gepubliceerd op 31 december 2008
Besluit van de Regering tot uitvoering van het decreet van 17 november 2008 ter ondersteuning van de instellingen voor volwassenenonderwijs
23 DECEMBER 2008. - Besluit van de Regering tot uitvoering van het decreet van 17 november 2008 ter ondersteuning van de instellingen voor volwassenenonderwijs
De Regering van de Duitstalige Gemeenschap, Gelet op de wet van 31 december 1983 tot hervorming der instellingen voor de Duitstalige Gemeenschap, gewijzigd bij de wetten van 6 juli 1990, 18 juli 1990, 5 mei 1993, 16 juli 1993, 30 Deze december 1993, 16 december 1996, 18 december 1998, 4 mei 1999, 6 mei 1999, 25 mei 1999, 22 december 2000, 7 januari 2002, 24 december 2002, 5 mei 2003, 3 juli 2003, 27 maart 2006, 20 maart 2007 en 21 april 2007, inzonderheid op artikel 7 en 54;
Gelet op het decreet van 17 november 2008 ter ondersteuning van de instellingen voor volwassenenonderwijs, inzonderheid op de artikelen 5, 8, 9, 10 en 11;
Gelet op het gunstig advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 21 november 2008;
Gelet op het akkoord van de Minister-President, bevoegd inzake Begroting, gegeven op 20 november 2008;
Gelet op de dringende noodzakelijkheid, gerechtvaardigd door het feit dat het decreet van 17 november 2008 ter ondersteuning van de instellingen voor volwassenenonderwijs op 1 januari 2009 in werking treedt, zodat de desbetreffende uitvoeringsbepalingen dringend moeten worden aangenomen en bekendgemaakt;
Gelet op het advies van de Raad van State nr. 45.632/1, gegeven op 16 december 2008 met toepassing van artikel 84, § 1, lid 1, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Op de voordracht van de Minister bevoegd inzake Volwassenenvorming;
Na beraadslaging, Besluit : Begripsbepalingen
Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit dient te worden verstaan onder : 1° « decreet » : het decreet van 17 november 2008 ter ondersteuning van de instellingen voor volwassenenonderwijs;2° « Ministerie » : de bevoegde dienst van de Regering van de Duitstalige Gemeenschap;3° « Dienst Voortgezette Opleiding » : de dienst van het Ministerie van de Duitstalige Gemeenschap bevoegd inzake voortgezette opleiding. Overzicht van het aanbod aan voortgezette opleidingen
Art. 2.Overeenkomstig artikel 5, lid 2, 1°, van het decreet zenden de ondersteunde instellingen voor volwassenenonderwijs volgende gegevens toe : 1° de naam van de instelling;2° de naam en het contactadres van de correspondent;3° de plaats en datum van de manifestaties;4° een inhoudsbeschrijving, de doelstelling en het doelpubliek van de verschillende manifestaties;5° de eventueel uitgereikte diploma's, getuigschriften en deelnemingsattesten. Deze gegevens worden de Dienst Voortgezette Opleiding door middel van een elektronisch formulier toegezonden, en dit : 1° onverwijld, zodra een cursus op het programma gesteld wordt en 2° twee keer per jaar, als samenvatting, te weten ten laatste op 10 april voor de aangeboden voortgezette opleidingen die tussen 1 juli en 31 december zullen plaatsvinden, resp.10 oktober voor degenen die tussen 1 januari en 30 juni zullen plaatsvinden.
Evaluatie van de gebruikerstevredenheid
Art. 3.Overeenkomstig artikel 5, lid 2, 2°, van het decreet zenden de ondersteunde instellingen voor volwassenenonderwijs volgende gegevens toe : 1° deelnemersstatistieken en 2° de door de Dienst Voortgezette Opleiding ter beschikking gestelde evaluatievragenlijsten over de in het globaal concept beschreven doelstellingen. Twee keer per jaar worden deze gegevens de Dienst Voortgezette Opleiding door middel van een elektronisch formulier toegezonden, en dit ten laatste op 10 april voor de voorafgaande periode tussen 1 juli en 31 december resp. 10 oktober voor de voorafgaande periode tussen 1 januari en 30 juni.
Structuur van het globaal concept
Art. 4.Het Ministerie stelt de te gebruiken structuur ter beschikking.
Vakjury
Art. 5.De in artikel 8, § 3, van het decreet bedoelde vakjury stelt zich uit drie onafhankelijke leden samen. Bij de samenstelling van de jury wordt er rekening gehouden met de ervaring in formele en niet-formele vorming, kwaliteitsmanagement en organisatieontwikkeling.
Mag niet tot de vakjury behoren wie : 1° aan instellingen voor volwassenenonderwijs verbonden is, zij het persoonlijk of via zijn werkgever;2° met een persoon, verbonden aan de te evalueren instellingen voor volwassenenonderwijs, gehuwd is, wettelijk samenwoont, een feitelijk gezin vormt, bloed- of aanverwant in rechte lijn is of was. De vakjury wordt begeleid door een personeelslid van het Ministerie.
Tussentijdse evaluatie
Art. 6.Tijdens het eerste semester van het derde geldigheidsjaar van het globaal concept voert de Regering de tussentijdse evaluatie, bedoeld in artikel 8, § 5, van het decreet, samen met de ondersteunde instellingen voor volwassenenonderwijs uit.
De doelstelling van de evaluatie bestaat erin : 1° te bepalen in hoeverre het globaal concept verwezenlijkt is en voor de kwaliteitsbewaking gezorgd wordt;2° de ondersteunde instelling voor volwassenenonderwijs proactief te helpen het globaal concept te verwezenlijken. Ten minste één der leden van de vakjury die over het globaal concept een advies heeft uitgebracht, neemt deel aan de evaluatie.
Evaluatieproces
Art. 7.De verplichte zelfevaluatie bedoeld in artikel 9 van het decreet bestaat in een voortdurend proces van ten minste tien maanden waaraan de medewerkers en de raad van bestuur van de ondersteunde instelling voor volwassenenonderwijs deelnemen. De externe deskundige begeleidt de instelling ter plaatse, ten minste bij het begin, in de loop en op het einde van het evaluatieproces.
De externe deskundige vervult volgende voorwaarden : 1° houder zijn van een bachelor, master of gelijkwaardig diploma in één der volgende gebieden : psychologie, sociale wetenschappen, economische wetenschappen, educatieve wetenschappen, communicatiewetenschappen of « Bildungswissenschaften » (vormingswetenschappen);2° een opleiding in organisatieontwikkeling hebben gevolgd, hetzij in het kader van het onder 1° bedoeld diploma, hetzij als bijkomende opleiding;3° ten minste één proces van organisatieontwikkeling hebben begeleid;4° beroepservaring hebben op het vlak van de formele of niet-formele vorming en 5° zich regelmatig evalueren of laten evalueren.Het laatste evaluatieverslag moet niet ouder zijn dan vier jaar.
Mag niet als externe deskundige aan een evaluatie deelnemen wie : 1° aan instellingen voor volwassenenonderwijs verbonden is, zij het persoonlijk of via zijn werkgever;2° met een persoon, verbonden aan de te evalueren instellingen voor volwassenenonderwijs, gehuwd is, wettelijk samenwoont, een feitelijk gezin vormt, bloed- of aanverwant in rechte lijn is of was;3° reeds drie evaluatieprocessen bij dezelfde instelling voor volwassenenonderwijs heeft begeleid. Ten laatste twee maanden vóór het begin van het evaluatieproces legt de instelling voor volwassenenonderwijs aan het Ministerie het bewijs voor dat de externe deskundige de in voorliggend artikel bedoelde voorwaarden vervult.
Jaarlijkse forfaitaire toelage
Art. 8.Bij de berekening van de in artikel 10 van het decreet bedoelde ontvangsten wordt er geen rekening gehouden met de leningen aangegaan bij banken of particulieren, de interne overschrijvingen en de fictieve ontvangsten.
De fictieve ontvangsten zijn ontvangsten die ernaar streven, de eigen ontvangsten op kunstmatige wijze te verhogen.
Toelagen voor evaluaties
Art. 9.Het maximaal bedrag van de in artikel 11, lid 1, 2°, van het decreet bedoelde toelage voor de zelfevaluaties beloopt 4.000 EUR. Toelagen voor de organisatie van en de deelneming aan opleidingen en voortgezette opleidingen
Art. 10.§ 1. Voor de organisatie van opleidingen en voortgezette opleidingen in de zin van artikel 11, lid 1, 3°, van het decreet wordt een forfaitair bedrag van 7,50 EUR per opleidingsuur en per deelnemer toegekend, indien 1° ten minste vijf vrijwilligers en/of beroepsbeoefenaars van de instelling eraan deelnemen;2° de voortgezette opleiding ten minste zes uren duurt. Volgende uitgaven worden als aanneembaar beschouwd om de toelage te berekenen : 1° de erelonen, de reis- en verblijfkosten van de animators;2° de verblijfkosten van de deelnemers;3° de ruimtekosten. Worden bij de aanvraag gevoegd : 1° een gedetailleerd programma overeenkomstig artikel 11, lid 6, van het decreet;2° de datum en de plaats van de voortgezette opleiding alsmede het voorgezien deelnemersaantal en 3° een lijst met de animators en hun kwalificatie. Volgende documenten moeten ten laatste acht weken na het einde van de voortgezette opleiding worden ingediend : 1° een aanwezigheidslijst ondertekend door de deelnemers;2° een door de verantwoordelijke ondertekende bindende verklaring dat het programma met de bepaalde animators en overeenkomstig het bepaald aantal uren gevolgd is, waarbij mogelijke programmawijzigingen met redenen moeten worden omkleed en 3° een afrekening van de krachtens het tweede lid aanneembare uitgaven. § 2. Bijkomende toelagen, beperkt tot 650 EUR per begrotingsjaar en per persoon, mogen worden toegekend voor de deelneming van professionele en vrijwillige medewerkers aan voortgezette opleidingen.
Telt een opleiding opeenvolgende modules, dan moet de aanvraag voor de hele periode worden ingediend. Duurt de voortgezette opleiding meer dan twaalf maanden, dan moet een nieuwe aanvraag worden ingediend voor de modules die tijdens de volgende maanden, met een maximum van 12 maanden, plaatsvinden.
Volgende uitgaven worden als aanneembaar beschouwd om de toelage te berekenen : 1° de inschrijvingsrechten;2° de trein- en buskosten of de kilometervergoeding toegekend aan het personeel van het Ministerie voor de verplaatsingen met hun wagen;3° de verblijfkosten met een dagelijks plafond van 20 EUR, bij maltijd zonder overnachting, of van 75 EUR bij overnachting. Worden bij de aanvraag gevoegd : 1° een gedetailleerd programma overeenkomstig artikel 11, lid 6, van het decreet;2° de datum, het tijdstip en de plaats van de voortgezette opleidingen. Volgende documenten, volledig ingevuld, moeten ten laatste acht weken na het einde van de voortgezette opleiding worden ingediend : 1° een deelnemingsattest;2° een afrekening van de krachtens het derde lid aanneembare uitgaven. Opheffingsbepalingen
Art. 11.Worden opgeheven : 1° het besluit van de Executieve van 6 juli 1992 tot uitvoering van het decreet houdende toekenning van toelagen voor de personeelskosten van de erkende musea, creatieve ateliers, gewestelijke organisaties voor volksopleiding en vormingswerk voor volwassenen alsook van de erkende jeugdorganisaties en jeugdcentra, wat de volksopleiding en het vormingswerk voor volwassenen betreft;2° het besluit van de Executieve van 7 mei 1993 betreffende de erkenning en de subsidiëring van organisaties voor Volksopleiding en Vormingswerk voor Volwassenen;3° het besluit van de Regering van 8 december 1993 houdende vastlegging van overgangsbepalingen voor het decreet van 23 maart 1992 houdende toekenning van toelagen voor de personeelskosten van de erkende musea, creatieve ateliers, gewestelijke organisaties voor Volksopleiding en Vormingswerk voor Volwassenen alsook van de erkende jeugdorganisaties en jeugdcentra, wat de volksopleiding en het vormingswerk voor volwassenen betreft. Inwerkingtreding
Art. 12.Voorliggend besluit treedt in werking op 1 januari 2009.
Uitvoering
Art. 13.De Minister bevoegd inzake Volwassenenvorming wordt belast met de uitvoering van dit besluit.
Eupen, 23 december 2008.
Voor de Regering van de Duitstalige Gemeenschap : De Minister-President, Minister van Lokale Besturen, K.-H. LAMBERTZ De Minister van Cultuur en Media, Monumentenzorg, Jeugd en Sport, Mevr. I. WEYKMANS