gepubliceerd op 11 april 2002
Koninklijk besluit nr. 31 met betrekking tot de toepassingsmodaliteiten van de belasting over de toegevoegde waarde ten aanzien van de handelingen verricht door niet in België gevestigde belastingplichtigen
2 APRIL 2002. - Koninklijk besluit nr. 31 met betrekking tot de toepassingsmodaliteiten van de belasting over de toegevoegde waarde ten aanzien van de handelingen verricht door niet in België gevestigde belastingplichtigen
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op het Verdrag van 25 maart 1957 tot oprichting van de Europese Gemeenschap, goedgekeurd bij de wet van 2 december 1957, inzonderheid op artikel 93 (ex-artikel 99);
Gelet op de richtlijn 77/388/EEG van de Raad van 17 mei 1977 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen der Lid-Staten inzake omzetbelasting - Gemeenschappelijk stelsel van belasting over de toegevoegde waarde : uniforme grondslag, inzonderheid op artikel 10, § 2, op artikel 17, gewijzigd bij de richtlijn 91/680/EEG van 16 december 1991, bij de richtlijn 92/111/EEG van 14 december 1992 en bij de richtlijn 95/7/EG van 10 april 1995, op artikel 21, gewijzigd bij de richtlijn 91/680/EEG van 16 december 1991 en gewijzigd bij de richtlijn 92/111/EEG van 14 december 1992, bij de richtlijn 95/7/EG van 10 april 1995 en bij de richtlijn 1999/59/EG van 17 juni 1999, op artikel 22, gewijzigd bij de richtlijn 91/680/EEG van 16 december 1991 en gewijzigd bij de richtlijn 92/111/EEG van 14 december 1992 en bij de richtlijn 95/7/EG van 10 april 1995, op artikel 28quater, titel E, vervangen bij de richtlijn 92/111/EEG van 14 december 1992 en gewijzigd bij de richtlijn 95/7/EG van 10 april 1995, op artikel 28septies, ingevoegd bij de richtlijn 91/680/EEG van 16 december 1991 en gewijzigd bij de richtlijn 92/111/EEG van 14 december 1992 en bij de richtlijn 95/7/EG van 10 april 1995, op artikel 28octies, ingevoegd bij de richtlijn 91/680/EEG van 16 december 1991 en gewijzigd bij de richtlijn 92/111/EEG van 14 december 1992 en bij de richtlijn 95/7/EG van 10 april 1995 en op artikel 28nonies, ingevoegd bij de richtlijn 91/680/EEG van 16 december 1991 en gewijzigd bij de richtlijn 92/111/EEG van 14 december 1992 en bij de richtlijn 95/7/EG van 10 april 1995;
Gelet op de richtlijn 2000/65/EG van de Raad van 17 oktober 2000 tot wijziging van richtlijn 77/388/EEG met betrekking tot de bepaling van degene die tot voldoening van de belasting over de toegevoegde waarde gehouden is;
Gelet op het Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde, inzonderheid op artikel 54, gewijzigd bij de wet van 28 december 1992, en op artikel 55, vervangen bij de wet van 7 maart 2002;
Gelet op de wet van 7 maart tot wijziging van de artikelen 50, 51, 51bis, 53quater, 53quinquies, 53sexies, 55 en 61 van het Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde, inzonderheid op artikel 10;
Gelet op het koninklijk besluit nr. 31 van 29 december 1992 met betrekking tot de toepassingsmodaliteiten van de belasting over de toegevoegde waarde ten aanzien van de handelingen verricht door niet in België gevestigde belastingplichtigen, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 25 februari 1996 en 28 oktober 1996;
Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën uitgebracht op 14 november 2001;
Gelet op het akkoord van de Minister van Begroting gegeven op 20 november 2001;
Gelet op het verzoek om spoedbehandeling, gemotiveerd door het feit : - dat de richtlijn 2000/65/EG in werking is getreden op 21 oktober 2000; - dat artikel 2, paragraaf 1, eerste lid, van die richtlijn de Lid-Staten ertoe verplicht ten laatste op 1 januari 2002 aan deze richtlijn te voldoen; - dat genoemde richtlijn in de Belgische rechtsorde door de wet van 7 maart 2002 tot wijziging van de artikelen 50, 51, 51bis, 53quater, 53quinquies, 53sexies, 55 en 61 van het Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde hoofdzakelijk werd omgezet; - dat krachtens artikel 10 van de wet van 7 maart 2002 heeft bedoelde wet uitwerking op 1 januari 2002; - dat het overigens een absolute noodzaak is dat de regelgeving die onverwijld in uitvoering van genoemde wet van 7 maart 2002 dient ook te worden genomen, op 1 januari 2002; - dat de bepalingen van onderhavig besluit, dat juist is dit als voorwerp heeft, bijgevolg vereisen om op 1 januari 2002 uitwerking te hebben; - dat dit besluit dus dringend moet genomen worden;
Gelet op de adviezen nr. 32.604/4 en nr. 33.177/4 van de Raad van State gegeven, respectievelijk op 29 november 2001 en op 20 maart 2002, met toepassing van artikel 84, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Op de voordracht van Onze Minister van Financiën, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.§ 1. Vooraleer in België : - goederen te leveren of diensten te verstrekken, andere dan die waarvoor overeenkomstig artikel 51, § 2, 1°, 2°, en 5°, van het Wetboek de belasting verschuldigd is door de medecontractant, - goederen in te voeren, een intracommunautaire verwerving van goederen te verrichten of een handeling te stellen waarvoor hij schuldenaar is van de BTW krachtens artikel 51, § 2, 3° en 4°, van het Wetboek, - een handeling te verrichten van plaatsing van goederen onder een andere regeling van entrepot dan douane-entrepot die niet aan de belasting is onderworpen, a) moet de niet in de Gemeenschap gevestigde belastingplichtige een aansprakelijke vertegenwoordiger laten erkennen overeenkomstig de bepalingen van dit besluit, tenzij hij ervan ontslagen is bij toepassing van artikel 55, § 1, tweede lid, van het Wetboek;b) kan de niet in België gevestigde belastingplichtige, die gevestigd is in de Gemeenschap, een aansprakelijke vertegenwoordiger laten erkennen overeenkomstig de bepalingen van dit besluit. Ingeval men wordt ontheven van de erkenning van een aansprakelijke vertegenwoordiger, wordt geen enkel BTW-identificatienummer toegekend aan de in a) bedoelde belastingplichtige. § 2. Om de erkenning van een aansprakelijke vertegenwoordiger te verkrijgen richt de niet in België gevestigde belastingplichtige aan het Centraal BTW-kantoor voor buitenlandse belastingplichtigen een verzoek waarin hij de volledige identiteit vermeldt van de aansprakelijke vertegenwoordiger die hij de administratie ter erkenning voorstelt.
Het verzoek moet worden ingediend op een formulier dat bij het voornoemd kantoor ter beschikking wordt gesteld van de betrokkenen en waarvan het model door of namens de Minister van Financiën wordt bepaald.
Dit verzoek vergezelt de aangifte van aanvang van werkzaamheid voorgeschreven door artikel 53, eerste lid, 1°, van het Wetboek, tenminste indien de niet in België gevestigde belastingplichtige niet reeds voor BTW-doeleinden zou zijn geïdentificeerd hier te lande.
Het Centraal BTW-kantoor voor buitenlandse belastingplichtigen geeft de niet in België gevestigde belastingplichtige en de aansprakelijke vertegenwoordiger kennis van de erkenning. Tegelijkertijd, in de mate waarin de belastingplichtige niet reeds voor BTW-doeleinden is geïdentificeerd in België, deelt het Centraal kantoor hem, evenals aan zijn aansprakelijke vertegenwoordiger, ook het identificatienummer voor de belasting over de toegevoegde waarde mee dat hem is toegekend. § 3. Wanneer een niet in België gevestigde belastingplichtige, aan wie een BTW-identificatienummer werd toegekend, de erkenning van zijn aansprakelijke vertegenwoordiger wil schrappen doch zijn werkzaamheid hier te lande voortzet, of zijn aansprakelijke vertegenwoordiger wil vervangen door een andere, dient hij hiervan aangifte te doen bij het Centraal BTW-kantoor voor buitenlandse belastingplichtigen.
De verantwoordelijkheid van de aansprakelijke vertegenwoordiger waarvan de erkenning is afgeschaft, of die wordt vervangen, is onder deze omstandigheden beperkt tot de handelingen verricht door de niet in België gevestigde belastingplichtige tot de datum van aanvaarding door de administratie van het verzoek dat het voorwerp uitmaakt van deze aangifte.
Art. 2.§ 1. De niet in België gevestigde belastingplichtige die er niet voor BTW-doeleinden is geïdentificeerd overeenkomstig artikel 50, § 1, 3° van het Wetboek kan, wanneer hij uitsluitend hier te lande hiernavermelde handelingen verricht en onder de voorwaarden en modaliteiten bepaald in het huidig besluit, vertegenwoordigd worden door een persoon die door of vanwege de Minister van Financiën vooraf erkend is : 1° wanneer hij schuldenaar is van de belasting ingevolge invoeren van goederen in België die niet geplaatst zijn onder een andere regeling van entrepot dan douane-entrepot, in de mate waarin de invoer is geschied met het oog op een volgende levering van dezelfde goederen;2° wanneer hij schuldenaar is van de belasting ingevolge handelingen bedoeld in artikel 39quater, § 1, 1° en 3°, van het Wetboek, of wanneer hij een handeling verricht van plaatsing van goederen onder een andere regeling van entrepot dan douane-entrepot die niet aan de belasting is onderworpen;3° wanneer hij de goederen onttrekt aan een andere regeling van entrepot dan douane-entrepot, bedoeld in artikel 39quater van het Wetboek;4° wanneer hij een intracommunautaire verwerving van goederen of een krachtens artikel 25quater, § 1, van het Wetboek daarmee gelijkgestelde handeling verricht en die goederen niet geplaatst zijn onder een andere regeling van entrepot dan douane-entrepot, in de mate waarin de intracommunautaire verwerving van goederen of de daarmee gelijkgestelde handeling is geschied met het oog op een volgende levering van dezelfde goederen vrijgesteld bij artikel 39, § 1, 1° en 2°, van het Wetboek;5° wanneer hij een intracommunautaire verwerving van goederen of een krachtens artikel 25quater, § 1, van het Wetboek daarmee gelijkgestelde handeling verricht en die goederen niet geplaatst zijn onder een andere regeling van entrepot dan douane-entrepot, met uitzondering van elke andere handeling onderworpen aan de belasting in België.Door of namens de Minister van Financiën kan worden afgeweken van deze uitzondering in de gevallen en volgens de regels die hij bepaalt.
Door of vanwege de Minister van Financiën kan de erkenning beperkt worden tot de categorieën van personen die hij bepaalt. § 2. De persoon die een erkenning wil verkrijgen om niet in België gevestigde belastingplichtigen te vertegenwoordigen die uitsluitend in § 1 bedoelde handelingen verrichten, richt een verzoek aan het Centraal BTW-kantoor voor buitenlandse belastingplichtigen.
Bij de erkenning van deze persoon, kent het Centraal BTW-kantoor voor buitenlandse belastingplichtigen twee globale BTW-identificatienummers toe die verschillen naargelang die handelingen bedoeld zijn, hetzij in 1°, hetzij in 2° tot 5°, van die paragraaf. Het Centraal BTW-kantoor voor buitenlandse belastingplichtigen stelt de erkende persoon hiervan in kennis.
Door of vanwege de Minister van Financiën worden de gebruiksvoorwaarden van de nummers bedoeld in het voorgaande lid bepaald. § 3. De vooraf erkende persoon bedoeld in § 1, eerste lid, wordt in de plaats gesteld van zijn lastgever ten aanzien van alle rechten die aan laatstgenoemde zijn verleend of van alle verplichtingen die hem zijn opgelegd door of ter uitvoering van dit Wetboek voor de handelingen die hij verricht of die hem hier te lande worden verstrekt onder het globale BTW-identificatienummer.
Art. 3.De aansprakelijke vertegenwoordiger bedoeld in artikel 1 of de vooraf erkende persoon bedoeld in artikel 2 moet bekwaam zijn om contracten aan te gaan, in België gevestigd zijn, voldoende solvabel zijn om de door het Wetboek of ter uitvoering ervan aan belastingplichtigen opgelegde verplichtingen na te komen en aanvaarden de belastingplichtige te vertegenwoordigen.
Door of vanwege de Minister van Financiën wordt de solvabiliteit van de aansprakelijke vertegenwoordiger of van de vooraf erkende persoon beoordeeld rekening houdend met hun verplichtingen.
Indien de aansprakelijke vertegenwoordiger of de vooraf erkende persoon niet voldoende solvabel is, wordt een zekerheid gevraagd tot waarborg van de invordering van al wat opeisbaar zou kunnen worden aan belasting, geldboeten, interesten en kosten ten laste van de vertegenwoordigde belastingplichtige(n). Ze wordt periodiek herzien rekening houdend met de verplichtingen van de aansprakelijke vertegenwoordiger of de vooraf erkende persoon.
Het bedrag van de zekerheid wordt vastgesteld op ten hoogste een vierde van de belasting die door de niet in België gevestigde belastingplichtige verschuldigd is over een periode van twaalf kalendermaanden. In het geval van vertegenwoordiging onder een globaal nummer door een vooraf erkende persoon, wordt de zekerheid vastgesteld op ten hoogste tien pct. van de verschuldigde belasting voor het geheel van de vertegenwoordigde belastingplichtigen.
Wanneer een vooraf erkende persoon beschikt over twee globale nummers, zal het bedrag van de zekerheid worden bepaald in functie van het geheel van de verrichte handelingen onder de twee nummers en zal het zonder onderscheid, geheel of gedeeltelijk, kunnen worden gebruikt om de invordering van de verschuldigde sommen te verzekeren voor de handelingen verricht onder het een of het andere van deze twee nummers.
De zekerheid kan bestaan uit een hypotheek in eerste rang op in België gelegen onroerende goederen, een borgtocht in speciën, een borgtocht in effecten of een persoonlijke borgstelling van een verzekeringsonderneming of van een bank of private spaarkas die hun activiteiten in België uitoefenen.
Art. 4.§ 1. De niet in België gevestigde belastingplichtige stuurt de voor zijn medecontractant bestemde factuur naar zijn aansprakelijke vertegenwoordiger of naar de vooraf erkende persoon die hij vertegenwoordigt zonder het bedrag van de verschuldigde belasting erop te vermelden. § 2. De aansprakelijke vertegenwoordiger of de vooraf erkende persoon stelt in die hoedanigheid een stuk in tweevoud op, waarin de bij artikel 5, § 1, van het koninklijk besluit nr. 1 met betrekking tot de regeling voor de voldoening van de belasting over de toegevoegde waarde bedoelde vermeldingen voorkomen. Hij stuurt het origineel van dat stuk naar de medecontractant van de niet in België gevestigde belastingplichtige na de factuur welke die belastingplichtige voor zijn medecontractant heeft bestemd eraan gehecht te hebben. Hij bewaart het dubbel van dat stuk.
Het stuk bedoeld in het voorgaande lid dient te worden beschouwd als noodzakelijk deel uitmakend van de factuur die wordt uitgereikt door de niet in België gevestigde belastingplichtige. § 3. Door of vanwege de Minister van Financiën kan in de gevallen die hij aanwijst en onder de voorwaarden die hij bepaalt de aansprakelijke vertegenwoordiger van de niet in België gevestigde belastingplichtige worden toegestaan het in § 2 bedoelde stuk niet op te stellen.
Art. 5.§ 1. Wanneer de niet in België gevestigde belastingplichtige niet wordt vertegenwoordigd door een aansprakelijke vertegenwoordiger of een vooraf erkende persoon voor handelingen waarvoor hij overeenkomstig artikel 51, § 1, 1°, van het Wetboek schuldenaar is van de belasting, of niet voor de BTW geïdentificeerd is, voldoet zijn medecontractant de belasting die verschuldigd is over de aan hem verrichte leveringen van goederen en de aan hem verstrekte diensten op de volgende wijze : 1° wanneer hij een belastingplichtige is die gehouden is een in artikel 53, eerste lid, 3°, van het Wetboek bedoelde aangifte in te dienen, door ze op te nemen in het bedrag van de verschuldigde belasting dat wordt vermeld in de aangifte met betrekking tot het tijdvak waarin de belasting opeisbaar is geworden;2° wanneer hij een persoon is die gehouden is de in artikel 53ter, 1°, van het Wetboek bedoelde aangifte in te dienen, door ze op te nemen in het bedrag van de verschuldigde belasting dat wordt vermeld in de aangifte met betrekking tot het tijdvak waarin de belasting opeisbaar is;3° wanneer hij een andere persoon is, door middel van een storting of overschrijving op een postrekening aangeduid door of vanwege de Minister van Financiën. Door of vanwege de Minister van Financiën kunnen, in voorkomend geval, andere wijzen van betaling van de belasting worden bepaald. § 2. De in § 1 bedoelde medecontractant voldoet de belasting op basis van de ontvangen factuur of, bij ontstentenis, op een stuk dat hij daarvoor opmaakt.
Het in het eerste lid bedoelde stuk moet de datum waarop het is opgesteld bevatten, een verwijzing naar de inschrijving in de boekhouding van de medecontractant, de vermeldingen bedoeld in artikel 9, § 2, 1°, 2°, 4° en 5°, van het koninklijk besluit nr. 1 met betrekking tot de regeling voor de voldoening van de belasting over de toegevoegde waarde, evenals de datum van de levering van de goederen of van de voltooiing van de dienst en, in de in artikel 1, § 1, 2°, van hetzelfde koninklijk besluit bedoelde gevallen, de datum waarop de belasting opeisbaar wordt, of, indien de datum niet nauwkeurig kan worden bepaald, het tijdvak waarin de handeling is verricht. § 3. Wanneer de persoon voor de in § 1, eerste lid, 2°, bedoelde voldoening de in artikel 53ter van het Wetboek bedoelde aangifte een eerste maal moet indienen en hij nog niet voor de belasting over de toegevoegde waarde is geïdentificeerd bij toepassing van artikel 50 van het Wetboek, dient hij zich vooraf kenbaar te maken bij het controlekantoor van de belasting over de toegevoegde waarde dat bevoegd is voor de plaats waar hij gevestigd is.
De persoon bedoeld in § 1, eerste lid, 3°, is eveneens gehouden zich vóór elke storting of overschrijving kenbaar te maken bij het controlekantoor van de BTW dat bevoegd is voor de plaats waar hij gevestigd is.
Art. 6.§ 1. De niet in België gevestigde belastingplichtige die in België niet voor BTW-doeleinden is geïdentificeerd, kan teruggaaf verkrijgen van de belasting die geheven is van de hem geleverde goederen, van de hem verstrekte diensten en van de door hem verrichte invoeren hier te lande, mits een aanvraag tot teruggaaf wordt ingediend bij het hoofd van het Centraal BTW-kantoor voor buitenlandse belastingplichtigen. Nochtans kan hij geen teruggaaf krijgen van de belasting die geheven is van de handelingen die hij heeft verricht of die hem werden verstrekt hier te lande onder het globale BTW-identificatienummer dat overeenkomstig artikel 50, § 2, van het Wetboek, werd toegekend aan een vooraf erkende persoon bedoeld in artikel 3, § 1. § 2. De aanvraag moet bij de in § 1 bedoelde ambtenaar toekomen, in drie exemplaren, vóór het verstrijken van het derde kalenderjaar volgend op dat waarin de oorzaak van de teruggaaf zich heeft voorgedaan.
De vorm van de aanvraag tot teruggaaf, de over te leggen stukken en de modaliteiten van de teruggaaf worden door of vanwege de Minister van Financiën bepaald. § 3. De teruggaaf geschiedt hetzij door overschrijving op de in België of in het buitenland geopende postrekening op naam van de rechthebbende op teruggaaf, hetzij door overmaking op de rekening geopend op zijn naam bij een bank, instelling of onderneming bedoeld in artikel 12, § 1, eerste lid, van het koninklijk besluit nr. 4 met betrekking tot de teruggaven inzake belasting over de toegevoegde waarde, of bij een bank in het buitenland.
De teruggaaf die niet kan worden uitgevoerd op de in het eerste lid beschreven wijze, geschiedt door middel van een postassignatie gesteld op naam van de rechthebbende op teruggaaf. § 4. Op de aanvraag tot teruggaaf wordt niet ingegaan indien zij betrekking heeft op een bedrag van minder dan 25 EUR.
Art. 7.Dit besluit vervangt het koninklijk besluit nr. 31 van 29 december 1992 met betrekking tot de toepassingsmodaliteiten van de belasting over de toegevoegde waarde ten aanzien van de handelingen verricht door in het buitenland gevestigde belastingplichtigen.
Art. 8.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2002.
Art. 9.Onze Minister van Financiën is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Nice, 2 april 2002.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Financiën, D. REYNDERS _______ Nota Koninklijk besluit nr. 31 met betrekking tot de toepassingsmodaliteiten van de belasting over de toegevoegde waarde ten aanzien van de handelingen verricht door niet in België gevestigde belastingplichtigen (1) (1) Verwijzingen naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 3 juli 1969, Belgisch Staatsblad van 17 juli 1969. Wet van 28 december 1992, Belgisch Staatsblad van 31 december 1992, 1ste editie.
Wet van 7 maart 2002, Belgisch Staatsblad van 13 maart 2002, 3e editie.
Koninklijk besluit van 29 december 1992, Belgisch Staatsblad van 31 december 1992, 4e editie.
Koninklijk besluit van 25 februari 1996, Belgisch Staatsblad van 5 maart 1996.
Koninklijk besluit van 28 oktober 1996, Belgisch Staatsblad van 29 november 1996.