Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 20 juli 2000
gepubliceerd op 30 augustus 2000

Koninklijk besluit houdende uitvoering van de wet van 26 juni 2000 betreffende de invoering van de euro in de wetgeving die betrekking heeft op aangelegenheden als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet voor aangelegenheden die ressorteren onder het Ministerie van Economische Zaken

bron
ministerie van economische zaken
numac
2000003473
pub.
30/08/2000
prom.
20/07/2000
ELI
eli/besluit/2000/07/20/2000003473/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

20 JULI 2000. - Koninklijk besluit houdende uitvoering van de wet van 26 juni 2000 betreffende de invoering van de euro in de wetgeving die betrekking heeft op aangelegenheden als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet voor aangelegenheden die ressorteren onder het Ministerie van Economische Zaken


VERSLAG AAN DE KONING, Sire, Dit besluit waarvan wij de eer hebben het voor te leggen aan uw handtekening is genomen ter uitvoering van de wet van 26 juni 2000 betreffende de invoering van de euro in de wetgeving die betrekking heeft op aangelegenheden als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet en heeft tot doel bepaalde problemen, verbonden aan de omzetting van geldbedragen, op te lossen die opduiken in de wet van 28 maart 1984 op de uitvindingoctrooien, in de wet van 12 juni 1991 op het consumentenkrediet, in de wet van 14 juli 1991 betreffende de handelspraktijken en de voorlichting en de bescherming van de consument, en van die tot bescherming van de economische mededinging, gecoördineerd op 1 juli 1999.

De Raad van State heeft op 11 juli 2000 zijn advies gegeven over dit besluit.

Behalve de motivatie van hoogdringendheid en de nummering van de artikels, werd geen enkele opmerking weerhouden.

In feite gaan deze opmerkingen over punten, die het onderwerp uitmaken van een gecoördineerd akkoord tussen alle federale departementen.

De Raad van State is van oordeel dat het gebruik van enkelvoudige tweetalige tabellen ongepast is, wat een systeem met tweevoudige tabellen zou opleggen, een tabel in het Nederlands en een zelfde in het Frans. De wet van 31 mei 1961 betreffende het gebruik der talen in wetgevingszaken, het opmaken, bekendmaken en inwerkingtreden van wetten en verordeningen legt zulke verplichting niet op. De wetten op het gebruik der talen in bestuurszaken, gecoördineerd bij het koninklijk besluit van 18 juli 1966 doet dat evenmin. Een lay-out van de bepalingen met een enkele tweetalige tabel is trouwens bijzonder goed leesbaar. Met name in de bepalingen zelf van de wetten en besluiten betreffende de organieke personeelsformaties van de magistraten en het personeel van hoven en rechtbanken en de begrotingswetten worden enkelvoudige tweetalige tabellen gebruikt. Het komt derhalve redelijk voor dat de Regering een gebruik in praktijk brengt dat de Wetgevende Macht en de Uitvoerende Macht reeds vele jaren toepassen.

Artikel 1.Het bedrag van 5000 frank is het maximum bedrag van de vergoeding die de Dienst voor de industriële Eigendom (Dienst PIIE) mag vragen voor zijn bijzondere prestaties in zaken van octrooien.

Dergelijke prestaties en de daarbijhorende bedragen moeten in een koninklijk besluit worden opgegeven.

Momenteel worden voornamelijk de producten van de Sectie Octrooiinformatie/ Documentatie (octrooikopieën, onderzoeksresultaten, . .) als bijzondere prestaties in zaken van octrooien beschouwd. Deze producten hebben reglementaire eenheidsprijzen die doorgaans in veelvoud aan de klanten (particulieren, ondernemingen, universiteiten, enz . ) van de Sectie Octrooiinformatie/-documentatie werden gefactureerd en afzonderlijk geboekt door de Afdeling Boekhouding van de Dienst PIIE. Voor een overzichtelijke facturatie en boeking van dergelijke vergoedingen zijn transparante omzettingen van de reglementaire eenheidsprijzen (inclusief het daaraan gestelde maximum) essentieel.

Art. 2.In het artikel 3, § 1, 4°, van de wet van 12 juni 1991 op het consumentenkrediet, wordt het bedrag van 50.000 frank omgezet naar 1.250 euro; het betreft een afronding van transparantie zoals voorgesteld in de Krachtlijnen van juli 1997 voor de definitieve fase van de overgang van de overheidsbesturen naar de euro, om een bedrag afgerond in euro te bekomen; dit transparante bedrag in euro werd goedgekeurd door de Koninklijke Beroepsvereniging van het Krediet en de Belgische Vereniging van de Banken.

In het artikel 3, § 2, 1° en 2°, worden de bedragen van 8.600 frank en 860.000 frank omgezet naar respectievelijk 200 euro en 20.000 euro.

Het betreft bedragen opgenomen in de Richtlijn 87/102/EEG betreffende de harmonisatie van de wettelijke, reglementaire en bestuursrechtelijke bepalingen der Lid-Staten inzake het consumentenkrediet.

Art. 3.Het in artikel 45 van de wet van 14 juli 1991 betreffende de handelspraktijken en de voorlichting en bescherming van de consument (hierna genoemd W.H.P.C.) vermeld bedrag van 1000 frank wordt tot 25 euro gebracht, dit bij toepassing van het artikel 6, 6° van de wet van 26 juni 2000 betreffende de invoering van de euro in de wetgeving die betrekking heeft op aangelegenheden als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.

Het in artikel 81, § 5, vierde lid van de W.H.P.C. vermelde bedrag van 6000 frank wordt omgevormd tot een bedrag van 150 euro. Dit bedrag werd vastgesteld in overeenstemming met de Aanbeveling 97/489/EG van de Commissie van 30 juli 1997 betreffende transacties die met een elektronisch betaalinstrument worden verricht, in het bijzonder inzake de betrekking tussen uitgever en houder (Publ.bl. E.G. van 2 augustus 1997, nr. L 208/52).

In artikel 86, § 1, 3°, van de W.H.P.C. komt een bedrag voor van 8.600 frank. Dit bedrag wordt op 200 euro gebracht, rekening houdend met het bedrag van 200 ecu dat bepaald werd in artikel 2, 1.g) van de Richtlijn 87/102/EEG van de Raad van 22 december 1986 betreffende de harmonisatie van de wettelijke, reglementaire en bestuursrechtelijke bepalingen der Lidstaten inzake het consumentenkrediet (Publ.bl. E.G., L 042 van 12 februari 1987). Ingevolge artikel 6, 6° van de wet van 26 juni 2000 betreffende de invoering van de euro in de wetgeving die betrekking heeft op aangelegenheden zoals bepaald in artikel 78 van de Grondwet, dienen de bedragen in Belgische frank die voorkomen in de wetten aangenomen ter uitvoering van Europese richtlijnen waar bedragen in ecu vermeld staan, te worden aangepast aan de koers van één euro voor één ecu.

In artikel 87, f) van de W.H.P.C. wordt de verkoopsom van 2.000 frank vermeld. In uitvoering van de regels voor de omzetting van bedragen in euro met het oog op een betere transparantie wordt dit bedrag op 50 euro gebracht.

Art. 4.Het in artikel 36 van de wet tot bescherming van de economische mededinging, gecoördineerd op 1 juli 1999, uitgedrukte bedrag in frank betreft het maximum bedrag dat de Raad voor de Mededinging bij beslissing aan de ondernemingen in de vorm van een dwangsom kan opleggen. Om de lezing en het gebruik van dit bedrag te vergemakkelijken, is het aangewezen dit bedrag uit te drukken in euro door gebruik te maken van een doorzichtige afronding.

Wij hebben de eer te zijn, Sire, Van Uwe Majesteit, de zeer eerbiedige en de zeer getrouwe dienaren, De Minister van Begroting, J. VANDE LANOTTE De Minister van Consumentenzaken, Mevr. M. AELVOET De Minister van Middenstand, J. GABRIELS De Minister van Justitie, M. VERWILGHEN De Minister van Economie, Ch. PICQUE

ADVIES VAN DE RAAD VAN STATE De Raad van State, afdeling wetgeving, eerste kamer, op 5 juli 2000 door de Minister van Financiën verzocht hem, binnen een termijn van ten hoogste drie dagen, van advies te dienen over een ontwerp van koninklijk besluit "houdende invoering van de wet van 26 juni 2000 betreffende de invoering van de euro in de wetgeving die betrekking heeft op aangelegenheden als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet voor aangelegenheden die ressorteren onder het Ministerie van Economische Zaken", heeft op 11 juli 2000 het volgende advies gegeven : Volgens artikel 84, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State moeten in de adviesaanvraag de redenen worden opgegeven tot staving van het spoedeisend karakter ervan.

In het onderhavige geval wordt het spoedeisend karakter als volgt gemotiveerd : In tegenstelling tot wat de datum van de inwerkingtreding van de nieuwe bepalingen zou kunnen doen vermoeden (in regel 1 januari 2001, hetzij binnen 18 maanden), is de uitvaardiging en de publicatie van de teksten bijzonder dringend; het is van het hoogste belag dat deze teksten snel officieel worden meegedeeld en de limietdatum hierboor dient te worden vastgesteld op 1 augustus 2000.

De dringende termijn van drie dagen moet mogelijk maken dat de koninklijke besluiten in de eerste heft van juli ondertekend worden.

De strikte eerbeidiging van deze termijn heeft, wat betreft de koninklijk besluiten die in hoofde van de wetten betreffende de invoering van de euro worden genomen, het voordeel dat het Parlement in staat wordt gesteld om de controle uit te oefenen die in het kader van de toekenning van de machtsdelegatie werd overeengekomen.

Er moet ook voor ogen worden gehouden dat het belangrijk is dat de bepalingen op gegroepeerde wijze worden uitgevaardigd. Dit ter verzekering van een eenvormige behandeling die enerzijds een budgettaire en administratieve controle toelaat en anderzijds het Parlement in staat stelt de uitwerking van de bepalingen in goede voorwaarden op te volgen.

Wat de overheidsbesturen betreft laat de eerbiediging van de limietdatum van 1 augustus 2000 nog een termijn van 250 werkdagen.

Deze termijn in strikt noodzakelijk om de voorbereidende werkzaamheden op het gebied van de regelgeving tot een goed einde te bregen (er moeten nog een aantal ministeriële besluiten worden gewijzigd en vervolgens moeten ook tal van formulieren opnieuw worden gedrukt).

Hetzelfde geldt voor de informatica waar de eindtesten voorzien zijn voor julie 2001. Rekening gehouden met deze zeer strakke planning is elke vertraging nadelig voor het goede verloop van de werkzaamheden en de budgettaire kostprijs ervan. In geen geval kan overwogen worden deze testen uit te stellen zonder het risico te lopen alle controle over het goede verloop van de overschakeling door de overheidsbesturen te verliezen.

De voor de goedkeuring van de teksten voorzienen limietdatum mag niet worden verschoven. Opdat alle door hen door te voeren aanpassingen in goede voorwaarden zouden gebeuren hebben de informaticadiensten geëist dat alle functionele beslissingen vóór 31 december 1999 zouden genomen worden. Deze diensten zijn reeds in grote mate overgegaan tot de decimalisering die wordt toegestaan door de wet betreffende de decimalisering en zijn dus met de functionele aanpassingen van hun programma's kunnen beginnen. Ze moeten echter nog op korte termijn kunnen beschikken over de bepalingen ter wijziging van wetten en besluiten om een veelheid van bedragen aan te passen. Het strakke tijdschema vereist bovendien dat deze aanpassingen gebeuren op basis van officiële en definitieve beslissingen.

Zo voorziet de planning van de administratie van Financiën dat de informaticadiensten ten laatste in augustus eerstkomend over de nieuwe bedragen moeten kunnen beschikken om de gewenste aanpassingen tegen 1 juni 2001 te kunnen realiseren. Deze fase berust zelf op een voorafgaande aaneenschakeling van andere onontbeerlijke fasen, onder meet op een precieze diagnose van de uit te voeren werkzaamheden en de te besteden middelen.

Anderzijds mag niet uit het oog worden verloren dat de voorziene bepalingen enkel aanspassing van wetten en koninklijk besluiten inhouden. Dit betekend dus dat deze moeten worden gevolgd door een aanpassing van de ministeriële besluiten. dit zou vóór eind 2000 moeten gebeuren.

Na deze aanpassingen van de regelgeving zullen zoals vermed in 2001 de aanpassingen van de formulieren en de informatiedocumenten volgen.

Ook de ondernemingen en hun professionele tussenpersonen (sociale secretariaten, boekhouders, administratiekantoren, fiscale dienstverleners enz.) dienen zonder verwijk te kunnen beschikken over betrouwbare gegevens om het kennis van zaken hun programma's aan de euro aan te passen. Het is bijzonder wenselijk dat hun overgang in belangrijke mate per 1 januari 2001 gebeurt, zoniet zal de grote massa van ondernemingen haar eingen overgang uitstellen tot 1 januari 2002.

Dit zou zeer ongunstig zijn voor het beheer van de ondernemingen en daardoor ook voor de overgang van alle economische sectoren.

Naarmate de vervaldag steeds dichter bij komt (op 1 juli 2000 nog 125 werkdagen riskeren de ondernemingen die niet over de nodige informatie beschikken bij gebrek aan voldoende manoeuvreerruimte hun beslissing om de euro over te stappen uit te stellen.

Elke vertraging bij de ondertekening van deze besluiten heeft dus voor de ondernemingen een negatieve weerslag en verder uitstel van de publicatie van de besluiten kan vele projecten in gevaar brengen;

Gelet op de korte termijn die hem voor het geven van zijn advies wordt toegemeten en op het uitzonderlijk groot aantal adviesaanvragen waarvoor tegelijkertijd om spoedbehandeling wordt gevraagd, beperkt de Raad van State, afdeling wetgeving, zich tot het maken van de volgende opmerkingen.

Onderzoek van de tekst Aanhef 1. In het zesde lid van de aanhef kan de rechtsgrond van het ontwerp nader worden gespecifieerd door te verwijzen naar artikel 6 van de wet van 26 juni 2000 betreffende de invoering van de euro in de wetgeving die betrekking heeft op aangelegenheden zoals bepaald in artikel 78 van de Grondwet. Dat lid kan overigens beter als een eerste lid worden opgenomen aangezien in de aanhef van een reglementair besluit eerst naar de rechtsgrond van dat besluit dient te worden verwezen en pas daarna, in voorkomend geval, naar de regelingen die door dat besluit worden gewijzigd of opgeheven. 2. Het is een regel van goede wetgevingstechniek om in de leden van de aanhef waarin de normen worden vermeld die door het ontwerp worden gewijzigd, ook te refereren aan de artikelen van die normen die worden gewijzigd.In dat geval dienen enkel de nog geldende wijzigingen die de betrokken artikelen hebben ondergaan, te worden vermeld.

In beginsel dienen overigens alle nog geldende wijzigingen die de te wijzigen bepalingen hebben ondergaan, te worden vermeld, onder opgave van de aard en de datum van de wijzigende teksten. Van dat voorschrift mag slechts worden afgeweken wanneer de opsomming van de wijzigende teksten buitenmatig lang zou zijn.

Het eerste, tweede en derde lid van de aanhef (die respectievelijk het tweede, het derde en het vierde lid worden) dienen, gelet op dit voorschrift, te worden aangepast. 3. Het is niet noodzakelijk te verwijzen naar de in het vierde lid van de aanhef vermelde verordeningen, die uiteraard niet strekken tot rechtsgrond van het ontworpen besluit.4. Het achtste lid van de aanhef (dat het zevende lid wordt) moet worden aangevuld met een vermelding van de datum waarop het akkoord, waarnaar in dat lid wordt verwezen, is gegeven.5. Wanneer de Raad van State, afdeling wetgeving, om advies wordt gevraagd, op grond van artikel 84, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State, dient in de aanhef niet te worden gerefereerd aan een beslissing van de Ministerraad terzake, die overigens wettelijk niet is vereist. Het negende lid van de aanhef dient derhalve te vervallen. 6. Krachtens het bepaalde in artikel 84, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State, dient de motivering van het spoedeisend karakter die in de adviesaanvraag voorkomt, volledig en letterlijk te worden overgenomen in de aanhef van het ontworpen besluit, wat te dezen niet het geval is. Het tiende lid van de aanhef (dat het achtste lid wordt) dient derhalve, gelet op dit voorschrift, te worden aangepast.

Bepalend gedeelte 1. In de artikelen 1 tot 4 van het ontwerp worden, voor ieder van de te wijzigen wetten, de omzettingen van in frank uitgedrukte bedragen naar in euro uitgedrukte bedragen, in een tabel opgenomen.Daarbij wordt slechts één enkele tabel vastgesteld die tegelijk voor de Nederlandse en voor de Franse tekst moet gelden. Die werkwijze kan om wetgevingstechnische redenen niet worden aanvaard. Overeenkomstig de terzake geldende formeel legistieke voorschriften dienen de Nederlandse en de Franse tekst van de bedoelde wetsbepalingen immers ieder een eigen tabel te omvatten.

De tabellen opgenomen in de artikelen 1 tot 4 moeten dan ook in die zin worden aangepast. 2. Men schrijve telkens "euro" in plaats van "EUR". De kamer was samengesteld uit : De heren : A. Beirlaen, kamervoorzitter;

M. Van Damme en J. Smets, kamervoorzitter, staatsraad;

G. Schrans en A. Spruyt, assessoren van de afdeling wetgeving;

Mevr. A. Beckers, griffier.

De overeenstemming tussen de Nederlandse en de Franse tekst werd nagezien onder toezicht van de heer M. Van Damme.

Het verslag werd uitgebracht door de heer P. Depuydt, eerste auditeur.

De nota van het Coördinatiebureau werd opgesteld en toegelicht door de H. E. Vanherck, referendaris.

De griffier, De voorzitter, A. Beckers. A. Beirlaen.

20 JULI 2000. - {dt}Koninklijk besluit{edt} houdende uitvoering van de wet van 26 juni 2000 betreffende de invoering van de euro in de wetgeving die betrekking heeft op aangelegenheden als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet voor aangelegenheden die ressorteren onder het Ministerie van Economische Zaken ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 28 maart 1984 op de uitvindingsoctrooien, laatst gewijzigd door de wet van 28 januari 1997;

Gelet op de wet van 12 juni 1991 op het consumentenkrediet, laatst gewijzigd door de wet van 11 april 1999;

Gelet op de wet van 14 juli 1991 betreffende de handelspraktijken en de voorlichting en bescherming van de consument, laatst gewijzigd door de wet van 25 mei 1999;

Gelet op de verordeningen (EG) nr. 1103/97 van de Raad van 17 juni 1997 over enkele bepalingen betreffende de invoering van de euro en nr. 974/98 van de Raad van 3 mei 1998 over de invoering van de euro;

Gelet op de wet tot bescherming van de economische mededinging, gecoördineerd op 1 juli 1999;

Gelet op de wet van 26 juni 2000 betreffende de invoering van de euro in de wetgeving die betrekking heeft op aangelegenheden als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 6 juni 2000;

Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Begroting van 29 juni 2000;

Gelet op het verzoek om spoedbehandeling, gemotiveerd door de volgende omstandigheden : In tegenstelling tot wat de datum van de inwerkingtreding van de nieuwe bepalingen zou kunnen doen vermoeden (in regel 1 januari 2002, hetzij binnen 18 maanden), is de uitvaardiging en de publicatie van de teksten bijzonder dringend; het is van het hoogste belang dat deze teksten snel officieel worden meegedeeld en de limietdatum hiervoor dient te worden vastgesteld op 1 augustus 2000.

De dringende termijn van drie dagen moet mogelijk maken dat de koninklijke besluiten in de eerste helft van juli ondertekend worden.

De strikte eerbiediging van deze termijn heeft, wat betreft de koninklijke besluiten die in hoofde van de wetten betreffende de invoering van de euro worden genomen, het voordeel dat het Parlement in staat wordt gesteld om de controle uit te oefenen die in het kader van de toekenning van de machtsdelegatie werd overeengekomen.

Er moet ook voor ogen worden gehouden dat het belangrijk is dat de bepalingen op gegroepeerde wijze worden uitgevaardigd. Dit ter verzekering van een eenvormige behandeling die enerzijds een budgettaire en administratieve controle toelaat en anderzijds het Parlement in staat stelt de uitwerking van de bepalingen in goede voorwaarden op te volgen.

Wat de overheidsbesturen betreft laat de eerbiediging van de limietdatum van 1 augustus 2000 nog een termijn van 250 werkdagen.

Deze termijn is strikt noodzakelijk om de voorbereidende werkzaamheden op het gebied van de regelgeving tot een goed einde te brengen (er moeten nog een aantal ministeriële besluiten worden gewijzigd en vervolgens moeten ook tal van formulieren opnieuw worden gedrukt).

Hetzelfde geldt voor de informatica waar de eindtesten voorzien zijn voor juli 2001. Rekening gehouden met deze zeer strakke planning is elke vertraging nadelig voor het goede verloop van de werkzaamheden en de budgettaire kostprijs ervan.

In geen geval kan overwogen worden deze testen uit te stellen zonder het risico te lopen alle controle over het goede verloop van de overschakeling door de overheidsbesturen te verliezen.

De voor de goedkeuring van de teksten voorziene limietdatum mag niet worden verschoven. Opdat alle door hen door te voeren aanpassingen in goede voorwaarden zouden gebeuren hebben de informaticadiensten geëist dat alle functionele beslissingen vóór 31 december 1999 zouden genomen worden. Deze diensten zijn reeds in grote mate overgegaan tot de decimalisering die wordt toegestaan door de wet betreffende de decimalisering en zijn dus met de functionele aanpassingen van hun programma's kunnen beginnen. Ze moeten echter nog op korte termijn kunnen beschikken over de bepalingen ter wijziging van wetten en besluiten om een veelheid van bedragen aan te passen. Het strakke tijdschema vereist bovendien dat deze aanpassingen gebeuren op basis van officiële en definitieve beslissingen.

Zo voorziet de planning van de administratie van Financiën dat de informaticadiensten ten laatste in augustus eerstkomend over de nieuwe bedragen moeten kunnen beschikken om de gewenste aanpassingen tegen 1 juni 2001 te kunnen realiseren. Deze fase berust zelf op een voorafgaande aaneenschakeling van andere onontbeerlijke fasen, onder meer op een precieze diagnose van de uit te voeren werkzaamheden en de te besteden middelen.

Anderzijds mag niet uit het oog worden verloren dat de voorziene bepalingen enkel aanpassingen van wetten en koninklijke besluiten inhouden. Dit betekent dus dat deze moeten worden gevolgd door een aanpassing van de ministeriële besluiten; dit zou vóór eind 2000 moeten gebeuren.

Na deze aanpassingen van de regelgeving zullen zoals vermeld in 2001 de aanpassingen van de formulieren en de informatiedocumenten volgen.

Ook de ondernemingen en hun professionele tussenpersonen (sociale secretariaten, boekhouders, administratiekantoren, fiscale dienstverleners enz.) dienen zonder verwijl te kunnen beschikken over betrouwbare gegevens om met kennis van zaken hun programma's aan de euro aan te passen. Het is bijzonder wenselijk dat hun overgang in belangrijke mate per 1 januari 2001 gebeurt, zoniet zal de grote massa van ondernemingen haar eigen overgang uitstellen tot 1 januari 2002.

Dit zou zeer ongunstig zijn voor het beheer van de ondernemingen en daardoor ook voor de overgang van alle economische sectoren.

Naarmate de vervaldag steeds dichter bij komt (op 1 juli 2000 nog 125 werkdagen) riskeren de ondernemingen die niet over de nodige informatie beschikken bij gebrek aan voldoende manoeuvreerruimte hun beslissing om op de euro over te stappen uit te stellen.

Elke vertraging bij de ondertekening van deze besluiten heeft dus voor de ondernemingen een negatieve weerslag en verder uitstel van de publicatie van de besluiten kan vele projecten in gevaar brengen. » Gelet op het advies van de Raad van State, gegeven op 11 juli 2000, met toepassing van artikel 84, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op de voordracht van Onze Minister van Begroting, van Onze Minister van Consumentenzaken, van Onze Minister van Middenstand, van Onze Minister van Justitie en van Onze Minister van Economie, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFDSTUK I. - Wijziging van wettelijke bepalingen Afdeling 1. - Aanpassing van de wet van 28 maart 1984 op de

uitvindingsoctrooien

Artikel 1.In de bepalingen van de wet van 28 maart 1984 op de uitvindingsoctrooien die hieronder worden aangeduid, wordt het in frank uitgedrukt bedrag dat in de tweede kolom van de volgende tabel wordt vermeld, vervangen door het in euro uitgedrukt bedrag van de derde kolom van dezelfde tabel.

Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld HOOFDSTUK II. - Slotbepalingen

Art. 5.Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2002.

Art. 6.Onze Minister van Begroting, Onze Minister van Consumentenzaken, Onze Minister van Middenstand, Onze Minister van Justitie en Onze Minister van Economie zijn, ieder voor wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 20 juli 2000.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Begroting, J. VANDE LANOTTE De Minister van Consumentenzaken, Mevr. M. AELVOET De Minister van Middenstand, J. GABRIELS De Minister van Justitie, M. VERWILGHEN De Minister van Economie, Ch. PICQUE

^