Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 20 februari 2004
gepubliceerd op 27 februari 2004

Koninklijk besluit tot wijziging van de koninklijke besluiten nrs. 2, 3, 4, 7, 8, 19, 23, 24, 31, 46, 47, 48, 50 en 53 met betrekking tot de belasting over de toegevoegde waarde

bron
federale overheidsdienst financien
numac
2004003110
pub.
27/02/2004
prom.
20/02/2004
ELI
eli/besluit/2004/02/20/2004003110/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

20 FEBRUARI 2004. - Koninklijk besluit tot wijziging van de koninklijke besluiten nrs. 2, 3, 4, 7, 8, 19, 23, 24, 31, 46, 47, 48, 50 en 53 met betrekking tot de belasting over de toegevoegde waarde (1)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de richtlijn 2001/115/EG van de Raad van 20 december 2001 tot wijziging van richtlijn 77/388/EEG met het oog op de vereenvoudiging, modernisering en harmonisering van de ter zake van de facturering geldende voorwaarden op het gebied van de belasting over de toegevoegde waarde;

Gelet op het Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde, inzonderheid op artikel 17, § 1, vervangen bij de wet van 28 december 1992 en gewijzigd bij de wet van 28 januari 2004, op artikel 22, § 2, vervangen bij de wet van 28 december 1992 en gewijzigd bij de wet van 28 januari 2004 en op artikel 53, vervangen bij de wet van 28 januari 2004;

Gelet op het koninklijk besluit nr. 1 van 29 december 1992 met betrekking tot de regeling voor de voldoening van de belasting over de toegevoegde waarde, inzonderheid op artikel 1, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 16 februari 2004, op artikel 5, § 1, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 25 februari 1996, 26 november 1998, 20 juli 2000, 2 april 2002 en 16 februari 2004 en op artikel 13, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 16 februari 2004;

Gelet op het koninklijk besluit nr. 2 van 7 november 1969 met betrekking tot de vaststelling van forfaitaire grondslagen van aanslag voor de belasting over de toegevoegde waarde, inzonderheid op artikel 14, eerste lid, vervangen bij het koninklijk besluit van 29 december 1992;

Gelet op het koninklijk besluit nr. 3 van 10 december 1969 met betrekking tot de aftrekregeling voor de toepassing van de belasting over de toegevoegde waarde, inzonderheid op artikel 3, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 31 maart 1978, 19 april 1991, 29 december 1992, 22 november 1994 en 2 april 2002;

Gelet op het koninklijk besluit nr. 4 van 29 december 1969 met betrekking tot de teruggaven inzake belasting over de toegevoegde waarde, inzonderheid op artikel 2, eerste lid, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 22 september 1970, 31 maart 1978, 30 december 1986, 29 december 1992 en 14 april 1993, op artikel 3, tweede lid, vervangen bij het koninklijk besluit van 29 december 1992 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 14 april 1993, op artikel 4, § 1, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 22 september 1970, 30 december 1986, 29 december 1992 en 14 april 1993, op artikel 5, § 1, eerste lid, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 30 december 1986, 17 september 1992, 29 december 1992 en 14 april 1993, op artikel 7, vervangen bij het koninklijk besluit van 29 december 1992 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 14 april 1993, op artikel 81, vervangen bij het koninklijk besluit van 14 april 1993 en gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 22 november 1994, 25 februari 1996, 20 juli 2000 en 16 juni 2003 en op artikel 9, § 1, vervangen bij het koninklijk besluit van 15 mei 1984 en gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 30 december 1986, 29 december 1992, 14 april 1993 en 16 juni 2003;

Gelet op het koninklijk besluit nr. 7 van 29 december 1992 met betrekking tot de invoer van goederen voor de toepassing van de belasting over de toegevoegde waarde, inzonderheid op artikel 5, § 3, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 2 april 2002, op artikel 6, § 2, tweede lid, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 2 april 2002, op artikel 6, § 5, eerste lid, en op artikel 19, § 1;

Gelet op het koninklijk besluit nr. 8 van 12 maart 1970 tot vaststelling van de wijze van afronding van de verschuldigde, de aftrekbare of de voor teruggaaf vatbare belasting over de toegevoegde waarde, inzonderheid op artikel 1, tweede lid, 2°, vervangen bij het koninklijk besluit van 29 december 1992 en gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 26 november 1998 en 20 juli 2000;

Gelet op het koninklijk besluit nr. 19 van 29 december 1992 met betrekking tot de vrijstellingsregeling bepaald door artikel 56, § 2, van het Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde in het voordeel van kleine ondernemingen, inzonderheid op artikel 5, eerste lid;

Gelet op het koninklijk besluit nr. 23 van 29 december 1992 tot regeling van de toepassingsmodaliteiten van artikel 53quinquies van het Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde, inzonderheid op artikel 1, tweede lid;

Gelet op het koninklijk besluit nr. 24 van 29 december 1992 met betrekking tot de voldoening van de belasting over de toegevoegde waarde, inzonderheid op artikel 1, 1°;

Gelet op het koninklijk besluit nr. 31 van 2 april 2002 met betrekking tot de toepassingsmodaliteiten van de belasting over de toegevoegde waarde ten aanzien van de handelingen verricht door niet in België gevestigde belastingplichtigen, inzonderheid op artikel 1, § 2, derde lid, en op artikel 5;

Gelet op het koninklijk besluit nr. 46 van 29 december 1992 tot regeling van de aangifte van de intracommunautaire verwerving van vervoermiddelen en van de betaling van de ter zake verschuldigde BTW, inzonderheid op artikel 2, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 22 november 1994 en 11 maart 1999 en op artikel 5, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 22 november 1994;

Gelet op het koninklijk besluit nr. 47 van 25 februari 1996 tot regeling van de controle van de voldoening van de belasting over de toegevoegde waarde verschuldigd ter zake van de levering, intracommunautaire verwerving en invoer van vervoermiddelen, in de zin van artikel 8bis, § 2, 1°, van het Wetboek, inzonderheid op artikel 1, eerste lid, 1°, op artikel 3, eerste lid, op artikel 5 en op artikel 8;

Gelet op het koninklijk besluit nr. 48 van 29 december 1992 met betrekking tot de levering van nieuwe vervoermiddelen in de zin van artikel 8bis, § 2, van het Wetboek, verricht binnen de voorwaarden van artikel 39bis van het Wetboek, inzonderheid op artikel 1, op artikel 3, eerste lid, op artikel 5, vervangen bij het koninklijk besluit van 22 november 1994 en op artikel 6, eerste lid, vervangen bij het koninklijk besluit van 22 november 1994;

Gelet op het koninklijk besluit nr. 50 van 29 december 1992 tot regeling van de toepassingsmodaliteiten van artikel 53sexies, § 1, van het Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde, inzonderheid op artikel 6, § 1, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 25 februari 1996 en 2 april 2002;

Gelet op het koninklijk besluit nr. 53 van 23 december 1994 met betrekking tot de bijzondere regeling van belastingheffing over de winstmarge voor gebruikte goederen, kunstvoorwerpen, voorwerpen voor verzamelingen en antiquiteiten, inzonderheid op artikel 9;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 21 oktober 2003;

Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Begroting van 23 oktober 2003;

Gelet op het verzoek om spoedbehandeling, gemotiveerd door het feit : - dat de richtlijn 2001/115/EG op 1 januari 2004 in werking moet treden; - dat de uit te vaardigen regelgeving uitwerking moet hebben op 1 januari 2004;

Gelet op advies nr. 36.051/2 van de Raad van State, gegeven op 30 oktober 2003, met toepassing van artikel 84, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op de voordracht van Onze Minister van Financiën, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.In artikel 14, eerste lid, van het koninklijk besluit nr. 2 van 7 november 1969 met betrekking tot de vaststelling van forfaitaire grondslagen van aanslag voor de belasting over de toegevoegde waarde, vervangen bij het koninklijk besluit van 29 december 1992, worden de woorden "bij artikel 53, eerste lid, 1°" vervangen door de woorden "bij artikel 53, § 1, eerste lid, 1°".

Art. 2.In artikel 3 van het koninklijk besluit nr. 3 van 10 december 1969 met betrekking tot de aftrekregeling voor de toepassing van de belasting over de toegevoegde waarde, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 31 maart 1978, 19 april 1991, 29 december 1992, 22 november 1994 en 2 april 2002, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° § 1, 1° wordt vervangen als volgt : « 1° ten aanzien van de belasting geheven van de aan hem geleverde goederen en verleende diensten, in het bezit zijn van een factuur uitgereikt overeenkomstig de artikelen 53, § 2 en 53octies, van het Wetboek waarop de vermeldingen voorkomen bedoeld in artikel 5, § 1, van het koninklijk besluit nr.1 met betrekking tot de regeling voor de voldoening van de belasting over de toegevoegde waarde;"; 2° § 1, 5° wordt vervangen als volgt : « 5° ten aanzien van de belasting geheven van intracommunautaire verwervingen van goederen, in het bezit zijn van een factuur uitgereikt overeenkomstig de wettelijke bepalingen die van kracht zijn in de lidstaat van waaruit die goederen zijn verzonden of vervoerd, of bij gebreke van een dergelijk factuur, het stuk bedoeld in artikel 9, § 1, van het koninklijk besluit nr.1 met betrekking tot de regeling voor de voldoening van de belasting over de toegevoegde waarde en hetzij de belasting opnemen in de aangifte met betrekking tot het tijdvak waarin ze opeisbaar wordt, hetzij in de gevallen bedoeld in de artikelen 1 en 2 van het koninklijk besluit nr. 46 tot regeling van de aangifte van de intracommunautaire verwerving van vervoermiddelen en van de betaling van de ter zake verschuldigde BTW in het bezit zijn van de in artikel 1 van genoemd besluit bedoelde bijzondere aangifte;"; 3° § 2 wordt vervangen als volgt : « § 2.In afwijking van § 1 kan in de gevallen bedoeld in artikel 13 van het koninklijk besluit nr. 1 met betrekking tot de regeling voor de voldoening van de belasting over de toegevoegde waarde, de aftrek worden verricht met inachtneming van de door of vanwege de Minister van Financiën gestelde voorwaarden. »; 4° § 3 wordt vervangen als volgt : « § 3.Wanneer de medecontractant van de leverancier van goederen of diensten, bij toepassing van artikel 51, § 2, van het Wetboek, of van artikel 5 van het koninklijk besluit nr. 31 met betrekking tot de toepassingsmodaliteiten van de belasting over de toegevoegde waarde ten aanzien van de handelingen verricht door niet in België gevestigde belastingplichtigen, ertoe gehouden is zelf de belasting te voldoen die opeisbaar is voor de aan hem gedane levering of de aan hem verleende dienst, moet hij, om zijn recht op aftrek te kunnen uitoefenen, in het bezit zijn van een factuur uitgereikt overeenkomstig de artikelen 53, § 2 en 53octies, van het Wetboek en de belasting hebben voldaan op de wijze voorgeschreven ter uitvoering van bovengenoemde bepalingen; deze factuur dient minstens de naam, het adres en het voor de toepassing van de belasting over de toegevoegde waarde identificatienummer van de bij de handeling betrokken partijen, de aard en de hoeveelheid van de verkregen goederen of het voorwerp van de ontvangen diensten, de prijs en het toebehoren ervan te vermelden en moet door de medecontractant worden aangevuld met de overige vermeldingen bedoeld in artikel 5, § 1, van het koninklijk besluit nr. 1 met betrekking tot de regeling voor de voldoening van de belasting over de toegevoegde waarde; »; 5° § 3 wordt aangevuld met het volgende lid : « Wanneer de medecontractant van de leverancier van de goederen of diensten, bij toepassing van artikel 51, § 4, van het Wetboek, ertoe gehouden is zelf de belasting te voldoen die opeisbaar is van de aan hem gedane levering of de aan hem verleende dienst, moet hij, om zijn recht op aftrek te kunnen uitoefenen, in het bezit zijn van een factuur uitgereikt overeenkomstig de artikelen 53, § 2 en 53octies, van het Wetboek waarop de vermeldingen voorkomen bedoeld in artikel 5, § 1, van het koninklijk besluit nr.1 met betrekking tot de regeling voor de voldoening van de belasting over de toegevoegde waarde en de belasting hebben voldaan op de wijze voorgeschreven ter uitvoering van de bovengenoemde bepalingen. ».

Art. 3.In artikel 2, eerste lid, van het koninklijk besluit nr. 4 van 29 december 1969 met betrekking tot de teruggaven inzake belasting over de toegevoegde waarde, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 22 september 1970, 31 maart 1978, 30 december 1986, 29 december 1992 en 14 april 1993, worden de woorden "in artikel 53, eerste lid, 3°" vervangen door de woorden "in artikel 53, § 1, eerste lid, 2°".

Art. 4.In artikel 3, tweede lid, van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 29 december 1992 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 14 april 1993, worden de woorden "in artikel 53, eerste lid, 3°" vervangen door de woorden "in artikel 53, § 1, eerste lid, 2°".

Art. 5.In artikel 4, § 1, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 22 september 1970, 30 december 1986, 29 december 1992 en 14 april 1993, worden de woorden "in artikel 53, eerste lid, 3°" vervangen door de woorden "in artikel 53, § 1, eerste lid, 2°".

Art. 6.Artikel 5, § 1, eerste lid, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 30 december 1986, 17 september 1992, 29 december 1992 en 14 april 1993, wordt vervangen als volgt : « § 1. Ten aanzien van de belastingplichtige of de niet-belastingplichtige rechtspersoon die, naargelang van het geval, gehouden is de in artikel 53, § 1, eerste lid, 2°, of artikel 53ter, 1°, van het Wetboek bedoelde aangifte in te dienen, vindt de teruggaaf plaats door toerekening op het bedrag van de belasting verschuldigd voor het aangiftetijdvak, van het totaalbedrag van de belasting waarvoor de oorzaak van de teruggaaf zich heeft voorgedaan in dat tijdvak. ».

Art. 7.In artikel 7 van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 29 december 1992 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 14 april 1993, worden de woorden "in artikel 53, eerste lid, 3°" vervangen door de woorden "in artikel 53, § 1, eerste lid, 2°".

Art. 8.In artikel 81 van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 14 april 1993 en gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 22 november 1994, 25 februari 1996, 20 juli 2000 en 16 juni 2003, worden de woorden "in artikel 53, eerste lid, 3°" vervangen door de woorden "in artikel 53, § 1, eerste lid, 2°".

Art. 9.In artikel 9, § 1, van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 15 mei 1984 en gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 30 december 1986, 29 december 1992, 14 april 1993 en 16 juni 2003, worden de woorden "in artikel 53, eerste lid, 3°" vervangen door de woorden "in artikel 53, § 1, eerste lid, 2°".

Art. 10.In artikel 5, § 3, van het koninklijk besluit nr. 7 van 29 december 1992 met betrekking tot de invoer van goederen voor de toepassing van de belasting over de toegevoegde waarde, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 2 april 2002, worden de woorden "in artikel 53, eerste lid, 3°" en de woorden "artikel 55, § 3" respectievelijk vervangen door de woorden "in artikel 53, § 1, eerste lid, 2°" en de woorden "artikel 55, § 3, tweede lid".

Art. 11.In artikel 6, § 2, tweede lid, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 2 april 2002, worden de woorden "artikel 55, § 3" vervangen door de woorden "artikel 55, § 3, tweede lid".

Art. 12.In artikel 6, § 5, eerste lid, van hetzelfde besluit, worden de woorden "in artikel 53, eerste lid, 3°" vervangen door de woorden "in artikel 53, § 1, eerste lid, 2°".

Art. 13.In artikel 19, § 1, van hetzelfde besluit, worden de woorden "in artikel 53, eerste lid, 1°" vervangen door de woorden "in artikel 53, § 1, eerste lid, 1°".

Art. 14.In artikel 1, tweede lid, 2°, van het koninklijk besluit nr. 8 van 12 maart 1970 tot vaststelling van de wijze van afronding van de verschuldigde, de aftrekbare of de voor teruggaaf vatbare belasting over de toegevoegde waarde, vervangen bij het koninklijk besluit van 29 december 1992 en gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 26 november 1998 en 20 juli 2000, worden de woorden "in de artikelen 53, eerste lid, 3°, 53ter, 1°" vervangen door de woorden "in de artikelen 53, § 1, eerste lid, 2°, 53ter, 1°".

Art. 15.In artikel 5, eerste lid, van het koninklijk besluit nr. 19 van 29 december 1992 met betrekking tot de vrijstellingsregeling bepaald door artikel 56, § 2, van het Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde in het voordeel van kleine ondernemingen, worden de woorden "in de bij artikel 53, 1°" vervangen door de woorden "in de bij artikel 53, § 1, eerste lid, 1°".

Art. 16.In artikel 1, tweede lid, van het koninklijk besluit nr. 23 van 29 december 1992 tot regeling van de toepassingsmodaliteiten van artikel 53quinquies van het Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde, vervallen de woorden "op grond van artikel 1 van het koninklijk besluit nr. 1 met betrekking tot de regeling voor de voldoening van de belasting over de toegevoegde waarde".

Art. 17.In artikel 1, 1°, van het koninklijk besluit nr. 24 van 29 december 1992 met betrekking tot de voldoening van de belasting over de toegevoegde waarde, worden de woorden "in artikel 53, eerste lid, 3°" vervangen door de woorden "in artikel 53, § 1, eerste lid, 2°".

Art. 18.In artikel 1, § 2, derde lid, van het koninklijk besluit nr. 31 van 2 april 2002 met betrekking tot de toepassingsmodaliteiten van de belasting over de toegevoegde waarde ten aanzien van de handelingen verricht door niet in België gevestigde belastingplichtigen, worden de woorden "door artikel 53, eerste lid, 1°" vervangen door de woorden "door artikel 53, § 1, eerste lid, 1°".

Art. 19.In artikel 5 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 1, eerste lid, 1°, worden de woorden "in artikel 53, eerste lid, 3°" vervangen door de woorden "in artikel 53, § 1, eerste lid, 2°";2° in § 2, tweede lid, worden de woorden "artikel 1, § 1, 2°, van hetzelfde koninklijk besluit" vervangen door de woorden "artikel 53, § 2, eerste lid, 4°, van het Wetboek".

Art. 20.Artikel 2 van het koninklijk besluit nr. 46 van 29 december 1992 tot regeling van de aangifte van de intracommunautaire verwerving van vervoermiddelen en van de betaling van de ter zake verschuldigde BTW, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 22 november 1994 en 11 maart 1999, wordt vervangen als volgt : « Art. 2.- Ieder persoon die gehouden is tot het indienen van de in artikel 53, § 1, eerste lid, 2°, of 53ter, 1°, van het Wetboek bedoelde aangifte, is verplicht voor de heffing van de belasting verschuldigd ter zake van de intracommunautaire verwerving van een vervoermiddel of van een daarmee gelijkgestelde handeling die hij heeft verricht, de in artikel 1 bedoelde bijzondere aangifte in te dienen op een douanekantoor naar zijn keuze wanneer hij op het tijdstip waarop de belasting opeisbaar wordt geheel of ten dele in gebreke blijft de door de artikelen 53, § 1, eerste lid, 2° en 3°, 53bis, § 1, 53ter of 53quater van het Wetboek voorgeschreven verplichtingen na te komen. ».

Art. 21.In artikel 5 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 22 november 1994 worden de woorden "in artikel 53, eerste lid, 3°" vervangen door de woorden "in artikel 53, § 1, eerste lid, 2°".

Art. 22.In artikel 1, eerste lid, 1°, van het koninklijk besluit nr. 47 van 25 februari 1996 tot regeling van de controle van de voldoening van de belasting over de toegevoegde waarde verschuldigd ter zake van de levering, intracommunautaire verwerving en invoer van vervoermiddelen, in de zin van artikel 8bis, § 2, 1°, van het Wetboek, worden de woorden "in artikel 53, eerste lid, 3°" vervangen door de woorden "in artikel 53, § 1, eerste lid, 2°".

Art. 23.In artikel 3, eerste lid, van hetzelfde besluit, worden de woorden "in artikel 53, eerste lid, 3°" vervangen door de woorden "in artikel 53, § 1, eerste lid, 2°".

Art. 24.In artikel 5 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het eerste lid worden de woorden "van artikel 53, eerste lid, 3°" vervangen door de woorden "van artikel 53, § 1, eerste lid, 2°";2° het laatste lid wordt vervangen als volgt : "Wanneer de in het eerste lid bedoelde belastingplichtige geheel of ten dele in gebreke is gebleven de door artikel 53, § 1, eerste lid, 2° en 3°, van het Wetboek voorgeschreven verplichtingen na te komen, wordt het formulier nodig voor het opstellen van die verklaring slechts uitgereikt mits voorlegging op het in het eerste lid genoemde kantoor van de regelmatige factuur die of het regelmatig stuk dat de belastingplichtige moet uitreiken of opstellen krachtens artikel 53, § 2, van het Wetboek en de artikelen 1, 2 of 3 van het koninklijk besluit nr.1 met betrekking tot de regeling voor de voldoening van de belasting over de toegevoegde waarde. ».

Art. 25.In artikel 8 van hetzelfde besluit worden de woorden "in artikel 53, eerste lid, 3°" vervangen door de woorden "in artikel 53, § 1, eerste lid, 2°".

Art. 26.In artikel 1 van het koninklijk besluit nr. 48 van 29 december 1992 met betrekking tot de levering van nieuwe vervoermiddelen in de zin van artikel 8bis, § 2, van het Wetboek, verricht binnen de voorwaarden van artikel 39bis van het Wetboek, worden de woorden "in artikel 53, eerste lid, 3°" vervangen door de woorden "in artikel 53, § 1, eerste lid, 2°".

Art. 27.In artikel 3, eerste lid, van hetzelfde besluit worden de woorden "in artikel 53, eerste lid, 3°" vervangen door de woorden "in artikel 53, § 1, eerste lid, 2°".

Art. 28.In artikel 5 van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 22 november 1994, worden de woorden "in artikel 53, eerste lid, 3°" vervangen door de woorden "in artikel 53, § 1, eerste lid, 2°".

Art. 29.In artikel 6, eerste lid, van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 22 november 1994, worden de woorden "in artikel 53, eerste lid, 3°" vervangen door de woorden "in artikel 53, § 1, eerste lid, 2°".

Art. 30.In artikel 6, § 1, van het koninklijk besluit nr. 50 van 29 december 1992 tot regeling van de toepassingsmodaliteiten van artikel 53sexies, § 1, van het Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 25 februari 1996 en 2 april 2002, worden de woorden "in artikel 53, eerste lid, 3°" vervangen door de woorden "in artikel 53, § 1, eerste lid, 2°".

Art. 31.In artikel 9 van het koninklijk besluit nr. 53 van 23 december 1994 met betrekking tot de bijzondere regeling van belastingheffing over de winstmarge voor gebruikte goederen, kunstvoorwerpen, voorwerpen voor verzamelingen en antiquiteiten, worden de woorden "waarvoor hij gebruik maakt van de ontheffing van de factureringsplicht" vervangen door de woorden "waarvoor hij niet verplicht is een factuur uit te reiken en waarvoor hij geen factuur heeft uitgereikt".

Art. 32.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2004.

Art. 33.Onze Minister van Financiën is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 20 februari 2004.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Financiën, D. REYNDERS _______ Nota's (1) Verwijzingen naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 3 juli 1969, Belgisch Staatsblad van 17 juli 1969. Wet van 28 december 1992, Belgisch Staatsblad van 31 december 1992, 1e editie.

Wet van 28 januari 2004, Belgisch Staatsblad van 10 februari 2004.

Koninklijk besluit nr. 1 van 29 december 1992, Belgisch Staatsblad van 31 december 1992, 4e editie.

Koninklijk besluit nr. 2 van 7 november 1969, Belgisch Staatsblad van 14 november 1969.

Koninklijk besluit nr. 3 van 10 december 1969, Belgisch Staatsblad van 12 december 1969.

Koninklijk besluit nr. 4 van 29 december 1969, Belgisch Staatsblad van 31 december 1969.

Koninklijk besluit nr. 7 van 29 december 1992, Belgisch Staatsblad van 31 december 1992, 4e editie.

Koninklijk besluit nr. 8 van 12 maart 1970, Belgisch Staatsblad van 18 maart 1970.

Koninklijk besluit nr. 19 van 29 december 1992, Belgisch Staatsblad van 31 december 1992, 4e editie.

Koninklijk besluit nr. 23 van 29 december 1992, Belgisch Staatsblad van 31 december 1992, 4e editie.

Koninklijk besluit nr. 24 van 29 december 1992, Belgisch Staatsblad van 31 december 1992, 4e editie.

Koninklijk besluit nr. 31 van 2 april 2002, Belgisch Staatsblad van 11 april 2002, 2e editie.

Koninklijk besluit nr. 46 van 29 december 1992, Belgisch Staatsblad van 31 december 1992, 4e editie.

Koninklijk besluit nr. 47 van 25 februari 1996, Belgisch Staatsblad van 5 maart 1996.

Koninklijk besluit nr. 48 van 29 december 1992, Belgisch Staatsblad van 31 december 1992, 4e editie.

Koninklijk besluit nr. 50 van 29 december 1992, Belgisch Staatsblad van 31 december 1992, 4e editie.

Koninklijk besluit nr. 53 van 23 december 1994, Belgisch Staatsblad van 30 december 1994.

Koninklijk besluit van 22 september 1970, Belgisch Staatsblad van 29 september 1970.

Koninklijk besluit van 31 maart 1978, Belgisch Staatsblad van 11 april 1978.

Koninklijk besluit van 15 mei 1984, Belgisch Staatsblad van 31 mei 1984.

Koninklijk besluit van 30 december 1986, Belgisch Staatsblad van 10 januari 1987.

Koninklijk besluit van 19 april 1991, Belgisch Staatsblad van 30 april 1991.

Koninklijk besluit van 17 september 1992, Belgisch Staatsblad van 24 september 1992.

Koninklijk besluit van 29 december 1992, Belgisch Staatsblad van 31 december 1992, 4e editie.

Koninklijk besluit van 14 april 1993, Belgisch Staatsblad van 30 april 1993.

Koninklijk besluit van 22 november 1994, Belgisch Staatsblad van 1 december 1994.

Koninklijk besluit van 25 februari 1996, Belgisch Staatsblad van 5 maart 1996.

Koninklijk besluit van 26 november 1998, Belgisch Staatsblad van 1 december 1998, 2e editie.

Koninklijk besluit van 11 maart 1999, Belgisch Staatsblad van 23 maart 1999.

Koninklijk besluit van 20 juli 2000, Belgisch Staatsblad van 30 augustus 2000.

Koninklijk besluit van 2 april 2002, Belgisch Staatsblad van 16 april 2002, 2e editie.

Koninklijk besluit van 16 juni 2003, Belgisch Staatsblad van 27 juni 2003, 4e editie.

Koninklijk besluit van 16 februari 2004, Belgisch Staatsblad van 27 februari 2004.

^