Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 29 juni 2015
gepubliceerd op 14 juli 2015

Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit nr. 7 van 29 december 1992 met betrekking tot de invoer van goederen voor de toepassing van de belasting over de toegevoegde waarde

bron
federale overheidsdienst financien
numac
2015003199
pub.
14/07/2015
prom.
29/06/2015
ELI
eli/besluit/2015/06/29/2015003199/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

29 JUNI 2015. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit nr. 7 van 29 december 1992 met betrekking tot de invoer van goederen voor de toepassing van de belasting over de toegevoegde waarde (1)


FILIP, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op het Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde, artikel 40, § 3, vervangen bij de wet van 26 november 2009 en artikel 52, § 1, tweede lid, vervangen bij de wet van 28 december 1992 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 22 december 1995;

Gelet op het koninklijk besluit nr. 7 van 29 december 1992 met betrekking tot de invoer van goederen voor de toepassing van de belasting over de toegevoegde waarde;

Gelet op het advies van de inspecteur van Financiën, gegeven op 20 februari 2014;

Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Begroting, d.d. 17 juli 2014;

Gelet op advies nr. 57.299/3 van de Raad van State, gegeven op 23 april 2015, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Op de voordracht van de Minister van Financiën, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.In artikel 6, § 5, van het koninklijk besluit nr. 7 van 29 december 1992 met betrekking tot de invoer van goederen voor de toepassing van de belasting over de toegevoegde waarde, wordt het eerste lid, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 20 februari 2004, vervangen als volgt : " § 5. Wanneer zijn medecontractant niet in België is gevestigd en overeenkomstig artikel 50, § 1, eerste lid, 3°, van het Wetboek niet voor btw-doeleinden is geïdentificeerd, mag de belastingplichtige die de in artikel 53, § 1, eerste lid, 2°, van het Wetboek bedoelde periodieke aangifte indient eveneens als geadresseerde optreden indien de goederen hem worden toegezonden, hetzij : 1° op zicht, op proef of in consignatie, op voorwaarde dat hij de ingevoerde goederen achteraf koopt of, zo niet, ze wederuitvoert buiten de Gemeenschap; 2° om te worden hersteld, bewerkt, verwerkt of aangepast, op voorwaarde dat hij de goederen wederuitvoert buiten de Gemeenschap, hij ze vernietigt of dat ze hem worden overgedragen.".

Art. 2.De artikelen 12 tot en met 36 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 20 juni 1994, 20 juli 2000, 20 februari 2004 en 1 september 2004, worden vervangen als volgt : "

Art. 12.§ 1. De invoer van in artikel 40, § 1, 1°, b), van het Wetboek bedoelde goederen is van de belasting vrijgesteld in de gevallen en onder de voorwaarden bepaald in deze afdeling. § 2. Voor de toepassing van de bepalingen van deze afdeling moet worden verstaan onder : 1° "normale verblijfplaats", de plaats waar iemand gewoonlijk verblijft, dat wil zeggen gedurende ten minste 185 dagen per kalenderjaar, wegens persoonlijke en beroepsmatige bindingen, of, voor personen zonder beroepsmatige bindingen, wegens persoonlijke bindingen, waaruit nauwe banden tussen hemzelf en de plaats waar hij woont blijken. De normale verblijfplaats van iemand die zijn beroepsmatige bindingen op een andere plaats heeft dan zijn persoonlijke bindingen en daardoor afwisselend verblijft op verschillende plaatsen gelegen in twee of meer Staten, wordt evenwel geacht zich op dezelfde plaats te bevinden als zijn persoonlijke bindingen, op voorwaarde dat hij daar op geregelde tijden terugkeert. Deze laatste voorwaarde vervalt wanneer de betrokkene in een Staat verblijft voor een opdracht van een bepaalde duur. Het feit dat college wordt gelopen of een school wordt bezocht, houdt niet in dat de normale verblijfplaats wordt verplaatst.

Het bewijs van de normale verblijfplaats moet met passende middelen, tot voldoening van de administratie, worden aangetoond; 2° "persoonlijke goederen", goederen die voor het persoonlijk gebruik van de belanghebbenden of voor de behoeften van hun huishouden dienen. Persoonlijke goederen zijn met name : a) roerende goederen en voorwerpen zoals de persoonlijke voorwerpen, linnengoed, goederen bestemd voor meubilering of uitrusting voor persoonlijk gebruik van de belanghebbenden of voor de behoeften van hun huishouden;b) fietsen en motorfietsen, automobielen voor particulier gebruik en aanhangwagens daarvan, kampeerwagens, pleziervaartuigen en sportvliegtuigen. Huishoudelijke voorraden die overeenkomen met een normale gezinsbevoorrading, kleine huisdieren en rijdieren zijn eveneens persoonlijke goederen.

Persoonlijke goederen mogen door hun aard of hoeveelheid geen commerciële bedoeling laten blijken en mogen evenmin bestemd zijn voor de uitoefening van een economische activiteit in de zin van artikel 4, § 1 van het Wetboek.

Draagbare instrumenten voor kunsten en ambachten die de belanghebbende nodig heeft voor de uitoefening van zijn beroep, zijn evenwel ook persoonlijke goederen; 3° "alcoholische producten", producten die onder de GN-Codes 2203 tot en met 2208 vallen zoals bier, wijn, aperitieven op basis van wijn of alcohol, gedistilleerde dranken, likeuren en andere alcoholhoudende dranken, enz.; 4° "Gemeenschap", de gebieden van de lidstaten waar Richtlijn 2006/112/EG van toepassing is, als bedoeld in artikel 1, §§ 2 tot en met 5 van het Wetboek. § 3. Door de Minister van Financiën of zijn gemachtigde worden de formaliteiten bepaald waaraan moet worden voldaan om de vrijstelling te genieten bedoeld in deze afdeling.

Art. 13.§ 1. Onder voorbehoud van het bepaalde in de paragrafen 2 tot en met 9, wordt vrijstelling van de belasting verleend voor de definitieve invoer van persoonlijke goederen door een natuurlijk persoon die zijn normale verblijfplaats van buiten de Gemeenschap naar een lidstaat overbrengt. § 2. De vrijstelling is beperkt tot persoonlijke goederen die : 1° behoudens in de door omstandigheden gerechtvaardigde bijzondere gevallen, ten minste zes maanden vóór de datum waarop de belanghebbende zijn normale verblijfplaats buiten de Gemeenschap heeft opgegeven, in zijn bezit zijn geweest en, wanneer het niet-verbruikbare goederen betreft, door hem in zijn vroegere normale verblijfplaats zijn gebruikt;2° bestemd zijn om voor hetzelfde doel te worden gebruikt in de nieuwe normale verblijfplaats van de belanghebbende. § 3. De vrijstelling wordt slechts verleend indien de belanghebbende zijn normale verblijfplaats sedert ten minste twaalf opeenvolgende maanden buiten de Gemeenschap heeft gehad.

Door de Minister van Financiën of zijn gemachtigde kunnen evenwel afwijkingen van het eerste lid worden toegestaan, mits het in het voornemen van de belanghebbende lag gedurende ten minste twaalf maanden buiten de Gemeenschap te verblijven. § 4. Van de vrijstelling zijn uitgesloten : 1° alcoholische producten;2° tabak en tabaksproducten;3° bedrijfsvoertuigen;4° materieel voor beroepsdoeleinden, ander dan draagbare instrumenten voor kunsten en ambachten. § 5. Behoudens bijzondere omstandigheden, wordt de vrijstelling slechts verleend voor persoonlijke goederen die vóór het verstrijken van een termijn van twaalf maanden, te rekenen vanaf de datum waarop de belanghebbende zijn normale verblijfplaats in de Gemeenschap heeft gevestigd, voor de definitieve invoer zijn aangegeven.

De invoer van de persoonlijke goederen mag binnen de in het eerste lid bedoelde termijn in gedeelten plaatsvinden. § 6. Tot het verstrijken van een termijn van twaalf maanden, te rekenen vanaf de datum van de aangifte voor de definitieve invoer, mogen de met vrijstelling ingevoerde persoonlijke goederen niet worden uitgeleend, verpand, verhuurd of overgedragen noch onder bezwarende titel noch om niet, zonder dat de administratie daarvan vooraf in kennis is gesteld.

Het uitlenen, verpanden, verhuren of overdragen vóór het verstrijken van de termijn bedoeld in het eerste lid leidt tot toepassing van de voor de betrokken goederen geldende belasting, tegen het op de datum van het uitlenen, verpanden, verhuren of overdragen van kracht zijnde tarief en over de op diezelfde datum vastgestelde maatstaf van heffing. § 7. In afwijking van paragraaf 5 wordt de vrijstelling eveneens verleend voor de persoonlijke goederen die definitief zijn ingevoerd voordat de belanghebbende zijn normale verblijfplaats in de Gemeenschap vestigt, mits hij zich ertoe verbindt er zijn normale verblijfplaats binnen een termijn van zes maanden daadwerkelijk te vestigen.

Wanneer gebruik wordt gemaakt van deze bepaling wordt de termijn bedoeld in paragraaf 2 berekend vanaf de datum van invoer in de Gemeenschap. § 8. Indien de belanghebbende het derde land of derdelands gebied waar hij zijn normale verblijfplaats had ten gevolge van beroepsverplichtingen verlaat, zonder deze normale verblijfplaats tegelijkertijd op het grondgebied van een lidstaat te vestigen maar met de bedoeling deze daar later te vestigen, wordt vrijstelling verleend voor de invoer van de persoonlijke goederen die hij daartoe naar genoemd grondgebied overbrengt.

Die vrijstelling is aan de in de paragrafen 2 tot en met 6 genoemde voorwaarden onderworpen, met dien verstande dat de in de paragrafen 2 en 5 genoemde termijnen worden berekend vanaf de datum van invoer en dat de in paragraaf 6 bedoelde termijn wordt berekend vanaf de datum waarop de belanghebbende zijn normale verblijfplaats daadwerkelijk op het grondgebied van de Gemeenschap vestigt.

De vrijstelling is bovendien onderworpen aan een verbintenis van de belanghebbende om zijn normale verblijfplaats op het grondgebied van de Gemeenschap te vestigen binnen een periode die naargelang van de omstandigheden wordt vastgesteld door de Minister van Financiën of zijn gemachtigde. § 9. Door de Minister van Financiën of zijn gemachtigde kan worden afgeweken van het bepaalde in de paragrafen 2, 4, 3° en 4°, en 6, indien een persoon zijn normale verblijfplaats naar het grondgebied van een lidstaat overbrengt ten gevolge van uitzonderlijke politieke omstandigheden.

Art. 14.§ 1. Onder voorbehoud van het bepaalde in de paragrafen 2 tot en met 5 wordt vrijstelling van de belasting verleend voor de definitieve invoer van huwelijksuitzetten en inboedel, zelfs indien nieuw, die toebehoren aan een persoon die zijn normale verblijfplaats naar het grondgebied van de Gemeenschap overbrengt ter gelegenheid van zijn huwelijk. § 2. De vrijstelling wordt slechts verleend indien de belanghebbende : 1° sedert ten minste twaalf opeenvolgende maanden zijn normale verblijfplaats buiten de Gemeenschap heeft gehad;door de Minister van Financiën of zijn gemachtigde kan evenwel een afwijking worden toegestaan, mits het in het voornemen van de belanghebbende lag gedurende ten minste twaalf maanden buiten de Gemeenschap te verblijven; 2° het bewijs van zijn huwelijkse staat levert. § 3. Alcoholische producten, tabak en tabakproducten zijn van de vrijstelling uitgesloten. § 4. Behoudens buitengewone omstandigheden moet de invoer plaatsvinden in de periode die aanvangt twee maanden vóór de vastgestelde huwelijksdatum en eindigt vier maanden na de datum waarop het huwelijk is gesloten. Binnen die termijn kan de invoer van de goederen plaatsvinden in één of meer zendingen. § 5. Tot het verstrijken van een termijn van twaalf maanden, te rekenen vanaf de datum van de aangifte voor de definitieve invoer, mogen de met vrijstelling ingevoerde persoonlijke goederen niet worden uitgeleend, verpand, verhuurd of overgedragen noch onder bezwarende titel noch om niet, zonder dat de administratie daarvan vooraf in kennis is gesteld.

Het uitlenen, verpanden, verhuren of overdragen ervan vóór het verstrijken van die termijn, leidt tot toepassing van de voor de betrokken goederen geldende belasting, tegen het op de datum van het uitlenen, verpanden, verhuren of overdragen van kracht zijnde tarief en over de op diezelfde datum vastgestelde maatstaf van heffing.

Art. 15.§ 1. Vrijstelling van de belasting wordt verleend voor de definitieve invoer van geschenken die gewoonlijk ter gelegenheid van een huwelijk door personen, die hun normale verblijfplaats buiten de Gemeenschap hebben, worden aangeboden en die worden ontvangen door een persoon die voldoet aan de in artikel 14, §§ 1 en 2, genoemde voorwaarden.

De vrijstelling wordt slechts verleend voor de geschenken waarvan de waarde per eenheid niet meer bedraagt dan 1.000 euro.

Alcoholische producten, tabak en tabaksproducten zijn van de vrijstelling uitgesloten. § 2. Behoudens buitengewone omstandigheden moet de invoer van de goederen plaatsvinden in de periode die aanvangt twee maanden vóór de vastgestelde huwelijksdatum en eindigt vier maanden na de datum waarop het huwelijk is gesloten. Binnen die termijn kan de invoer van de goederen plaatsvinden in één of meer zendingen. § 3. Tot het verstrijken van een termijn van twaalf maanden, te rekenen vanaf de datum van de aangifte voor de definitieve invoer, mogen de met vrijstelling ingevoerde persoonlijke goederen niet worden uitgeleend, verpand, verhuurd of overgedragen noch onder bezwarende titel noch om niet, zonder dat de administratie daarvan vooraf in kennis is gesteld.

Het uitlenen, verpanden, verhuren of overdragen vóór het verstrijken van die termijn, leidt tot toepassing van de voor de betrokken goederen geldende belasting, tegen het op de datum van uitlenen, verpanden, verhuren of overdragen van kracht zijnde tarief en over de op diezelfde datum vastgestelde maatstaf van heffing.

Art. 16.§ 1. Vrijstelling van de belasting wordt verleend voor de definitieve invoer van de persoonlijke goederen die door een natuurlijk persoon die zijn normale verblijfplaats in de Gemeenschap heeft, door erfopvolging bij versterf, of door erfopvolging bij testament zijn verkregen. § 2. Van de vrijstelling zijn uitgesloten : 1° alcoholische producten;2° tabak en tabaksproducten;3° bedrijfsvoertuigen;4° materieel voor beroepsdoeleinden, ander dan draagbare instrumenten voor kunsten en ambachten die nodig waren voor de uitoefening van het beroep van de overledene;5° voorraden grondstoffen, eindproducten of halffabricaten;6° levend vee en voorraden landbouwproducten die de met de normale gezinsbevoorrading overeenkomende hoeveelheden overschrijden. § 3. De vrijstelling wordt slechts verleend voor persoonlijke goederen welke ten laatste twee jaar vanaf de datum waarop de goederen in het bezit gesteld zijn definitief zijn ingevoerd ingevolge de definitieve regeling van de erfopvolging.

Door de Minister van Financiën of zijn gemachtigde kan evenwel op grond van bijzondere omstandigheden een verlenging van deze termijn worden toegestaan.

De invoer van de persoonlijke goederen mag binnen de in het eerste lid bedoelde termijn in gedeelten plaatsvinden. § 4. Dit artikel geldt mutatis mutandis voor de persoonlijke goederen die door erfopvolging bij testament worden verworven door een rechtspersoon die een activiteit zonder winstoogmerk uitoefent en op het grondgebied van de Gemeenschap is gevestigd.

Art. 17.§ 1. Vrijstelling van de belasting wordt verleend voor de definitieve invoer van uitzetten, studiebenodigdheden en gebruikte roerende goederen die de normale meubilering van een studentenkamer vormen, toebehorend aan scholieren en studenten die met het oog op hun studie in de Gemeenschap komen wonen, en welke bestemd zijn voor hun persoonlijk gebruik gedurende hun studietijd. § 2. In de zin van paragraaf 1 wordt verstaan onder : 1° "scholier of student", elke persoon die op regelmatige wijze is ingeschreven bij een onderwijsinstelling om er het volledige leerplan te volgen;2° "uitzet", het linnengoed, alsmede de kleding, zelfs indien nieuw;3° "studiebenodigdheden", voorwerpen en instrumenten, die normaliter door een scholier of student worden gebruikt bij de studie. § 3. De vrijstelling wordt ten minste eenmaal per studiejaar verleend.

Art. 18.Vrijstelling van de belasting wordt verleend voor de definitieve invoer van goederen waarvan de globale waarde niet meer bedraagt dan 22 euro.

Van de in het eerste lid bedoelde vrijstelling worden uitgesloten de alcoholische producten, parfum en toiletwater, tabak en tabaksproducten.

Art. 19.§ 1. Onder voorbehoud van het bepaalde in de paragrafen 2 tot en met 6 wordt vrijstelling van de belasting verleend voor de definitieve invoer van kapitaalgoederen en andere uitrusting toebehorend aan bedrijven die hun activiteiten in een derde land of een derdelands gebied van herkomst definitief staken om een soortgelijke activiteit te komen uitoefenen in de Gemeenschap en die overeenkomstig artikel 213, lid 1, van Richtlijn 2006/112/EG aan de bevoegde autoriteiten van de lidstaat waar de activiteit wordt uitgeoefend vooraf opgave hebben gedaan van het begin van deze activiteit.

Wanneer het overgebrachte bedrijf een landbouwbedrijf is, wordt ook voor het levende vee vrijstelling verleend. § 2. In de zin van paragraaf 1 wordt verstaan onder : 1° "activiteit", een in artikel 4, § 1, van het Wetboek bedoelde economische activiteit;2° "bedrijf", een zelfstandige economische productie-eenheid of dienstverlenende eenheid. § 3. De vrijstelling is beperkt tot kapitaalgoederen en andere uitrusting die : 1° behoudens in door de omstandigheden gerechtvaardigde bijzondere gevallen, daadwerkelijk in het bedrijf zijn gebruikt gedurende ten minste twaalf maanden vóór het staken van de activiteiten van het bedrijf in het derde land of derdelands gebied waarvandaan het bedrijf is overgebracht;2° bestemd zijn om na deze overbrenging voor dezelfde doeleinden te worden gebruikt;3° bestemd zijn voor de uitoefening van een activiteit die niet is vrijgesteld op grond van de artikelen 132, 133, 135 en 136 van Richtlijn 2006/112/EG;4° in overeenstemming zijn met de aard en de omvang van het betrokken bedrijf. § 4. Van de vrijstelling zijn uitgesloten buiten de Gemeenschap gevestigde bedrijven waarvan de overbrenging naar het grondgebied van de Gemeenschap als oorzaak dan wel tot doel heeft een fusie met of een overname door een in de Gemeenschap gevestigd bedrijf zonder dat een nieuwe activiteit wordt ondernomen. § 5. Van de vrijstelling zijn uitgesloten : 1° vervoermiddelen die niet het karakter bezitten van productiemiddelen of middelen in het kader van dienstverrichting;2° voorraden van ongeacht welke aard, bestemd voor menselijk verbruik of voor voeding van dieren;3° brandstoffen en voorraden grondstoffen, eindproducten of halffabricaten;4° vee dat in het bezit is van veekooplieden. § 6. Behoudens door de omstandigheden gerechtvaardigde bijzondere gevallen, wordt de vrijstelling slechts verleend voor kapitaalgoederen en andere uitrusting die zijn ingevoerd vóór het verstrijken van een termijn van twaalf maanden, te rekenen vanaf de datum van het staken van de activiteiten van het bedrijf in het derde land of derdelands gebied van herkomst.

Art. 20.Vrijstelling van de belasting wordt verleend voor de definitieve invoer van niet meer dan zes maanden oude, in een derde land of derdelands gebied geboren jongen van een in de Gemeenschap gedekt paard van zuiver ras, dat vervolgens tijdelijk is uitgevoerd om haar jongen te werpen.

Art. 21.§ 1. Vrijstelling van de belasting wordt verleend voor de definitieve invoer van : 1° speciaal voor laboratoriumgebruik gefokte dieren die gratis aan laboratoria worden afgestaan;2° biologische of chemische stoffen binnen de grenzen en onder de voorwaarden van artikel 53 van Verordening (EG) nr.1186/2009 van de Raad van 16 november 2009. § 2. De in paragraaf 1 bedoelde vrijstelling is beperkt tot dieren en biologische of chemische stoffen die bestemd zijn : 1° hetzij voor openbare instellingen of instellingen van openbaar nut wier voornaamste bezigheid het onderwijs of het wetenschappelijk onderzoek is, en voor diensten die onder een openbare instelling of instelling van openbaar nut ressorteren en wier voornaamste bezigheid het onderwijs of het wetenschappelijk onderzoek is;2° hetzij voor particuliere instellingen wier voornaamste bezigheid het onderwijs of het wetenschappelijk onderzoek is en die door de Minister van Financiën of zijn gemachtigde toestemming hebben verkregen om deze goederen met vrijstelling in te voeren.

Art. 22.§ 1. Onverminderd de vrijstelling bedoeld in artikel 40, § 1, 1°, a), van het Wetboek wordt vrijstelling van de belasting verleend voor de definitieve invoer van therapeutische stoffen van menselijke oorsprong, testsera voor de vaststelling van bloedgroepen en testsera voor de vaststelling van weefselgroepen. § 2. In de zin van paragraaf 1 wordt verstaan onder : 1° "therapeutische stoffen van menselijke oorsprong", menselijk bloed en derivaten daarvan : volledig menselijk bloed, gedroogd menselijk plasma, menselijk albumine en stabiele oplossingen van menselijke plasmaproteïnen, menselijke immoglobuline, menselijk fibrinogeen;2° "testsera voor de vaststelling van bloedgroepen", alle testsera van menselijke, dierlijke, plantaardige of andere oorsprong voor de vaststelling van menselijke bloedgroepen en de opsporing van bloedincompatibiliteit;3° "testsera voor de vaststelling van weefselgroepen", alle testsera van menselijke, dierlijke, plantaardige of andere oorsprong voor de vaststelling van menselijke weefselgroepen. § 3. De vrijstelling wordt beperkt tot producten die : 1° bestemd zijn voor door de Minister van Financiën of zijn gemachtigde erkende instellingen of laboratoria, voor exclusief gebruik voor medische of wetenschappelijke doeleinden, met uitsluiting van commerciële transacties;2° vergezeld gaan van een certificaat van overeenstemming dat in het land van herkomst door een daartoe bevoegde instantie is afgegeven;3° vervat zijn in verpakkingsmiddelen die voorzien zijn van een speciaal identificeringsetiket. § 4. De vrijstelling strekt zich uit tot de voor het vervoer van therapeutische stoffen van menselijke oorsprong of van testsera voor de vaststelling van bloed- of weefselgroepen absoluut noodzakelijke speciale verpakkingen, alsmede tot de oplosmiddelen en het toebehoren die nodig zijn voor hun gebruik, welke eventueel aan de zendingen zijn toegevoegd.

Art. 23.Vrijstelling van de belasting wordt verleend voor de definitieve invoer van zendingen bestaande uit monsters van referentiestoffen die worden gebruikt voor de kwaliteitscontrole van bij de vervaardiging van geneesmiddelen gebezigde stoffen en die door de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) zijn goedgekeurd, waarbij die zendingen worden gericht aan geadresseerden die door de Minister van Financiën of zijn gemachtigde zijn erkend om dergelijke zendingen met vrijstelling in te voeren.

Art. 24.Vrijstelling van de belasting wordt verleend voor de definitieve invoer van farmaceutische producten voor menselijke of diergeneeskunde welke zijn bestemd voor gebruik door personen of dieren die zullen deelnemen aan internationale sportevenementen, zulks binnen de grenzen van hun behoeften gedurende het verblijf in de Gemeenschap.

Art. 25.§ 1. Vrijstelling van de belasting wordt verleend voor de definitieve invoer van : 1° goederen die in primaire levensbehoeften voorzien, die gratis zijn verkregen en die worden ingevoerd door overheids- of andere instellingen met een liefdadig of filantropisch karakter welke door de Minister van Financiën of zijn gemachtigde zijn erkend, ten einde gratis aan behoeftigen te worden uitgereikt;2° goederen van ongeacht welke aard die door een buiten de Gemeenschap gevestigde persoon of organisatie gratis en zonder enige commerciële bijbedoeling van de zijde van de gever, worden toegezonden aan overheids- of door de Minister van Financiën of zijn gemachtigde erkende instellingen met een liefdadig of filantropisch karakter om financiële middelen in te zamelen tijdens incidentele liefdadigheidsevenementen ten bate van behoeftigen;3° materieel, uitrusting en kantoorartikelen die door een buiten de Gemeenschap gevestigde persoon of organisatie gratis, en zonder enige commerciële bijbedoeling van de zijde van de gever, worden toegezonden aan de door de Minister van Financiën of zijn gemachtigde erkende instellingen met een liefdadig of filantropisch karakter, ten einde uitsluitend te worden gebruikt voor hun eigen werking en voor de verwezenlijking van het door hen nagestreefde liefdadige of filantropische doel. § 2. In de zin van paragraaf 1, 1°, wordt verstaan onder "goederen die in primaire levensbehoeften voorzien", goederen die absoluut noodzakelijk zijn om te voorzien in de onmiddellijke behoeften van personen, zoals levensmiddelen, geneesmiddelen, kleding en dekens. § 3. Van de vrijstelling zijn uitgesloten : 1° alcoholische producten;2° tabak en tabaksproducten;3° koffie en thee;4° motorvoertuigen, behalve ziekenwagens. § 4. De vrijstelling wordt slechts verleend aan organisaties waarvan de boekhouding het de administratie mogelijk maakt de verrichtingen te controleren en die alle noodzakelijk geachte waarborgen bieden. § 5. De in paragraaf 1 bedoelde goederen mogen door de organisatie die vrijstelling geniet niet voor andere doeleinden dan die genoemd in paragraaf 1, 1° en 2°, worden uitgeleend, verhuurd of overgedragen noch onder bezwarende titel noch om niet, zonder dat de administratie daarvan vooraf in kennis is gesteld.

Indien de goederen worden uitgeleend, verhuurd of overgedragen aan een instelling die krachtens de paragrafen 1 en 4 voor vrijstelling in aanmerking komt, blijft de vrijstelling van kracht voor zover bedoelde instelling de betrokken goederen gebruikt voor doeleinden welke recht geven op deze vrijstelling.

In de overige gevallen mag het uitlenen, verhuren of overdragen pas plaatsvinden na voorafgaande betaling van de belasting, tegen het op de datum van het uitlenen, verhuren of overdragen van kracht zijnde tarief en over de op diezelfde datum vastgestelde maatstaf van heffing. § 6. De in paragraaf 1 bedoelde organisaties die niet langer voldoen aan de voorwaarden voor vrijstelling of die met vrijstelling ingevoerde goederen voor andere doeleinden willen gebruiken dan die bedoeld in genoemde paragraaf, dienen de administratie daarvan in kennis te stellen.

De goederen die in het bezit blijven van organisaties die niet langer voldoen aan de voorwaarden voor vrijstelling zijn onderworpen aan de toepassing van de belasting, tegen het tarief dat van kracht is op de datum waarop aan de voorwaarden niet langer wordt voldaan en over de op diezelfde datum vastgestelde maatstaf van heffing.

De goederen die door de organisatie die vrijstelling geniet worden gebruikt voor andere doeleinden dan die bedoeld in paragraaf 1 zijn onderworpen aan de toepassing van de belasting, tegen het tarief dat van kracht is op de datum waarop zij voor een ander gebruik worden bestemd en over de op diezelfde datum vastgestelde maatstaf van heffing.

Art. 26.§ 1. Vrijstelling van de belasting wordt verleend voor de definitieve invoer van goederen die speciaal zijn ontworpen voor onderwijs aan, de tewerkstelling of de verbetering van de maatschappelijke positie van blinden en andere personen met een lichamelijke of geestelijke handicap, wanneer zij worden ingevoerd door instellingen of organisaties wier voornaamste activiteit het onderwijs aan of de begeleiding van personen met een handicap is en die door de Minister van Financiën of zijn gemachtigde toestemming hebben verkregen om deze voorwerpen met vrijstelling in te voeren.

Die goederen moeten gratis en zonder enige commerciële bijbedoeling van de gever aan een dergelijke instelling of organisatie worden gezonden. § 2. De vrijstelling is van toepassing op specifieke reserveonderdelen, onderdelen of hulpstukken, bestemd voor de betrokken voorwerpen, alsmede op gereedschap voor het onderhoud, de controle, het ijken of het herstellen van die voorwerpen, voor zover deze reserveonderdelen, onderdelen of hulpstukken of gereedschap tegelijkertijd met deze voorwerpen worden ingevoerd, of, indien zij op een later tijdstip worden ingevoerd, herkenbaar zijn als bestemd voor voorwerpen die eerder met vrijstelling zijn ingevoerd of die voor de vrijstelling in aanmerking kunnen komen wanneer deze voor de bedoelde reserveonderdelen, onderdelen of specifieke hulpstukken en het bedoelde gereedschap wordt aangevraagd. § 3. De goederen waarvoor vrijstelling wordt verleend mogen voor geen andere doeleinden worden aangewend dan voor de opvoeding en de tewerkstelling van blinden en andere personen met een handicap of voor de verbetering van hun maatschappelijke positie. § 4. Goederen waarvoor vrijstelling is verleend mogen door de instellingen of organisaties die de vrijstelling genieten aan de in paragraaf 1 bedoelde personen waarvoor ze zorgen, zonder winstoogmerk worden uitgeleend, verhuurd of overgedragen, zonder betaling van de belasting bij invoer. § 5. Uitlening, verhuring of overdracht mag niet plaatsvinden onder andere voorwaarden dan die van paragraaf 4 zonder voorafgaande kennisgeving aan de administratie.

Indien de goederen worden uitgeleend, verhuurd of overgedragen aan een instelling of organisatie die zelf voor vrijstelling in aanmerking komt, blijft de vrijstelling van kracht, voor zover deze instelling of organisatie het betrokken voorwerp gebruikt voor doeleinden welke recht geven op deze vrijstelling.

In de overige gevallen mag het uitlenen, verhuren of overdragen pas plaatsvinden na de voorafgaande betaling van de belasting volgens het op de datum van de uitlening, verhuring of overdracht van kracht zijnde tarief en over de op diezelfde datum vastgestelde maatstaf van heffing. § 6. De in paragraaf 1 bedoelde instellingen of organisaties die niet langer voldoen aan de voorwaarden voor vrijstelling, of die een met vrijstelling ingevoerd voorwerp voor andere doeleinden willen gebruiken dan die bedoeld in voornoemde paragraaf, dienen de administratie daarvan in kennis te stellen.

Voorwerpen die in het bezit blijven van de instellingen of organisaties die niet langer voldoen aan de voorwaarden om voor vrijstelling in aanmerking te komen, zijn onderworpen aan de toepassing van de belasting, tegen het tarief dat van kracht is op de datum waarop genoemde voorwaarden niet langer worden vervuld en over de op diezelfde datum vastgestelde maatstaf van heffing.

Voorwerpen die door de instelling of organisatie die vrijstelling geniet worden gebruikt voor andere doeleinden dan bedoeld in paragraaf 3 zijn onderworpen aan de toepassing van de belasting, tegen het tarief dat van kracht is op de datum waarop zij voor een ander gebruik worden bestemd en over de op diezelfde datum vastgestelde maatstaf van heffing.

Art. 27.§ 1. Vrijstelling van de belasting wordt verleend voor de definitieve invoer van : 1° goederen die worden ingevoerd door overheids- of andere instellingen met een liefdadig of filantropisch karakter, welke door de Minister van Financiën of zijn gemachtigde zijn erkend, ten einde : a) hetzij gratis te worden verstrekt aan slachtoffers van rampen waardoor het grondgebied van één of meer lidstaten werd getroffen;b) hetzij gratis ter beschikking te worden gesteld van de slachtoffers van dergelijke rampen, doch eigendom van de betrokken instellingen blijven;2° goederen die door hulpeenheden onder dezelfde voorwaarden als die gesteld onder 1° worden ingevoerd om voor de duur van hun bijstand in hun behoeften te voorzien. § 2. De vrijstelling wordt niet verleend voor materiaal en materieel bestemd voor de wederopbouw in rampgebieden. § 3. De vrijstelling wordt pas verleend nadat de Europese Commissie een beschikking heeft vastgesteld.

In afwachting van de kennisgeving van de beschikking van de Commissie kan toestemming worden gegeven om de goederen voor de in paragraaf 1 genoemde doeleinden in te voeren met schorsing van de betrokken belasting, mits de invoerende instelling zich ertoe verbindt deze te betalen indien geen vrijstelling wordt toegekend. § 4. De vrijstelling wordt slechts verleend aan instellingen waarvan de boekhouding het de administratie mogelijk maakt de verrichtingen te controleren en die alle nodig geachte garanties bieden. § 5. De in paragraaf 1, 1°, bedoelde goederen mogen door de organisaties die voor vrijstelling in aanmerking komen niet onder andere voorwaarden dan die van genoemde paragraaf worden uitgeleend, verhuurd of overgedragen noch onder bezwarende titel noch om niet, zonder dat de administratie daarvan vooraf in kennis is gesteld.

Indien de goederen worden uitgeleend, verhuurd of overgedragen aan een organisatie die krachtens paragraaf 1 voor vrijstelling in aanmerking komt, blijft de vrijstelling van kracht voor zover bedoelde instelling de betrokken goederen gebruikt voor doeleinden welke recht geven op het verlenen van deze vrijstelling.

In de overige gevallen mag het uitlenen, verhuren of overdragen pas plaatsvinden na de voorafgaande betaling van de belasting, tegen het op het tijdstip van het uitlenen, verhuren of overdragen van kracht zijnde tarief en over de op diezelfde datum vastgestelde maatstaf van heffing. § 6. De in paragraaf 1, 1°, b), bedoelde goederen mogen, wanneer zij niet meer worden gebruikt door de slachtoffers van rampen, niet worden uitgeleend, verhuurd of overgedragen noch onder bezwarende titel noch om niet, zonder dat de administratie daarvan vooraf in kennis is gesteld.

Indien de goederen worden uitgeleend, verhuurd of overgedragen aan een organisatie die krachtens paragraaf 1 voor vrijstelling in aanmerking komt of, eventueel, aan een organisatie die krachtens artikel 25, § 1, 1°, voor vrijstelling in aanmerking komt, blijft de vrijstelling van kracht voor zover bedoelde organisaties de betrokken goederen gebruiken voor doeleinden welke recht geven op het verlenen van dergelijke vrijstellingen.

In de overige gevallen mag het uitlenen, verhuren of overdragen pas plaatsvinden na de voorafgaande betaling van de belasting, tegen het op het tijdstip van het uitlenen, verhuren of overdragen van kracht zijnde tarief en over de op diezelfde datum vastgestelde maatstaf van heffing. § 7. De in paragraaf 1 bedoelde organisaties die niet langer voldoen aan de voorwaarden voor vrijstelling of die de voor vrijstelling in aanmerking genomen goederen voor andere doeleinden willen gebruiken dan bedoeld in genoemde paragraaf, dienen de administratie daarvan in kennis te stellen.

Wanneer goederen die in het bezit blijven van organisaties die niet langer voldoen aan de voorwaarden om voor vrijstelling in aanmerking te komen, worden overgedragen aan een organisatie die krachtens het bepaalde in dit artikel voor vrijstelling in aanmerking komt, of eventueel, aan een organisatie die krachtens artikel 25, §§ 1 en 2, voor vrijstelling in aanmerking komt, blijft de vrijstelling van kracht voor zover bedoelde organisatie de betrokken goederen gebruikt voor doeleinden welke recht geven op dergelijke vrijstellingen. In de overige gevallen zijn de genoemde goederen onderworpen aan de toepassing van de belasting, tegen het tarief dat van kracht is op de datum waarop aan genoemde voorwaarden niet langer wordt voldaan en over de op diezelfde datum vastgestelde maatstaf van heffing. § 8. De goederen die door de organisatie die vrijstelling geniet worden gebruikt voor andere doeleinden dan bedoeld in dit artikel, zijn onderworpen aan de toepassing van de belasting, tegen het tarief dat van kracht is op de datum waarop zij voor een ander gebruik worden aangewend en over de op diezelfde datum vastgestelde maatstaf van heffing.

Art. 28.§ 1. Vrijstelling van de belasting wordt verleend voor de definitieve invoer van : 1° onderscheidingen die zijn verleend door de regering van een derde land aan personen die hun normale verblijfplaats in de Gemeenschap hebben;2° bekers, medailles en soortgelijke voorwerpen die voornamelijk een symbolisch karakter bezitten en die, verleend in een derde land of derdelands gebied aan personen die hun normale verblijfplaats in de Gemeenschap hebben, als eerbewijs voor de activiteiten die zij hebben ontplooid op gebieden zoals kunsten, wetenschappen, sport, openbare dienstverleningen, of als bewijs van erkentelijkheid voor hun verdiensten ter gelegenheid van een bijzondere gebeurtenis, door genoemde personen zelf worden ingevoerd;3° bekers, medailles en soortgelijke voorwerpen die voornamelijk een symbolisch karakter bezitten en gratis door in een derde land of derdelands gebied gevestigde autoriteiten of personen worden aangeboden om op het grondgebied van de Gemeenschap voor dezelfde doeleinden als bedoeld in 2° te worden toegekend;4° prijzen, trofeeën, souvenirs met een symbolisch karakter en van geringe waarde die bestemd zijn voor gratis uitdeling aan personen die hun normale verblijfplaats in een derde land of derdelands gebied hebben, ter gelegenheid van zakencongressen en dergelijke evenementen met een internationaal karakter, en die wegens hun aard, waarde per eenheid en andere kenmerken geenszins op commerciële bijbedoelingen duiden. § 2. De vrijstelling wordt verleend mits de belanghebbenden één en ander ten genoegen van de administratie kunnen aantonen en voor zover het handelingen betreft waaraan elk handelskarakter vreemd is.

Art. 29.§ 1. Onverminderd de vrijstelling bedoeld in artikel 43 wordt vrijstelling van de belasting verleend voor de definitieve invoer van : 1° goederen die worden ingevoerd door personen die een officieel bezoek hebben afgelegd in een derde land of derdelands gebied alwaar ze deze goederen ten geschenke hebben gekregen van de autoriteiten die hen hebben ontvangen;2° goederen die worden ingevoerd door personen die een officieel bezoek komen afleggen in de Gemeenschap, en die van plan zijn deze goederen bij die gelegenheid ten geschenke te geven aan de autoriteiten die hen ontvangen;3° goederen die bij wijze van geschenk, als blijk van vriendschap of van hulde, door een in een derde land of derdelands gebied gevestigde officiële autoriteit, openbare instantie of activiteiten van openbaar belang verrichtende organisatie, worden gericht aan een officiële autoriteit, aan een openbare instantie of aan activiteiten van openbaar belang verrichtende organisatie, gevestigd in België, welke door de Minister van Financiën of zijn gemachtigde toestemming heeft verkregen om dergelijke voorwerpen met vrijstelling in ontvangst te nemen. § 2. Alcoholische producten, tabak en tabaksproducten zijn van de vrijstelling uitgesloten. § 3. De vrijstelling wordt slechts verleend voor zover de voorwerpen bedoeld zijn als incidenteel geschenk, uit de aard, de waarde of de hoeveelheid ervan geen enkele commerciële bijbedoeling blijkt en zij niet voor commerciële doeleinden worden gebruikt.

Art. 30.§ 1. Vrijstelling van de belasting wordt verleend voor de definitieve invoer van : 1° giften aangeboden aan regerende vorsten en staatshoofden;2° goederen bestemd om te worden gebruikt of verbruikt door regerende vorsten en staatshoofden van een derde land, alsmede door de persoonlijkheden die hen officieel vertegenwoordigen, gedurende hun officieel verblijf in de Gemeenschap. § 2. Paragraaf 1 is tevens van toepassing op personen die op het internationale vlak voorrechten genieten die overeenkomen met die van een regerend vorst of van een staatshoofd.

Art. 31.§ 1. Onverminderd de vrijstelling bedoeld in artikel 33, § 1, 1°, wordt vrijstelling van de belasting verleend voor de definitieve invoer van monsters van goederen waarvan de waarde onbeduidend is en die slechts kunnen dienen om bestellingen te werven voor goederen van het soort dat zij vertegenwoordigen. § 2. De administratie kan eisen dat bepaalde artikelen, om voor de vrijstelling in aanmerking te komen, definitief onbruikbaar worden gemaakt door versnijding, doorboring, het aanbrengen van een duidelijk zichtbaar en onuitwisbaar kenteken of enig ander procédé, zonder dat deze behandeling evenwel tot gevolg mag hebben dat hun hoedanigheid van monster daardoor verloren gaat. § 3. In de zin van paragraaf 1 wordt verstaan onder "monsters van goederen", artikelen die representatief zijn voor een categorie van handelswaar en waarvan de wijze van opmaak en de hoeveelheid voor de gegeven soort of kwaliteit van goederen die artikelen ongeschikt maken om voor andere doeleinden dan voor klantenwerving te worden gebruikt.

Art. 32.§ 1. Vrijstelling van de belasting wordt verleend voor de definitieve invoer van drukwerk voor reclamedoeleinden, zoals catalogi, prijscouranten, gebruiksaanwijzingen of commerciële aankondigingen mits zij betrekking hebben op : 1° door een in een derde land of derdelands gebied gevestigde persoon te koop of te huur aangeboden goederen, of 2° door een in een derde land of derdelands gebied gevestigde persoon aangeboden diensten op het gebied van vervoer, de verzekering van handelsactiviteiten of bankzaken. § 2. De in paragraaf 1 bedoelde vrijstelling is beperkt tot drukwerk voor reclamedoeleinden dat aan de volgende voorwaarden voldoet : 1° op het drukwerk moet duidelijk zichtbaar de naam van het bedrijf zijn aangebracht dat de goederen vervaardigt, verkoopt of verhuurt, of dat de diensten verleent waarop het drukwerk betrekking heeft;2° elke zending mag slechts één bescheid bevatten of, indien zij uit meerdere bescheiden bestaat, slechts één exemplaar van elk bescheid, met dien verstande dat zendingen, die verscheidene exemplaren van een zelfde bescheid bevatten, niettemin voor vrijstelling in aanmerking komen, indien het totale brutogewicht niet meer dan 1 kilogram bedraagt;3° het drukwerk mag niet bij wijze van groepagezending door een zelfde afzender naar een zelfde geadresseerde worden gezonden. § 3. Vrijstelling van de belasting wordt eveneens verleend voor de definitieve invoer van voorwerpen voor reclamedoeleinden die zelf geen handelswaarde bezitten en die gratis door leveranciers naar hun klanten worden gezonden en voor geen ander doel dan voor reclame kunnen worden gebruikt.

Art. 33.§ 1. Vrijstelling van de belasting wordt verleend voor de definitieve invoer van : 1° kleine monsters die representatief zijn voor goederen en bestemd zijn voor tentoonstellingen en dergelijke;2° goederen die uitsluitend worden ingevoerd om te worden gedemonstreerd of om machines en apparaten te demonstreren tijdens tentoonstellingen en dergelijke;3° diverse materialen van geringe waarde, zoals verf, lak, behangselpapier, enz.die worden gebruikt voor de bouw, de inrichting en de decoratie van tijdelijke stands op tentoonstellingen en dergelijke en die door hun gebruik als zodanig verloren gaan; 4° drukwerk, catalogi, prospectussen, prijscouranten, aanplakbiljetten, al dan niet geïllustreerde kalenders, niet-ingelijste foto's en andere voorwerpen die gratis worden verstrekt ten einde te worden gebruikt voor reclamedoeleinden voor goederen, die op tentoonstellingen en dergelijke worden tentoongesteld. § 2. In de zin van paragraaf 1 wordt onder "tentoonstellingen en dergelijke" verstaan : 1° tentoonstellingen, jaarbeurzen, beurzen en dergelijke manifestaties op het gebied van handel, industrie, landbouw en ambachtelijke nijverheid;2° tentoonstellingen of manifestaties die voornamelijk voor liefdadige doeleinden worden georganiseerd;3° tentoonstellingen of manifestaties die voornamelijk worden georganiseerd met een wetenschappelijk, technisch, ambachtelijk, artistiek, opvoedkundig of cultureel, sportief of religieus doel, of voor een cultus, op vakverenigingsgebied, met een toeristisch doel of met het doel de volkeren te helpen elkaar beter te begrijpen;4° vergaderingen van vertegenwoordigers van internationale organisaties of groeperingen;5° plechtigheden en manifestaties met een officieel of herdenkingskarakter. Worden niet als "tentoonstellingen en dergelijke" aangemerkt de particuliere tentoonstellingen die in winkels of handelsruimten worden georganiseerd met het oog op de verkoop van goederen. § 3. De in paragraaf 1, 1°, bedoelde vrijstelling is beperkt tot monsters : 1° welke in die vorm gratis worden ingevoerd of tijdens de tentoonstelling uit onverpakt ingevoerde goederen worden verkregen;2° die uitsluitend dienen om tijdens de tentoonstelling gratis aan de bezoekers voor hun persoonlijk gebruik of verbruik te worden uitgereikt;3° die kunnen worden onderkend als reclamemateriaal waarvan de waarde per eenheid gering is;4° die niet geschikt zijn om te kunnen worden verhandeld en in voorkomend geval in verpakkingen worden aangeboden welke een geringere hoeveelheid bevatten dan de kleinste in de handel verkrijgbare hoeveelheid van dezelfde goederen;5° die tijdens de tentoonstelling ter plaatse worden verbruikt indien het levensmiddelen en dranken betreft waarvan de verpakking niet beantwoordt aan het bepaalde onder 4° ;6° waarvan de totale waarde en hoeveelheid in verhouding staan tot de aard van de tentoonstellingen, het bezoekersaantal en het belang van de deelneming van de exposant. § 4. De in paragraaf 1, 2°, bedoelde vrijstelling is beperkt tot goederen die tijdens de tentoonstelling worden verbruikt of tenietgaan, en waarvan de totale waarde en hoeveelheid in verhouding staan tot de aard van de tentoonstelling, het bezoekersaantal en het belang van de deelneming van de exposant. § 5. De in paragraaf 1, 4°, bedoelde vrijstelling geldt slechts voor drukwerk en voorwerpen voor reclamedoeleinden : 1° die uitsluitend bestemd zijn om op de plaats van de tentoonstelling gratis aan het publiek te worden uitgereikt;2° waarvan de totale waarde en hoeveelheid in verhouding staan tot de aard van de tentoonstelling, het bezoekersaantal en het belang van de deelneming van de exposant. § 6. Alcoholische producten, tabak en tabaksproducten en brandstoffen zijn van de in paragraaf 1, 1° en 2°, bedoelde vrijstelling uitgesloten.

Art. 34.§ 1. Onder voorbehoud van het bepaalde in de paragrafen 2 tot en met 7 wordt vrijstelling van de belasting verleend voor de definitieve invoer van goederen die bestemd zijn voor onderzoek, analyses of proefnemingen met het oog op de vaststelling van hun samenstelling, kwaliteit of andere technische kenmerken voor het verkrijgen van informatie of voor industrieel of commercieel onderzoek. § 2. Onverminderd het bepaalde in paragraaf 5 wordt het verlenen van de vrijstelling afhankelijk gesteld van de voorwaarde dat de aan onderzoek, analyses of proeven onderworpen goederen bij dit onderzoek, deze analyses of proefnemingen volledig worden verbruikt dan wel tenietgaan. § 3. Van de vrijstelling zijn uitgesloten goederen die dienen voor onderzoek, analyses of proefnemingen die als zodanig handelingen met het oog op klantenwerving vormen. § 4. De vrijstelling wordt slechts verleend voor de hoeveelheid goederen die strikt noodzakelijk is voor de verwezenlijking van het doel waarvoor zij zijn ingevoerd. Deze hoeveelheid wordt per geval door de administratie vastgesteld, rekening houdend met genoemd doel. § 5. De vrijstelling strekt zich uit tot goederen die bij het onderzoek, de analyses of de proeven niet volledig worden verbruikt of tenietgaan, mits de overblijvende producten met toestemming en onder toezicht van de administratie : 1° hetzij, na afloop van het onderzoek, de analyses of de proefnemingen, geheel worden vernietigd of zodanig worden behandeld dat zij geen handelswaarde meer hebben;2° hetzij zonder kosten aan de Schatkist worden afgestaan, met inachtneming van de beperkingen en onder de voorwaarden gesteld voor de toekenning van de vrijstelling inzake invoerrecht;3° hetzij, in met redenen omklede gevallen, uit de Gemeenschap worden uitgevoerd. Onder "overblijvende producten" wordt verstaan, producten die voortkomen uit de onderzoeken, analyses of proeven, dan wel goederen die niet daadwerkelijk zijn gebruikt. § 6. Behoudens toepassing van het bepaalde in paragraaf 5, worden de na afloop van de in paragraaf 1 bedoelde onderzoeken, analyses of proeven overblijvende producten onderworpen aan de belasting, tegen het op het tijdstip van de beëindiging van deze onderzoeken, analyses of proeven van kracht zijnde tarief en over de op datzelfde tijdstip vastgestelde maatstaf van heffing.

De belanghebbende kan evenwel, met toestemming en onder toezicht van de administratie, de overblijvende producten tot resten of afvallen verwerken. In dat geval is de belasting bij invoer de belasting die geldt voor de resten of de afvallen op de datum waarop deze worden verkregen. § 7. De administratie bepaalt de termijn waarbinnen de onderzoeken, analyses of proeven moeten plaatsvinden.

Art. 35.§ 1. Vrijstelling van de belasting wordt verleend voor de definitieve invoer van : 1° de brandstof welke zich in de normale reservoirs bevindt van personenauto's, bedrijfsvoertuigen, motorrijwielen en containers voor speciale doeleinden;2° de brandstof welke zich in draagbare reservoirs in personenauto's en motorrijwielen bevindt, tot een maximum van 10 liter per voertuig;3° smeermiddelen die zich in motorvoertuigen en in containers voor speciale doeleinden bevinden en die overeenkomen met de normale behoeften voor het functioneren ervan gedurende het betreffende vervoer. § 2. In de zin van paragraaf 1 wordt verstaan onder : 1° "bedrijfsvoertuig", elk motorvoertuig, trekkers met of zonder aanhangwagens daaronder begrepen, dat op grond van constructietype en uitrusting geschikt en bestemd is voor het vervoer, al dan niet tegen betaling, van meer dan negen personen, met inbegrip van de bestuurder, of van goederen, alsmede ieder wegvoertuig bestemd voor een ander gebruik dan vervoer in de eigenlijke zin;2° "personenauto", ieder motorvoertuig dat niet aan de onder 1° omschreven maatstaven beantwoordt;3° "normale reservoirs" : a) de door de fabrikant blijvend in of aan alle motorvoertuigen van hetzelfde type als het betrokken voertuig aangebrachte reservoirs, waarvan de blijvende inrichting het rechtstreekse verbruik van brandstof mogelijk maakt, zowel voor de voortbeweging van de voertuigen als, in voorkomend geval, voor de werking, tijdens het vervoer, van koel- en andere systemen alsmede de gasreservoirs die zijn aangebracht in motorvoertuigen en die het rechtstreekse verbruik van gas als brandstof mogelijk maken, en de op andere systemen aangesloten reservoirs waarmee die voertuigen eventueel zijn uitgerust;b) de door de fabrikant blijvend in of aan alle containers van hetzelfde type als de betrokken container aangebrachte reservoirs, waarvan de blijvende inrichting het rechtstreekse verbruik van de brandstof mogelijk maakt voor de werking, gedurende het vervoer, van koel- en andere systemen waarmee de containers voor speciale doeleinden zijn uitgerust;4° "container voor speciale doeleinden", alle containers die zijn uitgerust met inrichtingen die speciaal zijn aangepast voor koelsystemen, systemen voor zuurstoftoevoer, thermische isolatiesystemen of andere systemen. § 3. Brandstoffen waarvoor vrijstelling is verleend mogen niet worden gebruikt in een ander voertuig dan het voertuig waarin zij werden ingevoerd, noch uit dit voertuig worden verwijderd, noch worden opgeslagen, behalve gedurende de noodzakelijke herstellingen aan dat voertuig, noch onder bezwarende titel of om niet worden overgedragen door degene die de vrijstelling geniet.

Het niet-naleven van het bepaalde in het eerste lid leidt tot toepassing van de voor de betrokken producten geldende belasting, tegen het tarief dat van kracht is op de datum van de feiten en over de op diezelfde datum vastgestelde maatstaf van heffing.

Art. 36.Vrijstelling van de belasting wordt verleend voor de definitieve invoer van : 1° merken, modellen of tekeningen en de desbetreffende indieningsdossiers, alsmede de dossiers betreffende aanvragen voor een octrooi en dergelijke, die bestemd zijn voor instellingen die bevoegd zijn ter zake van de bescherming van auteursrechten of de bescherming van industriële en commerciële eigendom;2° bescheiden zoals folders, brochures, boeken, tijdschriften, gidsen, al dan niet ingelijste aanplakbiljetten, niet-ingelijste foto's en fotografische vergrotingen, al dan niet geïllustreerde landkaarten, vitrofanies en geïllustreerde kalenders, bestemd om gratis te worden uitgereikt en die voornamelijk tot doel hebben het publiek ertoe te brengen vreemde landen te bezoeken met name om daar bijeenkomsten of manifestaties bij te wonen die een cultureel, toeristisch, sportief of godsdienstig karakter bezitten dan wel verband houden met een beroep, mits deze bescheiden niet meer dan 25 pct.particuliere handelsreclame bevatten en mits het oogmerk van propaganda van algemene aard er duidelijk uit blijkt; 3° lijsten en jaarboeken van buitenlandse hotels, gepubliceerd door officiële organisaties voor toerisme of onder auspiciën daarvan, alsmede de dienstregelingen van in het buitenland geëxploiteerde vervoerdiensten, wanneer deze bescheiden bestemd zijn om gratis te worden uitgereikt en niet meer dan 25 pct.particuliere handelsreclame bevatten; 4° technisch materiaal dat wordt toegezonden aan erkende vertegenwoordigers of aan correspondenten die zijn aangesteld door officiële nationale toeristenorganisaties en dat niet bestemd is om te worden uitgereikt, dat wil zeggen jaarboeken, lijsten van telefoon- of telexabonnees, hotellijsten, catalogi van beurzen, monsters van ambachtelijke producten met een onbeduidende waarde, documentatiemateriaal over musea, universiteiten, thermale badplaatsen of andere soortgelijke instellingen;5° bescheiden die gratis aan openbare diensten van de lidstaten worden gezonden;6° publicaties van buitenlandse regeringen en publicaties van internationale officiële instellingen die bestemd zijn om gratis te worden verspreid;7° stembiljetten die bestemd zijn voor verkiezingen georganiseerd door buiten de Gemeenschap gevestigde instellingen;8° voorwerpen bestemd om te dienen als bewijs of voor soortgelijke doeleinden voor rechtbanken of andere officiële instanties van de lidstaten;9° specimens van handtekeningen en gedrukte circulaires betreffende handtekeningen die worden verzonden in het kader van de gebruikelijke uitwisseling van inlichtingen tussen openbare diensten of bankinstellingen;10° drukwerk van officiële aard dat aan de centrale banken van de lidstaten wordt gezonden;11° rapporten, verslagen, inlichtingenbladen, prospectussen, inschrijvingsformulieren en andere documenten die zijn opgesteld door maatschappijen die niet in de Gemeenschap zijn gevestigd en bestemd zijn voor houders van of inschrijvers op door deze maatschappijen uitgegeven effecten;12° informatiedragers met opname, onder meer ponskaarten, geluidsopnamen, microfilms, die worden gebruikt voor de kosteloze toezending van informatie aan de geadresseerde, voor zover de vrijstelling geen aanleiding geeft tot misbruiken of belangrijke concurrentieverstoringen;13° dossiers, archieven, formulieren en andere bescheiden, bestemd om te worden gebruikt tijdens internationale vergaderingen, conferenties of congressen, alsmede de notulen van dergelijke bijeenkomsten;14° ontwerpen, technische tekeningen, afbeeldingen, beschrijvingen en andere soortelijke bescheiden die worden ingevoerd met het oog op het verkrijgen of het uitvoeren van bestellingen buiten de Gemeenschap of met het oog op het deelnemen aan een in de Gemeenschap georganiseerde prijsvraag;15° bescheiden bestemd om te worden gebruikt bij examens die in de Gemeenschap worden georganiseerd door buiten de Gemeenschap gevestigde instellingen;16° formulieren bestemd om te worden gebruikt als officiële bescheiden voor het internationaal weg- of goederenverkeer, in het kader van internationale overeenkomsten;17° formulieren, etiketten, vervoerbewijzen en soortelijke bescheiden, die door buiten de Gemeenschap gevestigde vervoer-ondernemingen of ondernemingen in het hotelwezen worden verzonden naar in de Gemeenschap gevestigde reisbureaus;18° formulieren en vervoerbewijzen, cognossementen, vrachtbrieven en andere handelsbescheiden en administratieve bescheiden, die gebruikt zijn;19° officieel drukwerk, uitgegeven door nationale of internationale autoriteiten, drukwerk conform internationale modellen dat door buiten de Gemeenschap gevestigde organisaties aan overeenkomstige organisaties die in de Gemeenschap zijn gevestigd wordt verzonden om te worden verspreid;20° foto's, diapositieven en kartonnen matrijzen voor foto's, met of zonder onderschrift, gericht aan persagentschappen of aan uitgevers van dagbladen of tijdschriften;21° het visueel en auditief materiaal van opvoedkundige, wetenschappelijke of culturele aard, ongeacht het gebruik waarvoor zij bestemd zijn, opgesomd in de bijlage van dit besluit geproduceerd door de Verenigde Naties of één van haar gespecialiseerde organisaties;22° voorwerpen welke deel uitmaken van verzamelingen en kunstvoorwerpen van opvoedkundige, wetenschappelijke of culturele aard, die niet voor de verkoop zijn bestemd en die worden ingevoerd door musea, kunstgalerijen en andere instellingen die door de Minister van Financiën of zijn gemachtigde toestemming hebben verkregen om deze voorwerpen met vrijstelling in te voeren mits de betrokken voorwerpen om niet worden ingevoerd of, indien invoer geschiedt onder bezwarende titel, dat deze voorwerpen niet door een belastingplichtige worden geleverd;23° officiële publicaties die het uitdrukkingsmiddel vormen van de overheid van het land of gebied van uitvoer, internationale organisaties en publiekrechtelijke lichamen en instellingen, gevestigd in het land of gebied van uitvoer, alsmede drukwerk dat wordt verspreid ter gelegenheid van de verkiezingen van het Europees Parlement of ter gelegenheid van nationale verkiezingen die worden georganiseerd vanuit het land van oorsprong door als zodanig in de lidstaten officieel erkende buitenlandse politieke organisaties, voor zover over die publicaties en dat drukwerk in het land of gebied van uitvoer belasting is geheven en zij niet bij uitvoer ontlast zijn;24° materialen van uiteenlopende aard, zoals kabels, stro, doek, papier, karton, hout en plastic, die worden gebruikt voor het stuwen en de bescherming, met inbegrip van thermische bescherming, van goederen tijdens het vervoer naar het grondgebied van de Gemeenschap mits deze materialen normaliter niet in aanmerking komen om opnieuw te worden gebruikt en de tegenwaarde ervan, overeenkomstig artikel 34 van het Wetboek, deel uitmaakt van de maatstaf van heffing van die goederen;25° strooisel, foerage en al het voer aan boord van vervoermiddelen die worden gebruikt voor het vervoer van dieren naar het grondgebied van de Gemeenschap, bestemd om onderweg aan de dieren te worden verstrekt;26° goederen van ongeacht welke aard die worden ingevoerd door daartoe door de Minister van Financiën of zijn gemachtigde erkende organisaties om te worden gebruikt voor de aanleg, het onderhoud of de verfraaiing van begraafplaatsen, graven en gedenktekens voor oorlogsslachtoffers van een derde land die in de Gemeenschap zijn begraven;27° lijkkisten die het stoffelijk overschot en urnen die de as van overledenen bevatten, alsmede bloemen, kransen en andere ornamenten die deze gewoonlijk vergezellen; 28° bloemen, kransen en andere ornamenten die worden meegebracht door personen die buiten de Gemeenschap woonachtig zijn en zich naar een begrafenis begeven of graven op het grondgebied van de Gemeenschap komen verfraaien, voor zover uit de aard of de hoeveelheid van deze invoer geen commerciële overwegingen blijken.".

Art. 3.De minister bevoegd voor Financiën is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 29 juni 2015.

FILIP Van Koningswege : De Minister van Financiën, J. VAN OVERTVELDT _______ Nota (1) Verwijzingen naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 3 juli 1969, Belgisch Staatsblad van 17 juli 1969. Wet van 15 december 2013 houdende diverse bepalingen inzake administratieve vereenvoudiging, Belgisch Staatsblad van 31 december 2013, 1ste editie.

Koninklijk besluit nr. 7 van 29 december 1992, Belgisch Staatsblad van 31 december 1992, 4de editie.

Koninklijk besluit van 20 juni 1994, Belgisch Staatsblad van 20 juli 1994.

Koninklijk besluit van 20 juli 2000, Belgisch Staatsblad van 30 augustus 2000.

Koninklijk besluit van 20 februari 2004, Belgisch Staatsblad van 27 februari 2004, 3de editie.

Koninklijk besluit van 1 september 2004, Belgisch Staatsblad van 10 september 2004, 2de editie.

Gecoördineerde wetten op de Raad van State, koninklijk besluit van 12 januari 1973, Belgisch Staatsblad van 21 maart 1973.

^