Etaamb.openjustice.be
Programmadecreet van 10 december 2020
gepubliceerd op 02 februari 2021

Programmadecreet 2020

bron
ministerie van de duitstalige gemeenschap
numac
2021200306
pub.
02/02/2021
prom.
10/12/2020
ELI
eli/decreet/2020/12/10/2021200306/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

10 DECEMBER 2020. - Programmadecreet 2020 (1)


HOOFDSTUK 1. - Persoongebonden aangelegenheden Afdeling 1. - Gezondheid

Artikel 1.In artikel 10.3, § 2, derde lid, van het decreet van 1 juni 2004 betreffende de gezondheidspromotie en inzake medische preventie, ingevoegd bij het decreet van 20 juli 2020, worden de woorden "veertien dagen vanaf de terugkeer" vervangen door de woorden "een door de arts-gezondheidsinspecteur vastgelegde duur".

Art. 2.In hetzelfde decreet, laatstelijk gewijzigd bij het decreet van 20 juli 2020, wordt een artikel 10.4.1 ingevoegd, luidende: "Art. 10.4.1 - Onverminderd de maatregelen die de arts-gezondheidsinspecteur op basis van artikel 10.3 kan opleggen en onverminderd de in artikel 10.4 vermelde bevoegdheden van de arts-gezondheidsinspecteur kan de Regering initiatieven en maatregelen van algemene aard nemen om de verspreiding van besmettelijke ziekten tegen te gaan.

De arts-gezondheidsinspecteur of, op zijn verzoek, de bevoegde burgemeester worden belast met de controle van de naleving van de initiatieven en maatregelen die op grond van het eerste lid zijn genomen en beschikken daartoe over de bevoegdheden vermeld in artikel 10.4, § 1."

Art. 3.In artikel 10.6, 2°, van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 20 februari 2017 en gewijzigd bij het decreet van 20 juli 2020, wordt het woord "terugkeren," vervangen door de woorden "terugkeren, geen gevolg geven aan de maatregelen en initiatieven die op grond van artikel 10.4.1 zijn genomen". Afdeling 2. - Gezin

Art. 4.Artikel 7, tweede lid, van het decreet van 31 maart 2014 betreffende de kinderopvang, gewijzigd bij het decreet van 2 maart 2015, wordt aangevuld met de volgende zin: "Als de kinderopvang plaatsvindt in de ruimten van een onderwijsinstelling of in ruimten die aan die onderwijsinstelling verbonden zijn, dan is een gunstig advies van de bevoegde commandant van de brandweerdienst over de brandveiligheid niet noodzakelijk."

Art. 5.Artikel 16.5 van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 11 december 2018, wordt vervangen als volgt: "Art. 16.5 - Attest voor belastingvermindering § 1 - Met het oog op de toekenning van de belastingvermindering voor kinderopvang overeenkomstig artikel 145/35 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen en met het oog op de afgifte - door de Regering - van een daartoe bestemd attest voor de betrokken belastingplichtigen voldoen de dienstverrichters vermeld in het tweede lid, 3°, van hetzelfde artikel aan de volgende minimumeisen: 1° de dienstverrichter is gevestigd in het Duitse taalgebied;2° de dienstverrichter stelt infrastructuur ter beschikking die aangepast is aan de behoeften van de kinderen en die de bewegingsvrijheid, de veiligheid en de hygiëne van de kinderen waarborgt;3° de dienstverrichter stelt een rustruimte voor kinderen tussen drie en vijf jaar ter beschikking;4° de dienstverrichter stelt een EHBO-koffer ter beschikking in de onmiddellijke nabijheid van de opvangvoorziening;5° de meerderjarige begeleiders die bij de dienstverrichter werkzaam zijn, hebben geen vermelding in het strafregister overeenkomstig artikel 596, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering die hen onder meer verbiedt om minderjarigen te begeleiden. De minimumeisen vermeld in het eerste lid gelden onverminderd andere bij decreet gestelde eisen.

De Regering legt de nadere regels vast. § 2 - De in § 1 vermelde voorwaarden voor de toekenning van een belastingvermindering voor kinderopvang worden als vervuld beschouwd, als dat opvangaanbod in één van de volgende sectoren door de Regering gesubsidieerd wordt: 1° kinderopvang met toepassing van dit decreet;2° creatieve vakantieateliers met toepassing van het decreet van 16 december 2003 betreffende de bevordering van creatieve ateliers;3° vakantiekampen rond sport met toepassing van het sportdecreet van 19 april 2004;4° jeugdkampen die georganiseerd worden door een jeugdgroep van een ondersteunde jeugdorganisatie met toepassing van het decreet van 6 december 2011 ter ondersteuning van het jeugdwerk. § 3 - De inspecteurs vermeld in artikel 17 controleren of de bepalingen van dit artikel worden nageleefd."

Art. 6.In artikel 50, § 2, eerste lid, van het decreet van 23 april 2018 betreffende de gezinsbijslagen worden de woorden "artikel 1 van de wet van 22 maart 1993 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen" vervangen door de woorden "artikel 1, § 3, van de wet van 25 april 2014 op het statuut van en het toezicht op kredietinstellingen en beursvennootschappen". Afdeling 3. - Sociale aangelegenheden

Art. 7.Artikel 46, § 2, van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, vervangen bij de wet van 5 augustus 1992 en gewijzigd bij de decreten van 2 mei 1995 en 7 januari 2002, wordt opgeheven.

Art. 8.In artikel 11, § 2, van het decreet van 5 mei 2014 tot erkenning en ondersteuning van sociale trefpunten, gewijzigd bij het decreet van 22 februari 2016, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in het eerste lid, 2°, wordt de punt op het einde van de zin vervangen door een kommapunt;2° het eerste lid wordt aangevuld met een bepaling onder 3°, luidende: "een administratief medewerker ten belope van 0,35 van een VTE-betrekking.De administratief medewerker heeft minstens een getuigschrift van het lager secundair algemeen of technisch onderwijs of een daarmee gelijkgesteld studiegetuigschrift." 3° het tweede lid wordt vervangen als volgt: "De subsidie van de personeelskosten bedraagt 87,5 % van de werkelijke loonkosten en wordt berekend op basis van de door de Regering vastgelegde berekeningsgrondslagen voor de subsidiëring van de personeelskosten in de sectoren "sociale aangelegenheden" en "gezondheid", waarbij, wat de coördinator betreft, voor de hoogste subsidie rekening wordt gehouden met de weddeschaal voor houders van een bachelordiploma of een graduaatsdiploma en, wat de administratief medewerker betreft, rekening wordt gehouden met de weddeschaal voor houders van een getuigschrift van het lager secundair algemeen of technisch onderwijs of een daarmee gelijkgesteld studiegetuigschrift. Eventuele subsidies in het kader van tewerkstellingsmaatregelen worden afgetrokken."

Art. 9.In artikel 13 van het decreet van 13 december 2016 tot oprichting van een dienst van de Duitstalige Gemeenschap voor zelfbeschikkend leven wordt tussen het eerste lid en het tweede lid, dat het derde lid wordt, een lid ingevoegd, luidende: "De veiligheid van de ruimten die de inrichtende macht voor de aangeboden diensten gebruikt, wordt gestaafd door een gunstig advies van de bevoegde commandant van de brandweerdienst over de brandveiligheid."

Art. 10.Artikel 50 van hetzelfde decreet wordt vervangen als volgt: "Art. 50 - Terugvorderingen Bestaat er een betalingsverplichting in hoofde van derden, dan kan de Dienst of de dienstverrichter de door de Dienst berekende werkelijke kosten voor de in hoofdstuk 3 bepaalde ondersteuningsmaatregelen ofwel bij de gebruiker invorderen nadat de derden het verschuldigde bedrag betaald hebben, ofwel rechtstreeks bij de derde invorderen door subrogatie in de rechten van de gebruiker. Overeenkomsten over de schadevergoedingsregeling die tussen de gebruiker en de derde betaler worden gesloten, kunnen niet aan de Dienst worden tegengesteld. De werkelijke kosten van de ondersteuningsmaatregelen omvatten de kosten ten laste van de Dienst, alsook de kosten die de gebruiker met toepassing van artikel 10, 1°, in de vorm van een persoonlijke participatie moet betalen."

Art. 11.In hetzelfde decreet wordt een artikel 50.1 ingevoegd, luidende: "Art. 50.1 - Beroep op de administratie van de Federale Overheidsdienst Financiën die belast is met de inning en de invordering van niet-fiscale schuldvorderingen In de gevallen vermeld in artikel 50 kunnen de terug te vorderen bedragen ingevorderd worden overeenkomstig artikel 51.1 van het decreet van 25 mei 2009 houdende het financieel reglement van de Duitstalige Gemeenschap."

Art. 12.In hoofdstuk 9 van hetzelfde decreet wordt een artikel 78.1 ingevoegd, luidende: "Art. 78.1 - Overgangsbepaling De inrichtende machten die overeenkomstig artikel 13 op 1 januari 2021 al erkend zijn, moeten uiterlijk op 1 januari 2022 over een gunstig advies inzake brandveiligheid beschikken om hun erkenning te behouden."

Art. 13.In artikel 17, eerste lid, van het decreet van 11 december 2017 betreffende integratie en samenleven in diversiteit wordt het woord "twee" vervangen door het woord "drie". HOOFDSTUK 2. - Culturele aangelegenheden Afdeling 1. - Cultuur

Art. 14.In artikel 6 van het decreet van 16 december 2003 betreffende de bevordering van creatieve ateliers worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° het eerste en het tweede lid worden § 1, eerste en tweede lid;2° het artikel wordt aangevuld met een paragraaf 2, luidende: " § 2 - Een creatief atelier dat vakantieateliers voor kinderen tot en met 12 jaar organiseert, voldoet aan de volgende voorwaarden: 1° een gemengde leeftijdsgroep met kinderen van 3 tot en met 12 jaar moet elke dag gedurende enkele uren minstens in twee groepen worden opgesplitst.Daarbij staat minstens één begeleider ter beschikking voor hoogstens acht kinderen die 6 jaar of ouder zijn, respectievelijk minstens één begeleider ter beschikking voor hoogstens zes kinderen die tussen 3 jaar en de volle leeftijd van 5 jaar oud zijn; 2° de dienstverrichter stelt infrastructuur ter beschikking die aangepast is aan de behoeften van de kinderen en die de bewegingsvrijheid, de veiligheid en de hygiëne van de kinderen waarborgt;3° de dienstverrichter stelt een rustruimte voor kinderen tussen drie en vijf jaar ter beschikking;4° de dienstverrichter stelt een EHBO-koffer ter beschikking in de onmiddellijke nabijheid van de animatieplaats;5° de meerderjarige animatoren die bij de dienstverrichter werkzaam zijn, hebben geen vermelding in het strafregister overeenkomstig artikel 596, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering dat hen onder meer verbiedt om minderjarigen te begeleiden en bezorgen hun uittreksel uit het strafregister (model 2) aan de dienstverrichter;6° minstens één animator die ter plaatse aanwezig is, beschikt over een pedagogische opleiding, een opleiding tot vrijwillige jeugdleider, een door de Regering daarmee gelijkgestelde opleiding of minstens drie jaar praktische ervaring in een pedagogische sector of in de sector van de kinderanimatie, waarbij animatoren die een sociaal-pedagogische opleiding in het hoger onderwijs aangevat of voltooid hebben, gelijkgesteld worden;7° per vakantieatelier is één animator verantwoordelijk voor de medische hulpverlening en de hygiëne.De animator moet een EHBO-cursus voltooid hebben. Die bestaat uit minstens één specifieke EHBO-cursus voor kinderen en jongeren die minstens zes uur duurt. Er moet een gezondheidsmap bijgehouden worden.

De dienstverrichter houdt de bewijzen waarmee wordt aangetoond dat de minimumvoorwaarden vermeld in het eerste lid worden nageleefd, ter plaatse bij in de gezondheidsmap. Bij een controle ter plaatse moet de map worden getoond."

Art. 15.Artikel 13 van hetzelfde decreet wordt aangevuld met een derde lid, luidende: "In afwijking van artikel 5, § 2, wordt de voor de drie jaar vastgelegde periode van de werkingstoelage die loopt van 1 januari 2019 tot en met 31 december 2021, verlengd tot 31 december 2022."

Art. 16.In artikel 9, tweede lid, van het decreet van 7 mei 2007 over de bevordering van de musea en van de cultureel-erfgoedpublicaties, vervangen bij het decreet van 24 februari 2014 en gewijzigd bij het decreet van 11 december 2018, worden de woorden "30 juni" vervangen door de woorden "31 maart".

Art. 17.Hoofdstuk II, afdeling 2, onderafdeling 3, van hetzelfde decreet, dat artikel 15 bevat, wordt opgeheven.

Art. 18.Artikel 17, § 3, derde lid, van het decreet van 18 november 2013 betreffende de ondersteuning van cultuur in de Duitstalige Gemeenschap, gewijzigd bij de decreten van 11 december 2018 en 12 december 2019, wordt vervangen als volgt: "De Regering kan: 1° voor de toepassing van § 2, tweede lid, bepalen, welke functies die door het personeel kunnen worden uitgeoefend, beschouwd worden als functies die in het cultureel werk aanvaardbaar zijn; 2° nog andere verrekeningscriteria en verrekeningsregels voor de toepassing van deze paragraaf vastleggen."

Art. 19.Artikel 19, § 7, derde lid, van hetzelfde decreet, gewijzigd bij de decreten van 11 december 2018 en 12 december 2019, worden vervangen als volgt: "De Regering kan: 1° voor de toepassing van § 6 bepalen, welke functies die door het personeel kunnen worden uitgeoefend, beschouwd worden als functies die in het cultureel werk aanvaardbaar zijn; 2° nog andere verrekeningscriteria en verrekeningsregels voor de toepassing van deze paragraaf vastleggen."

Art. 20.Artikel 21, derde lid, van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 22 februari 2016 en gewijzigd bij het decreet van 26 februari 2018, wordt vervangen als volgt: "Het eerste lid en het tweede lid gelden niet voor de in artikel 43, tweede lid, vermelde subsidies in het kader van de onderscheiding "kunstenaar van Oost-België".

Art. 21.In artikel 41, § 3, van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in de bepaling onder 2° wordt de punt op het einde van de zin vervangen door een kommapunt; 2° het artikel wordt aangevuld met een bepaling onder 3°, luidende: "3° het concept van een kunstproject dat tijdens een drie jaar durende ondersteuningsfase dient te worden omgezet." 3° er wordt een tweede lid ingevoegd, luidende: "De Regering bepaalt in welke vorm de documenten moeten worden ingediend."

Art. 22.Artikel 43, tweede lid, van hetzelfde decreet wordt vervangen als volgt: Aan de onderscheiding is het volgende verbonden: 1° een eenmalig forfaitair bedrag van 5.000 euro dat aan de winnaar wordt toegekend aan het begin van de drie jaar durende ondersteuningsfase; 2° een werkbeurs die wordt toegekend aan de winnaar om zijn kunstproject om te zetten en die, in functie van de behoefte en de ontwikkeling van het project, in de loop van de drie jaar durende ondersteuningsfase wordt uitbetaald.Daartoe sluit de Regering een overeenkomst met de winnaar waarin wordt bepaald hoe het kunstproject zal verlopen, hoe hoog de ondersteuning is, alsook hoe de uitbetaling van de subsidie en de bewijsvoering in de tijd worden gespreid."

Art. 23.In artikel 51, § 1, van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in het eerste lid, 1°, worden de woorden "instrumentale ensembles en muziekverenigingen" vervangen door de woorden "instrumentale ensembles, kamermuziekensembles en muziekverenigingen";2° het tweede lid wordt opgeheven.

Art. 24.In artikel 81 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° paragraaf 1 wordt vervangen als volgt: " § 1 - Nadat is nagegaan dat de ondersteuningsvoorwaarden vervuld zijn, kan de Regering de in artikel 80, § 1, vermelde aanvragers een subsidie voor uitrustingsvoorwerpen toekennen.De subsidie bedraagt hoogstens 50 % van de subsidieerbare uitgaven." 2° paragraaf 2 wordt opgeheven.

Art. 25.In hetzelfde decreet wordt een hoofdstuk 7.1 ingevoegd, dat de artikelen 93.1 tot 93.4 omvat, luidende: "Hoofdstuk 7.1 - Tijdelijke maatregelen om de negatieve gevolgen van de coronacrisis te beperken"

Art. 26.In hoofdstuk 7.1 van hetzelfde decreet wordt een artikel 93.1 ingevoegd, luidende: "Art. 93.1 - Specifieke ondersteuningsvoorwaarden voor cultuurcentra In afwijking van artikel 14, eerste lid, 5°, worden de daarin vermelde kwantitatieve criteria voor het kalenderjaar 2021 met één derde verlaagd.

Voor cultuurcentra die voor het eerst ondersteuning krijgen, geldt: 1° het kalenderjaar 2020 wordt buiten beschouwing gelaten, voor zover dit gunstig is voor de aanvraag;2° voor het kalenderjaar 2021 worden de criteria vermeld in artikel 14, eerste lid, 5°, met één derde verlaagd. Als de aldus berekende kwantitatieve criteria een decimaal bevatten, wordt het getal tot de hogere of lagere eenheid afgerond, naargelang de decimaal al dan niet 0,5 bereikt."

Art. 27.In hetzelfde hoofdstuk wordt een artikel 93.2 ingevoegd, luidende: "Art. 93.2 - Specifieke ondersteuningsvoorwaarden voor cultuurorganisatoren In afwijking van artikel 16, § 2, worden de daarin vermelde kwantitatieve criteria voor het kalenderjaar 2021 met één derde verlaagd.

Voor cultuurorganisatoren die voor het eerst ondersteuning krijgen, geldt: 1° het kalenderjaar 2020 wordt buiten beschouwing gelaten, voor zover dit gunstig is voor de aanvraag;2° voor het kalenderjaar 2021 worden de criteria vermeld in artikel 16, § 2, met één derde verlaagd. Als de aldus berekende kwantitatieve criteria een decimaal bevatten, wordt het getal tot de hogere of lagere eenheid afgerond, naargelang de decimaal al dan niet 0,5 bereikt."

Art. 28.In hetzelfde hoofdstuk wordt een artikel 93.3 ingevoegd, luidende: "Art. 93.3 - Specifieke ondersteuningsvoorwaarden voor cultuurproducenten In afwijking van artikel 18, § 2 tot § 5, worden de daarin vermelde kwantitatieve criteria voor het kalenderjaar 2021 met één derde verlaagd.

Voor cultuurproducenten die voor het eerst ondersteuning krijgen, geldt: 1° het kalenderjaar 2020 wordt buiten beschouwing gelaten, voor zover dit gunstig is voor de aanvraag;2° voor het kalenderjaar 2021 worden de criteria vermeld in artikel 18, § 2 tot § 5, met één derde verlaagd. Als de aldus berekende kwantitatieve criteria een decimaal bevatten, wordt het getal tot de hogere of lagere eenheid afgerond, naargelang de decimaal al dan niet 0,5 bereikt."

Art. 29.In hetzelfde hoofdstuk wordt een artikel 93.4 ingevoegd, luidende: "Afdeling 93.4 - Ondersteuning van amateurkunstverenigingen In afwijking van artikel 59 krijgt een amateurkunstvereniging die actief is in de kunstdiscipline theater voor de kalenderjaren 2020 en 2021 een ondersteuning op basis van de meest recente classificatie, als door de federale dringende maatregelen om de verspreiding van het coronavirus (COVID-19) in te dijken, geen classificatie kan plaatsvinden.

In afwijking van de artikelen 52, § 1, 58, § 1, en 64, § 1, krijgen geclassificeerde amateurkunstverenigingen voor het kalenderjaar 2021 forfaitaire subsidies die overeenstemmen met het hoogste aantal culturele activiteiten die in bijlage 1 per classificatiecategorie zijn voorzien, ook als dat aantal culturele activiteiten niet werkelijk heeft plaatsgevonden."

Art. 30.Bijlage 1 van hetzelfde decreet wordt vervangen door de bijlage gevoegd bij dit decreet. Afdeling 2. - Jeugd

Art. 31.In artikel 1, 12°, van het decreet van 6 december 2011 ter ondersteuning van het jeugdwerk worden de woorden "informatiecentrum voor jongeren" vervangen door de woorden "aanbieder van jongereninformatie".

Art. 32.Het opschrift van hoofdstuk 2, afdeling 3, van hetzelfde decreet wordt vervangen als volgt: "Afdeling 3 - Ondersteuning van de jongereninformatie"

Art. 33.In artikel 15 van hetzelfde decreet wordt de zin "Er kan hoogstens één prestatieovereenkomst voor het kanton Eupen en één prestatieovereenkomst voor het kanton Sankt Vith zijn." vervangen door de zin "Er is maar één ondersteunde aanbieder voor de jongereninformatie in het Duitse taalgebied."

Art. 34.Artikel 16 van hetzelfde decreet wordt vervangen als volgt: "Art. 16 - Doelstelling van de jongereninformatie De aanbieder van jongereninformatie stelt informatie ter beschikking die op juistheid getoetst is en die betrouwbaar, volledig, neutraal en voor iedereen toegankelijk is. De informatie is zowel qua vorm als qua inhoud afgestemd op de behoeften van jongeren. De aanbieder biedt jonge mensen permanent actuele informatie aan en helpt hen bij het zoeken naar informatie.

De aanbieder van jongereninformatie doet in alle gemeenten van het Duitse taalgebied aan projectwerk om zijn dienstverlening ter plaatse ter beschikking te stellen van de jongeren.

Voorts draagt de aanbieder van jongereninformatie bij tot een op kennis gebaseerd jeugdbeleid door de voorhanden zijnde kennis over jongeren en jongereninformatie te registreren en te ontsluiten."

Art. 35.Artikel 17, eerste lid, van hetzelfde decreet wordt vervangen als volgt: "De aanbieder van jongereninformatie werkt een concept uit in samenwerking met jongeren en met de gemeenten.

Art. 36.In artikel 18, eerste lid, van hetzelfde decreet worden de woorden "het informatiecentrum voor jongeren" vervangen door de woorden "de aanbieder van jongereninformatie".

Art. 37.Artikel 19, § 1, van hetzelfde decreet wordt vervangen als volgt: " § 1 - De aanbieder van jongereninformatie wordt ondersteund via een prestatieovereenkomst per kanton."

Art. 38.In artikel 20 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in het opschrift worden de woorden "informatiecentra voor jongeren" vervangen door het woord "jongereninformatie";2° in § 2, eerste lid, worden de woorden "het betrokken informatiecentrum voor jongeren" vervangen door de woorden "de aanbieder van jongereninformatie";3° in § 2, tweede lid, worden de woorden "het informatiecentrum voor jongeren" vervangen door de woorden "de aanbieder van jongereninformatie".

Art. 39.In artikel 21 worden de §§ 1 en 2 van hetzelfde decreet vervangen als volgt: " § 1 - De aanbieder van jongereninformatie ontvangt een subsidie om zijn werkings- en personeelskosten te dekken indien hij: 1° voldoet aan de ondersteuningscriteria vermeld in artikel 5;2° over een concept beschikt dat de Regering overeenkomstig artikel 18 heeft goedgekeurd;3° aan de doelstelling vermeld in artikel 16 voldoet;4° partij is bij een prestatieovereenkomst vermeld in artikel 19;5° minstens één jeugdwerker, uitgedrukt in voltijdse equivalenten, in dienst heeft. De jaarlijkse forfaitaire subsidie voor de werkingskosten bedraagt 60.000 euro.

De subsidie voor de personeelskosten van de jeugdwerkers wordt geval voor geval in de prestatieovereenkomst vastgelegd, waarbij: 1° per kanton 87,5 % van het subsidieerbare gedeelte van de personeelskosten voor de eerste jeugdwerker, uitgedrukt in voltijdse equivalenten, in aanmerking wordt genomen, voor zover de lokale besturen 12,5 % van die personeelskosten voor hun rekening nemen;2° per kanton 80 % van het subsidieerbare gedeelte van de personeelskosten voor de tweede jeugdwerker, uitgedrukt in voltijdse equivalenten, in aanmerking wordt genomen, voor zover de lokale besturen 20 % van die personeelskosten voor hun rekening nemen; § 2 - Indien geen prestatieovereenkomst in de zin van artikel 19 wordt gesloten, ontvangt de aanbieder van jongereninformatie een jaarlijkse forfaitaire subsidie voor de werkingskosten van 24.000 euro.

Voorts ontvangt de aanbieder van jongereninformatie die geen partner bij een prestatieovereenkomst is, een subsidie voor de personeelskosten voor één beklede betrekking van jeugdwerker, uitgedrukt in voltijdse equivalenten. Die subsidie bedraagt 87,5 % van het subsidieerbare gedeelte van de personeelskosten, voor zover lokale besturen 12,5 % van die personeelskosten voor hun rekening nemen."

Art. 40.Artikel 35 van hetzelfde decreet wordt opgeheven.

Art. 41.Artikel 36, § 1, eerste lid, van hetzelfde decreet wordt vervangen als volgt: "De aanvragen om goedkeuring en ondersteuning van voortgezette opleidingen voor jongeren moeten voldoen aan de voorwaarden overeenkomstig artikel 37 en moeten vóór het begin van de voortgezette opleiding bij de Regering worden ingediend."

Art. 42.In artikel 38 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° het eerste lid wordt vervangen als volgt: "De jeugdraad van de Duitstalige Gemeenschap organiseert overeenkomstig artikel 46, 8°, de basisopleiding die leidt tot het erkende bewijs "vrijwillige jeugdleider"." 2° in de inleidende zin van het tweede lid worden de woorden "de jeugdcommissie" vervangen door de woorden "de jeugdraad".

Art. 43.In artikel 44 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 26 februari 2018, worden de woorden "waarvoor een aanvraag werd ingediend in het kader van de oproep vermeld in artikel 35, eerste lid" opgeheven.

Art. 44.Artikel 46 van hetzelfde decreet wordt vervangen als volgt: "Art. 46 - Principe In het Duitse taalgebied kan de Regering maar één Jeugdraad ondersteunen; die Jeugdraad voldoet aan de volgende voorwaarden: 1° hij is opgericht als vereniging zonder winstoogmerk met zetel in het Duitse taalgebied;2° hij is niet gebonden aan een partij of een wereldbeschouwing en houdt rekening met de artikelen 6 en 7 van de wet van 16 juli 1973 waarbij de bescherming van de ideologische en filosofische strekkingen gewaarborgd wordt;3° zijn leden zijn individuele jongeren en andere niet-ondersteunde organisaties van de Duitstalige Gemeenschap die voornamelijk in de jeugdsector werkzaam zijn, alsook alle jeugdvoorzieningen die overeenkomstig hoofdstuk 2, afdeling 2 tot 4, ondersteund worden, waaronder minstens twee vertegenwoordigers van het open jeugdwerk, twee vertegenwoordigers van de jeugdorganisaties, één vertegenwoordiger van het mobiele jeugdwerk en één vertegenwoordiger van de jongereninformatie;4° hij vertegenwoordigt de belangen van de jonge mensen door te fungeren als spreekbuis van de jonge mensen en als tussenpersoon tussen de jongeren en de beleidsmakers in het Duitse taalgebied;5° hij neemt initiatieven die hij nuttig acht om de problemen van jongeren in de Duitstalige Gemeenschap te onderzoeken of op te lossen, alsook om de ontplooiingsmogelijkheden en de participatie van de jongeren in de Duitstalige Gemeenschap uit te bouwen;6° hij verwezenlijkt projecten voor en met jonge mensen en zijn leden en staat daarbij open voor alle jongeren, in het bijzonder rond politieke vorming;7° hij neemt initiatieven en ontwikkelt methoden die hij nodig acht om zijn doelstellingen te verwezenlijken en dit op regionaal, nationaal, Europees en internationaal vlak;8° hij organiseert de basisopleiding die leidt tot het erkende bewijs "vrijwillige jeugdleider", voor zover: a) hij het lesrooster en de gegevens over de voordrachtgevers ten minste 45 dagen vóór het begin van de basisopleiding bij de Regering indient;b) hij aan de voorwaarden van de artikelen 37 en 39 voldoet; c) hij binnen 60 kalenderdagen na het voltooien van de opleidingscyclus een eindverslag of evaluatieverslag aan de Regering bezorgt via het daarvoor beschikbare formulier."

Art. 45.Artikel 47, tweede lid, van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 7 november 2016, wordt aangevuld met de volgende zin: "Op verzoek van de Jeugdraad bezorgt de aanvrager binnen de gestelde termijn nadere achtergrondinformatie over de inhoud van het aangevraagde advies."

Art. 46.In artikel 48 van hetzelfde decreet worden de woorden "15.000 euro" vervangen door de woorden "30.000 euro".

Art. 47.In artikel 51, eerste lid, van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° de bepaling onder 1° wordt vervangen als volgt: "1° de basisopleidingen, alsook de voortgezette opleiding tot stagebegeleider overeenkomstig artikel 40 in opdracht van de Regering evalueren;2° in de bepaling onder 3° worden de woorden "derde lid," opgeheven.

Art. 48.In artikel 54 van hetzelfde decreet worden de woorden "1 maart" vervangen door de woorden "30 september".

Art. 49.In artikel 80, § 2, derde lid, van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 12 december 2019, wordt het woord "één jaar" vervangen door de woorden "twee jaar". Afdeling 3. - Sport

Art. 50.Artikel 14 van het decreet van 20 november 2006 over het statuut van de sportschutters, gewijzigd bij het decreet van 25 juni 2007, wordt aangevuld met een derde lid, luidende: "In afwijking van artikel 5, eerste lid, artikel 8, tweede lid, en artikel 9, tweede lid, wordt de geldigheidsduur van de tijdelijke en definitieve licenties die voor het jaar 2020 werden uitgereikt, met één jaar verlengd, ook als in 2020 niet werd voldaan aan de voorwaarden gesteld in de artikelen 6, 7, 9, eerste lid, en 10." HOOFDSTUK 3. - Onderwijs

Art. 51.In artikel 17, § 4, eerste lid, van het koninklijk besluit van 15 april 1958 houdende bezoldigingsregeling van het onderwijzend, wetenschappelijk en daarmee gelijkgesteld personeel van het Ministerie van Openbaar Onderwijs, gewijzigd bij het decreet van 16 juli 2012, worden de woorden "de wet van 27 juni 1921 betreffende de verenigingen zonder winstoogmerk, de internationale verenigingen zonder winstoogmerk en de stichtingen" vervangen door de woorden "het Wetboek van Vennootschappen en Verenigingen".

Art. 52.Artikel 61.4, eerste lid, van het koninklijk besluit van 29 juni 1984 betreffende de organisatie van het secundair onderwijs, ingevoegd bij het decreet van 18 juni 2018, wordt aangevuld met de volgende zin: "Als de personen belast met de opvoeding de aanvraag na 31 mei indienen, beslist het schoolhoofd of de aanvraag ontvankelijk is, waarbij hij ervoor zorgt dat de termijnen vermeld in artikel 20 in acht worden genomen bij de inschrijving van de hoogbegaafde leerling."

Art. 53.In artikel 123octies van het decreet van 31 augustus 1998 betreffende de opdrachten toevertrouwd aan de inrichtende machten en aan het schoolpersoneel en houdende algemene pedagogische en organisatorische bepalingen voor de gewone en gespecialiseerde scholen, ingevoegd bij het decreet van 22 juni 2020, worden de woorden "2019-2020" vervangen door de woorden "2019-2020 en 2020-2021".

Art. 54.Artikel 11 van het decreet van 30 juni 2003 houdende dringende maatregelen inzake onderwijs 2003, vervangen bij het decreet van 17 mei 2004 en gewijzigd bij de decreten van 29 juni 2015 van 22 juni 2020, wordt aangevuld met een paragraaf 4, luidende: " § 4 - Onverminderd § 1, eerste lid, kan een personeelslid van wie aantoonbaar bekend is dat het gedurende minder dan zes opeenvolgende werkdagen afwezig zal zijn wegens verlof, wegens een terbeschikkingstelling of wegens enige andere vorm van afwezigheid, in het schooljaar 2020-2021 vanaf de eerste dag van zijn afwezigheid vervangen worden. De Regering kan die maatregel met hoogstens één schooljaar verlengen."

Art. 55.In artikel 3.22, eerste lid, van het decreet van 31 maart 2014 betreffende het centrum voor de gezonde ontwikkeling van kinderen en jongeren, gewijzigd bij het decreet van 6 mei 2019, worden na de woorden "te voorkomen" de woorden ", met uitzondering van schoolsluitingen" ingevoegd. HOOFDSTUK 4 - Monumentenzorg

Art. 56.Het decreet van 10 mei 1999 betreffende de benaming van de openbare wegen, gewijzigd bij het decreet van 24 februari 2014, wordt opgeheven.

Art. 57.In artikel 10.2, § 1, tweede lid, van het decreet van 23 juni 2008 betreffende de bescherming van monumenten, klein erfgoed, ensembles en historische cultuurlandschappen en betreffende de opgravingen, ingevoegd bij het decreet van 26 februari 2018, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in de inleidende zin worden de woorden "uiterlijk op 31 december van het voorgaande kalenderjaar" ingevoegd tussen het woord "dient" en de woorden "een schriftelijke aanvraag";2° in de bepaling onder 3° wordt de punt op het einde van de zin vervangen door een kommapunt; 3° er wordt een bepaling onder 4° ingevoegd, luidende: "4° een verklaring van de aanvrager dat hij bereid is om, op verzoek van de Regering, het gesubsidieerd voorwerp op de open monumentendagen of op hoogstens twee dagen per jaar toegankelijk te maken voor het publiek."

Art. 58.In artikel 13.1 van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 12 december 2019, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in het enige lid, dat het eerste lid wordt, worden de woorden "artikel 13, § 3, zesde lid, en § 6," vervangen door de woorden "artikel 13, § 6,"; 2° het artikel wordt aangevuld met een tweede en een derde lid, luidende: "Voor de afgifte van haar advies beschikt de commissie: 1° over dertig kalenderdagen, te rekenen vanaf de datum waarop de Regering de aanvraag om advies aan haar heeft toegezonden, als het gaat om een eensluidend erfgoedadvies in de zin van artikel D.IV.35, § 1, eerste lid, van hetzelfde Wetboek; 2° over twintig kalenderdagen, te rekenen vanaf de datum waarop de Regering de aanvraag om advies aan haar heeft toegezonden, als het gaat om een gewoon erfgoedadvies in de zin van artikel D.IV.35, § 1, tweede lid, van hetzelfde Wetboek.

Indien binnen die termijnen geen advies is ontvangen, wordt ervan uitgegaan dat de commissie instemt met het erfgoedadvies."

Art. 59.In artikel 22, eerste lid, van hetzelfde decreet worden de woorden "uiterlijk op 31 december van het voorgaande kalenderjaar" ingevoegd tussen het woord "dient" en de woorden "een schriftelijke subsidiëringsaanvraag".

Art. 60.Artikel 26 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij de decreten van 15 maart 2010, 14 februari 2011, 26 februari 2018 en 12 december 2019, wordt vervangen als volgt: "Art. 26 - Machtiging § 1 - Opgravingen, archeologische peilingen of het gebruik van elektronische of magnetische detectoren met het oog op activiteiten die tot een bodemwijziging of de verwijdering van voorwerpen leiden, mogen slechts met voorafgaande machtiging van de Regering of in opdracht van de Regering worden uitgevoerd. De afzonderlijke voorwaarden die de Regering aan de machtiging verbindt, zijn niet-discriminerend, noodzakelijk en evenredig. § 2 - De machtiging tot het uitvoeren van archeologische peilingen of opgravingen heeft betrekking op een bepaald project en kan eventueel geografisch afgebakend worden. Zij vermeldt de gerechtigden, de voorwaarden en de vereisten alsmede de geldigheidsduur. Deze geldigheidsduur kan één keer worden verlengd.

De machtigingsaanvraag wordt ingediend via een door de Regering vastgelegd formulier. De Regering neemt haar beslissing binnen dertig kalenderdagen na ontvangst van de volledige aanvraag. Neemt de Regering geen beslissing binnen de gestelde termijn, dan wordt de machtiging geacht te worden toegekend.

Worden over de toekenning van de machtiging geïnformeerd: 1° de aanvrager;2° de commissie;3° de eigenaar, als hij niet de aanvrager is.De eigenaar informeert desgevallend de huurders en bewoners; 4° het gemeentecollege. De Regering legt de nadere regels vast. § 3 - De machtiging om elektronische of magnetische detectoren te gebruiken, wordt toegekend voor een periode van één jaar; aan die machtiging kunnen voorwaarden verbonden zijn. De machtiging kan jaarlijks verlengd worden.

Als het gebruik van elektronische of magnetische detectoren aangevraagd wordt, moet met de bevoegde dienst van het Ministerie van de Duitstalige Gemeenschap een adviesgesprek worden gevoerd om duidelijkheid te scheppen omtrent de raamvoorwaarden bij het gebruik van detectoren.

De machtigingsaanvraag wordt ingediend via een door de Regering vastgelegd formulier. De Regering neemt haar beslissing binnen dertig kalenderdagen na ontvangst van de volledige aanvraag. Neemt de Regering geen beslissing binnen de gestelde termijn, dan wordt de machtiging geacht te worden geweigerd.

Aan de machtiging zijn de volgende voorwaarden verbonden: 1° de kosten van het project worden uitsluitend door de aanvrager gedragen;2° het betreden van een perceel geschiedt met toestemming van de eigenaar;3° de aanvrager mag geen gaten graven die dieper zijn dan 30 centimeter en mag geen detectoren gebruiken op percelen: a) die deel uitmaken van een voorlopig of definitief gerangschikt goed of, naargelang van het geval, deel uitmaken van een goed dat in het beschermingsgebied daarvan ligt;b) die op de archeologische beschermingskaart opgenomen zijn;c) waarop een archeologische peiling uitgevoerd wordt of, naargelang van het geval, een opgraving plaatsvindt, tot die handelingen beëindigd zijn;4° De aanvrager deelt zijn vondsten die op grond van hun toestand, vorm of aard klaarblijkelijk als archeologische goederen onder de toepassing van dit decreet zouden kunnen vallen, binnen zeven kalenderdagen mee aan de bevoegde dienst van het Ministerie van de Duitstalige Gemeenschap;5° De bevoegde dienst van het Ministerie van de Duitstalige Gemeenschap krijgt op eenvoudig verzoek toegang tot de vondsten;6° Als de aanvrager daartoe geen toestemming van de Regering heeft, mag hij zijn vondsten niet vervreemden of buiten het Duitse taalgebied brengen;7° De aanvrager heeft de toestemming van de Regering bij zich wanneer hij een detector gebruikt.Hij moet ze te allen tijde en op eenvoudig verzoek kunnen voorleggen aan de ambtenaren en beambten die belast zijn met de uitvoering van dit decreet; 8° De aanvrager verplicht zich ertoe op het einde van de geldigheidstermijn van de toestemming een eindverslag over zijn activiteiten op te stellen;9° De aanvrager verplicht zich ertoe de door hem gegraven gaten in de bodem weer dicht te doen en het uitgegraven afval vakkundig te verwijderen. De Regering legt de nadere regels vast."

Art. 61.In hetzelfde decreet wordt een hoofdstuk IV.1 ingevoegd, dat de artikelen 35.1 en 35.2 omvat, luidende: "HOOFDSTUK IV.1 - Benaming van openbare wegen en pleinen"

Art. 62.In hoofdstuk IV.1 van hetzelfde decreet wordt een artikel 35.1 ingevoegd, luidende: "Art. 35.1 - Richtsnoeren voor de benaming De benaming van openbare wegen en pleinen wordt alleen gewijzigd, als daar dwingende redenen voor zijn.

De benaming van openbare wegen en pleinen documenteert plaatselijke omstandigheden of, naargelang van het geval, het behoud van de geschiedenis en de traditie of dient om verdienstelijke burgers en persoonlijkheden te eren. De benaming van openbare wegen en pleinen wordt zo mogelijk afgeleid van de plaats, van haar historische achtergrond, van gebeurtenissen en personen en houdt rekening met de geschiedenis, de cultuur en de plaatselijke kenmerken van de gemeente in kwestie.

Namen van nog levende personen mogen niet worden gebruikt, met uitzondering van de namen van de koninklijke familie.

Het benoemen van wegen en pleinen naar personen is een bijzondere waardering voor hetgeen ze op verschillende gebieden voor de samenleving hebben betekend. Het benoemen naar persoonlijkheden geschiedt ten vroegste 25 jaar na het overlijden van de naamgever. De lokaal historische waardering voor de persoonlijkheid wordt verduidelijkt en gedetailleerd toegelicht in de motivering. Bij het kiezen van de openbare wegen en pleinen let de gemeente erop dat de betekenis van de straat in overeenstemming is met de beoogde eerbetuiging. Bij het kiezen van persoonlijkheden moet voor een evenwichtige verhouding tussen alle geslachten worden gezorgd.

Benamingen die een negatief en geringschattend effect op de bewoners hebben, zijn niet toegestaan."

Art. 63.In hetzelfde hoofdstuk wordt een artikel 35.2 ingevoegd, luidende: "Art. 35.2 - Procedure Voordat de gemeente een nieuwe benaming voor een openbare weg of een openbaar plein kiest, vraagt ze de Regering om advies.

De gemeente dient haar aanvraag in bij de Regering, samen met een uitvoerige motivering, een plattegrond en eventueel nog andere bijbehorende documentatie.

Binnen zestig kalenderdagen, te rekenen vanaf de ontvangst van de aanvraag, zendt de Regering haar advies toe aan de gemeente. Als het advies niet binnen de gestelde termijn wordt toegezonden, wordt het beschouwd als een positief advies.

Voordat de Regering advies uitbrengt, vraagt ze advies aan bij de commissie.

De gemeente zendt de Regering zo snel mogelijk een kopie van de definitieve beslissing over de naamgeving. Als die beslissing afwijkt van het advies, moet ze met redenen worden omkleed."

Art. 64.In artikel 38 van hetzelfde decreet wordt tussen het tweede lid en het derde lid, dat het vierde lid wordt, een lid ingevoegd, luidende: "Op verzoek van de Regering brengt ze adviezen uit over voorstellen voor de benaming van openbare wegen en pleinen; die adviezen worden binnen dertig kalenderdagen uitgebracht."

Art. 65.Artikel 41 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 7 november 2016, wordt aangevuld met een derde lid, luidende: "Het kan bepalen dat de commissie haar beslissingen via een schriftelijke procedure neemt." HOOFDSTUK 5. - Tewerkstelling

Art. 66.Opgeheven worden: 1° het decreet van 25 juni 1991 houdende ondersteuning van maatregelen tot bevordering van de werkgelegenheid;2° het besluit van de Executieve van 20 december 1991 tot uitvoering van het decreet van 25 juni 1991 houdende ondersteuning van maatregelen tot bevordering van de werkgelegenheid.

Art. 67.In artikel 5, 3°, c), van het decreet van 11 mei 2009 betreffende de erkenning van uitzendbureaus en de controle op de particuliere arbeidsbemiddelingsbureaus worden de woorden "de artikelen 229, 5°, 265, 315, 456, 4°, en 530 van het Wetboek van vennootschappen" vervangen door de woorden "de artikelen 5: 16 2°, 5: 140 en 7.18, 2°, van het Wetboek van Vennootschappen en Verenigingen".

Art. 68.In artikel 11 van het decreet van 28 mei 2018 betreffende de AktiF- en AktiF PLUS-maatregel ter bevordering van de werkgelegenheid,gewijzigd bij het ministerieel besluit van 15 oktober 2019, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in § 2, eerste lid, worden de woorden "510,92 euro" vervangen door de woorden "531 euro";2° in § 2, tweede lid, worden de woorden "306,55 euro" vervangen door de woorden "319 euro". 3° in § 3, eerste lid, worden de woorden "1.021,83 euro" vervangen door de woorden "1.063 euro"; 4° in § 3, tweede lid, worden de woorden "613,10 euro" vervangen door de woorden "638 euro";5° in § 3, derde lid, worden de woorden "306,55 euro" vervangen door de woorden "319 euro".

Art. 69.In artikel 13 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het ministerieel besluit van 15 oktober 2019, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in § 1 worden de woorden "510,92 euro" vervangen door de woorden "531 euro"; 2° in § 2, eerste lid, worden de woorden "1.021,83 euro" vervangen door de woorden "1.063 euro". 3° in § 2, tweede lid, worden de woorden "613,10 euro" vervangen door de woorden "638 euro".

Art. 70.In artikel 19, 2°, van hetzelfde decreet worden de woorden "de wet van 27 juni 1921 betreffende de verenigingen zonder winstoogmerk, de stichtingen en de Europese politieke partijen en stichtingen" vervangen door de woorden "het Wetboek van Vennootschappen en Verenigingen".

Art. 71.In artikel 21 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het ministerieel besluit van 15 oktober 2019, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in § 1, eerste lid, worden de woorden "1.021,83 euro" vervangen door de woorden "1.063 euro"; 2° in § 1, tweede lid, worden de woorden "937,02 euro" vervangen door de woorden "975 euro"; 3° in § 2, eerste lid, worden de woorden "1.873,02 euro" vervangen door de woorden "1.948 euro". 4° in § 2, tweede lid, worden de woorden "1.788,21 euro" vervangen door de woorden "1.860 euro".

Art. 72.In artikel 26 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het ministerieel besluit van 15 oktober 2019, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in § 1, eerste lid, worden de woorden "1.021,83 euro" vervangen door de woorden "1.063 euro"; 2° in § 1, tweede lid, worden de woorden "937,02 euro" vervangen door de woorden "975 euro"; 3° in § 2, eerste lid, worden de woorden "1.873,02 euro" vervangen door de woorden "1.948 euro". 4° in § 2, tweede lid, worden de woorden "1.788,21 euro" vervangen door de woorden "1.860 euro".

Art. 73.In artikel 55 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° de woorden ", die onder de toepassing blijven vallen van de artikelen 4 en 5 van het voormelde besluit, zoals van kracht op 31 december 2018" worden vervangen door de woorden "die worden vastgelegd in het tweede lid"; 2° het artikel wordt aangevuld met een tweede en een derde lid, luidende: "De jaarlijkse premies die moeten worden betaald aan de werkgevers vermeld in het eerste lid, bedragen: 1° 16.471 euro voor werknemers voor wie de werkgevers op 31 december 2018 een premie ontvingen van de subsidiecategorie B1 in de zin van artikel 5, § 1, van het besluit van de Regering van het Waals Gewest van 11 mei 1995 betreffende de indienstneming van gesubsidieerde contractuelen door sommige openbare besturen en ermee gelijkgestelde werkgevers; 2° 23.069 euro voor werknemers voor wie de werkgevers op 31 december 2018 een premie ontvingen van de subsidiecategorie B2 in de zin van artikel 5, § 2, van hetzelfde besluit van de Regering van het Waals Gewest; 3° 29.120 euro voor werknemers voor wie de werkgevers op 31 december 2018 een premie ontvingen van de subsidiecategorie B3 in de zin van artikel 5, § 3, eerste en derde lid, van hetzelfde besluit van de Regering van het Waals Gewest.

Met behoud van de toepassing van het eerste lid is de indexering van de overeenkomstig het tweede lid vastgelegde premie onderworpen aan de toepassing van artikel 14, § 3."

Art. 74.In artikel 57 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° de woorden ", die onder de toepassing blijven vallen van de artikelen 5 tot 7 en 22.1 van het voormelde besluit van de Regering, zoals van kracht op 31 december 2018" worden vervangen door de woorden "die worden vastgelegd in het tweede lid". 2° het artikel wordt aangevuld met een tweede en een derde lid, luidende: "De toelagen voor de werkgevers die de werknemers vermeld in het eerste lid tewerkstellen, bedragen: 1° 13.698 euro voor werknemers voor wie de werkgevers op 31 december 2018 een toelage ontvingen op basis van artikel 5 van het besluit van de Regering van 20 december 2001 houdende toekenning van toelagen aan plaatselijke besturen die geco's tewerkstellen; 2° 19.441 euro voor werknemers voor wie de werkgevers op 31 december 2018 een toelage ontvingen op basis van artikel 6 van hetzelfde regeringsbesluit; 3° 25.185 euro voor werknemers voor wie de werkgevers op 31 december 2018 een toelage ontvingen op basis van artikel 7 van hetzelfde regeringsbesluit.

Met behoud van de toepassing van het eerste lid is de indexering van de overeenkomstig het tweede lid vastgelegde toelage onderworpen aan de toepassing van artikel 14, § 3." HOOFDSTUK 6. - Lokale besturen

Art. 75.In artikel L4125-3, § 2, eerste lid, 1°, van het Wetboek van de plaatselijke democratie en decentralisatie, ingevoegd bij het decreet van 1 juni 2006, worden de woorden "rechtbank van koophandel" vervangen door het woord "ondernemingsrechtbank".

Art. 76.In artikel 33, § 1, tweede lid, van het gemeentedecreet van 23 april 2018 worden de woorden "de maatschappelijke zetel of de bedrijfszetel" vervangen door de woorden "de zetel".

Art. 77.In artikel 45, § 1, derde lid, van het gemeentedecreet van 23 april 2018 worden de woorden "artikel L4125-1" vervangen door de woorden "artikel L4142-1".

Art. 78.Artikel 95, § 2, van hetzelfde decreet wordt aangevuld met een derde lid, luidende: "In het geval vermeld in § 1, tweede lid, hoeft geen eindafrekening over het beheer te worden opgemaakt."

Art. 79.In artikel 108, eerste lid, van hetzelfde decreet worden de woorden "de artikelen 7, 65 en 66 van de wet van 22 maart 1993 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen" vervangen door de woorden "de artikelen 7, 312 en 313 van de wet van 25 april 2014 op het statuut van en het toezicht op kredietinstellingen en beursvennootschappen".

Art. 80.In artikel 159, § 2, van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in het eerste lid worden de woorden "maatschappelijk doel" vervangen door het woord "doel";2° in het tweede lid worden de woorden "maatschappelijk kapitaal" vervangen door het woord "kapitaal".

Art. 81.In artikel 161 van hetzelfde decreet worden de woorden "De artikelen 63, 130 tot 144, 165 tot 167, 517 tot 530, 538, 540 en 561 tot 567 van het Wetboek van Vennootschappen" vervangen door de woorden "De artikelen 2: 41, 2: 52, 3: 58 tot 3: 75, 3: 100 tot 3: 102, 7: 85 tot 7: 88, 7: 90, 7: 91, 7: 93 tot 7: 100, 7: 104, 7: 121, 7: 122, 7: 136, 7: 139 en 7: 156 tot 7: 159 van het Wetboek van Vennootschappen en Verenigingen". HOOFDSTUK 7. - Toerisme

Art. 82.In artikel 21 van het decreet van 23 januari 2017 ter bevordering van het toerisme, gewijzigd bij het decreet van 12 december 2019, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° § 1, derde lid, wordt opgeheven; 2° de volgende § 1.1 wordt ingevoegd: " § 1.1 - Koepelorganisaties en verenigingen voor vreemdelingenverkeer kunnen, binnen de perken van de beschikbare begrotingsmiddelen, een subsidie van hoogstens 500 euro per evenement krijgen, als toeristen de rechtstreekse doelgroep van dat evenement zijn." 3° in paragraaf 2 worden de woorden "de initiatieven vermeld in paragraaf 1" vervangen door de woorden "de initiatieven en evenementen vermeld in de § § 1 en 1.1"; 4° paragraaf 2 wordt aangevuld met een tweede lid, luidende: "De subsidie wordt hoogstens drie keer voor hetzelfde initiatief of evenement toegekend, ongeacht onder welke benaming het werd uitgevoerd." HOOFDSTUK 8. - Ruimtelijke ordening en stedenbouw

Art. 83.Artikel D.I.1 van het Waals Wetboek van Ruimtelijke Ontwikkeling, gewijzigd bij het decreet van 12 december 2019, wordt aangevuld met een paragraaf 3, luidende: " § 3 - De samenwerking met de overheden, diensten of organen van het Waals Gewest geschiedt in het bijzonder op basis van de bepalingen van het Samenwerkingsakkoord van 14 november 2019 tussen het Waals Gewest en de Duitstalige Gemeenschap over de uitoefening van de bevoegdheden inzake ruimtelijke ordening en bepaalde aanverwante materies, hierna 'samenwerkingsakkoord' genoemd."

Art. 84.In artikel D.II.3 van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij het decreet van 12 december 2019, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in § 1, tweede lid, worden de woorden "wier raadpleging door de Regering nuttig wordt geacht" vervangen door de woorden "wier raadpleging door de Regering nuttig wordt geacht of die op grond van het samenwerkingsakkoord om advies moeten worden verzocht";2° in § 2, tweede lid, worden de woorden "wier raadpleging door de Regering nuttig geacht wordt" vervangen door de woorden "wier raadpleging door de Regering nuttig wordt geacht of die op grond van het samenwerkingsakkoord om advies moeten worden verzocht";

Art. 85.In artikel D.II.7, § 3, tweede lid, van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij het decreet van 12 december 2019, worden de woorden "die de gemeenteraden nuttig achten te raadplegen" vervangen door de woorden "die de gemeenteraden nuttig achten te raadplegen of die op grond van het samenwerkingsakkoord om advies moeten worden verzocht".

Art. 86.In artikel D.II.12, § 3, derde lid, van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij het decreet van 12 december 2019, worden de woorden "wier raadpleging de gemeenteraad nuttig acht" vervangen door de woorden "wier raadpleging de gemeenteraad nuttig acht of die op grond van het samenwerkingsakkoord om advies moeten worden verzocht".

Art. 87.Geldt alleen voor de Duitse tekst.

Art. 88.In artikel D.II.47, § 2, eerste lid, van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij het decreet van 12 december 2019, worden de woorden "die zij nuttig acht te raadplegen" vervangen door de woorden "die zij nuttig acht te raadplegen of die op grond van het samenwerkingsakkoord om advies moeten worden verzocht".

Art. 89.In artikel D.II.48, § 4, eerste lid, van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij het decreet van 12 december 2019, worden de woorden "die zij nuttig acht te raadplegen" vervangen door de woorden "die zij nuttig acht te raadplegen of die op grond van het samenwerkingsakkoord om advies moeten worden verzocht".

Art. 90.In artikel D.II.49, § 2, eerste lid, van hetzelfde Wetboek, worden de woorden "als het Operationeel Directoraat-generaal Landbouw, Natuurlijke Hulpbronnen en Leefmilieu, hierna "DGO3" indien het geraadpleegd is"' vervangen door de woorden "of die op grond van het samenwerkingsakkoord om advies moeten worden verzocht".

Art. 91.In artikel D.II.51, § 2, eerste lid, van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij het decreet van 12 december 2019, worden de woorden "die de Regering nuttig acht te raadplegen" vervangen door de woorden "die de Regering nuttig acht te raadplegen of die op grond van het samenwerkingsakkoord om advies moeten worden verzocht".

Art. 92.In artikel D.II.52 van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij het decreet van 12 december 2019, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in § 3, eerste lid, worden de woorden "die de Regering nuttig acht te raadplegen" vervangen door de woorden "die de Regering nuttig acht te raadplegen of die op grond van het samenwerkingsakkoord om advies moeten worden verzocht";2° in § 4, eerste lid, worden de woorden "die hij nuttig acht te raadplegen" vervangen door de woorden "die hij nuttig acht te raadplegen of die op grond van het samenwerkingsakkoord om advies moeten worden verzocht".

Art. 93.Artikel D.II.54, § 1, van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij het decreet van 12 december 2019, wordt aangevuld met een tweede lid, luidende: "De bepalingen van dit artikel zijn niet van toepassing wanneer de herziening van het gewestplan voor de toekenning van een milieuvergunning in de zin van het decreet van 11 maart 1999 betreffende de milieuvergunning noodzakelijk is of wanneer een globale vergunning in de zin van het samenwerkingsakkoord noodzakelijk is."

Art. 94.In artikel D.III.3, § 3, eerste lid, van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij het decreet van 12 december 2019, worde de woorden "die zij nodig acht te raadplegen" vervangen door de woorden "die zij nodig acht te raadplegen of die op grond van het samenwerkingsakkoord om advies moeten worden verzocht".

Art. 95.In artikel D.III.6, § 2, tweede lid, van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij het decreet van 12 december 2019, worden de woorden "die genoemd college nodig acht te raadplegen" vervangen door de woorden "die genoemd college nodig acht te raadplegen of die op grond van het samenwerkingsakkoord om advies moeten worden verzocht".

Art. 96.In artikel D.IV.4, eerste lid, 12°, van hetzelfde Wetboek worden de woorden "de Regering kan een lijst van werken bepalen die schade toebrengen aan het wortelstelsel of die het uitzicht wijzigen van opmerkelijke bomen, struiken en hagen" vervangen door de woorden "overeenkomstig de bepalingen van het samenwerkingsakkoord wordt een lijst opgemaakt van werken die schade toebrengen aan het wortelstelsel van opmerkelijke bomen, struiken en hagen of die het uitzicht wijzigen van opmerkelijke bomen, struiken en hagen; de Regering kan die lijst aanvullen".

Art. 97.Geldt alleen voor de Duitse tekst.

Art. 98.In artikel D.IV.14.2 van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij het decreet van 12 december 2019, worden de woorden "een goed" vervangen door de woorden "verbouwingswerken of wijzigingen van de uiterlijke kenmerken van een goed".

Art. 99.In artikel D.IV.35, § 2, eerste lid, van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij het decreet van 12 december 2019, worden de woorden "De Regering bepaalt" vervangen door de woorden "Onverminderd de adviezen die bij het samenwerkingsakkoord worden voorgeschreven, bepaalt de Regering" en worden de woorden "houdende" vervangen door de woorden "te houden".

Art. 100.Geldt alleen voor de Duitse tekst.

Art. 101.In artikel D.IV.68 van hetzelfde Wetboek worden de woorden "waarvan zij het advies nuttig acht" vervangen door de woorden "waarvan zij het advies nuttig acht of die op grond van het samenwerkingsakkoord om advies moeten worden verzocht".

Art. 102.Artikel D.IV.107 van hetzelfde Wetboek wordt vervangen als volgt: "Art.D.IV.107 - In het geval van een gemengd project in de zin van het samenwerkingsakkoord wordt, in afwijking van de artikelen D.IV.14 en D.IV.22, overeenkomstig de bepalingen van het samenwerkingsakkoord een globale vergunning toegekend die in de plaats treedt van de stedenbouwkundige vergunning in de zin van dit Wetboek. De in de artikelen D.IV.5 tot D.IV.13 bedoelde afwijkingen en verschillen worden toegekend: 1° door het gemeentecollege als het de bevoegde overheid is;het in het syntheserapport vermelde advies van de Regering is een eensluidend advies als de aanvraag een afwijking van het gewestplan of van de normen van de gewestelijke leidraad voor stedenbouw als gevolg heeft; 2° door de Regering als ze samen met de technisch ambtenaar van het Waals Gewest de bevoegde overheid is;3° door de gemengde beroepscommissie in het kader van een beroep;4° door de Regering voor de vergunningsaanvragen betreffende handelingen en werken waarvoor er dwingende redenen van algemeen belang bestaan, die tot haar bevoegdheid behoren. In afwijking van de artikelen D.IV.14 en D.IV.22 wordt, in het geval van een geïntegreerd project in de zin van het samenwerkingsakkoord, overeenkomstig de bepalingen van het samenwerkingsakkoord een geïntegreerde vergunning afgegeven die de stedenbouwkundige vergunning in de zin van dit Wetboek vervangt. De in de artikelen D.IV.5 tot D.IV.13 bedoelde afwijkingen en verschillen worden toegekend: 1° door het gemeentecollege als het de bevoegde overheid is;het in het syntheserapport vermelde advies van de Regering is een eensluidend advies als de aanvraag een afwijking van het gewestplan of van de normen van de gewestelijke leidraad voor stedenbouw als gevolg heeft; 2° door de Regering als ze samen met de ambtenaar van de handelsvestigingen en, in voorkomend geval, met de technisch ambtenaar van het Waals Gewest de bevoegde overheid is; 3° door de gemengde beroepscommissie in het kader van een beroep."

Art. 103.Artikel D.V.16, § 1, van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij het decreet van 12 december 2019, wordt aangevuld met een tweede lid, luidende: "De bepalingen van dit artikel zijn niet van toepassing wanneer de aanneming van de omtrek als milieuvergunning in de zin van het decreet van 11 maart 1999 betreffende de milieuvergunning of als globale vergunning in de zin van het samenwerkingsakkoord dient te gelden."

Art. 104.In artikel D.VII.3, eerste lid, van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij het decreet van 12 december 2019, worden tussen de woorden "Behalve de ambtenaren van gerechtelijke politie" en het woord "zijn" de woorden "en onverminderd de bepalingen van het samenwerkingsakkoord" ingevoegd.

Art. 105.In artikel D.VIII.33, § 4, eerste lid, van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij het decreet van 12 december 2019, worde de woorden "die ze nuttig acht te raadplegen" vervangen door de woorden "die ze nuttig acht te raadplegen of die op grond van het samenwerkingsakkoord om advies moeten worden verzocht". HOOFDSTUK 9. - Diverse bepalingen Afdeling 1. - Uitbreiding van het crisisdecreet 2020

Art. 106.In het crisisdecreet 2020 van 6 april 2020, gewijzigd bij de decreten van 27 april 2020, 22 juni 2020 en 20 juli 2020, wordt een hoofdstuk 3.5 ingevoegd, dat de artikelen 5.6 tot 5.9 omvat, luidende: "Hoofdstuk 3.5 - Bijzondere maatregelen inzake gezondheid en ouderen"

Art. 107.In hoofdstuk 3.5 van hetzelfde decreet wordt een artikel 5.6 ingevoegd, luidende: "Art. 5.6 - Om voor het aanbod aan diensten voor ouderen en personen met ondersteuningsbehoefte de negatieve gevolgen te beperken van de gezondheidscrisis die door het coronavirus (COVID-19) is ontstaan, wordt de Regering ertoe gemachtigd om een eenmalige forfaitaire subsidie in te voeren voor de woonzorgcentra voor ouderen van het Duitse taalgebied die door de crisis en de maatregelen om de verspreiding van het coronavirus (COVID-19) in te dijken, extra kosten en minder inkomsten via de bewonersprijs hebben.

Die forfaitaire subsidie bedraagt 3.400 euro, vermenigvuldigd met de ondersteuningscapaciteit van het betrokken woonzorgcentrum voor ouderen.

De Regering bepaalt de nadere regels voor de toekenning en de uitbetaling in een overeenkomst met de betrokken instelling."

Art. 108.In hetzelfde hoofdstuk wordt een artikel 5.7 ingevoegd, luidende: "Art. 5.7 - De woonzorgcentra voor ouderen en de psychiatrische verzorgingstehuizen kunnen isolatie-afdelingen inrichten die bestaan uit kamers van bewoners om daar bewoners onder te brengen die tot een cluster van besmetting met het coronavirus (COVID-19) behoren. In afwijking van de dienstverleningsovereenkomst vermeld in artikel 32, § 2, tweede lid, 6°, van het decreet van 13 december 2018 betreffende het aanbod aan diensten voor ouderen en personen met ondersteuningsbehoefte, alsook betreffende palliatieve zorg, respectievelijk in afwijking van de overeenkomst vermeld in artikel 1 van het koninklijk besluit van 10 december 1990 houdende vaststelling van de regels voor het bepalen van de opnemingsprijs voor personen die worden opgenomen in psychiatrische verzorgingstehuizen, zorgt het woonzorgcentrum, respectievelijk het psychiatrisch verzorgingstehuis voor een mogelijkheid om de eigenlijke bewoners van de kamers die als isolatie-afdeling gebruikt worden elders onder te brengen.

De Regering kent de betrokken woonzorgcentra voor ouderen en de psychiatrische verzorgingstehuizen een financiële compensatie toe voor het via de bewonersprijs geleden inkomstenverlies dat door de inrichting van de isolatie-afdeling ontstaat of dat sinds de COVID-19-gezondheidscrisis is ontstaan. Daartoe delen de woonzorgcentra voor ouderen en de psychiatrische verzorgingstehuizen aan de Regering mee gedurende welke periode de bewonerskamers gereserveerd werden."

Art. 109.In hetzelfde hoofdstuk wordt een artikel 5.8 ingevoegd, luidende: "Art. 5.8 - Om de negatieve gevolgen van de COVID-19-gezondheidscrisis te beperken wordt de Regering ertoe gemachtigd om aan de volgende dienstverrichters, instellingen en organisaties een eenmalige subsidie te betalen voor de extra kosten en inkomstenverliezen die zijn ontstaan door de crisis en door de maatregelen om de verspreiding van het coronavirus (COVID-19) in te dijken: 1° dienstverrichters die activiteiten van de personenondersteuning en diensten van de thuisondersteuning aanbieden in de zin van het decreet van 13 decreet 2018 betreffende het aanbod aan diensten voor ouderen en personen met ondersteuningsbehoefte, alsook betreffende palliatieve zorg;2° inrichtende machten van psychiatrische verzorgingstehuizen in de zin van het decreet van 4 juni 2007 betreffende de psychiatrische verzorgingstehuizen;3° initiatieven van beschut wonen in de zin van artikel 6 van de gecoördineerde wet van 10 juli 2008 op de ziekenhuizen en andere verzorgingsinrichtingen;4° de diensten die erkend zijn overeenkomstig het koninklijk besluit van 20 maart 1975 betreffende de erkenning en de subsidiëring van de diensten voor geestelijke gezondheidszorg;5° huisartsenkringen in de zin van het koninklijk besluit van 8 juli 2002 tot vaststelling van de opdrachten verleend aan huisartsenkringen. In een overeenkomst met de betrokken dienstverrichter, de betrokken instelling of de betrokken organisatie bepaalt de Regering: 1° het bedrag van de subsidie;2° de voor de toepassing van dit artikel aanneembare kosten en inkomstenverliezen; 3° de nadere regels voor de toekenning en de uitbetaling."

Art. 110.In hetzelfde hoofdstuk wordt een artikel 5.9 ingevoegd, luidende: "Art. 5.9 - Om de negatieve gevolgen van de COVID-19-gezondheidscrisis op de ziekenhuizen in het Duitse taalgebied te beperken, wordt de Regering ertoe gemachtigd om aan die ziekenhuizen een eenmalige subsidie te betalen voor de extra kosten voor niet-duurzame infrastructuuraanpassingen die ze hebben gehad door de crisis en door de maatregelen om de verspreiding van het coronavirus (COVID-19) in te dijken.

De Regering bepaalt het bedrag van de subsidie en de nadere regels voor de toekenning en de uitbetaling in een overeenkomst met het betrokken ziekenhuis."

Art. 111.In hetzelfde hoofdstuk wordt een artikel 5.10 ingevoegd, luidende: "Art. 5.10 - De Regering kent volgende instellingen een subsidie toe als tegemoetkoming in de kosten voor het verwerven van de consumptiecheques vermeld in artikel 19quinquies van het koninklijk besluit van 28 november 1969 tot uitvoering van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders: 1° dienstverrichters van de gezins- en ouderenhulp, de sociale huishoudelijke hulp, de woonzorgcentra voor ouderen en het samenwerkingsverband voor palliatieve zorg in de zin van het decreet van 13 december 2018 betreffende het aanbod aan diensten voor ouderen en personen met ondersteuningsbehoefte, alsook betreffende palliatieve zorg;2° inrichtende machten van psychiatrische verzorgingstehuizen in de zin van het decreet van 4 juni 2007 betreffende de psychiatrische verzorgingstehuizen;3° dienstverrichters van instellingsgebonden woonvormen in de zin van artikel 12, 2°, van het decreet van 13 december 2016 tot oprichting van een dienst van de Duitstalige Gemeenschap voor zelfbeschikkend leven. De instellingen vermeld in het eerste lid ontvangen die subsidie als aan de volgende voorwaarden wordt voldaan: 1° de door hen verworven consumptiecheques voldoen aan de voorwaarden vermeld in artikel 19quinquies, § 2, respectievelijk § 3, van het koninklijk besluit van 28 november 1969 tot uitvoering van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders.2° De instellingen hebben die consumptiecheques verworven voor personeelsleden aan wie ze tussen 1 maart 2020 en 31 december 2020 loon uitbetaald hebben. De subsidiëring vermeld in het eerste lid moet voldoen aan de volgende nadere regels: 1° Voor elk personeelslid in de zin van het tweede lid, 2°, voor wie de instellingen een consumptiecheque hebben verworven, ontvangen de instellingen een subsidiëring ten belope van 150 euro als het personeelslid tussen 1 maart 2020 en 31 december 2020 hoogstens halftijds aangesteld was.2° Voor elk ander personeelslid in de zin van het tweede lid, 2°, voor wie een consumptiecheque werd verworven, ontvangen de instellingen een subsidiëring ten belope van 300 euro. Voor de toepassing van het eerste tot het derde lid delen de instellingen aan de Regering mee aan hoeveel personeelsleden ze tussen 1 maart 2020 en 31 december 2020 loon hebben uitbetaald, opgesplitst naar arbeidstijdregeling."

Art. 112.In hetzelfde decreet wordt een hoofdstuk 3.6 ingevoegd, dat artikel 5.11 omvat, luidende: "Hoofdstuk 3.6 - Bijzondere maatregelen op het gebied van culturele aangelegenheden"

Art. 113.In hoofdstuk 3.6 van hetzelfde decreet wordt een artikel 5.11 ingevoegd, luidende: "Art. 5.11 - Om de negatieve gevolgen van de COVID-19-gezondheidscrisis te beperken wordt de Regering ertoe gemachtigd om een eenmalige subsidie van hoogstens 10.000 euro voor verenigingsinfrastructuur te betalen voor de extra kosten en inkomstenverliezen die zijn ontstaan door de crisis en door de maatregelen om de verspreiding van het coronavirus (COVID-19) in te dijken. Om die subsidie te ontvangen, richten de organisaties vermeld in het tweede lid een aanvraag aan de Regering via het daarvoor door de Regering ter beschikking gestelde formulier.

De aanvraag kan worden ingediend door verenigingen zonder winstoogmerk: 1° die een infrastructuur beheren die gebruikt wordt door verenigingen en;2° die eigenaar zijn van die infrastructuur of in het bezit zijn van een erfpachtovereenkomst, opstalovereenkomst of huurovereenkomst die, op het ogenblik van de aanvraag, een looptijd van ten minste drie jaar heeft.Als een gemeente eigenaar is van het te subsidiëren onroerend goed, kan de erfpachtovereenkomst, opstalovereenkomst of huurovereenkomst vervangen worden door een gebruiksrecht.

De aanvraag mag niet worden ingediend door verenigingen die op grond van één van de volgende decreten subsidie voor werkings- en personeelskosten ontvangen: 1° creatieve ateliers die ondersteund worden overeenkomstig het decreet van 16 december 2003 betreffende de bevordering van creatieve ateliers;2° sportorganisaties die ondersteund worden overeenkomstig het sportdecreet van 19 april 2004;3° bioscoophouders die ondersteund worden overeenkomstig het decreet van 27 juni 2005 over de audiovisuele mediadiensten en de filmvoorstellingen;4° musea die erkend zijn overeenkomstig het decreet van 7 mei 2007 over de bevordering van de musea en van de cultureel-erfgoedpublicaties;5° instellingen voor volwassenenonderwijs die ondersteund worden overeenkomstig het decreet van 17 november 2008 ter ondersteuning van de instellingen voor volwassenenonderwijs;6° jeugdvoorzieningen die ondersteund worden overeenkomstig het decreet van 6 december 2011 ter ondersteuning van het jeugdwerk;7° cultuuraanbieders die ondersteund worden overeenkomstig het decreet van 18 november 2013 betreffende de ondersteuning van cultuur in de Duitstalige Gemeenschap. De subsidie kan alleen worden toegekend als de volgende voorwaarden vervuld zijn: 1° de subsidie heeft uitsluitend betrekking op kosten en inkomstenverliezen die in de periode van 10 maart 2020 tot 31 december 2020 ontstaan zijn door de crisis en door de maatregelen om de verspreiding van het coronavirus (COVID-19) in te dijken;2° er kan aangetoond worden dat de aanvrager getracht heeft om het inkomstenverlies en de extra uitgaven zo laag mogelijk te houden;3° de aanvrager heeft, indien van toepassing, aan de mensen die op honorariumbasis werken, honoraria uitbetaald voor hun geplande activiteiten die niet konden doorgaan;4° de aanvrager houdt alle relevante bewijsstukken bij om ze op verzoek van de Regering te kunnen voorleggen;5° de aanvrager verleent de Regering inzage in alle boekhoudkundige documenten om zijn financiële situatie te kunnen beoordelen;dit omvat ook de begeleiding door een accountant.

De Regering bepaalt de nadere regels voor de aanvraag, alsook het bedrag van de subsidie en de nadere regels voor de toekenning en de uitbetaling ervan."

Art. 114.Artikel 8.3 van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 20 juli 2020, wordt vervangen als volgt: "Art. 8.3 - Ongeacht de bepalingen van het decreet van 15 december 2008 betreffende de financiering van de gemeenten en van de openbare centra voor maatschappelijk welzijn door de Duitstalige Gemeenschap ontvangen de gemeenten een eenmalige aanvullende dotatie ten belope van 4.341.000 euro om, voor de toeristische sector op het niveau van de gemeenten, de negatieve gevolgen te beperken van de gezondheidscrisis die door het coronavirus (COVID-19) is ontstaan. Dat bedrag wordt als volgt onder de gemeenten verdeeld: Amel 301.000 euro Büllingen 522.000 euro Burg-Reuland 396.000 euro Bütgenbach 619.000 euro Eupen 940.500 euro Kelmis 237.500 euro Lontzen 151.000 euro Raeren 407.500 euro Sankt Vith 766.500 euro"

Art. 115.In hetzelfde decreet wordt een artikel 8.4 ingevoegd, luidende: "Art. 8.4 - Ongeacht de bepalingen van het decreet van 15 december 2008 betreffende de financiering van de gemeenten en van de openbare centra voor maatschappelijk welzijn door de Duitstalige Gemeenschap en onverminderd artikel 8.3 ontvangen de gemeenten voor de begrotingsjaren 2020 en 2021 een aanvullende dotatie om, voor de gemeentefinanciën, de negatieve gevolgen te beperken van de gezondheidscrisis die door het coronavirus (COVID-19) is ontstaan.

Voor het begrotingsjaar 2020 bedraagt de aanvullende dotatie 493.381,78 euro. Dat bedrag wordt als volgt onder de gemeenten verdeeld: Amel 36.514,97 euro Büllingen 39.522,14 euro Burg-Reuland 26.900,69 euro Bütgenbach 37.200,81 euro Eupen 140.973,33 euro Kelmis 55.762,73 euro Lontzen 31.919,85 euro Raeren 58.248,88 euro Sankt Vith 66.338,38 euro Voor het begrotingsjaar 2021 bedraagt de aanvullende dotatie 659.322,83 euro. Dat bedrag wordt als volgt onder de gemeenten verdeeld: Amel 48.516,53 euro Büllingen 52.640,77 euro Burg-Reuland 35.852,36 euro Bütgenbach 49.397,75 euro Eupen 189.182,21 euro Kelmis 74.626,09 euro Lontzen 42.739,17 euro Raeren 77.693,28 euro Sankt Vith 88.674,67 euro"

Art. 116.In hetzelfde decreet wordt een artikel 8.5 ingevoegd, luidende: "Art. 8.5 - Ongeacht de bepalingen van het decreet van 15 december 2008 betreffende de financiering van de gemeenten en van de openbare centra voor maatschappelijk welzijn door de Duitstalige Gemeenschap en onverminderd artikel 8.3 ontvangen de openbare centra voor maatschappelijk welzijn voor de begrotingsjaren 2020 en 2021 een aanvullende dotatie om, voor de OCMW-financiën, de negatieve gevolgen te beperken van de gezondheidscrisis die door het coronavirus (COVID-19) is ontstaan.

Voor het begrotingsjaar 2020 bedraagt de aanvullende dotatie 740.072,68 euro. Dat bedrag wordt als volgt onder de openbare centra voor maatschappelijk welzijn verdeeld: Amel 34.159,83 euro Büllingen 34.861,26 euro Burg-Reuland 26.239,08 euro Bütgenbach 36.165,18 euro Eupen 317.846,17 euro Kelmis 127.541,57 euro Lontzen 26.824,30 euro Raeren 60.170,55 euro Sankt Vith 76.264,74 euro Voor het begrotingsjaar 2021 bedraagt de aanvullende dotatie 988.984,25 euro. Dat bedrag wordt als volgt onder de openbare centra voor maatschappelijk welzijn verdeeld: Amel 45.866,62 euro Büllingen 47.232,04 euro Burg-Reuland 35.165,41 euro Bütgenbach 49.102,57 euro Eupen 424.143,37 euro Kelmis 169.962,02 euro Lontzen 34.811,26 euro Raeren 79.363,63 euro Sankt Vith 103.337,33 euro" Afdeling 2. - Non-profitsector

Art. 117.In hoofdstuk 5 van het programmadecreet 2013 van 25 februari 2013 wordt een afdeling 1 ingevoegd, die artikel 65 omvat, luidende: "Afdeling 1 - Socio-culturele sector"

Art. 118.In artikel 65 van het programmadecreet 2013 van 25 februari 2013, gewijzigd bij de decreten van 20 februari 2017 en 12 december 2019, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in § 1, eerste lid, 4°, wordt de punt op het einde van de zin vervangen door een kommapunt; 2° § 1, eerste lid, wordt aangevuld met een bepaling onder 5°, luidende: "5° in 2021: 1.719,56 euro per voltijds equivalente betrekking;" 3° § 2, tweede lid, wordt opgeheven;4° § 3, eerste lid, wordt opgeheven.

Art. 119.In hoofdstuk 5 van hetzelfde programmadecreet wordt een afdeling 2 ingevoegd, die de artikelen 65.1 tot 65.8 omvat, luidende: "Afdeling 2 - Oprichting van een personeelsregister voor de non-profitsector"

Art. 120.In hoofdstuk 5, afdeling 2, van hetzelfde decreet wordt het volgende artikel 65.1 ingevoegd, luidende: "Art. 65.1 - Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt verstaan onder: 1° diensten en instellingen van de non-profitsector: alle privaatrechtelijke en publiekrechtelijke organisaties, instellingen en diensten die onder de Duitstalige Gemeenschap ressorteren - met uitzondering van de onderwijssector - en die personeelssubsidie van de Regering ontvangen; 2° personeelsregister: de databank die overeenkomstig artikel 65.2 door de Regering is opgericht en die de gegevens vermeld in artikel 65.3 bevat."

Art. 121.In dezelfde afdeling wordt een artikel 65.2 ingevoegd, luidende: "Art. 65.2 - De Regering richt een personeelsregister voor de non-profitsector op en beheert dat register.

Het personeelsregister is bedoeld om de volgende doeleinden te verwezenlijken: 1° het doelmatig controleren van de bewijsstukken voor de subsidies die alleen worden toegekend als bepaalde personeelsnormen worden nageleefd, alsook het toekennen van die subsidies;2° het doelmatig controleren van de naleving van voorwaarden voor het verkrijgen of behouden van een vergunning, toelating of erkenning die verband houdt met personeelsnormen, alsook het toekennen van die vergunning, toelating of erkenning;3° het inschatten van de uitwerkingen van decretale of verordenende wijzigingen op de betrokken diensten en instellingen van de non-profitsector; 4° het opstellen van relevante statistieken en simulaties over de behoefte aan dienstverleningen van de non-profitsector die onder de Duitstalige Gemeenschap ressorteert, de mate waarin die behoefte gedekt wordt, het aantal en de kwaliteit van de geschapen banen, het aantal en het belang van de diensten en instellingen van de non-profitsector die onder de Duitstalige Gemeenschap ressorteren."

Art. 122.In dezelfde afdeling wordt een artikel 65.3 ingevoegd, luidende: "Art. 65.3 - De Regering kan alle overeenkomstig artikel 65.5 toereikende, ter zake dienende en niet overmatige persoonsgegevens uit de volgende gegevenscategorieën verwerken: 1° voor de diensten en instellingen van de non-profitsector: a) het ondernemingsnummer;b) de contactgegevens;c) het identificatienummer van het bestuur dat bevoegd is voor de controle op de naleving van de voorwaarden voor de vergunning, de verklaring, het toezicht, de erkenning en/of de subsidiëring;d) de paritaire commissie of paritaire subcommissie waaronder de dienst of de instelling ressorteert;e) het bedrag en de financieringsbron van alle overheidssteun;f) de rechtsvorm;2° met betrekking tot de personeelsleden van de diensten en instellingen van de non-profitsector: a) het rijksregisternummer;b) de naam en voornaam;c) de geboortedatum;d) het interne identificatienummer van het personeelslid;e) de elementen betreffende de functie van het personeelslid;f) de elementen betreffende de arbeidstijdregeling van het personeelslid;g) de elementen betreffende de beroepskwalificatie of de opleiding van het personeelslid;h) elementen die noodzakelijk zijn voor de berekening van de anciënniteit van het personeelslid;i) inlichtingen over de aard van de arbeidsverhouding, in het bijzonder het statuut van de werknemer en de door hem gepresteerde uren;j) inlichtingen over het loon, de andere voordelen en de loonkosten van het personeelslid. De Regering preciseert de gegevenscategorieën vermeld in het eerste lid na een voorafgaand advies van de Gegevensbeschermingsautoriteit."

Art. 123.In dezelfde afdeling wordt een artikel 65.4 ingevoegd, luidende: "Art. 65.4 - De diensten en instellingen van de non-profitsector registreren de gegevens vermeld in artikel 65.3 in het personeelsregister en werken die gegevens bij binnen de bewijsvoeringstermijnen die in de grondslagen voor de berekening van de ondersteuning zijn vastgelegd."

Art. 124.In dezelfde afdeling wordt een artikel 65.5 ingevoegd, luidende: "Art. 65.5 - Onverminderd andersluidende wettelijke of decretale bepalingen moeten de Regering en andere personen die bij de uitvoering van dit decreet en de uitvoeringsbepalingen ervan betrokken zijn, de gegevens die hun in de uitoefening van hun opdracht toevertrouwd worden, vertrouwelijk behandelen."

Art. 125.In dezelfde afdeling wordt een artikel 65.6 ingevoegd, luidende: "Art. 65.6 - De Regering is verantwoordelijk voor de verwerking van de persoonsgegevens vermeld in artikel 65.3, alsook voor het personeelsregister. De Regering geldt als verwerkingsverantwoordelijke in de zin van artikel 4, punt 7, van de Algemene Verordening Gegevensbescherming voor de verwerking van die gegevens en het personeelsregister.

De Regering verwerkt persoonsgegevens met het oog op de uitvoering van wettelijke of decretale opdrachten, in het bijzonder wat betreft de taken vermeld in artikel 65.2 en de decreten en besluiten die aan dat artikel ten grondslag liggen, voor zover deze betrekking hebben op het controleren van de bewijsstukken voor subsidies waarvan de toekenning gebonden is aan de inachtneming van personeelsnormen, op de toekenning van die subsidies en op het doelmatig controleren van de naleving van voorwaarden voor het verkrijgen of behouden van een vergunning, toelating of erkenning die verband houdt met personeelsnormen, alsook het toekennen van die vergunning, toelating of erkenning. Ze mag de verzamelde gegevens niet voor andere doeleinden dan voor de uitvoering van haar wettelijke of decretale opdrachten gebruiken.

Art. 126.In dezelfde afdeling wordt een artikel 65.7 ingevoegd, luidende: "Art. 65.7 - De gegevens mogen tot hoogstens tien jaar na beëindiging van de arbeidsverhouding van de betrokken personeelsleden bij de diensten en instellingen van de non-profitsector bewaard worden in een vorm die de mogelijkheid biedt de betrokken personen te identificeren.

Met behoud van de toepassing van de bepalingen betreffende het archiefwezen worden ze uiterlijk na het verstrijken van die termijn vernietigd.

Voor zover er een administratieve of gerechtelijke procedure loopt tegen een beslissing die op basis van die gegevens werd genomen, wordt de in het eerste lid bepaalde bewaringstermijn verlengd tot er naar aanleiding van die procedures een in kracht van gewijsde gegane beslissing is genomen."

Art. 127.In dezelfde afdeling wordt een artikel 65.8 ingevoegd, luidende: "Art. 65.8 - De Regering en de diensten en instellingen van de non-profitsector zien erop toe dat passende veiligheidsmaatregelen worden toegepast bij de verwerking van de gegevens vermeld in artikel 65.3.

Op zijn minst gelden de volgende veiligheidsmaatregelen: 1° het personeelsregister wordt voor alle diensten en instellingen van de non-profitsector beveiligd met een afzonderlijk paswoord;2° alle diensten en instellingen van de non-profitsector kunnen alleen de gegevens registreren, inzien en bijwerken die betrekking hebben op henzelf of op hun personeelsleden. De Regering kan de nadere regels daaromtrent bepalen." Afdeling 3. - Subsidiegarantie

Art. 128.In artikel 1 van het besluit van de Regering nr. 4 van 30 april 2020 tot invoering van een subsidiegarantie en een liquiditeitsverhoging voor subsidieontvangers ter uitvoering van artikel 5.1 van het crisisdecreet 2020 van 6 april 2020 worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in § 1, eerste lid, worden de woorden "de begunstigden" vervangen door de woorden "de begunstigden voor de begrotingsjaren 2020 en 2021";2° in § 1, tweede lid, worden de woorden "niet kan vervullen" vervangen door de woorden "gedurende de voormelde periode niet kan vervullen"; 3° paragraaf 1 wordt aangevuld met een derde lid, luidende: "Voor situaties die na 1 september 2020 zijn ontstaan, zijn de bepalingen van dit artikel van toepassing, zodra de Regering vaststelt dat een ondersteuningssector één of meer toekennings- of uitbetalingsvoorwaarden niet kan vervullen wegens de dringende maatregelen die de bevoegde overheden hebben genomen om de verspreiding van het coronavirus (COVID-19) te beperken." 4° § 2, eerste lid, wordt aangevuld met een bepaling onder 1.1, luidende: "1.1 bij subsidies voor werkings- en personeelskosten die voor de begrotingsjaren 2020 of 2021 zouden moeten worden uitbetaald en die nog niet overeenkomstig 1° zijn onderzocht: tot een door de Regering per ondersteuningssector vast te stellen tijdstip en overeenkomstig de door de Regering vast te stellen modaliteiten;" 5° in § 3, tweede lid, worden de woorden "dan wordt het begrotingsjaar 2020 geneutraliseerd" vervangen door de woorden "dan worden de begrotingsjaren 2020 en 2021 geneutraliseerd"; 6° het artikel wordt aangevuld met een paragraaf 4, luidende: " § 4 - De Regering kan bepalen welke personeelskosten als aanneembaar worden beschouwd voor de toepassing van dit artikel." HOOFDSTUK 1 0. - Slotbepalingen

Art. 129.Dit decreet treedt in werking op 1 januari 2021, met uitzondering van: 1° artikel 49, dat uitwerking heeft met ingang van 1 januari 2020;2° de artikelen 52, 53 en 54, die uitwerking hebben met ingang van 1 september 2020;3° de artikelen 1 tot 3, 25 tot 29, 50, 55, 57, 59, 106 tot 116 en 128, die in werking treden op de dag waarop dit decreet wordt aangenomen;4° de artikelen 31 tot 39, die in werking treden op een door de Regering vastgesteld tijdstip en uiterlijk op 1 juni 2021. BIJLAGE Bijlage 1 bij het decreet van 18 november 2013 betreffende de ondersteuning van cultuur in de Duitstalige Gemeenschap


Muziekverenigingen en instrumentale ensembles (met uitzondering van kamermuziekensembles)

Classificatie

Aantal optredens per jaar (binnen of buiten de Duitstalige Gemeenschap)

Subsidie (uitgedrukt in euro)

Met bijzonder artistiek niveau

5

1.000,00

Hoogste categorie

4

877,00

Eredivisie

3

877,00

Categorie 'uitmuntend'

2

877,00

Eerste categorie

2

627,00

Tweede categorie

1

577,00

Derde categorie

1

457,00

Reisvergoeding: max. 250 euro voor busreizen van minstens 50 km per optreden


KOREN/VOCALE ENSEMBLES

Classificatie

Aantal optredens per jaar (binnen of buiten de Duitstalige Gemeenschap)

Subsidie (uitgedrukt in euro)

Met bijzonder artistiek niveau

5

1.000,00

Categorie 'uitmuntend'

3

743,00

Eerste categorie

2

593,00

Tweede categorie

1

543,00

Derde categorie

1

443,00

Reisvergoeding: max. 250 euro voor busreizen van minstens 50 km per optreden


KINDERKOREN EN JEUGDKOREN

Classificatie

Aantal optredens per jaar (binnen of buiten de Duitstalige Gemeenschap)

Subsidie (uitgedrukt in euro)

Categorie A

3

500,00

Categorie B

1

500,00

Reisvergoeding: max. 250 euro voor busreizen van minstens 50 km per optreden


KAMERMUZIEKENSEMBLES Ten minste 4 en ten hoogste 6 werkende leden naast de artistieke leider

Classificatie

Aantal optredens per jaar (binnen of buiten de Duitstalige Gemeenschap)

Subsidie (uitgedrukt in euro)

Met bijzonder artistiek niveau

5

600,00

Hoogste categorie

4

576,00

Eredivisie

3

576,00

Categorie 'uitmuntend'

2

576,00

Eerste categorie

2

426,00

Tweede categorie

1

376,00

Derde categorie

1

296,00

Reisvergoeding: max. 50 euro voor busreizen van minstens 50 km per optreden


DANS

Classificatie

Aantal optredens per jaar (binnen of buiten de Duitstalige Gemeenschap)

Subsidie (uitgedrukt in euro)

Categorie 1

3

500,00

Categorie 2

1

500,00

Reisvergoeding: max. 130 euro voor busreizen van minstens 50 km per optreden


TONEELGROEPEN

Classificatie

Aantal optredens per jaar (binnen of buiten de Duitstalige Gemeenschap)

Subsidie (uitgedrukt in euro)

Categorie 1

2

870,00

Categorie 2

2

800,00

Categorie 3

1

800,00

Reisvergoeding: max. 130 euro voor busreizen van minstens 50 km per optreden


Eupen, 10 december 2020 O. PAASCH De Minister-President, Minister van Lokale Besturen en Financiën A. ANTONIADIS De Viceminister-President, Minister van Gezondheid en Sociale Aangelegenheden, Ruimtelijke Ordening en Huisvesting I. WEYKMANS De Minister van Cultuur en Sport, Werkgelegenheid en Media L. KLINKENBERG De Minister van Onderwijs en Wetenschappelijk Onderzoek _______ Nota (1) Zitting 2020-2021 Parlementaire stukken: 106 (2020-2021) Nr.1 Voorstel van decreet 106 (2020-2021) Nr. 2 Voorstellen tot wijziging 106 (2020-2021) Nr. 3 Verslag 106 (2020-2021) Nr. 4 Tekst aangenomen door de plenaire vergadering Integraal verslag: 10 december 2020 - Nr. 20 Bespreking en aanneming

^