie (1) type wet prom. 30/12/2009 pub. 31/12/2009 numac 2009021138 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet houdende diverse bepalingen type wet prom. 30/12/2009 pub. 15/01/2010 numac 2010009012 bron federale overheidsdienst justitie Wet houdende diverse bepalingen betreffende Justitie (1) sluiten houdende diverse bepalingen, opheffen, aanvullen, wijzigen of vervangen." Artikel 5 van het voorontwerp van wet dat het voorwerp uitmaakt van adviesaanvraag 73.003/1, strekt ertoe in die bepaling de verwijzing naar de artikelen 60 en 61 te vervangen door een verwijzing naar de artikelen 59 en 60. Luidens de memorie van toelichting bij dat voorontwerp wordt op die manier "een foutieve verwijzing rechtgezet".
Niettegenstaande hetgeen is opgemerkt onder randnummer 3.2, komt het voor dat de verwijzing naar de artikelen 60 en 61 in artikel 61 van de wet van 18 juli 2021Relevante gevonden documenten type wet prom. 18/07/2021 pub. 29/07/2021 numac 2021021520 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet houdende tijdelijke ondersteunings- maatregelen ten gevolge van de COVID-19-pandemie sluiten effectief een materiële vergissing betreft en dat het ontbreken van een verwijzing naar artikel 59 op zich de ontworpen wijziging van artikel 2, 6°, van het koninklijk besluit van 12 oktober 2010Relevante gevonden documenten type wet prom. 30/12/2009 pub. 15/01/2010 numac 2010009013 bron federale overheidsdienst justitie Wet houdende diverse bepalingen betreffende Justitie (1) type wet prom. 30/12/2009 pub. 31/12/2009 numac 2009021138 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet houdende diverse bepalingen type wet prom. 30/12/2009 pub. 15/01/2010 numac 2010009012 bron federale overheidsdienst justitie Wet houdende diverse bepalingen betreffende Justitie (1) sluiten0, niet in de weg staat. 3.4. Artikel 4, 1°, van het ontwerp, strekt ertoe de datum van inwerkingtreding te bepalen van "de wet van XX XXXX 20XX houdende maatregelen inzake het loonoverleg voor de periode 2023-2024", waarmee wordt verwezen naar het voorontwerp dat het voorwerp uitmaakt van adviesaanvraag 73.003/1. Artikel 9 van dat voorontwerp bepaalt dat de Koning de datum van de inwerkingtreding bepaalt bij een in Ministerraad overlegd besluit. [4] Er is bij het onderzoek van dat voorontwerp gebleken dat de adviesaanvrager wenst af te zien van de delegatie aan de Koning om de datum van inwerkingtreding van de aan te nemen wet te bepalen en dat artikel 4, 1°, uit het voorliggende ontwerp van koninklijk besluit zal worden weggelaten.
VORMVEREISTEN 4. De bij de adviesaanvraag gevoegde documenten doen ervan blijken dat over het ontwerp van koninklijk besluit tevens het advies van de Gegevensbeschermingsautoriteit wordt ingewonnen[5]. 5. In advies 69.628/1 van 24 juni 2021 heeft de afdeling Wetgeving het volgende opgemerkt over een regeling tot invoering van een "coronapremie", die op het vlak van belastingen en socialezekerheidsbijdragen aan een gelijkaardige regeling onderworpen was als de voorliggende koopkrachtpremie[6]: "In zover de ontworpen regeling inhoudt dat bepaalde (lokale) ondernemingen op een meer gunstige wijze worden behandeld op het vlak van de sociale zekerheid en de fiscaliteit[7], rijst de vraag of het voorontwerp op dat punt wel verenigbaar is met de grondwettelijk gewaarborgde beginselen van gelijkheid en niet-discriminatie en de Europeesrechtelijke beginselen inzake het vrij verkeer, maar ook of de in het voorontwerp vervatte maatregelen niet moeten worden gekwalificeerd als staatssteun en bijgevolg voorafgaandelijk moeten worden aangemeld bij de Europese Commissie overeenkomstig artikel 108, lid 3, van het Europees verdrag betreffende de werking van de Europese Unie. (...)".
Hieromtrent ondervraagd, stelde de gemachtigde dat de koopkrachtpremie "niet mag worden behandeld als staatssteun". Hij haalde daarvoor de volgende argumenten aan: "Volgens de Mededeling van de Commissie betreffende het begrip 'staatssteun' in de zin van artikel 107, lid 1, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (C/2016/2946), houdt het begrip staatssteun de volgende cumulatieve bestanddelen in: het bestaan van een onderneming; de toerekenbaarheid van de maatregel aan de Staat; de bekostiging ervan uit staatsmiddelen; het verlenen van een voordeel; het selectieve karakter van de maatregel en de gevolgen ervan voor de mededinging en het handelsverkeer tussen de lidstaten.
Om binnen de werkingssfeer van artikel 107, lid 1, van het Verdrag te vallen, moet er sprake zijn van een voordeel voor de onderneming.
Volgens de Mededeling van de Commissie, randnummer 67, houdt een voordeel het volgende in: 'Alleen de gevolgen van de maatregel voor de onderneming zijn relevant, en niet de oorzaken of doeleinden van de overheidsmaatregel.
Telkens wanneer de financiële situatie van een onderneming verbetert als gevolg van overheidsingrijpen op voorwaarden die afwijken van normale marktvoorwaarden, is er sprake van een voordeel. Om dit te kunnen beoordelen, dient de financiële situatie van de onderneming "nà" de maatregel te worden vergeleken met haar financiële situatie indien de maatregel niet was genomen' In casu kan er geen sprake zijn van een voordeligere financiële situatie van de onderneming als gevolg van het overheidsingrijpen. De financiële situatie van voor de maatregel (ie voor het invoeren van de koopkrachtpremie) omvat de situatie waarbij de onderneming sociale bijdragen dient te betalen op het loon van elke werknemer. Indien we deze situatie vergelijken met de financiële situatie na het invoeren van de maatregel, is er geen sprake van een voordeel voor de onderneming. De onderneming dient bij het uitbetalen van de koopkrachtpremie een speciale sociale bijdrage te betalen van 16,5 , en de onderneming betaalt dus meer sociale bijdragen dan in de situatie waarbij de maatregel niet was genomen." Niettegenstaande de door de gemachtigde aangedragen argumenten blijft de vaststelling dat het gevolg van de ontworpen maatregel erin bestaat dat de ondernemingen die daarvoor in aanmerking komen, een premie kunnen toekennen waarop niet het gebruikelijke regime inzake belastingen en socialezekerheidsbijdragen van toepassing is, maar dat ervoor enkel de bijzondere bijdrage van 16,5 geldt die verschuldigd is door de werkgever. Er kan bezwaarlijk worden ontkend dat de ontworpen maatregel in dat opzicht een voordeel uitmaakt. Ter zake kan ook worden verwezen naar de opmerkingen die onder de randnummers 7.1 en volgende in dit advies worden gemaakt.
De ontworpen regeling zou dan ook het best nog aan een bijkomend onderzoek worden onderworpen, wat de toepasselijkheid van de staatssteunreglementering betreft, en zal in voorkomend geval voorafgaandelijk nog bij de Europese Commissie moeten worden aangemeld. 6. Indien de aan de Raad van State voorgelegde tekst ten gevolge van het vervullen van de voornoemde vormvereisten nog wijzigingen zou ondergaan[8], zullen de gewijzigde of toegevoegde bepalingen, ter inachtneming van het voorschrift van artikel 3, § 1, eerste lid, van de wetten op de Raad van State, alsnog aan de afdeling Wetgeving moeten worden voorgelegd. ONDERZOEK VAN DE TEKST ALGEMENE OPMERKINGEN 7.1. Krachtens het ontworpen artikel 19quinquies, § 5, eerste lid, van het koninklijk besluit van 28 november 1969, wordt het voordeel toegekend onder de vorm van een koopkrachtpremie al dan niet als loon beschouwd volgens de voorwaarden en bepalingen van de paragrafen 1 tot 3.
Uit het voorontwerp van wet dat het voorwerp uitmaakt van de adviesaanvraag 73.003/1 volgt dat de koopkrachtpremie die overeenkomstig de ontworpen bepaling wordt toegekend, vrijgesteld is van inkomstenbelastingen, dat zij het voorwerp uitmaakt van een bijzondere bijdrage van 16,5 verschuldigd door de werkgever en dat zowel de premie als de bijzondere bijdrage worden aangemerkt als een beroepskost overeenkomstig artikel 49 van het Wetboek van de Inkomstenbelastingen 1992.
Artikel 1, 1° en 2°, van het voorliggende ontwerp, strekken tot het wijzigen van de bestedingsmogelijkheden van de koopkrachtpremie in artikel 19quinquies, § 2, 4°, van het koninklijk besluit van 28 november 1969[9]. Als gevolg van de ontworpen wijzigingen mag de koopkrachtpremie worden besteed: "a) in de inrichtingen die ressorteren onder de horeca-sector of de handelszaken die goederen of diensten aanbieden aan de consument, met inbegrip van hersteldiensten, of; b) in de wellnesscentra, met inbegrip van de sauna's, zonnebanken, jacuzzi's, stoomcabines en hammams, in de activiteiten die genoemd worden onder het paritair comité van de toeristische attracties (PC 333), in de bioscopen en in de overige inrichtingen die behoren tot de culturele sector die zijn erkend, goedgekeurd of gesubsidieerd door de bevoegde overheid, of; c) in de bowlingzalen, de zwembaden en de fitnesscentra en in de sportverenigingen voor wie een federatie, erkend of gesubsidieerd door de gemeenschappen, bestaat of behoren tot een van de nationale federaties (...)".
Gelet op de verwijzing naar "handelszaken die goederen of diensten aanbieden aan de consument" in het ontworpen punt a), lijkt de besteding van de koopkrachtpremie aan weinige reële beperkingen te zijn onderworpen.
De gemachtigde bevestigde dat het de bedoeling is dat nagenoeg alle consumptie-uitgaven met de koopkrachtpremie kunnen worden betaald: "Het toepassingsgebied werd inderdaad ruim opgevat zodat goederen en diensten kunnen worden vergoed met de koopkrachtpremie." De gemachtigde deelde voorts in verband met de doelstelling van de ontworpen maatregel mee dat die erin bestaat een vergoeding aan de betrokken werknemers toe te kennen die relatief vrij kan worden besteed: "De bedoeling is om, rekening houdend met de beschikbare marge voor de loonkostenontwikkeling in 2023-2024 van 0 %, de mogelijkheid te creëren voor de sociale partners om, in de sectoren en/of bedrijven waar tijdens de crisis goede resultaten zijn behaald, te onderhandelen over een uitzonderlijke one shot ad hoc premie boven deze 0 %." 7.2.1. De Raad van State, afdeling Wetgeving, heeft in het verleden reeds opgemerkt dat de gunstige behandeling van de verschillende cheques op het vlak van de sociale zekerheid en de fiscaliteit enkel kan worden verantwoord door de bijzondere bestedingsvoorwaarden die daarmee gepaard gaan. Zo werd in advies 61.016/1 van 21 maart 2017 over een wetsvoorstel 'betreffende de vervanging van de ecocheques door een nettovergoeding' het volgende opgemerkt: "3.4. Uit de betrokken bepalingen op het vlak van de fiscaliteit [11] en de sociale zekerheid [12] dient te worden afgeleid dat de maaltijdcheques en de ecocheques in beginsel worden beschouwd als belastbare inkomsten of als loon onderworpen aan sociale zekerheidsbijdragen, tenzij de toekenning, de uitreiking, het gebruik en de finaliteit ervan aan bepaalde - strikte - voorwaarden voldoen.
Het zijn precies deze bijzondere voorwaarden die in de huidige stand van de wetgeving, in het licht van het gelijkheidsbeginsel, een verantwoording kunnen bieden voor het voorzien, met betrekking tot de maaltijdcheques en ecocheques die aan deze voorwaarden voldoen, in een specifieke - voordeliger - regeling op het vlak van fiscaliteit en sociale zekerheidsbijdragen.
Het komt de Raad van State, afdeling Wetgeving, voor dat door de voorgestelde opheffing van de voorwaarden inzake de uitreiking, het gebruik en de finaliteit van de maaltijdcheques en de ecocheques, en de vervanging van deze cheques door respectievelijk een maaltijdvergoeding en een ecovergoeding die rechtstreeks wordt gestort aan de werknemers of de bedrijfsleiders en waarover, zoals het geval is voor het gewone loon, vrij door de werknemers of de bedrijfsleiders kan worden beschikt, het in het licht van het gelijkheidsbeginsel niet langer verantwoord lijkt dat voor de aldus geconcipieerde vergoedingen op het vlak van fiscaliteit en socialezekerheidsbijdragen in een specifieke regeling wordt voorzien die voordeliger is dan die waarin is voorzien voor het - vergelijkbare - gewone loon.
Het gegeven dat, wat de toekenning van die vergoedingen betreft, de bestaande voorwaarde blijft gelden dat deze moet vervat zijn in een collectieve arbeidsovereenkomst op sectorieel of ondernemingsvlak of, wanneer het sluiten van een collectieve overeenkomst niet mogelijk is, in een geschreven individuele overeenkomst, doet aan deze vaststelling geen afbreuk. Op dit punt verschillen de voornoemde vergoedingen immers niet wezenlijk van de toekenning van het gewone loon. Gelet op dit laatste valt het overigens, in het licht van het gelijkheidsbeginsel, moeilijk te verantwoorden waarom het voordeel van de specifieke regeling op het vlak van fiscaliteit en sociale zekerheid enkel wordt toegekend aan de werkgevers en de werknemers die aan die voorwaarde voldoen. 3.5. Uit hetgeen voorafgaat moet worden geconcludeerd dat de voorgestelde regeling, met inbegrip van de erop betrekking hebbende amendementen, minstens reeds wat het hiervoor onderzochte aspect ervan betreft[13], problematisch is in het licht van het grondwettelijke gelijkheidsbeginsel." 7.2.2. De afdeling Wetgeving heeft die adviespraktijk in herinnering gebracht in advies 69.627/1 van 24 juni 2021 met betrekking tot de "consumptiecheque" en de "coronapremie"[14]: "De ontworpen wijzigingen aan artikel 19quinquies, § 2, 4°, van het koninklijk besluit van 28 november 1969 nemen de bestedingsvoorwaarden in belangrijke mate weg. Zo kunnen de consumptiecheque en de coronapremie worden aangewend voor de aankoop van eender welk goed dat in de kleinhandel wordt verkocht 'in de gelijktijdige fysieke aanwezigheid van de consument in de vestigingseenheid'. De cheque en de premie kunnen eveneens worden gespendeerd in de horeca en bij tal van dienstverlenende bedrijven.
Zelfs al geldt er geen volledige bestedingsvrijheid, de bestedingsmogelijkheden zijn zo ruim dat de consumptiecheque en de coronapremie zonder noemenswaardige beperking kunnen worden aangewend voor uitgaven die de betrokkene hoe dan ook zou maken, waarna het uitgespaarde geld eveneens vrij kan worden aangewend. Deze substitutiemogelijkheid is veel groter dan bijvoorbeeld bij de bestaande ecocheques en sport- en cultuurcheques." In dat advies werd besloten dat er geen elementen werden aangevoerd "die als een voldoende verantwoording kunnen dienen voor het verschil in behandeling tussen de consumptiecheque en de coronapremie enerzijds en het reguliere loon in geld anderzijds, rekening houdend met hetgeen werd opgemerkt in het zo-even aangehaalde advies van de afdeling Wetgeving en de zeer ruime bestedingsmogelijkheden van de consumptiecheque en de coronapremie. De omstandigheid dat enkel bepaalde werkgevers de premie kunnen toekennen, doet daaraan geen afbreuk. Overigens geldt die beperking niet voor de consumptiecheques"[15]. 7.3. De zo-even geschetste problematiek tekent zich des te scherper af ten aanzien van de ontworpen koopkrachtpremie, waarbij de voorwaarden inzake de bestedingsmogelijkheden nog verder worden verruimd. De afdeling Wetgeving ziet, mede op basis van de doelstellingen van de ontworpen maatregel (zie randnummer 7.1), dan ook niet direct elementen op basis waarvan zonder meer zou kunnen worden besloten tot de overeenstemming van de ontworpen regeling inzake de koopkrachtpremie met het grondwettelijk gewaarborgde gelijkheidsbeginsel[16]. 8.1. De ontworpen maatregel inzake de koopkrachtpremie moet bovendien verenigbaar zijn met het recht van de Europese Unie. Wat dat betreft deelde de gemachtigde mee dat " [l]a mesure est liée aux entreprises belges qui ont eu des bénéfices élevés ou particulièrement élevés. Par le biais de cette prime, nous entendons soutenir le tissu commercial implanté sur l'ensemble du territoire et de soutenir le pouvoir d'achat".
Zoals de afdeling Wetgeving ook reeds opmerkte in advies 69.627/1 is het zeer de vraag of de doelstelling om het "op het grondgebied ingeplante economische weefsel" te ondersteunen, verenigbaar is met de beginselen inzake het vrij verkeer[17]. 8.2. Daarnaast moet ook worden gewezen op het gegeven dat de elektronische koopkrachtpremie mogelijk onder het toepassingsgebied valt van richtlijn (EU) 2015/2366 van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2015 'betreffende betalingsdiensten in de interne markt, houdende wijziging van de Richtlijnen 2002/65/EG, 2009/110/EG en 2013/36/EU en Verordening (EU) nr. 1093/2010 en houdende intrekking van Richtlijn 2007/64/EG'.
In advies 47.648/1 van 14 januari 2010 heeft de afdeling Wetgeving het volgende opgemerkt[18]: "De elektronische maaltijdcheque moet aan de werknemer toelaten om, met behulp van een drager, via elektronische weg betalingstransacties uit te voeren bij handelaren voor de betaling van een maaltijd of de aankoop van gebruiksklare voeding. Aldus begrepen is de uitgifte van elektronische maaltijdcheques op te vatten als een betalingsdienst in de zin van artikel 4 van en de bijlage bij richtlijn 2007/64/EG. Artikel 3, k), van richtlijn 2007/64/EG bepaalt evenwel dat die richtlijn niet van toepassing is op 'diensten gebaseerd op instrumenten die kunnen worden gebruikt om, louter in de door de uitgevende instelling gebruikte bedrijfsgebouwen of uit hoofde van een handelsovereenkomst met de uitgevende instelling, hetzij binnen een beperkt netwerk van dienstverleners hetzij voor een beperkte reeks goederen en diensten, goederen en diensten te verkrijgen'.
Het is niet duidelijk in welke mate de uitgifte van elektronische maaltijdcheques onder deze uitzondering valt, met name doordat niet uit te maken is hoe ruim de begrippen 'beperkt netwerk van dienstverleners' en 'beperkte reeks goederen en diensten' op te vatten zijn. Zo dat op het eerste gezicht kan worden aangenomen, komt het niettemin enkel aan het Europees Hof van Justitie toe om door middel van een bindende interpretatie van die uitzonderingsbepaling dienaangaande uitsluitsel te geven." In advies 58.364/1 van 25 november 2015 merkte de afdeling Wetgeving het volgende op[19]: "De elektronische ecocheque laat aan de werknemer toe om via elektronische weg betalingstransacties uit te voeren 'bij handelaars en dienstverleners die producten en diensten met een ecologisch karakter verkopen die zijn opgenomen in de lijst bij de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 98 gesloten in de Nationale Arbeidsraad'. Net zoals in het vermelde advies 47.648/1 kan worden aangenomen dat de uitgifte van elektronische ecocheques op het eerste gezicht onder de uitzondering bedoeld in artikel 3, k), van richtlijn 2007/64/EG valt, maar dat het aan het Hof van Justitie zal toekomen om uit te maken hoe ruim de draagwijdte is van de begrippen 'binnen een beperkt netwerk van dienstverleners' en 'voor een beperkte reeks goederen en diensten' uit de richtlijn." Het is echter zeer de vraag of in de actuele context tot een zelfde conclusie kan worden gekomen. Richtlijn 2007/64/EG werd vervangen door de zo-even aangehaalde richtlijn (EU) 2015/2366, waarvan artikel 3, k), als volgt luidt: "Deze richtlijn is niet van toepassing op: k) op specifieke betaalinstrumenten gebaseerde diensten met beperkte gebruiksmogelijkheden, die aan een van de volgende voorwaarden voldoen: i) instrumenten waarmee de houder uitsluitend in de bedrijfsgebouwen van de uitgever ervan of binnen een beperkt netwerk van dienstaanbieders die een directe handelsovereenkomst met een professionele uitgever hebben, goederen of diensten kan aanschaffen; ii) instrumenten waarmee uitsluitend goederen of diensten uit een zeer beperkt gamma kunnen worden aangeschaft; iii) uitsluitend in één lidstaat geldende instrumenten aangeboden op verzoek van een onderneming of een publiekrechtelijke entiteit, waarvoor een nationale of regionale overheidsinstantie specifieke sociale of belastinggerelateerde regels heeft vastgesteld, en waarmee specifieke goederen of diensten kunnen worden aangeschaft bij leveranciers die een handelsovereenkomst met de uitgever hebben." Het is zeer de vraag of er, wat de koopkrachtpremie betreft, sprake kan zijn van "goederen of diensten uit een zeer beperkt gamma" of "specifieke goederen of diensten". Ter zake blijkt uit overweging 13 van richtlijn (EU) 2015/2366 dat de in punt k) vervatte uitzonderingen op beperkende wijze moeten worden geïnterpreteerd en dat "het niet mogelijk [mag] zijn één en hetzelfde instrument te gebruiken voor betalingstransacties ten behoeve van de aankoop van goederen en diensten binnen meer dan één beperkt netwerk, noch voor de aankoop van een onbeperkte reeks goederen en diensten".
In overweging 14 worden de uitsluitingen als volgt verduidelijkt: "Betaalinstrumenten die onder de vrijstelling voor beperkte netwerken vallen zijn bijvoorbeeld klantenkaarten, tankkaarten, lidmaatschapskaarten, kaarten voor openbaar vervoer, parkeerkaarten, maaltijdcheques of cheques voor specifieke diensten, die soms onder een specifiek rechtskader op het gebied van belastingen of arbeid vallen dat tot doel heeft het gebruik van dergelijke instrumenten te bevorderen om de doelstellingen die in de sociale regelgeving zijn vastgelegd, te kunnen verwezenlijken. Wanneer een dergelijk instrument voor specifieke doeleinden een instrument voor algemene doeleinden wordt, mag de uitsluiting van het toepassingsgebied van deze richtlijn niet langer gelden. Instrumenten die voor aankopen in winkels van geregistreerde handelaren kunnen worden gebruikt, mogen niet van het toepassingsgebied van deze richtlijn worden uitgesloten, omdat die instrumenten juist zijn bedoeld voor een netwerk van dienstaanbieders dat voortdurend aangroeit. De vrijstelling voor beperkte netwerken moet gelden in combinatie met de verplichting voor potentiële betalingsdienstaanbieders om activiteiten te melden die onder het toepassingsgebied van dat netwerk vallen." In het bijzonder gelet op de verder verruimde bestedingsmogelijkheden die gelden ten aanzien van de ontworpen koopkrachtpremie en rekening houdend met door de gemachtigde vermelde doelstellingen (randnrs. 7.1 en 8.1), komt het de afdeling Wetgeving voor dat de uitsluitingen vervat in artikel 3, k), van richtlijn (EU) 2015/2366 geen toepassing vinden of dat daarover op zijn minst ernstige twijfel bestaat. 8.3. De stellers van het ontwerp doen er in het licht van wat voorafgaat goed aan om de ontworpen regeling tevens aan een bijkomend onderzoek te onderwerpen vanuit het oogpunt van de overeenstemming ervan met het recht van de Europese Unie.
BIJZONDERE OPMERKINGEN Aanhef 9. De artikelen 184 en 185 van de reeds genoemde wet van 30 december 2009Relevante gevonden documenten type wet prom. 30/12/2009 pub. 15/01/2010 numac 2010009013 bron federale overheidsdienst justitie Wet houdende diverse bepalingen betreffende Justitie (1) type wet prom. 30/12/2009 pub. 31/12/2009 numac 2009021138 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet houdende diverse bepalingen type wet prom. 30/12/2009 pub. 15/01/2010 numac 2010009012 bron federale overheidsdienst justitie Wet houdende diverse bepalingen betreffende Justitie (1) sluiten kunnen enkel rechtsgrond bieden voor de ontworpen regeling van zodra artikel 183 van die wet is gewijzigd in de zin zoals aangegeven in het voorontwerp van wet dat het voorwerp uitmaakt van adviesaanvraag 73.003/1 (zie randnummer 3.2). Om die reden verdient het aanbeveling om in het derde lid van de aanhef van het ontwerp te schrijven "... houdende diverse bepalingen, artikel 183, laatstelijk gewijzigd bij de wet van ... [20], en de artikelen 184 en 185, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 31 juli 2020Relevante gevonden documenten type wet prom. 31/07/2020 pub. 07/08/2020 numac 2020015282 bron federale overheidsdienst justitie Wet houdende diverse dringende bepalingen inzake justitie type wet prom. 31/07/2020 pub. 17/08/2020 numac 2020203211 bron federale overheidsdienst sociale zekerheid Wet tot wijziging van diverse bepalingen met het oog op de invoering van de elektronische consumptiecheques sluiten;".
Artikel 1 10. In het ontworpen artikel 19quinquies, § 5, eerste lid, van het koninklijk besluit van 28 november 1969 (artikel 1, 3°, van het ontwerp), wordt onder meer bepaald dat het voordeel toegekend onder de vorm van een koopkrachtpremie al dan niet als loon wordt beschouwd "volgens de voorwaarden en bepalingen van de paragrafen 1 tot en met 3".Deze laatste verwijzing heeft tot gevolg dat het bepaalde in artikel 19quinquies, § 2, 1°, eerste lid, laatste zin, van het voornoemde koninklijk besluit van overeenkomstige toepassing wordt gemaakt en dat - zoals door de gemachtigde werd bevestigd - de koopkrachtpremie ook kan worden toegekend in de publieke sector, met dien verstande dat de voorwaarde inzake de (uitzonderlijk) hoge winst niet geldt ten aanzien van die sector, aangezien deze enkel geldt in geval dat de toekenning van de koopkrachtpremie gebeurt via een collectieve arbeidsovereenkomst op sectoraal niveau.
De gemachtigde verstrekte in verband met de toekenning van de koopkrachtpremie in de publieke sector nog de volgende bijkomende toelichting: "Zie het Verslag aan de Koning bij het koninklijk besluit van 21 juli 2021Relevante gevonden documenten type wet prom. 30/12/2009 pub. 15/01/2010 numac 2010009013 bron federale overheidsdienst justitie Wet houdende diverse bepalingen betreffende Justitie (1) type wet prom. 30/12/2009 pub. 31/12/2009 numac 2009021138 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet houdende diverse bepalingen type wet prom. 30/12/2009 pub. 15/01/2010 numac 2010009012 bron federale overheidsdienst justitie Wet houdende diverse bepalingen betreffende Justitie (1) sluiten2 tot wijziging van artikel 19quinquies van het koninklijk besluit van 28 november 1969 tot uitvoering van de wet van 27 juni 1969Relevante gevonden documenten type wet prom. 27/06/1969 pub. 24/01/2011 numac 2010000730 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders, waarin staat vermeld: 'Wat de overheidssector betreft, zijn de voorwaarden die voor de consumptiecheque zijn vastgesteld, ook van toepassing op de coronapremie. Er wordt uitdrukkelijk bepaald dat voor de overheidssector over de toekenning van 'de consumptiecheque' (lees 'de coronapremie') moet zijn onderhandeld in het bevoegde onderhandelingscomité. De toekenning van een coronapremie is een zaak waarover de betrokken autoriteiten moeten beslissen. Hetzelfde geldt voor overheidsbedrijven.' De zin 'Voor de openbare sector moet de toekenning van de consumptiecheque het voorwerp hebben uitgemaakt van een onderhandeling in het daarvoor bevoegde onderhandelingscomité' [in artikel 19quinquies, § 2, 1°, van het koninklijk besluit van 28 november 1969] geldt dus ook voor de koopkrachtpremie." De toegankelijkheid van de ontworpen regeling zou ermee zijn gebaat indien de toepasselijkheid van de koopkrachtpremie in de publieke sector en de mate waarin en de wijze waarop dat gebeurt op een meer expliciete manier zouden worden tot uitdrukking gebracht in de tekst van het ontwerp. Nu vallen deze enkel af te leiden uit de samenhang tussen bepaalde onderdelen van artikel 19quinquies van het koninklijk besluit van 28 november 1969. Ook is er een verschillende behandeling tussen de publieke en de private sector, nu enkel voor deze laatste sector de "winstvoorwaarde" geldt, ten gevolge waarvan de koopkrachtpremie in de hele publieke sector mogelijk is. Uiteraard zal er in het licht van het grondwettelijk gewaarborgde gelijkheidsbeginsel een verantwoording daarvoor voorhanden moeten zijn [21]. 11. Het ontworpen artikel 19quinquies, § 5, van het koninklijk besluit van 28 november 1969 (artikel 1, 3°, van het ontwerp), bevat diverse voorwaarden voor de toekenning van de koopkrachtpremie, althans om de gunstige behandeling op fiscaal vlak en op het vlak van socialezekerheidsbijdragen te genieten. De koopkrachtpremie "in ondernemingen waar tijdens de crisis goede resultaten zijn behaald" moet in beginsel vervat zijn in een collectieve arbeidsovereenkomst op sectoraal vlak of op ondernemingsvlak (ontworpen artikel 19quinquies, § 5, tweede lid).
Wanneer een cao op ondernemingsvlak wordt gesloten, moet een verantwoording worden toegevoegd "dat men een onderneming is waar tijdens de crisis goede resultaten zijn behaald" (ontworpen artikel 19quinquies, § 5, vierde lid).
In geval van een sectorale cao kan de koopkrachtpremie enkel in ondernemingen worden toegekend waar er in 2022 "een hoge winst" of "een uitzonderlijk hoge winst" werd behaald (ontworpen artikel 19quinquies, § 5, derde lid). De cao moet die begrippen invullen.
De gemachtigde lichtte het begrip "(uitzonderlijk) hoge winst in 2022" toe als volgt: "De '(uitzonderlijk) hoge winst in 2022' is het criterium op basis waarvan op sectoraal niveau de ondernemingen met goede resultaten dienen te worden afgebakend. Het komt toe aan de sociale partners binnen de sector om een invulling te geven aan deze definitie. Een strikte definitie van deze begrippen zou afbreuk doen aan het opzet om een instrument te creëren waarover sectoraal kan worden onderhandeld om deze al dan niet toe te kennen en onder welke voorwaarden." [22] Wat de "goede resultaten" betreft die zijn behaald "tijdens de crisis" moet worden vastgesteld dat deze niet op een specifiek jaartal of een ander concreet tijdvak worden betrokken [23]. De gemachtigde verklaarde daaromtrent het volgende: "Na afloop van de coronapandemie worden we geconfronteerd met een periode van sterke inflatie (doordat na afloop van de sanitaire maatregelen tegen het virus het aanbod de sterk gestegen vraag niet kon volgen) en een sterk stijgende energiekost (voornamelijk door de situatie in Oekraïne) met een reëel gevaar op een recessie." Het gebruik van algemene, onbepaalde begrippen zoals "(uitzonderlijk) hoge winst", "goede resultaten" en "crisis", staat op gespannen voet met de vereisten inzake duidelijkheid en rechtszekerheid. Zoals de afdeling Wetgeving in het verleden reeds heeft opgemerkt moeten in de regelgeving de minimale criteria worden opgenomen om de bestemmelingen van de norm toe te laten om met een minimale rechtszekerheid te kunnen uitmaken of zij al dan niet voor het voordeel van de ontworpen premieregeling in aanmerking komen. Het feit dat wordt voldaan aan de voorwaarden die zijn vervat in het ontworpen artikel 19quinquies, § 5, van het koninklijk besluit van 28 november 1969, is immers een vereiste voor het toepasselijk zijn van het specifieke regime op het vlak van de sociale zekerheid, alsook de inkomstenbelasting. Als zodanig heeft dit belangrijke gevolgen voor de betrokken werkgevers en werknemers. De regelgever zou wat dat betreft dan ook duidelijkere criteria moeten hanteren, waarvan de exacte draagwijdte voor de betrokkenen voldoende voorspelbaar is. 12.1. De koopkrachtpremie kan aan de hand van verschillende instrumenten worden toegekend, waarbij ook andere voorwaarden gelden.
Indien de koopkrachtpremie wordt toegekend bij sectorale cao, geldt dat enkel voor de ondernemingen waar in 2022 een hoge winst respectievelijk een uitzonderlijk hoge winst is gemaakt. Ook het maximale bedrag van de koopkrachtpremie hangt daarvan af (500 of 750 euro).
Wordt de koopkrachtpremie toegekend in een cao die op ondernemingsvlak wordt gesloten, dan gelden die begrippen niet, maar is enkel vereist dat een verantwoording wordt gegeven over "goede resultaten" tijdens "de crisis".
In bepaalde gevallen kan de koopkrachtpremie ook worden toegekend door een individuele overeenkomst, namelijk wanneer geen cao gesloten kan worden bij gebrek aan een syndicale delegatie of wanneer het gaat om een "personeelscategorie waarvoor het niet de gewoonte is dat deze door zulke overeenkomst wordt beoogd". In dat geval gelden er geen bijkomende voorwaarden over de "hoge winst" of de "resultaten". 12.2. Er werd aan de gemachtigde gevraagd om de verhouding tussen de sectorale cao's en de ondernemingscao's in de voornoemde context toe te lichten, en in het bijzonder of een cao op ondernemingsniveau voor de invulling van het begrip "goede resultaten" tijdens "de crisis" gebonden is door de definities van het begrip "(uitzonderlijk) hoge winsten in 2022". De gemachtigde beantwoordde deze vraag als volgt: "Wat de verhouding sectorale regeling ten opzichte van de regeling op ondernemingsniveau betreft, moet de hiërarchie der rechtsbronnen worden gerespecteerd (artikel 51 van de cao-wet).
Alles hangt af van de formulering van de hogere norm (hier de sectorale cao) en de interpretatie ervan in combinatie met de bepalingen van het koninklijk besluit over cao's die op ondernemingsvlak worden gesloten (4e lid van de ontworpen § 5).
Indien de onderneming ressorteert onder een paritair comité waar een cao is gesloten moet in de eerste plaats nagegaan worden of deze onderneming beantwoordt aan de vastgelegde definities van '(uitzonderlijk) hoge winst in 2022'. Indien dat zo is, dan moet ze de sectorale koopkrachtpremie toekennen. Indien het RSZ-plafond (750 EUR) nog niet is bereikt, kan ze daarenboven eventueel een extra koopkrachtpremie toekennen op ondernemingsniveau, op voorwaarde dat ze een cao op ondernemingsvlak sluit en beantwoordt aan haar eigen verantwoording dat ze een onderneming is waar tijdens de crisis goede resultaten zijn behaald.
Wat echter als de onderneming niet beantwoordt aan de sectoraal vastgelegde definities? Gelet op het feit dat de definities van '(uitzonderlijk) hoge winst in 2022' neerkomen op toekenningsvoorwaarden (en bijgevolg dienen beschouwd te worden als vaste normen) kan een onderneming hiervan niet afwijken (vanuit de invalshoek van artikel 51 van de cao wet) als het zich op het winstcriterium baseert, waar de sectorale cao's zich moeten op baseren. Op ondernemingsniveau heeft men, indien men niet aan de definitie beantwoordt, enkel vrij spel wanneer er sectoraal niets is geregeld (of wanneer de sectorale regeling suppletief van aard is) en kan men, wanneer er sectoraal wel iets is geregeld, eventueel meer geven (zolang men de sectorale regeling en het plafond respecteert).
Een andere situatie betreft de onderneming die een autonome cao sluit waarin ze verantwoord dat ze goede resultaten heeft. De onderneming kan in dat geval - los van de criteria van de sectorcao - een premie toekennen (met opnieuw als maximum 750, autonoom en los van de sectorcao dus, of in combinatie met de sectorcao indien men aan de definitie van de sectorcao zou beantwoorden)." Daarnaast werd aan de gemachtigde specifiek de situatie voorgelegd waarbij er binnen een onderneming, bijvoorbeeld op 1 juni 2023, een cao wordt gesloten waarbij een koopkrachtpremie van 750 euro wordt toegekend, die koopkrachtpremie vervolgens op 1 juli 2023 wordt uitgereikt en er nadien op 1 augustus 2023 op sectorniveau een cao wordt gesloten waaruit blijkt dat die onderneming geen koopkrachtpremie of hooguit een koopkrachtpremie van 500 euro kon toekennen. De gemachtigde verklaarde daarover het volgende: "Zoals in [het vorige antwoord] wordt vermeld, moet een ondernemings-cao een sectorale cao respecteren. Of er sprake zal zijn van een strijdigheid tussen beide normen hangt af van de aard (minimum, maximum, vast) van de hogere norm (de sectorale cao) en de concrete formulering en interpretatie ervan.
Zoals hoger aangegeven, kan de onderneming nog steeds autonoom een cao sluiten en een premie toekennen indien men goede resultaten verantwoordt (in de mate dat het maximumbedrag wordt gerespecteerd).
In de praktijk merken we dat de sociale partners in hun (sector)cao's dergelijke situaties ook voorzien en hiervoor een specifieke bepaling opnemen." 12.3. Het is vooreerst de vraag of het beoogde stelsel, zoals dat door de gemachtigde wordt geschetst, op voldoende duidelijke wijze uit de ontworpen bepaling blijkt. Daarnaast zal het ontworpen stelsel moeten worden ingepast in de hiërarchie van de bronnen van de verbintenissen in de arbeidsbetrekkingen tussen werkgevers en werknemers, zoals die voortvloeit uit artikel 51 van de wet van 5 december 1968Relevante gevonden documenten type wet prom. 05/12/1968 pub. 22/05/2009 numac 2009000346 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten 'betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités'. [24] In het verlengde hiervan moet worden gewezen op de gelijkaardige problematiek inzake de mogelijkheid om de koopkrachtpremie toe te kennen bij individuele overeenkomst. Die mogelijkheid geldt onder meer indien het gaat om een personeelscategorie waarvoor het niet de gewoonte is dat deze door zulke overeenkomst wordt beoogd. Volgens de gemachtigde wordt "de toekenning van de koopkrachtpremie op ondernemingsvlak ofwel geregeld door een cao, ofwel door een individuele overeenkomst" en kan er zich geen situatie voordoen waarbij er zowel individuele overeenkomsten zijn als een cao op ondernemingsniveau. De vraag is of dat ook het geval is wanneer het sluiten van een cao enkel ten aanzien van één bepaalde categorie niet tot de gewoonte behoort. Zo niet geeft dit aanleiding tot de bijkomende vraag of in beide gevallen dan dezelfde voorwaarden gelden, bijvoorbeeld wat de invulling van de begrippen "goede resultaten" en "crisis" betreft. 12.4. Ermee rekening houdend dat de betrokken soorten van overeenkomsten niet enkel in de toekenning van de koopkrachtpremie voorzien, maar ter zake ook beperkingen kunnen omvatten (via de definities inzake de "hoge winst in 2022") en zulks op zijn beurt gevolgen heeft voor de behandeling van die premie op fiscaal vlak en op het vlak van de socialezekerheidsbijdragen, zal erop moeten worden toegezien dat ook op dat punt elke onduidelijkheid wordt vermeden. 13. In het ontworpen artikel 19quinquies, § 5, derde lid, van het koninklijk besluit van 28 november 1969, wordt bepaald dat de sectorale collectieve arbeidsovereenkomst inzake de toekenning van de koopkrachtpremie "om rechtsgeldig te zijn, twee definities [moet] bevatten gebaseerd op respectievelijk een hoge winst in 2022 en een uitzonderlijk hoge winst in 2022".De gemachtigde bevestigde dat hiermee wordt bedoeld dat de betrokken cao's definities van de begrippen "hoge winst in 2022" en "uitzonderlijk hoge winst in 2022" moeten bevatten. Hij voegde daar evenwel het volgende aan toe: "Maar, als de sectorale cao enkel voorziet in een koopkrachtpremie voor ondernemingen met 'hoge winst in 2022' is het uiteraard niet dienstig en logischerwijze overbodig om een definitie van 'uitzonderlijke winst in 2022' op te nemen." Aan de gemachtigde werd ook nog gevraagd welke de draagwijdte is van de woorden "om rechtsgeldig te zijn" en welke de mogelijke gevolgen zijn indien niet aan de betrokken vereiste is voldaan. De gemachtigde antwoordde: "Het ontwerp bepaalt dat 'Het voordeel toegekend onder de vorm van een koopkrachtpremie wordt al dan niet als loon beschouwd volgens de voorwaarden en bepalingen van de paragrafen 1 tot en met 3.' De gevolgen van een cao die niet is opgesteld in overeenstemming met het Koninklijk besluit betreffende de koopkrachtpremie situeren zich in eerste instantie op het niveau van de bijzondere sociaalrechtelijke en fiscale behandeling van de koopkrachtpremie. Wordt dergelijke premie toegekend in het kader van een cao die niet in overeenstemming is met het KB, dan zal deze premie als gewoon loon worden beschouwd waarop de normale sociale en fiscale bijdragen verschuldigd zijn.
Daarenboven zal een koopkrachtpremie die wordt toegekend in het kader van een cao die niet in overeenstemming is met het KB wel worden meegerekend voor de berekening van de loonkostenontwikkeling (de loonnorm), met als gevolg dat de loonnorm in voorkomend geval niet zal worden gerespecteerd (dit is een feitenkwestie). De sociaal inspecteurs van het Toezicht op de Sociale Wetten zijn bevoegd om dit te controleren (artikel 14/1 van de wet van 26 juli 1996Relevante gevonden documenten type wet prom. 26/07/1996 pub. 05/10/2012 numac 2012205395 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot bevordering van de werkgelegenheid en tot preventieve vrijwaring van het concurrentievermogen. - Officieuzecoördinatie in het Duits sluiten tot bevordering van de werkgelegenheid en tot preventieve vrijwaring van het concurrentievermogen).
Een werkgever die de loonnorm niet respecteert kan een boete opgelegd krijgen van 250 tot 5.000 euro. De geldboete wordt vermenigvuldigd met het aantal betrokken werknemers, met een maximum van 100 werknemers.
Elke cao dient de hogere wetgeving te respecteren, en kan het onderwerp uitmaken van een eventuele controle, of hij nu wordt voorgelegd voor algemeen verbindend verklaring of niet.
De FOD WASO voert sowieso een marginale wettigheidscontrole uit op elke sectorale cao waarvan de sociale partners vragen dat hij algemeen verbindend wordt verklaard." Uit deze toelichting lijkt te volgen dat de betrokken cao niet automatisch onwettig is. Het gegeven dat de koopkrachtpremie in voorkomend geval niet aan het meer gunstige regime op het vlak van belastingen en socialezekerheidsbijdragen wordt onderworpen, volgt reeds uit het ontworpen artikel 19quinquies, § 5, eerste lid, van het koninklijk besluit van 28 november 1969 en, wat de fiscale regeling betreft, uit de verwijzingen naar de ontworpen bepaling. De gevolgen van de eventuele strijdigheid met hogere rechtsnormen zal afhangen van de norm in kwestie, maar de verwijzing naar de rechtsgeldigheid van de cao in de ontworpen bepaling lijkt daar op het eerste gezicht niets aan toe te voegen.
De stellers van het ontwerp doen er goed aan om na te gaan of, ter wille van de rechtszekerheid, de redactie van het ontworpen artikel 19quinquies, § 5, derde lid, van het koninklijk besluit van 28 november 1969, en in het bijzonder de in dit randnummer aangehaalde zinsnede ervan ("om rechtsgeldig te zijn,..."), niet het best wordt aangepast in het licht van de voorgaande opmerkingen. 14. Naar analogie van de Nederlandse tekst ("Kan een dergelijke overeenkomst op het niveau van de onderneming niet worden gesloten..."), schrijve men in de Franse tekst van het ontworpen artikel 19quinquies, § 5, vijfde lid, 4°, van het koninklijk besluit van 28 november 1969 "Si une telle convention au niveau de l'entreprise ne peut pas être conclue...".
De griffier, G. VERBERCKMOES De voorzitter M. VAN DAMME _______ Nota [1] Adviesaanvraag 73.003/1 over een voorontwerp van wet 'houdende maatregelen inzake het loonoverleg voor de periode 2023-2024'. [2] Met name artikel 1, 1°, van het ontwerp. [3] Artikel 185 van de wet van 30 december 2009Relevante gevonden documenten type wet prom. 30/12/2009 pub. 15/01/2010 numac 2010009013 bron federale overheidsdienst justitie Wet houdende diverse bepalingen betreffende Justitie (1) type wet prom. 30/12/2009 pub. 31/12/2009 numac 2009021138 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet houdende diverse bepalingen type wet prom. 30/12/2009 pub. 15/01/2010 numac 2010009012 bron federale overheidsdienst justitie Wet houdende diverse bepalingen betreffende Justitie (1) sluiten betreft enkel "een financiële zekerheid die het risico van een faillissement dekt". De gemachtigde verklaarde hieromtrent het volgende: "L'article 185 de la loi de 2009 contient une habilitation au Roi (fixer les modalités de la sécurité financière qui doit être pourvue par les éditeurs couvrant le risque de faillite). On retrouve cette modalité parmi les conditions d'agrément de l'art. 2 de l'AR de 2010 (utiliser un compte de tiers pour la valeur des chèques, 14°), conditions applicables à la prime pouvoir d'achat." De in artikel 2 van het koninklijk besluit van 12 oktober 2010Relevante gevonden documenten type wet prom. 30/12/2009 pub. 15/01/2010 numac 2010009013 bron federale overheidsdienst justitie Wet houdende diverse bepalingen betreffende Justitie (1) type wet prom. 30/12/2009 pub. 31/12/2009 numac 2009021138 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet houdende diverse bepalingen type wet prom. 30/12/2009 pub. 15/01/2010 numac 2010009012 bron federale overheidsdienst justitie Wet houdende diverse bepalingen betreffende Justitie (1) sluiten0 vervatte erkenningsvoorwaarden worden indirect via het ontworpen artikel 6/3, tweede lid, ook van toepassing verklaard ten aanzien van de koopkrachtpremie. [4] De aanhef van het voorliggende ontwerp van koninklijk besluit bevat evenwel geen verwijzing naar die bepaling. [5] Zie artikel 184, § 1, van de meermaals genoemde wet van 30 december 2009Relevante gevonden documenten type wet prom. 30/12/2009 pub. 15/01/2010 numac 2010009013 bron federale overheidsdienst justitie Wet houdende diverse bepalingen betreffende Justitie (1) type wet prom. 30/12/2009 pub. 31/12/2009 numac 2009021138 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet houdende diverse bepalingen type wet prom. 30/12/2009 pub. 15/01/2010 numac 2010009012 bron federale overheidsdienst justitie Wet houdende diverse bepalingen betreffende Justitie (1) sluiten. [6] Adv.RvS 69.628/1 van 24 juni 2021 over een voorontwerp van wet 'tot vaststelling van de maatregelen inzake het loonoverleg voor de periode 2021-2022', opm. 5. [7] Voetnoot 5 in de geciteerde tekst: Eventueel indirect, door middel van een verwijzing naar artikel 19quinquies van het koninklijk besluit van 28 november 1969, zoals dit zal worden gewijzigd bij het koninklijk besluit dat in ontwerpvorm het voorwerp uitmaakt van adviesaanvraag 69.627/1 (zie het ontworpen artikel 183, tweede en derde lid, van de wet van 30 december 2009Relevante gevonden documenten type wet prom. 30/12/2009 pub. 15/01/2010 numac 2010009013 bron federale overheidsdienst justitie Wet houdende diverse bepalingen betreffende Justitie (1) type wet prom. 30/12/2009 pub. 31/12/2009 numac 2009021138 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet houdende diverse bepalingen type wet prom. 30/12/2009 pub. 15/01/2010 numac 2010009012 bron federale overheidsdienst justitie Wet houdende diverse bepalingen betreffende Justitie (1) sluiten; artikel 3 van het voorontwerp). [8] Namelijk andere wijzigingen dan diegene waarvan in dit advies melding wordt gemaakt of wijzigingen die ertoe strekken tegemoet te komen aan hetgeen in dit advies wordt opgemerkt. [9] Artikel 19quinquies, § 2, 4°, eerste lid, betreft de papieren consumptiecheque. In het derde lid van die bepaling wordt vermeld dat " [d]e consumptiecheque in elektronische vorm (...) enkel [mag] worden besteed in de inrichtingen of verenigingen vermeld in het eerste lid". [10] Adv.RvS 61.016/1-61.017/1 van 21 maart 2017 over een wetsvoorstel 'betreffende de vervanging van de ecocheques door een nettovergoeding' en amendementen, Parl.St. Kamer 2016-17, nr. 54-2287/004, opm. 3.4-3.5; adv.RvS 61.018/1 van 21 maart 2017 over een wetsvoorstel 'tot wijziging van de wetgeving wat de vervanging van ecocheques door een nettobonus betreft', Parl.St. Kamer 2014-15, nr. 54-0842/002, opm. 3.4-3.5. Zie ook: adv.RvS 62.233/1/3 van 14 november 2017 over een voorontwerp dat heeft geleid tot de wet van 30 maart 2018Relevante gevonden documenten type wet prom. 30/03/2018 pub. 07/05/2018 numac 2018011632 bron federale overheidsdienst financien Wet betreffende de invoering van een mobiliteitsvergoeding sluiten 'betreffende de invoering van een mobiliteitsvergoeding', Parl.St. Kamer 2017-18, nr. 2838/1, opm. 4.3.1; adv.RvS 62.368/1/2/3/4 van 1 december 2017 over een voorontwerp dat heeft geleid tot de wet van 18 juli 2018Relevante gevonden documenten type wet prom. 18/07/2018 pub. 26/07/2018 numac 2018040291 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet betreffende de economische relance en de versterking van de sociale cohesie sluiten 'betreffende de economische relance en de versterking van de sociale cohesie', Parl.St. Kamer 2017-18, nr. 2839/1, p. 47-48, opm. 3. [11] Voetnoot in de geciteerde tekst: Zie in dat verband inzonderheid: artikel 38, § 1, eerste lid, 25°, WIB 92, dat bepaalt dat van het belastbare inkomen zijn vrijgesteld "de voordelen die bestaan uit de tussenkomst van de werkgever of de onderneming in de maaltijdcheques, de sport/cultuurcheques of de eco-cheques die beantwoorden aan de in artikel 38/1 vermelde voorwaarden"; artikel 38/1, § § 1, 2 en 4, WIB 92, dat de voorwaarden bepaalt waaraan de maaltijdcheques en de ecocheques moeten voldoen opdat zij als een vrijgesteld voordeel in de zin van artikel 38, § 1, eerste lid, 25°, WIB 92 kunnen worden beschouwd; artikel 53, 14°, WIB 92, dat bepaalt dat (in hoofde van de werkgever) niet als beroepskosten worden aangemerkt "de in artikel 38, § 1, eerste lid, 11° en 25°, bedoelde voordelen met uitzondering van de in voorkomend geval tot 2 EUR per maaltijdcheque beperkte tussenkomst van de werkgever of de onderneming in de maaltijdcheques wanneer die tussenkomst voldoet aan de in artikel 38/1 gestelde voorwaarden". [12] Voetnoot in de geciteerde tekst: Zie in dat verband inzonderheid de artikelen 19bis en 19quater van het koninklijk besluit van 28 november 1969, die met betrekking tot respectievelijk de maaltijdcheques en de ecocheques bepalen dat het voordeel toegekend onder die vorm wordt beschouwd als loon tenzij er wordt voldaan aan een aantal voorwaarden. [13] Voetnoot in de geciteerde tekst: Zo heeft de Raad van State, afdeling Wetgeving, binnen de hem toegemeten termijn om advies uit te brengen, niet kunnen onderzoeken, in het licht van het gelijkheidsbeginsel, in welke mate de aldus geconcipieerde vergoedingen en de daaraan gekoppelde fiscaal- en socialezekerheidsrechtelijke regeling niet tevens nopen tot een heroverweging van andere bestaande regelingen op dat vlak. [14] Adv.RvS 69.627/1 van 24 juni 2021 over een ontwerp dat heeft geleid tot het koninklijk besluit van 21 juli 2021Relevante gevonden documenten type wet prom. 30/12/2009 pub. 15/01/2010 numac 2010009013 bron federale overheidsdienst justitie Wet houdende diverse bepalingen betreffende Justitie (1) type wet prom. 30/12/2009 pub. 31/12/2009 numac 2009021138 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet houdende diverse bepalingen type wet prom. 30/12/2009 pub. 15/01/2010 numac 2010009012 bron federale overheidsdienst justitie Wet houdende diverse bepalingen betreffende Justitie (1) sluiten2 'tot wijziging van artikel 19quinquies van het koninklijk besluit van 28 november 1969 tot uitvoering van de wet van 27 juni 1969Relevante gevonden documenten type wet prom. 27/06/1969 pub. 24/01/2011 numac 2010000730 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders', opm. 7.3. [15] Adv.RvS 69.627/1 van 24 juni 2021, opm. 7.4. [16] Zie ook, zij het wat de mobiliteitsvergoeding betreft, GwH 23 januari 2020, nr. 11/2020, B.11: "Wat betreft de in het eerste onderdeel van het middel vervatte grief, volgens welke zonder redelijke verantwoording een verschil in behandeling wordt ingevoerd tussen de werknemers die de mobiliteitsvergoeding niet genieten en wier loon in zijn geheel is onderworpen aan de fiscale en sociale bijdragen, en de werknemers die een vrij te besteden financiële vergoeding ontvangen die op fiscaal en sociaal vlak bevoorrecht is, volstaat het niet aan te geven dat 'als er al sprake is van discriminatie tussen werknemers, deze niet haar oorsprong vindt in dit ontwerp tot instelling van een mobiliteitsvergoeding maar dat die dan het gevolg is van het feit dat er ook werknemers met en werknemers zonder bedrijfswagen zijn en dat aan die realiteit niet kan worden voorbijgegaan' (...), daar de mobiliteitsvergoeding wezenlijk afwijkt van het wettelijk stelsel van de bedrijfswagen, aangezien een voordeel in natura, dat naar de aard ervan doelgericht is, wordt vervangen door een voordeel in geld, waarvan de aanwending niet noodzakelijk doelgericht is (...)". [17] Adv.RvS 69.627/1 van 24 juni 2021, opm. 8.4. Zie o.m. HvJ 24 november 1982, 249/81, Commissie t. Ierland, ECLI: EU: C: 1982: 402, waarin onder meer wordt opgemerkt dat " [zelfs] maatregelen van de regering van een Lid-Staat zonder bindende kracht (...) van dien aard [kunnen] zijn, dat zij het gedrag van handelaren en verbruikers in die staat beïnvloeden en aldus de doelstellingen van de Gemeenschap, zoals opgesomd in artikel 2 en nader omschreven in artikel 3 EEG-Verdrag, verijdelen". [18] Adv.RvS 47.648/1 van 14 januari 2010 over een ontwerp dat heeft geleid tot het koninklijk besluit van 12 oktober 2010Relevante gevonden documenten type wet prom. 30/12/2009 pub. 15/01/2010 numac 2010009013 bron federale overheidsdienst justitie Wet houdende diverse bepalingen betreffende Justitie (1) type wet prom. 30/12/2009 pub. 31/12/2009 numac 2009021138 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet houdende diverse bepalingen type wet prom. 30/12/2009 pub. 15/01/2010 numac 2010009012 bron federale overheidsdienst justitie Wet houdende diverse bepalingen betreffende Justitie (1) sluiten0 'tot vaststelling van de erkenningsvoorwaarden en erkenningsprocedure voor uitgevers van maaltijd- of ecocheques in een elektronische vorm, tot uitvoering van artikelen 183 tot 185 van de wet van 30 december 2009Relevante gevonden documenten type wet prom. 30/12/2009 pub. 15/01/2010 numac 2010009013 bron federale overheidsdienst justitie Wet houdende diverse bepalingen betreffende Justitie (1) type wet prom. 30/12/2009 pub. 31/12/2009 numac 2009021138 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet houdende diverse bepalingen type wet prom. 30/12/2009 pub. 15/01/2010 numac 2010009012 bron federale overheidsdienst justitie Wet houdende diverse bepalingen betreffende Justitie (1) sluiten houdende diverse bepalingen', alg. opm. 1.1. [19] Adv.RvS 58.364/1 van 25 november 2015 over een ontwerp dat heeft geleid tot het koninklijk besluit van 16 december 2015Relevante gevonden documenten type wet prom. 30/12/2009 pub. 15/01/2010 numac 2010009013 bron federale overheidsdienst justitie Wet houdende diverse bepalingen betreffende Justitie (1) type wet prom. 30/12/2009 pub. 31/12/2009 numac 2009021138 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet houdende diverse bepalingen type wet prom. 30/12/2009 pub. 15/01/2010 numac 2010009012 bron federale overheidsdienst justitie Wet houdende diverse bepalingen betreffende Justitie (1) sluiten1 'tot invoering van de elektronische ecocheques en tot vaststelling van de erkenningsvoorwaarden en erkenningsprocedure voor uitgevers ervan', opm. 3. [20] Waarbij melding dient te worden gemaakt van de wet waarvan het voorontwerp het voorwerp uitmaakt van adviesaanvraag 73.003/1. [21] De gemachtigde deelde wat dat betreft enkel het volgende mee: "Il n'y a pas de discrimination car la possibilité est ouverte à l'ensemble des employeurs et seules les conditions de décision d'octroi de la prime pouvoir d'achat sont adaptées en fonction des spécificités propres aux secteurs privés et secteur public." [22] De afspraken tussen de sociale partners zullen zich blijkbaar ook moeten uitstrekken tot de regeling van concrete vragen waarmee de toepassing van de koopkrachtpremie in de praktijk zal kunnen gepaard gaan, zoals bijvoorbeeld in het geval van toepassing van de regeling in ondernemingen waarin het boekjaar niet samenvalt met het kalenderjaar. [23] De omlijning van de beoogde "crisis" is niet precies afgebakend, noch gestoeld op voldoende objectieve elementen. [24] Zo kan er niet ongenuanceerd van worden uitgegaan dat een sectorale cao steeds primeert op de cao op ondernemingsniveau: wanneer een sectorale cao een niet algemeen verbindend verklaarde collectieve arbeidsovereenkomst, gesloten in een paritair orgaan, betreft en de werkgever, alhoewel hij de overeenkomst niet ondertekend heeft of niet aangesloten is bij een organisatie die deze heeft ondertekend, behoort tot het ressort van het paritair orgaan waarin de overeenkomst is gesloten, zal de betrokken norm een lagere positie in de hiërarchie bekleden dan de cao op ondernemingsniveau en de geschreven individuele overeenkomst. Zodra een sectorale cao evenwel algemeen verbindend wordt verklaard, zal deze primeren op de andere instrumenten waarbij de koopkrachtpremie kan worden toegekend.
23 APRIL 2023. - Koninklijk besluit betreffende de koopkrachtpremie FILIP, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 27 juni 1969Relevante gevonden documenten type wet prom. 27/06/1969 pub. 24/01/2011 numac 2010000730 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders, artikel 14, § 2;
Gelet op de wet van 29 juni 1981Relevante gevonden documenten type wet prom. 29/06/1981 pub. 31/05/2011 numac 2011000295 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet houdende de algemene beginselen van de sociale zekerheid voor werknemers. - Officieuze coördinatie in het Duits type wet prom. 29/06/1981 pub. 02/09/2014 numac 2014000386 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet houdende de algemene beginselen van de sociale zekerheid voor werknemers. - Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen type wet prom. 29/06/1981 pub. 17/11/2015 numac 2015000647 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet houdende de algemene beginselen van de sociale zekerheid voor werknemers. - Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen sluiten houdende de algemene beginselen van de sociale zekerheid voor werknemers, artikel 23, tweede lid, gewijzigd bij de wet van 24 juli 2008;
Gelet op de wet van 31 juli 2020Relevante gevonden documenten type wet prom. 31/07/2020 pub. 07/08/2020 numac 2020015282 bron federale overheidsdienst justitie Wet houdende diverse dringende bepalingen inzake justitie type wet prom. 31/07/2020 pub. 17/08/2020 numac 2020203211 bron federale overheidsdienst sociale zekerheid Wet tot wijziging van diverse bepalingen met het oog op de invoering van de elektronische consumptiecheques sluiten tot wijziging van diverse bepalingen met het oog op de invoering van de elektronische consumptiecheques, artikel 3;
Gelet op het koninklijk besluit van 28 november 1969 tot uitvoering van de wet van 27 juni 1969Relevante gevonden documenten type wet prom. 27/06/1969 pub. 24/01/2011 numac 2010000730 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders;
Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 16 december 2022;
Gelet op de akkoordbevinding van de Staatssecretaris voor Begroting, d.d. 22 december 2022;
Gelet op het advies nr. 2.349 van de Nationale Arbeidsraad, gegeven op 24 januari 2023;
Gelet op de impactanalyse van de regelgeving, uitgevoerd overeenkomstig de artikelen 6 en 7 van de wet van 15 december 2013Relevante gevonden documenten type wet prom. 15/12/2013 pub. 31/12/2013 numac 2013021138 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet houdende diverse bepalingen inzake administratieve vereenvoudiging sluiten houdende diverse bepalingen inzake administratieve vereenvoudiging;
Gelet op advies 73.147/1 van de Raad van State, gegeven op 10 maart 2023, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;
Op de voordracht van de Minister van Werk en de Minister van Sociale Zaken en op het advies van de in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.In artikel 19quinquies van het koninklijk besluit van 28 november 1969 tot uitvoering van de wet van 27 juni 1969Relevante gevonden documenten type wet prom. 27/06/1969 pub. 24/01/2011 numac 2010000730 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 15 juli 2020 en laatstelijk gewijzigd bij het koninklijk besluit van 22 november 2022, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in paragraaf 2, 4°, eerste lid, worden de bepalingen onder a) en b) vervangen als volgt: "a) ter betaling van een eetmaal of voor de aankoop van verbruiksklare voeding, of;"; b) voor de aankoop van producten en diensten met een ecologisch karakter die zijn opgenomen in de lijst bij de collectieve arbeidsovereenkomst n° 98 gesloten in de Nationale Arbeidsraad."; 2° in paragraaf 2, 4°, eerste lid, worden de bepalingen onder c) en d) opgeheven;3° een paragraaf 5 wordt ingevoegd, luidende: " § 5.Het voordeel toegekend onder de vorm van een koopkrachtpremie wordt al dan niet als loon beschouwd volgens de voorwaarden en bepalingen van de paragrafen 1 tot en met 3. Voor de toepassing van deze paragraaf wordt elke verwijzing naar de "consumptiecheque" in de paragrafen 1 tot en met 3 geacht te verwijzen naar de "koopkrachtpremie" en elke verwijzing naar de "consumptiechequerekening" naar de "koopkrachtpremierekening".
De toekenning van de koopkrachtpremie in ondernemingen waar tijdens de crisis goede resultaten zijn behaald moet vervat zijn in een collectieve arbeidsovereenkomst op sectoraal vlak of op ondernemingsvlak. Kan dergelijke overeenkomst niet worden gesloten bij gebrek aan een syndicale delegatie of gaat het om een personeelscategorie waarvoor het niet de gewoonte is dat zulke overeenkomst wordt beoogd, dan mag de toekenning geregeld worden door een individuele overeenkomst.
In het geval de collectieve arbeidsovereenkomst bedoeld in het tweede lid op het niveau van het paritair (sub)comité wordt gesloten, dan moet deze, om rechtsgeldig te zijn, twee definities bevatten gebaseerd op respectievelijk een hoge winst in 2022 en een uitzonderlijk hoge winst in 2022, die de ondernemingen afbakent waar tijdens de crisis goede resultaten zijn behaald. De koopkrachtpremie van maximum 500 euro kan enkel in die ondernemingen worden toegekend waar er in 2022 een hoge winst werd behaald. In die ondernemingen waar er een uitzonderlijk hoge winst in 2022 werd behaald, kan de koopkrachtpremie maximum 750 euro bedragen.
In het geval er een collectieve arbeidsovereenkomst op ondernemingsvlak wordt gesloten, voegt men een verantwoording toe dat men een onderneming is waar tijdens de crisis goede resultaten zijn behaald.
In afwijking van de voorwaarden in de paragrafen 1 tot en met 3, zijn volgende specifieke voorwaarden van toepassing op de koopkrachtpremie: 1° de koopkrachtpremie mag enkel worden uitgereikt vanaf 1 juni 2023 tot en met 31 december 2023;2° op de koopkrachtpremie op papieren drager staat duidelijk vermeld dat zij geldig is tot en met 31 december 2024;3° het totale bedrag van de door de werkgever toegekende koopkrachtpremies mag niet meer bedragen dan 750 euro per werknemer;4° de keuze voor koopkrachtpremies op papieren drager wordt geregeld via een collectieve arbeidsovereenkomst.Kan een dergelijke overeenkomst op het niveau van de onderneming niet worden gesloten bij gebrek aan een vakbondsafvaardiging of gaat het om een personeelscategorie waarvoor het niet de gewoonte is dat deze door zulke overeenkomst wordt beoogd, dan wordt de keuze voor koopkrachtpremies op een papieren drager geregeld door een individuele schriftelijke overeenkomst. In dit geval is paragraaf 3, eerste lid, 3°, niet van toepassing.".
Art. 2.Dit besluit treedt in werking op 1 mei 2023.
Art. 3.De minister bevoegd voor Werk en de minister bevoegd voor Sociale Zaken zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 23 april 2023.
FILIP Van Koningswege : De Minister van Werk, P.-Y. DERMAGNE De Minister van Sociale Zaken, F. VANDENBROUCKE