gepubliceerd op 23 april 2002
Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 7 maart 2001, gesloten in het Paritair Comité voor de scheikundige nijverheid, betreffende het nationaal akkoord 2001-2002 betreffende loonkostontwikkeling, permanente vorming en tewerkstelling
2 APRIL 2002. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 7 maart 2001, gesloten in het Paritair Comité voor de scheikundige nijverheid, betreffende het nationaal akkoord 2001-2002 betreffende loonkostontwikkeling, permanente vorming en tewerkstelling (1)
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;
Gelet op de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 17, gesloten op 19 december 1974 in de Nationale Arbeidsraad, tot invoering van een regeling van aanvullende vergoeding ten gunste van sommige bejaarde werknemers indien zij worden ontslagen, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 16 januari 1975;
Gelet op de collectieve arbeidsovereenkomst van 13 september 1978, gesloten in het Paritair Comité voor de scheikundige nijverheid, betreffende het vervoer van de werklieden, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 6 maart 1979, inzonderheid op artikel 1;
Gelet op de collectieve arbeidsovereenkomst van 14 maart 1991, gesloten in het Paritair Comité voor de scheikundige nijverheid, tot toekenning van een eindejaarspremie, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 5 augustus 1991, inzonderheid op artikel 1;
Gelet op de collectieve arbeidsovereenkomst van 25 januari 1995, gesloten in het Paritair Comité voor de scheikundige nijverheid, betreffende het sectoraal akkoord 1995-1996, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 23 juni 1995, inzonderheid op artikel 14;
Gelet op de collectieve arbeidsovereenkomst van 3 maart 1999, gesloten in het Paritair Comité voor de scheikundige nijverheid, ter vervanging van de collectieve arbeidsovereenkomst van 12 december 1979, tot toekenning van een sociaal voordeel evenals ter vervanging van de collectieve arbeidsovereenkomst van 5 april 1989 tot toekenning van een individuele vergoeding voor syndicale vorming, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 26 april 2000, inzonderheid op artikel 1;
Gelet op de collectieve arbeidsovereenkomst van 3 maart 1999, gesloten in het Paritair Comité voor de scheikundige nijverheid, betreffende vergoedingen voor ploegwerk, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 26 april 2000, inzonderheid op artikel 2;
Gelet op de collectieve arbeidsovereenkomst van 3 maart 1999, gesloten in het Paritair Comité voor de scheikundige nijverheid, betreffende de bestaanszekerheid in uitvoering van het nationaal akkoord 1999-2000 van 3 februari 1999, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 26 april 2000, inzonderheid de arti-kelen 2 en 3;
Gelet op de collectieve arbeidsovereenkomst van 3 maart 1999, gesloten in het Paritair Comité voor de scheikundige nijverheid, betreffende het minimumuurloon, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 7 mei 2000, inzonderheid op artikel 2;
Gelet op de collectieve arbeidsovereenkomst van 3 maart 1999, gesloten in het Paritair Comité voor de scheikundige nijverheid, betreffende het stelsel van conventioneel brugpensioen vanaf de leeftijd van 58 jaar, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 31 mei 2001, inzonderheid op artikel 2;
Gelet op de collectieve arbeidsovereenkomst van 20 april 1999, gesloten in het Paritair Comité voor de scheikundige nijverheid, betreffende het halftijds conventioneel brugpensioen vanaf 55 jaar, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 24 juni 2000, inzonderheid op artikel 2;
Gelet op het verzoek van het Paritair Comité voor de scheikundige nijverheid;
Op de voordracht van Onze Minister van Werkgelegenheid, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 7 maart 2001, gesloten in het Paritair Comité voor de scheikundige nijverheid, betreffende het nationaal akkoord 2001-2002 betreffende loonkostontwikkeling, permanente vorming en tewerkstelling, met uitzondering van de bepalingen in strijd met artikel 4, § 2 van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 17 van 19 december 1974 tot invoering van een regeling van aanvullende vergoeding ten gunste van sommige bejaarde werknemers indien zij worden ontslagen
Art. 2.Onze Minister van Werkgelegenheid is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Nice, 2 april 2002.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX _______ Nota (1) Verwijzingen naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. Koninklijk besluit van 16 januari 1975, Belgisch Staatsblad van 31 januari 1975 Koninklijk besluit van 6 maart 1979, Belgisch Staatsblad van 4 mei 1979.
Koninklijk besluit van 5 augustus 1991, Belgisch Staatsblad van 18 oktober 1991.
Koninklijk besluit van 23 juni 1995, Belgisch Staatsblad van 26 augustus 1995.
Koninklijk besluit van 26 april 2000, Belgisch Staatsblad van 26 september 2000.
Koninklijk besluit van 26 april 2000, Belgisch Staatsblad van 26 september 2000.
Koninklijk besluit van 26 april 2000, Belgisch Staatsblad van 3 oktober 2000.
Koninklijk besluit van 7 mei 2000, Belgisch Staatsblad van 26 september 2000.
Koninklijk besluit van 24 juni 2000, Belgisch Staatsblad van 26 september 2000.
Koninklijk besluit van 31 mei 2001, Belgisch Staatsblad van 25 juli 2001.
Bijlage Paritair Comité voor de scheikundige nijverheid Collectieve arbeidsovereenkomst van 7 maart 2001 Loonkostontwikkeling, permanente vorming en tewerkstelling (Overeenkomst geregistreerd op 29 maart 2001 onder het nummer 56892/CO/116) Toepassingsgebied
Artikel 1.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is toepasselijk op de werkgevers en op de arbeiders die ressorteren onder het Paritair Comité voor de scheikundige nijverheid.
Met "arbeiders" wordt verstaan : de arbeiders en de arbeidsters.
Duur
Art. 2.Deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt gesloten voor een duur van 2 jaar, van 1 januari 2001 tot en met 31 december 2002.
Basisafspraken voor het sociaal overleg op ondernemingsvlak.
Art. 3.De sociale gesprekspartners van het Paritair Comité voor de scheikundige nijverheid onderschrijven ten volle de basisafspraken opgenomen in het interprofessioneel akkoord 2001-2002 van 22 december 2000.
Zij vragen ondubbelzinnig aan de onderhandelaars op ondernemingsvlak om de bepalingen van het interprofessioneel akkoord, inzake loonkostontwikkeling, permanente vorming en tewerkstelling te volgen.
Minimumuurloon
Art. 4.De bedragen van het minimumaanvangsuurloon en van het minimumuurloon vanaf 12 maanden anciënniteit, zoals vastgesteld in artikel 2 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 3 maart 1999 betreffende het minimumuurloon gesloten in het Paritair Comité voor de scheikundige nijverheid, worden verhoogd met 0,1239 EUR vanaf 1 maart 2001 in het 40-urenweek stelsel; vanaf 1 januari 2002 wordt het voornoemd minimumaanvangsuurloon evenals het voornoemd minimumuurloon vanaf 12 maanden anciënniteit met 0,0744 EUR verhoogd.
Ploegenpremies
Art. 5.De bedragen van de minimum ploegenpremies zoals voorzien in artikel 2 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 3 maart 1999, gesloten in het Paritair Comité voor de scheikundige nijverheid betreffende de minimum ploegenpremies, worden, in het 40-urenweek stelsel, vanaf 1 maart 2001 als volgt verhoogd : morgen- en namiddagploeg : 0,0248 EUR per uur nachtploeg : 0,0496 EUR per uur.
Niet geconventioneerde ondernemingen
Art. 6.De uurlonen op 31 december 2000 effectief uitbetaald in de ondernemingen die, aangaande de eventuele verhoging van deze uurlonen in 2001 en/of 2002, niet gebonden zijn door een collectieve arbeidsovereenkomst gesloten overeenkomstig de bepalingen van de wet van 5 december 1968 betreffende de paritaire comités en de collectieve arbeidsovereenkomsten, zullen verhoogd worden met 0,0744 EUR per uur vanaf 1 januari 2002; deze verhoging van 0,0744 EUR per uur gebeurt evenwel na verrekening en/of in voorafname van eventuele andere verhogingen van het uurloon die, met uitzondering van deze ten gevolge van de collectieve arbeidsovereenkomst van 18 maart 1998 betreffende de koppeling der lonen aan het indexcijfer der consumptieprijzen, zouden toegekend worden aan de arbeiders tijdens de duur van deze collectieve arbeidsovereenkomst.
Eindejaarspremie
Art. 7.§ 1. De anciënniteitsvoorwaarde van zes maanden voorzien door de collectieve arbeidsovereenkomst van 14 maart 1991 tot toekenning van een eindejaarspremie, gesloten in het Paritair Comité voor de scheikundige nijverheid, wordt tot drie maanden teruggebracht. § 2. Het artikel 7 van de in § 1 hierboven vermelde collectieve arbeidsovereenkomst van 14 maart 1991 wordt aangevuld door een derde alinea opgesteld als volgt : « Genieten eveneens van de premie naar rato van het aantal maanden werkelijke arbeidsprestaties tijdens dit dienstjaar : de arbeiders van wie de arbeidsovereenkomst wegens overmacht beëindigd wordt, voor zover zij drie maanden anciënniteit tellen in de onderneming bij de beëindiging van hun arbeidsovereenkomst. » Bestaanszekerheid
Art. 8.§ 1. Aanvullende werkloosheidsuitkeringen bij gedeeltelijke werkloosheid.
De aanvullende werkloosheidsuitkering zoals voorzien in artikel 2 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 3 maart 1999, gesloten in het Paritair Comité voor de scheikundige nijverheid, tot vaststelling van aanvullende werkloosheidsuitkeringen en vergoedingen bij ontslag om economische of technische redenen bedraagt, vanaf 1 april 2001, 6,8171 EUR per dag gedeeltelijke werkloosheid, en vanaf 1 april 2002, 6,9410 EUR per dag gedeeltelijke werkloosheid.
Voor de arbeiders, jonger dan 19 jaar, wordt deze vergoeding vanaf 1 april 2001 vastgelegd op 6,1354 EUR, en vanaf 1 april 2002, op 6,2469 EUR. De bestaande toekenningsmodaliteiten blijven onveranderd. § 2. Aanvullende werkloosheidsuitkeringen bij ontslag om economische of technische redenen of redenen van structurele aard.
Onverminderd de vergoeding bij ontslag om economische of technische redenen of redenen van structurele aard, zoals bepaald in artikel 3 van de hogergenoemde collectieve arbeidsovereenkomst van 3 maart 1999 tot vaststelling van aanvullende werkloosheidsuitkeringen en vergoedingen bij ontslag om economische of technische redenen, ontvangen de arbeiders die om economische of technische redenen of redenen van structurele aard worden ontslagen en die een anciënniteit van 10 tot en met 19 jaar in de onderneming tellen ontvangen het in § 1 van dit artikel voorziene dagbedrag van aanvullende werkloosheidsuitkering voor de eerste 22 bewezen dagen effectieve werkloosheid, welke aanvangt vanaf het verstrijken van de opzeggingstermijn of vanaf het verstrijken van de door de opzeggingsvergoeding gedekte periode.
Voor arbeiders met een anciënniteit van 20 jaar en meer in de onderneming wordt dit gebracht op de eerste 44 bewezen dagen effectieve werkloosheid.
Het recht op deze aanvullende werkloosheidsuitkering vervalt vanaf de eerste dag van werkhervatting.
Bestaande gunstigere regelingen op bedrijfsvlak blijven behouden.
Carensdag
Art. 9.§ 1. De eerste dag van arbeidsongeschiktheid van de arbeiders wegens ziekte of ongeval, genoemd "carensdag", en, overeenkomstig de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten, niet betaald door de werkgever, wanneer de duur van de arbeidsongeschiktheid geen veertien dagen bereikt, geeft aanleiding tot de volgende bepalingen : ten titel van proef, enkel en alleen voor de duur van deze collectieve arbeidsovereenkomst, zal de eerste "carensdag" die zich situeert in de periode die begint op 1 april 2001 en die van rechtswege eindigt op 31 december 2002, aan de betrokken arbeiders door hun werkgever worden betaald, voor zover deze arbeiders een anciënniteit van minstens één jaar hebben bereikt. § 2. De bijkomende kost, die voortvloeit uit de toepassing van § 1 van dit artikel, kan door de ondernemingen aangerekend worden naar aanleiding van hun eventuele collectieve arbeidsovereenkomst besprekingen 2001-2002. § 3. Een evaluatie van het absenteïsme en van de geleverde inspanningen om dit absenteïsme te verlagen zal op het einde van deze collectieve arbeidsovereenkomst plaatsvinden.
Bestaande gunstigere regelingen op bedrijfsvlak blijven behouden.
Mobiliteit
Art. 10.Lid 1 van artikel 2 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 13 september 1978 gesloten in het Paritair Comité voor de scheikundige nijverheid betreffende de bijdrage van de werkgevers in de vervoerskosten gedragen door de arbeiders wordt, met ingang van 1 april 2001, vervangen door de volgende tekst : « Behalve in het geval waarin de werkgevers zelf het vervoer van hun arbeiders organiseren en financieren wordt, ongeacht het gebruikte vervoermiddel, de bijdrage van de werkgevers in de vervoerskosten gedragen door de arbeiders vanaf 1 april 2001 vastgesteld op 60 pct. van de prijs van de treinkaart, 2de klasse van de Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen, voor de afgelegde afstand voor zover deze 5 km bedraagt of meer. » Een afzonderlijke collectieve arbeidsovereenkomst zal de modaliteiten van voornoemde bijdrage van de werkgevers vastleggen.
Conventioneel brugpensioen
Art. 11.§ 1. Brugpensioen vanaf 58 jaar.
De collectieve arbeidsovereenkomst van 3 maart 1999 tot verlenging van het stelsel van conventioneel brugpensioen vanaf de leeftijd van 58 jaar, die per 31 december 2000 vervallen is, wordt voor de duur van deze collectieve arbeidsovereenkomst verlengd met behoud van de erin vastgelegde modaliteiten. § 2. Brugpensioen vanaf 56 jaar voor de arbeiders met minstens 20 jaar nachtprestaties en 33 jaar beroepsloopbaan.
De collectieve arbeidsovereenkomst van 20 april 1999 betreffende het conventioneel brugpensioen vanaf de leeftijd van 56 jaar voor de arbeiders met minstens 20 jaar nachtprestaties en 33 jaar beroepsloopbaan, die per 31 december 2000 vervallen is, wordt, voor de duur van deze collectieve arbeidsovereenkomst, verlengd met behoud van de erin vastgelegde modaliteiten. § 3. Halftijds conventioneel brugpensioen.
Het halftijds conventioneel brugpensioen vanaf de leeftijd van 55 jaar voor de arbeiders wordt, voor de duur van deze collectieve arbeidsovereenkomst, mogelijk gemaakt via een toetredingsprocedure die door een afzonderlijke collectieve arbeidsovereenkomst zal worden vastgesteld.
Toekenning van een sociaal voordeel
Art. 12.Het bedrag van het sociaal voordeel vastgelegd in artikel 5 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 3 maart 1999 tot toekenning van een sociaal voordeel, wordt, vanaf het betalingsjaar 2002 (sociaal dienstjaar 2001) gebracht op 109,0732 EUR. De betalingsmodaliteiten worden bepaald door het beheerscomité van het Sociaal Fonds van de scheikundige nijverheid.
Syndicale vorming
Art. 13.Artikel 14 van de sectorale collectieve arbeidsovereenkomst 1995-1996, dat vanaf 1995 volgende begrenzing en verdeling heeft voorzien : - begrenzing : 669.312,5168 EUR in 1995 en 743.680,5743 EUR vanaf 1996; - verdeling : 545.365,7545 EUR in 1995 en 594.944,4594 EUR vanaf 1996 aan de vakbondsorganisaties; 123.946,7623 EUR in 1995 en 148.736,1149 EUR vanaf 1996 aan Fedichem; wordt met ingang van het jaar 2001, door de volgende bepalingen vervangen : - begrenzing : 793.259,2793 EUR in 2001 en 842.837,9842 EUR vanaf 2002; - verdeling : 644.523,1644 EUR in 2001 en 694.101,8694 EUR vanaf 2002 aan de vakbondsorganisaties; de aan Fedichem reeds toegekende 148.736,1149 EUR blijven onveranderd.
Art. 14.Tijdens de duur van deze collectieve arbeidsovereenkomst zullen de gebruiksmodaliteiten van de syndicale vorming in een daartoe op te richten werkgroep besproken worden.
Fonds voor vorming (0,10 pct. - risicogroepen)
Art. 15.De collectieve arbeidsovereenkomst tot verlenging van het fonds voor vorming in de scheikundige nijverheid gesloten op 20 april 1999 in het Paritair Comité voor de scheikundige nijverheid zal voor de duur van deze collectieve arbeidsovereenkomst worden verlengd.
Tijdskrediet - 1/5e loopbaanvermindering
Art. 16.§ 1. Tijdskrediet.
Het recht op tijdskrediet, voorzien door de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 77 gesloten op 14 februari 2001 in de Nationale Arbeidsraad, tot invoering van een stelsel van tijdskrediet, loopbaanvermindering en vermindering van de arbeidsprestaties tot een halftijdse betrekking, wordt uitgebreid tot een duur van maximum 5 jaar over de gehele loopbaan.
Tijdens het eerste jaar dient de uitoefening van dit recht op tijdskrediet, overeenkomstig voornoemde collectieve arbeidsovereenkomst nr. 77, te gebeuren per minimumperiode van 3 maanden.
Behoudens andere afspraken op het vlak van de onderneming dienen, van het tweede tot en met het vijfde jaar, de volgende cumulatieve voorwaarden nageleefd te worden : - het tijdskrediet moet uitgeoefend worden per periode van één jaar; - de arbeiders die van dat recht op tijdskrediet gebruik wensen te maken dienen minstens vijf jaar anciënniteit bereikt te hebben. § 2. 1/5de loopbaanvermindering.
De ondernemingen kunnen, rekening houdend met de goede werkorganisatie, overeenkomstig artikel 6 § 2 van voornoemde collectieve arbeidsovereenkomst nr. 77 van de Nationale Arbeidsraad, de concrete toepassingsmodaliteiten bepalen van het stelsel van 1/5e loopbaanvermindering voor de voltijdse arbeiders die in ploegen zijn tewerkgesteld.
Nachtarbeiders - Overuren - Recuperatie
Art. 17.De referteperiode van een trimester voorzien door artikel 26bis , § 1 van de arbeidswet van 16 maart 1971 voor het inhalen van de inhaalbare overuren kan, voor de nachtarbeiders, op maximum een jaar gebracht worden mits het volgen, door de betrokken onderneming, van een procedure die door een afzonderlijke collectieve arbeidsovereenkomst vastgelegd zal worden.
Veiligheid en Leefmilieu
Art. 18.Een werkgroep zal, zonder noodzakelijke resultaatsverbintenis, de problematiek van de veiligheid en van het leefmilieu voor de kleine en middelgrote ondernemingen onderzoeken.
Stress - collectieve arbeidsovereenkomst nr. 72, van de Nationale Arbeidsraad
Art. 19.Overeenkomstig punt 9 van het voornoemd interprofessioneel akkoord, wijzen de ondertekenende partijen op de belangrijkheid van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 72 gesloten in de Nationale Arbeidsraad, voor het welzijn van de arbeiders en voor de goede werking van de onderneming. Zij sluiten zich aan bij de aanbeveling van voornoemde collectieve arbeidsovereenkomst nr. 72 om de in deze collectieve arbeidsovereenkomst naar voor gebrachte voorstellen in praktijk om te zetten en vestigen de aandacht op de positieve inbreng die de preventiediensten kunnen hebben.
Overgang naar de euro
Art. 20.De artikelen of onderdelen ervan die in de eerste rij en de eerste en vierde kolom van de volgende rij(en) van onderstaande tabel worden vermeld, hebben betrekking op deze collectieve arbeidsovereenkomst.
Voor de bedragen die in euro worden vermeld in de tweede kolom van de tabel gelden vanaf de dag van inwerkingtreding van deze collectieve arbeidsovereenkomst tot 31 december 2001 de bedragen die in Belgische frank worden vermeld in de derde kolom.
Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Overleg en sociale vrede
Art. 21.Met inachtneming van de sociale vrede en de procedures eigen aan de scheikundige nijverheid, erkennen de ondertekenende partijen namens hun mandaatgevers, dat zij voor de materies die deel uitmaken van deze collectieve arbeidsovereenkomst aan elkaars eisen zijn tegemoet gekomen.
Zij is gesloten te goeder trouw, en de ondertekenende partijen verbinden er zich toe om ze te doen toepassen, zowel naar de letter als naar de geest.
Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 2 april 2002.
De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX