gepubliceerd op 07 april 2017
Decreet ter bescherming van roerende cultuurgoederen van uitzonderlijk belang
20 FEBRUARI 2017. - Decreet ter bescherming van roerende cultuurgoederen van uitzonderlijk belang (1)
Het Parlement van de Duitstalige Gemeenschap heeft aangenomen en Wij, Regering, bekrachtigen hetgeen volgt : HOOFDSTUK 1. - Algemene bepalingen
Artikel 1.Strekking De roerende cultuurgoederen van uitzonderlijk belang worden overeenkomstig dit decreet beschermd.
Art. 2.Definities In de zin van dit decreet wordt verstaan onder : 1° geïnventariseerd cultuurgoed : een roerend cultuurgoed dat op grond zijn artistiek, historisch, archeologisch, wetenschappelijk of ander cultureel belang opgenomen is in de inventaris van waardevolle roerende cultuurgoederen van de Duitstalige Gemeenschap;2° roerend cultuurgoed : een roerend goed dat of een verzameling die behoort tot één of meer categorieën vermeld in bijlage I van de Verordening (EG) nr.116/2009; 3° verzameling : een geheel van roerende goederen die op grond van hun artistiek, historisch, archeologisch, wetenschappelijk of ander cultureel belang bij elkaar horen;4° archief : een geordende verzameling van belangrijke schriftelijke stukken, documenten, oorkonden of akten die tot een openbare of private verzameling behoort;5° bibliotheken : openbare bibliotheken in de zin van het decreet van 15 juni 1994 over de openbare bibliotheken en de Adviescommissie voor openbare bibliotheken;6° musea : de musea erkend overeenkomstig het decreet van 7 mei 2007Relevante gevonden documenten type decreet prom. 07/05/2007 pub. 10/07/2007 numac 2007033046 bron ministerie van de duitstalige gemeenschap Decreet over de bevordering van de musea en van de cultureel-erfgoedpublicaties sluiten over de bevordering van de musea en van de cultureel-erfgoedpublicaties;7° inventaris : de inventaris opgemaakt overeenkomstig artikel 3;8° aanvrager : voor de doeleinden van hoofdstuk 4, de eigenaar of zijn gevolmachtigde;9° Regering : de Regering van de Duitstalige Gemeenschap;10° Verordening (EG) nr.116/2009 : de Verordening (EG) nr. 116/2009 van de Raad van 18 december 2008 betreffende de uitvoer van cultuurgoederen. HOOFDSTUK 2. - Opmaak van en opname in de inventaris
Art. 3.Opmaak De Regering houdt een inventaris van waardevolle roerende cultuurgoederen van de Duitstalige Gemeenschap bij. De Regering bepaalt de criteria voor de opname in de inventaris en kan onderverdelingen van de inventaris vastleggen. Elk geïnventariseerd cultuurgoed wordt gekenmerkt door een objectnummer dat wordt samengesteld zoals vastgelegd door de Regering.
Art. 4.Opname in de inventaris § 1. De opname in de inventaris kan op aanvraag of van ambtswege geschieden.
De aanvraag kan worden ingediend door : 1° de eigenaar, bezitter of houder van het roerend cultuurgoed;2° het gemeentecollege van de gemeente waar het roerend cultuurgoed zich bevindt;3° de personen die een museum, bibliotheek, archief of kerkelijke instelling leiden. § 2. De aanvraag wordt schriftelijk ingediend via het formulier dat door de Regering is vastgelegd. De aanvraag bevat de gegevens over het op te nemen roerend cultuurgoed die noodzakelijk zijn om het in de inventaris op te nemen : 1° de naam en het adres van de eigenaar, bezitter of houder van het cultuurgoed;2° de plaats waar het goed zich op het ogenblik van de aanvraag bevindt;3° het objecttype;4° het materiaal;5° de techniek;6° de afmetingen of het gewicht;7° de eenheden, het aantal stuks of de omvang;8° het motief;9° het inschrift;10° de bijzondere kenmerken, met name beschadigingen en herstellingen;11° het tijdperk of de vervaardigingsdatum;12° de auteur;13° de titel;14° zo nauwkeurig mogelijke gegevens over de herkomst en de plaats waar het cultuurgoed vervaardigd werd, of - wanneer het gaat om het resultaat van archeologische of paleontologische opgravingen of vondsten - over de vindplaats;15° de bibliografie en lijst met afbeeldingen, indien voorhanden;16° een foto of een andere afbeelding van het cultuurgoed.
Art. 5.Procedurebepalingen Elke opname, wijziging of schrapping moet zo snel mogelijk per aangetekende brief worden meegedeeld aan de aanvrager en aan de eigenaar of, wanneer laatstgenoemde de Regering niet bekend is, aan de bezitter of de houder van het cultuurgoed en moet zo snel mogelijk bij uittreksel bekendgemaakt worden in het Belgisch Staatsblad. Daarbij wordt niet vermeld hoe de eigenaar of, naargelang van het geval, de bezitter of houder heet, noch waar het geïnventariseerde cultuurgoed zich bevindt.
De geïnventariseerde cultuurgoederen worden overeenkomstig dit decreet beschermd zodra de eigenaar of, naargelang van het geval, de bezitter of houder van het cultuurgoed kennis heeft gekregen van de mededeling van de Regering over de opname in de inventaris of, wanneer de bekendmaking in het Belgisch Staatsblad aan de mededeling van de Regering voorafgaat, uiterlijk op de dag van die bekendmaking.
Uiterlijk twintig dagen na de mededeling van de Regering moet de eigenaar, de bezitter of de houder van het cultuurgoed, naargelang van het geval, de eigenaar, de bezitter of de houder per aangetekende brief inlichten over de opname in de inventaris.
Binnen twee maanden na kennisneming van de mededeling van de Regering of uiterlijk na de bekendmaking in het Belgisch Staatsblad, wanneer die bekendmaking aan de mededeling van de Regering voorafgaat, kan de eigenaar, de bezitter of de houder van het cultuurgoed, voor zover hij niet zelf de aanvrager was, een schriftelijk standpunt over de opname in de inventaris afgeven.
Art. 6.Schrapping uit de inventaris De Regering kan de opname in de inventaris te allen tijde van ambtswege schrappen.
Indien sinds de inwerkingtreding van de opname in de inventaris overeenkomstig artikel 5, tweede lid, meer dan vijf jaar verstreken zijn en indien de omstandigheden fundamenteel veranderd zijn, kunnen de eigenaars, de bezitters of de houders van het cultuurgoed de schrapping aanvragen bij de Regering.
De bescherming van het cultuurgoed eindigt op de dag van de publicatie van de bekendmaking van de schrapping in het Belgisch Staatsblad. HOOFDSTUK 3. - Beschermingsmaatregelen
Art. 7.Instandhoudingsplicht Het is verboden een geïnventariseerd cultuurgoed te vernielen, te beschadigen of de uiterlijke kenmerken ervan meer dan strikt noodzakelijk en tijdelijk te wijzigen als die wijziging niet wordt aangebracht om het cultuurgoed vakkundig te bewaren en te restaureren of om het volgens erkende wetenschappelijke normen te onderzoeken. Bij de opname in de inventaris kan de Regering meer gedetailleerde, evenredige en aan de situatie aangepaste beschermingsmaatregelen vastleggen en die later wijzigen.
Wie een geïnventariseerd cultuurgoed wil vernietigen, veranderen, restaureren of herstellen, moet daartoe toestemming krijgen van de Regering. De aanvraag wordt ingediend via het formulier dat door de Regering is vastgelegd. Aan de toestemming kunnen voorwaarden verbonden zijn.
In afwijking van het tweede lid, eerste zin, kunnen in buitengewone omstandigheden dringende en voorlopige maatregelen zonder toestemming worden genomen. Die maatregelen moeten zo snel mogelijk per aangetekende brief aan de Regering worden meegedeeld.
Art. 8.Informatie- en meldplicht § 1. De eigenaars, bezitters of houders van een geïnventariseerd cultuurgoed zijn ertoe verplicht, op verzoek van de Regering, de voor de uitvoering van dit decreet noodzakelijke inlichtingen mee te delen, in het bijzonder bij schade, gebreken, diefstal of verlies. § 2. Indien een geïnventariseerd cultuurgoed wordt vervreemd, moeten de vroegere eigenaar en de nieuwe eigenaar de verandering van eigenaar zo snel mogelijk en in elk geval uiterlijk binnen een maand bij de Regering melden. De eigenaar, bezitter of houder die van plan is om rechten op het geïnventariseerd cultuurgoed aan een derde over te dragen, moet aan die derde meedelen dat het cultuurgoed overeenkomstig dit decreet beschermd is. Elke overeenkomst die in strijd is met deze bepaling is van ambtswege nietig.
Indien een geïnventariseerd cultuurgoed naar een andere plaats wordt gebracht, verloren raakt of beschadigd is, moet de eigenaar, de bezitter of de houder dat zo snel mogelijk en in elk geval binnen een maand bij de Regering melden.
In geval van verandering van bezitter of houder van een geïnventariseerd cultuurgoed, zijn zowel de oude als de nieuwe bezitter of houder aan de informatieplicht gebonden. Als de eigenaar en de bezitter of houder niet dezelfde persoon zijn, geldt de informatieplicht ook voor de eigenaar.
Art. 9.Subsidies voor behoud en instandhouding Binnen de perken van de beschikbare begrotingsmiddelen kan de Regering subsidies voor het behoud en de instandhouding van de geïnventariseerde cultuurgoederen toekennen.
De subsidie moet bij de Regering worden aangevraagd. De Regering legt de nadere regels vast. HOOFDSTUK 4. - Uitvoer
Art. 10.Uitvoervergunningen § 1. Voor de tijdelijke of definitieve uitvoer van een geïnventariseerd cultuurgoed uit het Duitse taalgebied is de vergunning van de Regering vereist.
De aanvraag wordt ingediend via het formulier dat door de Regering is vastgelegd. De uitvoervergunning geldt voor een jaar; aan de uitvoervergunning kunnen voorwaarden verbonden worden. De uitvoer moet worden geweigerd indien, na afweging van de specifieke omstandigheden, wezenlijke belangen van het cultureel erfgoed van de Duitstalige Gemeenschap overwegen.
Als de opname van een cultuurgoed ingeleid is, is de uitvoer van het goed verboden tot de beslissing over de opname niet meer vatbaar is voor beroep.
De Regering legt de nadere regels vast. § 2. Voor de uitvoer uit het Europese douanegebied van geïnventariseerde cultuurgoederen die zich in het Duitse taalgebied bevinden, gelden de bepalingen van de Verordening (EG) nr. 116/2009.
De vergunning vermeld in die verordening wordt aangevraagd bij de Regering. Ze kan alleen toegekend worden voor geïnventariseerde cultuurgoederen waarvan de uitvoer vooraf overeenkomstig paragraaf 1 werd toegestaan.
De Regering kan specifieke open vergunningen en algemene open vergunningen toekennen zoals bepaald in de Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1081/2012 van de Commissie van 9 november 2012 voor de toepassing van Verordening (EG) nr. 116/2009 van de Raad betreffende de uitvoer van cultuurgoederen.
Art. 11.Aanvraag De Regering verleent of weigert de uitvoervergunning vermeld in artikel 10, § 1, binnen twee maanden na ontvangst van de aanvraag.
Art. 12.Koopaanbod Indien de Regering de uitvoervergunning vermeld in artikel 10, § 1, weigert, kan de aanvrager binnen een maand na de ontvangst van de weigering per aangetekende brief vragen dat de Regering of een door haar aangewezen derde een koopaanbod doet.
Art. 13.Termijnen § 1. De Regering of de door haar aangewezen derde treedt binnen één maand na ontvangst van het in artikel 12 bedoelde verzoek in onderhandeling over de verwerving van het geïnventariseerd cultuurgoed. § 2. Indien de Regering of de door haar aangewezen derde, binnen de in paragraaf 1 vastgestelde termijn, het in artikel 12 vermelde verzoek schriftelijk afwijst of de onderhandelingen met de aanvrager niet aangevat heeft, dan wordt een uitvoervergunning afgegeven. Deze vergunning wordt afgegeven binnen 15 dagen na verzending van de weigeringsbeslissing of na verloop van de termijn vermeld in paragraaf 1.
Art. 14.Prijsbepaling § 1. De prijs van het geïnventariseerd cultuurgoed wordt bepaald op basis van de internationale marktwaarde op het moment waarop de Regering het verzoek vermeld in artikel 12 ontving.
Als maximumbedrag van die prijs geldt de bij het verzoek aangegeven waarde van het geïnventariseerd cultuurgoed. § 2. Indien, binnen één maand na aanvang van de onderhandelingen, geen overeenstemming over de prijs werd bereikt tussen de Regering resp. de door haar aangewezen derde en de aanvrager, dan kan, op verzoek van de meest gerede partij, deze prijs vastgesteld worden door een college van deskundigen.
Dat college bestaat uit drie leden. De Regering en de aanvrager stellen elk één lid aan. Het derde lid wordt in onderling overleg door beide voornoemde leden aangesteld. Bij gebrek aan overeenstemming wordt het derde lid van dit college, op verzoek van de meest gerede partij, aangesteld door de rechter.
Het college brengt zijn beslissing ter kennis van beide partijen binnen één maand na zijn aanstelling. § 3. De Regering bepaalt de regels met betrekking tot de prijsbepaling, de vergoeding van de deskundigen en de te volgen procedure.
Art. 15.Stopzetting van de onderhandelingen De aanvrager kan de onderhandelingen te allen tijde stopzetten. Hij brengt dit per aangetekende brief ter kennis van de Regering en, in voorkomend geval, van de door haar aangewezen derde.
Eerst drie jaar na de kennisgeving bedoeld in het eerste lid mag een nieuwe aanvraag voor een uitvoervergunning worden ingediend.
Art. 16.Nadere regels § 1. De Regering resp. de door haar aangewezen derde brengt het aanbod, binnen tien maanden na ontvangst van het in artikel 12 bedoelde verzoek, per aangetekende brief ter kennis van de aanvrager. § 2. Indien de prijs overeenkomstig artikel 14, § 2, wordt vastgesteld, dan brengt de Regering resp. de door haar aangewezen derde haar aanbod uit tegen de prijs die door het college van deskundigen vastgesteld is.
Art. 17.Verlenging van de termijnen § 1. De Regering kan de in artikel 16, § 1, vastgestelde termijn met een periode van maximaal vier maanden verlengen, indien er aanwijzingen zijn dat binnen die periode alsnog een aanbod tegen de vastgestelde prijs kan worden geformuleerd door de Regering resp. door de door haar aangewezen derde.
De Regering brengt haar beslissing tot verlenging van de termijn per aangetekende brief ter kennis van de aanvrager. § 2. Indien de Regering resp. de door haar aangewezen derde, binnen de in artikel 16, of, in voorkomend geval, artikel 17, § 1, eerste lid, bedoelde termijn geen aanbod tegen de vastgestelde prijs formuleert of een aanbod tegen de vastgestelde prijs heeft afgewezen, dan wordt alsnog een uitvoervergunning afgegeven binnen 15 dagen na verloop van de toepasselijke termijn of na verzending van de beslissing tot afwijzing van het aanbod.
Art. 18.Afwijzing van het aanbod De aanvrager kan het aanbod van de Regering resp. van de door haar aangewezen derde afwijzen. Hij brengt dit per aangetekende brief ter kennis van de Regering en, in voorkomend geval, van de door haar aangewezen derde, binnen één maand na ontvangst van het aanbod.
Eerst drie jaar na de kennisgeving bedoeld in het eerste lid mag een nieuwe aanvraag voor een uitvoervergunning worden ingediend.
Bij gebrek aan een overeenkomstig het eerste lid ter kennis gebrachte afwijzing wordt de eigenaar geacht het aanbod te hebben aanvaard. HOOFDSTUK 5. - Toezichts- en strafbepalingen
Art. 19.Toezicht § 1. Onverminderd de plichten van de officieren van gerechtelijke politie belast de Regering personeelsleden van het Ministerie van de Duitstalige Gemeenschap met het toezicht op de naleving van dit decreet en de uitvoeringsbesluiten ervan, alsook met de opsporing en de vaststelling van de inbreuken op dit decreet en de uitvoeringsbesluiten ervan.
Die personeelsleden hebben voor de toepassing van dit decreet de hoedanigheid van officier van gerechtelijke politie. § 2. Zij maken een proces-verbaal op van de inbreuken op dit decreet en de uitvoeringsbepalingen ervan.
De geverbaliseerde krijgt een voor eensluidend verklaard afschrift toegezonden binnen 15 dagen na de vaststelling van de inbreuk. § 3. In het kader van de opdracht vermeld in paragraaf 1 en indien er voldoende aanwijzingen voorhanden zijn om aan te nemen dat geïnventariseerd cultuurgoed, inlichtingen of documenten daarover zich bevinden in vertrekken die als woning dienst kunnen doen, kunnen huiszoekingen verricht worden. Die moeten plaatsvinden tussen 5 en 21 uur hetzij met machtiging van de rechter in de politierechtbank, hetzij met voorafgaande en schriftelijke toestemming van de bewoner, hetzij bij betrapping op heterdaad. Deze huiszoekingen worden verricht door ten minste één officier van gerechtelijke politie of, indien het om personeelsleden in de zin van paragraaf 1 gaat, door ten minste twee officieren van gerechtelijke politie.
Art. 20.Bevelen die door de officieren van gerechtelijke politie worden gegeven De in artikel 19 vermelde personeelsleden en officieren kunnen bevelen dat werkzaamheden die in overtreding zijn met dit decreet of met de uitvoeringsbepalingen ervan moeten worden stilgelegd. Zo nodig doen zij een beroep op de gewapende macht en gaan zij over tot de gerechtelijke verzegeling en de inbeslagname van het geïnventariseerd cultuurgoed en de werk- en voertuigen. Die maatregelen worden in het proces-verbaal vermeld.
Art. 21.Inbreuk op artikel 7 of 8 De eigenaar, bezitter of houder die een inbreuk op artikel 7 of artikel 8 pleegt, wordt gestraft met een geldboete van 100 euro tot 100.000 euro en met een gevangenisstraf van acht dagen tot één maand of met een van deze straffen alleen.
Art. 22.Inbreuk op artikel 19 De eigenaar, bezitter of houder die de in artikel 19 vermelde personeelsleden of officieren opzettelijk belemmert of hindert bij de uitvoering van hun opdrachten, wordt gestraft met een geldboete van 26 euro tot 200 euro en met een gevangenisstraf van acht dagen tot zes maanden of met een van deze straffen alleen.
Art. 23.Bevelen die door de rechtbank worden gegeven § 1. Op vordering van de Regering beveelt de rechtbank aan de veroordeelde op basis van artikel 21 : 1° de nodige maatregelen tot instandhouding en tot onderhoud te nemen om het verder verval van het geïnventariseerd cultuurgoed tegen te gaan;2° het geïnventariseerd cultuurgoed te restaureren onder toezicht van de diensten van de Regering van de Duitstalige Gemeenschap en met naleving van de aanwijzingen van die diensten;3° een borgsom te storten in de Deposito- en Consignatiekas.Deze borgsom wordt vastgesteld op basis van de geschatte kosten voor de instandhouding, het onderhoud en de restauratie van het geïnventariseerd cultuurgoed.
Het vonnis bepaalt tevens dat de in het eerste lid, 3°, bepaalde borgsom aan de veroordeelde wordt terugbetaald na de uitvoering van de in het vonnis opgelegde maatregelen en dat, bij niet-betaling van de borgsom, het geïnventariseerde cultuurgoed als borgtocht wordt beschouwd. § 2. Voor het geval dat de in het vonnis opgelegde maatregelen niet binnen de vastgestelde termijn worden uitgevoerd, beveelt het vonnis dat de Duitstalige Gemeenschap van ambtswege in de uitvoering ervan kan voorzien, op kosten van de veroordeelde.
Alle kosten worden aangerekend op de borgsom vermeld in paragraaf 1, eerste lid, 3°, ten laste van de veroordeelde.
Het saldo van de borgsom blijft integraal aan de Duitstalige Gemeenschap verworven, onverminderd de schadeloosstelling en de opgelegde dwangsom.
Indien het geïnventariseerd cultuurgoed overeenkomstig paragraaf 1, tweede lid, als borgtocht wordt beschouwd, wordt het na vijf jaar, te rekenen vanaf het vonnis vermeld in paragraaf 1, definitief eigendom van de Duitstalige Gemeenschap, tenzij de veroordeelde vóór afloop van die termijn alsnog zijn door de rechter opgelegde verplichting tot het storten van de borgsom nakomt. § 3. De rechten van de burgerlijke partij zijn in geval van rechtstreeks herstel beperkt tot de door de Regering gevorderde wijze van herstel, onverminderd het recht om vergoeding van de schade te eisen van de veroordeelde.
Art. 24.Onrechtmatige uitvoer Wie zonder de vergunning vermeld in artikel 11, § 1, of, naargelang van het geval, zonder de vergunning vermeld in de Verordening (EG) nr. 116/2009 een geïnventariseerd cultuurgoed uitvoert, wordt gestraft met een geldboete van 300 euro tot 100.000 euro en met een gevangenisstraf van vier maanden tot vijf jaar of met een van deze straffen alleen.
De straffen vermeld in het eerste lid worden verdubbeld indien de inbreuk gepleegd wordt door een persoon die op grond van zijn beroep of activiteit met betrekking tot het geïnventariseerd cultuurgoed een daad van koophandel stelt of door een persoon die bij die verrichtingen als tussenpersoon optreedt.
Art. 25.Bijkomende maatregelen § 1. Onder voorbehoud van de toepassing van de wet van 28 oktober 1996Relevante gevonden documenten type wet prom. 28/10/1996 pub. 04/03/2013 numac 2013000131 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de teruggave van cultuurgoederen die op onrechtmatige wijze buiten het grondgebied van bepaalde buitenlandse Staten zijn gebracht. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten betreffende de teruggave van cultuurgoederen die op onrechtmatige wijze buiten het grondgebied van bepaalde buitenlandse staten zijn gebracht, beveelt de rechtbank, op vordering van de Regering, aan de veroordeelde op basis van artikel 24 : 1° het geïnventariseerd cultuurgoed terug te brengen binnen de Duitstalige Gemeenschap binnen een door de rechtbank vastgestelde termijn die niet langer is dan één jaar;2° een borgsom te storten in de Deposito- en Consignatiekas.Die borgsom wordt vastgesteld door de rechtbank op basis van de internationale marktwaarde van het geïnventariseerd cultuurgoed, vermeerderd met de geschatte kosten voor de terugkeer ervan. Het vonnis beveelt tevens dat bij ontstentenis van een betaling het teruggebrachte geïnventariseerde cultuurgoed als borgtocht wordt beschouwd. § 2. Voor het geval dat het geïnventariseerde cultuurgoed na afloop van de in het vonnis vastgestelde termijn niet in de Duitstalige Gemeenschap is teruggebracht, beveelt de rechtbank dat de Duitstalige Gemeenschap van ambtswege in de uitvoering ervan kan voorzien, op kosten van de veroordeelde. Alle kosten van transport en verzekering en andere noodzakelijke uitvoeringskosten worden, ten laste van de veroordeelde, op de gestorte borgsom aangerekend.
Het saldo van de borgsom blijft integraal aan de Duitstalige Gemeenschap verworven, onverminderd de schadeloosstelling en de opgelegde dwangsom.
Indien het teruggebrachte geïnventariseerde cultuurgoed overeenkomstig paragraaf 1, 2°, laatste zin, als borgtocht wordt beschouwd, wordt het na vijf jaar, te rekenen vanaf het vonnis bedoeld in paragraaf 1, definitief eigendom van de Duitstalige Gemeenschap, tenzij de veroordeelde vóór afloop van die termijn alsnog zijn door de rechter opgelegde verplichting tot storting van een borgsom nakomt.
De rechten van de burgerlijke partij zijn in geval van rechtstreeks herstel beperkt tot de door de Regering gevorderde wijze van herstel, onverminderd het recht om vergoeding van de schade te eisen van de veroordeelde.
Art. 26.Bijkomende straffen Wordt gestraft met een geldboete van 26 euro tot 50.000 euro en met een gevangenisstraf van vier maanden tot vijf jaar of met een van deze straffen alleen : 1° personen die bij de aanvraag tot het verlenen van een vergunning voor het buiten de Europese Unie brengen van cultuurgoederen, willens en wetens onjuiste of onvolledige verklaringen afleggen of onjuiste of onvolledige inlichtingen verstrekken;2° personen die zonder vergunning een geïnventariseerd cultuurgoed van de Duitstalige Gemeenschap buiten de Europese Unie uitvoeren.
Art. 27.Geheimhoudingsplicht Elke persoon die, in welke hoedanigheid ook, betrokken is bij de uitvoering en de toepassing van dit decreet, is tot geheimhouding verplicht. HOOFDSTUK 6. - Specifieke opdrachten van de Regering
Art. 28.Voorlichtings- en opleidingsmaatregelen De Regering kan informatiecampagnes en opleidingsmaatregelen nemen om het publiek te sensibiliseren voor de waarde van het roerend cultuurgoed, alsook voor de gevaren die voor het culturele erfgoed kunnen ontstaan door diefstal, onrechtmatige uitvoer en dergelijke.
De Regering publiceert op het internet informatie over het roerend cultuurgoed.
Art. 29.Onderzoek De Regering kan wetenschappelijk, technisch en artistiek onderzoek rond de doeltreffende bescherming van het roerend cultuurgoed ondersteunen.
Art. 30.Samenwerking De Regering werkt samen met andere bevoegde instanties en bevordert overleg tussen de bevoegde nationale autoriteiten van de lidstaten van de Europese Unie.
In dat kader vervult ze in het bijzonder de volgende taken overeenkomstig artikel 5 van de Richtlijn 2014/60/EU van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 betreffende de teruggave van cultuurgoederen die op onrechtmatige wijze buiten het grondgebied van een lidstaat zijn gebracht en houdende wijziging van Verordening (EU) nr. 1024/2012 (herschikking) : 1° op verzoek van de verzoekende lidstaat een nader bepaald cultuurgoed dat op onrechtmatige wijze buiten het grondgebied van deze lidstaat is gebracht, opsporen en de identiteit vaststellen van de persoon die het cultuurgoed voor zichzelf en/of voor anderen werkelijk onder zich heeft.Dit verzoek moet vergezeld gaan van alle nodige informatie om de opsporing te vergemakkelijken, in het bijzonder over de plaats waar het goed zich daadwerkelijk of vermoedelijk bevindt; 2° indien in het Duitse taalgebied een cultuurgoed wordt aangetroffen waarvan op redelijke gronden kan worden aangenomen dat dit goed op onrechtmatige wijze buiten het grondgebied van een andere lidstaat is gebracht, de betrokken lidstaten hiervan in kennis stellen;3° de bevoegde autoriteiten van de verzoekende lidstaat gedurende een termijn van zes maanden na de kennisgeving bedoeld in de bepaling onder 2°, de gelegenheid geven na te gaan of het betrokken goed een cultuurgoed is.Doen zij dit niet binnen de gestelde termijn, dan zijn de bepalingen onder 4° en 5° niet langer van toepassing; 4° in samenwerking met de betrokken lidstaat de nodige maatregelen treffen voor het materiële behoud van het cultuurgoed;5° door de nodige voorlopige maatregelen voorkomen dat het cultuurgoed aan de teruggaveprocedure wordt onttrokken;6° met betrekking tot de teruggave als tussenpersoon fungeren tussen de persoon die het cultuurgoed voor zichzelf en/of voor anderen onder zich heeft en de verzoekende lidstaat.Te dien einde kan de Regering eerst de weg effenen voor een arbitrageprocedure overeenkomstig de nationale wetgeving, op voorwaarde dat de verzoekende lidstaat en de persoon die het cultuurgoed voor zichzelf en/of voor anderen werkelijk onder zich heeft, uitdrukkelijk met de arbitrageprocedure akkoord gaan.
Met het oog op de samenwerking maken de diensten van de Regering gebruik van een specifiek op cultuurgoederen toegesneden module van het informatiesysteem interne markt ("IMI"), ingesteld bij Verordening (EU) nr. 1024/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 betreffende de administratieve samenwerking via het Informatiesysteem interne markt en tot intrekking van Beschikking 2008/49/EG van de Commissie ("de IMI-verordening"). Zij kunnen ook van het IMI gebruikmaken om in een specifieke zaak de desbetreffende informatie over gestolen of op onrechtmatige wijze buiten hun grondgebied gebrachte cultuurgoederen te verspreiden. HOOFDSTUK 7. - Slotbepaling
Art. 31.Opheffingsbepaling Volgende regelingen worden opgeheven : 1° artikel 5 van het koninklijk besluit van 16 augustus 1824 houdende dat de kerkbesturen en kerkelijke administraties geen beschikkingen kunnen nemen omtrent onderwerpen, waarvan de bezorging hen niet uitdrukkelijk bij de bestaande wetten, reglementen of verordeningen is opgedragen;2° de artikelen 17 tot en met 20 van de wet van 7 augustus 1931 op het behoud van monumenten en landschappen;3° de wet van 16 mei 1960 betreffende 's lands roerend cultureel patrimonium. Wij kondigen dit decreet af en bevelen dat het door het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.
Eupen, 20 februari 2017.
O. PAASCH De Minister-President I. WEYKMANS De Viceminister-President, Minister van Cultuur, Werkgelegenheid en Toerisme A. ANTONIADIS De Minister van Gezin, Gezondheid en Sociale Aangelegenheden H. MOLLERS De Minister van Onderwijs en Wetenschappelijk Onderzoek _______ Nota (1) Zitting 2016-2017. Parlementaire stukken : 158 (2016-2017), nr. 1. Ontwerp van decreet. 158 (2016-2017), nr. 2. Verslag.
Integraal verslag : 20 februari 2016, nr. 37. Bespreking en aanneming.