gepubliceerd op 06 september 2005
Decreet over de radio-omroep en de filmvoorstellingen
27 JUNI 2005. - Decreet over de radio-omroep en de filmvoorstellingen (1)
Het Parlement van de Duitstalige Gemeenschap heeft aangenomen en Wij, Regering, bekrachtigen hetgeen volgt : TITEL 1. - Algemene bepalingen Toepassingsgebied
Artikel 1.Dit decreet is van toepassing op de radio-omroep, voor het aanbieden van voor het overbrengen van radio-omroepuitzendingen geschikte netwerken, diensten en bijbehorende faciliteiten, welke onder de bevoegdheid van de Duitstalige Gemeenschap vallen, alsmede op de filmvoorstellingen die in het Duitse taalgebied plaatsvinden.
Begripsbepalingen
Art. 2.Voor de toepassing van dit decreet verstaat men onder : 1° algemene machtiging : de regelgeving waarbij, overeenkomstig dit decreet, rechten worden verleend voor het aanbieden van elektronische- communicatienetwerken of -diensten en specifieke sectorgebonden verplichtingen worden vastgesteld die voor alle of voor wel bepaalde soorten elektronische-communicatienetwerken en -diensten kunnen gelden;2° Application Program Interface - applicatieprogramma-interface (API) : een software interface tussen toepassingen, die beschikbaar is gesteld door omroepen, dienstenleveranciers, alsmede de hulpmiddelen voor geavanceerde digitale eindapparatuur voor digitale televisie- en radiodiensten;3° aanbieden van een elektronische-communicatienetwerk : het bouwen, exploiteren, leiden of beschikbaar stellen van een dergelijk netwerk;4° beslissingskamer : het lichaam van de Mediaraad van de Duitstalige Gemeenschap vermeld in artikel 86, § 2;5° exploitant : onderneming die een openbaar communicatienetwerk of een bijbehorende faciliteit aanbiedt of gemachtigd is aan te bieden;6° breedbeeldformaat : televisiebeeldformaat waarvan de verhouding tussen de lengte en de breedte gelijk is aan 16 : 9;7° elektronische-communicatiedienst : een gewoonlijk tegen vergoeding aangeboden dienst die geheel of hoofdzakelijk bestaat in het overbrengen van signalen via elektronische-communicatienetwerken, doch niet de dienst waarbij met behulp van elektronische- communicatienetwerken en- diensten overgebrachte inhoud wordt geleverd of redactioneel wordt gecontroleerd;8° elektronische-communicatienetwerk : de transmissiesystemen en in voorkomend geval de schakel- of routeringsapparatuur en andere middelen die het mogelijk maken signalen over te brengen via draad, radiogolven, optische of andere elektromagnetische middelen waaronder satellietnetwerken, vaste en mobiele terrestrische netwerken, elektriciteitsnetten,voor zover deze voor overdracht van signalen worden gebruikt, netwerken voor radio- en televisieomroep en kabeltelevisienetwerken;9° elektronische programmagids : elektronisch computerprogramma dat het programma-aanbod van omroepen oplijst en het gebruik ervan mogelijk maakt;10° eindgebruiker : een gebruiker die geen openbaar communicatienetwerk of openbare elektronische-communicatiediensten aanbiedt;11° geavanceerde digitale eindapparatuur : kastjes met converter en decoder en geïntegreerde digitale televisietoestellen voor de ontvangst van de digitale interactieve televisiediensten; 12° Europese producties : producties die afkomstig zijn uit Europese lidstaten, alsmede producties uit derde Europese staten die ondertekende partij zijn bij het Europees Verdrag inzake grensoverschrijdende televisie van de Raad van Europa, en producties uit andere derde Europese staten, als in de betrokken derde staten geen discriminerende maatregelen genomen worden t.o.v. producties uit de lidstaten.
Onder producties die afkomstig zijn uit Europese lidstaten of uit derde Europese staten die ondertekende partij zijn bij het Europees Verdrag inzake grensoverschrijdende televisie van de Raad van Europa, verstaat men producties die voornamelijk tot stand zijn gekomen met de hulp van één of meer auteurs en werknemers die in deze staten wonen en die aan één van de volgende drie voorwaarden voldoen : a) deze producties zijn tot stand gebracht door één of meer in één of meer van deze staten gevestigde producent(en);b) de vervaardiging ervan wordt door één of meer in één of meer van deze staten gevestigde producent(en) gesuperviseerd en daadwerkelijk gecontroleerd;c) de bijdrage van de coproducenten uit deze staten in de totale productiekosten bedraagt meer dan de helft, en de coproductie wordt niet door één of meer buiten deze staten gevestigde producenten gecontroleerd. Onder producties die afkomstig zijn uit andere derde Europese staten verstaat men producties die uitsluitend of in coproductie met in één of meer Europese lidstaten gevestigde producenten zijn vervaardigd door producenten die gevestigd zijn in één of meer derde Europese staten waarmee de Gemeenschap overeenkomsten gesloten heeft, indien deze producties voornamelijk vervaardigd zijn met behulp van auteurs en werknemers die in één of meer Europese staten wonen.
Producties die geen Europese producties zijn in de zin van het eerste lid, echter in het kader van bilaterale coproductieverdragen gesloten tussen Europese lidstaten en derde staten zijn vervaardigd, worden als Europese producties beschouwd, voor zover het aandeel van coproducenten uit de Gemeenschap in de totale productiekosten de meerderheid vormt en de vervaardiging niet door één of meerdere producenten gecontroleerd wordt die buiten het gebied van de lidstaten wonen.
Producties die geen Europese producties zijn in de zin van de leden 1 en 4, echter voornamelijk in samenwerking met in één of meer Europese lidstaten gevestigde auteurs en werknemers zijn vervaardigd, worden als Europese producties beschouwd naar rato van het aandeel van coproducenten uit de Europese Gemeenschap in de totale productiekosten.
Onder Europese lidstaten verstaat men de lidstaten van de Europese Gemeenschap en de andere staten die ondertekende partij zijn bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte. 13° televisieprogramma : het geheel van de uitzendingen die onder een gemeenschappelijke benoeming door een televisieomroeporganisatie worden doorgegeven;14° televisieomroep : het oorspronkelijk uitzenden via de kabel of draadloos, via zendapparatuur op aarde of aan boord van een satelliet, al dan niet in gecodeerde vorm, van voor ontvangst door het publiek bestemde programma's.Hieronder is ook begrepen het overdragen van programma's tussen organisaties met het oog op het doorgeven daarvan aan het publiek. 15° televisieomroeporganisatie : rechtspersoon die de redactionele verantwoordelijkheid draagt voor televisieprogramma's en zulke programma's uitzendt of laat uitzenden;16° cineforum : jaarlijkse voorstelling van ten minste acht films met hoge kunstwaarde die voor de jongelui toegankelijk zijn en waarvan de kwaliteit door ten minste één evaluatie-instelling van één der lidstaten van de Europese Unie erkend werd;17° cinedagen : voorstelling van ten minste vier films met hetzelfde thema over een week;18° promotiekopie : door een bioscoophouder gefinancierde kopie van een film dat ten laatste twee weken na zijn nationaal lanceren in België of in de Bondsrepubliek Duitsland voorgesteld wordt;19° advieskamer : het lichaam van de Mediaraad van de Duitstalige Gemeenschap vermeld in artikel 86, § 2;20° geluidsprogramma : het geheel van de uitzendingen die onder een gemeenschappelijke benoeming door een radio-omroeporganisatie worden doorgegeven;21° radio-omroeporganisatie : de rechtspersoon die de redactionele verantwoordelijkheid draagt voor radioprogramma's en zulke programma's uitzendt of laat uitzenden;22° kabelnet : elektronisch communicatienetwerk dat het mogelijk maakt programmasignalen via even welke aard draad, geheel of gedeeltelijk, al dan niet in gecodeerde vorm, aan derden over te brengen;23° bioscoophouder : de natuurlijke of rechtspersonen die in het Duitse taalgebied een bioscoopzaal bedrijven waar zij films tegen betaling voorstellen;24° controle-overdracht : procédé waarmee het mogelijk is van systeem voor voorwaardelijke toegang te veranderen, zonder te raken aan het gescrambelde signaal van een omroepdienst;25° transnationale markten : de door de Europese Commissie gedefinieerde markten die de Europese Gemeenschap of een aanzienlijk deel daarvan beslaan;26° lokale radio : een private radio-omroeporganisatie die gericht is tot een geografisch beperkt publiek;27° Mediaraad : de Mediaraad van de Duitstalige Gemeenschap vermeld in artikel 86;28° gebruiker : een natuurlijke of rechtspersoon die gebruik maakt van of verzoekt om een openbare elektronische-communicatiedienst;29° open kanaal : een televisieprogramma uitgewerkt door natuurlijke of rechtspersonen die op eigen verantwoordelijkheid televisuele participaties met een beperkte duur uitzenden, waarbij deze personen een vrije en billijke toegang gewaarborgd wordt;30° openbaar toegankelijke elektronische communicatiediensten : de voor de brede openbaarheid beschikbare elektronische-communicatiediensten;31° openbaar communicatienetwerk : een elektronische- communicatienetwerk dat geheel of hoofdzakelijk wordt gebruikt om openbare elektronische-communicatiediensten aan te bieden;32° private televisieomroeporganisatie : een privaatrechtelijke televisieomroeporganisatie;33° private radio-omroeporganisatie : een privaatrechtelijke radio-omroeporganisatie;34° Regering : de Regering van de Duitstalige Gemeenschap;35° regionale radio : een private radio-omroeporganisatie die gericht is tot een regionaal publiek;36° omroepdienst : dienst voor het oorspronkelijk uitzenden via elektronische communicatienetwerken, al dan niet in gecodeerde vorm, van radio- of televisieprogramma's of van andere soorten programma's bestemd voor het publiek in het algemeen of voor een deel ervan. Hieronder zijn ook de programma's begrepen die op individueel verzoek worden uitgezonden, ongeacht de techniek die voor de uitzending wordt gebruikt, met inbegrip van de punt-tot-punt techniek, en het overdragen van programma's tussen ondernemingen met het oog op het doorgeven daarvan aan het publiek. Hieronder zijn diensten die geïndividualiseerde en door een vorm van vertrouwelijkheid gekenmerkte informatie leveren niet begrepen; 37° sluikreclame : het vermelden of vertonen van goederen, diensten, naam, handelsmerk of activiteiten van een producent van goederen of een dienstverlener in televisie- of geluidsprogramma's, indien dit door de televisie- of radio-omroeporganisatie wordt gedaan met de bedoeling reclame te maken en indien het publiek kan worden misleid omtrent het eigenlijk doel van deze vermelding of vertoning.Een bedoeling wordt met name geacht aanwezig te zijn, indien tegenover de vermelding of vertoning een geldelijke of andere vergoeding staat; 38° sponsoring : elke bijdrage van een overheidsbedrijf of particuliere onderneming die zich niet bezighoudt met de vervaardiging van audiovisuele producties, aan de financiering van televisie- of geluidsprogramma's met het doel hun naam, handelsmerk, imago, activiteiten of realisaties meer bekendheid te geven;39° telewinkelen : de uitzendingen die tegen betaling goederen en diensten, met inbegrip van onroerende goederen, rechten en verplichtingen rechtstreeks aan het publiek aanbieden;40° transmissiesysteem : de reeks fasen met betrekking tot de verwerking van de audio- en videosignalen en daarmee verband houdende gegevens van een omroepdienst die ertoe dient deze signalen vorm te geven en naar het publiek over te brengen.Die reeks omvat voorzieningen voor het genereren van programmasignalen (broncodering van audio- en videosignalen, multiplexing van signalen) en aanpassing aan de transmissiemedia (kanaalcodering, modulatie en, voor zover nodig, energiedispersie); 41° consument : een natuurlijke persoon die gebruik maakt van of verzoekt om een openbare elektronische-communicatiedienst voor andere dan bedrijfs- of beroepsdoeleinden;42° scrambling : de verwerking van audio- en videosignalen van omroepdiensten, om die te coderen en zo onverstaanbaar te maken voor elke persoon die niet over de vereiste toegangsbewijzen beschikt;43° reclame : de door een overheidsbedrijf of particuliere onderneming tegen betaling of soortgelijke vergoeding dan wel ten behoeve van zelfpromotie op televisie of radio uitgezonden boodschap - in welke vorm dan ook - in verband met de uitoefening van enige commerciële, industriële of ambachtelijke activiteit of van een vrij beroep, met het oog op de bevordering van de levering van goederen of diensten tegen betaling, met inbegrip van onroerende goederen, rechten en verplichtingen;44° toegang : het beschikbaar stellen van faciliteiten en/of diensten aan een andere onderneming, onder uitdrukkelijke voorwaarden, hetzij op exclusieve hetzij op niet-exclusieve basis, met het oog op het aanbieden van elektronische-communicatiediensten.Daaronder valt o.a. de toegang tot netcomponenten en bijbehorende faciliteiten; 45° systeem voor voorwaardelijke toegang : elke technische maatregel of regeling waarbij toegang tot een beschermd radio- of televisie-omroepdienst afhankelijk wordt gemaakt van een abonnement of een individuele machtiging;46° bijbehorende faciliteiten : de bij een elektronische-communicatienetwerk en/of een elektronische-communicatiedienst behorende faciliteiten die het aanbieden van diensten via dat netwerk en/of deze dienst mogelijk maken en/of ondersteunen.Daartoe behoren ook systemen voor voorwaardelijke toegang, Application Program Interface - applicatieprogramma-interface (API) en elektronische programmagidsen; 47° interconnectie : het fysiek en logisch verbinden van openbare elektronische-communicatienetwerken die door dezelfde of een andere onderneming worden gebruikt om het de gebruikers van een onderneming mogelijk te maken te communiceren met die van dezelfde of van een andere onderneming of toegang te hebben tot diensten die door een andere onderneming worden aangeboden.Diensten kunnen worden aangeboden door de betrokken partijen of andere partijen die toegang hebben tot het netwerk. Interconnectie wordt gerealiseerd tussen exploitanten van openbare netwerken.
TITEL 2. - Programma's HOOFDSTUK 1. - Algemene bepalingen Toepassingsgebied
Art. 3.Onverminderd het decreet van 27 juni 1986 betreffende het Belgisch Radio- en Televisiecentrum van de Duitstalige Gemeenschap, is deze titel van toepassing op de televisie-omroepprogramma's van het Belgisch Radio- en Televisiecentrum van de Duitstalige Gemeenschap, hierna BRF genoemd, op private televisieomroeporganisaties, op het open kanaal, op private radio-omroeporganisaties en op aanbieders van andere omroepdiensten dan televisie- en geluidsprogramma's.
Verboden uitzendingen
Art. 4.De televisieomroeporganisaties, het open kanaal, de radio-omroeporganisaties en de aanbieders van andere omroepdiensten dan televisie- en geluidsprogramma's mogen programma's niet uitzenden die : 1° de wetten overtreden, de veiligheid van de Staat, de openbare orde of de goede zeden in gevaar brengen of een vreemde staat beledigen;2° de lichamelijke, geestelijke of zedelijke ontwikkeling van minderjarigen ernstig zouden kunnen aantasten, inzonderheid programma's met pornografische scènes of met nodeloos geweld.Deze bepaling geldt ook voor andere programma's die de lichamelijke, geestelijke of zedelijke ontwikkeling van minderjarigen ernstig zouden kunnen aantasten, tenzij door de keuze van de zenduur van uitzending of door technische maatregelen gewaarborgd wordt dat de minderjarigen die zich in de uitzendingszone bevinden naar die uitzendingen normaal niet kijken of luisteren. Deze programma's, voor zover ze ongescrambeld uitgezonden worden, worden bovendien door akoestische middelen aangekondigd en door optische middelen tijdens de hele zending herkenbaar gemaakt; 3° tot haat aanzetten om redenen in verband met ras, geslacht, godsdienst of nationaliteit. Weerwoord
Art. 5.De hoofdstukken II en III van de wet van 23 juni 1961 betreffende het recht tot antwoord, ingevoegd door de wet van 4 maart 1977, zijn toepasselijk op de programma's van de televisieomroeporganisaties, het open kanaal en de radio-omroeporganisatie.
Algemene bepaling met betrekking tot reclame
Art. 6.Onverminderd de artikelen 15 en 19 mogen de programma's van de televisie- en radio-omroeporganisaties reclame inhouden.
Regeling van de reclame, sluikreclame en telewinkeluitzendingen
Art. 7.§ 1. - Reclame- en telewinkeluitzendingen moeten als dusdanig erkenbaar zijn en duidelijk onderscheiden zijn van de andere programmaonderdelen. In televisie-uitzendingen geschiedt de onderscheiding door optische en/of akoestische middelen en in de radio-uitzendingen door akoestische middelen.
Afzonderlijke reclame- en telewinkelspots moeten een uitzondering blijven.
In de reclame- en telewinkeluitzendingen is het gebruik van subliminale technieken verboden.
In de telewinkeluitzendingen zijn sluikreclame en dienovereenkomstige praktijken verboden. § 2. - Nieuws, magazines over de actualiteit, documentaires, religieuze uitzendingen en kinderprogramma's, alsmede de uitzending van kerkdiensten mogen niet door reclame- en telewinkelspots worden onderbroken. 10 minuten vóór het begin en 10 minuten na het einde van kinderprogramma's zijn reclame- of telewinkeluitzendingen verboden. § 3. - De reclame- en telewinkeluitzendingen moeten tussen de uitzendingen ingevoegd worden. Onder de in de §§ 4 en 5 vermelde voorwaarden mogen de reclame- en telewinkelspots ook tijdens de lopende uitzendingen worden ingevoegd, op voorwaarde dat : - zij de integriteit en de waarde van de uitzendingen niet aantasten, waarbij moet rekening worden gehouden met de natuurlijke programmaonderbrekingen, de lengte en de aard van het programma, - zij de rechten van rechthebbenden niet tegengaan.
Deze bepaling geldt niet voor private radio-omroeporganisaties. § 4. - Voor de uitzendingen die uit autonome delen bestaan of voor sportuitzendingen en uitzendingen betreffende gebeurtenissen en vertoningen met pauzen die op dezelfde wijze gestructureerd zijn, mogen de reclame- en telewinkelspots slechts tussen autonome delen of gedurende de pauzen ingevoegd worden.
Worden andere dan de in lid 1 vermelde uitzendingen door reclame- of telewinkelspots onderbroken, dan moet een tussentijd van ten minste 20 minuten bestaan tussen de twee opeenvolgende onderbrekingen.
Deze paragraaf geldt niet voor private radio-omroeporganisaties. § 5. - De uitzending van audiovisuele werken zoals bioscoop- en televisiefilms, met uitzondering van series, feuilletons en amusementsprogramma's mag per volle tijdruimte van 45 minuten éénmaal onderbroken worden, indien de geprogrammeerde zendtijd meer dan 45 minuten bedraagt. Een verdere onderbreking is toelaatbaar, indien de geprogrammeerde zendtijd twee of meer volle tijdruimten van 45 minuten met ten minste 20 minuten overschrijdt.
Deze paragraaf geldt niet voor private radio-omroeporganisaties.
Mensenrechten in de reclame
Art. 8.De reclame- en telewinkeluitzendingen mogen de menselijke waardigheid niet aantasten.
Zij mogen geen ras-, seks- of nationaliteitdiscriminatie bevatten.
Zij mogen de religieuze of politieke overtuigingen niet kwetsen.
Zij mogen geen gedrag bevorderen dat de gezondheid en de veiligheid in gevaar kan brengen.
Zij mogen geen gedrag bevorderen dat de bescherming van het leefmilieu in gevaar kan brengen.
Bescherming van minderjarigen
Art. 9.De Reclame- en telewinkeluitzendingen die voor minderjarigen bedoeld zijn, moeten rekening houden met hun bijzondere sensibiliteit, mogen hun belangen niet aantasten noch hen schaden.
Om beschermingsredenen worden ze aan volgende criteria onderworpen : 1° Ze mogen de minderjarigen niet direct aanmanen tot de aanschaffing van bepaalde producten of diensten door voordeel te trekken van hun onervarenheid en onbevangenheid;2° Ze mogen de minderjarigen er niet direct toe aanmanen, hun ouders of een derde tot de aanschaffing van bepaalde producten en diensten aan te zetten;3° Ze mogen niet voordeel trekken van het bijzonder vertrouwen dat de minderjarigen tegenover ouders, leraars of andere vertrouwenspersonen hebben;4° Zonder gegronde reden mogen ze minderjarigen niet in gevaarlijke situaties tonen. Bovendien mag telewinkelen minderjarigen niet aansporen, koop- en huurovereenkomsten voor waren of dienstverleningen te sluiten.
Lid 2, 4°, geldt niet voor radio-omroeporganisaties.
Sponsoring
Art. 10.Gesponsorde programma's moeten aan de volgende vereisten voldoen : 1° Inhoud en zenduur van een gesponsorde uitzending mogen in geen geval door de sponsor zo beïnvloed worden dat de verantwoordelijkheid en de redactionele onafhankelijkheid van de televisieomroeporganisatie met betrekking tot de uitzendingen aangetast worden.2° Ze moeten als gesponsorde programma's duidelijk gekenmerkt worden door middel van de naam en/of handelsmerk van de sponsor aan programmabegin en/of -einde.3° Ze moeten niet tot koop of huur van producten of tot gebruikmaking van diensten aangeboden door de sponsor of een derde aanmanen, inzonderheid door specifieke inlichtingen naar voren te brengen die deze producten of diensten betreffen en de verkoop bevorderen. Nieuws en politieke uitzendingen mogen niet gesponsord worden. HOOFDSTUK 2. - Televisie Toepassingsgebied
Art. 11.Dit hoofdstuk is van toepassing op de televisieomroeporganisaties.
Europese werken
Art. 12.De televisieomroeporganisaties moeten ofwel ten minste 10% van de zendtijd van elk televisieprogramma die niet aan nieuws, sport, spel, reclame, teletekst of telewinkeluitzendingen gewijd is ofwel 10% van hun begroting reserveren voor de uitzending van Europese producties, vervaardigd door producenten die van de televisieomroeporganisaties onafhankelijk zijn. Bovendien moet een behoorlijk gedeelte worden gereserveerd voor recente producties, d.w.z. producties die binnen de vijf jaar na hun vervaardiging worden uitgezonden.
Bioscoopfilms
Art. 13.De televisieomroeporganisaties mogen geen cinematografische werken uitzenden buiten de met de houders van rechten overeengekomen periodes.
Uitzenden van buitengewone evenementen
Art. 14.§ 1. - De Regering kan een lijst opstellen van evenementen die van aanzienlijk belang voor de samenleving worden geacht, derhalve niet op een exclusieve basis zodanig mogen worden uitgezonden dat een belangrijk deel van het publiek dergelijke evenementen niet via rechtstreekse of uitgestelde verslaggeving op de kosteloze televisie kan volgen.
De Regering bepaalt of deze evenementen via volledige of gedeeltelijke rechtstreekse verslaggeving dan wel, waar nodig of passend om objectieve redenen van openbaar belang, via volledige of gedeeltelijke uitgestelde verslaggeving beschikbaar moeten zijn. § 2. - Het is de televisieomroeporganisaties verboden verworven exclusieve rechten zodanig uit te oefenen dat een belangrijk deel van het publiek in een andere lidstaat van de Europese Gemeenschap evenementen die door die lidstaat aangewezen zijn en waarvan de lijst in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen bekendgemaakt is, niet op de kosteloze televisie kan volgen via volledige of gedeeltelijke rechtstreekse verslaggeving dan wel, waar nodig of passend om objectieve redenen van openbaar belang, via volledige of gedeeltelijke uitgestelde verslaggeving.
Televisiereclame
Art. 15.§ 1. - De zendtijd voor de reclame- of telewinkelspots en voor andere reclamevormen, met uitzondering van de in § 2 bedoelde blokken voor telewinkelen mag 20% van de dagelijkse zendtijd niet overschrijden. De zendtijd voor de reclamespots mag 15% van de dagelijkse zendtijd niet overschrijden.
De zendtijd voor de reclame- of telewinkelspots mag 20% in één uur, gerekend vanaf een volle uur, niet overschrijden. Dit geldt niet voor pure telewinkelenprogramma's.
Gelden niet als reclame in de zin van voorafgaande leden : 1° aanwijzingen van de televisieomroeporganisatie in verband met haar eigen programma's en met rechtstreeks daarvan afgeleide ondersteunende producten;2° mededelingen van de overheid en liefdadigheidsgroepen die gratis worden uitgezonden § 2.- Blokken voor telewinkelen die niet door een puur telewinkelenprogramma worden uitgezonden, moeten zonder onderbreking minimaal 15 minuten in beslag nemen.
Het maximumaantal blokken voor telewinkelen per dag bedraagt acht. De totale duur ervan mag niet meer dan 3 uren per dag bedragen.
Zij moeten door optische en akoestische middelen duidelijk herkenbaar worden gemaakt als blokken voor telewinkelen. HOOFDSTUK 3. - Open kanaal Beginselen
Art. 16.§ 1. - De Duitstalige Gemeenschap richt een open kanaal op waarvan ze de inrichtende macht is.
De technische en organisatorische aanwending van het open kanaal wordt een vereniging zonder winstoogmerk toevertrouwd die voor alle filosofische en ideologische strekkingen openstaat.
De statuten van de vereniging moeten ter goedkeuring aan de Regering worden voorgelegd. § 2. - Het open kanaal geeft aan natuurlijke of rechtspersonen de mogelijkheid om hun televisuele participaties op eigen verantwoordelijkheid uit te zenden waarvan de duur beperkt is.
Te dien einde helpt of laat het open kanaal hen helpen bij de productie en de organisatie, geeft hen raad of laat hen raad geven en stelt productiemiddelen ter hunne beschikking.
Bovendien kan de Regering het open kanaal - in het kader van het concept "pedagogie met behulp van de media" uitgewerkt door de Duitstalige Gemeenschap - dienovereenkomstige opdrachten toevertrouwen.
De participaties worden niet vergoed en kunnen geen reclame inhouden.
Gesponsorde participaties zijn verboden. De participaties mogen de bepalingen van artikel 4 niet overtreden. De naam en de woonplaats of maatschappelijke zetel van de verantwoordelijke(n) dienen aan het begin en aan het einde van een participatie te worden vermeld. § 3. - Geniet het gebruiksrecht elkeen die zijn woonplaats, zijn maatschappelijke zetel, zijn werkplaats of zijn opleidingsplaats in het Duitse taalgebied heeft. De Regering kan dit recht uitbreiden om de interregionale en internationale betrekkingen te bevorderen.
De televisie- en radio-omroeporganisaties, de Rijks- en gemeentelijke inrichtingen en overheden alsmede de politieke partijen genieten dit gebruiksrecht niet. § 4. - De Regering legt een gebruiksreglement vast.
In het gebruiksreglement wordt gezorgd voor : 1° een vrije en billijke toegang alsmede een vrij en billijk gebruik, waarbij de participaties principieel naar de volgorde van het verzoek uitgezonden worden;2° het recht op weerwoord, overeenkomstig de hoofdstukken II en III van de wet van 23 juni 1961 betreffende het recht tot antwoord, ingevoegd door de wet van 4 maart 1977, waarbij het verzoek om weerwoord aan de voor de participatie verantwoordelijke gebruiker moet worden gericht. § 5. - De vereniging zonder winstoogmerk bedoeld in § 1, lid 2, legt de Regering jaarlijks een activiteitsverslag voor. HOOFDSTUK 4. - Radio-omroep Afdeling 1. - Algemene bepalingen
Herkenningsmelodie
Art. 17.De uitzending van de programma's van de radio-omroeporganisaties moet voorafgegaan en gevolgd worden door een herkenningsmelodie die het mogelijk maakt de radio te identificeren en te lokaliseren alsook de gebruikte frequentie te kennen. Die herkenningsmelodie wordt bovendien tijdens de uitzending van het programma met regelmatige tussenpauzen uitgezonden.
Nieuwsuitzendingen
Art. 18.Nieuwsuitzendingen moeten objectief en zakelijk zijn.
De informatie moet qua inhoud, bron en waarachtigheid worden onderzocht.
Commentaren zijn van de informaties duidelijk te onderscheiden en de naam van hun auteur moet worden vermeld.
De informaties moeten in samenwerking met beroepsjournalisten of met personen uitgewerkt worden die onder de voorwaarden werken die het mogelijk maken beroepjournalist te worden overeenkomstig de wet van 30 december 1963 betreffende de erkenning en de bescherming van de titel van beroepsjournalist. Afdeling 2. - BRF
Reclame bij het BRF
Art. 19.De geluidsprogrammas' van het BRF dienen de volgende beginselen te eerbiedigen.
De zendtijd voor de reclamespots en voor andere reclamevormen mag 15% van de dagelijkse zendtijd niet overschrijden.
De zendtijd voor de reclamespots en voor andere reclamevormen mag 20% in één uur, gerekend vanaf een volle uur, niet overschrijden.
TITEL 3. - Private televisie- en radio-omroeporganisaties en aanbieders van andere diensten HOOFDSTUK 1. - Private televisie-omroeporganisaties Beginsel
Art. 20.Onverminderd het decreet van 27 juni 1986 betreffende het Belgisch Radio- en Televisiecentrum van de Duitstalige Gemeenschap, kan de Regering private televisie-omroeporganisaties erkennen. Elk televisieprogramma van een private televisie-omroeporganisatie dient vergund te worden.
Geldigheid van de erkenning, wijzigingen na de erkenning
Art. 21.§ 1. - De erkenning is geldig tot het einde van het twaalfde kalenderjaar dat volgt op de uitreiking ervan. Ze is persoonblijk en mag aan een derde slechts overgedragen worden na het schriftelijk akkoord van de Regering.
Ze wordt stilzwijgend met 6 jaar verlengd, behoudens de Regering ze in de loop van het eerste semester van het laatste geldigheidsjaar per aangetekende brief opzegt of de erkende organisatie intussen er per aangetekende brief van afstand heeft gedaan. § 2. - De organisatie die wijzigingen wenst door te voeren die de voor de erkenning beslissende voorwaarden, vermeld in de artikelen 23 en 24, betreffen, dient vooraf de Regering schriftelijk ervan te informeren. Kan de erkenning ondanks de doorvoering van de wijziging toegekend of gehandhaafd worden, dan bekrachtigt de Regering dat er aan de wijziging geen nadeel verbonden is. Is het niet het geval, dan verklaart de Regering dat de erkenning niet kan worden toegekend, indien de wijziging wordt doorgevoerd. Voert de organisatie een wijziging door waarvan men niet overeenkomstig de tweede zin kan bekrachtigen dat er daaraan geen nadeel is verbonden, dan geldt artikel 120 mutatis mutandis.
Uitzending, gebruik van radiofrequenties
Art. 22.Is ofwel het aanbieden van een elektronische-communicatienetwerk of - dienst ofwel het gebruik van radiofrequenties gepland, dan is titel 4 van toepassing.
Voorwaarden
Art. 23.Kan als private televisie-omroeporganisatie erkend worden een rechtspersoon die : 1° als handelsmaatschappij opgericht is;2° een vestiging in België heeft. Het wordt geacht het geval te zijn als volgende voorwaarden vervuld zijn : a) de aanvrager heeft zijn hoofdkantoor in België en neemt daar de redactionele programmeringsbesluiten;b) de aanvrager heeft zijn hoofdkantoor in België, de redactionele programmeringsbesluiten worden genomen in een andere lidstaat van de Europese Gemeenschap of in een staat die ondertekende partij is van de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte - of andersom - en slechts een aanzienlijk deel van het bij de televisieomroepactiviteiten betrokken personeel is in België werkzaam;c) de aanvrager heeft zijn hoofdkantoor in België, de programmeringsbesluiten worden genomen in een andere lidstaat van de Europese Gemeenschap of in een staat die ondertekende partij is van de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte en een aanzienlijk deel van het bij de televisieomroepactiviteiten betrokken personeel is tegelijk in beiden staten werkzaam;d) de aanvrager heeft zijn hoofdkantoor in België, de redactionele programmeringsbesluiten worden genomen in een andere lidstaat van de Europese Gemeenschap of in een staat die ondertekende partij is van de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte - of andersom -, een aanzienlijk deel van het bij de televisieomroepactiviteiten betrokken personeel is in geen van deze staten werkzaam, de televisieomroeporganisatie is echter met haar omroepactiviteiten volgens het Belgische rechtsstelsel begonnen en onderhoudt een duurzame en reële band met de Belgische economie;e) de aanvrager heeft zijn hoofdkantoor in België, de redactionele programmeringsbesluiten worden in een derde staat genomen - of andersom - en een aanzienlijk deel van het bij de televisieomroepactiviteiten betrokken personeel is in België werkzaam;f) de letters a) tot e) zijn niet van toepassing op de aanvrager en deze gebruikt een door België toegekende frequentie;g) de letters a) tot e) zijn niet van toepassing op de aanvrager, deze gebruikt geen door een andere lidstaat van de Europese Gemeenschap of door een staat die ondertekende partij is van de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte toegekende frequentie, maakt echter gebruik van een satellietcapaciteit behorende tot België;h) de letters a) tot e) zijn niet van toepassing op de aanvrager, deze gebruikt geen door een andere lidstaat van de Europese Gemeenschap of door een staat die ondertekende partij is van de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte toegekende frequentie of satellietcapaciteit, maakt echter gebruik van een aarde-satelliet-verbinding in België;i) de letters a) tot h) zijn niet van toepassing op de aanvrager en deze is in België gevestigd overeenkomstig de artikelen 43 en volgende van de gecoördineerde versie van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap;3° haar hoofdkantoor in het Duitse taalgebied heeft, ofwel de redactionele programmeringsbesluiten worden daar door de aanvrager genomen. Aanvraag om erkenning
Art. 24.De aanvraag om erkenning omvat volgende documenten : 1° de rechtsvorm van de aanvrager;2° de statuten; 3° de balansen en de jaarrekeningen m.b.t. de laatste drie dienstjaren of vanaf de oprichting; 4° de precieze samenstelling van het aandelenkapitaal en van de bestuursapparaten;5° het adres van de vestiging of van het hoofdkantoor;6° de benaming van de aanvrager en het televisieprogramma;7° het geplande programmaschema;8° de lijst van de prestaties die naast de uitzending van televisieprogramma's kunnen worden verstrekt;9° de wijze waarop de televisieprogramma's worden uitgezonden;10° alle gegevens die de behandeling van de aanvraag mogelijk maken;11° een schriftelijke verbintenis om het decreet, de uitvoeringsbepalingen ervan en de wetten over het algemeen na te leven. De aanvraag wordt per aangetekende brief ingediend.
Ter aanvulling van de aanvraag kan de Regering verdere documenten opvragen.
Overeenkomst
Art. 25.Wanneer de Regering een private televisie-omroeporganisatie erkent, sluit ze tegelijkertijd een overeenkomst met de bedoelde organisatie met het oog op : 1° de bescherming en de luister van de Duitse taal, o.a. door een bepaald aantal zendingen in het Duits, 2° de luister van de Duitstalige Gemeenschap, o.a. door een bepaald aantal zendingen en berichten over de Duitstalige Gemeenschap.
De Regering bepaalt de nadere modaliteiten.
Activiteitenverslag
Art. 26.Jaarlijks dient de organisatie een activiteitenverslag bij de Regering in. Dit verslag omvat ten minste : 1° het programmaschema; 2° gegevens inzake naleving van de overeenkomst en 3° de balansen en jaarrekeningen m.b.t. het voorjaar. HOOFDSTUK 2. - Private radio-omroeporganisaties Beginsel
Art. 27.Onverminderd het decreet van 27 juni 1986 betreffende het Belgisch Radio- en Televisiecentrum van de Duitstalige Gemeenschap, kan de Regering private radio-omroeporganisaties erkennen. Elk geluidsprogramma van een private radio-omroeporganisatie dient door de Regering te worden erkend.
Private radio-omroeporganisaties verdelen zich onder regionale en lokale radio's.
Geldigheid van de erkenning, wijzigingen na de erkenning
Art. 28.§ 1. - De Regering kan de voorlopige erkenning voor een periode van ten hoogste twaalf maanden toekennen. Na afloop van deze periode reikt de Regering een bericht uit waarin de voorlopige erkenning tot een definitieve erkenning wordt omgezet, voor zover de private radio-omroeporganisatie aan de voorwaarden blijft voldoen.
De definitieve erkenning geldt : 1° voor regionale radio's tot het einde van het twaalfde kalenderjaar volgend op het jaar van de erkenning;2° voor lokale radio's tot het einde van het zesde kalenderjaar volgend op het jaar van de erkenning. De erkenning is persoonblijk en mag aan een derde slechts overgedragen worden na het schriftelijk akkoord van de Regering.
Ze wordt stilzwijgend met zes jaar verlengd, behoudens de Regering de erkenning in de loop van het eerste semester van het laatste geldigheidsjaar per aangetekende brief opzegt of de erkende organisatie intussen er per aangetekende brief van afstand heeft gedaan. § 2. - De organisatie die wijzigingen wenst door te voeren die de voor de erkenning beslissende voorwaarden, vermeld in de artikelen 23 en 24, betreffen, dient vooraf de Regering schriftelijk ervan te informeren. Kan de erkenning ondanks de doorvoering van de wijziging toegekend of gehandhaafd worden, dan bekrachtigt de Regering dat er aan de wijziging geen nadeel verbonden is. Is het niet het geval, dan verklaart de Regering dat de erkenning niet kan worden toegekend, indien de wijziging wordt doorgevoerd. Voert de organisatie een wijziging door waarvan men niet overeenkomstig de tweede zin kan bekrachtigen dat er daaraan geen nadeel is verbonden, dan geldt artikel 120 mutatis mutandis.
Uitzending, gebruik van radiofrequenties
Art. 29.Wanneer ofwel het aanbieden van een elektronische-communicatienetwerk of -dienst ofwel het gebruik van radiofrequenties is gepland, is titel 4 van toepassing.
Algemene voorwaarden
Art. 30.Om als regionale of lokale radio erkend te worden, dient de aanvrager aan de volgende voorwaarden te voldoen : 1° een privaatrechtelijke rechtspersoon zijn met haar zetel en productie- en zendinstallaties in het Duitse taalgebied binnen het gebied dat door de zender bestreken wordt;2° door zijn programmering : a) zich aan de berichtgeving wijden, rekening houdend met de opinieverscheidenheid en met de balancering van de informatie;b) animatie en dienstverlening afzonderlijk of tegelijk ten doel hebben;3° onafhankelijk zijn van werkgevers- of werknemersorganisaties of van politieke groeperingen;4° in zijn programma's voor het herwaarderen van de cultuur en van de kunstenaars van de Duitstalige Gemeenschap en van de naburige streken zorgen onder de door de Regering overeenkomstig artikel 35 bepaalde voorwaarden;5° ervoor zorgen dat de ambtenaren van het Ministerie van de Duitstalige Gemeenschap te allen tijde de werkwijze van de private radio-omroeporganisatie ter plaatse kunnen onderzoeken. Bijzondere voorwaarden (regionale radio's)
Art. 31.Onverminderd artikel 30 moet een aanvrager bovendien om als regionale radio erkend te worden : 1° zich wijden aan de informatie over wat in de Duitstalige Gemeenschap en in de naburige streken gebeurt;2° tussen 6 en 22 uur een programmatie hebben waarvan, afgezien van programma's bestaande uit doorlopende muziek, ten minste 50% uit programma's bestaat die door de medewerkers van de regionale radio worden gerealiseerd;3° nieuwsuitzendingen in samenwerking met beroepsjournalisten of met personen uitwerken die onder voorwaarden werken die het mogelijk maken beroepsjournalist te worden overeenkomstig de wet van 30 december 1963 over de erkenning en de bescherming van de beroepstitel als beroepsjournalist. Een regionale radio moet ten minste 8 nieuwsuitzendingen per dag doorgeven die telkens tenminste 3 minuten duren, weer- en verkeersberichten niet inbegrepen.
Bijzondere voorwaarden (lokale radio's)
Art. 32.Onverminderd artikel 30 moet de aanvrager bovendien om als lokale radio erkend te worden, 1° zich wijden aan de berichtgeving, met name aan de plaatselijke informatie;2° tussen 6 en 22 uur een programmatie hebben waarvan, afgezien van programma's bestaande uit doorlopende muziek, ten minste 25% uit programma's bestaat die door de medewerkers van de lokale radio worden gerealiseerd.De andere programmaonderdelen kunnen in samenwerking met andere erkende lokale radio's worden geproduceerd of door derden worden verzorgd, echter niet door een overeenkomstig dit decreet als regionale radio erkende persoon.
Koppeling van lokale radio's in een netwerk
Art. 33.Onverminderd de voorwaarde betreffende de eigenproducties, vermeld in artikel 32, 2°, kunnen verscheidene lokale radio's tegelijkertijd hetzelfde programma uitzenden.
Aanvraag om erkenning
Art. 34.De aanvraag om erkenning omvat volgende documenten : 1° de rechtsvorm van de aanvrager;2° de statuten; 3° de balansen en de jaarrekeningen m.b.t. de laatste drie dienstjaren of vanaf de oprichting; 4° de precieze samenstelling van het aandelenkapitaal en van de bestuursapparaten;5° de geografische ligging van de productie-installaties;6° de benaming van de aanvrager en het geluidsprogramma;7° het geplande programmaschema;8° het omroepteken;9° de lijst van de prestaties die naast de uitzending van geluidsprogramma's kunnen worden verstrekt;10° de wijze waarop de programma's worden uitgezonden naar de luisteraars;11° bij nieuwsuitzendingen, de naam van de beroepsjournalist(en) of van de personen die onder de voorwaarden werken die het mogelijk maken beroepjournalist te worden overeenkomstig de wet van 30 december 1963 betreffende de erkenning en de bescherming van de titel van beroepsjournalist, en die zich op het ogenblik van de aanvraag schriftelijk verantwoordelijk stellen voor de uitgezonden informaties;12° een verbintenis, naamwijzigingen op het vlak van de verantwoordelijke beroepsjournalisten in de zin van punt 11° onverwijld schriftelijk mede te delen;13° een schriftelijke verbintenis om het decreet, de uitvoeringsbepalingen ervan en de wetten over het algemeen na te leven. De aanvraag wordt per aangetekende brief ingediend. Om als lokale radio erkend te worden, dient een erkenningsaanvraag door ten minste twee daarvoor bevoegde personen ondertekend te worden die het beheer van de radio-omroeporganisatie voeren en hun woonplaats in het Duitse taalgebied hebben binnen het gebied dat door de zender bestreken wordt.
Ter aanvulling van de aanvraag kan de Regering bijkomende documenten opvragen.
Overeenkomst
Art. 35.Gelijktijdig met de erkenning sluit de Regering met de private radio-omroeporganisatie een overeenkomst die het herwaarderen van de cultuur en van de kunstenaars van de Duitstalige Gemeenschap en van de naburige streken beoogt.
De Regering bepaalt de nadere modaliteiten.
Activiteitenverslag
Art. 36.Jaarlijks dient de organisatie een activiteitenverslag bij de Regering in. Dit verslag omvat ten minste : 1° het programmaschema; 2° gegevens inzake naleving van de overeenkomst en 3° de balansen en jaarrekeningen m.b.t. het voorjaar. HOOFDSTUK 3. - Aanbieders van andere diensten Beginsel
Art. 37.Elkeen kan andere omroepdiensten dan televisie- en geluidsprogramma's aanbieden overeenkomstig de voorwaarden bepaald in dit hoofdstuk, voor zover : 1° de aanvrager een rechtspersoon is;2° de dienst aan de vereisten bepaald in titel 2 van dit decreet voldoet en onafhankelijk van een politieke partij is. Deze diensten kunnen geheel of gedeeltelijk als signalen in gecodeerde vorm uitgezonden worden. De ontvangst ervan kan tegen betaling gebeuren.
Registratieplicht
Art. 38.Het voornemen om andere diensten dan televisie- en geluidsprogramma's aan te bieden, te wijzigen of daarmee te stoppen, moet vooraf de beslissingskamer per aangetekende brief worden medegedeeld.
De mededeling behelst de volgende gegevens : 1° de rechtsvorm van de aanvrager;2° de statuten; 3° de balansen en de jaarrekeningen m.b.t. de laatste drie dienstjaren of vanaf de oprichting; 4° de precieze samenstelling van het kapitaal en van de bestuursapparaten of de overeenkomende documenten;5° het adres van de vestiging of van het hoofdkantoor;6° een uitvoerige inhoudelijke beschrijving van de dienst;7° de wijze waarop de programma's worden uitgezonden naar de gebruikers;8° de mogelijke tarieven en rechten;9° een schriftelijke verbintenis om het decreet, de uitvoeringsbepalingen ervan en de wetten over het algemeen na te leven. Voorwaarden
Art. 39.Om als aanbieder van een andere omroepdienst dan een televisie- of geluidsprogramma erkend te worden, dient een rechtspersoon aan de volgende voorwaarden te voldoen : 1° als handelsmaatschappij opgericht zijn;2° een vestiging in België hebben. Het wordt geacht het geval te zijn als volgende voorwaarden vervuld zijn : a) de aanvrager heeft zijn hoofdkantoor in België en neemt daar de redactionele programmeringsbesluiten;b) de aanvrager heeft zijn hoofdkantoor in België en de redactionele programmeringsbesluiten worden genomen door de televisieomroeporganisatie in een andere lidstaat van de Europese Gemeenschap of in een staat die ondertekende partij is van de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte - of andersom - en slechts een aanzienlijk deel van het bij de televisieomroepactiviteiten betrokken personeel is in België werkzaam;c) de aanvrager heeft zijn hoofdkantoor in België en de redactionele programmeringsbesluiten worden genomen door de aanvrager in een andere lidstaat van de Europese Gemeenschap of in een staat die ondertekende partij is van de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte en een aanzienlijk deel van het bij de televisieomroepactiviteiten betrokken personeel is tegelijk in beiden staten werkzaam;d) de aanvrager heeft zijn hoofdkantoor in België en de redactionele programmeringsbesluiten worden genomen door de aanvrager in een andere lidstaat van de Europese Gemeenschap of in een staat die ondertekende partij is van de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte - of andersom -, een aanzienlijk deel van het personeel is in geen van deze staten werkzaam, de handelsmaatschappij is echter met haar omroepactiviteiten volgens het Belgische rechtsstelsel begonnen en onderhoudt een duurzame en reële band met de Belgische economie;e) het hoofdkantoor bevindt zich in België, de redactionele programmeringsbesluiten worden genomen in een derde staat genomen - of andersom - en een aanzienlijk deel van het bij de televisieomroepactiviteiten betrokken personeel is in België werkzaam;f) de letters a) tot e) zijn niet van toepassing op de aanvrager en deze gebruikt een door België toegekende frequentie;g) de letters a) tot e) zijn niet van toepassing op de aanvrager, deze gebruikt geen door een andere lidstaat van de Europese Gemeenschap of door een staat die ondertekende partij is van de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte toegekende frequentie, maakt echter gebruik van een satellietcapaciteit behorende tot België;h) de letters a) tot e) zijn niet van toepassing op de aanvrager, deze gebruikt geen door een andere lidstaat van de Europese Gemeenschap of door een staat die ondertekende partij is van de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte toegekende frequentie of satellietcapaciteit, maakt echter gebruik van een aarde-satelliet-verbinding in België;i) de letters a) tot h) zijn niet van toepassing op de aanvrager en deze is in België gevestigd overeenkomstig de artikelen 43 en volgende van de gecoördineerde versie van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap; 3° haar hoofdkantoor in het Duitse taalgebied hebben, of de beslissingen qua inhoud en redactie m.b.t. de aangeboden diensten worden daar door de aanvrager genomen; 4° de dienst heeft een aanzienlijk aanbod op commercieel, opleidend, sociaal of cultureel vlak. Aanvraag om erkenning
Art. 40.De aanvraag om erkenning omvat volgende documenten : 1° de rechtsvorm van de aanvrager;2° de statuten; 3° de balansen en de jaarrekeningen m.b.t. de laatste drie dienstjaren of vanaf de oprichting; 4° de precieze samenstelling van het kapitaal en van de bestuursapparaten of de overeenkomende documenten;5° het adres van de vestiging of van het hoofdkantoor;6° een uitvoerige inhoudelijke beschrijving van de dienst;7° de wijze waarop de programma's worden uitgezonden;8° de mogelijke tarieven en rechten;9° alle gegevens die de behandeling van de aanvraag mogelijk maken;10° een schriftelijke verbintenis om het decreet, de uitvoeringsbepalingen ervan en de wetten over het algemeen na te leven. De aanvraag wordt per aangetekende brief ingediend.
Ter aanvulling van de aanvraag kan de Regering bijkomende documenten opvragen.
Activiteitenverslag
Art. 41.Jaarlijks dient de organisatie een activiteitenverslag bij de Regering in. Dit verslag omvat ten minste : 1° de activiteiten m.b.t. het voorjaar en 2° de balansen en jaarrekeningen m.b.t. het voorjaar.
TITEL 4. - Elektronische-communicatienetwerken en -diensten HOOFDSTUK 1. - Algemene bepalingen Toepassingsgebied
Art. 42.Niettegenstaande de bepalingen van de titels 2 en 3 en onverminderd de bevoegdheid van andere overheden is deze titel van toepassing op het aanbieden van elektronische-communicatienetwerken en -diensten. Doel van deze titel is tot een daadwerkelijke en eerlijke mededinging te komen en de ontwikkeling van de interne markt van de Europese Unie op het gebied van de elektronische- communicatienetwerken en -diensten alsmede de belangen van de burger te bevorderen.
Opschorting van rechten
Art. 43.De in deze titel bepaalde rechten kunnen door de Regering worden opgeschort indien belangrijke redenen het noodzakelijk maken, te weten 1° om het openbare telecommunicatieverkeer te garanderen 2° wegens internationale omstandigheden. De exploitant is ertoe verplicht elke overeenkomstig lid 1 opgelegde opschorting binnen een redelijk termijn op eigen kosten na te leven.
Wijziging van rechten en verplichtingen
Art. 44.Indien de beslissingskamer van de Mediaraad, hierna beslissingskamer genoemd, voornemens is de rechten, voorwaarden en procedures die van toepassing zijn bij de algemene machtiging en bij de gebruiksrechten of rechten om faciliteiten te installeren, te wijzigen, dan geeft ze de belanghebbende partijen de gelegenheid om binnen een termijn van ten minste vier weken hun standpunt kenbaar te maken. Wijzigingen mogen slechts in objectief gerechtvaardigde gevallen en op proportionele wijze worden aangebracht.
Behalve in met redenen omklede gevallen mogen de rechten om faciliteiten te installeren niet beperkt noch ingetrokken worden vóór het verstrijken van de periode waarvoor zij verleend zijn. HOOFDSTUK 2. - Aanbieden van elektronische-communicatienetwerken en -diensten Afdeling 1. - Algemene machtiging
Beginsel
Art. 45.Elke onderneming mag elektronische- communicatienetwerken en -diensten overeenkomstig de in dit decreet vastgelegde voorwaarden aanbieden.
Registratieplicht
Art. 46.Het voornemen om elektronische-communicatienetwerken en -diensten aan te bieden, te wijzigen of daarmee te stoppen, moet vooraf de beslissingskamer en de Regering per aangetekende brief worden medegedeeld.
De mededeling behelst de volgende gegevens : 1° de benaming en het adres van de onderneming of van haar contactpersoon;2° de ondernemingsnummer (registratienummer van de onderneming);3° de samenstelling van het kapitaal en van de bestuursorganen;4° een korte beschrijving van het netwerk resp.de dienst en 5° de datum waarop de activiteit vermoedelijk van start gaat, gewijzigd wordt of een einde neemt. De beslissingskamer houdt een register van de exploitanten van elektronische-communicatienetwerken en van de aanbieders van elektronische-communicatiediensten bij en publiceert het.
Collectieve antennes
Art. 47.Het aanbieden van collectieve antennes dient niet medegedeeld te worden, die uitsluitend ten behoeve van houders van ontvangtoestellen verblijvende in : 1° kamers of appartementen van hetzelfde gebouw;2° gegroepeerde gebouwen van een zelfde eigenaar waarvan het aantal vijftig niet overschrijdt;3° gegroepeerde woningen waarvan het aantal vijftig niet overschrijdt;4° caravans of op percelen van een zelfde camping worden gebruikt. Registratieverklaring
Art. 48.Binnen een week na de ontvangst van de in artikel 46 vermelde kennisgeving geeft de beslissingskamer een standaard-registratieverklaring uit met als doel de procedures m.b.t. het installeren van faciliteiten, het onderhandelen over interconnectie alsmede aanvragen om toegang of interconnectie te vergemakkelijken.
De registratieverklaring omvat : 1° een bevestiging van de registratie;2° de vermelding van de bepalingen van dit decreet die de onderneming ertoe machtigen om het recht te verzoeken faciliteiten te installeren, over een interconnectie te onderhandelen en/of een toegang of interconnectie te verkrijgen. Afdeling 2. - Gebruiksrechten voor radiofrequenties
Radiofrequentieplan
Art. 49.De Regering stelt het radiofrequentieplan met inachtneming van de desbetreffende federale technische normen op. Bij gebrek aan zulke normen richt zich de Regering naar de overeenkomstige internationale normen. Met inachtneming van deze normen kan de Regering eigen normen bepalen.
Toewijzing van radiofrequenties
Art. 50.Om radiofrequenties te kunnen gebruiken, dienen vooraf de radiofrequenties te worden toegewezen. Radiofrequenties toewijzen betekent dat een gebruiksrecht voor radiofrequenties door de beslissingskamer onder vastgelegde voorwaarden wordt verleend. De radiofrequenties worden met een bepaalde bestemming toegewezen, met inachtneming van het frequentieplan en onder niet-discriminerende voorwaarden op grond van objectieve procedures vastgelegd door de Regering.
De toegewezen radiofrequenties worden openbaar gemaakt.
De aanvrager heeft geen recht op een bepaalde radiofrequentie.
Informatie over de beschikbaarheid van radiofrequenties
Art. 51.De beslissingskamer maakt het inventaris bekend van alle in de Duitstalige Gemeenschap beschikbare resp. beschikbaar te stellen radiofrequenties, het ogenblik waarop ze kunnen worden toegewezen alsmede de beschikbare zendtijden voor elke wijze van uitzending met bepaling van een redelijke termijn om de aanvragen in te dienen.
Voorwaarden
Art. 52.Radiofrequenties worden toegewezen wanneer 1° de aanvrager erkend is overeenkomstig titel 3;2° de radiofrequenties worden toegewezen met het oog op het gepland gebruik ervan in het radiofrequentieplan;3° ze met andere radiofrequenties verenigbaar zijn;4° een efficiënt en storingvrij gebruik van de radiofrequenties gegarandeerd wordt door de aanvrager. Aanvraag
Art. 53.De aanvraag om toewijzing van radiofrequenties dient bij de beslissingskamer schriftelijk te worden ingediend. De aanvraag omvat volgende inlichtingen : 1° het gebied waar de radiofrequentie moet worden gebruikt;2° de dienstprestatie of de aard van het netwerk of van de technologie waarvoor de gebruiksrechten voor de radiofrequenties moeten worden verleend;3° de lokalisatie van de productie-en zendinstallaties;4° de merk en het type van de zender alsmede het homologatienummer ervan of een meetverslag conform de door de bevoegde federale overheid vastgelegde regels; 5° de merk, het type en de kenmerken van de antenne alsmede de maximale hoogte ervan, berekend t.o.v. van de grond; 6° het type en de lengte van de kabels tussen zender en antenne en 7° de vergunning voor het in werking hebben van de antennemast. Zes weken nadat vastgesteld is dat de aanvragen volledig zijn, spreekt zich de beslissingskamer over deze aanvragen uit.
Mededelingsplicht
Art. 54.De aanvang en het einde van het gebruik van de radiofrequenties dienen onverwijld aan de beslissingskamer te worden medegedeeld. Naam- en adreswijzigingen dienen aan de beslissingskamer te worden medegedeeld.
Overdracht van gebruiksrechten voor radiofrequenties
Art. 55.Om de toewijzing van radiofrequenties te wijzigen, dient onverwijld een schriftelijke aanvraag met voorlegging van de overeenkomstige bewijzen bij de beslissingskamer te worden ingediend, wanneer de gebruiksrechten voor radiofrequenties moeten worden overgedragen.
In dit geval kunnen radiofrequenties nog worden gebruikt totdat de beslissing m.b.t. de wijzigingsaanvraag wordt genomen.
De wijzigingsaanvraag dient goedgekeurd te worden indien er aan de voorwaarden voor een toewijzing van radiofrequenties overeenkomstig artikel 52 voldaan wordt, er geen concurrentieverstoring ontstaat op de ruimtelijk relevante markt en er voor een efficiënt en storingvrij frequentiegebruik gezorgd wordt.
Geldigheid der toewijzing van radiofrequenties
Art. 56.Radiofrequenties worden voor een bepaalde duur toegewezen. De geldigheid van de frequentietoewijzing stemt overeen met die van de erkenning als radio- of televisie-omroeporganisatie resp. als aanbieder van andere diensten dan televisie- en geluidsprogramma's.
Voor een bepaalde duur toegewezen radiofrequenties
Art. 57.In gerechtvaardigde bijzondere gevallen, in het bijzonder om innovatieve technologieën te testen of in geval van behoefte aan frequenties voor een korte termijn, kan de beslissingskamer radiofrequenties voor een bepaalde duur toewijzen. De met redenen omklede aanvraag dient bij de beslissingskamer schriftelijk te worden ingediend. Artikel 53 geldt mutatis mutandis.
Gedeeld gebruik van radiofrequenties
Art. 58.Radiofrequenties die door een particulier niet efficiënt kunnen worden gebruikt, kunnen ook aan meerderen worden toegewezen met het oog op een gedeeld gebruik ervan. De houders van deze toegewezen radiofrequenties moeten de verantwoordelijkheid dragen voor de nadelen die zouden kunnen voortvloeien uit een gedeeld gebruik van de radiofrequentie overeenkomstig de bepalingen.
Orbitale posities en frequentiegebruik door satellieten
Art. 59.Om de rechten van de Duitstalige Gemeenschap qua orbitale posities en gebruik van radiofrequenties uit te oefenen, is een toewijzing van radiofrequenties door de beslissingskamer vereist.
Bestanddelen der toewijzing van radiofrequenties
Art. 60.Bij de toewijzing van radiofrequenties bepaalt de beslissingskamer in het bijzonder de aard en omvang van het gebruik van radiofrequenties voor zover het noodzakelijk is om een efficiënt en storingvrij frequentiegebruik te waarborgen.
Om een efficiënt en storingvrijgebruik van radiofrequenties te waarborgen, kan de frequentietoewijzing aan bijkomende bepalingen worden onderworpen.
De exploitant van een elektronische-communicatienetwerk dient de onderrichtingen van het Belgisch Instituut voor Postdiensten en Telecommunicatie of van elke elektriciteitsmaatschappij of -dienst onverwijld na te leven.
Intrekking van toegewezen radiofrequenties, afstand
Art. 61.§ 1. - Onverminderd artikel 121 kan de beslissingskamer toegewezen radiofrequenties intrekken, wanneer : 1° aan één der voorwaarden van artikel 52 niet meer voldaan wordt;2° de Openbare Veiligheid het vereist, 3° de radiofrequenties niet meer gebruikt worden of op zijn minst sinds langer dan één jaar;4° als er na de toewijzing van radiofrequenties een gebrek aan radiofrequenties ontstaat dat de mededinging of de invoering van nieuwe technieken verhindert of belemmert die het optimaliseren van het gebruik van radiofrequenties mogelijk maken; De intrekking dient schriftelijk te worden verklaard. Deze termijn totdat de intrekking van toepassing wordt, beloopt ten minste zes maanden. § 2. - De toewijzing van radiofrequenties vervalt door afstand. De afstand dient bij de beslissingskamer per aangetekende brief te worden verklaard. Afdeling 3. - Doorgangsrechten en gedeeld gebruik van faciliteiten
Beginselen m.b.t. doorgangsrechten
Art. 62.Onverminderd de bepalingen betreffende de ruimtelijke ordening en de stedenbouw en om de installatie van faciliteiten mogelijk te maken, beschikt de geregistreerde onderneming over doorgangsrechten op, over of onder openbaar of particulier eigendom overeenkomstig deze afdeling.
Doorgangsrechten
Art. 63.§ 1. - De exploitanten die kabels aanleggen om hun elektronische-communicatienetwerken aan te bieden, hebben het recht op of onder de pleinen, straten, wegen, paden, waterlopen en vaarten die deel uitmaken van het openbaar domein alle werken m.b.t. het aanleggen of onderhouden van de kabels en bijbehorende uitrustingen op hun kosten te laten uitvoeren, op voorwaarde dat ze zich gedragen naar de wetten en besluiten over het vruchtgebruik van het openbaar domein en de bestemming ervan eerbiedigen.
Alvorens dit recht uit te oefenen, leggen de exploitanten documenten over het tracé en de bijzonderheden van de aanleg van de geleidingen voor advies voor aan de respectievelijk bevoegde overheid die eigenares is van het openbaar domein. Binnen drie maanden te rekenen van de datum waarop deze documenten werden ingezonden, moet de overheid een advies uitbrengen en de belanghebbende haar beslissing ter kennis geven. Na het verstrijken van deze termijn geldt het stilzwijgen van de overheid als goedkeuring. In geval van blijvende onenigheid wordt daarover besloten bij wege van een besluit van de Regering.
Later heeft de bevoegde overheid in elk geval het recht om de bestemming of het tracé van een aanleg, alsmede de daarmee verband houdende werkzaamheden op haar eigendom te laten wijzigen. Worden wijzigingen opgelegd ofwel om reden van de openbare veiligheid, ofwel tot de bescherming van het milieu, ofwel in het belang van de wegen, waterlopen, vaarten of van een openbare dienst, ofwel als gevolg van een verandering die de aangelanden aan de toegangen tot hun privé-eigendom langs de gebezigde wegen hebben aangebracht, dan worden de werken ten laste van de exploitant uitgevoerd. In de andere gevallen vallen de werken ten laste van de overheid die de wijzigingen oplegt. Deze overheid mag vooraf een kostenraming eisen en, in geval van onenigheid, de werken in eigen regie laten uitvoeren. § 2. - De exploitanten die kabels aanleggen om hun elektronische-communicatiewerken aan te bieden, hebben tevens het recht voor de aanleg van de kabels en de bijbehorende uitrustingen steunen en ankers aan te brengen op muren en gevels die uitkomen op de openbare weg en hun kabels in open en onbebouwde grond aan te leggen of zonder vasthechting of aanraking boven particuliere eigendommen te laten doorgaan.
De werken mogen slechts beginnen nadat aan de eigenaars, volgens de gegevens van het kadaster, aan de huurders en aan de bewoners een behoorlijke schriftelijke kennisgeving is bezorgd.
De uitvoering van de werken heeft geen buitenbezitstelling tot gevolg.
Het plaatsen van steunen en ankers op muren of gevels mag de eigenaar niet hinderen in zijn recht zijn goed af te breken of te herstellen.
De ondergrondse kabels en de steunen geplaatst in een open en onbebouwde grond moeten, op verzoek van de eigenaar, worden weggenomen, indien hij zijn recht om te bouwen of te omheinen uitoefent. De kosten m.b.t. het wegnemen van de installaties vallen ten laste van de exploitant. De eigenaar dient evenwel ten minste drie maanden vóór het begin van de in het vierde en vijfde lid bedoelde werken de exploitant hiervan te verwittigen bij een ter post aangetekende brief. § 3. - De vergoedingen voor schade wegens de aanleg of de exploitatie van een kabelnetwerk vallen ten laste van de vergunninghouder die aansprakelijk blijft voor al de voor derden schadelijke gevolgen. § 4. - De exploitant is ertoe verplicht onmiddellijk gevolg te geven aan elke vordering van het Belgisch Instituut voor Postdiensten en Telecommunicatie of van enig bedrijf voor elektriciteitsvoorziening om elke storing in of nadelige invloed op de werking van de telefoon- of telegraafinstallaties of van de installaties voor elektriciteitsvoorziening onverwijld te doen ophouden.
Bij gebreke daarvan worden de nodig geachte maatregelen, met inbegrip van het verplaatsen van de kabels en de bijbehorende installaties, door de betrokken diensten of bedrijven getroffen op kosten en risico van de exploitant. § 5. - Openbare overheden of gebiedsomschrijvingen die de eigendom van of controle behouden over exploitanten van elektronische-communicatiediensten of aanbieders van elektronische-communicatienetwerken garanderen een daadwerkelijke structurele scheiding tussen het verlenen van de in voorliggend artikel bedoelde rechten en de activiteiten die verband houden met de eigendom of controle.
Gedeeld gebruik van faciliteiten
Art. 64.Indien het recht overeenkomstig artikel 62 niet of slechts met een overmatige uitgave kan worden uitgeoefend, is het mogelijk het gedeeld gebruik van andere faciliteiten aan te wenden, op voorwaarde dat het gedeeld gebruik vanuit economisch oogpunt redelijk is en dat geen bijkomende grote bouwmaatregelen noodzakelijk zijn. In dit geval dient de houder van een recht op gedeeld gebruik zijn partners een gepaste tegenprestatie te leveren.
Indien de betrokken partijen tot geen regeling komen, wordt het gedeeld gebruik door de beslissingskamer voorgeschreven na een openbaar verhoor van een redelijke duur waar alle belanghebbende partijen de mogelijkheid krijgen hun standpunt naar voren te brengen.
De regeling inzake gedeeld gebruik wordt de beslissingskamer binnen één maand na inwerkingtreding ervan medegedeeld. HOOFDSTUK 3. - Marktregulering Afdeling 1. - Marktdefinitie- en -analyse
Marktdefinitie
Art. 65.Na het aannemen door de Europese Commissie van haar aanbeveling inzake relevante markten voor producten en diensten of de eventuele actualisatie ervan of wanneer de daadwerkelijke marktomstandigheden in de Duitstalige Gemeenschap het vereisen, legt de beslissingskamer in overeenstemming met de beginselen van het mededingingsrecht na de raadplegingen bedoeld in artikel 103 te hebben uitgevoerd de in aanmerking komende relevante diensten en relevant geografische markten uit die overeenkomstig dit hoofdstuk in aanmerking komen voor een regulering.
Marktanalyse
Art. 66.Na de relevante dienstenmarkten en relevante geografische markten te hebben gedefinieerd, gaat de beslissingskamer na of de onderzochte markt daadwerkelijk concurrerend is. Er wordt niet van efficiënte mededinging gesproken wanneer één of meerdere ondernemingen op deze markt een aanmerkelijke marktmacht bezitten. Bij het onderzoek houdt de beslissingskamer zoveel mogelijk rekening met de door de Europese Commissie vastgelegde criteria die aangegeven zijn in de « Richtsnoeren van de Commissie voor de marktanalyse en de beoordeling van aanmerkelijke marktmacht ». De beslissingskamer werkt samen met de federale mededingingsoverheden.
Een onderneming wordt geacht een aanmerkelijke marktmacht te hebben, wanneer zij, alleen of samen met andere, een aan machtspositie gelijkwaardige positie, dit wil zeggen een economische kracht bezit die haar in staat stelt zich in belangrijke mate onafhankelijk van haar concurrenten, klanten, consumenten en eindgebruikers te gedragen.
Wanneer een onderneming op een relevante markt een aanmerkelijke marktmacht bezit, kan zij ook op een nauw verwante, krachtens artikel 65 bepaalde relevante markt als onderneming met een aanmerkelijke marktmacht worden aangemerkt. Het is het geval als de koppelingen tussen beide markten van dien aard zijn dat de marktmacht van de ene op de andere markt zodanig worden overgedragen dat de marktmacht van de onderneming wordt vergroot.
In geval van transnationale markten gaat de beslissingskamer, samen met de nationale regelgevende instanties van de lidstaten waarin deze markten zich bevinden, na of er al dan niet van aanmerkelijke marktmacht sprake is.
Raadplegingen worden overeenkomstig artikel 103 uitgevoerd. Afdeling 2. - Verplichtingen van ondernemingen
Onderafdeling 1. - Rechtsgevolgen van de marktanalyse Beginsel
Art. 67.De verplichtingen die aan de ondernemingen met een aanmerkelijke marktmacht door de beslissingskamer worden opgelegd overeenkomstig de in artikel 89 bedoelde doelstellingen, moeten redelijk toegepast, gerechtvaardigd zijn en met de aard van het probleem overeenstemmen.
Rechtsgevolgen van de marktanalyse
Art. 68.Wanneer de beslissingskamer vaststelt dat een markt niet daadwerkelijk concurrerend is, gaat zij na welke ondernemingen op die markt een aanmerkelijke marktmacht in de zin van artikel 66 hebben en legt zij de betrokken ondernemingen passende verplichtingen op. Reeds bestaande verplichtingen van deze aard kunnen zo nodig gewijzigd of gehandhaafd worden.
Onder « passende verplichtingen » wordt verstaan de verplichtingen bepaald overeenkomstig onderafdeling 2 van deze afdeling of, desgevallend, de verplichtingen opgelegd op een relevante markt voor uiteindelijke consumenten overeenkomstig artikel 69.
Stelt de beslissingskamer vast dat de markt daadwerkelijk concurrerend is, dan legt ze niet één van deze verplichtingen op noch handhaaft ze.
De beslissingskamer voert de procedure bedoeld onder de leden 1 en 2 uit tegelijk met de consultatieprocedure bedoeld in artikel 103.
Bij het geval bedoeld in artikel 66, lid 4, bepaalt de beslissingskamer in onderlinge overeenstemming met de betrokken nationale reguleringsoverheden welke verplichtingen de onderneming(en) met een aanmerkelijke marktmacht moeten nakomen. De consultatieprocedure bedoeld in artikel 103 geldt mutatis mutandis.
Reguleringsmaatregelen in verband met diensten voor eindgebruikers
Art. 69.Wanneer de beslissingskamer bij een marktanalyse vaststelt : 1° dat er op de relevante eindgebruikersmarkt aan efficiënte mededinging ontbreekt en 2° dat specifieke verplichtingen opgelegd overeenkomstig artikel 72 niet zullen leiden tot het bereiken van de in artikel 89 bedoelde doelstellingen, dan legt ze de ondernemingen met een aanmerkelijke marktmacht op een eindgebruikersmarkt passende verplichtingen op. Overeenkomstig artikel 106 deelt de beslissingskamer de Europese Commissie, op haar verzoek, inlichtingen mede over de overeenkomstig lid 1 uitgevoerde reguleringsmaatregelen voor de eindgebruikersmarkt.
Onderafdeling 2. - Toegangsregulering Onderhandelingsplicht
Art. 70.Elke geregistreerde exploitant van een openbaar communicatienetwerk is gerechtigd en op verzoek verplicht met andere exploitanten van openbare communicatienetwerken die binnen de Europese Gemeenschap aan de voorwaarden voldoen om communicatiediensten en -netwerken te mogen aanbieden over interconnectie te onderhandelen, ten einde de verlening van diensten te waarborgen.
Vertrouwelijkheid van informatie
Art. 71.Informatie die door ondernemingen in het kader van onderhandelingen over toegangen of interconnecties werd verkregen, mag uitsluitend worden gebruikt voor het doel waarvoor zij werd verstrekt.
Informatie mag niet aan derden, in het bijzonder andere afdelingen, dochterondernemingen of partners, worden doorgegeven die door die informatie concurrentievoordeel zouden kunnen behalen Verplichtingen ten aanzien van ondernemingen met aanmerkelijke marktmacht
Art. 72.De beslissingskamer kan één of meerdere van de volgende verplichtingen opleggen aan exploitanten van openbare communicatienetwerken die een aanmerkelijke marktmacht bezitten : 1° verplichtingen tot transparantie m.b.t. toegang en/of interconnectie; 2° verplichtingen inzake non-discriminatie m.b.t. toegang en/of interconnectie; 3° verplichtingen een gescheiden boekhouding te houden voor bepaalde werkzaamheden i.v.m. toegangsdiensten; 4° verplichtingen te goeder trouw te onderhandelen met ondernemingen die om toegang verzoeken;5° verplichtingen inzake toegang tot en gebruik van bepaalde netwerkonderdelen en bijbehorende faciliteiten;6° verplichtingen inzake kostendekking en prijscontrole, inclusief verplichtingen inzake kostenoriëntering van de prijzen. Levert een exploitant het bewijs aan dat de prestatie het behoud van de netwerkintegriteit of de veiligheid van de netwerkwerking zou kunnen bedreigen, dan legt de beslissingskamer de desbetreffende toegangsverplichting niet op of legt ze deze verplichting op een andere wijze op. Het behoud van de netwerkintegriteit en de veiligheid van de netwerkwerking moeten worden beoordeeld volgens objectieve maatstaven.
De op grond van dit artikel opgelegde verplichtingen moeten met de aard van het probleem overeenstemmen.
De raadplegingsprocedure bedoeld in artikel 103 geldt mutatis mutandis. Geschillen tussen ondernemingen en grensoverschrijdende geschillen worden overeenkomstig artikel 100 beslecht.
Ruimere verplichtingen voor ondernemingen met een aanmerkelijke marktmacht
Art. 73.Onverminderd artikel 76 kan de beslissingskamer in buitengewone omstandigheden en na goedkeuring van de Europese Commissie ondernemingen met aanmerkelijke marktmacht andere toegangsverplichtingen opleggen.
De raadplegingsprocedure bedoeld in artikel 103 geldt mutatis mutandis.
Verplichtingen voor ondernemingen die de toegang tot de eindgebruikers controleren
Art. 74.Onverminderd de maatregelen ten aanzien van exploitanten met een aanmerkelijke marktmacht kan de beslissingskamer exploitanten van openbare communicatienetwerken die de toegang tot de eindgebruikers controleren, in gegronde gevallen en op dienovereenkomstig verzoek ertoe verplichten voor de interconnectie van hun netwerken met die van exploitanten van andere openbare communicatienetwerken te zorgen voorzover het noodzakelijk is om eind-tot-eindverbindingen van diensten te waarborgen. Te dien einde kan de beslissingskamer daarenboven deze exploitanten andere toegangsverplichtingen opleggen.
De raadplegingsprocedure bedoeld in artikel 103 geldt mutatis mutandis.
Elektronische programmagids en applicatieprogramma-interface
Art. 75.Om de toegang van eindgebruikers tot door de Regering gespecificeerde digitale radio- en televisieomroepdiensten te waarborgen, kan de beslissingskamer de exploitanten van openbare communicatienetwerken ertoe verplichten, toegang tot de elektronische programmagidsen en applicatieprogramma-interfaces op billijke, redelijke en niet-discriminerende voorwaarden aan te bieden.
De raadplegingsprocedure bedoeld in artikel 103 geldt mutatis mutandis.
Controle-overdracht
Art. 76.De systemen voor voorwaardelijke toegang moeten over de nodige technische mogelijkheden beschikken voor een goedkope controle-overdracht, waarbij de netwerkexploitanten een toezicht kunnen uitoefenen op de toegang van hun abonnees tot de digitale televisie- en radiodiensten door middel van hun eigen systeem voor voorwaardelijke toegang.
Verplichtingen ten aanzien van aanbieders van diensten voor voorwaardelijke toegang
Art. 77.De aanbieders van diensten met systemen voor voorwaardelijke toegang die diensten met het oog op de toegang tot de digitale televisie- en radio diensten aanbieden waarvan de omroeporganisaties afhangen, bieden op verzoek van elke televisieomroeporganisatie op eerlijke, redelijke en niet-discriminerende voorwaarden de technische diensten aan waarmee hun digitale diensten door de ertoe gerechtigde kijkers of luisteraars kunnen worden ontvangen middels decoders beheerd door de aanbieders.
Wanneer de aanbieder andere activiteiten uitoefent, voert hij een gescheiden boekhouding voor de in het eerste lid bedoelde activiteit.
Verplichtingen inzake licentieverlening
Art. 78.Houders van industriële eigendomsrechten inzake voorwaardelijke toegangssystemen en -producten moeten op eerlijke, redelijke en niet-discriminerende voorwaarden licenties verlenen aan fabrikanten van voor het grote publiek bestemde apparatuur.
De houders van rechten mogen het verlenen van licenties, waarbij rekening wordt gehouden met technische en commerciële factoren, niet doen afhangen van voorwaarden waardoor het verboden, ontraden of onaantrekkelijk gemaakt wordt om in het betrokken product : 1° hetzij een gemeenschappelijke interface in te bouwen die een verbinding met andere toegangssystemen mogelijk maakt;2° hetzij tot een ander toegangssysteem behorende middelen in te bouwen, indien de licentiehouder zicht houdt aan de redelijke en passende voorwaarden inzake de beveiliging van de transacties van de aanbieders van systemen voor voorwaardelijke toegang. HOOFDSTUK 4. - Toegang tot specifieke inhouden en diensten May carry
Art. 79.§ 1. - Voor zover de kabelmaatschappijen de overeenkomstig de wet van 30 juni 1994 betreffende het auteursrecht en de naburige rechten nodige vergunningen van de rechthebbenden hebben verkregen, zijn ze ertoe gemachtigd : 1° de programma's van de televisieomroeporganisaties vergund door een lidstaat van de Europese Gemeenschap, door een andere staat die ondertekende partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, of door een bevoegde Belgische overheid, vrij uit te zenden;2° de door een staat die geen lid is van de Europese Gemeenschap vergunde programma's van de televisieomroeporganisaties uit te zenden die niet onder de bevoegdheid ressorteren van een lidstaat van de Europese Gemeenschap of van een andere staat die ondertekende partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, op voorwaarde dat ze de Regering vooraf ervan verwittigen.De Regering beschikt over een termijn van zestig dagen om zich tegen de uitzending van een programma te verzetten, indien die maatregel noodzakelijk is voor s lands veiligheid, voor de integriteit van het grondgebied van de Staat, voor de openbare veiligheid, voor het handhaven van de openbare orde en het voorkomen van strafbare feiten, voor de bescherming van de gezondheid en van de moraal, voor de bescherming van de faam of rechten van derden, om het onthullen van vertrouwelijke gegevens te vermijden, om de autoriteit en onpartijdigheid van de rechterlijke macht te waarborgen of wanneer artikel 4 wordt overtreden. § 2. - De kabelmaatschappijen mogen geluidsprogramma's uitzenden alsmede andere diensten dan geluids- en televisieprogramma's, voor zover ze de Regering en de beslissingskamer vooraf ervan verwittigen.
De Regering beschikt over een termijn van zestig dagen om zich daartegen te verzetten, indien die maatregel noodzakelijk is voor 's lands veiligheid, voor de integriteit van het grondgebied, voor de openbare veiligheid, voor het handhaven van de openbare orde en het voorkomen van strafbare feiten, voor de bescherming van de gezondheid en van de moraal, voor de bescherming van de faam of rechten van derden, om het onthullen van vertrouwelijke gegevens te vermijden, om de autoriteit en onpartijdigheid van de rechterlijke macht te waarborgen of wanneer artikel 4 worden overtreden.
Voorlopige schorsing
Art. 80.§ 1. - De Regering kan de heruitzending, via de kabel, van televisieprogramma's uit een andere lidstaat van de Europese Unie voorlopig schorsen, indien aan volgende voorwaarden wordt voldaan : 1° een televisieuitzending vormt een duidelijke, belangrijke en ernstige inbreuk op artikel 4, 2°, eerste en tweede zin, en 3°;2° de televisieomroeporganisatie heeft gedurende de voorafgaande twaalf maanden de bepaling vermeld in punt 1° ten minste al tweemaal overtreden;3° de Regering heeft de televisieomroeporganisatie en de Europese Commissie schriftelijk in kennis gesteld van de vermoedelijke inbreuken en van de maatregelen die bepaald zijn voor het geval waar een dergelijke overtreding nogmaals plaatsvindt;4° het overleg met de staat waarin de uitzending plaatsvindt en de Europese Commissie heeft binnen de 15 dagen na de onder 3° bedoelde kennisgeving niet tot een minnelijke schikking geleid en een nieuwe overtreding vindt plaats. De voorlopige schorsing van de heruitzending eindigt zodra de Europese Commissie deze met het Gemeenschapsrecht onverenigbaar verklaart. § 2. - De Regering kan bevelen dat de heruitzending van televisieprogramma's uit een staat die geen lid is van de Europese Gemeenschap noch ondertekende partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, verboden wordt, indien één van de in artikel 79, § 1, 2° vermelde verzetredenen optreedt. § 3. - De Regering kan bevelen dat de heruitzending van geluidsprogramma's of de verstrekking van andere dienstprestaties dan geluids- en televisieprogramma's verboden worden, indien één van de in artikel 79, § 2, vermelde verzetredenen optreedt.
Must carry
Art. 81.§ 1. - Onverminderd artikel 79 moeten de kabelmaatschappijen waarvan de netwerken voor een significant aantal eindgebruikers het belangrijkste middel zijn om radio- en televisieuitzendingen te ontvangen, ten einde de opinieverscheidenheid en de culturele diversiteit te bevorderen en met de culturele bijzonderheid van de Duitstalige Gemeenschap rekening te houden, volgende programma's op het ogenblik van hun uitzending en in hun geheel doorgeven : 1° de programma's van het BRF alsmede van de handelsmaatschappijen waarmee het BRF een samenwerkingsakkoord heeft gesloten of aan het kapitaal waarvan het rechtstreeks of onrechtstreeks deelneemt;2° de geluidsprogramma's van de door de Regering erkende regionale radio's en de door de Regering vergunde televisieprogramma's;3° de geluids- en televisieprogramma's van publiekrechtelijke radio- en televisieomroeporganisaties van de Franse en de Vlaamse Gemeenschap;4° het programma van het open kanaal. § 2. - Na overleg met de kabelmaatschappijen waarvan de netwerken voor een significant aantal eindgebruikers het belangrijkst middel zijn om radio- en televisieprogramma's te ontvangen, kan de beslissingskamer deze ertoe verplichten andere radio- en televisieprogramma's uit te zenden alsmede andere diensten aan te bieden dan geluids- en televisieprogramma's.
De beslissingskamer kan een kanaal voor verschillende programma's toewijzen met het oog op het gebruik ervan op verschillende tijdstippen of beurtelings.
Aanvullende verplichte diensten
Art. 82.Op advies van de advieskamer van de Mediaraad, hierna advieskamer genoemd, kan de Regering aanvullende verplichte diensten vastleggen die de exploitanten van elektronische-communicatienetwerken en de aanbieders van communicatiediensten moeten aanbieden. HOOFDSTUK 5. - Technische normen Gemeenschappelijke coderingsalgoritme en ongescrambelde ontvangst
Art. 83.Alle consumentenapparatuur die te koop of te huur wordt aangeboden of anderszins ter beschikking van consumenten wordt gesteld en waarmee gecodeerde digitale televisiesignalen kunnen worden ontscrambeld, moet geschikt zijn om : 1° dergelijke signalen te ontscrambelen volgens het gemeenschappelijk Europees coderingsalgorithme zoals beheerd door een erkende Europese normalisatieorganisatie;2° signalen weer te geven die ongescrambeld worden uitgezonden mits, met dien verstande dat, in geval dergelijke apparatuur wordt gehuurd, de huurder aan de desbetreffende huurovereenkomst voldoet. Transmissiesystemen, breedbeeldformaat
Art. 84.De televisiediensten van alle televisieomroeporganisaties moeten 1° in 16 :9 D2-MAC of in een 16:9-systeem dat volledig compatibel is met PAL of SECAM worden uitgezonden, indien het uitzendingen in breedbeeldformaat en 625 lijnen betreft die niet volledig digitaal zijn;2° in HD-MAC worden uitgezonden, indien het HDTV-uitzendingen betreft die niet volledig digitaal zijn;3° een transmissiesysteem gebruiken dat door een erkende Europese normalisatieorganisatie genormaliseerd is, indien het volledig digitale uitzendingen betreft. Exploitanten van elektronische-communicatienetwerken die televisiediensten- of programma's al dan niet digitaal in het breedbeeldformaat ontvangen of heruitzenden, moeten het breedbeeldformaat handhaven.
Interoperabiliteit van televisietoestellen
Art. 85.§ 1. - Analoge televisietoestellen met een integraal beeldscherm waarvan de zichtbare diagonaal groter dan 42 cm is, die te koop of te huur wordt aangeboden, moeten voorzien zijn van ten minste één door een erkende Europese normalisatieorganisatie genormaliseerde aansluitbuis met open interface waarmee eenvoudige aansluiting van randapparatuur mogelijk is, met name verdere decoders en geavanceerde digitale eindapparatuur. § 2. - Digitale televisietoestellen die te koop of te huur worden aangeboden, moeten 1° indien ze een integraal scherm hebben waarvan de zichtbare diagonaal groter is dan 30 cm, zijn voorzien van ten minste één open interface die door een erkende Europese normalisatieorganisatie werd aangenomen of in overeenstemming is met een door de industrie algemeen aanvaarde specificatie en waarmee aansluiting van digitale televisietoestellen en voorwaardelijke toegang mogelijk zijn; 2° indien ze een applicatieprogramma-interface (API) hebben, aan de minimumvoorwaarden voldoen m.b.t. een dergelijke interface die door een erkende Europese normalisatieorganisatie werd aangenomen of in overeenstemming is met een door de industrie algemeen aanvaarde specificatie en die het derden mogelijk maakt onafhankelijk van het transmissieprocédé eigen toepassingen te vervaardigen en te exploiteren.
TITEL 5. - Mediaraad van de Duitstalige Gemeenschap HOOFDSTUK 1. - Algemene bepalingen Rechtsvorm, organen, zittingen
Art. 86.§ 1. - De Mediaraad van de Duitstalige Gemeenschap, hierna Mediaraad genoemd, heeft de rechtspersoonlijkheid. Hij stelt zijn eigen huishoudelijk reglement op die de Regering ter goedkeuring moet worden voorgelegd. § 2. - De organen van de mediaraad zijn de beslissingskamer en de advieskamer.
De Regering benoemt de leden van de beslissingskamer en van de advieskamer en wijst de voorzitter aan.
De voorzitter vertegenwoordigt de Mediaraad bij gerechtelijke en buitengerechtelijke procedures. Hij zorgt voor de lopende zaken van de Mediaraad, bereidt de beslissingen van de beslissingskamer voor en voert haar beslissingen uit. § 3. - De Regering vertrouwt de follow-up van de Mediaraad aan een personeelslid van de Duitstalige Gemeenschap toe. § 4. - De voorzitter roept de beslissingskamer en de advieskamer bijeen wanneer het nodig is. De gewone zittingen geschieden met gesloten deuren.
Mandaat
Art. 87.De duur van het mandaat van de leden van de Mediaraad stemt overeen met de duur van de zittingsperiode van het Parlement van de Duitstalige Gemeenschap. Ze begint in de loop van de drie maanden volgend op de maand waar de verkiezing van het Parlement van de Duitstalige Gemeenschap plaatsvindt. Na afloop van het mandaat leiden de organen van de Mediaraad de zaken totdat de nieuw gekozen organen als gesteld lichaam bijeenkomen.
Het mandaat is hernieuwbaar.
Activiteitenverslag
Art. 88.Jaarlijks stelt de Mediaraad een activiteitenverslag op en dient het bij de Regering van de Duitstalige Gemeenschap en bij het Parlement van de Duitstalige Gemeenschap in. HOOFDSTUK 2. - Beslissingskamer Afdeling 1. - Organisatie
Doeleinden
Art. 89.De beslissingskamer heeft als opdracht, door alle maatregelen bepaald bij dit decreet, volgende doeleinden te bereiken : 1° de belangen van de gebruikers te garanderen, met name die van de gehandicapte gebruikers; 2° een eerlijke en daadwerkelijke mededinging te garanderen, o.a. door efficiënte infrastructuurinvesteringen en innovaties aan te moedigen en door een efficiënt en storingvrij gebruik van frequenties; 3° de ontwikkeling van de interne markt van de Europese Unie te bevorderen en 4° de verscheidenheid van opinie, taal en cultuur te bevorderen. Bij de uitoefening van haar opdrachten houdt de beslissingskamer zoveel mogelijk rekening met de relevante aanbevelingen van de Europese Commissie. Met redenen omklede afwijkingen deelt ze de Europese Commissie mede. Er wordt geen afbreuk gedaan aan artikel 103.
Samenstelling, eedaflegging
Art. 90.De beslissingskamer bestaat uit drie leden, de voorzitter van de Mediaraad inbegrepen. Een plaatsvervangende voorzitter wordt onder de leden van de beslissingskamer door de Regering benoemd.
De leden van de beslissingskamer leggen de eed af die bepaald is in het decreet van 20 juli 1831 betreffende de eedaflegging bij de aanvang der grondwettelijke vertegenwoordigende monarchie.
Persoonlijke voorwaarden en onverenigbaarheden
Art. 91.De leden van de beslissingskamer moeten wetenschappelijke, rechtelijke, economische en technische kennis hebben op het gebied van de media of deskundigen zijn op het gebied van de elektronische communicaties. Ze moeten de burgerlijke en politieke rechten bezitten en meerderjarig zijn.
Mogen niet lid zijn van de beslissingskamer : 1° de volksvertegenwoordigers, senatoren, leden van een Gewest- of Gemeenschapsparlement, van het Europees Parlement of van de Provincieraad, gemeenteraadsleden, leden van de federale Regering, van een Gewest- of Gemeenschapsregering, leden van een Provinciecollege of van een ministerieel kabinet;2° een provinciegouverneur, arrondissementscommissaris of burgemeester;3° de leden van de advieskamer, met uitzondering van de voorzitter;4° elke persoon die een interesse in de onderneming heeft, die elektronische- communicatienetwerken, -apparaten of -diensten aanbiedt, of voor zo'n onderneming rechtstreeks of onrechtstreeks, kosteloos of tegen betaling, diensten verstrekt of functies uitoefent. Redenen van uittreding
Art. 92.Een lid treedt uit de beslissingskamer om volgende redenen : 1° per jaar is het zonder verontschuldiging op meer dan de helft der zittingen afwezig;2° het wordt overeenkomstig artikel 93 door de Regering afgezet. Treedt een lid van de beslissingskamer voortijdig uit, dan dient op grond van de voorschriften inzake benoeming een navolger te worden benoemd om het mandaat te voltooien.
Afzetting
Art. 93.Indien een lid van de beslissingskamer niet meer aan de voorwaarden van artikel 91 voldoet of artikel 108 overtreedt, dan zet de Regering hem af.
Samenwerking met andere overheden
Art. 94.§ 1. - De beslissingskamer werkt samen met : 1° de in artikel 66, lid 1, vermelde mededingingsoverheid;2° de regelgevende instanties van andere economische sectoren;3° de Europese Commissie, inzonderheid overeenkomstig artikel 106;4° een andere regelgevende instantie van België of van een andere lidstaat van de Europese Unie, inzonderheid overeenkomstig artikel 107 en 5° de overheden belast met de bescherming van de consument. De beslissingskamer wisselt in het bijzonder inlichtingen met de andere regelgevende instanties en mededingingsoverheden uit. Er wordt geen afbreuk gedaan aan artikel 108. § 2. -Voor zover het noodzakelijk is voor de vervulling van de hem toegewezen opdrachten kan de Mediaraad overeenkomsten en samenwerkingsakkoorden sluiten met andere Belgische of buitenlandse overheden.
De beslissingskamer kan een beroep doen op deskundigen ten einde haar beslissingen voor te bereiden of om problemen in verband met de regulering te beoordelen.
Bezwaren tegen beslissingen van de beslissingskamer
Art. 95.Elke betrokken partij kan tegen beslissingen van de beslissingskamer beroep aantekenen bij de Raad van State.
Toezicht
Art. 96.De leden van de beslissingskamer zijn niet aan onderrichtingen gebonden. De Regering kan de beslissingskamer echter op maatregelen of nalatingen wijzen die inbreuk doen op dit decreet of op de wetten in het algemeen.
Bij met redenen omkleed besluit kan de Regering de uitvoering van bepaalde, door besluit vastgelegde beslissingen van de beslissingskamer schorsen die inbreuk doen op de wetten. De Regering neemt dit schorsingsbesluit aan binnen dertig kalenderdagen na ontvangst van de beslissing. De Regering brengt de beslissingskamer onmiddellijk op de hoogte ervan. Binnen veertien kalenderdagen vanaf het aannemen van het schorsingsbesluit moet de beslissingskamer de geschorste beslissing dienovereenkomstig wijzigen.
Op verzoek van de Regering dient de beslissingskamer de m.b.t. het waarnemen van het toezicht noodzakelijke inlichtingen te geven en overeenkomstige documenten voor te leggen. Afdeling 2. - Opdrachten
Beginsel
Art. 97.De beslissingskamer vervult de in dit decreet vastgelegde opdrachten.
Beslissingen
Art. 98.De beslissingskamer handelt als college en neemt administratieve beslissingen per consensus. In geval van dringende noodzakelijkheid kan de voorzitter in plaats van de beslissingskamer dringende maatregelen nemen en aangelegenheden regelen die niet kunnen worden uitgesteld. Zulke maatregelen deelt hij de beslissingskamer onmiddellijk mede. De beslissingskamer moet deze maatregelen goedkeuren.
Buitenrechtelijke beslechting van geschillen
Art. 99.Onverminderd de bevoegdheid van de gewone gerechten kunnen geschillen waarbij consumenten betrokken zijn en problemen in verband met een veronderstelde schending van de artikelen 69 en 81 aan de beslissingskamer worden voorgelegd. Ondernemingen die elektronische- communicatienetwerken en -diensten aanbieden, zijn ertoe verplicht aan een dergelijke procedure mede te werken en alle inlichtingen te leveren alsmede alle documenten voor te leggen die noodzakelijk zijn om de aangelegenheid te beoordelen.
De beslissingskamer dient een consensuele oplossing te vinden of haar mening betreffende de aangelegenheid aan de partijen mede te delen.
Daarbij houdt ze rekening met de aanbeveling 98/257/EG betreffende de principes die van toepassing zijn op de organen die verantwoordelijk zijn voor de buitengerechtelijke beslechting van consumentengeschillen.
Beslechting van geschillen tussen ondernemingen
Art. 100.§ 1. - Wanneer geschillen in verband met verplichtingen voortvloeiend uit titel 4 tussen ondernemingen ontstaan die elektronische-communicatienetwerken of -diensten aanbieden, dan neemt de beslissingskamer op verzoek van één der partijen, een bindende met redenen omklede beslissing binnen vier maanden, behoudens in uitzonderlijke gevallen. Er wordt geen afbreuk gedaan aan de bevoegdheid van de gewone gerechten.
De beslissing van de beslissingskamer wordt genomen met het oog op de verwezenlijking van de in artikel 89 vermelde doeleinden. Onverminderd artikel 108 wordt ze overeenkomstig artikel 105 openbaar gemaakt. § 2. - Onverminderd de bevoegdheid van de gewone gerechten kan bij geschillen betreffende de toepassing van titel 4 die tussen partijen van verschillende lidstaten ontstaan en onder de bevoegdheid van nationale regelgevende instanties van op zijn minst twee lidstaten ressorteren, elke partij het geschil bij de bevoegde instanties aanhangig maken. De instanties coördineren hun maatregelen om het geschil te beslechten.
Mededelingsplicht ten opzichte van de Europese commissie
Art. 101.De beslissingskamer deelt de Commissie de namen van de ondernemingen mede die in de zin van dit decreet geacht worden aanmerkelijke marktmacht te bezitten alsmede de hun krachtens dit decreet opgelegde verplichtingen.
De Europese Commissie wordt onverwijld in kennis gesteld van alle wijzigingen van de aan de ondernemingen opgelegde verplichtingen of van de ondernemingen waarop de bepalingen van dit decreet van toepassing zijn.
Verzoek om informatie
Art. 102.Onverminderd andere informatie- en rapportageverplichtingen zijn de exploitanten van openbaar toegankelijke communicatienetwerken, de aanbieders van elektronische-communicatiediensten alsmede de houders van frequentiegebruiksrechten, in het kader van de in dit decreet vastgelegde rechten en verplichtingen ertoe verplicht op verzoek van de beslissingskamer inlichtingen te verstrekken die voor de uitvoering van het decreet en van de relevante internationale voorschriften noodzakelijk zijn. Daaronder worden met name de inlichtingen verstaan die nodig zijn om 1° informatieverplichtingen ten opzichte van de Europese Commissie te kunnen vervullen;2° de in dit decreet vastgelegde voorwaarden en verplichtingen en de aanvragen om toekenning van gebruiksrechten voor radiofrequenties te kunnen controleren;3° een marktanalyse te kunnen uitvoeren;4° passende maatregelen overeenkomstig artikel 121 te kunnen nemen. Raadplegingsprocedure
Art. 103.§ 1. - Binnen een redelijke termijn geeft de beslissingskamer de belanghebbende partijen de gelegenheid om hun advies te geven over de maatregelen ontworpen overeenkomstig dit decreet die aanzienlijke gevolgen voor de betrokken markt hebben. De verhoren en de resultaten ervan worden door de beslissingskamer openbaar gemaakt. Er wordt geen afbreuk gemaakt aan het beschermen van de bedrijfs- en handelsgeheimen van de belanghebbende partijen overeenkomstig artikel 108. Te dien einde richt de beslissingskamer een enkel informatiepunt op waar een lijst met alle lopende verhoren wordt bewaard. § 2. - Daarenboven stelt de beslissingskamer de Europese Commissie alsmede de nationale regelgevende instanties van de lidstaten in kennis van de maatregelen ontworpen overeenkomstig dit decreet, voor zover deze van invloed zijn op de handel tussen de lidstaten. De Europese Commissie en de nationale regelgevende instanties van de lidstaten kunnen hun advies slechts binnen één maand of vóór het verstrijken van een langere krachtens § 1 bepaalde termijn meedelen.
De beslissingskamer houdt zoveel mogelijk rekening met de opmerkingen van de Europese Commissie en van de regelgevende instanties van de andere lidstaten. Ze zendt het eruit voortvloeiende ontwerp aan de Europese Commissie toe.
Indien een ontwerp betrekking heeft op de vaststelling van een relevante markt die verschilt van de markten die in de aanbeveling inzake relevante markten voor producten en diensten, gepubliceerd door de Commissie overeenkomstig artikel 15, lid 1, van de Richtlijn 2002/21/EG van het Europees Parlement en van de Raad van 7 maart 2002 inzake een gemeenschappelijk regelgevingskader voor elektronische-communicatienetwerken en -diensten (Kaderrichtlijn), in hun respectievelijke versie gedefinieerd zijn, of indien één of meerdere ondernemingen aanzienlijke marktmacht bezit en de Europese Commissie binnen de termijn bedoeld in lid 1, zin 2, verklaart dat het ontwerp een belemmering voor de interne markt opwerpt of dat zij ernstige twijfels heeft omtrent de verenigbaarheid van het ontwerp met het gemeenschapsrecht en namelijk met de in artikel 8 van de Kaderrichtlijn vermelde doelstellingen, dan wordt de beslissing omtrent de ontworpen maatregel door de beslissingskamer met nog eens twee maanden uitgesteld. Als de Europese Commissie binnen deze termijn beslist van de beslissingskamer de intrekking van haar ontwerp te verlangen, dan is de beslissingskamer aan deze beslissing gebonden.
Wenst de beslissingskamer de door de Europese commissie voorgestelde wijzigingen te volgen, dan wijzigt ze het ontwerp rekening houdend met de beslissing van de Europese Commissie en zendt het gewijzigd ontwerp aan de Commissie toe.
Indien de beslissingskamer, in uitzonderlijke omstandigheden, oordeelt dat dringend, zonder de procedure bepaald in § 1 en in de leden 1 tot 3 na te leven, moet worden gehandeld teneinde de concurrentie te waarborgen en de belangen van de gebruikers te beschermen, kan zij onmiddellijk evenredige en voorlopige maatregelen vaststellen. Zij deelt die maatregelen onverwijld die maatregelen, samen met een volledige verantwoording, aan de Commissie en aan de overige nationale regelgevende instanties mede. Een beslissing van de beslissingskamer, deze maatregelen permanent te maken of de geldigheidsduur ervan te verlengen, valt onder de bepalingen van § 1 en van de leden 1 tot 3.
Verhoor van belanghebbenden
Art. 104.In alle aangelegenheden betreffende eindgebruikers- en consumentenrechten m.b.t. openbare elektronische-communicatiediensten houdt de beslissingskamer rekening met de standpunten van eindgebruikers en consumenten, voor zover het zinvol is, inzonderheid wanneer die aangelegenheden een belangrijke impact hebben op de markt.
Publicatie van informatie
Art. 105.Onverminderd artikel 108 publiceert de beslissingskamer op internet informatie over rechten, voorwaarden, procedures, administratieve bijdragen en beslissingen betreffende algemene machtigingen, gebruiksrechten en marktregulering. Ze zorgt ervoor dat de informatie voortdurend geactualiseerd wordt. Kan informatie bij andere Belgische organismen of regelgevende instanties worden verkregen, dan zorgt de beslissingskamer voor een gebruikersvriendelijk overzicht van alle inlichtingen.
De beslissingskamer zendt de Europese Commissie een afschrift van alle gepubliceerde informatie inzake marktregulering toe.
Informatieplicht ten opzichte van de Europese Commissie
Art. 106.Onverminderd artikel 108 verstrekt de beslissingskamer de Europese Commissie, op met redenen omkleed verzoek, de informatie die zij nodig heeft om haar taken te vervullen. Wanneer de aan de Europese Commissie te verschaffen informatie betrekking heeft op informatie verstrekt door exploitanten van elektronische-communicatienetwerken en aanbieders van elektronische-communicatiediensten, stelt de beslissingskamer het in kennis van de betrokkenen.
Informatieplicht ten opzichte van een andere Belgische overheid of van een overheid van een andere lidstaat van de EU
Art. 107.Onverminderd artikel 108 verstrekt de beslissingskamer, op met redenen omkleed verzoek van een andere Belgische overheid of van een overheid van een andere lidstaat van de Europese Gemeenschap, de informatie die de bedoelde overheid nodig heeft om haar verplichtingen uit hoofde van het gemeenschapsrecht te kunnen vervullen.
Behandeling van vertrouwelijke bedrijfs- en handelsgeheimen
Art. 108.De beslissingskamer moet de haar ter kennis gegeven bedrijfs- en handelsgeheimen vertrouwelijk behandelen.
Onkosten
Art. 109.De leden van de beslissingskamer verkrijgen een kilometervergoeding en een redelijk presentiegeld vastgelegd door de Regering.
Financiering
Art. 110.De ontvangsten van de beslissingskamer bestaan uit : 1° alle ontvangsten i.v.m. de activiteiten van de beslissingskamer; 2° toevallige inkomsten;3° schenkingen en legaten. Ter dekking van de bestuurskosten kan de beslissingskamer administratieve bijdragen opleggen aan de ondernemingen die een netwerk of een dienst aanbieden of waaraan een gebruiksrecht is toegekend. De Regering legt de nadere modaliteiten vast. Afdeling 3. - Advieskamer
Samenstelling
Art. 111.§ 1. - Bij de samenstelling van de advieskamer is het decreet van 3 mei 2004 tot bevordering van de evenwichtige vertegenwoordiging van mannen en vrouwen in adviesorganen van toepassing.
Behoren tot de groep van de aanbieders in de mediasector : 1° één lid op de voordracht van de Raad van Bestuur van het BRF;2° één lid op de voordracht van een erkende private omroeporganisatie;3° één lid op de voordracht van een erkende lokale radio;4° één lid per erkende regionale radio op de voordracht van de betrokken radio;5° één lid op de voordracht van de geregistreerde kabelmaatschappijen;6° één lid op de voordracht van vereniging zonder winstoogmerk belast met de technische en organisatorische aanwending van het open kanaal en 7° één lid op de voordracht van de met toepassing van het decreet van 7 februari 1994 betreffende de hulp aan de dagbladpers erkende perseenheden; Behoren tot de groep van de mediagebruikers : 1° één lid op de voordracht van de representatieve werknemersorganisaties;2° één lid op de voordracht van de representatieve werkgeversorganisaties of van de organisaties van de middenstand;3° één lid op de voordracht van de in het Duitse taalgebied gevestigde organisaties voor de bescherming van de consument;4° één lid op de voordracht van de Raad voor Volksopleiding en Vormingswerk voor Volwassenen;5° één lid op de voordracht van de Raad van de Duitstalige jeugd;6° één lid op de voordracht van de Bejaardenraad; De voorzitter van de Mediaraad is van rechtswege voorzitter van de advieskamer. § 2. - Voor elk lid wordt een plaatsvervangend lid aangewezen. § 3. - De mandatarissen gekozen binnen het Parlement van de Duitstalige Gemeenschap kunnen voor de lijst waarvoor zij zich kandidaat gesteld hadden, telkens een vertegenwoordiger met raadgevende stem alsmede een plaatsvervangende vertegenwoordiger naar de advieskamer sturen. § 4. - Draagt een voordrachtgerechtigde organisatie geen kandidaat voor, zodat de advieskamer niet kan worden samengesteld overeenkomstig §§ 1 en 2, dan wordt de aanwijzing van de overige leden en plaatsvervangers van de advieskamer alsmede de samenstelling ervan echter als regelmatig beschouwd.
De vacant gebleven mandaten kunnen ook na de installatie van de advieskamer overeenkomstig de in de §§ 1 en 2 vastgelegde procedure bekleed worden.
Persoonlijke voorwaarden en onverenigbaarheden
Art. 112.Kan slechts lid van de advieskamer worden wie aan volgende persoonlijke voorwaarden voldoet : 1° de burgerlijke en politieke rechten genieten;2° meerderjarig zijn. De hoedanigheid van lid is onverenigbaar met die van volksvertegenwoordiger, senator, lid van een Gewest- of Gemeenschapsparlement, van het Europees Parlement of van de Provincieraad, gemeenteraadslid, lid van de federale Regering, van een Gewest- of Gemeenschapsregering, lid van het Provinciecollege of van een ministerieel kabinet, provinciegouverneur, arrondissementscommissaris of burgemeester.
Redenen van uittreding
Art. 113.Een lid treedt uit de advieskamer om volgende redenen : 1° één der in artikel 112, lid 1, vermelde persoonsgebonden voorwaarden is niet meer vervuld of één der in artikel 112, lid 2, vermelde onverenigbaarheden komt voor;2° per jaar is het zonder verontschuldiging op meer dan de helft der zittingen afwezig;3° het in artikel 111, § 1, vermeld lichaam dat de leden voordraagt, trekt het mandaat in. Bij uittreding van een werkend lid beëindigt het plaatsvervangend lid het mandaat. De Regering wijst een nieuw plaatsvervangend lid aan.
Opdrachten
Art. 114.§ 1. - De advieskamer heeft volgende opdrachten : 1° aan de Regering een voorafgaand advies geven over de beslissingen a) betreffende de aanvraag om erkenning van een private televisieomroeporganisatie, overeenkomstig artikel 20;b) betreffende de aanvraag om erkenning van een private radio-omroeporganisatie, overeenkomstig artikel 27;c) betreffende de aanvraag om erkenning van een aanbieder van andere diensten dan geluids- en televisieprogramma's, overeenkomstig artikel 37;d) betreffende het opstellen van de in artikel 14 vermelde lijst van de buitengewone evenementen;e) betreffende het verzet tegen de uitzending van een televisieprogramma, zoals bedoeld in artikel 79, § 1, 2°;f) betreffende het verzet tegen de uitzending van geluidsprogramma's of de verstrekking van andere diensten dan geluids- en televisieprogramma's, zoals bedoeld in artikel 79, § 2;g) betreffende het verbod van de uitzending van geluidsprogramma's of de verstrekking van andere diensten dan geluids- en televisieprogramma's, zoals bedoeld in artikel 80, § 2;h) vóór de vastlegging van het gebruiksreglement bedoeld in artikel 16, § 4, lid 1;2° een advies uit te brengen vóór de toepassing van één der in artikel 120 opgenomen administratieve sancties.De advieskamer brengt zo'n advies uit : a) uit eigen beweging, als zij vaststelt dat de bepalingen van voorliggend decreet en de uitvoeringsbepalingen overtreden worden;b) op verzoek van de Regering;c) op verzoek van een natuurlijke of rechtspersoon die overtredingen van de bepalingen van voorliggend decreet en van de uitvoeringsbepalingen signaleert. Het advies omvat een met redenen omkleed voorstel tot toepassing van één der in artikel 120 opgenomen administratieve sancties; 3° modelontwerpen voor plichtenleervoorschriften inzake media uitwerken, o.a. wat de bescherming van de minderjarigen en de reclame betreft. Die modelontwerpen worden aan de verscheidene exploitanten in de mediasector toegezonden; 4° adviezen uitbrengen over : a) de inhoud van de programma's en de algemene programmatie van het BRF, die aan de beheerraad van het BRF worden overgemaakt met toepassing van de wet van 16 juli 1973 waarbij de bescherming van de ideologische en filosofische strekkingen gewaarborgd wordt; b) andere thema's i.v.m. de media die de Regering de advieskamer voorlegt, voor zover deze thema's niet onder de bevoegdheid van de beslissingskamer vallen; 5° bezwaren, suggesties en voorstellen onderzoeken die de media in de Duitstalige Gemeenschap betreffen en die de advieskamer door een natuurlijke of rechtspersoon voorgelegd werden, voor zover deze thema's niet onder de bevoegdheid van de beslissingskamer vallen. Naast haar adviesfunctie kan de advieskamer als bemiddelaar optreden bij belangenconflicten die tussen aanbieders in de mediasector en mediagebruikers; 6° voor elk mandaat een verslag over het medialandschap in de Duitstalige Gemeenschap opstellen dat o.a. de balancering van de programma's, de verdediging van de opinieverscheidenheid wat de programma's betreft die door de private radio's en de erkende televisieomroeporganisaties worden uitgezonden, de invloeden van de technische ontwikkeling op het medialandschap alsmede de economische betekenis van het medialandschap behandelt. § 2. - De in § 1, 1°, vermelde adviezen moeten binnen een termijn van drie maanden na het verzoek worden uitgebracht; zo niet worden ze geacht uitgebracht te zijn.
Uitgebrachte stemmen
Art. 115.Een advies wordt bij meerderheid van stemmen uitgebracht.
Stemonthoudingen worden niet toegelaten. Bij staking der stemmen is de stem van de voorzitter beslissend.
Wordt geen meerderheid van stemmen noch een staking der stemmen bereikt in de groep van de aanbieders in de mediasector of in de groep van de mediagebruikers, is de betrokken groep gemachtigd een minderheidsadvies uit te brengen.
Kosten
Art. 116.§ 1. - De werkingskosten van de advieskamer vallen ten laste van de begroting van de Duitstalige Gemeenschap. § 2. - De leden van de advieskamer verkrijgen een presentiegeld en een kilometervergoeding.
De Regering legt de modaliteiten voor de toekenning van deze vergoedingen vast.
TITEL 6. - Bioscoophouders Subsidiëring van bioscoophouders en bevordering van hun projecten
Art. 117.De Duitstalige Gemeenschap bevordert de verwezenlijking van de in het tweede lid, 2°, bedoelde projecten van de bioscoophouders door binnen de perken van de beschikbare begrotingsmiddelen een jaarlijkse toelage ten belope van euro 17.500 toe te kennen.
Om die toelage te verkrijgen moeten de bioscoophouders aan volgende voorwaarden voldoen : 1° elke bioscoophouder moet jaarlijks ten minste 200 filmprojecties in het gewoon 35mm-bioscoopformaat uitvoeren;2° samen een overeenkomst voorleggen tot regeling van de samenwerking, inzonderheid met het oog op de jaarlijkse organisatie van cineforums en cinedagen, alsmede van de projectie van ten minste 4 promotiekopiën per jaar. De toelage bedoeld in het eerste lid wordt onder de deelnemende bioscoophouders in gelijke mate verdeeld na voorlegging van de bewijsstukken voor de kosten aangegaan in het kader van het project bedoeld in lid 2, 2°.
Verhogingen
Art. 118.De toelage bedoeld in artikel 117 wordt ten hoogste met 20% verhoogd, als de gemeente waar het bioscoop van de bioscoophouder gelegen is, in het kader van een overeenkomst gesloten met de Duitstalige Gemeenschap aan de financiering van de infrastructuur-, werkings- of personeelskosten deelneemt die de bioscoophouder m.b.t. de exploitatie van een bioscoop aangaat.
Coëfficiënt
Art. 119.Met het oog op de aanpassing aan de beschikbare begrotingskredieten kan de Regering de bedragen bedoeld in de artikelen 117 en 118 met een coëfficiënt vermenigvuldigen.
TITEL 7. - Sancties Afdeling 1. - Administratieve sancties
Sanctie van de bepalingen van de titels 2 en 3
Art. 120.Worden de bepalingen van de titels 2 en 3 van dit decreet, de uitvoeringsbepalingen ervan en de wetten betreffende de radio-omroep niet nageleefd, dan kan de Regering erkende televisieomroeporganisaties, private radio-omroeporganisaties en aanbieders van andere diensten dan radio- en televisieprogramma's, na het advies van de advieskamer ingewonnen te hebben, volgende sancties opleggen : 1° een waarschuwing;2° de publicatie van een bericht in de pers;3° de voorlopige schorsing, de verkorting of de intrekking van de erkenning na de betrokken organisatie verhoord te hebben; 4° de uitbetaling van een administratieve geldboete van euro 2.500 tot euro 25.000 na de betrokken organisatie verhoord te hebben.
Indien de erkenning wordt ingetrokken, beloopt de termijn totdat de intrekking van toepassing wordt ten minste 6 maanden.
Sanctie van de bepalingen van de hoofdstukken 2 en 3 van titel 4
Art. 121.§ 1. - Indien de beslissingskamer vaststelt dat er niet voldaan wordt aan de overeenkomstig de hoofdstukken 2 en 3 van titel 4 opgelegde verplichtingen geeft zij de betrokken onderneming de gelegenheid haar standpunt kenbaar te maken of een eind te maken aan eventuele inbreuken : 1° binnen een maand na de mededeling of 2° binnen een kortere termijn onderhandeld met de onderneming of door de beslissingskamer bepaald in geval van herhaalde inbreuken, of 3° binnen een langere termijn bepaald door de beslissingskamer. Indien de onderneming binnen de in lid 1 genoemde termijn geen eind maakt aan de inbreuken, dan neemt de beslissingskamer de passende maatregelen om de naleving van de voorwaarden te verzekeren. De met redenen omklede beslissing wordt de onderneming binnen een week medegedeeld. De onderneming wordt daarbij een redelijke termijn toegestaan om aan de maatregelen te voldoen.
Onder « passende maatregelen » zoals bepaald in lid 2 verstaat men : 1° een waarschuwing;2° de publicatie van een bericht in de pers; 3° de inbeslagneming van de faciliteiten of 4° de betaling van een administratieve geldboete van euro 2.500 tot euro 25.000. § 2. - Bij ernstige en herhaaldelijke niet-nakoming van de overeenkomstig de hoofdstukken 2 en 3 van titel 4 opgelegde verplichtingen kan de beslissingskamer verbieden elektronische-communicatienetwerken of -diensten verder aan te bieden of de frequentiegebruiksrechten opschorten of intrekken, voor zover de overeenkomstig § 1 passende maatregelen zonder gevolg zijn gebleven.
In geval van directe of ernstige bedreiging van de openbare orde, de openbare veiligheid of de volksgezondheid kan de beslissingskamer voorlopige spoedmaatregelen nemen. § 3. - Onverminderd § 1 kan de beslissingskamer de betaling van een administratieve geldboete van euro 2.500 tot euro 25.000 bevelen, wanneer een onderneming haar verplichtingen overeenkomstig artikel 102 niet nakomt binnen de door de beslissingskamer bepaalde termijn.
Gemachtigde ambtenaar
Art. 122.De Regering wijst een ambtenaar aan die belast is met de invordering van de te betalen geldboeten alsmede met de inbeslagneming. Hij is gemachtigd een bevelschrift op te maken dat uitvoerbaar is binnen acht dagen na de betekening aan de schuldenaar.
De gerechtsdeurwaarder voert het bevelschrift uit in de vormen bepaald door het Gerechtelijk Wetboek. Afdeling 2. - Strafmaatregelen
Uitzending zonder erkenning
Art. 123.Wie wetens geluids- en televisieprogramma's uitzendt zonder de vereiste erkenning te bezitten of wiens erkenning geschorst of ingetrokken is, wordt met een geldboete van euro 100 tot euro 100.000 gestraft.
Oneerlijke reclame
Art. 124.Wie reclame, telewinkelen of gesponsorde programma's uitzendt die de artikelen 6 tot 10, 15 en 19 overtreden, wordt met een geldboete van euro 100 tot euro 100.000 gestraft.
Diensten gebaseerd op voorwaardelijke toegang
Art. 125.Elke persoon die toestellen, toestellen-onderdelen of computerprogramma's vervaardigt, ontwerpt, invoert, verkoopt, verhuurt, installeert, onderhoudt, vervangt, in haar bezit heeft met winstgevende doeleinden of het op de markt brengen ervan op enigerlei wijze bevordert, wordt met een geldboete van euro 100 tot euro 100.000 gestraft, indien die persoon ernaar streeft : 1° de toegang tot een omroepdienst mogelijk te maken, die uitsluitend via een systeem voor voorwaardelijke toegang wordt aangeboden;2° bedrieglijk televisieprogramma's te ontvangen die via een kabelnet worden uitgezonden. Elke persoon die de in het eerste lid vermelde toestellen, toestellen-onderdelen of computerprogramma's koopt, huurt of bezit met het in hetzelfde lid, punten 1 en 2, bedoelde doeleinde, wordt ook met een geldboete van euro 100 tot euro 100.000 gestraft.
Verboden programma's
Art. 126.Wie geluids- of televisieprogramma's uitzendt die artikel 4 overtreden, wordt gestraft met een geldboete van euro 500 tot euro 500.000.
Slotbepaling
Art. 127.De bepalingen van Boek I van het Strafwetboek, Hoofdstuk VII inbegrepen, en van artikel 85 zijn van toepassing op de in de artikelen 123 tot 126 bedoelde misdrijven.
TITEL 8. - Slotbepalingen Europese clausule
Art. 128.Dit decreet dient ertoe de volgende richtlijnen om te zetten, voor zover ze onder de bevoegdheid van de Duitstalige Gemeenschap vallen : 1° Richtlijn 89/552/EEG van de Raad van 3 oktober 1989 betreffende de coördinatie van bepaalde wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in de Lid-Staten inzake de uitoefening van televisie-omroepactiviteiten, gewijzigd bij de Richtlijn 97/36/EG;2° Richtlijn 98/84/EG van het Europees Parlement en de Raad van 20 november 1998 betreffende de rechtsbescherming van diensten gebaseerd op of bestaande uit voorwaardelijke toegang;3° Richtlijn 2002/21/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 maart 2002 inzake een gemeenschappelijk regelgevingskader voor elektronische-communicatienetwerken en -diensten (Kaderrichtlijn);4° Richtlijn 2002/20/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 maart 2002 betreffende de machtiging voor elektronische-communicatienetwerken en -diensten (Machtigingsrichtlijn);5° Richtlijn 2002/19/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 maart 2002 inzake de toegang tot en interconnectie van elektronische-communicatienetwerken en bijbehorende faciliteiten (Toegangsrichtlijn);6° Richtlijn 2002/22/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 maart 2002 inzake de universele dienst en gebruikersrechten met betrekking tot elektronische-communicatienetwerken en -diensten (Universeledienstrichtlijn). Overgangsbepalingen
Art. 129.De vergunningen toegekend krachtens het tot nu toe vigerend recht blijven geldig voor de oorspronkelijk vastgelegde termijn, zonder dat het een stilzwijgende verlenging tot gevolg heeft. Bij vergunningen die private radio-omroeporganisaties voorlopig toegekend werden op grond van het tot nu toe vigerend recht, zijn de bepalingen van dit decreet betreffende de frequentiegebruiksrechten van toepassing vanaf het ogenblik waarop de voor de voorlopige vergunning vastgelegde termijn afloopt.
De op het ogenblik van de inwerkingtreding van dit decreet lopende administratieve procedures moeten tot een goed eind worden gebracht overeenkomstig de bepalingen van voorliggend decreet.
Elektronische-communicatienetwerken of -diensten die tot nu toe niet moesten worden geregistreerd, echter het voortaan zullen moeten overeenkomstig dit decreet, moeten na de inwerkingtreding van dit decreet onmiddellijk overeenkomstig artikel 46 worden geregistreerd.
Opheffingsbepalingen
Art. 130.Onverminderd artikel 129 wordt het decreet van 26 april 1999 over de media, gewijzigd bij het programmadecreet van 23 oktober 2000, het decreet van 17 april 2001, het programmadecreet van 7 januari 2002, het programmadecreet van 3 februari 2003, het decreet van 3 mei 2004 en het programmadecreet van 21 maart 2005, opgeheven.
Het besluit van de Regering van 7 september 2000 tot uitvoering van het decreet over de media van 26 april 1999 blijft van toepassing voor zover het voorliggend decreet niet overtreedt.
Machtiging
Art. 131.§ 1. - Vóór 31 maart 2006 kan de Regering bepalingen van dit decreet opheffen, aanvullen, wijzigen of vervangen, om alle noodzakelijke maatregelen te nemen met het oog op de naleving van de verplichtingen voortvloeiend uit Europese richtlijnen. § 2. - Het in § 1 genoemde ontwerp van besluit is aan het advies van de wetgevingsafdeling van de Raad van State onderworpen.
Dit advies wordt tezamen met het verslag aan de Regering en het overeenkomstige besluit bekendgemaakt. § 3. - Wordt het in § 1 vermeld besluit van de Regering binnen vijftien maanden na zijn bekendmaking in het Belgische Staatsblad niet door het Parlement bekrachtigd, dan wordt het geacht opgeheven te zijn.
Inwerkingtreding
Art. 132.Dit decreet treedt in werking de dag waarop het wordt aangenomen.
Wij kondigen dit decreet af en bevelen dat het door het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt wordt.
Gegeven te Eupen op 27 juni 2005.
K.-H. LAMBERTZ, Minister-President van de Regering van de Duitstalige Gemeenschap, Minister van Lokale Besturen B. GENTGES, Vice-Minister-President van de Regering van de Duitstalige Gemeenschap, Minister van Vorming en Werkgelegenheid, Sociale Aangelegenheden en Toerisme O. PAASCH, Minister van Onderwijs en Wetenschappelijk Onderzoek Mevr. I. WEYKMANS, Minister van Cultuur en Media, Monumentenzorg, Jeugd en Sport _______ Nota's (1) Zitting 2004-2005. Stukken van het parlement. - 35 (2004-2005) 1 : Ontwerp van decreet 35 (2004-2005) 2 : Amendementen + erratum 35 (2004-2005) 3 : Tekst aangenomen door de Commissie II voor cultuur 35 (2004-2005) 4 : Amendement van de tekst aangenomen door de Commissie 35 (2004-2005) 5 : Verslag Integraal verslag. - Bespreking en aanneming. Vergadering van 27 juni 2005