gepubliceerd op 30 december 2008
Decreet ter ondersteuning van de instellingen voor volwassenenonderwijs
17 NOVEMBER 2008. - Decreet ter ondersteuning van de instellingen voor volwassenenonderwijs (1)
Het Parlement van de Duitstalige Gemeenschap heeft aangenomen en Wij, Regering, bekrachtigen hetgeen volgt : HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen Definities
Artikel 1.Voor de toepassing van dit decreet dient te worden verstaan onder : 1° sleutelbevoegdheden : competenties die alle mensen nodig hebben voor hun persoonlijke ontplooiing, sociale integratie, burgerzin en tewerkstelling;2° aanbod aan voortgezette opleidingen : inhoudscoherente leeractiviteiten die betrekking hebben tot één of meerdere sleutelbevoegdheden.Deze leeractiviteiten verwezenlijken de in artikel 8, § 1, vermelde doelstellingen, zijn in overeenstemming met het goedgekeurd globaal concept van een instelling voor volwassenenonderwijs en richten zich direct tot de burgers; 3° levenslang leren : alle leeractiviteiten die gedurende het hele leven ontplooid worden om kennis, vaardigheden en competenties vanuit een persoonlijk, burgerlijk, sociaal en/of werkgelegenheidsperspectief te verbeteren;4° niet-formele vorming : alle georganiseerde en duurzame leeractiviteiten die buitenaf het algemeen vormend onderwijs en de beroepsopleiding plaatsvinden.Normaliter is er daarvoor geen formeel eindgetuigschrift. 5° Regering : de Regering van de Duitstalige Gemeenschap. Recht op volwassenenonderwijs
Art. 2.Elke burger heeft het recht, sleutelbevoegdheden te verwerven, te verdiepen en te actualiseren.
De ondersteunde instellingen voor volwassenenonderwijs verkrijgen een toelage om overeenkomstig de bepalingen van dit decreet een aanbod aan voortgezette opleidingen voor te stellen.
Instellingen voor volwassenenonderwijs zijn toegankelijk voor alle burgers, onafhankelijk van de voorafgaande diploma's, de maatschappelijke en professionele positie, de politieke of filosofische aanhorigheid of het inkomen; dankzij de verscheidenheid van het aanbod heeft het individu verder een keuzemogelijkheid, om zijn sleutelbevoegdheden te verbeteren en te actualiseren.
Rol van de instellingen voor volwassenenonderwijs
Art. 3.Het volwassenenonderwijs is een eigenstandig deel van het levenslang leren en valt onder de niet-formele vorming.
De instellingen voor volwassenenonderwijs stellen een gecoördineerd opleidingsaanbod voor dat de burgers ertoe helpt, hun kerncompetenties te verbeteren en nieuwe vaardigheden te verwerven. De bedoeling is de sociale integratie en de gelijkheid van kansen in de ruimste zin, de collectieve handelingsbekwaamheid en de burgerzin te bevorderen en fundamentele sociale en burgerlijke waarden aan te leren.
Elke instelling voor volwassenenonderwijs organiseert haar aanbod aan voortgezette opleiding naargelang van haar doelstellingen, waarbij de overdracht van de principes van duurzame ontwikkeling in acht wordt genomen.
Verscheidenheid en onafhankelijkheid van de instellingen
Art. 4.Instellingen die wegens hun organisatie en opleidingsdoeleinden van elkaar verschillen, bestaan naast elkaar.
De ondersteuning van het volwassenenonderwijs door de openbare hand tast het recht van een instelling niet aan studieprogramma's op zelfstandige wijze te ontwikkelen. Noch het recht op onafhankelijke selectie van de animators en medewerkers noch het zelfbestuursrecht worden aangetast.
Samenwerking
Art. 5.Met het oog op de coördinatie van het hele aanbod aan voortgezette opleidingen werken de instellingen voor volwassenenonderwijs, de dienst van de Regering voor de voortgezette opleiding en andere instellingen voor voortgezette opleidingen samen.
De instellingen voor volwassenenonderwijs zenden volgende inlichtingen aan de dienst van de Regering voor voortgezette opleiding toe : 1° een overzicht van hun aanbod aan voortgezette opleiding; 2° een evaluatie van de tevredenheid van de gebruikers m.b.t. hun aanbod.
De Regering bepaalt de vorm en de frequentie voor de toezending van de inlichtingen.
Getuigschriften
Art. 6.Instellingen voor volwassenenonderwijs kunnen getuigschriften ter bekrachtiging van een opleiding uitreiken.
De Regering legt de modaliteiten vast voor de erkenning van deze getuigschriften. HOOFDSTUK II. - Ondersteuning van instellingen voor volwassenenonderwijs Ondersteuningscriteria
Art. 7.Wordt ondersteund een instelling voor volwassenenonderwijs die 1° een vereniging zonder winstoogmerk is die haar aanbod aan voortgezette opleidingen vooral in de Duitstalige Gemeenschap organiseert;2° met voorrang ten dienste van de volwassenen van het Duitse taalgebied staat;3° regelmatig, op ten minste 130 dagen per jaar, een aanbod aan voortgezette opleidingen voor burgers organiseert, zowel in de noordelijke als in de zuidelijke gemeenten van het Duitse taalgebied;4° een contactpunt in het Duitse taalgebied heeft dat ten minste 15 uren per week bereikbaar is, zodat de belanghebbenden een direct contact met de medewerkers van de instelling kunnen hebben;5° een behoorlijke autonome boekhouding heeft die men te allen tijde inzien kan en die een financiële controle mogelijk maakt;6° jaarlijks, ten laatste op 31 maart van het volgend jaar, een balans en een resultaatrekening van het dienstjaar alsmede, ten laatste op 31 maart van het betrokken jaar, een begroting voor het volgende dienstjaar indient;7° over een door de Regering goedgekeurd globaal concept overeenkomstig artikel 8 beschikt. Voor de eerste ondersteuning moet een instelling voor volwassenenonderwijs sinds ten minste één jaar op ten minste 80 dagen voortgezette opleidingen aanbieden. Deze opleidingen moeten regelmatig, zowel in de noordelijke als in de zuidelijke gemeenten van het Duitse taalgebied worden aangeboden.
Globaal concept
Art. 8.§ 1 - Met inachtneming van de principes van duurzame ontwikkeling beschrijft het globaal concept de verwezenlijking van volgende doelstellingen : 1° verhoging van de motivatie een voortgezette opleiding te volgen;2° overdracht van kennis;3° ontwikkeling van vaardigheden;4° bevordering van de collectieve handelingsbekwaamheid en van de burgerzin; 5° kwaliteitsbewaking m.b.t. het aanbod aan voortgezette opleidingen.
Bovendien geeft het globaal concept inlichtingen over de wijze om de tevredenheid van de gebruikers te evalueren, het public relations-werk, de geplande uitgaven en formatie, alsmede over de financiering ervan.
De vorm van het globaal concept wordt door de Regering vastgelegd. § 2 - Voor zover de ondersteuningscriteria vermeld in artikel 7, lid 1, 1° tot 6°, en desgevallend in lid 2, vervuld zijn, leggen de instellingen voor volwassenenonderwijs de Regering hun globaal concept ter goedkeuring voor.
Het globaal concept moet worden ingediend 1° vóór 1 maart van het jaar vóór het jaar waarvoor het globaal concept geldt, wat de nog niet ondersteunde instellingen voor volwassenenonderwijs betreft;2° ten laatste tien maanden vóór het verstrijken van het al goedgekeurd globaal concept, wat de reeds ondersteunde instellingen voor volwassenenonderwijs betreft. Er wordt geen afbreuk gedaan aan artikel 18. § 3 - Een vakjury waarvan de samenstelling door de Regering wordt vastgelegd, brengt een met redenen omkleed advies uit over het globaal concept. De vakjury is niet aan onderrichtingen gebonden. § 4 - Binnen drie maanden na de in § 2, lid 2, vermelde datum van indiening wordt het advies van de vakjury aan de betrokken instellingen voor volwassenenonderwijs betekend. De instellingen kunnen binnen een termijn van dertig kalenderdagen hun standpunt schriftelijk mededelen. Op verzoek worden ze gehoord.
Ten laatste vier maanden nadat de vakjury een advies heeft uitgebracht, beslist de Regering over de goedkeuring van het globaal concept op basis van voormeld advies alsmede, desgevallend, van de standpunt en het horen van de instelling voor volwassenenonderwijs.
De goedkeuring van de Regering kan voorwaardelijk zijn. § 5 - De goedkeuring van het globaal concept heeft uitwerking vanaf 1 januari van het jaar volgend op hetgeen waarin de Regering haar goedkeuring heeft gegeven en geldt voor vier jaar.
Na twee jaar wordt het goedgekeurd globaal concept aan een tussentijdse evaluatie onderworpen. Deze dient als basis om het volgend globaal concept uit te werken.
Kwaliteitsmanagement d.m.v. evaluatie
Art. 9.Ondersteunde instellingen voor volwassenenonderwijs moeten zichzelf evalueren.
Tien maanden vóór het verstrijken van de goedkeuring van het globaal concept dient de instelling een schriftelijk verslag in over het evaluatieproces, samen met de bekrachtiging van de actieve deelneming van de instelling voor volwassenenonderwijs. Die bekrachtiging moet door een externe deskundige worden opgesteld die het proces van zelfevaluatie heeft begeleid.
De evaluatie moet rekening houden met de verwezenlijking van het goedgekeurd globaal concept.
De nadere regels worden door de Regering vastgelegd.
Jaarlijkse forfaitaire toelage
Art. 10.Indien een ondersteunde instelling voor volwassenenonderwijs aan de in dit decreet bepaalde voorwaarden voldoet, verkrijgt ze een jaarlijkse forfaitaire toelage. Deze beloopt ten hoogste 60 % van alle ontvangsten van de instelling. In afwijking van de tweede zin bedraagt de toelage, de eerste twee jaar van de ondersteuning, ten hoogste 100 % van alle ontvangsten, wat de nog niet ondersteunde instellingen voor volwassenenonderwijs betreft. Zij is in elk geval beperkt tot euro 65.000. Zij wordt in twaalfden uitbetaald.
De jaarlijkse forfaitaire toelage wordt berekend op basis van de laatste resultaatrekening van de instelling voor volwassenenonderwijs.
De jaarlijkse forfaitaire toelage wordt bij het begin van de geldigheidsperiode van het goedgekeurd globaal concept toegekend, periode die overeenkomstig artikel 8, § 5, vier jaar duurt.
Voor het jaar van de aanvraag kan de Regering, aan de nog niet ondersteunde instellingen voor volwassenenonderwijs, een uitzonderlijke toelage van ten hoogste euro 65.000 toekennen op voorlegging van het in artikel 8, § 2, lid 2, 1°, vermeld globaal concept.
Bijkomende toelagen
Art. 11.De Regering kan volgende bijkomende toelagen toekennen aan de ondersteunde instellingen voor volwassenenonderwijs die erom verzoeken : 1° toelagen voor specifieke projecten : worden als specifieke projecten beschouwd de projecten die tegelijk a) voor de Duitstalige Gemeenschap van bijzonder belang zijn; b) aan buitengewone kosten verbonden zijn, omdat de globale kosten ervan hoger dan euro 2.500 liggen of omdat bewezen wordt dat ze zicht tot personen richten wier gezinsinkomen gelijk is aan het door de wet bepaald leefloon of eronder ligt, en die c) niet tot een dubbelaanbod in de Duitstalige Gemeenschap leiden;2° toelagen voor evaluaties overeenkomstig artikel 9;3° toelagen voor de organisatie van en de deelneming aan de opleiding en voortgezette opleiding van vrijwilligers en aangestelden van de ondersteunde instellingen voor volwassenenonderwijs. Bijkomende toelagen in de zin van lid 1, 1°, dienen als startfinanciering van bijzondere projecten te worden verstaan. Een voorschot van hoogstens 80 % van de toelage kan worden toegekend.
Tijdens de geldigheidsduur van het goedgekeurd globaal concept kan een bijkomende toelage overeenkomstig lid 1, 2°, slechts één keer worden toegekend. Zij beloopt 75 % van de bewezen kosten m.b.t. de externe deskundige. De Regering kan een maximaal bedrag vastleggen.
Een bijkomende toelage overeenkomstig lid 1, 1° en 3°, kan slechts worden toegekend, als de aanvraag overeenstemt met het goedgekeurd globaal concept van de instelling voor volwassenenonderwijs.
De aanvraag om toelagen overeenkomstig lid 1, 1° en 2°, moet vóór 31 maart bij het ministerie worden ingediend. De aanvraag om toelagen overeenkomstig lid 1, 3°, moet vóór de organisatie van of de deelneming aan een opleiding of voortgezette opleiding worden ingediend.
Bij de aanvraag worden een gedetailleerde staat van ontvangsten en uitgaven alsmede een projectbeschrijving gevoegd.
De Regering legt de nadere regels voor lid 1, 3°, vast.
Aanpassing van de bedragen
Art. 12.Elk jaar kan de Regering het maximaal bedrag vermeld in artikel 10, vierde zin, aan de ontwikkeling van het indexcijfer der consumptieprijzen aanpassen.
De Regering kan het bedrag van de in artikel 10 vermelde toelage met een coëfficiënt vermenigvuldigen om het aan de beschikbare begrotingsmiddelen aan te passen.
Controle
Art. 13.De Regering kan te allen tijde laten controleren of de bepalingen van dit decreet worden nageleefd.
Schorsing van de ondersteuning
Art. 14.Worden de ondersteuningscriteria niet meer vervuld, worden de in artikel 9, lid 2, vermelde documenten niet op tijd ingediend of worden de bepalingen van het decreet in het algemeen niet nageleefd, dan zendt de Regering aan de instelling voor volwassenenonderwijs de aanmaning, binnen een termijn van één maand vanaf de beketening ervan het bewijs te leveren dat de bepalingen van dit decreet vervuld zijn resp. de documenten toe te sturen.
De ondersteuning wordt geschorst, als geen gevolg wordt gegeven aan deze aanmaning.
Vóór de schorsing krijgt de betrokken instelling voor volwassenenonderwijs de mogelijkheid, om haar standpunt mede te delen.
Terugvordering
Art. 15.De Regering vordert de toelage terug, als de bestemming ervan gewijzigd werd of als de bepalingen van het decreet niet meer vervuld zijn.
De Regering vordert een voor het lopende jaar uitbetaalde toelage proportioneel terug, als de instelling voor volwassenenonderwijs zich in de loop van het jaar ontbindt of haar activiteiten stopzet, nadat de Regering haar de mogelijkheid heeft gegeven, haar standpunt mede te delen. HOOFDSTUK III. - Slotbepalingen Opheffingsbepalingen
Art. 16.Worden opgeheven : 1° het decreet van 18 januari 1993 betreffende de erkenning en de subsidiëring van organisaties voor volksopleiding en vormingswerk voor volwassenen, gewijzigd bij het programmadecreet van 29 juni 1998, het decreet van 14 december 1998 betreffende de erkenning en de subsidiëring van jeugdorganisaties, jeugdcentra en jeugddiensten, het programmadecreet van 7 januari 2002 en het programmadecreet van 20 februari 2006;2° artikel 8 van het decreet van 23 maart 1992 houdende toekenning van toelagen voor de personeelskosten van de erkende creatieve ateliers, gewestelijke organisaties voor volksopleiding en vormingswerk voor volwassenen alsook van de erkende jeugdorganisaties, jeugdcentra en jeugddiensten, gewijzigd bij het programmadecreet van 4 maart 1996 en het programmadecreet van 20 februari 2006. Wijzigingsbepaling
Art. 17.In het opschrift en in artikel 1 van het decreet van 23 maart 1992 houdende toekenning van toelagen voor de personeelskosten van de erkende creatieve ateliers, gewestelijke organisaties voor volksopleiding en vormingswerk voor volwassenen alsook van de erkende jeugdorganisaties, jeugdcentra en jeugddiensten, gewijzigd bij de decreten van 14 december 1998 en 7 mei 2007, wordt de passus « , gewestelijke organisaties voor volksopleiding en vormingswerk voor volwassenen » geschrapt zonder vervangen te worden.
Overgangsbepalingen
Art. 18.Wat de instellingen voor volwassenenonderwijs betreft die al krachtens het decreet van 18 januari 1993 betreffende de erkenning en de subsidiëring van organisaties voor volksopleiding en vormingswerk voor volwassenen erkend waren, begint de vierjarige termijn om het goedgekeurd globaal concept uit te voeren en de andere ondersteuningscriteria te vervullen slechts op 1 januari 2010.
Instellingen voor volwassenenonderwijs die vóór 28 februari 2009 een globaal concept overeenkomstig voorliggend decreet indienen, worden de toelagen voor het kalenderjaar 2009 toegekend overeenkomstig het decreet van 18 januari 1993 betreffende de erkenning en de subsidiëring van organisaties voor volksopleiding en vormingswerk voor volwassenen en overeenkomstig het decreet van 23 maart 1992 houdende toekenning van toelagen voor de personeelskosten van de erkende creatieve ateliers, gewestelijke organisaties voor volksopleiding en vormingswerk voor volwassenen alsook van de erkende jeugdorganisaties, jeugdcentra en jeugddiensten. Wat de jaarlijkse toelagen in de zin van het decreet van 18 januari 1993 betreft, worden de bedragen van het jaar 2008 voor een éénjarige overgangsperiode toegekend.
De toelagen die krachtens dit decreet moeten worden uitbetaald, vervangen alle prestaties waarop de begunstigde recht heeft overeenkomstig het decreet van 18 januari 1993 betreffende de erkenning en de subsidiëring van organisaties voor volksopleiding en vormingswerk voor volwassenen en het decreet van 23 maart 1992 houdende toekenning van toelagen voor de personeelskosten van de erkende creatieve ateliers, gewestelijke organisaties voor volksopleiding en vormingswerk voor volwassenen alsook van de erkende jeugdorganisaties, jeugdcentra en jeugddiensten.
Wordt er geen globaal concept vóór 28 februari 2009 ingediend, dan wordt de subsidiëring vanaf 1 maart 2009 stopgezet.
Inwerkingtreding
Art. 19.Voorliggend decreet treedt in werking op 1 januari 2009.
Eupen, 17 november 2008.
De Minister-President van de Regering van de Duitstalige Gemeenschap, Minister van Lokale Besturen, K.-H. LAMBERTZ De Vice-Minister-President van de Regering van de Duitstalige Gemeenschap, Minister van Vorming en Werkgelegenheid, Sociale Aangelegenheden en Toerisme, B. GENTGES De Minister van Onderwijs en Wetenschappelijk Onderzoek, O. PAASCH De Minister van Cultuur en Media, Monumentenzorg, Jeugd en Sport, Mevr. I. WEYKMANS _______ Nota's (1) Zitting 2008-2009. Parlementaire stukken : 133 (2007-2008) Nr. 1 Ontwerp van decreet. 133 (2008-2009) Nrs. 2-3 Voorstellen tot wijziging. 133 (2008-2009) Nr. 4 Verslag.
Integraal verslag : bespreking en aanneming - Zitting van 17 november 2008.